Vakblad Asset Management
SUSTAINABILITY
waar duurzaamheid een onderdeel van is
Dienstverlening
Informatietechnologie
Waterstofproductie, Onderhoud, Groene Energie
waar duurzaamheid een onderdeel van is
Dienstverlening
Informatietechnologie
Waterstofproductie, Onderhoud, Groene Energie
OPTIMOL LUBRICATION, UW OFFICIËLE DISTRIBUTEUR VOOR CASTROL INDUSTRIAL & MEMOLUB IN NEDERLAND.
HIGH-PERFORMANCE SMEERMIDDELEN AUTOMATISCHE SMEERSYSTEMEN
VLOEISTOFBEHEER INDUSTRIE 4.0
METAALBEWERKINGSVLOEISTOFFEN
OPTIMOL-LUBRICATION.COM
VAM is het vakblad voor Asset Management in Nederland.
Concept en realisatie
Elma Media B.V.
Keizelbos 1, 1721 PJ Broek op Langedijk 0226 33 16 00 www.elma.nl
Art Direction
Elma Media B.V.
Hoofdredacteur
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO
VAM is een uitgave van de NVDO
Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud
Lange Schaft 7G
Postbus 138, 3990 DC Houten
030 634 60 40 www.nvdo.nl info@nvdo.nl
VAM is een samenwerking met
itanks.eu
safetydelta.nl
nevap.nl
Mensen krijgen hun inspiratie vooral van goede voorbeelden in plaats van doemscenario’s. Of, zoals Van Kooten en De Bie het decennia geleden al probeerden uit te leggen dat doemdenkers anders zijn dan positivo. En dat is natuurlijk nog steeds zo.
Als mijn buurman een warmtepomp installeert en daarmee een enorme energiewinst maakt en vervolgens zijn enthousiasme met mij deelt, ben ik eerder geneigd er ook eens serieus naar te kijken dan wanneer ik elke dag in het nieuws moet vernemen dat we in een energiecrisis zitten. Doemverhalen houden overigens sowieso mijn aandacht niet lang vast.
Maar wat houdt dan wel mijn aandacht vast? Nou, ik noem Danone die in 1972 al koos voor een tweesporige strategie die moest bijdragen aan het welzijn van mens en milieu. Na de eeuwwisseling besloten ze hun strategie aan te sluiten op de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties, een ambitie die terugkomt in hun slogan ‘One Planet. One Health’. En tegenwoordig is Danone Zuivel Nederland zelfs aangesloten bij 20 andere B CorpTM gecertificeerde Danone entiteiten over de hele wereld waarmee ze gezamenlijk 30% van de wereldwijde omzet vertegenwoordigen. Zo is Danone een stap dichterbij de ambitie om medio 2030 één van de eerste B CorpTM gecertificeerde multinationals ter wereld te worden. Kijk, dat is nou wat ik noem positief nieuws.
Auteurs
Pieter Pulleman (Groene waterstofproductie en Toekomst bij RWE)
Laura van der Linde, Mainnovation (Asset Management;Vuile Uren)
iTanks (Inspire: Dienstverlening en Duurzaamheid)
Ian van den Brink, NVDO (Ontmoet en Batterijlocomotief)
Arjan van Dijk, SDN (Veilig Werken)
Evi Husson (B Corporation met Moonen Packaging)
Barbara van Baarsel, NEVAP (Vastgoedxploitatie in de praktijk)
Ellen den Broeder-Ooijevaar (alle overige artikelen)
Druk
Elma Media B.V.
Advertentie-exploitatie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek - Sales Manager
0226 33 16 67 - s.snoek@elma.nl
Wim de Bie zou vast een beetje jaloers geweest zijn op een niet door hem internationaal bedacht woord, nota bene uitgerold in zijn geboortestad Den Haag: PlastiCity. Den Haag werkt namelijk aan oplossingen om meer plastic afval te recyclen (verwerken om opnieuw te kunnen gebruiken). Daarom doet de gemeente mee aan het Europese project PlastiCity. Bedrijven kunnen hun plastic scheiden en in een elektrische bakfiets laten ophalen. Positief nieuws waar je als bedrijf natuurlijk graag aan mee wilt werken.
Positief nieuws delen we bij de NVDO graag. Bijvoorbeeld samen met Nevap waar we een korte serie podcasts mee maken. De laatste aflevering van ‘Oor voor Onderhoud’ staat in het teken van Sustainability; meer dan Duurzaamheid alleen! We gaan erover in gesprek met twee professionals: Stephan Kerperien Senior vastgoedadviseur bij PVM en Wouter Winters eigenaar van Pidzh. Duidelijk wordt dat sustainability en duurzaamheid niet hetzelfde zijn!
Misschien zou Wim de Bie trots op deze editie van VAM zijn. Trots omdat de inhoud voer is voor positivo’s. Trots omdat de praktijkverhalen de crisis een beetje het hoofd bieden. Na het lezen van deze VAM-editie zou Wim de Bie beslist hebben gezegd; “Wat heeft u een leuke lach, mag ik even naast u blijven staan” ?
Ellen den Broeder-Ooijevaar, Hoofdredacteur VAM en Verenigings Manager NVDORecentelijk heeft de Europese Commissie een nieuw wetsvoorstel gepubliceerd: ‘Promote Repair and Reuse’, als onderdeel van de Europese Green Deal. Het voorstel heeft als doel reparatie boven het vervangen van apparaten te plaatsen en geeft consumenten extra middelen om hun kapotte goederen gemakkelijker te laten repareren. Daarnaast introduceert de Commissie een nieuw ‘Recht op Reparatie’, zodat reparatie zowel binnen als buiten de wettelijke garantietermijn gemakkelijker moet worden.
De Europese Commissie ziet dat in de afgelopen jaren bij defecte producten vaak de voorkeur werd gegeven aan vervanging boven reparatie. Ook worden consumenten tot op heden onvoldoende gestimuleerd om hun goederen te repareren. Met tot gevolg een steeds grotere hoeveelheid afval. Het doel van het wetsvoorstel is om de duurzame consumptie gedurende de hele levenscyclus van een product te bevorderen, zodat consumenten defecte goederen gemakkelijker en goedkoper kunnen repareren, afval wordt verminderd en de reparatiesector wordt gestimuleerd.
Bovenstaande geldt voorlopig alleen voor consumentengoederen, maar voor de industrie, onroerend goed sector en infra zou een soortgelijke wetgeving ook van toepassing kunnen worden.
• Bij een bouwvergunning beoordelen of en in hoeverre een gebouw reparabel of in delen vervangbaar is
• Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning bekijken of en in welke mate de onderhoudsplannen toereikend zijn ter voorkoming van incidenten
• Bij investeringsaanvragen beoordelen of een installatie of delen ervan hergebruikt kunnen worden. Sloop- en verwerkingskosten volledig in het investeringsbedrag meenemen; inclusief de stikstof depositie en andere impact op de omgeving
Naar verwachting zal het bedrijfsleven terugschrikken van dergelijke wetgeving, maar zoals bij eerdere milieu- en veiligheidswetgeving het geval is geweest, betaalt dit zich uiteindelijk dubbel en dwars terug door besparing van grondstoffen en materialen, betere beschikbaarheid en minder incidenten.
Nadenken over levensduurverlengend onderhoud, doelmatige onderhoudsplannen en zorgen dat installaties, equipment en componenten hierin reparabel zijn, is de essentie van duurzame inzetbaarheid van Assets. Duurzame inzetbaarheid van assets staat wat mij betreft los van de materialen waarvan de assets zijn gemaakt en of deze wel of niet recyclebaar zijn. Dit is een minstens zo belangrijk onderwerp, maar hoort eerder thuis in overwegingen ten aanzien van circulariteit en materiaalkeuze. Ik voorzie een thema voor een van de volgende VAM’s.
Bas Kimpel Voorzitter‘ ’ ‘Duurzame inzetbaarheid van assets staat wat mij betreft los van de materialen waarvan de assets zijn gemaakt’
Werken bij een bedrijf dat impact maakt, dat vind ik belangrijk > Sinds zijn leven op zee heeft Winters verschillende rollen bekleed. “In eerste instantie ben ik aan de slag gegaan als Maintenance Engineer bij Phillips.
40
EuroMaintenance 2023 46
Wilgen kunnen een positieve bijdrage leveren aan de circulaire (hout)economie 55
Cursuskalender 60
Roel Winters
Wat Maintenance Engineer
Na de Havo lonkte het avontuur voor Roel Winters die met succes de opleiding tot Maritieme Officier doorliep. Van landrot, die geen idee had wat de afmetingen van een schip waren, naar een bijzondere positie op de arbeidsmarkt toen Winters na zes en een half jaar stopte met varen omdat zijn oudste zoon werd geboren.
Sinds zijn leven op zee heeft Winters verschillende rollen bekleed. “In eerste instantie ben ik aan de slag gegaan als Maintenance Engineer bij Phillips. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met een structurele vorm van onderhoud en heb ik me bezig gehouden met Maintenance Engineering, wat inmiddels veel omvangrijker is dan toen”. Voordat hij bij Vitens terecht kwam is Winters nog een tijd Maintenance Consultant bij MaxGrip geweest en heeft hij de rol als Maintenance Engineer ook bij de Nederlandse Spoorwegen bekleed.
Waar het over Sustainability gaat is zijn functie als engineer Duurzame Energiesystemen bij RENDO groep de meest innovatieve periode. “In die tijd hebben we ontzettend veel toffe dingen gedaan, we waren volop aan het pionieren met zaken die nu in de klimaatakkoorden staan. Neem bijvoorbeeld Smart Grids voor warmte, die waren nog helemaal niet in de belevingsfase, en dat terwijl maar liefst 40% van onze energievraag uit warmte bestaat”.
Dat bij Vitens Sustainability belangrijk is, is wel duidelijk. “We hebben namelijk als doel; Elke Druppel Duurzaam en dat willen we uiterlijk in 2030 bereiken. Maar, Sustainability is meer dan alleen duurzaam drinkwater produceren. Het is ook het benutten van de installaties en assets voor de gehele levensduur en deze niet voortijdig afdanken of onjuist onderhouden. Daarnaast is de menselijke kant enorm belangrijk; wanneer je geen aantrekkelijke werkgever bent, kan je nooit op de duurzame inzet van je personeel
rekenen. En, wat dacht je van de gebieden waar we drinkwater winnen? Deze liggen vaak dicht in de buurt van woningen en Vitens zorgt ervoor dat omwonenden in deze gebieden kunnen wandelen en recreëren. Ook dat is een vorm van Sustainability”.
Als Maintenance Engineer houdt Winters zich natuurlijk met die assets bezig. “We onderhouden de installaties zoals ze zijn en we verbeteren ze waar dat kan. Zo zijn Onderhoud en Asset Management essentiële onderdelen om onze doelstelling te behalen. Je kan het namelijk hebben over het duurzaam opwekken van energie met zonnepanelen en het uitstellen van watertransport tot de meest duurzame momenten op de dag, maar langdurig met je assets omgaan is minstens zo belangrijk. Eigenlijk werk je aan de beschikbaarheid van materialen. Stel dat een pomp niet beschikbaar is, dan kan het zijn dat je een andere pomp in moet zetten die meer stroom verbruikt, sneller slijt en eerder vervangen moet worden. Dat zorgt op zijn beurt voor meer CO2 uitstoot”.
In zijn privéleven gaat de passie voor Sustainability verder dan alleen het installeren van zonnepanelen en een zonneboiler. Winters helpt lokale duurzame energiecorporaties met het vertalen van de techniek naar een brochure die door communicatieadviseurs gebruikt kan worden. Laatst heeft hij samen met de Rabobank ledenraad een boost gegeven aan elektrische deelauto’s. “Puur hobbymatig probeer ik zo met gelijkgestemden iets te betekenen voor de omgeving”. <
‘ ’ ‘Werken bij een bedrijf dat impact maakt, dat vind ik belangrijk’
De CO2-uitstoot moet omlaag en daarmee het gebruik van fossiele brandstoffen. Ook wet- en regelgeving dwingen daartoe, onder meer door stijgende CO2-beprijzing. Groene waterstof is het antwoord om de koolstofatoom te vervangen, geloven ze bij HyCC. “De schaalgrootte neemt toe en de kostprijs daalt”.
HyCC (the Hydrogen Chemistry Company) heeft meerdere projecten voor groene waterstof-fabrieken in ontwikkeling, waaronder de 20 megawattfabriek Djewels in Delfzijl, een 250 megawattproject samen met BP in Rotterdam, een 100 megawattplan in IJmuiden met Tata Steel en Port of Amsterdam en een 500 megawattfabriek in Amsterdam.
> Bio-kerosine. Begin dit jaar is er ook een order geplaatst voor de 40 megawattfabriek H2eron in Delfzijl. H2eron zal groene waterstof leveren aan het naastgelegen SkyNRG. Dat bedrijf gebruikt de waterstof voor de productie van 100.000 ton bio-kerosine (sustainable avation fuel – SAF) per jaar. Dat is voldoende voor ruim
1.000 vluchten tussen Amsterdam en New York en zorgt voor een ruim 85 procent lagere CO2-uitstoot dan bij het gebruik van gewone kerosine.
> Grijs, blauw, paars en groen. Eerst even een korte waterstof-opfriscursus. Grijze waterstof wordt gemaakt met behulp van olie, gas of steenkool. Voor elke kilo grijze waterstof komt er 7 kilo CO2 vrij. 99 procent van alle waterstof die in Nederland wordt gemaakt, is grijs. De Nederlandse industrie produceert en gebruikt al heel lang, voornamelijk grijze, waterstof. Hierbij komt ongeveer 13 megaton CO2 per jaar vrij (bron: Milieu Centraal). Blauwe waterstof is grijze waterstof waarbij de vrijgekomen CO2 grotendeels wordt
opgevangen en opgeslagen, bijvoorbeeld in lege gasvelden onder de zeebodem. Paarse waterstof wordt gemaakt met kernenergie. Als je waterstof produceert door water (H2O) met behulp van groene stroom te splitsen in waterstof (H2) en zuurstof (O2), komt er geen CO2 vrij. Dat is de groene variant en daarvoor staat HyCC aan de lat.
> 100 gigawatt. De Europese Commissie heeft zich tot doel gesteld om in 2030 zo’n 100 gigawatt aan groene waterstof productiecapaciteit binnen de EU te hebben waarmee jaarlijks 10 miljoen ton aan groene waterstof kan worden opgewekt. “Als je bedenkt dat we binnen de EU nu op zo’n 50 Megawatt zitten, waarvan 20 nog in de opstartfase verkeert, dan weet je dat er nog veel te doen is”, zegt Victor Salet, director Technology & Supply Chain bij HyCC. Hiervoor was hij Site Director van de chloorfabriek van Nobian in Rotterdam, de grootste single-line elektrolyzer van Europa.
> Energie-intensieve industrie. HyCC is een joint venture tussen chemiebedrijf Nobian en de Green Investment Group. Het bedrijf werd eind 2021 opgericht als aparte entiteit om voldoende focus te kunnen aanbrengen in de waterstofprojecten en bij het aantrekken van het benodigde kapitaal. De oorsprong van de waterstofambities gaat eigenlijk terug tot de chloorproductie van AkzoNobel, licht Salet toe. “Daarvoor gebruikten we al elektrolyse. Waterstof was destijds een bijproduct, maar nu het speelveld verandert is groene waterstof een cruciale factor in de energietransitie”. HyCC focust daarbij op de energie-intensieve industrie, zoals raffinaderijen en staalproducenten.
> Atmosferische alkaline elektrolyzer. H2eron in Delfzijl ontvangt straks duurzame stroom uit zonnepanelen en wind op zee. Transformatoren en gelijkrichters zetten de elektriciteit om naar de juiste spanning, die daarna in waterelektrolysecellen het water splitst in zuurstof en waterstof met behulp van de atmosferische al-
kaline elektrolyzer. De H2eron-installatie bestaat uit meerdere stacks die elk enkele honderden elektrolysecellen bevatten. Dat zorgt voor een capaciteit van 40 megawatt, waarmee de fabriek 700 kilo waterstof per uur kan produceren. De waterstof wordt gezuiverd, op druk gebracht, gedroogd en vervolgens geleverd aan SkyNRG.
> Veilig en betrouwbaar. Het splitsen van het water in waterstof en zuurstof kan met verschillende technieken, zoals PEM (Protone Exchange Membrane) en AEM (Anion Exchange Membranes). De ‘vaste oxide’-elektrolyzer is een optie, en het kan ook met hoge/ lagedruk alkaline, legt Salet uit. “Er zijn meerdere opties, maar niet alle zijn op industriële schaal toe te passen. Voor H2eron kozen we daarom de atmosferische alkaline elektrolyzer van de Noorse leverancier NEL. Een techniek die stamt uit 1927, maar wel een die constant werd doorontwikkeld en waarmee we veilig en betrouwbaar kunnen werken”. Het kan zijn dat HyCC voor andere fabrieken een andere technologie kiest, zegt Salet. “We zijn een operator. We willen niet investeren in één technologie. We weten ook nog niet wat de ‘winnende’ techniek zal zijn. Tegelijkertijd wil je wel zo veel mogelijk standaardiseren; één type pomp, één type afsluiter, zo min
H2eron Foto: HyCCmogelijk onderdelen op voorraad en zo laag mogelijke operationele kosten. We kijken dan ook met een portfolioblik. Dus in de ontwerpfase al kijken hoe we zo slim en veilig mogelijk in bedrijf kunnen”.
> Autonome fabrieken. Een groot verschil met een traditionele chloorfabriek is dat de nieuwe waterstoffabrieken van HyCC zo veel mogelijk autonoom moeten worden. “De fabriek moet meebewegen met de natuur. De stroom komt van zonneparken en windparken; als er weinig aanbod is, moet de productie automatisch minderen. Dat hebben we al toegepast bij onze 200 megawatt chloor-alkali elektrolyzer in Rotterdam en het kan. We hebben verschillende zaken op het gebied van operations en asset management uitgeprobeerd, zoals het automatisch op- en afschalen afhankelijk van het stroomaanbod. De volgende vraag is dan: welk effect heeft dat op- en afschakelen voor de installatie en het onderhoud? We zijn immers gewend aan base loads. In de toekomst gaan we waarschijnlijk werken met wind- en zonprofielen. Je hebt dus goede, betrouwbare systemen nodig. Onderhoud is daarin cruciaal; we gaan nieuwe zaken leren, zeker ook als fabrieken minder bemand zullen zijn en we meer moeten vertrouwen op sensoren”.
> Standaardiseren. Het onderhoud (en ook operations) wordt daarom vanaf het begin in de projectplannen betrokken, zegt Salet. “Slim onderhoud zit ‘m voor een deel in het standaardiseren van het hele portfolio. Ook een goed ontwerp is belangrijk: zijn alle componenten goed bereikbaar? Verder zullen we straks met een vaste aannemer werken voor het onderhoud. We zullen veel doen met sensoren en inspecties. Welke beschikbaarheid willen we en welke set-up hoort daarbij? Heb je twee of vier compressoren nodig, bijvoorbeeld. En welk type wil je dan, in verband met het gewenste niveau van standaardisering over het portfolio. Het blijft een hele chemische fabriek, met compressie, elektrische systemen, waterbehandeling, een warmtevracht die je moet behandelen. Sommige daarvan zijn standaard technieken, maar er zitten ook nieuwigheden in. Dat is deels het geheim van de smid. Lage druk-alkaline is
een bewezen techniek waardoor autonoom op- en afregelen, automatische start/stop en remote bedienen mogelijk zijn. Automatiseren is ook nodig om de benodigde schaalgrootte te halen voor het realiseren van de businesscase”.
> Geen grote stops. Grote stops wil HyCC vermijden. “De fabriek wordt zo opgezet met parallelle lijnen dat als we deels stil gaan, toch kunnen blijven produceren. Een elektrolyzer moet gemiddeld eens in de vier tot acht jaar stil voor groot onderhoud. Daarnaast heb je natuurlijk nog je pompen, compressoren en afsluiters en dergelijke. Naarmate de installatie veroudert zal je vaker moeten inspecteren. Onderhoud willen we zo plannen dat als er weinig wind is we meer onderhoud doen. Dat soort kansen moeten we zo veel mogelijk benutten”. HyCC wil straks met één centrale controlekamer meerdere fabrieken in Nederland en Duitsland aansturen. “Daarbij heb je ook te maken met wet- en regelgeving. De overheid schrijft bijvoorbeeld vaak voor dat er een operator manual in de controlekamer op locatie moet liggen. Als je op afstand bestuurt, heeft dat niet veel zin. Inspecties en observaties gebeuren nu met grote crews, dat gaat straks grotendeels met sensoren. We denken ook aan robots die zelfstandig door de fabriek lopen en observeren”.
“We zullen één automatiseringsbedrijf kiezen voor het DCS en dat zal de blueprint zijn voor alle fabrieken die we nu ontwerpen. Voor onze projecten hebben we ook een onderhoudspartner die meedenkt in het uitontwikkelen van de onderhoudsconcepten per fabriek. Je hebt het dan automatisch ook over tot welk niveau wie welke verantwoordelijkheid neemt, van predictive tot run to failure, afhankelijk van de betrouwbaarheid die je nodig hebt. Dat gebeurt op basis van een performance contract waarin de service provider verantwoordelijkheid neemt voor de maintenance en reliability engineering. En waar je in de traditionele modellen ziet dat opdrachtgevers alles drie keer controleren, is onze visie om dat op hoofdlijnen te doen zodat de onderhoudspartner zijn verantwoordelijkheid pakt”. <
‘
’
‘Onderhoud willen we zo plannen dat als er weinig wind is we meer onderhoud doen’
Beheer en Onderhoud
Asset Management
Techniek
Branchevereniging
Conditiebewaking
Prestatiemanagement
Maintenance Academy
Kennisontwikkeling
Maak onderdeel uit van Europa’s grootste netwerk
De Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud (NVDO) is dé toonaangevende brancheorganisatie die middels belangenbehartiging, kennisontwikkelingen en -overdracht en netwerken ondersteuning biedt aan bedrijven en personen die bij de besluitvorming op het gebied van Beheer en Onderhoud/Asset Management betrokken zijn en daarmee de Nederlandse onderhoudssector als ’s werelds beste helpt te presteren.
De NVDO doet dit door in de sector een onafhankelijke positie in te nemen en alle relevante bedrijfssectoren met behulp van voorlichting, advisering, kennisontwikkeling, (wetenschappelijk) onderzoek en kennisuitwisseling ten dienste te staan en zo op weg te helpen naar excellent Asset Management.
Het NVDO-lidmaatschap biedt vele voordelen! Het NVDO-Lidmaatschap geeft toegang tot
• Grootste netwerk van Europa (fysiek en digitaal)
• Regionale activiteiten
• Vakinhoudelijke kennis en netwerk
• Compleet portfolio Maintenance Academy
• Collectieve abonnementen op vakbladen
• Kengetallen, Trends, Visie (NVDO Onderhoudskompas)
• Platform Materiaalkunde
• (wetenschappelijke) Publicaties, waaronder Visiedocumenten
• Kortingen op ons cursusaanbod van de NVDO Maintenance Academy
• Jongerenboard
Asset Management, Duurzaamheid, Veilig Werken en Energie-efficiency zijn belangrijke thema’s waaraan de NVDO regelmatig en in breder verband aandacht besteedt!
Het recept voor een duurzaam en innovatief teamverband? Een topcoureur als Max Verstappen etaleert het perfecte voorbeeld. Zonder de kennis, de complexe specialismen en het vertrouwen in zijn team, kan hij nooit de prestaties leveren die hem zo succesvol maken. Een dergelijk teamverband is niet alleen goud waard, maar ook ontzettend duurzaam.
> Eén team, één taak. Voor de buitenwereld lijkt het misschien ondenkbaar dat een willekeurige onderhoudsorganisatie en een topcoureur als Max Verstappen iets gemeen hebben, maar toch is het zo. Beiden hebben een gezamenlijk doel, waarbij specialisten samenwerken en vertrouwen op elkaars kennis en expertise. Maar Max zijn team is wel extreem innovatief. En dat is dan weer interessant voor service- en onderhoudsorganisaties. Innovatie zorgt namelijk voor uitdaging en uitdaging bindt mensen.
> Stimuleren om te leren. Daar waar oudgedienden binnen een organisatie (op basis van hun jarenlange ervaring) werkzaamheden op eenzelfde en bewezen manier uitvoeren, wil de jonge professional zijn/haar talent inzetten en het misschien wel helemaal anders doen: innovatief bezig zijn. Daar moet het management van een onderhoudsorganisatie ruimte en mogelijkheden voor creëren. Want door professionals te stimuleren om te blijven leren, kun je
ze aan de organisatie binden en uiteindelijk samen een duurzame relatie opbouwen.
> Uitdaging en eigenaarschap. Door mensen verantwoordelijkheid te geven en daarbij te faciliteren in hun benodigdheden, wordt betrokkenheid gestimuleerd. Zo zijn verbeterprojecten mooie voorbeelden om professionals uit te dagen hun talenten optimaal te benutten en eigenaarschap te creëren. Zo’n project hoeft niet direct de implementatie van Artificial Intelligence bij de registratie van storingen te zijn, maar een team kan wel aan de slag met het efficiënter maken van het proces voor het registreren van storingen. Wanneer dit een succes is, zal het team en de organisatie hier zelf ook van profiteren en dat levert intrinsieke motivatie op om een volgend project met hetzelfde enthousiasme op te pakken. Eigenlijk net zoals bij het team van Max, dat wil de eerstvolgende race ook gaan voor de winst.
> Feedback zorgt voor succes. Om een team te blijven stimuleren om op dezelfde innovatieve en assertieve manier verder te werken, is het belangrijk om de resultaten te delen met medewerkers. Net als het presenteren van de gezamenlijke doelen en de aanpak, is het uiteindelijke resultaat hét moment voor feedback. In een open cultuur kan het team het doel, de aanpak en de resultaten evalueren en elkaar aanspreken op verbeteringen. “Al deze gezamenlijke exercities zorgen voor duurzame relaties binnen de organisatie en op de werkvloer. Zo gaat Ideo voor duurzame relaties waarbij alle bovengaande aspecten zijn terug te zien in onze succesvolle organisatie”, aldus Bas Horvers, Enterprise Asset Management Consultant bij Ideo.
Conclusie: om een duurzame werkwijze in teamverband te creëren en in stand te houden, is het aan het management om een open cultuur te creëren zodat mensen zich kunnen ontwikkelen én kunnen kiezen voor een vernieuwende aanpak. Zonder ruimte voor verandering is er ook weinig ruimte voor groei. Klinkt cliché, maar is hartstikke waar. En dat geldt natuurlijk voor elke organisatie; voor service- en onderhoudsorganisaties, maar ook voor Max Verstappen. <
Foto: IdeoVliegscholen in Europa stoten momenteel jaarlijks 75 miljoen ton aan CO2 uit. De luchtvaartindustrie in het algemeen logischerwijs nog meer. Daar liggen kansen, vinden TU/e-studentteam Falcon Electric Aviation, Kempen Airport en onderzoeksgroep Control Systems Technology. Het startpunt? Een Cessna 150 die al even meegaat.
bracht kan worden. Door gebruik te maken van de vliegtuigen die al in gebruik zijn, kunnen er sneller stappen gemaakt worden. Alleen de toolkit zelf hoeft dan gecertificeerd te worden’. Maarten Steinbuch, die als sectieleider bij het onderzoek betrokken is, legt uit; “Naar Engeland, naar Parijs of binnenlands – het wordt makkelijker, sneller én duurzamer. En er wordt ook nog eens een enorme kostenbesparing gemaakt, vooral op onderhoudskosten. Oliechecks, bijvoorbeeld, zijn niet meer nodig. We hoeven alleen de batterijen te vervangen”.
> Aan de vooravond van een nieuw marktsegment en meer onderzoek. Elektrisch vliegen heeft een aantrekkelijke businesscase: het is volgens berekeningen uiteindelijk goedkoper dan een eersteklastreinkaartje. We staan hiermee aan de vooravond van het openen van een nieuw marktsegment. Bovendien is er in Nederland een enorme hoeveelheid kennis en kunde in de elektrische automotive-industrie en die kan slim worden ingezet in de luchtvaartsector.
Een essentieel onderdeel van het huidige onderzoek is het vinden van de perfecte batterijen. Daarnaast moet er gekeken worden naar de elektrische equivalenten voor koel- en hydraulische systemen. Er wordt verwacht dat dit onderzoek de weg vrijmaakt voor batterijtechnologieën voor de luchtvaart, waarin solidstate- en thinfilmtoepassingen kunnen door ontwikkelen. “Het idee is om volgend jaar rond deze tijd gaan taxiën. Voor de kennisontwikkeling is die fase al ontzettend interessant. Daar kunnen we ook op batterijniveau gaan optimaliseren”.
> Lage propellerfrequenties, sneller stijgen: Minimale overlast. Met veel meer kleine vliegtuigen moeten we natuurlijk veel meer vliegvelden gaan gebruiken. “Mensen zijn vaak bang voor het geluid. Dat is niet per se gegrond. Een elektrisch vliegtuig stijgt erg snel op en ze zitten snel op de juiste hoogte. De propellers kunnen op een zeer lage frequentie draaien. Hierdoor is geluidsoverlast van elektrische vliegtuigen minimaal”.
Een toolkit waarmee je benzinegedreven vliegtuigen ombouwt naar volledig elektrische varianten is het doel. “We maken een begin met vliegtuigen op van-A-naar-A-trajecten. De volgende stap is het mogelijk maken van korteafstandsvluchten. Met het ombouwen van deze Cessna maken we een mooie stap richting een toolkit die de luchtvaart kan revolutioneren.”
> Duurzaam afstanden afleggen: Elektrisch vliegen als norm. Het team van TU/e-onderzoeker Christian van Erp werkt aan het ombouwen van de Cessna, om zo een slimme toolkit te ontwikkelen die ingezet kan worden bij het ombouwen van bestaande vliegtuigen. Een compleet nieuw vliegtuig op de markt brengen gaat namelijk niet over één nacht ijs. “De eerste verticaal opstijgende voertuigen worden al ontwikkeld, maar door certificatie-processen kan het vaak lang duren voordat zo’n vliegtuig op de markt ge-
Vijftienduizend vlieguren. Dat is hoe lang de vliegtuigen van de dertig Nederlandse vliegscholen jaarlijks in de lucht hangen. “Voor ons is dit een uitgelezen startpunt met veel directe impact. Daarna vergroten we de scope. Uiteindelijk moeten alle vliegtuigen geconverteerd kunnen worden”.
eerste
Dit vliegtuig wordt veel gebruikt in het vliegonderwijs en daarom de perfecte kandidaat voor elektrificatie. De verbrandingsmotor en brandstoftanks worden vervangen door een elektromotor aangedreven door batterijen terwijl de besturing van het vliegtuig hetzelfde blijft. Zo verloopt de energietransitie in de luchtvaart zo soepel mogelijk.
gebouwd op
Foto: NVDO‘Elektrisch
Wie aandacht besteedt aan de betrouwbaarheid van de installatie –de reliability – plukt al snel meerdere vruchten. Wanneer de apparatuur effectief en efficiënt werkt, worden risico’s op downtime, kwaliteitsverlies en onnodige uitstoot geminimaliseerd en wordt de uptime gemaximaliseerd. Dit leidt weer tot positieve bedrijfsresultaten in meerdere opzichten. En de reliability efficiënt verbeteren is niet moeilijk. Het is laaghangend fruit.
Nico Groen, directeur Traduco, a Mainnovation Company, was in 2002 al bezig met dit reliability vraagstuk. ‘In dat jaar is Traduco opgericht. AMprover was indertijd de tool die onze consultants gebruikten om bij klanten onderhoudscontracten op te zetten, om risico’s te managen en om werkpakketten te kunnen opstellen. We kunnen nu veel en veel meer.’
De belangrijkste taken van een Reliability Engineer zijn: ervoor zorgen dat de assets effectief en efficiënt werken, problemen identificeren en aanpakken voordat ze grote problemen worden en maximale uptime bereiken. Groen: ‘Een op data gebaseerde aanpak van onderhoud helpt om waarde te creëren. Op basis van asset data, onderhoudsgegevens en andere bronnen kunnen de prestaties van de installaties worden geoptimaliseerd en ongeplande downtime worden voorkomen.’ Door nauwe samenwerking met de operationele en onderhoudsteams worden de oorzaken van storingen geïdentificeerd en aangepakt en strategieën voor continue verbetering ontwikkeld en geïmplementeerd. Voor wie nu denkt ‘maar waar begin ik?’ heeft Groen een eenvoudig antwoord: ‘AMprover.’
De eerste versie is gebouwd in Microsoft Access. Inmiddels is de tool sterk doorontwikkeld en geschikt voor gebruik door bedrijven zelf. ‘AMprover is een gebruiksvriendelijke, webbased software tool die een tactical knowledge base opbouwt voor de assets en helpt om voor iedere asset of installatie te bepalen wat de meest kritische elementen en de belangrijkste faalmechanismen zijn. Wanneer kies je voor preventief of juist correctief onderhoud? Loont het om in te zetten op predictive maintenance? En wat is de optimale levensduur en bijbehorende kosten van je installatie? Ook is het mogelijk om werkpakketten op te laden naar het EAM systeem.’
Verduurzamen
Tot slot legt Groen de link met de grote uitdaging waar we allemaal mee te maken hebben: de opdracht om te verduurzamen. ‘De betrouwbaarheid van installaties en apparatuur in een fabriek kan aanzienlijk bijdragen aan de duurzaamheidsinspanningen en het verminderen van CO2-uitstoot.’ Bijvoorbeeld op de thema’s energie-efficiëntie, preventief onderhoud – om te voorkomen dat er storingen optreden die kunnen leiden tot milieurisico's, afvalvermindering en levensduurverlenging. ‘AMprover helpt om keuzes te maken, de effecten door te berekenen en te vertalen in euro’s.’
De nieuwste versie laat de gebruiker focus aanbrengen in een waarde risico analyse. Hoe verdeel je je budget? Welke risico’s zijn aanvaardbaar, welke niet? Waar ligt de meeste waarde? Met AMprover is het verbeteren van de reliability een kwestie van ‘quick wins’ oogsten. ‘Inderdaad, laaghangend fruit, want je kunt snel, veel resultaat boeken’, belooft Groen tot slot.
Geïnteresseerd in AMprover 5? Kijk op www.traduco.nl/software
Je kunt er niet omheen, woorden als sustainability, circularity en transition zijn de afgelopen jaren leidend in zakelijke communicatie. Maar hoe moet je dat nu zien? We vroegen een aantal partijen uit het iTanks netwerk hoe het zit bij duurzaamheid in hun dienstverlening
> Recyclen levert geld op. “Onze klanten zitten regelmatig met een opslagtank of procesinstallatie die leeg en schoon moet vanwege onderhoud en inspectie. Men weet dat dit soms arbeidsintensief is en dat hier afval bij vrij komt dat geld kost. Onze benadering is anders, wij zien de productresten nog als grondstof en onze methodes van leegmaken zijn er op gericht dat de grondstoffen gerecycled kunnen worden”. Wim van de Meent, commercieel en operationeel verantwoordelijk voor Bukom Service in Ridderkerk legt uit dat anders kijken ook andere waarde oplevert. “Leegmaken en reinigen kost geld, maar recyclen levert geld op. Naast duurzaam hergebruik van grondstoffen betalen wij onze klanten voor de recyclebare vetten en dat is goed voor een duurzame klantrelatie”! Van de Meent roept op om een transitie in kijken naar processen en goederenstromen te maken; “Laten we samen blijven werken aan een (voedsel)veilige, schone en energiezuinige productie zonder verlies van waardevolle grondstoffen, zodat we ook in de toekomst duurzaam winstgevend kunnen ondernemen”.
> Levensduur verlengen. De duurzaamheid en circulariteit zijn ook de kernen voor de diensten van Elis, een internationale circulaire multiservice dienstverlener die textiele en facilitaire oplossingen aanbiedt. Door het verhuren, reinigen, repareren, recyclen en leveren van bedrijfskleding, vloer- en bedrijfshygiëne, cleanroomproducten, poetsdoeken en ongediertebestrijding, zorgt het bedrijf dat haar klanten veilig en hygiënisch kunnen werken. Vincent Nibbering zorgt als business development manager bij Elis Nederland dat de voetafdruk van de klanten zo klein mogelijk is. “Ons bedrijfsmodel is gebaseerd op de circulaire economie en legt de nadruk op diensten boven producten, verhuur boven aankoop en gebruik boven bezit. De basis is om de levensduur van producten dusdanig te verlengen door onze circulaire dienstverlening. Daarbij zijn we er continu mee bezig om onze voetafdruk zo klein mogelijk maken, ons medewerkers zoveel mogelijk in hun kracht zetten en verantwoordelijk samenwerken met onze klanten, leveranciers en andere (lokale) stakeholders. Om wat voorbeelden te geven: textiel van tex-
tiel: van versleten kleding weer een kledingstuk maken die een lange levensduur heeft of vermindering van afval door kartonvrij-toiletpapier, wasbare toiletborstels, herbruikbare waszakken, et cetera”.
De dienstverlener legt daarbij voor zichzelf ook de lat hoog; Elis Group heeft zich gecommitteerd aan het verminderen van broeikasgassen door deel te nemen aan het Science Based Targets initiatief. Bewust van de huidige uitdagingen in verband met klimaatverandering, wil de Groep zich inzetten voor een proces om haar uitstoot te verminderen in overeenstemming met de akkoorden van Parijs en om bij te dragen aan het onder de 1,5°C houden van de temperatuurstijging in vergelijking met het pre-industriële niveau.
> Investeren in kennis. Rik Kant, directeur van Endenburg Elektrotechniek pakt duurzaamheid weer anders aan; “Wij investeren volop in kennis. Veel medewerkers zijn al lang in dienst en zijn wandelende encyclopedieën voor hun vakgebied. Daarnaast binden wij jonge hoogopgeleiden aan ons bedrijf die in de ‘Endenburg zandbak’ alle vrijheid krijgen om onze kennis te vergroten. Sommige klanten investeren mee, dat betekent gezamenlijke kracht. Met die kennis dragen we bij aan die belangrijke verduurzaming waar iedere klant mee te maken heeft of krijgt. Daarin wordt samen opgetrokken met partners, zodat we ook naar bouwkunde en werktuigbouwkundige installaties kunnen kijken”. Kant wijst op de samenhang der dingen; “Bijna alles hangt met elkaar samen. Je kunt de verwarming en de koeling, om een voorbeeld te noemen, niet los zien van elektriciteit. Samenwerking zorgt ervoor dat we klanten integraal kunnen adviseren over doelmatig onderhoud en duurzame oplossingen voor gebouw gebonden- en procesinstallaties. In de breedte meedenken, dat is ook onze kracht”.
> Optimalisatie. Met meedenken wordt ook over de toekomst nagedacht. Kant; “Bij het managen van duurzaam energieverbruik komt steeds meer kijken. Begon het met het elimineren van apparaten die veel energie verbruiken, het slim inregelen van installaties en beïnvloeding van gedrag van gebruikers, is nu ook het managen van energiebronnen een belangrijk aspect geworden. De opdracht
is elektrificeren. Maar het verhogen van de aansluiting op het net om voldoen stroom ter krijgen is bij kans onmogelijk geworden. Dus gaan we stroom opwekken uit wind en zon. De gelijktijdigheid van opwekken en gebruik echter, is vaak uit balans. Dus moeten we ook gaan opslaan. Containers met batterijen worden inmiddels veelvuldig geplaatst. Om optimaal gebruik te kunnen maken van wat er wanneer het best ingekocht kan worden, wat we zelf opwekken en wat er is opgeslagen, dat vraagt om het managen van het gebruiken en keuze tussen de diverse bronnen. Om zelfs per uur te kunnen anticiperen op de beste keuzes op dat moment, dient slimme energiemanagement software ingezet te worden. De mogelijkheden zijn sterk in ontwikkeling evenals de wens om bi-directioneel te kunnen laden vanuit bijvoorbeeld accu’s in de auto(‘s)”.
> Buiten én binnen kijken. Gemba Service levert en implementeert Asset Management oplossingen van IBM. Innovaties in die producten en de dienstverlening helpt klanten om te verduurzamen. Johan Knook, Salesmanager bij Gemba vertelt trots; “De oplossing die we met onze partner Merrem & Laporte hebben gemaakt, blijft het mooiste voorbeeld. Daar hebben we IoT gekopppeld aan Kathodische Bescherming (KB) van ondergrondse leidingen. Met meer dan 10.000 KB palen in het veld die minimaal één keer per jaar worden gecontro- >
Foto: Bukom Serviceleerd. Traditioneel betekent dat: met een Transporter bus ernaar toe, meten en handmatig doorgeven of er afwijkingen zijn. In de nieuwe situatie zijn er sensoren geplaatst die elke dag data doorgeven waardoor men alleen reageert op het moment dat er een afwijking wordt geconstateerd met als directe winst minder uitstoot, minder logistieke bewegingen, slimmer omgaan met planning en zo verder”.
> Kom Binnen. Duurzaamheid zit ook achter de voordeur. Knook; “Sinds jaar en dag staan mensen bij Gemba op nummer één. Goede zorg voor onze mensen verdient zich immers terug. Zowel in de dagelijkse operaties, als bij periodieke evaluaties, als buiten de dagelijkse werkzaamheden staan de mensen centraal. We laten mensen niet in de steek als het even niet gaat, we geven ze juist extra aandacht en proberen ze te behouden voor de organisatie. Er is een Code of Conduct waarmee we vertellen hoe we verwachten dat ze zich gedragen naar anderen binnen en buiten het werk. Er is ook veel aandacht voor activiteiten naast het werk voor teamvorming en betrokkenheid. Ook het milieu heeft altijd aandacht. Bijvoorbeeld door het streven om een nagenoeg papierloos bedrijf te zijn, het rijden van energiezuinige auto’s, afvalscheiding en bewust omgaan met energieverbruik. Knook; “Maatschappelijke verantwoordelijkheid is de laatste pijler waarop we onze bedrijfsvoering sturen. We steunen diverse initiatieven zoals Kika, Warchild en andere goede doelen. Daarnaast zjn we dit jaar begonnen om dit verder uit te breiden naar het besteden van onze tijd aan activiteiten waarmee we direct mensen in onze omgeving kunnen helpen. Via NL.doet van het Oranjefonds zetten we ons in voor zaken waar in onze buurt behoefte aan is, zoals het opknappen van een speeltuin of een dagje begeleiden van groeperingen bij ons in de buurt”.
Gemba is een van de oudste IBM Maximo partners in Nederland. En ook bij die softwareleverancier ligt de focus op ‘sustainability’. Ronald Teijken is Senior Sustainaiblity Software specialist bij IBM Techology Nederland. Uit het aanbod van uiteenlopende producten licht hij er een speciaal toe; “Per 1 januari volgend jaar moeten
bedrijven rapporteren op het gebied van ESG volgens de nieuwe Europese regelgeving. In een ESG-rapportage verstrek je gegevens op het gebied van milieu, maatschappij en governance. En specifiek voor zogeheten Scope 1, 2 en 3 activiteiten moet de CO2 impact worden bepaald. Dit betekent dus dat bedrijven hier dit jaar echt mee bezig moeten zijn.’ (Red. vrij vertaald: scope 1:Directe CO2 uitstoot door eigen organisatie, Scope 2: Indirecte uitstoot van emissie, Scope 3: emissies in de keten als gevolg van de bedrijfsvoering). De softwareleverancier heeft daarvoor in 2022 het bedrijf Envizi overgenomen. Teijken; “Overigens was IBM al gebruiker van Envizi voor eigen rapportage en vanuit onze eigen ervaring dus en vooruitlopend op nieuwe regelgevingen, maar zeker ook op het juiste moment voor de nieuwe regelgeving”.
Duurzaamheid in dienstverlening kent vele facetten. Met de bovenstaande voorbeelden op verschillende plekken uit de waardeketen is wel een duidelijke gemeenschappelijkheid te zien; Je moet anders kijken om anders te handelen. En daar bewijs je jezelf weer een dienst mee. <
Gezond binnenklimaat voor iedereen: dat is het doel van Binnenklimaat Nederland waar ik directeur ben. Nu relevanter dan ooit. Ik kom bij veel bedrijven over de vloer, sta in contact met politici en onderhoud de relatie met vertegenwoordigers uit andere branches, zoals bijvoorbeeld de NVDO. Met plezier geef ik de VAM-lezers de zes belangrijkste ontwikkelingen in de binnenklimaatbranche.
De eerste ontwikkeling die ik voor de toekomst zie is ‘binnenklimaat as a service’. We gaan naar een model waar we niet de techniek verkopen, maar gezonde lucht. Bezit wordt steeds minder belangrijk en we zijn naar een deeleconomie aan het gaan, ook met het binnenklimaat. Je ziet nu deelscooters waar één partij verantwoordelijk is voor de plaatsing van de scooter, de exploitatie ervan, reparatie en onderhoud en uiteindelijk ook de afvoer. Daar gaan we als klimaattechniek ook heen. Mensen kopen dan luchtkwaliteit, ten opzichte van een systeem. Techniek is immers maar een middel.
Op dit moment is er veel aandacht voor de energiebesparing. Ik zie hierdoor dat gezondheid niet altijd het uitgangspunt is. Het is logisch dat met de huidige energieprijzen en nodige verduurzaming veel aandacht gaat naar energie. Energiebesparing is mooi, maar het mag niet ten kost gaan van gezondheid. Het hoofddoel kan niet energiebesparing zijn. Bijvoorbeeld isoleren, dat maakt een gebouw duurzaam en
energiezuinig, maar als je het daarbij laat dan is het ook ongezond. Slechte luchtkwaliteit en ook schimmelvorming zullen het gebouw ongezond maken. Dat moet je absoluut niet willen. Ik zeg daarom altijd: ga je isoleren dan moet je ook ventileren. Het gaat steeds meer de volgende drietrap worden: eerst gezondheid, dan circulariteit en duurzaamheid en vervolgens energiebesparing. In die volgorde, dat kan gewoon niet anders.
Het energielabel is een bekende methode om te laten zien hoe energiezuinig een gebouw is. Er is ook een Binnenklimaatlabel en de eisen die in het Bouwbesluit staan, zijn een minimale grens die geïnterpreteerd wordt als een optimale eis. Daarbij gaat het Bouwbesluit niet over kwaliteit van lucht, alleen over het aantal kuub lucht. Niks over filtering of ventilatie. Het Bouwbesluit komt daarom te kort om een gezond binnenklimaat te waarborgen. Het Binnenklimaatlabel kan je vergelijken met het energielabel. Op vier onderdelen wordt getoetst hoe gezond het gebouw is: lucht, licht, klimaat en geluid. Nu is het met name voor kantoren, maar we zijn druk bezig dit breed uit te rollen. Het moet de standaard in gebouwen worden.
Ik verwacht ten slotte dat ventilatie en klimaatbeheersing in de toekomst meer een integraal onderdeel gaan worden van het bouwproces. In de fase daarna worden regelmatig klimaatinstallaties aangetroffen die niet op de juiste manier zijn onderhouden. Een gemiste kans: een goed onderhouden installatie draagt namelijk bij aan het comfort én de gezondheid van de eindgebruiker. Deze klimaa richtlijnen zijn een instrument om prestaties (op het gebied van koelen, ventileren en verwarmen) te waarborgen en daarnaast ook de levensduur van het apparaat of toestel te verlengen. In de onderhoudsrichtlijnen zijn normen vastgelegd gericht op het realiseren van een duurzaam en en ergiezuinig binnenklimaat. Ook dat is sustainability!
Remi Hompe Foto: privé collectie‘
‘Om een echt gezond gebouw neer te zetten, begin je in het ontwerp’
Er bestaat een hiërarchie in risicobeheersmaatregelen om arbeids- en omgevings-veiligheid te borgen. De laatst mogelijke stap is hierbij de inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs). Toepassing van die hiërarchie is de basis van duurzame inzetbaarheid. Wat is die hiërarchie? We vroegen het Arjan van Dijk, Safety Delta Nederland.
In het Arbeidsomstandighedenbesluit is beschreven dat er doeltreffende maatregelen moeten worden genomen als uit een risicoboordeling blijkt dat er gevaren bestaan voor veiligheid en gezondheid van werknemers. Het gaat dan over blootstelling aan gevaarlijke stoffen of aan gevaarlijke werksituaties. “Als je de veiligheid niet goed borgt, wordt werk op wettelijke gronden stilgelegd door de toezichthouder, of eigenaren/shareholders eisen dat het veiliger wordt omdat anders hun reputatie in gevaar komt. Dus veiligheid is een voorwaarde voor sustainability”.
> Beoordelen van veiligheidsrisico’s. Risicobeoordeling begint met het bepalen van scenario’s. Een risicoscenario beschrijft het verloop van een incident vanaf de initiërende (ongewenste) gebeurtenis tot en met de daaruit voortvloeiende (mogelijke) gevolgen voor mens, milieu en / of omgeving.Van Dijk; “Het opstellen van risicoscenario’s vereist kennis en ervaring over eerdere ongevallen en kennis over wettelijk voorgeschreven maatregelen, normen en richtlijnen. Het gaat bij risicoscenario’s om realistische oorzaken, om oorzaken die voorzienbaar zijn en niet om extreme, imaginaire oorzaken die een zeer kleine kans hebben zich ooit voor te doen, bijvoorbeeld een vliegtuig dat op een installatie valt terwijl daar gewerkt wordt”.
> Inventariseren, formuleren, implementeren. Als de risicoscenario’s in kaart zijn gebracht, de risico’s zijn beoordeeld op kans en gevolg en duidelijk is geworden wat de belangrijkste risico’s zijn, kunnen concrete doelen worden geformuleerd. Van Dijk noemt er een aantal; “Het voorkomen van letsel door een val van meer dan 1.8 meter hoogte, of het voorkomen dat vrijkomende brandbare stoffen gedurende laswerkzaamheden (‘heet werk’) in brand raken, of het voorkomen dat gevaarlijke stoffen in het oppervlakte water terechtkomen”.
Vaak wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve risicomatrix om het risico van een scenario weer te geven. Zo’n matrix toont de combinatie van de kans op optreden van de ongewenste gebeurte-
nis en de ernst van de gevolgen ervan. Een risicomatrix helpt om meer inzicht te krijgen in de relatieve omvang van risico’s (scenario’s) bij het beoordelen van het effect van beheersmaatregelen. Daarna worden de mogelijke maatregelen in kaart gebracht waarmee aan die doelen kan worden voldaan. “Ze moeten worden vastgelegd”, aldus Van Dijk. “De implementatie ervan moet toetsbaar zijn en die toetsing moet ook regelmatig worden gedaan. Je wilt immers weten dat je risico beheersmaatregelen echt werken. Daarnaast vertelt leren van (bijna) incidenten veel over hoe effectief beheersmaatregelen zijn geimplementeerd”.
> Hiërarchie in beheersmaatregelen. Er bestaat een duidelijke hiërarchie in beheersmaatregelen om arbeids- en omgevingsveiligheid te borgen. Het vormt de basis van duurzame inzetbaarheid. De laagst mogelijke trede is inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs). De hoogste trede in de hiërarchie van veiligheidsbeheersmaatregelen is Vervanging. Van Dijk licht toe: “Voorkom de blootstelling aan gevaarlijke stoffen door deze stoffen simpelweg niet te gebruiken. Voorkom blootstelling aan risicovolle werkactiviteiten door ze niet te hoeven doen. Dit vereist veiligheid gedreven keuzes maken tijdens de ontwerpfase van een installatie. We spreken dan over ‘inherent safe design’”.
> Van hiërarchie naar techniek. Is dit redelijkerwijs niet mogelijk, gebruik dan Technische maatregelen. Dit zijn bijvoorbeeld meet-, regel- en alarmeringssystemen systemen of methodes om de technische integriteit van een installatie te monitoren zoals corrosie metingen met sensoren. “Ook maatregelen om escalatie van een incident te voorkomen zoals het plaatsen van lekbakken, het hebben van goed werkende blusvoorzieningen en het behouden van veiligheidsafstanden vallen hier onder”, zegt Van Dijk. Om gevaarlijke werkomstandigheden te voorkomen, bestaan er talloze technische innovaties. “Denk aan drones die worden ingezet voor inspectie op hoogte of robots om opslagtanks schoon te maken zodat mensen niet worden blootgesteld aan de gevaren van werken op hoogte of werken in een besloten ruimte. Er zijn zelfs al
‘
‘De
voorbeelden waarbij robots zelfstanding ‘operator rondjes’ in de fabriek maken en, gebruik makend van kunstmatige intelligentie, afwijkingen rapporteren aan de controle kamer.
> Laatste mogelijkheid, maar niet onbelangrijk: pbm’s. Is ook dit redelijkerwijs niet mogelijk of zijn nog niet alle veiligheidsrisico’s goed genoeg beheerst, gebruik dan Procedurele maatregelen. Dit zijn werkprocessen zoals werkvoorbereiding en -planning, het gebruik van een werkvergunningensysteem, het veilig stellen van installaties (Lock-Out Tag-Out Try-Out – LOTOTO) en het veiligheidsgesprek ter plaatse voordat het werk daadwerkelijk begint (Last Minute Risk Assessment – LMRA).
De allerlaagste trede in de hiërarchie is het gebruik van Persoonlijke Beschermingsmiddelen. Van Dijk; “De wetgever zegt hierover dat wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid volledig weg te nemen er geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking moeten worden gesteld. En, dat de duur van het gebruik ervan niet langer moet zijn dan strikt noodzakelijk”.
Bij het werken aan fabrieksinstallaties betekent dit meestal gebruik van een veiligheidshelm en -bril op werkplekken waar iets naar beneden kan vallen, of iets in de ogen kan komen, het gebruik van veiligheidsschoenen en handschoenen om handen en voeten te beschermen tegen beklemming, schaaf-of snijwonden en het gebruik van beschermende, vaak brandwerende kleding. Daarnaast zorgt op sommige werkplekken een persoonlijke gasdetector voor tijdige alarmering bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
> Altijd alert blijven! Al deze stappen bij elkaar geven nog geen garantie op veilig werken. De Arbeidsinspectie stelt jaarlijks een Monitor Arbeidsongevallen op aan de hand van de informatie die de Arbeidsinspectie verzamelt bij ongevalsonderzoek. In 2021 ontving de Arbeidsinspectie 3.482 meldingen van arbeidsongevallen met blijvend letsel. Gemiddeld zijn er elk jaar 60 incidenten met dodelijke afloop op een totaal van 8.1 miljoen banen. De meeste ongevallen met letsel vinden plaats in de sectoren afvalbeheer; bouw; industrie en de sector landbouw, bosbouw en visserij. Van Dijk benadrukt dat de belangrijkste ongevalstypen al een aantal jaren hetzelfde zijn, namelijk vallen en in contact komen met een arbeidsmiddel. “Dit laatste is vaak door iets geraakt worden en een ongeluk met voertuig of rijdend werktuig. Het blijft daarom belangrijk om altijd oog te houden voor veiligheidsrisico’s op de werkplek en zeker te stellen dat de beheersmaatregelen echt werken”. <
De Arbeidsinspectie stelt jaarlijks een Monitor Arbeidsongevallen op aan de hand van de informatie die de Arbeidsinspectie verzamelt bij ongevalsonderzoek. Het geeft een meerjarig overzicht van de ontwikkelingen van arbeidsongevallen.
Het tekort aan personeel in relatie tot de Energietransitie dient zich al langere tijd aan en tot dusverre is het niet gelukt een ommekeer te bewerkstelligen. Vanuit het ministerie van Economische Zaken is dan ook een ‘Actieplan Groene en Digitale banen’ in de maak, waarin ingezet zal worden op onder meer het verhogen van de instroom en behoud van personeel, evenals op automatisering om de productiviteit te verhogen.
Het tekort aan personeel in relatie tot de Energietransitie dient zich al langere tijd aan en tot dusverre is het niet gelukt een ommekeer te bewerkstelligen. Vanuit het ministerie van Economische Zaken is dan ook een ‘Actieplan Groene en Digitale banen’ in de maak, waarin ingezet zal worden op onder meer het verhogen van de instroom en behoud van personeel, evenals op automatisering om de productiviteit te verhogen.
Helaas zijn vakmensen al lange tijd moeilijk te vinden. Eind vorig jaar piekte het tekort en was bijna 39 procent van de vacatures van
de beroepen gerelateerd aan de energietransitie onvervulbaar, rekening houdend bij de meetmomenten steeds aan het einde van de maand. ABN Amro baseert zich hier op haar arbeidsmarktindicator, die met behulp van data van Werk.nl rekening houdt met beroepsvoorkeuren van werkzoekenden en hoe ver zij willen reizen voor een vacature. Het tekort is nu iets afgenomen naar ruim 36 procent.
Ook in het Aanvalsplan Techniek, dat door diverse brancheverenigingen samen met VNO-NCW en MKB Nederland is gelanceerd, wordt ingezet op het efficiënter organiseren van werk, namelijk door robotisering en digitalisering. Het gebruik van robots is een belangrijke oplossing voor personeelstekorten bij technische beroepen. Zo kunnen drones ingezet worden voor onderhoud van gebouwen en infrastructuur, waarmee bijvoorbeeld warmtelekken ontdekt kunnen worden. Ook kunnen robots kruipruimten en riolen controleren, en daarmee handmatig werk gedeeltelijk vervangen. <
Meer dan 40 ongevallen vonden er in anderhalf jaar tijd plaats bij installatie van zonnepanelen. En de afgelopen 3 jaar waren er 4 met een dodelijke afloop. Installateurs nemen onvoldoende maatregelen om veilig te werken. Bij controles van de Nederlandse Arbeidsinspectie werd in meer dan 70 procent van de gevallen de Arbowet overtreden. De Arbeidsinspectie vindt dat er meer aandacht moet komen voor veiligheid in deze sector en zal het aantal inspecties opschroeven.
De Nederlandse Arbeidsinspectie krijgt jaarlijks tientallen meldingen over de risico’s binnen deze sector. Ruim de helft gaf de afgelopen anderhalf jaar aanleiding tot opvolging door middel van een inspectie. De Arbeidsinspectie constateert dat valgevaar de rode draad is in het aantal meldingen, het aantal geconstateerde overtredingen en het aantal arbeidsongevallen. In 80 procent van de ongevallen was er sprake van monteurs die door of van het dak vielen. In meer dan de helft van de gevallen liepen de slachtoffers 1 of meerdere botbreuken op. 20 procent kreeg te maken met hoofdletsel en in 10 procent van de gevallen hield de monteur blijvend letsel over aan het ongeval.
Uit meer dan 150 inspecties en ongevalsonderzoeken blijkt dat er veel te vaak niet of onvoldoende wordt gewerkt volgens de veiligheidsvoorschriften. Denk daarbij aan installateurs die panelen via ladders omhoog brengen, maar ook aan het ontbreken van steigers, leuningen of dakrandbeveiliging die valgevaar kunnen voorkomen. Hiervoor zijn boetes uitgedeeld. Daarnaast zijn afgelopen maand de werkzaamheden van een installatiebedrijf in zonnepanelen een maand stilgelegd door de inspectie. Het bedrijf overtrad stelselmatig de Arbowet.
Het is belangrijk dat werkgevers en hun installateurs risico’s op onveilige situaties voorkomen. De branche heeft daarvoor arbocatalogi opgesteld op basis van de Arbowet. “Het is onze inschatting dat de kans op een ongeval minimaal 100 keer kleiner is als je werkt volgens een arbocatalogus,” zegt Inspecteur-generaal Rits de Boer. De Nederlandse Arbeidsinspectie is ook in gesprek met de sector over het verbeteren van de veiligheid. <
De energietransitie zorgt voor een toename van systeemintegratie van assets bij energieproducent RWE Generation. Dat vraagt om meer flexibiliteit van onderhoud, legt Head of Central Asset Management Marinus Tabak uit. “In 2040 wil RWE CO2-neutraal, of liever CO2-negatief zijn”.
ESG-criteria zijn meetbare milieu-, sociale en bestuurscriteria voor de activiteiten van een bedrijf die gevolgen kunnen hebben voor de samenleving of het milieu. Vanaf 2024 moeten bedrijven hierover verplicht rapporteren. Een accountant controleert dit. Voorbeelden van milieucriteria zijn: lucht- en watervervuiling, afvalbeheer, klimaatverandering en uitstoot van broeikasgassen en biodiversiteit en ontbossing.
“We hebben een groot portfolio met meer dan veertig centrales, sommige nieuw, andere wat ouder. Die aparte centrales worden onderdeel van flexibele energiehubs die van elkaar afhankelijk zijn. We moeten het daarom meer als een cluster benaderen. Je hele Asset Management-strategie en ontwikkeling verandert hierdoor. We gaan meer richting voorspellend onderhoud, wat betekent dat we digitaliseren, meten en voorspellen, zowel technisch als commercieel. Wij noemen dat value based maintenance”.
> Experts. Tabak is met zestig collega’s verantwoordelijk voor het zo efficiënt en effectief mogelijk organiseren van processen, procedures, systemen en data binnen RWE Generation. Het gaat daarbij om hypermoderne gascentrales, biomassacentrales, waterkrachtopwekking en -opslag, waterstofcentrales en grootschalige batterijen. De experts van de Engineering & Outage-afdeling verzorgen de grote geplande stops (outages); de centrales hebben ieder een eigen operations- en maintenance-organisatie, met maintenance engineers, maintenance coördinatoren en service providers.
van de materialen recyclen. Alleen de asbest, daar konden we niets mee. Nieuwe centrales zullen honderd procent recyclebaar zijn. Ik vind het wel heel leuke puzzels om uit te zoeken. Vroeger werd daar weinig over nagedacht en was er doorgaans alleen een budget voor de decommissioning. Nu heerst er een meer circulaire denkwijze”.
> Terugreken-exercitie. “In 2040 wil RWE meer energieproductie realiseren dan vandaag, maar dan CO2-neutraal of – liever – CO2-negatief. Daarvoor is een roadmap opgesteld en hiervoor analyseerden we alle assets. Wat zijn de mogelijkheden om de asset te decarboniseren, zijn er voldoende pijpleidingen en andere infra, etcetera. Het is een terugreken-exercitie die het concreet maakt. Bijvoorbeeld dat je in 2028 een vergunning moet aanvragen om een centrale te mogen ombouwen, of om CO2 af te vangen. Of dat je bepaalde partnerships moet aangaan. Veel mensen denken dat er nog tijd is, maar dat is niet zo. Of ze wachten op die ene technologie die waarschijnlijk niet komt, of in elk geval te laat. We moeten alles inzetten wat we nu hebben. Daar is RWE volop mee bezig. De roadmap is onze strategie richting 2040 en onderweg bijsturen zal zeker gebeuren, bijvoorbeeld als er een nieuwe technologie doorbreekt”.
> Heel leuke puzzels. “Nog meer dan voorheen moet je als asset owner naar de complete life cycle kijken, van nieuwbouw tot ombouwen tot slopen. In deze tijd van transitie betekent dat wel iets. Wij volgen daarbij de ESG-criteria (zie kader) en willen alle investeringen duurzaam doen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we anders kijken naar afvalstromen en meer recyclen. In de UK sloopten we recentelijk een oude centrale en daarvan konden we 98 procent >
Marinus Tabak Foto: RWE’
‘
‘De uitdaging is meer flexibiliteit in de organisatie brengen en beter snappen welk onderhoud wanneer nodig is’
> Actiegericht. “Een concreet plan en de successen die je onderweg behaalt, zorgen voor actiegerichtheid bij de medewerkers. RWE won de tender voor kavel VII van windenergiegebied Hollandse Kust (west). RWE bouwt in de Eemshaven de grootste electrolyzer voor de productie van groene waterstof ter wereld. De Amercentrale in Geertruidenberg die warmte levert aan een warmtenet krijgt eboilers en in Duitsland worden twee grote batterijparken gerealiseerd die belangrijk zijn om het netwerk in balans te houden. Met dit soort assets wordt het mogelijk de doelstellingen in de roadmap te behalen. De aankoop van de Magnum-centrale van Vattenfall past ook in die strategie. Dat is een 1400 megawatt gascentrale in Eemshaven die ook waterstof kan inzetten. Het is een strategische toevoeging aan ons portfolio”.
> Volatiel. “Centrales draaien normaal op een base load. Met offshore wind en zon wordt dat anders, zijn er minder draaiuren. Het wordt meer volatiel, waardoor onderhoud minder goed planbaar wordt. Bovendien moeten we meer omschakelen al naar gelang de marktomstandigheden. We hadden vorig jaar een outage van twee weken gepland bij een centrale in de UK; een enorme operatie met heel veel stakeholders. De marktvraag was in die twee weken echter zo groot dat we besloten door te draaien en de stop twee maanden door te schuiven. Je moet als (onderhouds)organisatie dus veel flexibeler worden. Dat vraagt ook om goede relaties met je leveranciers en service providers. Voorspellen en flexibiliteit; dat zijn de twee toverwoorden voor de toekomst”.
> Veel expertise nodig. “De uitdaging is dus meer flexibiliteit in de organisatie brengen en beter snappen welk onderhoud wanneer nodig is. Daar heb je veel expertise voor nodig en die mensen vinden is wel een uitdaging. Je hebt experts en digitale systemen nodig. We doen al heel veel inspecties met drones, bijvoorbeeld in de ketels en grote kanalen, maar ook bij koelwateruitlaten met onbemande vaartuigen die voorzien zijn van sensoren. Er vinden momenteel pilots plaats met ‘robothonden’ in de Clauscentrale in Maasbracht. We onderzoeken of die ons kunnen ondersteunen bij de dagelijkse inspectierondes. Of denk aan de herstart na een stop. Dan is er altijd veel hectiek. Staat alles wel dicht? Zijn er lekkende drains? Kan die robothond daarin een rol spelen? Hij kan in wlk geval automatisch een werkorder aanmaken en doorsturen naar het ERP”.
RWE Centrale Foto: RWETips van Marinus Tabak
• Denk nú na over de decarbonisatie van je processen. Afwachten is geen optie meer
• Maak een plan van aanpak. Dat zorgt voor actie
• Betrek Onderhoud vanaf het begin bij de plannen
• Denk na over hoe je het Beheer en Onderhoud gaat bemensen
> Autonome centrales. “We hebben ook een concept klaar liggen voor nieuwe centrales die volledig autonoom kunnen draaien. We denken erover na of en hoe we de operations van gascentrales kunnen centraliseren in één controlekamer. Het wordt steeds meer automatiseren en steeds meer een mens-robotsamenwerking. Digital twins is ook zoiets; een uitstekende manier om dingen uit te proberen. Het zijn allemaal zaken die ons beter maken”.
> Cognitieve bias. “Als je nu aan een OEM’er vraagt om een installatie turn-key op te leveren krijg je veelal proven technology. Onze uitdaging bij RWE is om vast te stellen wat we nodig hebben; welke nieuwe technologie erin moet. Het is immers een asset die zeker dertig jaar staat. Je moet er vanaf het begin bij zijn, waarbij het menselijke aspect ook een rol speelt. Mensen zijn gewend dingen op een bepaalde manier te doen, hebben het ontwerp klaar en willen door. Dat is niet per se tegenwind, maar onze cognitieve bias, voortkomend uit onze ervaringen in het verleden. Juist daarom moet je aan de voorkant nadenken hoe je dingen wil gaan doen en over je onderhoudsconcepten”.
> Interessant en uitdagend. “De energietransitie is enorm. Energiecentrales moeten flexibeler werken en het wordt ingewikkelder door de systeemintegratie, waarbij de reststroom van de ene installatie input kan zijn voor de andere. Over de komst van nieuwe
technologieën moeten we nadenken; het maakt het interessant en uitdagend voor onderhoud. Als je bijvoorbeeld de ervaren techneut, die hoort wat zijn installatie doet, weet te koppelen aan de data scientist, dan heb je een gouden combinatie. Intern stimuleren we het verzinnen van nieuwe oplossingen; kan die ‘man met het expert-oor’ iets nieuws ontwikkelen met behulp van sensoren of die robothond? Quality Assurance en Quality Control ging bij ons altijd op papier. Een collega ontwikkelde hier samen met IT een app voor waardoor dit nu veel efficiënter gaat. De collega’s van de waterkrachtafdeling staan altijd in het veld en zij hebben tegenwoordig, dankzij een app, altijd toegang tot de planning in het ERP-systeem. Dat is briljant. We hebben ook ons eigen performance monitoring systeem gebouwd”.
> Bouwmodus. “Onderhoud blijft cruciaal. Er worden op veel plaatsen nieuwe dingen gebouwd, vaak zijn die heel complex. Dat is allemaal doenbaar, maar hoe je het dertig jaar in de lucht houdt, daarover wordt nog steeds te weinig nagedacht. Nederland wil het elektriciteitsnet vergroten, maar Enexis en TenneT komen nu al mensen tekort. En dan moeten we dat grotere elektriciteitsnet in de benen houden met de helft van de mensen die we nu hebben. Neem de 70 gigawatt-ambitie aan offshore wind; dat zijn heel veel windturbines, kabels en offshore stopcontacten die allemaal onderhouden moeten worden. Daar moeten we echt over nadenken, maar iedereen staat vooral in de bouwmodus”.
“Voldoende human capital is al pakweg twintig jaar een probleem. Het opleiden en/of aantrekken van nieuwe technici is dus cruciaal. Wij proberen daar samen met een veertigtal partners invulling aan te geven. We hebben een kennishub opgezet waarin we samen leren en begrijpen. RWE biedt studenten een beurs waarbij ze direct in dienst komen en fulltime kunnen studeren. We hebben partnerships met de hele onderwijskolom, van mbo tot universiteit. We initiëren onderzoeks-projecten, voor lectoren (hbo), maar zeker ook voor practoren (mbo), want tachtig procent van onze business is gewoon praktisch. Samen moeten we kijken hoe het slimmer kan”. <
Foto: RWEDe Nederlandse overheid beschikt over veel vastgoed, verspreid over het hele land. Aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) de taak om dit vastgoed met oog voor de toekomst te onderhouden en te beheren. “Onze organisatie is doorlopend opzoek naar vernieuwende groene initiatieven”, aldus Annet Bertram, directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf. Zij vertelt over het motiveren van de opdrachtgever, routekaarten verduurzaming en over Dynamic Load Balancing; de slimme laadoplossing voor een 100% emissieloos wagenpark.
Als het RVB panden verduurzaamt, heeft dat een enorme impact. Maar duurzaamheid is niet altijd onderdeel van de opdracht. Bertram; “Als grootste vastgoedorganisatie van het land dragen we bij aan een duurzamer Nederland. We verminderen CO2 uitstoot door onze gebouwen energiezuiniger te maken, hergebruiken bouwmaterialen, maken de leefomgeving klimaatbestendiger en vergroten de biodiversiteit. Het RVB heeft namelijk de opdracht om niet alleen ín, maar ook óp en rónd onze gebouwen een gezond klimaat te scheppen. We dragen ons steentje bij met duurzame oplossingen. Een mooi voorbeeld hiervan is onze Routekaart Kantoren, waarmee we de kantoorpanden die rijksdiensten gebruiken verder verduurzamen. De minimale wettelijke norm voor kantoorpanden is energielabel C, maar gemiddeld hebben onze kantoren al energielabel A. En natuurlijk zijn ook de laadpalen een mooie oplossing”. Het Rijk kan hiermee overschakelen naar elektrisch rijden, met als gezamenlijk doel dat in 2028 alle voertuigen elektrisch zijn.
> Hoe ondersteunen jullie departementen met het realiseren van hun CO2 managementplan? “Het Klimaatakkoord van Parijs volgend, moet al het (Rijks)vastgoed uiterlijk 2050 beschikken over een klimaatneutrale energievoorziening. In de Routekaart Rijkskantoren beschrijven we onder meer onze energietransitie. De maatregelen die wij nemen op het gebied van verduurzamen van vastgoed, de trias energetica en ondersteuning van de verduurzaming van het wagenpark dragen bij aan de reductiedoelstellingen opgenomen in de CO2 managementplannen van verschillende departementen”.
> Is er wel genoeg vermogen om alle voertuigen elektrisch te laden? Betram; “In Nederland hebben we een van de beste stroomnetten van de wereld. Toch moeten we onderzoeken of dit stroomnet opgewassen is tegen de gebruikspiek die ontstaat als je meerdere auto’s tegelijk aan de laadpaal legt. Dan kunnen stoppen doorslaan. En het uitbreiden van de laadinfrastructuur gaat ook niet zonder slag of stoot. We hebben te maken met oplopende
elektriciteitstarieven en beperkte transportcapaciteit van het net. Je kunt dus niet zomaar overal laden”. Voor de panden van het RVB is Dynamic Load Balancing een mogelijke oplossing. Hiermee ben je verzekerd tegen overbelasting van je energienetwerk aldus Bertram. “Het zorgt voor een goede verdeling van het beschikbare elektrische vermogen, zodat we zoveel mogelijk geparkeerde auto’s van elektriciteit kunnen voorzien. En in combinatie met zonnepanelen is dit de meest efficiënte oplossing om aan de laadvraag te voldoen”.
> Welke factoren spelen een rol bij het toepassen van deze slimme laadoplossing? Om hier een goed beeld van te krijgen heeft het Programma Groene Innovaties (PGI) drie representatieve pilotlocaties uitgekozen: een rijkskantoor, een defensiegebouw en een rechtbank. Veel variabelen bleken een rol te spelen bij het in elkaar leggen van een ingewikkelde puzzel. “Zo zijn sommige locaties prima bereikbaar via het OV, en andere niet”, legt Betram uit. “Ook kennen we verschillende soorten rijpatronen bij het Rijk. Naast werknemers die ’s ochtends komen en ’s avonds gaan, moet je bijvoorbeeld denken aan carpoolers, bezoekers, bestuurders van dienstauto’s, militairen die op oefening zijn en gevangenentransport. Ook is het de vraag of (bij)laden op locatie nodig is, of dat dit op een andere plek kan. En vergeet de verschillende aankomst- en vertrektijden niet. Al met al lijkt het erop dat voor optimalisering individueel maatwerk nodig. Een app waarmee je een laadpaal reserveert kan hierin ondersteunen”.
> Zijn elektrische auto’s de enige stroomgebruikers die jullie hiervoor monitoren? “Nee, zeker niet. We houden rekening met alle stroomgebruikers. In het onderzoek van PGI zijn de variabelen vanuit het autogebruik gematcht met de variabelen vanuit het huidige stroomgebruik op locaties. Zo vragen de liften volop stroom bij de start van de werkdag en rond lunchtijd weer. Dan zijn ook de bedrijfskeukens volop in bedrijf. In de winter staat de warmtepomp aan en in de zomer de airconditioning. Met Dynamic Load Balancing kunnen we alle stroombehoeften monitoren en verdelen we het vermogen optimaal over de werkdag. Zo blijven in 2028, wanneer we als Rijk zijn overgestapt op elektrisch rijden, onze gebouwen een prima en bereikbare werkplek”.
De uren dat een installatie ongepland stil ligt, worden ook wel de “vuile uren” genoemd. Installaties staan op temperatuur, op druk, onder spanning terwijl er netto niets wordt geproduceerd. Er wordt dus wel energie en warmte verbruikt, maar er worden geen inkomsten gegenereerd. En dan spreken we nog niet van de impact op het milieu en het verlies van grondstoffen.
De vuile uren zorgen dus voor hoge energiekosten per product. Door de technische beschikbaarheid te verhogen, kunnen we deze kosten reduceren. Dit heeft niet alleen een positief effect op de productiviteit, maar ook op de energie ratio. Peter Decaigny, partner bij Mainnovation; “Als het gaat over energie-efficiëntie staren we ons vaak blind op technische hightech opties om het energieverbruik te reduceren. Niet dat dit onbelangrijk is, maar vaak heeft een duurzame verbetering van de technische beschikbaarheid een waardecreatie die vele malen hoger ligt. We reduceren namelijk niet enkel de vuile uren, maar zorgen ook voor extra producten en bijbehorende omzet. Twee vliegen in één klap”.
> Korte ongeplande stilstanden. Om de technische beschikbaarheid te verhogen moeten we kritisch kijken naar de ongeplande stilstanden. Decaigny; “Dit lijkt een open deur, maar we zijn ons lang niet altijd bewust van de vele momenten dat de machine of de lijn stil staat”. Een eerste verbeterhefboom zit in het verbeteren van de kleine ongeplande stilstanden, de zogenaamde micro-stops. Deze duren niet lang, maar komen vaak voor en hebben daardoor een significante impact. Deze stilstanden uit de wereld helpen kan vaak door kleine technische en niet-technische aanpassingen. “Het traject start met het in kaart brengen van deze micro-stops. Op welk moment was er sprake van stilstand? Wat was de oorzaak? Wat is
‘
‘Wie de micro-stops kritisch analyseert zou wel eens tot verrassende bevindingen kunnen komen’
er gedaan om de stilstand op te heffen?” Decaigny waarschuwt voor een valkuil: “Met een nonchalante houding als ‘ja maar, dit is normaal’ of ‘dit gebeurt standaard na een wissel’ wordt een micro-stop al snel van tafel geveegd”.
> Verrassende bevindingen. Het analyseren van de stops om vervolgens de technische beschikbaarheid effectief te kunnen verbeteren, moet een gezamenlijke inspanning zijn van productie en onderhoud. “De operator heeft vaak een vaste volgorde van handelen. Het is hem ooit zo aangeleerd of hij heeft zelf aanpassingen doorgevoerd die in zijn beleving efficiënt en juist zijn. Hij moet bijvoorbeeld bij elke formaatwissel standaard tien keer op de resetknop drukken. Zo werkt dat hier blijkbaar, denkt hij”.
Ook de onderhoudsprofessional heeft zich aangepast. Hij weet dat een bepaald onderdeel regelmatig stuk gaat, dus hij heeft voldoende op voorraad. “Maar is het wel normaal dat dit onderdeel continu faalt? En zijn de handelingen die worden verricht als het onderdeel wordt vervangen juist of leiden ze, indirect, tot stilstand? Wie de micro-stops kritisch analyseert zou wel eens tot verrassende bevindingen kunnen komen…”
> Reliability Engineering. Ook de aanpak van de grotere en meer complexe stilstanden vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Decaigny; “Productie, onderhoud, engineering en soms leveranciers brengen allemaal specifieke kennis en kunde in. Een goede reliability engineer zorgt voor het samenbrengen van de nodige competenties en een goede analyse. Zo worden potentiële oplossingen besproken, gevalideerd en geïmplementeerd. En enorm belangrijk; door dit als één team aan te pakken, is er ook draagvlak om de verandering duurzaam te maken”.
Beschrijf wat nodig is om de gekozen oplossing door te kunnen voeren. “Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de operator instructies/werkinstructies of het doorvoeren van de aanpassingen op andere lijnen of vestigingen. En ook de Management of Change procedure, zodat kan worden getoetst of de aanpassingen geen risico’s voor het milieu of de veiligheid met zich meebrengen”. <
Foto: MainnovationWetenschapsfinancierder NWO honoreerde recent een groot onderzoeksproject naar nieuwe concepten voor energiezuinige Informatie Technologie met zo’n tien miljoen euro. UTonderzoeker Prof. dr. ir. Hans Hilgenkamp is hoofdaanvrager van het project met de naam NL-ECO. Met de financiering van NWO komt ook ongeveer 2,5 miljoen euro beschikbaar als cofinanciering vanuit verschillende deelnemende partijen in het consortium.
De digitale revolutie heeft de mensheid ontzettend veel gebracht. Het wijdverbreide gebruik van digitale apparatuur en technologieën, zoals computers, internet en data centra maken ons leven vaak een stuk efficiënter en bieden mogelijkheden in bijvoorbeeld medische toepassingen. Echter vreten deze technologieën energie. De hoeveelheid digitale informatie die we verwerken en opslaan en de energiekosten die daarbij horen groeien exponentieel.
> Proeftuin voor nieuwe technologieën. Om dat sterk toenemende energiegebruik te drukken, wil NL-ECO nieuwe materialen, technologieën en wetenschappelijke inzichten voor energieefficiënte informatietechnologie ontwikkelen. “We willen graag een kraamkamer en proeftuin zijn voor nieuwe technologieën”, vertelt Hilgenkamp. Het consortium van 33 organisaties gaat funderend onderzoek doen naar de digitale technologieën van de toekomst.
> Welke verwachtingen zijn er? Er bestaan natuurlijk al digitale technologieën. Wordt dat spectaculair anders? De huidige digitale technologieën zijn in de loop van de jaren steeds krachtiger en energiezuiniger geworden, door de basiscomponenten op de chips, zoals de transistoren, steeds kleiner te maken. Deze ontwikkeling staat bekend als de Wet van Moore. “Het is de verwachting dat dit de komende jaren nog wel verder doorgaat, met name door transistoren ook op elkaar te stapelen”, aldus Hilgenkamp.
“Tegelijkertijd ziet ook de halfgeleiderindustrie dat naast het steeds kleiner maken van de componenten, de energieconsumptie de grote uitdaging is geworden. De temperatuur op een chip dreigt te hoog op te lopen, hetgeen de functionaliteit beperkt. En op grotere schaal zien we het met de datacenters, die een groot beslag leggen op de elektriciteitsvoorziening”.
De verwachting is dat in bestaande digitale concepten best nog winst te boeken is, bijvoorbeeld door geheugen meer te integreren met de processoren of door bij het schrijven van software de energie-efficiëntie veel meer voorop te stellen. Hilgenkamp; “Maar tegelijkertijd wordt er gekeken naar heel nieuwe concepten, waar-
mee we echt ordes van grootte proberen te winnen. Een fascinerende insteek is daarbij te kijken naar de energie-efficiëntie van de hersenen. Wat kunnen we daarvan leren dat we in nieuwe computer concepten kunnen vertalen? In ons programma zullen we ons ons onder andere richten op deze ‘neuromorfische’ circuits”.
> Als er onderzoek gedaan wordt naar de nieuwe digitale technologieën, hoe wordt de discipline Onderhoud daar dan bij betrokken? Onderhoud is een toepassingsgebied waarbij veel data en digitale technieken komen kijken meent Hilgenkamp. “Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan preventief onderhoud, waarbij je
>
Hans Hilgenkamp‘
’
‘Technieken die worden ontwikkeld voor een bepaald toepassingsgebied kunnen vervolgens ook hun weg vinden in andere toepassingen’
> in een vroeg stadium (dreigende) afwijkingen wilt opsporen. Dit doe je door datastromen van sensoren te analyseren. Hoe efficiënter je dit kan doen, hoe dichter je bij de bron van de data de afwijkingen kan opsporen. Dit kan ook een positief effect hebben op bijvoorbeeld de bescherming van de data, je hoeft immers niet alles meer naar een datacenter te sturen”.
> Brein als inspiratiebron. NL-ECO kijkt voor die nieuwste technologieën ter inspiratie onder andere naar het brein: de meest energiezuinige computer die we kennen. “Het brein is voor veel toepassingen, zoals bijvoorbeeld patroonherkenning, nog altijd veel beter dan de nieuwste computers. Niet alleen in snelheid, maar ook in energieverbruik”, legt Hilgenkamp uit. “Als we hier iets van kunnen overnemen rijden zelfrijdende voertuigen in de toekomst mogelijk een stuk efficiënter rond”.
> En hoe zit dat met installaties? Want als dat voor transport geldt, zou dat ook gelden voor machines? “Zeker” zegt Hilgenkamp beslist. “Veel vraagstellingen hebben een generiek karakter. Bijvoorbeeld snelle beeldherkenning, opsporen van afwijkingen in datapatronen, of het bepalen van correlaties in data die op verschillende plekken is opgeslagen. Technieken die worden ontwikkeld voor een bepaald toepassingsgebied kunnen dan vervolgens ook hun weg vinden in andere toepassingen”.
> Breed consortium. Het brein namaken is niet het doel op zich, maar het exploreren van op hersenwerking gebaseerde ‘neuromorfische’ concepten is een van de mogelijke routes die het consortium wil nemen. De onderzoekers gaan ook kijken naar andere materialen en inzichten om informatietechnologie duurzamer te maken. Het doel is om in vijf jaar tijd verschillende opschaalbare concepten te ontwikkelen die de industrie kan oppakken en doorontwikkelen. Het brede consortium bestaat uit 33 organisaties in de academische wereld, maatschappelijke partners, lokale overheid en de industrie. Hier wordt met Industrie de chip-industrie bedoeld. Uiteindelijk zullen zij de uitkomsten van het funderend onderzoek
moeten doorontwikkelen tot producten. Deze kunnen dan in een scala van industrieën worden toegepast, denk dan aan Chemie, Manufacturing, Olie- en Gas”.
> Mission 10-X. Om het ecosysteem rondom de energiezuinige computertechnologieën van toekomst verder uit te bouwen, zijn vier academische partners – UT, Radboud Universiteit, Technische Universiteit Eindhoven en Rijksuniversiteit Groningen – een groot samenwerkingsverband gestart met de naam Mission 10-X. NL-ECO is een goed voorbeeld van wat zo’n samenwerking kan bereiken. Lees meer over Mission 10-X op de website van UToday.
> NWA-ORC. Het onderzoeksproject ontvangt de financiering van ruim tien miljoen euro binnen het onderzoeksprogramma ‘Onderzoek op Routes door Consortia’ van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA-ORC). Het doel van de NWA is het leveren van een positieve en structurele bijdrage aan de mondiale kennismaatschappij van morgen, waar nieuwe kennis gemakkelijk doorstroomt van onderzoeker naar gebruiker en waar nieuwe vragen vanuit de praktijk en de samenleving snel en vanzelfsprekend ingang vinden in nieuw onderzoek. NWA-ORC geeft hier invulling aan door interdisciplinair onderzoek en innovatie mogelijk te maken waarmee maatschappelijke en wetenschappelijke doorbraken binnen bereik komen.
> Impuls voor de (technische) arbeidsmarkt. Hilgenkamp; “Op de universiteiten zien we al dat studenten heel erg geïnteresseerd zijn in dit onderzoek. Ze vinden het belangrijk dat er een maatschappelijk probleem wordt aangepakt, namelijk de enorme energieconsumptie van informatietechnologie. Daarbij vinden ze het inhoudelijk heel uitdagend dat er naar heel nieuwe concepten wordt gekeken, met uiteraard de hersenen als een fascinerend voorbeeld” <
Prof. dr. ir. Hans Hilgenkamp is hoogleraar Technische Natuurkunde en Nanotechnologie bij het onderzoekscluster NanoElectronic Materials (Faculteit Technische Natuurwetenschappen, TNW). Daarnaast is hij co-director van het BRAINS Center van het Onderzoeksinstituut voor Nanotechnologie MESA+ en tevens verbonden aan het Digital Society Institute van de Universiteit Twente.
Consortium NL-ECO
Universiteit Twente, Radboud Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen, TU Eindhoven, TU Delft, Fontys Hogescholen, Saxion Hogeschool, AMOLF, ASTRON, TNO, ASML, IBM Zurich Research Lab, Toyota Motor Europe, Thales, IMEC Leuven, IMEC Eindhoven, Smart Photonics, LioniX International BV, PITC, VSPARTICLE, Surf, TSST, European Space Agency, Green IT Amsterdam, Gemeente Westerkwartier, Amsterdam Economic Board, HQ Graphene, Örebro University, Uppsala University, Jülich Research Center, Max-Planck Institute for Microstructure Physics, NL Digital en Science LinX .
Foto: NVDOIn de industrie worden Power Quality storingen veelal niet als een serieuze bedreiging gezien, ervaren wij bij VeriteQ. Daar is wel een verklaring voor. Mijn ervaring, en die van andere Power Quality specialisten, is dat dit type storingen een breed scala aan oorzaken heeft. Ze komen dus veel uit onverwachte hoeken en dus geeft de root-cause analyse geen uitkomst. Daarbij merk ik ook dat de Industrie dit type storingen vaak afdoet als toeval.
Maar, Power Quality storingen verdienen juist meer aandacht. Professor Sjef Cobben is deeltijd hoogleraar Power Quality bij de onderzoeksgroep Electrical Energy Systems van de TU/e-faculteit Elektrotechniek. Zijn TU/e-onderzoeksthema Power Quality gaat over de kwaliteit van spanning, stroom en hun onderlinge interactie. Dit is van belang voor smart grid-technologieën, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de compatibiliteit van apparaten, installaties en netwerken.
Cobben stelt: meer Power Quality storingen door duurzame energie. En ik ben het daarmee eens omdat duurzame energie minder voorspelbaar is dan conventionele energie. Maar ook omdat door het CO2 beleid duurzame elektrische energie juist een nog grotere rol gaat spelen.
Bij 20% duurzame energie kunnen conventionele centrales onvoorspelbaar gedrag nog wel opvangen. Als het aandeel duurzame energie stijgt, dan moeten netbeheerders bij snel wijzigende weercondities of incidenten complexe route-schakelingen uitvoeren om het net in balans te houden. De gevolgen daarvan voor de Industrie zijn nu al merkbaar. Ik noem zomaar een mooi voorbeeld: Eneco heeft grootgebruikers onlangs gevraagd hun productieniveau te richten naar de beschikbare energie. Zij zullen dus dagelijks hun productie proces moeten af- en opschalen. En ik noem grootgebruikers in de Botlek die samenwerken met netbeheerder Stedin. Met een variërend productieniveau houden zij het net in balans.
Ik adviseer altijd de gevolgen van af- en opschalen van producties goed te onderzoeken, waarbij twee thema’s van belang zijn. Ten eerste het maken van een uitgebreid afnameprofiel tijdens productie. Grote productiemiddelen kunnen bij het opschalen onverwacht hoge stroompieken geven. Operators kunnen met het afnameprofiel aanpassingen maken om deze pieken te vermijden. Ten tweede het maken van de Power Quality index: dit geeft een netvervuilingsprofiel onder alle bedrijfscondities. Bij het af- of opschalen van het proces kan zich schadelijke netvervuiling voordoen. De onderliggende vermogensregelingen kunnen namelijk bij dynamisch regelgedrag onverwachte netvervuilers worden. Soms kunnen frequentieregelaar zelfs het meest vervuilen bij stilstand. De procesautomatisering is vervolgens het slachtoffer hiervan, met storingen tot gevolg.
Onderhoudsmedewerkers in de industrie moeten er dus rekening mee houden, dat het aantal complexe Power Quality storingen zullen toenemen. Door Power Quality storingen mee te nemen in de root cause analyse, kan het aantal productie storingen verder worden gereduceerd. <
Ralph Verploegen adviseur en meetspecialist Power Quality VeriteQ Ralph VerploegenOveral waar gewerkt wordt, wordt dagelijks veel koffie gedronken. Het kiezen voor de meest duurzame koffiebekers kan daarom veel milieuwinst opleveren. Het gebrek aan betrouwbare informatie over de impact van koffiebekers, maakt het voor inkopers echter lastig om een weloverwogen keuze te maken. Daarom is het KoffiebekerPact geïnitieerd.
Binnen het KoffiebekerPact werkt de keten samen om de milieueffecten in kaart te brengen. Samen zoeken zij de duurzaamste koffiebeker. Het Versnellingshuis ondersteunt deze ‘Moonshot’. Het
berekenen van de milieueffecten lijkt misschien simpel, maar is in de praktijk een flinke uitdaging. Van alle schakels in de keten is gedetailleerde informatie nodig.
> Veel vragen. Welke en hoeveel grondstoffen zijn gebruikt in de productie? Hoe worden de koffiebekers geproduceerd? Hoeveel energie is hiervoor nodig? Hoe zijn de koffiebekers vervoerd? Welke afstand hebben ze afgelegd? En waar belanden de bekers aan het eind van de levensduur. Inmiddels zijn meer dan zestig ketenpartijen aangesloten bij het KoffiebekerPact: producenten van koffiebekers, leveranciers van koffie, inkopende partijen en afvalverwerkers.
> Data en Vertrouwen. Aangesloten bedrijven spreken af dat ze data delen om meer transparantie te creëren rond de impact van koffiebekers. Michael van der Meer, begeleider van het ketenproject, vertelt; “We merkten dat er aanvankelijk enige terughoudendheid was in het delen van die data. Daarom hebben we een nondisclosure agreement (NDA) opgesteld. We hebben afgesproken de data alleen te gebruiken ten behoeve van het onderzoek. De data worden dan ook alleen gedeeld met de onderzoekers en niet met andere stakeholders.” Voor de producenten van koffiebekers is dit het spannendst. “Door de aankomende wetgeving (het verbod op wegwerpkoffiebekers in kantoor in 2024 en op gratis wegwerpbekers to go in juli 2023) zien zij hun businessmodel veranderen. Dat levert onzekerheid op”. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de ketenregisseur blijkt een cruciale factor voor het creëren van het benodigde vertrouwen.
