5 minute read

UPV LEGT ZWERFAFVALREKENING DEELS BIJ BEDRIJFSLEVEN NEER

HOERA, DE PRODUCENT BETAALT MEE

Nieuwe regelgeving dwingt producenten mee te betalen aan het opruimen van wegwerpplastic uit het zwerfafval. De reacties op de producentenverantwoordelijkheid zijn positief. Maar er zijn nog losse eindjes.

Advertisement

TEKST: PIETER VAN DEN BRAND BEELD: HENK VRIESELAAR/ANP

Een onderdeel van de eind maart ingevoerde regelgeving voor ‘kunststofproducten voor eenmalig gebruik’ is een Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid. De UPV geldt per 1 januari 2023 voor een aantal stromen wegwerpplastic: drinkbekers, eenpersoons voedselverpakkingen, zakjes en wikkels, lichte draagtassen, tabaksfilters, ballonnen en hygiëneproducten zoals vochtige doekjes, maandverband en tampons. Het instellen van producentenverantwoordelijkheid is een verplichting vanuit de Europese Single Used Plastics-richtlijn (SUP). Producenten moeten een deel van de kosten vergoeden die gemeenten en andere gebiedsbeheerders maken voor het opruimen van deze stromen. Ook kosten voor bewustwordingsmaatregelen vallen hieronder.

De UPV brengt nogal wat veranderingen met zich mee voor gemeenten. Tot nu toe stonden gemeenten voor het bekostigen van het opruimen van zwerfafval zelf aan de lat en konden ze voor een extra aanpak jaarlijks rekenen op twintig miljoen euro (1,15 euro per inwoner) vanuit de Raamovereenkomst Verpakkingen (2013-2022) tussen Rijk, VNG en verpakkende bedrijfsleven. De zogeheten zwerfafvalvergoeding stopt echter per 1 januari 2023. Toevallig ook het moment waarop de UPV ingaat. Op welke kostenvergoeding gemeenten kunnen rekenen, moet nog worden vastgesteld. Eronder schuilt een uitgebreide rekenmethodiek, die is gebaseerd op het aandeel van de UPV-stromen in het zwerfval en hoe dat aandeel zich verhoudt tot de hoeveelheden, die producenten jaarlijks op de markt brengen. Zo wordt het percentage dat zij aan de kosten van gebiedsbeheerders bij moeten dragen, berekend. In opdracht van Rijkswaterstaat is adviesbureau Tauw onlangs gestart met een kostenonderzoek, dat eind 2022 gereed moet zijn. De informatie wordt via steekproeven onder gemeenten en andere gebiedsbeheerders opgehaald.

MIDDENWEG

Vanzelfsprekend is er een spanningsveld. Gemeenten en andere gebiedsbeheerders willen zoveel mogelijk kosten vergoed zien, liefst ook voor preventie en handhaving. Terwijl de betreffende producenten en importeurs hun financiële bijdrage juist zoveel mogelijk willen beperken en hun geld bij voorkeur besteed zien worden aan de meest efficiënte manier om een gebied schoon te maken, om vooral geen ‘blanco cheque’ uit te hoeven schrijven. “We hebben daar een gulden middenweg in gevonden”, zegt beleidsmedewerker afval Maja Valstar van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. “We gaan namelijk uit van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het opruimen en het vegen en het transport van deze afvalstromen naar de verwerking. Bij de sigarettenpeuken gaat het om de kosten voor de inzameling in openbare prullenbakken. Ook de kosten om inwoners in schoonmaakcampagnes deel te laten nemen, dus preventie, vallen onder de UPV. De kosten voor beleidsontwikkeling, monitoring en handhaving niet. De SUP-UPV wijkt af van de UPV die we kennen voor bijvoorbeeld verpakkingsafval en e-waste. Dit is puur een financiële UPV. Producenten hoeven zelf geen inzamelsysteem op te zetten. Dat doen de overheden al", zegt Valstar.

