Programmaboek Così fan tutte

Page 1

Wolfgang Amadeus Mozart

COSĂŒ FAN TUTTE


DON ALFONSO bariton/bas

I FIORDILIGI sopraan

GUGLIELMO bariton/bas II

II DORABELLA (mezzo)sopraan

I

DESPINA sopraan

FERRANDO tenor


E

D

OCHTER VAN DE MU ZIE K

LE

R

OO H SC

AN V L

E IEFD EL

Ë

E ZI

DE

O HO E G

ME D A Z R

Twee jonge mannen wedden met een wat oudere heer dat hun vriendinnetjes niet te verleiden zijn tot een amou­ reuze scheve schaats. Aan de heer om het tegendeel te bewijzen. Hij bedenkt daarvoor een duivels verleidingsspel. De twee uitdagers proberen vermomd elkaars vriendin te verleiden. Wat als een dolle maskerade begint evolueert al vlug naar een emotionele ontdek­ kingstocht. Vrolijkheid en overmoed maken plaats voor weemoed en melan­ cholie. Spel wordt ernst. Het wordt een emotionele chaos in het hoofd en in het hart van de vier jonge mensen: schijn en zijn, spel en realiteit, alles loopt door elkaar. Op het einde zijn ze helemaal het noorden kwijt. Één ding is zeker: het wordt nooit meer als voor de weddenschap. De uitkomst is meer dan onzeker.

PO

ERNS T S PEL

Liefde is een noodlottige genade. Dirk De Wachter


Lord Byron, Don Juan, Canto I

To love again and be again undone!

En daarom kun je nooit uitsluiten dat zij, ondanks haar grote deugdzaamheid, even goed als de anderen voor de bijl zal gaan. Giovanni Boccaccio, Decamerone Bernabò e Ambrogiuolo

Mozart is één van de weinige componisten die de leugen op muziek kon zetten. Guy Joosten


In CosĂŹ fan tutte liggen hemel en hel in de personages zelf. Guy Joosten

!enodnu niaga eb dna niaga evol oT

I otnaC ,nauJ noD ,noryB droL

Na die bekentenis krijg ik haar terug, al moet ik boeten voor haar gekwetst fatsoen. Ovidius, Cephalus’ eerste verhaal: Aurora stelt zijn huwelijkstrouw op de proef


In het eerste bedrijf van Cos狸 fan tutte is er meer sprake van de erotische be足 reidheid tot liefde dan van de ervaring van de liefde zelf. De muziek in het tweede bedrijf is met toenemende intensiteit op zoek naar de intiemste gemoedsbewe足 gingen in de emotionele huishouding van het prota足 gonistenkwartet - en daarbij ontdekt zij in het wisselspel steeds duidelijker signalen van de echte gevoelens. Leo Karl Gerhartz

N DE M UZIE K

LE

E

R

O HO SC AN LV

DE

F DE LIE MASK E R AD E

VE

RL

S IE

NO VA

ULD CH NS


Temptation Island, 2001


6


OPERA VLAANDEREN ANTWERPEN - GENT SEIZOEN 2014 — 2015 INTENDANT AVIEL CAHN

COSÌ FAN TUTTE Ossia la scuola degli amanti Wolfgang Amadeus Mozart 1756 - 1791 Dramma giocoso in twee bedrijven Libretto van Lorenzo Da Ponte.

Creatie op 26 januari 1790 in het Burgtheater, Wenen Uitgave: Bärenreiter Kassel, Basel, London, New York, Prag. BA 4606 a Première van deze productie: 29 april 1997


OPERA ANTWERPEN Première op 14 dec 19:30u 16, 18, 20, 23, 26, 28*, 31 dec** 19:30u/15:00u*/18:30u**

OPERA GENT Première op 9 jan 19:30u 11*, 13, 15, 17, 20 jan 19:30u/15:00u*

Duur van de voorstelling inclusief één pauze na het eerste bedrijf: ca. 3 uur en 40 minuten

Gelieve gsm uit te zetten tijdens de voorstelling!

8

COSÌ FAN TUTTE


Muzikale leiding Umberto Benedetti Michelangeli Jan Schweiger (26, 28, 31/12/2014; 15, 17, 20/01/2015) Regie Guy Joosten Decor Johannes Leiacker Kostuums Karin Seydtle Realisatie Belichting Jan Vereecken Dramaturgie Leo Karl Gerhartz Luc Joosten Koorleiding Jan Schweiger

Fiordiligi Cristina Pasaroiu Dorabella Maria Kataeva* Ferrando Sébastien Droy Guglielmo Riccardo Novaro Don Alfonso Umberto Chiummo Despina Aylin Sezer °* Symfonisch Orkest Opera Vlaanderen Koor Opera Vlaanderen

* roldebuut ° lid van Jong Ensemble Opera Vlaanderen De Vrienden Opera Vlaanderen steunen het Jong Ensemble

WOLFGANG AMADEUS MOZART

9


Waarom ik haar bedrogen heb -?... U vraagt dat aan mij? Is het u nog niet opgevallen wat voor ingewikkelde sub­jecten wij mensen in de grond zijn? Zoveel dingen tegelijk zijn in ons aanwezig! Liefde en bedrog... Trouw en trouweloosheid.. Aanbidding voor de een en verlangen naar een ander of naar meer dan hun. Wel trachten wij in onszelf orde te scheppen, zo goed en zo kwaad het kan, maar deze orde is toch maar iets artificieels... Het natuurlijke… is de chaos. Ja — m ‘n beste Hofreiter, de ziel... is een uitgestrekt land... Arthur Schnitzler, Das weite Land


INHOUDSTAFEL

Moodboard Così fan tutte �����������������������������������1 Instap Così fan tutte ������������������������������������������12 Structuur van het werk ������������������������������������14 Synopsis �����������������������������������������������������������16 Een chronologie �����������������������������������������������17 I. Liefde en ontrouw ��������������������������������������������22 Così fan tutte en de heersende moraliteit ��������26 Meegesleept in een wervelwind ����������������������32 II. Proeven van liefde ��������������������������������������������44 Così fan tutte en de invloed van de 18de eeuw ��������������������������������������������48 Een lachend en een wenend bedrijf ����������������56 Een carrousel van emoties �������������������������������58 Libretto �������������������������������������������������������������63 Biografieën �����������������������������������������������������131

WOLFGANG AMADEUS MOZART

11


INSTAP Luc Joosten

Het is bij baron Wetzlar dat Mozart en Da Ponte elkaar leren kennen. Veel is er over hun unieke samenwerking niet geweten. De levensloop van Lorenzo Da Ponte is wel in detail bekend:

LORENZO DA PONTE Da Ponte werd op 10 maart 1749 geboren in Ceneda, het huidige Vittorio Veneto. Wanneer zijn joodse vader zich in 1763 tot het christendom bekeerde, kreeg hij de naam Lorenzo Da Ponte. In 1773 werd hij tot priester gewijd. Zijn liberale neigingen en passie voor getrouwde vrouwen bezorgden hem een 15-jarige verbanning uit Venetië. Hij belandde in Dresden, bij dichter en librettist Caterino Mazzolà. Het was Mazzolà die Da Ponte aan Salieri voorstelde. Da Ponte trok daarop naar Wenen, waar hij in de gunst van Jozef II kwam, hem benoemde als hofdichter. In deze functie vertaalde hij theaterteksten, herwerkte hij libretti en verzorgde hij eigen werken, vaak adapties, voor Weense componisten. Zijn eerste libretto voor Salieri, Il ricco d’un giorno, flopte volledig maar al snel wist hij zijn status

12

TO LOVE AGAIN AND BE AGAIN UNDONE! In ons romantisch verlangen stellen we onszelf en onze geliefde graag uniek en onvervangbaar voor. In de ogen en het hart van de geliefde lonken we voor onszelf naar een vaste plaats, in de hoop uit te kunnen stijgen boven de massa van gelijken en rivalen. Zelfs al denken we vaak het spel van de liefde te beheersen, toch lijkt onze grote fascinatie voor het probleem van de trouw en ontrouw op een niet zo stabiele realiteit te wijzen. Is dit ideaalbeeld van de liefde niet veeleer een romantische illusie? Blijft niet steeds de mogelijkheid bestaan dat de geliefde de partner met zijn vervangbaarheid confronteert en hem voor een ander inruilt? De gretig­ heid waarmee films en televisieprogramma’s op dit thema inspelen, is niet het enige bewijs dat deze the­ ma­tiek ons blijft bezighouden. Telkens weer lokken de vertoningen waarin de trouw aan een test wordt onderworpen, heftige reacties uit. Zo was het ook bij het publiek van Mozarts Così fan tutte (1790). In het beste geval werd Mozarts opera destijds geprezen voor zijn muziek; het onderwerp van het libretto moest het in de strengste bewoordingen ontgelden. Dit was niet gepast en te modern voor de tijd en de plaats waarin het tot stand kwam. Het kwetste op een niets ontziende manier het morele zelfbewustzijn van de opkomende burgerij. Tegenover de frivoliteit en het libertijnse karakter van de adel – nog zo helder en scherp geportretteerd in Don Giovanni en Le Nozze di Figaro – werd nu de zuiverheid van de gevoelswereld en de burgerlijke deugd geprezen. De liefde was een veilige emotionele basis voor het huwelijk, voor het gezin, voor de hoeksteunen van de maatschappij. Mozart en Da Ponte hebben in Così dit ideaal niet gerespecteerd en blootgesteld aan de anarchie van de gevoelswereld. Zij hebben de liefdestrouw voor onderzoek vrijgegeven, en haar in een kader geplaatst waar de romantische illusie over de trouwe liefde het

COSÌ FAN TUTTE


moet afleggen tegen de realiteit van de verleiding. Waar de publieke opinie zich in beide andere Mozart – Da Ponte opera’s nog kon verschuilen achter het feit dat de liefdesperikelen plaatsvonden in een milieu dat niet het hunne was, lag de ontsnappingsroute bij Così niet meer open. Hier zagen de toeschouwers zichzelf op de scène: mensen als zijzelf, onderhevig aan de werveling van gevoelens en voortdurend blootgesteld aan de verleiding. Op die manier hebben componist en librettist het fundament van de nieuwe burgerlijke samenleving ondergraven, nog voor dat ideaal vaste voet aan de grond kreeg. Maar ze hebben vooral ook één van de pijnplekken van iedere liefdesrelatie blootgesteld. En daardoor kon het werk bijna niet anders dan in de grond te worden geboord, of in een totaal bewerkte en emotioneel gecensureerde vorm op de scène komen.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

echter terug te winnen met de succesvolle Il burbero di buon cuore voor Martín y Soler (1786). In hetzelfde jaar zagen zes nieuwe libretti het daglicht, waaronder Le Nozze di Figaro voor Mozart en Una cosa rara, wederom voor Martín y Soler. Da Pontes relatie met de theaterdirecteur verliep stroef en bovendien raakte hij in een rivaliteit met poëet Giambattista Casti verwikkeld. Hij slaagde erin om bij Salieri opnieuw op een goed blaadje te komen met Axur, re d’Ormus. In diezelfde periode schreef hij L’ arbore di Diana voor Martín y Soler en Don Giovanni voor Mozart, gevolgd door drie nieuwe libretti voor Salieri. Hij was betrokken bij de heropvoering van Le Nozze di Figaro in 1789 – hij voegde vermoedelijk nieuwe aria’s toe voor zijn toenmalige maitresse, Adriana Ferrarese. In datzelfde jaar schreef hij Così fan tutte – in de twee opera’s zong Ferrarese respectievelijk Susanna en Fiordiligi. De dood van Jozef II betekende echter Da Pontes ontslag. Na een vruchteloos jaar waarin hij Italiaanse opera in Brussel, Den Haag en Rotterdam tot stand trachtte te brengen, werd hij aangesteld aan het King’s Theatre, Haymarket. In 1798 reisde hij naar Italië op zoek naar nieuwe zangers. In 1805 trok hij naar de Verenigde Staten. Hij werd kruidenier, gaf privé-onderwijs en verkocht Italiaanse boeken. In 1807 schreef hij Memorie, zijn biografie. Enkele jaren later vestigde hij zich voor goed in New York en werd hij pleitbezorger van de Italiaanse cultuur. Bovendien werd hij als professor aan het Columbia College benoemd. Da Pontes operapassie herleefde in zijn laatste jaren. Hij werd een korte tijd manager van een nieuw opgericht Italiaans operahuis. Hij stierf op 17 augustus 1838 in New York.

13


STRUCTUUR VAN HET WERK

I. OUVERTURE

In uomini ! In soldati! (Despina) TIENDE SCÈNE

Nr. 7 Duet Al fato dàn legge (Ferrando, Guglielmo)

EERSTE BEDRIJF

Recitatief Recitatief ELFDE SCÈNE

EERSTE SCÈNE VIJFDE SCÈNE Nr. 1 Trio La mia Dorabella capace non è (Don Alfonso, Guglielmo, Ferrando) Recitatief

Nr. 8 : Koor Bella vita militar! (Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Guglielmo, Don Alfonso)

Nr. 13 Sextet Alla bella Despinetta (Fiordiligi, Dorabella, Despina, Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo) Recitatief

Nr. 2 Trio È la fede delle femmine (Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo) Recitatief Nr. 3 Trio Una bella serenata (Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo) TWEEDE EN DERDE SCÈNE Nr. 4 Duo Ah guarda, sorella (Fiordiligi, Dorabella)

Recitatief Nr. 8a Kwintet Di scrivermi ogni giorno (Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Guglielmo, Don Alfonso)

Nr. 14 Aria Come scoglio immoto resta (Fiordiligi) Recitatief

Nr. 9 Koor Bella vita militar! ZESDE SCÈNE

Nr. 15 Aria Non siate ritrosi (Guglielmo)

Recitatief

TWAALFDE SCÈNE

Nr. 10 Trio Soave sia il vento (Fiordiligi, Dorabella, Don Alfonso)

Nr. 16 Trio E voi ridete? (Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo)

ZEVENDE SCÈNE

Recitatief

Recitatief

Nr. 17 Aria Un’ aura amorosa (Ferrando)

Recitatief Nr. 5 Aria Vorrei dir, e cor non ho (Don Alfonso) Recitatief

ACHTSTE EN NEGENDE SCÈNE

VIERDE SCÈNE

Recitatief

Nr. 6 Kwintet Sento oddio, che questo piede (Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Guglielmo, Don Alfonso)

Nr. 11 Aria Smanie implacabili che m’agitate (Dorabella)

Recitatief

Nr. 12 Aria

14

Recitatief

DERTIENDE SCÈNE TOT ZESTIENDE SCÈNE Recitatief Nr. 18 Finale Ah che tutta in un momento (Fiordiligi, Dorabella, Despina, Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo)

COSÌ FAN TUTTE


STRUCTUUR VAN HET WERK

II. TWEEDE BEDRIJF

Nr. 24 Aria Ah lo veggio, quell’anima bella (Ferrando)

EERSTE SCÈNE

ZEVENDE SCÈNE

Recitatief

Recitatief

Nr. 19 Aria Una donna a quindici anni (Despina)

Nr. 25 Rondò Per pièta, ben mio, perdona (Fiordiligi)

TWEEDE SCÈNE

ACHTSTE SCÈNE

Recitatief

Recitatief

Nr. 20 Duet Prenderò quel brunettino (Fiordiligi, Dorabella)

Nr. 26 Aria Donne mie, la fate a tanti (Guglielmo)

DERDE SCÈNE

NEGENDE SCÈNE

Recitatief

Recitatief

VIERDE SCÈNE

Nr. 27 Cavatina Tradito, schernito (Ferrando)

Nr. 21 Duet met Koor Secondate, aurette amiche (Ferrando, Guglielmo, Koor)

DERTIENDE SCÈNE Recitatief Nr. 30 Tutti accusan le donne (Don Alfonso, Ferrando, Guglielmo) VEERTIENDE SCÈNE Recitatief VIJFTIENDE TOT ZEVENTIENDE SCÈNE EN LAATSTE SCÈNE Nr. 31 Finale Fate presto, o cari amici (Despina, Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Don Alfonso, Guglielmo, koor)

Recitatief

Recitatief

TIENDE SCÈNE

Nr. 22 La mano a me date (Despina, Ferrando, Guglielmo, Don Alfonso

Recitatief Nr. 28 Aria È amore un ladroncello (Dorabella)

VIJFDE SCÈNE Recitatief Nr. 23 Duet Il core vi dono (Dorabella, Guglielmo) ZESDE SCÈNE

ELFDE EN TWAALFDE SCÈNE Recitatief Nr. 29 Duet Fra gli amplessi in pochi istanti (Fiordiligi, Ferrando)

Recitatief

WOLFGANG AMADEUS MOZART

15


SYNOPSIS Luc Joosten

EERSTE BEDRIJF Don Alfonso daagt de jonge officieren Guglielmo en Ferrando uit tot een weddenschap over de trouw van hun verloofdes, de zussen Fiordiligi en Dorabella. Alfonso bedenkt een list en stuurt de twee mannen, voor de ogen van hun geliefden, zogenaamd naar het slagveld. Daarna keren ze terug in vermomming en trachten de vrouwen te verleiden. Ook Despina, het dienstmeisje van de vrouwen, wordt in het spel betrokken. Aanvankelijk stoten de verleidingspogingen op een muur van weigering. Maar wanneer de mannen doen alsof ze gif innemen uit liefdesleed, raken Guglielmo en Ferrando bij de dames een gevoelige snaar. Verkleed als arts brengt Despina hen weer op de been. TWEEDE BEDRIJF Despina moedigt de zussen aan om in te gaan op de avances van de twee vreemdelingen. Ferrando wil zich terugtrekken met Fiordiligi en Guglielmo met Dorabella, waarbij Dorabella haar aanbidder een aandenken geeft. Fiordiligi lijkt standvastiger, wil in vertwijfeling haar echte geliefde zelfs op het slagveld opzoeken, maar uiteindelijk bezwijkt ook zij voor de charmes van Ferrando. Don Alfonso heeft de weddenschap gewonnen. Enthousiast over hun nieuwe aanwinst zijn de vrouwen bereid om onmiddellijk te trouwen. Een in de haast opgeroepen ‘notaris’ (gespeeld door Despina in vermomming) brengt een huwelijkscontract dat snel ondertekend wordt. Maar dan wordt de plotselinge terugkeer van de twee officieren aangekondigd; de vreemdelingen verdwijnen snel en komen in hun originele gedaante als Guglielmo en Ferrrando weer tevoorschijn. Bij het zien van het huwelijkscontract worden Fiordiligi en Dorabella in grote verlegenheid gebracht en ook de heren beseffen dat hun liefdesspel niet zonder gevaar was. Maar misschien kunnen ze zich nog verzoenen?

16

COSÌ FAN TUTTE


EEN CHRONOLOGIE: MOZART EN COSÌ FAN TUTTE

Tussen 1 en 8 na Chr. Ovidius schrijft zijn epos Metamorphosen. Cephalus’ eerste verhaal: Aurora stelt zijn huwelijkstrouw op de proef is één van de verhalen uit Boek VII. 1349-1360 Giovanni Boccaccio schrijft zijn Decamerone. De ‘cassone’ Bernabò e Ambrogiuolo is een deel van Filomena’s tweede vertelling (II,9).

1730-1744 Verkleedpartijen, oudere heren die verleidingsscènes ensceneren, de vraag over gelijkwaardige trouw bij beide seksen, dat allemaal is terug te vinden bij Marivaux: Le Jeu de l’amour et du hasard en La Dispute. 1756 1516-1521 Ovidius’ Cephalusverhaal duikt opnieuw op bij Ludovico Ariosto’s Orlando furioso. 1609-1610 Het thema van de weddenschap wordt door Shakespeare opgenomen in zijn Cymbeline.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Wolfgang Amadeus Mozart wordt op 27 januari in Salzburg geboren als de zoon van hofviolist Leopold Mozart en Anna Maria geboren Pertl.

1761-1762 Eerste composities en eerste concertreizen naar München en Wenen waar hij wordt ontvangen door keizerin Maria

17


Theresia. Het volgende jaar vertrekt de familie Mozart voor een tournee doorheen West-Europa.

1768

Mozart reist met zijn familie naar Wenen. Creatie van La finta semplice en Bastien und Bastienne. Mozart wordt in Salzburg benoemd tot derde concertmeester van de hofkapel. Gaat dat jaar voor het eerst naar Italië.

1770

Mozart wordt lid van de Accademia Filarmonica van Bologna en zijn opera seria Mitridate Rè di Ponto gaat in Milaan in première.

1772

Hieronymus, graaf van Colloredo, wordt prinsbisschop van Salzburg. Hij stelt Mozart aan tot concertmeester van de Hofkapel. Datzelfde jaar gaat zijn Lucio Silla in Milaan in première.

1779

Mozart wordt benoemd tot hoforganist in Salzburg.

1781

Creatie van Mozarts Idomeneo in München. Neemt datzelfde jaar ontslag bij de aartsbisschop van Salzburg en verhuist naar Wenen. Mozart zoekt ijverig naar een

1782

18

nieuw libretti en waagt zich aan nieuwe operaprojecten. In juli gaat het Singspiel Die Entführung aus dem Serail in première en een maand later huwt Mozart Constanze Weber. 1786

Mozart geeft talrijke concerten en finaliseert Le Nozze di Figaro, zijn eerste samenwerking met Lorenzo Da PonteDe opera gaat in Wenen in première. De voorspelling wordt een tiental keer opgevoerd.

1787

Mozart reist voor het eerst naar Praag waar zijn Don Giovanni op 29 oktober in première gaat.

1790

De derde Mozart - Da Ponte opera Così fan tutte gaat in première in Wenen. Door de dood van Jozef II wordt de voorstellingreeks afgebroken.

1791

Reist naar Triëst, waar hij een onderhoud heeft met keizer Leopold. Mozart is in Praag voor de creatie van zijn La Clemenza di Tito. Op 30 september gaat Die Zauberflöte in première in het Weens Theater im Freihaus auf der Wieden van zijn vriend Emanuel Schikaneder. Mozart

COSÌ FAN TUTTE


werkt aan het Requiem. Op 5 december sterft hij en wordt begraven op de Weense begraafplaats St. Marx.

het einde van de 19e eeuw gebruikt werden. Men hield rekening met de heersende theatertraditie, de stijl van het doorsnee repertoire en met de voorstellingswereld van het publiek. Zowel het onwaarschijnlijke van de situatie als de frivole toon van de vertelling werden aangepast. Dit had meestal volledige herwerkingen van het verhaal tot gevolg. Teksten van Shakespeare (Love labour’s Lost) of van Calderón (Dame Kobold) kwamen onder de muziek van Mozart terecht. 1897

Het is wachten tot 1897 en op persoonlijkheden als Richard Strauss en dirigent én vertaler Hermann Levi tot een Da Pontegetrouw libretto wordt gebruikt. Deze nieuwe Mozartcyclus in München bereidt de weg voor een langzame Così fan tutte-revival.

19e eeuw Na de creatie van Così fan tutte kent de originele Italiaanse versie een tiental uitvoeringen. Omwille van de rouwperiode bij de dood van keizer Jozef II sloten de theaters en werd het succes van de opera abrupt afgebroken. Daarna wijzigde de politieke situatie en was men minder in voor de psychologie, humor en ironie van het stuk. Om de muziek van Mozart te redden maakte men Duitse vertalingen die de oprukkende burgerlijke moraal naar de mond praatte. Zo ontstonden vele lokale varianten - de grens tussen vertaling en bewerking was meestal vaag - die tot

WOLFGANG AMADEUS MOZART

19


I.

20


LIEFDE ALS EEN SPEL VAN MOGELIJKHEDEN De mogelijkheidszin van het individu wordt gevoed door zijn creativiteit, door de nieuwsgierigheid die hem drijft, door dromen en verlangens die mogelijkheden op het spoor kunnen komen, door de innerlijke onrust en de behoeftes die hemzelf en anderen bewegen, en door de aandacht voor wat ontbreekt, wat mooi zou zijn en goed zou doen. Het is de charme van de mogelijkheden die principieel van de liefde een spel maakt dat in de ogen van velen het spannendste spel is dat er bestaat. Als het werkelijk een spel is, en geen dwang, dan is vrijwilligheid er de onvoorwaardelijke basis van; en pas dan rijzen de vragen: wat moet er precies gespeeld worden, en op welk niveau: dat van het lichaam, de ziel of de geest? Welke mogelijkheid moet er gerealiseerd worden, met welke inzet, welk risico, welke speelruimte, en hoelang? In hoeverre laat de ander met zich spelen, zich dus als mogelijkheid behandelen? In hoeverre ben ik zelf bereid alleen een mogelijkheid voor hem te zijn? De antwoorden op deze vragen zijn bepalingen die het karakter van het spel wijzigen, want het ontologische niveau verandert: anders dan bij het spel dat nog kon zwelgen in de vormloosheid van de mogelijkheden, wordt dat spel nu een werkelijkheid die het leven en de liefde vormgeeft. Sommigen proberen dat te verhin足deren door alle mogelijkheden voor zichzelf open te houden en velen komen in de problemen omdat ze niet voorbereid zijn op de overgang naar de werkelijkheid. Wilhelm Schmid


LIEFDE EN ONTROUW Stendhal

Dit is wat er in een mens gebeurt: 1. Bewondering. 2. U denkt: Wat heerlijk haar te kussen, door haar gekust te worden, enz.! 3. Hoop. U kijkt hoe volmaakt zij is; dat is het moment waarop een vrouw zich gewonnen zou moeten geven om het grootste lichamelijke genot te smaken. Zelfs de meest ingetogen vrouw bloost tot achter haar oren op dat moment van hoop; de hartstocht is zo groot, het genot zo hevig dat het zich verraadt door overduidelijke tekens. 4. Liefde ontluikt. Liefhebben betekent er behagen in scheppen het voorwerp van onze liefde zo dicht mogelijk bij ons te zien, haar aan te raken en met al onze zinnen te voelen. 5. De eerste kristallisatie begint. U vindt het fijn een vrouw van wier liefde u zeker bent met duizenden volmaakte eigenschappen te tooien. Met eindeloos genoegen prent u zich uw geluk uitvoerig in. In wezen komt het er op neer dat u zich een overdreven voorstelling maakt van een prachtig bezit dat uit de hemel is komen vallen, dat u niet kent en dat u veilig in handen heeft. Laat iemand die verliefd is een etmaal lang nadenken en dit is het resultaat: In Salzburg gooien de mensen ‘s winters een kale boomtak in de verlaten schachten van de zoutmijnen; twee of drie maanden later halen zij hem naar boven bedekt met een laag schitterende kristallen: het kleinste twijgje, niet groter dan een mezenpootje, is bezet met ontelbare fonkelende diamanten die geen ogenblik dezelfde aanblik bieden; de oorspronkelijke tak is onherkenbaar geworden. Wat ik kristallisatie noem, is een geestelijk proces waarbij iedere gebeurtenis steeds opnieuw bewijst dat de geliefde volmaakt is. Wat betreft de vrouw die u van ontrouw verdenkt: Zij verlaat u omdat u de kristallisatie hebt ontmoedigd, en misschien berust de plaats die u inneemt in haar hart op gewoonte. Zij verlaat u omdat zij te zeker van u is. U hebt haar angst weg­genomen, en de kleine twijfels van een gelukkige liefde krijgen geen kans meer; maak haar ongerust, en wees op uw hoede voor haar ongerijmde protesten. In al die tijd dat u haar kent, hebt u ongetwijfeld ontdekt welke vrouw in de stad of in de kringen waarin u verkeert zij het meest

22

COSÌ FAN TUTTE


benijdt en vreest. Maak deze vrouw het hof, maar houd dat, in plaats van het rond te bazuinen, zo goed mogelijk verborgen; vertrouw op uw haat om alles te zien en alles te merken. Door de gegronde hekel die u een paar maanden lang aan alle vrouwen hebt, moet dat u niet moeilijk vallen. Bedenk dat u in de positie waarin u verkeert, alles kunt bederven door hartstocht te tonen; ontmoet uw geliefde dus weinig en drink champagne in goed gezelschap. Bedenk om u een oordeel te vormen over de liefde van uw minnares het volgende: 1. Hoe groter de rol die lichamelijk genot speelt in een liefde, in de intimiteit uit het begin, hoe sterker die liefde onderhevig is aan grilligheid, en vooral aan ontrouw. Dit geldt vooral voor liefdes waarbij de kristallisatie is gestimuleerd door de geestdrift van de jeugd, de liefde van een zestienjarige. 2. De liefde van twee mensen die van elkaar houden, is bijna nooit gelijk. Hartstochtelijke liefde kent haar fases gedurende welke beide geliefden beurtelings meer van de ander houden. Vaak wordt hartstochtelijke liefde beantwoord met gewone koketterie of liefde uit ijdelheid, en het is veeleer de vrouw die hartstochtelijk bemint. Op welke manier twee geliefden ook van elkaar houden, zodra een van beiden jaloers is, eist deze dat de ander aan alle voorwaarden voor hartstochtelijke liefde voldoet; de ijdelheid van een jaloerse minnaar maakt dat hij alle behoeften meent te voelen van iemand die verliefd is.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

23




COSÌ FAN TUTTE EN DE HEERSENDE MORALITEIT Andrew Steptoe

Waarom leven wij in een dergelijk tijdperk en te midden van dergelijke mensen, dat men het als een verdienste mag — ja, zelfs moet — beschouwen als een man zich niet enkel teder, maar menselijk gedraagt tegenover de vrouwen. Restif de la Bretonne De bronnen van de tekst van Così fan tutte zijn geheimzinnig. De vernuftige en symmetrische intrige berust op thema’s die al lang bekend waren in de Europese literatuur. Maar toch bewijzen elementen zoals de Moorse vermommingen en de ‘magnetiseer’episode op het einde van het eerste bedrijf dat Da Ponte, de schrijver van het libretto, zeer goed op de hoogte was van de allernieuwste tendensen in het theater van zijn tijd. Nochtans blijft de meest fundamentele vraag onopgelost: volgde Da Ponte hier zijn gebruikelijke methode door een vroeger stuk te bewerken, of schreef hij een origineel werk? Wij beschikken over bijzonder weinig informatie over de compositie van deze opera en over zijn eerste opvoering. Bovendien werden de disputen over het libretto tot sinds kort gekleurd door het waas van schande dat het verhaal omhulde. Bepaalde critici hebben getracht Mozart te ontslaan van de verantwoordelijkheid voor het toonzetten van dit ‘immoreel’ werk. Men heeft geopperd dat Jozef II Mozart de opdracht gaf de muziek te schrijven, en dat de componist niet kon weigeren omdat hij in 1789 financiële problemen had. Jozef II zou het verhaal voorgesteld hebben nadat hij vernomen had dat er toentertijd in Wenen een dergelijk incident echt gebeurd was. Uit wat Niemetschek in zijn vroege biografie van Mozart schreef, blijkt duidelijk dat hij niet kon geloven dat zijn idool Così fan tutte anders dan onder dwang zou geschreven hebben: Iedereen stond ervan versteld dat deze man zich zodanig kon verlagen dat hij zijn hemelse melodieën aan een dergelijk waardeloos libretto verkwistte. Het was hem echter niet mogelijk de opdracht te weigeren, en het libretto werd hem specifiek geleverd. Er bestaan echter geen tastbare bewijzen die deze theorieën staven. Het was Friedrich Heinse, in zijn Reise und Lebens-Skizzen, die voor het eerst de hypothese opperde dat de intrige op waar gebeurde feiten berustte. Hij deed dit in 1837, niet minder dan

26

COSÌ FAN TUTTE


achtenveertig jaar na de première. In werkelijkheid was Jozef II zwaar ziek tijdens de periode waarin de opera voorbereid werd, en bovendien gingen al zijn inspanningen naar de oorlog met Turkije en het onderdrukken van het oproer in het Keizerrijk. Così fan tutte wordt nergens vermeld in Jozefs uitgebreide memoranda aan Graaf Rosenberg, en er is geen enkel bewijs dat de keizer op de hoogte was van het bestaan van dit werk. Da Ponte was terughoudend over zijn eigen bijdrage. Over het algemeen schrok hij er nochtans absoluut niet voor terug de verantwoordelijkheid op te eisen voor werken waarmee Mozart iets te maken had. Zijn memoires zijn doorspekt met passages waarin hij zijn zelfgenoegzaamheid de vrije loop laat: Ik denk er nooit zonder opgetogenheid en voldoening aan dat Europa en een groot gedeelte van de wereld de verrukkelijke composities van dat bewonderenswaardig genie louter aan mijn volharding en vastberadenheid te danken hebben. Toch vermeldt hij Così fan tutte slechts terloops, als een van de werken die geschreven werden voor zijn maîtresse, de sopraan Adriana Ferrarese. Hij eist het libretto niet op als een persoonlijk werk, noch vermeldt hij de bron van de eventuele bewerking. Hij gaf er blijkbaar de voorkeur aan te zwijgen over de hele zaak van het auteurschap van het werk. Wij moeten echter niet vergeten dat hij zijn memoires in New York schreef, in de negentiende eeuw, waar een moreel klimaat heerste dat veel strenger was dan tijdens zijn jeugd. Indien Da Ponte het libretto heel alleen bedacht, brak hij hier met zijn gewoonte, vermits bijna al zijn teksten afgeleid waren van bestaande toneelstukken. Aan de hand van de beschikbare bewijzen is het onmogelijk met zekerheid te zeggen of Da Ponte inderdaad een origineel werk afleverde. Wat er ook van zij, de aanzet tot de intrige van Così fan tutte heeft hij zeker niet zelf verzonnen. Wij kunnen de plot beschouwen als een versmelting van twee traditionele thema’s, die Da Ponte verder ontwikkelde volgens de heersende gebruiken van het theater. DE BRONNEN VAN COSÌ FAN TUTTE De intrige van Così fan tutte bevat twee verhaallijnen, die allebei vaak gebruikt werden door schrijvers uit vroegere perioden. Het thema van de ‘weddenschap’ voert een man ten tonele die in het openbaar zijn geloof in de trouw van zijn echtgenote verklaart en wedt dat zij niet kan verleid worden door iemand die voor­wendt een bewonderaar te zijn. Daardoor verklaart hij zich ermee akkoord dat haar liefde voor hem op de proef gesteld wordt en geeft hij de verleider de toestemming om haar te benaderen, meestal met rampzalige gevolgen. Wij vinden het thema van

WOLFGANG AMADEUS MOZART

27


de weddenschap al terug in de dertiende eeuw, en het kan zelfs nog ouder zijn. Boccaccio en Shakespeare schreven er de bekendste versies van; soortgelijke verhalen bestaan echter ook in de Franse, Duitse en Scandinavische literatuur van de zestiende eeuw. In elke versie hebben de personages een andere sociale status en zijn ook de morele doelstellingen van de auteurs totaal verschillend. De openingsscène van Così fan tutte is een dui­de­lijke variant op het weddenschapthema. Ferrando en Guglielmo geloven dat hun minnaressen niet kunnen verleid worden, maar Don Alfonso twijfelt hieraan. Beide mannen worden boos, en de weddenschap wordt afgesloten. De verdere ontwikkeling van de intrige — het geveinsde vertrek van de mannen, hun terugkeer in vermomming en, vooral, het slagen van de verleidingspoging van de zogenaamde bewonderaars — behoren niet tot het weddenschapthema. Deze elementen hebben waarschijnlijk een totaal andere bron: de fabel van Cephalus en Procris. In Ovidius’ fabel is Cephalus pas korte tijd gehuwd met de mooie Procris wanneer Aurora hem doet twijfelen aan de trouw van zijn echtgenote; hij stelt haar dus op de proef. Hij doet alsof hij op reis vertrekt, maar keert incognito terug onder de gedaante van een ‘bewonderaar’ en begint Procris te verleiden door haar met geschenken te overladen. De jonge vrouw wijst hem niet onmiddellijk af, maar weifelt. Daarop onthult Cephalus zijn ware identiteit. Procris schaamt zich diep en vlucht weg om zich bij Diana’s nimfen te voegen. Tenslotte verzoent het paar zich. Procris geeft haar man twee geschenken: een hond, en een speer die terugkeert naar degene die haar geworpen heeft. Zij leiden een gelukkig leven tot Procris op haar beurt begint te vermoeden dat Cephalus een nimf ontmoet wanneer hij op jacht gaat. Op een dag verbergt ze zich in de struiken om hem te bespieden, maar Cephalus denkt dat zij een wild dier is en doodt haar met de speer. Later werd het basisthema van de achterdochtige echtgenoot die zich vermomt om de trouw van zijn echtgenote op de proef te stellen door te trachten haar te verleiden als was hij een onbekende, nog heel vaak aangepast. In de middeleeuwen werd het nog altijd gebruikt. In De claribus mulieribus hekelde Boccaccio Procris omdat zij eerst ten prooi viel aan hebzucht en daarna aan jaloersheid. Het verhaal kwam opnieuw tevoorschijn in de vroege renaissance, in een toneelstuk dat met pracht en praal geënsceneerd werd aan het hof van de familie d’Este in Ferrara (1487). Het inspireerde ook een aantal kunstenaars, van Piero di Cosimo tot Poussin. Da Ponte las uitvoerig de klassieken; hij was dus hoogst­ waarschijnlijk vertrouwd met Ovidius’ verhaal in zijn oor­

28

COSÌ FAN TUTTE


spronkelijke vorm. Bovendien was het thema opvallend aanwezig in de werken van een van Da Ponte’s lievelingsdichters, Ludovico Ariosto, die hij vurig bewonderde. Zoals Kurt Kramer opmerkt, bewijzen de namen van de personages uit de opera dat Da Ponte schatplichtig was aan Ariosto bij het schrijven van Così fan tutte. In Orlando Furioso is Fiordiligi de toegewijde echtgenote van Brandimart en Doralice een trouweloze minnaar, terwijl een ander personage de naam Fiordespina draagt. Het is ook interessant dat de bedrogen vrouw in Orlando Furioso geen berouw of wroeging voelt; zij is verontwaardigd en ziet in dat haar man uiterst dwaas gehandeld heeft. Een aantal elementen van Così fan tutte werden eerder geleverd door de fabel van Procris dan door het weddenschapthema. Het gaat onder meer om het geveinsd vertrek van de minnaars en hun daaropvolgende terugkeer in vermomming, en om het slagen van de verleidingspogingen. Er zijn blijkbaar geen vroegere voorbeelden bekend van werken waarin beide verhaallijnen verweven werden. De weddenschap is de drijvende kracht, terwijl de gebruikte methoden aan de fabel van Procris herinneren. Door twee paren in plaats van een enkel ten tonele te voeren, kon Da Ponte een veel bredere waaier van menselijke reacties ten toon spreiden. De manier waarop de twee verhaallijnen zich in elkaar strengelen, is typisch voor het achttiende-eeuwse theater, zowel wat de vorm als de inhoud betreft.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

29




MEEGESLEEPT IN EEN WERVELWIND VAN TEGENSTRIJDIGE GEVOELENS Leo Karl Gerhartz

Bij een poging om het centrale principe van de muziek van Così fan tutte te bepalen, zou men al snel moeten toegeven dat er hier meer dan één principe aan het werk is. Meer nog, men zou kunnen zeggen dat er in Così fan tutte twee muzikale werelden tegenover elkaar staan. De een is vrolijk en overmoedig, de andere weemoedig en melancholisch, de ene wacht trillend van ongeduld op het volle leven, de andere leidt naar mooie, maar ook moeilijke ervaringen. De eerste wereld is voornamelijk aanwezig in het eerste bedrijf. In dit eerste bedrijf stormt de jeugd het toneel op, vol bruisende energie en vreugdevolle verwachtingen. Wanneer in de ouverture meteen na de openingsmaten de hobo met brede cantilenen de potentiële schoonheid van het menselijke liefdesgebaar beschrijft en het tutti van het orkest meteen antwoordt met het thema dat de tekst van de titel draagt, dan is dat weliswaar de expositie van het thema van het hele stuk in veertien maten muziek. Maar belangrijker als inleiding tot het spel is het feit dat deze korte andante-expositie zich letterlijk in een presto stort, met snelle achtste notenfrasen en -herhalingen, die de nerveuze verwachtingen van de personages articuleren. Fluit, hobo, klarinet en fagot kunnen nauwelijks wachten om elkaar af te lossen of te vervoegen. Zij zijn als het ware bezeten van hun eigen onrust en hun plezier in het gemeenschappelijke spel. Al deze drukte en opwinding in de ouverture laat er geen twijfel over bestaan: de twee paren die in Così fan tutte de hoofdrol spelen, zijn jonge mensen. Met veel optimisme en evenveel nieuwsgierigheid kijken zij uit naar het leven, met groeiend ongeduld, maar ook met een naïeve onschuld. Dat blijkt duidelijk uit de vrolijke overmoed van Guglielmo en Ferrando in de weddenschaptrio’s in de eerste scène en uit de nerveuze nieuwsgierigheid in het duet van hun verloofden Fiordiligi en Dorabella. De afbeeldingen van de geliefden zijn voor de meisjes (nog) voldoende om hen in zoetgevooisde dweperijen te laten uitbarsten. Zij zijn jong, verwend, gevoelig en verheugen zich zorgeloos op wat het leven en de liefde hen brengen zullen — het leven en de liefde waarvan zij nog niets afweten. De cantilenen in het kwintet en ook de grote aria’s van Dorabella en Fiordiligi geven weliswaar blijk van de omvang van hun potentiële gevoelens, maar hun nerveuze onrust, die ook in het orkest (in de over elkaar heen tollende frasen en onzeker trillende begeleidingsfiguraties, tot en met de herneming van het hectische presto van de ouverture in de

32

COSÌ FAN TUTTE


eerste finale) het eerste bedrijf van Così fan tutte bepaalt, verraadt echter dat deze emotionele potentialiteit nog geen onwrikbaar doel en dus ook nog geen bevrediging gevonden heeft. In elk geval is er in het eerste bedrijf van Così fan tutte meer sprake van de erotische bereidheid tot liefde dan van de ervaring van de liefde zelf. Het thema liefde komt dan op een steeds ernstiger en gewichtiger manier aan bod in het tweede bedrijf. Want in het door Don Alfonso geënsceneerde spel beleven Fiordiligi en Dorabella, maar ook Ferrando en Guglielmo dingen die voor hen tot dan toe onbekend waren. In het kwartet van de twee paren komen zij alle vier — weliswaar in verschillende graden van intensiteit — in een maalstroom van gevoelens terecht, die hen tegelijkertijd fascineren en irriteren. Als Ferrando in het recitatief, na zijn samen met Guglielmo geënsceneerde liefdesserenade, de zogezegd aanbeden Fiordiligi vertelt dat hij over zijn hele lichaam beeft (lo tremo, e palpito dalla testa alle piante!), beschrijft hij vrij precies de staat van opwinding waarin hij zich werkelijk bevindt, een toestand die in schril contrast staat tot het spel van de maskerade. Het zingen over hunkerend verlangen (desiri), diepe zuchten (sospiri) en de kwellingen der liefde (pene) is geen schijn meer, het gaat hier — ook al is het via de omweg van de maskerade — steeds duidelijker om de liefde zelf. Alles draait hier dus om de liefde, zoals altijd bij Mozart. Belmonte en Pedrillo die Konstanze en Blondchen uit het serail willen ontvoeren, Susanna die te midden van lichtzinnige liefdesavontuurtjes haar recht op het huwelijksgeluk verdedigt, de Eros zelf die in de persoon van Don Giovanni een hele reeks verschillende personages uit alle lagen van de bevolking lastig valt, prinses Pamina en de natuurmens Papageno die de goddelijkheid van man en vrouw en vrouw en man bezweren en bezingen — het gaat hier telkens weer in ver­schil­lende nuances en spiegelingen om de intiemste menselijke relaties. Alleen: nergens behandelt Mozart het thema zo exclusief en radicaal als in Cosìfan tutte. In deze opera is vrijwel alles geconcentreerd op het kritische experiment van Don Alfonso. En dit experiment onderzoekt niets anders dan de trouw/trouweloosheid van vrouwen in liefdesrelaties. In feite wordt hier ook de vraag gesteld naar de mogelijkheid van de duurzame liefde in deze wereld. Daarom is ook de muziek in het tweede bedrijf van Così fan tutte met toenemende intensiteit op zoek naar de intiemste gemoedsbewegingen in de emotionele huishouding van het protagonistenkwartet — en daarbij ontdekt zij in het wisselspel steeds duidelijker signalen van de echte gevoelens. Zeker: wie

WOLFGANG AMADEUS MOZART

33


verleidt en wie verleid wordt, dat kunnen zelfs de toeschouwers in de zaal niet altijd duidelijk onderscheiden, zij kunnen het alleen maar vermoeden (en het daarbij met elkaar oneens zijn) — in tegenstelling tot de situatie in Thomas Middletons Mad World. Onmiskenbaar en onweerlegbaar is echter het feit dat zowel Dorabella en Guglielmo en zeker Fiordiligi en Ferrando in het verloop van de ‘comoedia’ meer ontdekken dan alleen maar een gespeelde relatie. Enkele aanmerkingen bij het karakter van de vier mensen die in het experiment van Don Alfonso verstrikt zijn, volstaan om dit aan te tonen. PRENDERO QUEL BIONDINO OF DORABELLA’S SPEL MET HET VUUR. Van de twee zusters is Dorabella de luchthartigste. Meer nog dan Fiordiligi heeft zij een hekel aan verveling en verlangt zij naar amusement; daarom is zij zeer gevoelig voor de materialistische en praktische raadgevingen van het kamermeisje Despina. Het is dan ook Dorabella die luidop suggereert om gewoon voor de grap en alleen maar in gedachten met de ‘zonde’ te spelen: hoe zou het zijn als.., als wij alleen maar een heel klein beetje zouden ingaan op de avances van onze nieuwe bewonderaars, het moet toch niet meteen ernst worden — een beetje plezier, een kleine flirt; wie zou in dat geval voor wie kiezen? Vóór Fiordiligi beseft wat er gebeurt heeft haar zus haar meegesleept in een duet waarin het luchtige spel met vuur ongemerkt overgaat in bittere ernst. In de elkaar afwisselende stemmen van het in tertsen zwelgende duet worden de gebaren van de ‘alleen maar’ gefantaseerde liefde reeds vooraf geprojecteerd in de muziek, die via danselementen en coloraturen als het ware geladen is met liefdesverwachtingen. Ik kies de blonde, schertst Dorabella en zij zet Fiordiligi ertoe aan om zich voor te stellen hoe ze met de blonde zouden kunnen lachen. Natuurlijk moet het allemaal slechts een grap blijven, als zij de zuchten van de opwindend nieuwe bewonderaars met hun eigen zuchten beantwoorden. Hoe amusant, hoe plezierig zal het zijn als de hartstochtelijke heren trachten en smachten: Mijn engel, ach ik sterf. Alleen maar amusement? Alleen maar plezier? INFELICE FERRANDO! OH CHE DILETTO! OF GUGLIELMO’S CONFLICT TUSSEN IDEAAL EN MANNELIJKE TROTS. De impulsieve Guglielmo is niet alleen opvliegender dan zijn introverte vriend, ook de mannelijke ijdelheid is bij hem veel prominenter aanwezig. Zijn streven om de weddenschap te winnen ligt voortdurend in conflict met de simpele mannelijke

34

COSÌ FAN TUTTE


ambitie om ook in zijn vermomming indruk te maken. Hopelijk blijven de meisjes ons trouw, zegt de ene stem in zijn hart, terwijl de andere stem hem toefluistert: hij zal die kleine Dorabella met zijn onweerstaanbare charmes toch wel zonder problemen weten te veroveren. Wanneer hij er inderdaad in slaagt Dorabella voor zich te winnen, gaat het medelijden met de nederlaag van de vriend (die ook hem betreft) gepaard met een duidelijk plezier in zijn mannelijke triomf. Uit zijn woorden die aan het liefdesduet voorafgaan, spreekt zowel spijt als mannelijke trots. En wie zou willen beweren dat Guglielmo in de zaligheid van twee bonzende harten waarin dit recitatiefslot uitmondt, minder enthousiast is dan Dorabella? Precies omdat er minstens evenveel mannelijke trots als werkelijk gevoel in het spel is, heeft Guglielmo het nog veel lastiger dan zijn vriend Ferrando met het late besef dat de maxime van Don Alfonso — Così fan tutte — uiteindelijk ook door zijn Fiordiligi bevestigd wordt. Guglielmo viert zijn liefdesfeest met Dorabella in de zelfbewuste en ijdele zekerheid dat hem zoiets nooit zal overkomen. Zijn val is daarom des te pijnlijker. In elk geval is hij de enige die in het kwartet van de tweede finale — waarin, vlak vóór de ontmaskering, het spel van de verwisselde relaties zijn hoogtepunt en ook zijn grootste gefingeerde waarheidsmoment bereikt — slechts tot aan de helft meedoet en dan uit de fictie breekt. Als Fiordiligi bij het uitbrengen van een toost op het huwelijk met het inzetten van een fugathema al het oude achter zich laat en naar een nieuw rijk der liefde vertrekt, volgen Ferrando en Dorabella haar bereidwillig. De vierde stem echter weigert de fuga te volgen. In plaats van samen met de anderen het thema in te zetten geeft hij uiting aan zijn woede. Verdriet over het feit dat de mensen nu eenmaal zo zijn? Of niet minstens evenveel gekwetste (mannelijke) trots? IN ME SOL TROVAR TU PUOI SPOSO, AMANTE, E PIÙ SE VUOI OF FERRANDO’S WEG NAAR EEN NIEUWE TEDERHEID. In tegenstelling tot de extraverte Guglielmo is Ferrando de gevoelige van de twee vrienden. Liefde als mannelijke bezit­ terigheid is hem vreemd. Van bij het begin is hij eerder de ver­ persoonlijking van het aspect tederheid in de liefde. Voor Ferrando is liefde eigenlijk een zucht (Un aura amorosa), maar daarom ook iets wat een ontvankelijke ziel snel doet ontvlammen. De serenade (Secondate aurette amiche) waarmee de vrienden hun maskerade op tedere en omstandige wijze voortzetten, draagt in haar muzikale dictie duidelijk het handschrift van Ferrando. Guglielmo zorgt als het ware (samen met Don Alfonso) met de

WOLFGANG AMADEUS MOZART

35




bloemen en het koor voor de materiële inspanning, Ferrando voor de tederheid. Doordat vooral Ferrando verantwoordelijk is voor de muziek (waarbij Guglielmo hem in tertsen assisteert) is de gevoelige jongen nog meer dan zijn vriend in de heimelijke waarheid verstrikt. Zij herinnert op verraderlijke wijze aan de betoverende stemming van het Soave il vento uit het eerste bedrijf. Terwijl de muziek in die passage de zusters in het geheim en onbewust naar een geheimzinnig spel deed vertrekken, raakt Ferrando nog meer dan in de eerste finale definitief in de ban van het spel. Want men kan en mag er over discussiëren of het in verliefdheid zwelgende duet van de twee tortelduifjes Dorabella en Guglielmo toch niet een aantal conventies bevat. De liefdes­ gebaren in het duet van Fiordiligi en Ferrando daarentegen zijn waarachtig. In de intieme ontmoeting met Fiordiligi, wier gevoelens echte diepgang hebben, leert ook Ferrando dimensies in zijn eigen gevoeligheid kennen die Dorabella hem niet kon tonen. In mij alleen vind je een verloofde, een minnaar, zegt de tekst van Ferrando’s centrale cantilene, waarbij Mozart de aanwijzing tenerissimamente (met de grootst mogelijke tederheid) geschreven heeft. En nog belangrijker: meteen daarna zegt Ferrando E più se vuoi - en méér, als je wil. Vermoedelijk beseft Fiordiligi het waarheidsgehalte van deze cantilene en stemt zij daarom toe. Maar geldt deze waarheid echt alleen maar voor Fiordiligi? Geldt zij niet evenzeer voor Ferrando zelf? AL CAMPO: ALLA STRADA NON RESTA OF FIORDILIGI’S VLUCHT IN DE LIEFDE. Van de vier personages in het kwartet is Fiordiligi de meest bsolute. Voor haar bestaan er geen tussenoplossingen, geen compromissen. De eis tot trouw is even ondeelbaar als de eis tot absoluutheid van de liefde. Beide eisen komen echter in haar gevoelsleven in toenemende mate in conflict. In haar genegenheid voor Guglielmo dweepte zij met iemand die zo anders was dan zijzelf. In de vermomde Ferrando ontdekt zij de mogelijkheid van liefde als een harmonie van twee harten. Wanneer het voor Fiordiligi — los van trouw of ontrouw — duidelijk wordt wat zij in het diepste van haar ziel wenst, doet zij de grootst mogelijke inspanningen om het onvermijdelijke toch te vermijden. Weglopen lijkt haar de enige mogelijke uitweg: Naar ‘t slagveld, naar ‘t slagveld. De vlucht naar de oude geliefde moet het mooie nieuwe droombeeld door de realiteit van gisteren uitwissen. Verkleed als soldaat wil Fiordiligi met Dorabella naar het legerkamp vluchten. Meer dan interessant is haar vaststelling dat de soldatenrok van Guglielmo Dorabella perfect past, terwijl de kleren van Ferrando wel voor haar gemaakt lijken. Maar alle vluchtpogingen komen te

38

COSÌ FAN TUTTE


laat; in plaats van in het oorlogsgewoel stort de diep geschokte en verwarde Fiordiligi zich in de armen van de vermomde Ferrando. En net zoals in het duet van Dorabella en Guglielmo komt nu ook op het moment waarop Fiordiligi en Ferrando elkaar vinden, de opgewonden muziek voor een tweede keer even tot rust, bereiken de opgekropte onrust en ongeduld — zoals nadien nog één keer in het kwartet van de tweede finale — overduidelijk hun doel. Anderzijds is Fiordiligi zich veel meer dan de andere drie bewust van de onvermijdelijke consequenties van haar toegeving. Zo absoluut zij in het oude gevoel was, zo absoluut is zij ook in het nieuwe. De stap naar de tweede liefde vernietigt voor haar alles wat voordien was; het is een reis naar een nieuwe, misschien wel mooie, maar in elk geval moeilijke wereld, die volledig los staat van het verleden. De heildronk waarmee zij de fuga in het kwartet van de tweede finale inzet, zegt dat zeer duidelijk: En moge in jouw, in mijn glas elke zorg verdrinken: dat geen herinnering in onze harten overblijve! Alleen al deze regels, maar ook een reflectie over de verschillende karakters in het protagonistenkwartet van Così fan tutte maken duidelijk op welke manier en in welke mate deze opera het pad van de vrolijke komedie verlaat, hoe de buffa (en haar muziek) letterlijk omslaat in het tragische. Want juist de muziek die de nieuwe liefde ‘viert’ is vol van weemoed. Terwijl in het eerste bedrijf van Così fan tutte de overmoed primeert, wordt het tweede gekenmerkt door melancholische overpeinzingen. Langzame en zware tempi worden steeds belangrijker, vooral in de ontmoetingen tussen de paren. Het duet waarin Guglielmo en Dorabella elkaar vinden is een andante grazioso, terwijl Fiordiligi en Ferrando elkaar hun liefde bekennen in de gewichtig gespannen boog van een larghetto. Het kwartet in de tweede finale is een in brede cantilenen uitdeinend andante, gevolgd door het plechtige larghetto van de fuga, wier bovenaardse betovering alleen door de temperamentvolle en vitale Guglielmo wordt tegengesproken.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

39


We maken onszelf van alles wijs over de liefde - over wie we liefhebben, en hoe, en wanneer, en of er wel echt sprake van is. We ontdekken ook ons zelfbedrog en corrigeren het. De krachten die leiden tot zelfbedrog ĂŠn tot ontmaskering zijn talrijk en hevig: het weergaloze gevaar, de dringende behoefte aan afscherming en onafhankelijkheid, met daar tegenover de even sterke behoefte aan vreugde, verstandhouding en geborgenheid. Elk daarvan kan zowel waarheid als onwaarheid dienen, al naar de gelegenheid vereist. De moeilijkheid wordt dan: hoe weten we te midden van deze verwarring (en verrukking en pijn) welke kijk op onszelf en welk deel van onszelf we kunnen vertrouwen? Welke verhalen over de toestand van het hart zijn betrouwbaar en welke zijn ficties waarmee we onszelf misleiden? We horen de veelheid van dissonante stemmen waarmee we onszelf toespreken over dit onderwerp dat ons nooit onverschillig laat, en we beginnen ons af te vragen: waar is het criterium voor waarheid, (En wat wil het zeggen hier naar een criterium te zoeken? Is die eis misschien zelf een middel tot zelfbedrog?) Martha Nussbaum

40

COSĂŒ FAN TUTTE


Alsof alles wat er gebeurt niet van belang is. Alsof we allemaal nu eenmaal een ander leven hebben dan we hebben. Alsof we elkaar daarom nooit zullen kennen. Ilja Leonard Pfeijffer


II.

42


Alice pakte zachtjes zijn kin en draaide voorzichtig zijn hoofd naar haar toe. Mattia zag alleen een schaduw die naar hem overboog. Onwillekeurig sloot hij zijn ogen en toen voelde hij Alices warme mond op de zijne, haar tranen op zijn wangen, of misschien waren ze niet van haar, en tot slot haar o zo lichte handen, die zijn hoofd vasthielden en zijn gedachten weer in het gareel brachten, gevangen in de ruimte die er nu tussen hen niet meer was. Paolo Giordano


PROEVEN VAN LIEFDE Alain de Botton

ROMANTISCH FATALISME 1. Het verlangen naar een lotsbeschik­ king is nergens sterker dan in ons romantische leven. Kan het ons, gedwongen als we maar al te vaak zijn om ons bed te delen met mensen die onze ziel niet kunnen peilen, niet worden vergeven als we geloven (tegen alle regels van onze verlichte tijd in) dat we voorbestemd zijn om ooit de man of vrouw van onze dromen tegen te komen? Kan een zeker bijgelovig vertrouwen in het bestaan van een schepsel dat het antwoord is op onze niet aflatende hunkering ons kwalijk worden genomen? Misschien worden onze gebeden wel nooit verhoord, komt er geen eind aan de troosteloze kringloop van wederzijds onbegrip, maar als de hemel wel medelijden met ons krijgt, moeten we de ontmoeting met deze prins of prinses dan echt aan puur toeval toeschrijven? Of kunnen we voor één keer aan de censuur van de rede ontsnappen en het zien als niets anders dan een onontkoombaar onderdeel van onze romantische lotsbeschikking? IDEALISERING 1. Mensen doorzien is zo gemakkelijk, en je schiet er niets mee op, merkte Elias Canetti op, doelend op hoe moeiteloos we bij anderen iets kunnen vinden wat niet deugt en hoe nutteloos dat is. Misschien is verliefd worden wel deels het gevolg van de tijdelijke wil om niet door iemand heen te kijken, zelfs al maken we onszelf daarbij een beetje blind. Als cynisme en liefde aan de uiteinden van een spectrum liggen, worden we dan in bepaalde gevallen niet verliefd om te ontsnappen aan het slopende cynisme waartoe we geneigd zijn? Is er bij elke coup de foudre niet een zekere bewuste overdrijving van de kwaliteiten van de geliefde, een overdrijving die ons behoedt voor desillusie door onze energie te concentreren op een bepaald gezicht, waarin we korte tijd op wonderbaarlijke wijze kunnen geloven? 13. Als de verliefdheid zo snel toeslaat, komt dat misschien doordat de wens om lief te hebben de geliefde vooraf is gegaan de behoefde heeft haar eigen bevrediging opgelost. Het verschijnen van de geliefde is slechts de tweede stap van een eerdere (maar grotendeels onbewuste) behoefte om iemand lief te hebben - onze honger naar liefde kneedt dat gezicht, ons verlangen ontleent daarin zijn vorm. (Maar onze eerlijke kant zal de misleiding nooit zo maar laten passeren. Er zullen altijd momenten zijn dat we ons afvragen of het idee dat we van onze geliefde hebben wel reëel is - of slechts een hallucinatie die we

44

COSÌ FAN TUTTE


hebben opgeroepen omdat we zonder liefde onvermijdelijk bezwijken.) MARXISME 1. Wanneer we iemand (een engel) vanuit een positie van onbeantwoorde liefde bekijken en ons de genoegens indenken die ons deel zouden kunnen worden als we met die persoon in de hemel waren, hebben we de neiging één belangrijk gevaar over het hoofd te zien; hoe snel hun bekoring zou kunnen verbleken als hij of zij onze liefde zou gaan beantwoorden. We worden verliefd omdat we graag aan onszelf willen ontsnappen met iemand die even mooi, intelligent en geestig is als wij lelijk, dom en saai zijn. Maar als zo’n volmaakt schepsel nu ineens besluit dat het ook op ons verliefd is? We kunnen slechts ietwat geschokt zijn - hoe kan het schepsel zo geweldig zijn als we hoopten als het zo’n slechte smaak heeft dat het iemand als ons goedkeurt? Als we om lief te kunnen hebben moeten geloven dat de geliefde ons op de een of ander manier overtreft, ontstaat er dan geen wrede paradox als die liefde wordt beantwoord? De vraag dringt zich op: Als hij of zij echt zo geweldig is, hoe kan het dan dat hij of zij van iemand als ik houdt. 16. Misschien omdat een bepaald soort liefde voortkomt uit een drang om onszelf en onze zwakheden te ontvluchten door een amoureuze verbintenis met hen die mooi of machtig zijn - God, de club, Haar/Hem. Maar als de geliefde onze liefde beantwoordt (als God ons gebed verhoort, als lidmaatschap wordt verleend), worden we gedwongen naar onszelf terug te keren en dus herin­ nerd aan hetgeen ons de liefde in had gegeven. Misschien waren we toch niet op liefde uit, misschien alleen op iemand om in te geloven, maar hoe kunnen we in de liefde blijven geloven nu die in ons gelooft? 23. Bemind worden door iemand is beseffen hoezeer die persoon dezelfde afhankelijke behoeften heeft die de reden waren dat wij ons tot hem of haar voelden aangetrokken. We zouden niet lief­ hebben als we niet iets misten, maar paradoxaal genoeg ergeren we ons aan eenzelfde gemis bij de ander. We verwachten het antwoord te vinden, maar vinden slechts een duplicaat van ons eigen probleem. We beseffen hoezeer ook de ander behoefte aan een idool heeft, we zien dat de geliefde niet aan ons gevoel van hulpeloosheid ontkomt en worden derhalve gedwongen de kinderlijk passieve houding van het ons verschuilen achter bewon­dering en aanbidding te laten varen teneinde de verant­ woordelijkheid op ons te nemen om te dragen en gedragen te worden.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

45




COSÌ FAN TUTTE EN DE INVLOED VAN DE ACHTTIENDE EEUW Andrew Steptoe

Così fan tutte begint met de traditionele uiteenzetting van het weddenschapthema: de minnaars verkondigen de trouw van hun respectieve minnaressen, terwijl zij toegeven dat vrouwen over het algemeen trouweloos zijn. In tegenstelling tot de vroegere versies bevat dit verhaal slechts weinig aanwijzingen waaruit we kunnen afleiden dat deze mannen de vrouwen al lang kennen of dat zij echt weten dat hun minnaressen inderdaad sober en kuis zijn. Mochten beide vrouwen deze deugden inderdaad bezitten, zouden de mannen dat waarschijnlijk zelfs niet bijzonder aantrekkelijk vinden. Geen van beide paren is gehuwd, dus het kan niet om die reden zijn dat de mannen trouw verwachten. Het vertrouwen van de officieren in hun minnaressen berust eigenlijk uitsluitend op trots. Als iemand die trouw in twijfel trekt, zien Ferrando en Guglielmo dat als een krenking van hun eer en aantrekkelijkheid. De weddenschap is dus niet ingegeven door de oprechte wens de deugd te behoeden, maar door mannelijke zelfgenoegzaamheid. Don Alfonso stelt de weddenschap voor en de officieren aanvaarden haar als een geschikte manier om hun eer te verdedigen tegenover een burger die geen wapens draagt. Er wordt geen gewag gemaakt van het feit dat het moreel gezien ongepast zou kunnen zijn de gevoelens van een vrouw op een dergelijke manier op het spel te zetten; ook in andere weddenschapsverhalen is daar geen sprake van. De proef die Da Ponte’s libretto de vrouwen oplegt, is feitelijk minder streng dan bij Boccaccio en Shakespeare, vermits de paren hier niet gehuwd zijn. Wij kunnen ons indenken dat het afgrijzen van de negentiende-eeuwse critici nog tien maal groter zou geweest zijn, mocht de opera ook in dat opzicht trouw aan het origineel gebleven zijn. Na de openingsscènes krijgt de Procris-plot (zie pag. 28) meer aandacht. Ferrando en Guglielmo doen alsof zij op reis vertrekken en keren vermomd terug. Natuurlijk worden Fiordiligi en Dorabella op de proef gesteld doordat de minnaars van plaats wisselen. Dit unieke kenmerk van het libretto vloeit voort uit het versmelten van beide intriges. Het zorgt voor een bevredigende symmetrie en maakt het mogelijk de motieven en ervaringen van de personages dieper te doorgronden dan in de traditionele vorm. Indien de

48

COSÌ FAN TUTTE


mannen hun eigen geliefde verleiden, zou men kunnen aanvoeren dat de vrouwen eigenlijk niet gezwicht zijn, maar onbewust de fundamentele eigenschappen van hun bewonderaars herkend hebben. Daardoor zou de ijdelheid van de mannen nog versterkt worden, vermits zij tegelijk als veroveraars én als het onderwerp van een duurzame liefde tevoorschijn zouden komen. Om hen te vernederen en de ogen te openen, was het dus nodig dat zij hun idool aan een ander verloren. Het is toepasselijk voor het sentimentele tijdperk waarin het libretto geschreven werd dat de wapens waarmee de dames bestookt worden na het mislukken van de eerste pogingen van de mannen om hen met prachtige exotische geschenken en bekoringen in te palmen, achtereenvolgens medelijden (finale van het eerste bedrijf) en hartstocht (tweede bedrijf) zijn. Fiordiligi en Dorabella falen: zij zwichten voor hun nieuwe bewon­ deraars. Deze wending in het verhaal, die vroegere critici zo afsto­ telijk vonden, duidt er niet op dat Da Ponte een meedogenloos cyni­cus was, want het is een element dat terugkomt in alle versies van de fabel van Procris. Così fan tutte is dus geen uitzondering op de regel: het verhaal volgt het traditionele verloop. Daarna wijkt Da Ponte wel af van zijn modellen. In vroegere versies schaamde de dame zich niet alleen, maar zij was ook boos en verontwaardigd om het dwaze bedrog van haar echtgenoot. De man daalde in haar achting en was uiteindelijk zelf het slachtoffer van zijn list. Toch verplichtte het lieto fine-principe Da Ponte de oorspronkelijke toestand te herstellen op het einde van zijn opera. Daarom beperkte hij Fiordiligi’s en Dorabella’s boze reacties tot het minimum en zorgde hij ervoor dat zij zich schuldig en onge­ lukkig voelden, zodat hij deze toestand kon verlichten door een verzoening en het schenken van vergiffenis. De ommekeer in de gevoelens en het einde komen uiterst onverwacht; men heeft Da Ponte dit verraad verweten. Zo leverde Joseph Kerman bijzonder scherpe kritiek in zijn gezaghebbend werk Opera as Drama: 'De ervaring die Fiordiligi opgedaan heeft, gaat op in rook wanneer ze zich opnieuw botweg naar Guglielmo keert, wiens ontoereikendheid nochtans al te duidelijk aan het licht gebracht werd door het verloop van de handeling. Deze plotse ommekeer(...) is onwaarschijnlijk en immoreel(...). De minnaars hebben hun oorspronkelijke anonimiteit weergevonden, zonder dat er enige verklaring gegeven wordt voor de bruuske daling van het niveau van vindingrijkheid.' Maar dergelijke kritiek vloeit voort uit een zucht naar realisme eerder dan uit waardering voor de regels van de opera buffa. Deze vorm vroeg om — en het publiek verwachtte — een ver­

WOLFGANG AMADEUS MOZART

49


zoening en een versterking van de gevestigde orde, ook al waren die hoogst onwaarschijnlijk in het licht van het eerder gedrag van de personages. Da Ponte was niet de enige kunstenaar die er door de wetten van het theater toe gedwongen werd een plotse en niet helemaal bevredigende verzoening te verzinnen. Wij vinden daarvan verschillende voorbeelden terug bij Shakespeare, van Bertrams onbehouwen erkenning van Helena in All’s Well that Ends Well tot de onwaarschijnlijke koppeling van Isabella en de hertog in Measure for Measure. Achttiende-eeuwse schrijvers waren al niet vrijer: zelfs de verfijnde Marivaux moest vrolijke ontknopingen bedenken (bijvoorbeeld in L’Heureux stratagème). Zowel Marivaux als Da Ponte bekommerden zich veel meer om de reis — het ontwikkelen en uitdrukken van gevoelens — dan om de bestemming. Bovendien konden de verwisselde paren in Così fan tutte niet blijven bestaan, net als Procris niet bij de vermomde Cephalus kon blijven. Een dergelijke ontknoping zou onlogisch zijn in om het even welke versie van de fabel van Procris, vermits zij om een blijvend vermomde echtgenoot zou vragen. Zij was ook niet mogelijk in Da Ponte’s operaversie, omdat het fout is te denken dat Fiordiligi van Ferrando begint te houden (of Dorabella van Guglielmo); de vrouwen zwichten eigenlijk enkel voor de vermomde gedaante van beide mannen. Het zou psychologisch gezien onwaarschijnlijk zijn, en ongegrond vanuit emotioneel oogpunt, dat Fiordiligi bij Ferrando bleef en Dorabella bij Guglielmo. De manier waarop Da Ponte de thema’s van de weddenschap en van Procris aanpast, wijkt op verschillende belangwekkende manieren af van de traditionele modellen. Uit zijn libretto blijkt dat hij zich terdege bewust was van de meest recente tendensen in de literatuur en het theater van zijn tijd. Het werk is doordrongen van een cynische en antisentimentele geest. Deze spreekt niet enkel uit de emotieloze manier waarop de volledige intrige ontvouwd wordt, maar ook uit de satirische behandeling van de romantische liefde. Dorabella’s Smanie implacabili is tegelijk een parodie op de overdreven hartstocht en op de hoogdravendheid van de opera seria. Wat Ferrando’s flauwe gevoeligheid betreft, de bedoeling daarvan is eerder, zoals Otto John terecht opmerkt, hem belachelijk te maken dan medeleven op te wekken bij het publiek. Deze gemoedstoestand stemde wel overeen met de rationele opvattingen over gevoelens en menselijke relaties, maar was eigenlijk te wijten aan een meer specifiek theatrale reactie tegen de sentimentaliteit. In het midden van de achttiende eeuw waren

50

COSÌ FAN TUTTE


de sentimentele blijspelen en romans enorm populair; zij gingen gepaard met een buitengewoon weeë gevoelerigheid die meer rondborstige mensen verschrikkelijk ergerde. In Così fan tutte bestaat het grootste gedeelte van de intrige uit het observeren van de manier waarop de vrouwen in bekoring gebracht en verleid worden door hun vermomde minnaars. Dit alles wordt met een dergelijke bedaarde afstandelijkheid en helderheid beschreven dat de ondertitel van het werk, La scuola degli amanti, de minnaarschool, perfect gekozen blijkt. Het libretto zet een aantal strategieën uiteen waarmee men een hart voor zich kan winnen. Wanneer de brutale poging om de zussen stormenderhand te veroveren faalt, spannen de mannen zich in om hun medelijden op te wekken door zogenaamd zelf­ moord te plegen. Maar de verleidingspoging slaagt pas wanneer de mannen hun krachten niet langer bundelen en elk hun aanpak aan hun eigen prooi aanpassen. Dorabella geeft al snel toe, na wat gebruikelijke aanstellerij, terwijl Fiordiligi door de knieën gaat voor een vertoon van buitensporige en schijnbaar gemeende hartstocht. De sfeer van klinische objectiviteit waarin dit emotioneel experiment baadt, heeft er talrijke schrijvers toe aangezet de vier minnaars louter als marionetten te beschouwen, wiens houterige en conventionele gevoelens gemanipuleerd worden door Don Alfonso. Men moet deze karakterschets echter zien in de context van het psychologisch rationalisme, een genre dat zijn hoogtepunt bereikte in Choderlos de Laclos’ Les Liaisons dangereuses (1782). In dit invloedrijk boek buiten de hoofdpersonages, Valmont en Markiezin de Merteuil, meedogenloos de gevoelens van anderen uit in hun eigen belang, terwijl het verleiden van een eerzame ijskoud voorgesteld wordt: Ik verloor mijn voornemen uit het oog en behaalde bijna een voorbarige overwinning, waardoor ik de charme van een lange worsteling en de bijzondere kenmerken van een pijnlijke nederlaag zou prijsgegeven hebben... Laat haar zichzelf overgeven, maar laat haar worstelen! Laat haar de kracht vinden om tegenstand te bieden, maar niet voldoende om te overwinnen; laat haar ten volle beseffen hoe zwak ze is en dwing haar toe te geven dat zij de verliezer is. Laat de nederige stroper het hert doden dat hij uit zijn schuilplaats opgeschrikt heeft; een echte jager moet het vangen. Het gaat hen er niet om nieuwe namen toe te voegen aan hun lijst van minnaars; zij willen slechts macht en zij wensen de nederlaag van al wie overtuigd is van zijn eigen goedheid. Net als in Così fan tutte worden verschillende strategieën tegelijk in gang gezet, terwijl de campagne met militaire precisie gevoerd wordt:

WOLFGANG AMADEUS MOZART

51


Ik heb de vijand ertoe gedwongen te vechten terwijl zij enkel wenste het gevecht te ontlopen; dankzij mijn slimme kunstgrepen kon ik zelf het slagveld en de omstandigheden kiezen; ik zorgde ervoor dat de vijand zelfverzekerd werd, om haar gemakkelijker te verrassen terwijl zij de aftocht blies... Ik heb niets aan het toeval overgelaten... Wij kunnen andere interessante overeenkomsten vinden tussen de opera en deze roman. Beide werken eindigen ietwat verwarrend op een plotse ommekeer. Choderlos’ booswichten, die al hun doelstellingen bereikt hebben door hun slachtoffers te verleiden en ten val te brengen, worden zelf op een weinig overtuigende manier te gronde gericht en gestraft. Anderzijds kunnen we niet aannemen dat het oogpunt van de auteur van Così fan tutte noch van Les Liaisons dangereuses samenvalt met dat van zijn personages. Choderlos’ opzet was diep ironisch, en het emotioneel nihilisme van de protagonisten weerspiegelde zijn eigen levenswijze niet. Ook Mozarts en Da Ponte’s houding tegenover de liefde kan niet afgeleid worden uit de gebeurtenissen in hun opera. Deze invloed van het tijdperk waarin Così fan tutte geschreven werd op de stijl en inhoud van het werk gaat hand in hand met al even sterke factoren die de vorm beïnvloedden. Da Ponte’s intrige wordt gekenmerkt door een opmerkelijke symmetrie, waarin geen enkel personage alleen staat. Elke figuur heeft een gelijkgestemde tegenhanger, en alle combinaties worden op een volmaakt evenwichtige manier geobserveerd. De twee zussen, Fiordiligi en Dorabella, staan tegenover beide officieren, Ferrando en Guglielmo. De oorspronkelijke paren Fiordiligi en Guglielmo, en Dorabella en Ferrando — staan tegenover de overeenkomsten die de verkleedpartij aan het licht brengt. Dorabella en Guglielmo ontpoppen zich namelijk als flirterig en oppervlakkig, terwijl Fiordiligi en Ferrando blijk geven van diepere gevoelens. Alfonso en Despina leven aan tegengestelde kanten van de sociale ladder, maar zij vinden elkaar door hun cynische en pragmatische kijk op de liefde en de seksuele aantrekkingskracht. Zij fungeren als spiegelbeelden in hun contacten met de minnaars: zij geven raad aan de vertegenwoordigers van hun eigen sekse en luisteren naar hun geheimpjes, terwijl zij eigenlijk het tweetal van het andere geslacht helpen. Dit patroon komt tegemoet aan de vraag naar orde en evenwicht, terwijl het dankbaar gebruik maakt van de diverse wisselwerkingen die mogelijk worden door het ruilen van de minnaars.

52

COSÌ FAN TUTTE


De prins Men zal u niet van elkaar scheiden; vooruit Carise, plaatst deze afzonderlijk en voor de overigen volgt men mijn instructies. (en tot Hermianne) Mevrouw, beide seksen hebben zich niets te verwijten, deugden en ondeugden, alles is gelijkwaardig tussen hen. Hermianne Ah, alsjeblief, maak toch enig onderscheid: uw sekse is vreselijk onbetrouwbaar, zij wijzigt haar mening om een niets, zonder zelfs een aanneembare aanleiding te verzinnen. De prins Ik geef het toe, de handelswijze die uw sekse hanteert is op zijn minst hypocrieter, en daardoor meer aanvaardbaar, meer aanstellerig tegenover haar geweten dan de onze. Hermianne Geloof me, dit is niet de plaats voor geintjes. Laten we gaan. Marivaux, Het dispuut - laatste scène




EEN LACHEND EN EEN WENEND BEDRIJF Leo Karl Gerhartz

Als het eerste bedrijf van Così fan tutte lacht, dan weent het tweede. De twee bedrijven staan tegenover elkaar zoals de jeugd en het leven, zoals naïviteit en kennis, nieuwsgierigheid en ervaring. Bijgevolg beleven de paren hun nieuwe liefde met veel geluk, maar ook met veel droefheid. Het soms bewuste, dan weer heimelijke of zelfs onbewuste geluk wordt telkens weer overschaduwd door zeer tegenstrijdige inzichten en emoties: bij de mannen door woede en jaloezie, bij de vrouwen door onzekerheid en gewetenswroeging, bij alle vier door het via de eigen ervaring gewonnen besef dat de waarheid van de cantilene moeilijk te verzoenen is met het werkelijke zijn van de mens en het leven. De ervaring van de liefde gaat namelijk gepaard met het besef van de vergankelijkheid en breekbaarheid van deze liefde. De vrouwen weten dat de prijs voor hun nieuwe liefde het verraad aan de oude is. De mannen moeten toegeven dat zij niet alleen een weddenschap verloren hebben, maar dat zij door zich in het spel te verliezen ook zelf het absolute karakter van elk verlangen naar geluk aangetast hebben. Het is pas door dit onverbiddelijke samenzijn van ideaal en contradictie, van hemels en bovenaards geluk en gedesillusioneerde alledaagsheid dat de spanwijdte van de intieme relaties tussen de Cosìmensen haar eigenlijke en uitermate gruwelijke dimensie verwerft. Het Dionysische Alle lust wil eeuwigheid, wil diepe, diepe eeuwigheid, dat in het eerste bedrijf van de opera als een groot en nog min of meer algemeen utopisch verlangen opbloeit, wordt in het tweede bedrijf— en dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor Fiordiligi en Ferrando — als een concrete tweezaamheid ervaren, die ook en precies in het moment van het grootste geluk zich bewust is van haar twijfelachtigheid. De ‘comoedia’ van Don Alfonso leidt nog vóór de onthullingen bij alle betrokkenen tot diep schokkende inzichten. Niet de eenvoud die de jonge mensen voor het begin van het spel als volkomen vanzelfsprekend beschouwden, is de waarheid van het leven, maar wel het complexe en contradictorische. In welke wrede verscheurdheid, in welke chaos van gedachten en gevoelens word ik gestort! Deze woorden van Ferrando zouden een passend motto kunnen vormen voor de toestand van het hele protagonistenkwartet aan het einde van het spel in het spel van Così fan tutte. Want alle vier doen zij complexe ervaringen op

56

COSÌ FAN TUTTE


over het wezen van de mensen. Weliswaar creëren deze mensen ordeningen als noodzakelijke voorwaarden voor een ‘verstandig’ samenleven in de maatschappij, maar in het gevoelsleven van elk individu gaan achter deze ordeningen uiterst onrustwekkende geheimen schuil... Op het ogenblik waarop het spel in het spel van Così fan tutte zijn hoogste graad aan kunstigheid (en kunst!) bereikt, benadert het — met een radicaliteit die zelfs bij Mozart zelden voorkomt — de werkelijkheid. Op dat ogenblik verenigen zich de oneindige verlangens van de mens met de onvolmaaktheid en de ein­digheid van al zijn wensen en dromen, vermengen zich alle idealen met het melancholische besef dat het leven ‘nu eenmaal zo is’. Dit samengaan van tegenstellingen creëert bij de jonge protagonisten van Così een spanning die hen letterlijk tot aan de grenzen van hun existentie brengt. Zij hebben immers niets meer dat hen een houvast biedt, behalve zichzelf. Er is geen god en geen magische geest (zoals in het theater van de barok) en ook geen naar de toekomst wijzende utopie (zoals bij Beethoven) waarop zij kunnen rekenen. Ook een romantische vlucht uit de wereld, bijvoorbeeld door zich gedurende één jaar bij een vrome eremiet op te sluiten (zoals bij Weber), of door de transfiguratie van een mooie dood (zoals bij Verdi of Wagner) behoort niet tot hun mogelijkheden. Hun levensmoed — helemaal in de geest van de Verlichting — is gebonden aan hun eigen reële wereld. Die wereld is echter volledig door elkaar gegooid door het spel in het spel van Così. Kort vóór zijn speculaties over het gecompliceerde wezen van de mens beschrijft dokter Aigner in Das weite Land van Arthur Schnitzler de gevolgen van zijn ontrouw voor het leven en voelen van de bedrogene: Maar precies het feit dat ik haar zo lief had - en dat ik toch in staat was haar te bedriegen… kijk, m’n beste Hofreiter, dat maakte haar gek, daardoor begreep zij niets meer van mij en van de hele wereld. Nu was er geen enkele zekerheid meer op deze aarde… geen enkele mogelijkheid tot vertrouwen... Na de catastrofe die Don Alfonso’s ‘comoedia’ over het kwartet van Così uitstort, zijn deze jonge mensen minstens in dezelfde mate het noorden kwijt.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

57


EEN CARROUSEL VAN EMOTIES REGISSEUR GUY JOOSTEN IN GESPREK MET DRAMATURG PIET DE VOLDER

Piet De Volder: Così fan tutte is een drie uur durende opera met slechts zes personages. Ik veronderstel dat de aanpak van zo’n werk totaal verschilt van bijvoorbeeld Le Nozze di Figaro. Daar waar in Le Nozze noodgedwongen veel aandacht gaat naar het verloop van de ingewikkelde intrige, lijkt Così vooral te vragen om een indringende portrettering van een kleine groep mensen... Guy Joosten: In Così liggen hemel en hel in de personages zelf. Eigenlijk gaat het over een tocht doorheen de zieleroerselen van zes mensen die zowel apart als in constellatie met de anderen worden getoond. Twee dingen lijken mij fundamenteel: concentratie enerzijds en anderzijds de focus op ‘het weidse landschap van de ziel’ - om het met Schnitzler te zeggen. Omdat de verhaallijn dun is, kan je niet anders dan je concentreren op de beide paren en op Don Alfonso en Despina. Het komt er dus op aan voor deze aanpak een geschikt platform te creëren en je niet te laten afleiden door secundaire gebeurtenissen of onwaarschijnlijkheden. Het onomkeerbare van conflicten, dat moet primair aan bod kunnen komen. Van Da Pontes drie operaboeken voor Mozart is Così het meest een librettotekst. Het wil ook niets anders zijn. Da Ponte heeft trouw het voorschrift van Mozart gevolgd, namelijk dat in een opera de poëzie absoluut een gehoorzame dochter van de muziek moet zijn. In die context moeten we ook weten dat terwijl Le Nozze en Don Giovanni

58

teruggaan op bestaande toneelstukken, Così, afgezien van enkele modellen, uitsluitend de vinding van Da Ponte is. PDV: Heeft Mozart zijn personages ten voeten uit gekarakteriseerd of moet u als regisseur nog veel toevoegen? GJ: Dat Mozart geniaal is, hoeft niet nog eens gezegd. Hij is één van de weinige componisten die de leugen op muziek kon zetten. Daar waar in andere opera’s woord en muziek zich ondubbelzinnig tot elkaar verhouden, krijg je in Così een enorme gelaagdheid. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de samenwerking met Da Ponte, dat andere geniale brein. Als regisseur wil je natuurlijk niet illustratief te werk gaan maar het dient gezegd dat heel wat kleuren van de personages door Mozart en zijn librettist worden aangereikt. PDV: Evolueren de karakters doorheen het stuk? GJ: Precies omdat het in de opera haast uitsluitend om zieleroerselen gaat, kent Così geen dramaturgische opbouw in strikt chronologische zin. Er is een grilliger verloop. Zelf heb ik moeite met het idee van een laboratoriumsituatie van waaruit Don Alfonso alles observeert; Don Alfonso die aan de touwtjes van de marionetten trekt. Ik ben niet geïnteresseerd in dergelijke abstracties; ik poog alles zo concreet mogelijk weer te geven en daardoor ook zo onomkeerbaar mogelijk. Het is belangrijk om op elk

COSÌ FAN TUTTE


moment de emotionele toestand van de personages te kennen, te weten waar ze vandaan komen en waar ze naar toe­ gaan; te weten zelfs hoe zij zich offstage gedragen. PDV: Volgens sommige commen­ tatoren bevat de intrige nogal wat onwaarschijnlijkheden: de meisjes herkennen hun verloof­den niet in hun vermomming als Albanezen en men kan betwijfelen of mannen werkelijk bereid zouden zijn zo ver mee te gaan in een spel van bedrog en maskerade -een spel dat uiteindelijk ook voor hen pijnlijk en vernederend is. Is de handeling van Così niet eerder virtueel dan reëel? GJ: Mijn inziens moeten we ons hoeden voor al die commentaren op de opera. Ze komen vooral voort uit de eerste kritieken die Così heeft gehad. Als je de brieven van Mozart leest of de mémoires van Da Ponte, dan zie je waar ze hun inspiratie vandaan haalden. Het Wenen van die tijd was zeker rijp voor het verhaal van Così maar dat op scène te moeten aanschouwen, dat was wat anders. Het verwachtingspatroon van het publiek ten overstaan van Mozarts werk heeft steeds haaks gestaan op de werkelijkheid van zijn muziek. Voor mij is de handeling van de opera helemaal niet ongeloofwaardig. Eén van de hoofdthema’s erin -een thema dat mij erg bezighoudt- is trouwens bijzonder actueel: de vraag naar hoever de mens kan gaan in het spelen van een rol. Het verleggen van grenzen, zover gaan tot de ziel explodeert... We vinden het terug in carnaval, in het actuele gedrag van politici en vakbondsleiders die in hun machtsspel elke oriëntatie en zelfs hun goed fatsoen verliezen, bij een

WOLFGANG AMADEUS MOZART

cabaretier die zozeer opgepept wordt door het publiek dat hij over de grens van het smaakvolle gaat. Het is een sneeuwbaleffect waar je op een gegeven moment niet meer aan ontsnapt. PDV: Is het rollenspel waarover u het heeft enkel van toepassing op het spel dat Don Alfonso met de mannen opzet of spelen de meisjes evenzeer rollen? GJ: Om het met een cliché te zeggen: de opera zou eigenlijk Così fan tutti moeten heten in plaats van Così fan tutte. Het is absolute onzin te stellen dat de vrouwen slachtoffer zijn van een mannelijke intrige. Bij het begin van het tweede bedrijf maken de dames immers een duidelijke keuze: ze kiezen elkaars en niet hun eigen verloofde. In de opvoeringstraditie is dat natuurlijk een bevestiging van de keuze die de mannen reeds gemaakt hebben vooraf. In hun vermomming gaan ook zij naar de partner van de ander. Dat vind ik niet logisch. Het is toch veel aannemelijker dat ze elk naar hun eigen meisje gaan. Dat is veel veiliger. Als de meisjes dan bezwijken, kan men opperen dat zij hun jongen herkend hadden doorheen de vermomming. Niets zegt ons dat dit niet de juiste gang van zaken is. Als dan blijkt dat de vrouwen in het tweede bedrijf juist een tegenovergestelde keuze maken, dan krijg je een heel ander niveau in het stuk. Op die manier is er een ommekeer en kan je je afvragen: wie bepaalt nu voor wie wat er moet gebeuren? PDV: Hoezeer Mozart en Da Ponte man én vrouw viseren, door de titel van de opera kan men hen blijven verdenken van seksisme ... Weerom een cliché wellicht maar hoe staat u daar tegenover?

59


GJ: Als Vlamingen kunnen we daar misschien goed op antwoorden. De opera heeft lange tijd gespeeld in Duitsland met als ondertitel: Die Mädchen sind von Flandern. Het verwijt van een seksistisch standpunt is afkomstig uit nogal primaire feministische literatuur. Zelf vind ik dit totaal oninteressant. Zo heeft men ook eindeloos gedebatteerd over het vrouw-onvriendelijke in de personages van Shakespeare. Bij Mozart en Da Ponte zijn alle figuren, ongeacht hun geslacht of stand, met hetzelfde begrip en met dezelfde liefde behandeld. Van partijdigheid kan dus geen sprake zijn. PDV: De koppels waarrond alles draait, Guglielmo-Fiordiligi en Ferrando-Dorabella, brengen noord en zuid tesamen. De twee zussen Fiordiligi en Dorabella stammen uit Ferrara terwijl hun officieren volbloed Napolitanen zijn ... Is dit geografische element belangrijk voor u en draagt de deels feërieke Napolitaanse setting bij tot de illusie van de reeds genoemde virtuele realiteit? GJ: Inzicht in de geografische context helpt zeker om bepaalde tekstpassages beter te begrijpen. Zo geeft Despina in de eerste scène van het tweede bedrijf de meisjes de volgende volkswijsheid mee: Mangiar il fico, e non gittare il pomo (‘Eet de vijg maar versmaad de appel niet!’) Dit gezegde wijst op het alledaagse van vijgen in het zuiden en op het bijzondere van de appel -in het noorden is het natuurlijk andersom. Het is inderdaad ook goed om te weten dat de heren een thuiswedstrijd spelen en dat de zusjes, afkomstig uit de Povlakte, weinig vertrouwd zijn met het zuiden. Dat heeft zeker implicaties voor

60

de mentaliteit en het gedrag van de koppels. En ongetwijfeld is de baai van Napels, met op de achtergrond een sputterende Vesuvius, een gedroomd forum om deze ‘carrousel van emoties’ neer te poten. PDV: Is Don Alfonso meer dan de oudere man die het ganse spel van bedrog opzet? GJ: Don Alfonso als een cynicus voor­ stellen is eenzijdig. Als je hem zo ziet, dan heb je het na de eerste scène van de opera wel gehad. Eigenlijk moet je hem gedurende het hele verloop van de intrige in het oog houden, ook al is hij niet steeds daadwerkelijk op scène. Je kan als het ware zijn hand in de han­ deling zien doordat elk personage zich van verschillende kanten laat zien. Door zijn toedoen worden geleidelijk sluiers opgelicht. Ook Despina, het kamermeisje en assistente van Don Alfonso, mag je niet eenzijdig benaderen. Voor alle personages geldt dat je hen de rijkdom moet geven die ze in de opera hebben. Op die manier kan je bij de toe­ schouwer blijvende interesse creëren voor hun karakter. PDV: Gaat u bij het regisseren uit van de fysieke verschijning en de vocale présence van de zangers? GJ: Ik probeer mij rollen voor te stellen met de zangers in het achterhoofd. Ik vind het heel belangrijk om vóór aanvang van de repetitieperiode alle zangers te ontmoeten en hen beter te leren kennen. Als je van de zangers uitgaat kan je de personages ook echt plastisch maken; anders ben je slechts bezig met een imaginaire gedachtenwereld. Het is immers spijtig toeschouwers

COSÌ FAN TUTTE


te horen refereren naar zangers of personages als ‘de rode, de blauwe enz.’ In het geval van Così mag je de beide zussen Dorabella en Fiordiligi absoluut niet in symbiose voorstellen. Het zijn twee totaal verschillende types van vrouwen. Bij zangers is het belangrijk te weten wat hun gevoeligheden zijn en hun ongemakken. Het is veel interessanter met die ongemakken te werken dan hen telkens weer in een welbepaald rolconcept in te passen. PDV: Heeft Così voor u duidelijke banden met de twee andere Da Ponte-opera’s Le Nozze di Figaro en Don Giovanni? GJ: We brengen de drie opera’s niet als luiken van een trilogie. Het gaat ook niet om een trilogie; de opera’s zijn apart