> Afwasbare mokken vanaf 2024 op kantoor. In de regels voor minder plastic wegwerpbekers en -maaltijdverpakkingen is een onderscheid gemaakt tussen consumptie ter plaatse en consumptie onderweg (afhaal en bezorging). Bij consumptie ter plaatse wordt per 2024 herbruikbaar servies het uitgangspunt: de afwasbare koffiemok op kantoor en het bord in de kantine en eethuisjes. Alleen zorginstellingen zijn uitgezonderd. Wanneer het echt nodig is, kunnen bedrijven ervoor kiezen bepaalde plastic wegwerpbekers en -maaltijdverpakkingen te blijven gebruiken, mits ze 75%-90% hiervan weer inzamelen voor hoogwaardige recycling. Dat kan door gescheiden inzameling met bijvoorbeeld een retoursysteem, zodat van de grondstoffen weer nieuwe bekers en bakjes gemaakt kunnen worden.
Staatssecretaris Heijnen; “Elke dag gooien we alleen al in Nederland 19 miljoen plastic bekers en voedselverpakkingen weg, na eenmalig gebruik. Daar moeten we toekomstige generaties niet mee blijven opzadelen. Er is een ommezwaai nodig van wegwerp naar hergebruik. Veel ondernemers zijn hier al goed mee bezig. Zo voorkomen we plastic soep, gaan we zorgvuldiger om met grondstoffen en laten we een schonere wereld achter”. <
In het hart van Middelburg en de Zeeuwse delta prijkt het gloednieuwe Joint Research Center Zeeland (JRCZ). Het gemeenschappelijke onderzoekslaboratorium van het Zeeuwse mbo, hbo en wo en de praktijk binnen één lab is in deze omvang uniek in de wereld. Barbara Oomen is bestuursvoorzitter van HZ University of Applied Sciences en woont en werkt 15 jaar in de provincie. Leo Blok startte als docent engineering bij de HZ en is sinds begin 2022 de kersverse manager van het JRCZ. Zij vertellen over het onderwijsconcept, de mogelijkheden binnen het lab en de voordelen voor studenten en bedrijven.
> Vraagstukken van deze tijd. Vanaf het tweede semester van het academische jaar gaan studenten van de lokale onderwijsinstellingen Scalda, HZ/UAS en het University College Roosevelt (UCR) aan de slag met vraagstukken rondom water, energie, voedsel en biobased materialen. Specifieke vragen uit de praktijk die relevant zijn voor het deltagebied in Zeeland. Het onderwijsconcept van het JRCZ maakt het mogelijk om studenten, onderzoekers, bedrijven en overheid samen te brengen binnen een state-of-the-art omgeving met de nieuwste apparatuur en technologie.
Blok spreekt over de drie o’s: onderwijs, overheid en ondernemers. “Ik ben een echte creator en altijd op zoek naar verbinding. Vanuit het docentschap kreeg ik de mogelijkheid om het concept mee te ontwikkelen vanuit engineering en mijn technische achtergrond”. Oomen is sinds vorig jaar bestuursvoorzitter en haar ervaring komt
uit het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; “Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijk onderwijsconcept een rijke voedingsbodem heeft in deze provincie. Het is een omgeving waar innovatie voorop staat en waar de thema’s water, energie en voedsel tot hun recht komen. Binnen een inspirerende en innovatieve werkomgeving die vol staat met hoge kwaliteit onderzoeksapparatuur en practicumruimtes worden hedendaagse vraagstukken onderzocht. Het JRCZ moet ervoor zorgen dat bètatalent zich aangetrokken voelt tot ons unieke stukje Zeeland. Om samen met kennisinstellingen en het bedrijfsleven antwoord te geven op vraagstukken van deze tijd”.
> Ontwikkeling onderzoekscentrum. Voor de economische en sociale ontwikkeling van Zeeland is een goede kennisinfrastructuur nodig. Waar voorheen nog veel jongeren vertrokken uit de provincie richting de Randstad, moet het JRCZ ervoor zorgen dat het
onderwijs en onderzoek in deze omgeving een vlucht neemt. “Over de tijd is het idee van een onderzoekscentrum ontwikkeld door verschillende mensen”, aldus Oomen. “Toen het budget vrijkwam, konden we onze ambitie kracht bijzetten en daadwerkelijk investeren in de economie van Zeeland. Op onze manier en met de thema’s die bij de provincie passen. Een onderzoekscentrum als JRCZ zou trouwens niet van de grond komen in de Randstad. De kleinschaligheid van Zeeland en de innovatiekracht zorgen samen voor een broedplaats waar onderzoek en onderwijs mogelijk zijn. De combinatie van theorie en praktijk maakt dat we op korte termijn oplossingen kunnen lanceren die bijdragen aan de verduurzaming van de energiesector”.
> Klaarstomen voor het bedrijfsleven. De krappe arbeidsmarkt krijgt ook een impuls door het vernieuwende concept van het JRCZ. Oomen; “Onze missie is bijdragen aan een betere wereld. In de praktijk doen we dat door onder meer bètatalent volwaardig te ondersteunen met een gloednieuw onderzoekscentrum. Daarnaast maken we de verbinding met de praktijk en worden studenten gekoppeld aan ons partnernetwerk. Hierdoor ontstaan vaak de eerste kansen op de arbeidsmarkt. Zoals een eerste baan, het starten van een start-up en algehele praktijkervaring bij relevante partijen. Studenten trekken samen op met het bedrijfsleven en doen technische vaardigheden op die onmisbaar zijn in de toekomst van de energiesector. Hierdoor komen vaak verrassende en bruikbare resultaten tot stand en creatieve oplossingsrichtingen die vanuit de studenten worden voorgesteld”.
> Vergroten kennisinfrastructuur Zeeland. Wind op zee is een belangrijk onderdeel van de huidige energietransitie en tevens een minor bij HZ. Het JRCZ is betrokken bij onderhoudsprojecten op zee en zijn niet onbekend met de vraagstukken rondom wind op zee. De huidige onderzoeken bij de verschillende onderwijsinstellingen brengen interessante kansen aan het licht. Zo wordt er onderzocht of we plastic van algen gemaakt kan worden, hoe water besparen mogelijk is bij bierbrouwen en of schimmels een vorm van isolatie kunnen vormen in de bouw. Dat er al mooie dingen in het Zeeuwse gebeuren beaamt Blok; “Ik was betrokken bij het AIRTuB project, dat staat voor Automatische Inspectie & Reparatie van TurbineBladen. De HZ, Scalda, de TU Delft en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum hebben samen een robot ontwikkeld die kan
voorzien in een volledig geautomatiseerde en autonome inspectie van windturbinebladen. Degradatie van de bladen heeft onder andere een negatieve invloed op de energieopbrengst. Daarnaast heeft een onderzoeksgroep bijvoorbeeld eetbaar plastic ontwikkeld. Deze folie die bijvoorbeeld om een appel zit, is eetbaar en houdt het fruit vers. Een duurzaam alternatief van het milieuonvriendelijke plastic dat nu om veel groente en fruit zit. Het draait allemaal om maatschappelijke vraagstukken die een impact hebben op de leefbaarheid. Het JRCZ brengt iedereen samen op één plek”.
> Makerspaces voor onderzoek. Op elke verdieping van het pand zijn ruimtes ingericht waar studenten, docenten en onderzoekers samenkomen, de zogeheten makerspaces. Hier inspireren en helpen ze elkaar bij het oplossen van vraagstukken. Blok; “Deze manier van werken brengt meteen de combinatie van praktische en theoretische scholing aan het licht. We hebben denkers en doeners nodig om tot oplossingen te komen. Naast het zo goed mogelijk bedenken van deze oplossingen, willen we zo slim mogelijk produceren en prototypes ontwerpen. In de makerspaces wordt de drive van denkers en doeners zichtbaar. Wij zien Zeeland daarom als een proeftuin voor vernieuwende duurzame energie en waterveiligheidsconcepten”.
‘‘De combinatie van theorie en praktijk draagt bij aan de verduurzaming van de energiesector’
Moonen Packaging is sinds december 2022 een ‘B Corporation’ oftewel: Een impactvol bedrijf dat laat zien dat je als onderneming sociale en duurzame impact kunt maken en een commercieel succesvol bedrijf kunt zijn. “Duurzaamheid zit al ruim 20 jaar lang in het DNA van ons bedrijf. We willen concreet bijdragen aan een betere wereld voor komende generaties. Dat doen we in alle facetten van onze bedrijfsvoering”, zegt Hans Houtappels, CEO van Moonen Packaging.
Moonen Packaging is een verpakkingsgroothandel, in 1955 ontstaan als familiebedrijf met diverse verpakkingsmaterialen in het assortiment, denk aan kartonnen dozen, food- en non-food verpakkingen (disposables), schoonmaak- en hygiëneproducten. Het maakt sinds een paar jaar deel uit van een Zweedse Holding OptiGroup waar ook nog andere bedrijven in de verpakkingsbranche deel van uitmaken. “Wij ontwerpen, ontwikkelen en laten verpakkingen produceren voor onze klanten. Ongeveer een kwart eeuw geleden kwam het besef dat wij met onze verpakkingen in feite een functioneel product met een korte levensduur ontwikkelen. Verpakkingen moeten ervoor zorgen dat het product zonder schade of derving op zijn bestemming komt, maar daarna verliest het zijn functie en is het in feite afval. Daarom is het erg belangrijk om een zo klein mogelijke footprint achter te laten. We hebben sindsdien dan ook een duurzaam verpakkingsbeleid: van inkoop, het efficiënt inrichten van de
supply chain tot het stimuleren van onze klanten om voor een zo duurzaam mogelijke verpakking te gaan”.
> B Corporation. Dankzij deze aanpak mag Moonen Packaging zich een B Corporation noemen waarbij de B staat voor Benefit. B Corp is een certificering voor profitbedrijven die een positieve impact hebben met betrekking tot zowel sociale verantwoordelijkheid als op het gebied van duurzaamheid. Bedrijven moeten kunnen aantonen dat ze naast een winstoogmerk ook een positieve impact hebben op mens, maatschappij en milieu. Dit wordt in de statuten vastgelegd, zodat het ook écht onderdeel van de organisatie is en bijvoorbeeld niet afhankelijk is van 1 persoon. Een maandenlang assessment waarbij naar de gehele bedrijfsvoering wordt gekeken, gaat aan de certificering vooraf, terwijl er iedere drie jaar opnieuw een beoordelings- en verificatieproces plaatsvindt.
>
Foto: Moonen Packaging‘
’
‘De beste verpakking is geen verpakking’
Bamboo disposables Foto: Moonen Packaging
> Ambities. “Tijdens het Nationaal Sustainability Congres maakte ik kennis met B Corporations en hun impact. B Corp bedrijven vinden het belangrijk om niet alleen te voldoen aan wat vanuit wet- en regelgeving wordt opgelegd. Ze willen als bedrijf een stap verder gaan zodat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan diverse sociale en duurzame thema’s. Die filosofie en het holistische karakter sluiten nauw aan bij onze visie en missie. Het was voor ons een logische stap om een B-corp te worden en het heeft daarom geen grote impact gehad op onze bedrijfscultuur aangezien het al in lijn lag met onze filosofie en doelstellingen”. Houtappels noemt een aantal doelen op: “In 2023 willen we dat vijftig procent van de omzet komt uit verpakkingen met duurzame grondstof. Daarnaast streven we naar vijf procent efficiënter transport, tevreden medewerkers, en willen we risicovolle supply chains inzichtelijk hebben. Tegen eind 2026 willen we CO2-neutraal opereren en tegen 2035 zouden vijftig procent alle verpakkingsmaterialen die we verkopen gemaakt moeten zijn van hernieuwbare grondstoffen, dat zijn voor ons grondstoffen die binnen 12 maanden hernieuwbaar zijn”.
> Reduce. Dit zijn stevige ambities. “We moeten met z’n allen van een lineaire economie naar een circulaire economie. Momenteel wordt de route van grondstoffen delven naar productie, consumptie en afval nog te vaak bewandeld. Het is noodzakelijk dat na consumptie producten worden gerecycled en weer terug in de keten belanden om te voorkomen dat grondstoffen uitgeput geraken. Om daartoe te komen, moet je beginnen met reductie, het minimalise-
ren van het gebruik van grondstoffen”. Houtappels geeft een voorbeeld. “De beste verpakking is geen verpakking, maar een product moet ook zonder schade of derving op zijn bestemming terechtkomen waardoor verpakking vaak een noodzaak is. Dunner verpakkingsmateriaal kan al een groot verschil maken. Daarnaast gebeurt het in de praktijk nog erg vaak dat er te veel verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, terwijl dit helemaal niet hoeft. Kies je een doos of verpakking op maat die wél het product strak en veilig verpakt, dan leidt dit tot minder materiaalverbruik, minder opvulmateriaal en dus minder verpakkingskosten. Daarnaast zijn er minder transportbewegingen nodig aangezien er meer producten in de vrachtwagen passen. Dit leidt weer tot minder logistieke en minder retourkosten, en lagere personeelskosten”.
> Verpakkingstape. Om schaarse grondstoffen te verminderen, kun je ook hernieuwbare, duurzame verpakkings-oplossingen gebruiken. “We breiden ons duurzaam assortiment voortdurend uit. Een eenvoudig voorbeeld is het gebruik van duurzame verpakkingstape in plaats van de meer traditionele variant waar aardolie een belangrijke grondstof voor is. We hebben een verpakkingstape die eenzelfde kwaliteit kan leveren, maar deze is gemaakt van hernieuwbare grondstoffen zoals suikerriet en zetmeel”.
> Duurzaamheidsladder. Maar klanten moeten er ook voor willen kiezen. “Tegen 2026 willen we onze klanten het duurzaamste assortiment in de markt kunnen aanbieden. Hoe meer keuze uit duurzame varianten, hoe sneller ze geneigd zijn om er ook voor te kiezen. Bovendien gaan we voortdurend gesprekken aan met onze klanten om te laten zien hoe ze hun footprint kunnen verkleinen. Om hen te stimuleren voor een duurzame oplossing te kiezen, hebben we ook een duurzaamheidsladder ontwikkeld. Hiermee kunnen ze eenvoudig hun materiaalkeuze op duurzaamheid beoordelen. Door onze kennis met hen te delen en met hen mee te denken, kunnen ze stappen voorwaarts maken om tot een circulaire economie te komen”.
> Hergebruik. Naast reductie is hergebruik een belangrijke stap. “Er zijn diverse initiatieven waarbij het verpakkingsmateriaal na gebruik kan worden geretourneerd waardoor het opnieuw dienst kan doen als verpakking. Bierkratten met statiegeld zijn al jarenlang ingeburgerd, evenals bezorgkratten van supermarktketens die je bij een volgende levering aan huis weer kunt teruggeven. Veel meer bedrijven zouden over dergelijke concepten moeten nadenken. Er is vaak veel meer mogelijk dan men in eerste instantie denkt”.
‘ ’
‘Als je de hele keten betrekt, verhoog je ook de impact die je kunt maken’
Ook qua Onderhoud of Asset Management is het belangrijk om de juiste strategie te kiezen, zegt Houtappels “Met het gebouw en alle assets die je bezit of waarin je investeert moet je zorgvuldig omgaan. Ga je voor de aanschaf van goedkope materialen of systemen, dan leidt dit tot meer onderhoudskosten en werk je mee aan een wegwerpcultuur. Een eenvoudig voorbeeld is het verwarmingssysteem om je pand te verwarmen. Wij voeren regelmatig inspecties en preventief onderhoud uit om te voorkomen dat we te maken krijgen met onverwachte storingen of defecten. Goed onderhouden systemen hebben een langere levenscyclus”.
> Recycle. Het recyclen van verpakkingsmateriaal is een derde stap om te komen tot circulariteit. “Zelf hebben we het concept Happy Plastics geïntroduceerd waarbij plastic folie na gebruik niet langer op de afvalberg terechtkomt. Het gebruikte folie wordt verzameld waarna het wordt gerecycled tot grondstof voor nieuwe producten. We ondersteunen bedrijven om deel te nemen aan het proces. Wanneer we nieuwe producten leveren, halen we pallets met plastic folie op waardoor onze vrachtwagens zowel op de heen- als retourweg efficiënt worden gebruikt. De balen leveren we af bij een recyclingbedrijf waar het wordt verwerkt tot bijvoorbeeld gerecyclede plastic zakken”.
> CO2-reductie. Nog een belangrijk doel van Moonen Packaging is CO2-reductie. “Willen we in 2026 CO2-neutraal opereren, dan zijn
gesprekken en goede samenwerkingsverbanden met leveranciers en partners cruciaal. Zo is het transport van producten een belangrijk aandachtspunt. Het merendeel van onze producten vervoeren we met elektrische voertuigen. Ook is een van onze vervoerders overgeschakeld naar hernieuwbare diesel. Dit heeft geleid tot een reductie van 5,13kg per pallet oftewel een besparing van 52%. De resterende CO2-uitstoot compenseren we. De komende tijd zullen we blijven focussen op verbeteringen”.
> Sociale verantwoordelijkheid. Een B Corp richt zich niet alleen op duurzame producten of processen, maar investeert ook in zijn mensen. “We zorgen voor voldoende diversiteit op de werkvloer en investeren in gelukkige en vitale medewerkers. We houden geen traditionele beoordelingsgesprekken maar voeren heel het jaar gesprekken terwijl de medewerkers wekelijks een tool invullen waarmee we werkgeluk en betrokkenheid kunnen meten”. Die betrokkenheid is essentieel. “Werken aan een betere wereld doe je samen. We willen dat onze medewerkers intrinsiek een bijdrage leveren aan het verbeteren en uitdragen van een duurzame bedrijfsvoering. Zo geven we kennissessies en hebben een kennisplatform gelanceerd met daarin informatie over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot duurzaamheid. We verwachten ook dat werknemers zelf actief initiatieven nemen om te verduurzamen zowel in hun werk als in hun privé -omgeving. Dit is belangrijk aangezien je het grootste verschil kunt maken als je er met z’n allen de schouders onder zet”.
> Andere bedrijven. Houtappels heeft nog een tip voor andere bedrijven. “Betrek je werknemers, maar ook je partners en toeleveranciers en zoek samen naar mogelijkheden om te verbeteren. Er is vaak veel meer mogelijk dan je in eerste instantie denkt. Als je de hele keten betrekt, verhoog je ook de impact die je kunt maken”. <
Foto: Moonen Packaging“NVDO looks back on a fantastic and unforgettable EuroMaintenance in Rotterdam. Special thanks to the sponsors with extra big thanks to SKF, IFS and Mainnovation. 37 Workshops were incredibly well attended. 31 countries have maintained and expanded their international network. 13 Keynotes captivated the participants every day and the Inspiring Tables gave the best practices. And of course a big THANK YOU to all visitors, EFNMS and Ahoy Rotterdam. Working on this project has been a great honor and the credits are for Ian van den Brink, who was the real projectleader during three days of EuroMaintenance in stead of me…. . We look forward to join the EuroMaintenance in Rimini, Italy next year”.
Ian van den Brink,
“I cannot stress enough that the amount of great networking, fun and beautiful encounters really made EuroMaintenance 2023 a pleasure to host. It took a lot of work to organize this edition, but we had so much fun in doing so that I can look back on a wonderful journey! Many thanks go out to all who visited, our sponsors that made the event possible and the Ahoy team for their support. But above all, I would like to thank Ellen den Broeder more than anyone for our amazing teamwork! I am beyond happy to be part of the NVDO team”.
“Euromaintenance 2023; a Unique event! Those who attended EM2023 will agree: The EM2023 congress together with the Maintenance Next exhibition were unique and unrivalled in content, organization and participation. All 31 European countries were present by multiple participants making this event a melting pot of knowledge and ideas. The relaxed and pleasant atmosphere during and after workshops and lectures have made networking a real feast. I am sure that after this event everyone went home with extended knowledge and additional acquaintances. This all have been made possible by the perfect organization from Ahoy and especially by NVDO. Many thanks and appreciation must be given towards Mrs. Ellen den Broeder and Mr. Ian van den Brink”.
“Rotterdam Ahoy is proud that we have hosted the international EuroMaintenance conference. A logical combination because the Rotterdam Ahoy Convention Center is designed to facilitate conferences of different formats. When the opportunity arose to link EuroMaintenance to the Maintenance NEXT exhibition, the choice was quickly made. As a result, all levels of the maintenance industry came together in Rotterdam. It was great to see that the EuroMaintenance guests visited the exhibition; exhibitors appointed that they spoke to many international guests at their booth. It is nice to see that the conceived synergy was also visible in practice. We thank EFNMS and NVDO for choosing Rotterdam Ahoy and wish AIMAN success with the organization of EuroMaintenance 2024”.
Bas Kimpel, Chairman NVDO; Pieter Bas Dujardin, Rotterdam Ahoy;“On behalf of the EFNMS community, we would like to express our warmest congratulations to NVDO for the excellent organization of EuroMaintenance23. This event was undoubtedly one of the best EuroMaintenance conferences ever held. The quality of the speeches was exceptional, and the format of the program was very well-structured. The premises were excellent, and the EuroMaintenance exhibition and the MaintenanceNext added significant value to the main conference. Furthermore, the social program was innovative and enjoyable for all the participants. We would like to express our special thanks to Ellen Den Broeder and Ian van den Brink for their outstanding efforts in taking care of every small detail of the conference, making it an unforgettable experience for all attendees. We hope that we will have the opportunity to meet you again at the next EuroMaintenance in Rimini in October 2024”.
Volledig emissievrij werken op en langs het spoor in 2025 is de ambitie van Strukton. Zo wordt er gewerkt met een elektrisch systeem op de stopmachine, wordt er als test een krol (kraan op lorries) omgebouwd naar elektrische aandrijving, wordt steeds meer gereedschap elektrisch en helpt TNO om in kaart te brengen wat de verschillende machines nu daadwerkelijk uitstoten. De nieuwste innovatie? Een batterijlocomotief die ook zonder bovenleiding elektrisch kan rijden.
Tonine Luken, Projectleider van de batterijlocomotief en Vincent Bosman, Projectleider Verduurzaming, beiden werkzaam bij Strukton, leggen uit waarom de locomotief ontwikkeld is. Luken; “Strukton heeft vier elektrische locomotieven in bezit. Deze elektrische locomotieven verplaatsen wagons en ander materieel door stroom uit de bovenleiding te halen. Op plaatsen waar geen bovenleiding beschikbaar is, zoals emplacementen, moeten we nu nog diesellocomotieven inzetten voor logistieke bewegingen per spoor”. Bosman vult aan dat hetzelfde geldt tijdens werkzaamheden aan het spoor als er geen spanning op de bovenleiding staat. Fossiel aangedreven locomotieven zijn dan ‘in het werk’ nog steeds noodzakelijk.
> Powerbank, maar dan anders. Gezamenlijk met collega’s van Strukton Power is volledig in-house het ESS (Energy Storage System) ontwikkeld, dat de locomotief voedt met elektrische energie. Het systeem, dat je eigenlijk kan zien als een grote powerbank, wordt aan de locomotief gekoppeld zodat deze zonder bovenleiding toch elektrisch kan rijden. Dit kan worden bereikt met minimale aan-
passingen. De Locomotief denkt gevoed te worden door de bovenleiding via de pantograaf terwijl deze in werkelijkheid door de ESS wordt gevoed. “Er zijn drie modi: locomotief solo, locomotief solo plus -het opladen van de batterij- en voeding vanuit het ESS” aldus Luken die aangeeft dat Strukton zich met deze ontwikkeling wil onderscheiden in de markt. Uiteindelijk is de visie om de container met batterijen en omvormers die op de trein staat ook te kunnen gebruiken als energievoorziening op de bouwplaats. Bosman; “We werken steeds vaker met (geretrofit) elektrisch gereedschap op afgelegen locaties waar geen energievoorziening aanwezig is. Neem bijvoorbeeld onze geretrofitte kraagboutmachine waarbij we de brandstofmotor en tank hebben vervangen door een elektromotor en batterijen. Deze machines moeten een keer worden opgeladen en dit wil je natuurlijk met groene stroom doen. Het zou geweldig zijn als dat met het ESS kan”.
> Duurzaamheid. Waar een diesellocomotief gemiddeld ruim 50 liter diesel per uur verbruikt en ook bij stationair draaien de nodige
emissies uitstoot, is de elektrische locomotief een stuk duurzamer. Dit is niet alleen goed nieuws voor de natuur, het scheelt ook enorm voor de werknemers. De werknemers krijgen niet langer te maken met emissies afkomstig uit de uitlaat. De elektrische locomotief is bovendien stiller dan de diesellocomotief. In beide gevallen dus goed nieuws voor de professionals die met de locomotief werken.
> Retrofitten is het toverwoord. Op economisch gebied moeten er stappen gemaakt gaan worden aldus Bosman. “We bevinden ons aan het begin van een energietransitie en ook de techniek
bevindt zich in de beginfase waardoor het gehele proces enorm kostbaar is. Gelukkig is er geen volledig nieuwe locomotief nodig, onze voorkeur gaat juist uit naar het retrofitten van het bestaande materieelpark. Het materieel is technisch nog niet aan het einde van de levensduur. Retrofitten bespaart een hoop energie en past goed in de circulaire gedachte. Het ombouwen van een diesellocomotief naar dit systeem is economisch echter niet haalbaar en dus wordt er uitsluitend gewerkt met elektrische locomotieven. Verder moet de energiedichtheid van batterijen toenemen om langdurig met het gewenste vermogen te werken en moeten we opzoek naar een wer-
‘
’
‘De
onderhoud krijgen’
kend verdienmodel omdat de initiële investering nu nog erg hoog is. We staan nu eenmaal aan het begin van de transitie en misschien willen we ook wel te snel. Maar over een paar jaar zullen de nodige stappen zeker gemaakt zijn”.
> Onderhoud. Strukton is reeds in het bezit van vier elektrische locomotieven en deze worden in de werkplaats in Zutphen onderhouden. Voor de batterijlocomotief is dit niet anders. Luken; “In eerste instantie is er vooral een goede inventarisatie van de ESS gemaakt en is er dus een aantal taken bijgekomen voor de monteurs. We hebben het nu eenmaal over stroom en dus zijn er strikte veiligheidsprocedures”. Bosman vult aan; “Waar nu een dieselmachine de werkplaats binnen komt rijden, is dit in de toekomst een hoogspanningsinstallatie. Komende jaren zullen we een verschuiving van puur mechanisch onderhoud naar elektromechanisch onderhoud krijgen en daar moeten we onze professionals voor opleiden”.
Bosman verdiept de andere uitdagingen om emissievrij spooronderhoud uit te voeren. “Naast de energievoorziening langs het spoor, speelt vooral ook wet- en regelgeving een grote rol. Omdat dit nog niet goed is ingericht zien we dat er een grote hoeveelheid aan onbekende factoren speelt. Je weet immers niet aan welke kaders je moet voldoen. Momenteel zijn we druk bezig met het proces om de locomotief toegelaten te krijgen op het spoor van ProRail, om te kunnen testen hoe de batterijlocomotief presteert. Gelukkig zitten we wel met de juiste partijen om tafel en werken we met ProRail samen om zo goed mogelijk elektrisch materieel op het spoor te introduceren”. Met de tests op eigen spoor heeft Strukton inmiddels laten zien dat de locomotief kortstondig bij lage snelheid bewegingen uit kan voeren. Op rangeersnelheid van 25 kilometer per uur kan de locomotief 300 ton trekken.
> Blik richting de toekomst. Momenteel is de batterijlocomotief een prototype voor dit type locomotief. Allereerst moet deze worden uitontwikkeld en dient hij te worden goedgekeurd om op het spoor te gebruiken. Daarna zal het systeem mogelijk worden uitgerold onder de drie andere elektrische locomotieven. Of er daarna plannen zijn om nog meer locomotieven aan te schaffen en om te bouwen is op dit moment onduidelijk. Volgens Luken zitten er dan in elk geval wel een paar eisen aan en kan de techniek niet zomaar op elke andere locomotief worden toegepast. “De pantograaf moet wel denken dat hij door de bovenleiding wordt gevoed, terwijl de stroom eigenlijk uit het ESS komt. Bij andere locomotieven moeten we dus eerst kijken of dat wel mogelijk is”.
De focus komt daarmee te liggen op het retrofitten en ombouwen van het huidige materieel. Strukton investeert niet meer in fossiel aangedreven materieel en gereedschappen, tenzij het echt niet anders kan.
Strukton heeft zichzelf scherpe duurzame doelen gesteld :
• In 2030 voor zakelijke mobiliteit een CO2-reductie bereiken van 50% per FTE ten opzichte van 2016
• In 2030 Strukton’s totale uitstoot reduceren met minimaal 55% ten opzichte van 2009
• In 2050 klimaatneutraal opereren
• In 2025 zijn alle Strukton-bouwplaatsen emissieloos
• In 2030 zijn alle bouwplaatsen volledig duurzaam
Deze doelstellingen zijn ontleend aan de SDG’s 12, 13 en 15.
In de biobased-materialen-revolutie vergeten we de gouwe ouwe wilg, een boom die bliksemsnel groeit in ons Hollandse polderlandschap. Hoogheemraad Thea Fierens was onlangs aanwezig bij de presentatie van de eindresultaten van de Wilgenhackathon van BlueCity.
Omdat Rijnland de ambitie heeft om in 2050 voor 100% circulair te werken en de biodiversiteit wil versterken, ondersteunen we dit initiatief van harte. De wilg gaat hier een positieve bijdrage aan leveren. “Nederland loopt achter in het behalen van de circulaire doelstellingen. Initiatieven als deze zijn daarom zeer belangrijk om te ondersteunen”.
> BlueCity Hackathons. BlueCity staat voor een circulaire samenleving waarin materialen, producten en processen natuurversterkend zijn. Om dat voor elkaar te krijgen, valt er nog flink wat te hacken in ons huidige economische systeem. Om bepaalde innovaties of pioniers een boost te geven, zijn de BlueCity Hackathons in het leven geroepen. Vijftien pioniers bundelden onder begeleiding van BlueCity drie maanden lang hun kennis en kunde om de oerhollandse wilg weer terug te brengen in de Nederlandse houteconomie.
> De wilg als boegbeeld voor lokale grondstof. Er zijn verschillende toepassingen van de wilg in een bio-circulaire economie: het opstarten van polderlabs, wijkwadi’s, wilg als turfvervanger in potgrond en meer wilg in de waterbouw. Fierens; “Aangezien de wilg goed groeit in Nederland, ook bij een hoge waterstand, scheelt dit veel transportkosten ten opzichte van buitenlandse houtsoorten. Door zijn snelle groei, houdt hij bovendien relatief veel CO2 vast. Verder is de wilg een grote stimulans voor de biodiversiteit, omdat de boom het grootste aantal verschillende insectensoorten huisvest (meer dan 450).
> Rijnland en de wilg. Binnen Rijnland lopen al diverse initiatieven met de wilg. In de Westeinderplassen is bij het eiland Reigersbos een vooroever aangelegd van wilgenhout en andere natuurlijke materialen zoals jute en maisdoek. Door deze ondiepte en door het aanbrengen van beplanting verbetert de waterkwaliteit en de flora en fauna. In de Langeraarse plassen is een eiland aangelegd om luwte
in het water te creëren. Door de luwte blijft het water helderder en kunnen waterplanten naar het licht groeien. In overleg met werkgroep is een stuk drijvend gemaakt met kokosrollen, zetmeelmatten en wiepenrollen. “In 2023 worden op enkele locaties wilgenmatten als oeververdediging aangelegd. Deze matten liggen grotendeels onder water en worden beplant met waterplanten. Ze vormen een betere omgeving voor planten en vissen dan de meer reguliere manieren van oeververdediging. Naar verwachting gaat dit de waterkwaliteit verbeteren. De effecten worden de komende jaren gemonitord”, aldus Fierens. Ook bij het inrichten van onze eigen terreinen hebben we de wilg hoog staan in onze lijst met te gebruiken plantensoorten. Die lijst gebruiken we ook bij advies naar andere partijen. <
‘Nederland loopt achter in het behalen van de circulaire doelstellingen. Initiatieven als deze zijn daarom zeer belangrijk om te ondersteunen’Foto: Hoogheemraadschap van Rijnland
Sinds eind vorig jaar zijn er twee nieuwe diensten op de markt die het leven van infrabeheerders een stuk aangenamer maken. Inspech is een digitale inspecteur voor weginspectie en EVE een cloudversie van een Enterprise Asset Managementprogramma (EAM). “Wij versimpelen en versnellen het wegbeheerproces door de staat van wegen digitaal inzichtelijk te maken, en weginspecteurs te assisteren met automatische schade detectie, rapportages en het uitvoeren van voorspelbaarder wegonderhoud.”
Inspectie, planning en werkvoorbereiding zijn traditioneel tijdrovende werkzaamheden. Een EAM-pakket vraagt om zware ITsystemen en om expertise van de gebruiker. “En dan zijn deze twee werelden vaak nog gescheiden ook”, zegt Casper Sterk van EVEontwikkelaar ZNAPZ. “Inspech en EVE brengen die twee samen, zodat het eenvoudig te gebruiken is en optimaal aansluit op de behoefte van de infrabeheerder.”
Inspech biedt een kant-en-klare software as a service oplossing die digitalisering van weginspecties mogelijk maakt, waarbij de video opnames eigendom blijven van de infrabeheerder. “De digitale scans en gedetailleerde schaderapportage conform de richtlijnen van de CROW of Rijkswaterstaat zijn vervolgens zichtbaar in Inspech, een dynamische digital twin van de weg”, zo legt Glenn Brouwer mede-oprichter van softwareontwikkelaar Braincreators uit. “Inspech richt zich op de inspectie en planning van het wegenonderhoudsproces. Het assisteert de weginspecteur met het detecteren van (type)schades, de ernst van de schade en geeft een kostenindicatie, benodigd voor het wegonderhoud. Inspecteurs beoordelen vervolgens op digitale kaarten welke defecten wanneer aangepakt moeten worden. Wegonderhoud gaat hierdoor significant sneller en is ook beter planbaar. Dat zorgt ervoor dat je grotere schades, en dus hogere kosten, voor blijft. Je verlengt hierdoor bovendien de levensduur van je kostbare asset.” Digitale geautomatiseerde weginspecties dragen ook bij aan een veiliger en duurzamer wegenverkeersnet. “Als je dankzij verbeterde inspecties de levensduur verlengt, hoef je minder snel een beroep te doen op nieuwe grondstoffen.”
Keep it simple stupid was het uitgangspunt bij het ontwikkelen van EVE, een light versie van Enterprise Asset Management-pakket Maximo. Casper Sterk: “Wij zijn al heel lang implementatie- en business partner van Maximo/IBM. Vanuit die kennis ontwikkelden we een vereenvoudigde versie van Maximo dat we aanbieden als SAAS-oplossing.” EVE stelt beheerders in staat om andere assets als lantaarnpalen, riolen, verkeerslichten en -borden te betrekken in het wegbeheer. “Samen met de informatie uit Inspech kun je de hele openbare ruimte risicogestuurd benaderen voor het benodigde onderhoud. Als je weg en andere assets gelijktijdig kunt aanpakken, levert dat voordelen op, bijvoorbeeld op het gebied van budget, resources en beschikbaarheid.”
Brouwer: “Je moet het zo zien: Inspech is er voor de inspectie en de (proactieve) planning van het wegonderhoud. EVE gaat over de voorbereiding, reparatie en monitoring, ofwel de operationele uitvoering van weg- en overige infra assets. Samen versimpelen en versnellen wij het totale beheerproces met een geïntegreerde en vereenvoudigde aanpak voor inspectie, advisering en uitvoering.”
Contact
EVE – ZNAPZ
E: info@znapz.com
T: +31 (0) 85 401 97 16
Inspech – Braincreators
E: info@inspech.com
T: +31 (0) 6 222 31306
‘
’ ‘Met de combinatie Inspech en EVE kun je wegonderhoud eenvoudig voorspelbaar maken.’
Hoewel het voor de gebruiker zo vanzelfsprekend lijkt dat ten eerste een gebouw er staat, dat het ten tweede functioneert naar de wens van de gebruiker en dat ten derde het onderhouden wordt en dus een lange levensloop kent, is dat alles behalve het geval.
Er bevindt zich een wereld van Asset Management, exploitatiekennis en onderhoudsexpertise achter de façade van al het vastgoed om dit voor elkaar te krijgen. Vaak verzameld en gevangen in een
‘meerjarenonderhoudsplanning’. NEVAP-lid Frans van der Maas, eigenaar van Planresult Rijnland, geeft een inkijkje in die wereld waarin hij ‘altijd het optimum zoekt in de balans tussen duurzaamheid en rendement’.
> Combineren. Bij Planresult Rijnland ligt de focus op de verduurzaming van 580.000 corporatiewoningen in Nederland met een EFG-label om met bouwkundig adviseurs en projectmanagers slim meerjarig onderhoud te realiseren voor renderend vastgoed. “Wij zijn van mening dat de maatregelen om te verduurzamen of energie te besparen gecombineerd moeten worden met de geplande onderhoudswerkzaamheden. Dit om te voorkomen dat er maatregelen worden genomen waarvan men achteraf spijt kan krijgen. Bijvoorbeeld het leggen van zonnepanelen terwijl uit de MJOP blijkt dat over 3 jaar het dak vervangen moet worden. Afhankelijk van de ambitie van de woningbouwcorporatie, kunnen werkzaamheden naar voren geschoven worden om de verduurzaming versneld door te voeren. Voor woningbouwcorporaties én voor de huurders is het belangrijk dat de woonlasten niet stijgen tijdens de energietransitie waar we met de sector in zitten”.
> Andere aanpak nodig. Onderhoud en verduurzaming is één kant van de medaille: de andere is leefbaarheid. “Het valt ons op dat comfort en gezondheid hard achteruitgaan wanneer alleen gekeken wordt naar de energetische kant van onderhoud in de opgave om de
EFG-labels eruit te krijgen voor 2030. Bewoners sluiten zich nu eerder af van gas en zetten hun kachel uit om kosten te drukken; zo krijgen ze onder meer schimmels en een bedompte lucht in de woning, wat weer slecht is voor de gezondheid. Hoewel er hogere normen zijn gesteld, is het nog jaarlijks nodig om vanuit de overheid 200 miljoen euro vrij te maken voor de bestrijding. De aanpak moet echt 360-graden en integraal zijn, anders is het water naar de zee dragen”.
> Stappen in het proces. Van der Maas en zijn team zijn daarom gestart om de werkwijze van verduurzaming te standaardiseren en te versnellen om verduurzaming op een gezonde manier te versnellen. “In onze one-stop-shop maken we lange termijnafspraken met middelgrote en grote woningcorporaties. We maken een analyse van de status van de voorraad na een inspectie, voeren daarvoor conditiemetingen uit. Dan volgen berekeningen om tot een beter label te komen. Daarna gaan we aan tafel om een eerste batch aan te pakken – altijd in combinatie met het meerjarenonderhouds-plan”. De keuze om met corporaties met slagkracht te werken is voor Van der Maas voordehand liggend; “Bij kleinere organisaties gebeurt nog veel ad hoc en zie je overlap in veel functies. Bij grotere corporaties zijn de functies gescheiden en heb je assetmanagers die vaak een totaaloverzicht, noem het helicopterview, hebben als het om de portefeuille gaat. Met hen zitten we concreter in het gesprek, we kunnen sneller slagen maken en standaardiseren - ook vanwege de grotere aantallen vergelijkbare objecten, gevels en materialen - om de portefeuille toekomstbestendig te maken”.
> Duurzaamheid is meer dan alleen een plan. Duurzaamheid zit ‘m ook in meebewegen op de behoeften, op adaptiviteit van je woningen of kantoren. “Zo denken we ook aan het splitsen van woningen van een simplex naar een duplex-situatie waardoor je alleenstaanden, studenten en ouderen kunt huisvesten. Het zijn realistische en urgente vraagstukken die je in je scenario’s mee moet nemen. Wij hebben daarin altijd focus op het behoud door zorgvuldig onderhoud te plegen, om vervolgens een tweede leven aan een gebouw te geven. Vroeger werd een gebouw al snel gesloopt als het er oud uitzag, nu weten we wel beter: 70% van de totale CO2uitstoot van de bouw zit in het betonnen casco van een pand. Zo lang er geen betonrot in zit, kan het ‘skelet’ nog honderden jaren mee. Dus we kijken eerst goed naar wat je hebt en hoe je met die materialen en middelen kunt verduurzamen en zoeken daarin naar standaardisatie zodat we kunnen opschalen en versnellen. Ook dat is voor ons reden om met corporaties samen te werken; samen
kunnen we massa creëren. Voor hen en ons interessant vanwege de investeringen en lange termijnvisie, en voor het milieu en de bewoner toekomstbestendiger, beter en gezonder”.
Van der Maas roept op om het niet bij praten te laten; “De urgentie is er, de wil is er en de middelen zijn voorhanden. Laten we aantallen maken en de transitie aanjagen met zorgvuldig onderhoud zodat de voorraad sociale huurwoningen toekomstbestendig wordt.”
‘Zorgvuldig
op de duurzaamheidsopgave, dát is nodig in deze transitie’
Kennis is onze kracht! Inschrijven kan eenvoudig via de maintenance academy op www.nvdo.nl
Informatiemanagement in alle fasen van de Asset Life Cycle! Informatie speelt een cruciale rol in het engineeren en onderhouden van assets. Deze eendaagse training introduceert u in de wereld van het verzamelen, vastleggen, delen, beheren en analyseren van informatie, zodat u door het slim inrichten van Asset Data Management maximaal presteert in alle fasen van de Asset Life Cycle!
Resultaten voor deelnemers aan de training “Asset Data Management”:
• Inzicht in en bewustzijn van ADM in projecten en technisch beheer
• Herkennen van valkuilen op het gebied van informatiemanagement
• Waarde van informatie voor optimaliseren van Beheer en Onderhoud
• Inzicht in functie van informatiemanagement in de verschillende fasen van de Asset Life Cycle
Tips & tricks voor slim ADM
Onderwerpen
In deze training met uitgebreide praktijkvoorbeelden en actieve opdrachten, worden onder andere de volgende onderwerpen behandeld:
• Functie van informatiemanagement in alle fasen van de Asset Life Cycle
• Positie van ADM in Asset Management
• ADM in projecten versus beheer
• Informatie vastleggen, delen en beheren
• Tools voor het verzamelen van informatie
• Onderhoudsinformatiesystemen
• Document control in projecten
• Master dataverwerking voor reservedelen
• Informatie voor FMECA en onderhoudsplannen
• Analyseren van informatie om te komen tot predictive maintenance ADM best practices
Je bent op zoek naar data over je civiele kunstwerken en wil dit aan de markt vragen. Maar wat vraag je precies? Hoe voorkom je veel vragen bij de nota van inlichtingen? En hoe zorg je ervoor dat de partijen die je vraagt ook aanbieden wat jij wilt? Een goede offerteaanvraag is de basis voor een succesvol project!
Tijdens deze eendaagse training leer je als beheerder wat de CUR117 inhoudt. Met behulp van het bespreken van (eigen) voorbeelden en het oefenen met aanvragen, leer je hoe je een offerteaanvraag uitschrijft. Door het toepassen van deze eenduidige systematiek krijg je als beheerder uniforme aanbiedingen met een gewenste kwaliteit.
Doel
Deelnemers kunnen na deze eendaagse training zelfstandig een offerteaanvraag opstellen conform de CROW-CUR117;2020.
Deze cursus neemt de deelnemers mee door het Aladon RCM3proces, de volgende generatie RCM. RCM3 is de opvolger van het robuuste en grondige denkproces van de RCM2methode. Organisaties passen RCM3 toe om operationele en onderhoudsrisico’s die samenhangen met het gebruik van fysieke assets te reduceren, om zo de inherente capaciteit van assets op het gebied van veiligheid en betrouwbaarheid te bereiken tegen minimale kosten. Risicogebaseerd RCM (RCM3) brengt de onderhoudsstrategie volledig in lijn met de internationale normen voor Asset Management en risicomanagement (ISO 55000 en ISO 31000).
Tijdens de cursus leer je de basis van modern prestatiemanagement van fysieke assets. Vandaag de dag is er, meer dan ooit, de prangende behoefte om assetprestaties te vergroten en tegelijkertijd kosten te verminderen. Een sleutel tot succes is het verschuiven van de traditionele benadering van reparatie en optimalisatie naar het proactief beheersen van risico’s – het basisprincipe van RCM3.
In deze eendaagse intensieve cursus worden de bouwstenen en termen geïntroduceerd om succesvol met AI (ook wel Kunstmatige Intelligentie genoemd) aan de slag te gaan. Onderwerpen als technische aspecten zoals software en data worden besproken. Er wordt tevens aandacht besteed aan de organisatorische en menselijke impact van AI. Tevens komen ruimschoots aan bod: het identificeren van business cases voor AI en het inschatten van de maturiteit van de organisatie rond AI. De spilfunctie van Onderhoud is daarbij cruciaal.
Doel
Deelnemers maken kennis met de laatste innovaties op het gebied van AI. Hierbij gaat de cursist naar huis met kennis over de toepassingen van AI in onderhoud, hoe er kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen rondom AI en wat de rol van de onderhoudsprofessional wordt wanneer AI op grote schaal wordt toegepast.
Onderwerpen
• Wat is AI/wat is het niet?
• Veel gebruikte terminologie
• De voordelen en opbrengsten van AI
• Het belang van Data- en Cybersecurity
• AI modellen monitoren en onderhouden
• Toepassingen en voorbeelden vanuit de praktijk
• Hoe de onderhoudssector zich (in de toekomst) kan gaan toespitsen op AI
• De rol van de maintenanceprofessional na de implementatie van AI
• Tips en tricks om zelf met AI aan de slag te gaan
Bij een groot productiebedrijf werden de machines regelmatig stilgelegd vanwege storingen en defecten. Dit zorgde voor hoog productieverlies en onnodige onderhoudskosten. Het management realiseerde zich dat er iets moest veranderen en besloot om Lean in te voeren in de maintenance-afdeling.
Om te beginnen werd er een Lean Awareness traject gestart om alle medewerkers van de maintenance-afdeling bekend te maken met de Lean-filosofie. Er werden trainingen gegeven over de 7 vormen van verspilling en hoe deze van toepassing zijn op maintenance. Daarnaast werden er workshops georganiseerd waarin de medewerkers gezamenlijk gingen kijken naar verbeter-mogelijkheden in hun eigen werkprocessen. Hierbij werden Lean-tools zoals Value Stream Mapping en 5S ingezet.
Simpel is vaak het moeilijkst
Tijdens deze workshops kwamen de medewerkers erachter dat er enorme mogelijkheden waren om de onderhoudsprocessen te verbeteren en verspilling te verminderen. Zo werd bijvoorbeeld geconstateerd dat er te veel tijd werd besteed aan het zoeken naar onderdelen en gereedschappen. Dit werd opgelost door een duidelijkere opslag en labeling van deze materialen. Ook werd gekeken naar de manier waarop preventief onderhoud werd uitgevoerd. Hierbij werd geconstateerd dat er vaak onnodige werkzaamheden werden uitgevoerd die geen toegevoegde waarde hadden voor het verminderen van storingen en defecten. Door deze werkzaamheden te schrappen en het onderhoud te richten op de meest kritieke onderdelen, werd er veel tijd en geld bespaard.
Lean Awarness (eendaagse training)
Na afloop van deze training:
• Ken je de lean filosofie en de mogelijkheden hiervan
• Ben je in staat verspillingen te herkennen
• Heb je inzicht in de inhoud van de lean toolbox
• Weet je hoe je een dagstart moet faciliteren
• Beschik je over handvatten voor het implementeren van verbeteringen
Onderwerpen
Deze cursus is een combinatie van theorie, praktijkvoorbeelden en simulaties. De volgende onderwerpen komen aan bod (hoge interactie):
• Wat is Lean en wat is Lean niet
• De geschiedenis van Lean
• De bottleneck herkennen
• Welke activiteiten waarde toevoegen voor de organisatie
• De 7+1 verspillingen
• Hoe Lean de onderhoudsorganisatie kan verbeteren
• De toegevoegde waarde van alle medewerkers
• Verschillende tools uit de toolbox
• Streven naar perfectie
EN: 3 spellen om de snelheid van Lean zelf te ervaren!
Investeren loont
Tevens werd geïnvesteerd in het trainen van de medewerkers in probleemoplossingstechnieken zoals Root Cause Analysis en Failure Mode and Effect Analysis. Hierdoor waren de medewerkers in staat om de oorzaken van storingen en defecten beter te achterhalen en op te lossen, in plaats van alleen het symptoom te verhelpen.
Na het Lean Awareness traject werd er ook gekeken naar de samenwerking tussen de maintenance-afdeling en de productieafdeling. Er werden afspraken gemaakt over het melden van storingen en defecten en er werd meer gecommuniceerd over de impact van onderhouds-werkzaamheden op de productieplanning. Hierdoor werd de samenwerking tussen de afdelingen verbeterd en werden storingen en defecten sneller opgelost.
Het invoeren van Lean in de maintenance-afdeling heeft geleid tot een significante vermindering van het aantal storingen en defecten, waardoor er minder productieverlies is en de onderhoudskosten zijn gedaald. Daarnaast zijn de medewerkers zich bewuster geworden van verspilling en zijn zij in staat om deze te verminderen in hun dagelijkse werkzaamheden. Het productiebedrijf blijft zich ontwikkelen op het gebied van Lean en is ervan overtuigd dat dit nog meer voordelen zal opleveren.
Het Rijk, de provincie en de gemeenten willen graag duurzame energie opwekken langs snelwegen in Noord-Holland. Het gaat om de snelwegen A9, A5, A22 en noordelijke gedeelten van de snelwegen A1 en A2.
Dit jaar onderzoeken Rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de 12 omliggende gemeenten (Alkmaar, Heiloo, Castricum, Uitgeest, Heemskerk, Beverwijk, Velsen, Haarlemmermeer, Amsterdam, Amstelveen, Ouder-Amstel, Diemen) en Liander gezamenlijk welke mogelijkheden hiervoor zijn. Dat hebben de publieke partijen afgesproken in de intentieverklaring die zij hebben ondertekend.
Bijdrage aan klimaatdoelen
Door het ondertekenen van de intentieverklaring is Noord-Holland weer een stapje dichterbij het bijdragen aan de klimaatdoelen. In 2030 moet 70 procent van de elektriciteit uit hernieuwbare bronnen komen, zoals wind- en zonne-energie. De hiervoor benodigde ruimte is daarbij in Noord-Holland, net als in de rest van Nederland, een grote uitdaging. Daarom werken regionale en lokale partijen in Noord-Holland samen aan de Regionale Energiestrategie. Deze beschrijft hoe en waar duurzame elektriciteit met zonne- en wind-
energie kan worden opgewekt. Het beschikbaar stellen van ruimte langs snelwegen is daar onderdeel van.
Eerdere voorverkenning
Vanaf het voorjaar 2022 deed Rijkswaterstaat een vooronderzoek naar hoe geschikt de ruimte langs snelwegen in Noord-Holland is. Hieruit blijkt zo’n 694 hectare potentieel beschikbaar voor het opwekken van energie, dat is een oppervlakte van bijna 1000 voetbalvelden. Het gaat dan om zijbermen en aansluitingen, geluidsschermen en naastgelegen open stukken grond. De volgende stap is dat Rijkswaterstaat kansrijke locaties beter onderzoekt, waarbij goede communicatie en betrokkenheid met omwonenden een grote rol speelt. Verwacht wordt dat het onderzoek een jaar gaat duren en eind 2023 wordt afgerond.
OER-Programma
Het onderzoek gebeurt in het kader van het OER-Programma(externe link) (Opwek van Energie op Rijksvastgoed). Met dit rijksbrede programma stelt het Rijk haar vastgoed beschikbaar voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Dit gebeurt wanneer gemeenten en provincies hier een verzoek voor doen. <
Het kabinet stelt dit voorjaar een aantal subsidieregelingen beschikbaar voor energie-innovatieprojecten en de verduurzaming van de industrie.
Bedrijven en kennisinstellingen die innoveren of investeringen doen om CO2-uitstoot te verminderen, kunnen daar subsidie voor ontvangen. Met deze regelingen wil het kabinet investeringen voor een duurzame industrie en de ontwikkeling van innovaties versnellen. Het totaal beschikbare budget is ruim € 270 miljoen
Er is 74 miljoen beschikbaar voor de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). Met deze regeling worden bedrijven en kennisinstellingen ondersteund in het uitvoeren van innovatieve pilot- en demonstratieprojecten die leiden tot CO2-reductie in 2030. De projecten moeten bijdragen aan een CO2-vrij elektriciteitssysteem, een aardgasvrije gebouwde omgeving of een klimaatneutrale en circulaire industrie.
Rob Jetten (minister voor Klimaat en Energie); “Om de energie- en klimaattransitie te laten slagen is het belangrijk dat we innovaties ondersteunen. Met deze regelingen hopen we bedrijven en onderzoekers te helpen met het vinden van slimme oplossingen om bijvoorbeeld CO2-uitstoot te verminderen en het energiesysteem flexibeler en efficienter te maken”. Micky Adriaansens (minister van Economische Zaken en Klimaat); “We willen in Nederland naar een sterke en duurzame industrie. Om die verduurzamingsslag te maken, moeten we blijven innoveren en investeren in innovatieve technologie. Daar zijn we in Nederland ook heel goed in, en dat moet ook zo blijven. Met deze subsidies hopen we het het aantrekkelijker en makkelijker te maken voor bedrijven om nieuwe dingen te bedenken en daar geld in te blijven investeren”.
Enkele andere regelingen die dit voorjaar worden opengesteld zijn de Hernieuwbare Energieregeling (HER+) en tenders voor de Topsector Energie (TSE). De regelingen moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat de energietransitie betaalbaarder wordt en innovaties in de industrie op het gebied van circulaire economie worden gestimuleerd. Check de Staatscourant voor de actuele regelingen. <
• Wat is Asset Management?
• Hoeveel onderhoud is juist genoeg?
• Kunnen we met de onderhoudsfunctie waarde creëren?
• Wat is de rol van onderhoud binnen het Asset Management?
• Wat is Predictive Maintenance en hoe geef ik dit vorm?
WAARDECREATIE DOOR GOED ONDERHOUD
Een onderhoudsopleiding bij Hogeschool Utrecht helpt u in uw eigen bedrijf de antwoorden te vinden op deze vragen. Aan de hand van kaders gesteld door het Institute of Asset Management (IAM) en de European Federation of National Maintenance Societies (EFNMS) zijn vele mooie resultaten en forse besparingen bereikt bij de deelnemende bedrijven. Door de brede scope op zowel Materiaalkunde, Engineering, Inspectie als Maintenance Management bieden onze opleidingen op het gebied van Onderhoud precies die (integrale) kennis die nodig is om verder te kunnen kijken dan het eigen vakgebied, en daardoor aantoonbaar betere resultaten te boeken.
• Post-HBO Onderhoudstechnologie Hoogeveen
• Master of Engineering in Maintenance & Asset Management
• Post-HBO Onderhoudstechnologie Utrecht
• Post-HBO Onderhoud en Asset Management
Start 16 mei 2023
Start 4 september 2023
Start 5 oktober 2023
Start 12 oktober 2023
De Post-HBO opleidingen kunnen naar wens, op zowel post-mbo als post-hbo niveau, in-company (op maat) verzorgd worden.
Meer weten? Bel 088 481 88 88, mail naar info@cvnt.nl of k ijk op www.cvnt.nl