POSITIEF GESTEMD

Bij de VNG zijn beleidsadviseurs Kees van der Laan en Mark van Waas positief gestemd. “Na al die jaren kunnen gemeenten eindelijk een deel van de zwerfafvalrekening bij de producenten neerleggen”, zegt Van Waas. “Natuurlijk zou dit een prikkel voor producenten, en ook winkeliers, moeten zijn om ervoor te zorgen dat er minder verpakkingen en plastic items in het milieu belanden.” Van der Laans kanttekening is dat de UPV alleen over plastics gaat. “Er komt natuurlijk nog veel meer in het zwerfafval terecht, zoals papieren frietzakken en servetjes, houten verpakkingen en lachgaspatronen, en dat valt buiten alle regelgeving. Maar gemeenten hebben wel de zorgplicht om àlle stromen die daarin zitten, op te ruimen.” Gunstig is daarom, vindt Van der Laan, dat de UPV in 2024 in een evaluatiemoment voorziet. “Verder draait echte preventie natuurlijk om het ontwerp van producten in combinatie met een gedragsverandering. Dat zie je in geen enkele UPV terug en daar hoor je ook niemand over. Het zou mooi zijn als deze UPV daar wel aan zou bijdragen. Ook zijn er winkeliers die serieus overwegen samen een retoursysteem in te richten. Misschien komen dat soort initiatieven nu van de grond.”

OVERGANGSJAAR

Als de UPV begin 2023 van kracht wordt, gaat de meter meteen lopen. Gemeenten en andere overheden krijgen echter achteraf pas een kostenvergoeding. Rond april 2024 moeten de producenten de gegevens aanleveren over wat zij in 2023 aan hoeveelheden op de markt hebben gebracht. Als hun bijdrage dan is vastgesteld, kunnen gemeenten in november 2024 de eerste vergoedingen verwachten. Welke organisatie de vergoedingen uit gaat keren, is nog niet bekend. Daarmee dringt zich wel de vraag op wat gemeenten in overgangsjaar 2023 moeten doen. Ze kunnen dan niet langer rekenen op de zwerfafvalvergoeding, maar maken nog altijd kosten. Van Waas bevestigt dat de VNG met de producenten om de tafel zit om het resterende geld vanuit de zwerfafvalvergoeding op een juiste manier te verdelen. Eerder is al afgesproken dat deze middelen besteed moeten worden aan de bekostiging van gemeentelijke activiteiten. “Hoeveel er overblijft weten we nog niet, want 2022 is nog niet voorbij.”

Valstar beaamt dat het in de overgangsperiode lastig kan zijn voor gemeenten. “Daarna kunnen ze op een steady stroom aan kostenvergoedingen rekenen.” Gemeenten zijn straks ook geen tijd meer kwijt aan financiële rapportages om te verantwoorden waar ze de Zwerfafvalvergoeding aan hebben besteed. Dat is in de UPV niet nodig. “Ze krijgen een vergoeding voor het opruimwerk dat ze al hebben uitgevoerd en hoeven geen formulieren meer in te vullen. Daar staan ook geen inspanningsverplichtingen of doelen tegenover. Gemeenten krijgen sowieso het geld. Het is een lokale politieke keuze waar ze het aan uitgeven, we hopen natuurlijk aan de bestrijding van zwerfafval.”

GELABELD

De kostenvergoeding vanuit deze UPV is inderdaad niet gelabeld, zegt Van Waas, “maar als je als gemeente serieus met het vraagstuk van zwerfafval bezig bent, blijf je dat geld daar zeker voor inzetten. Geven gemeenten over de hele linie minder uit, dan zullen we dit terugzien in de uiteindelijke kostenvergoeding. Gemeenten kunnen ervoor kiezen er nog een schepje bovenop te doen of de vergoeding gebruiken om de lasten voor inwoners te verlagen.” Valstar van IenW voorziet dat de UPV juist mede zal bijdragen aan een schonere leefomgeving. “Natuurlijk komt dat niet door de UPV alleen. De regelgeving kent een uitgebreid pakket aan maatregelen, er wordt ook ingezet op de reductie van drinkbekers en maaltijdverpakkingen. Sinds juli vorig jaar kennen we al een verbod op wegwerpbestek, rietjes en wattenstaafjes en statiegeld op plastic flesjes. Dat brede scala zorgt ervoor dat we goede stappen richting minder zwerfafval kunnen maken.”

De UPV geldt per 1 januari 2023 voor een aantal stromen wegwerpplastic waaronder ballonnen.

This article is from: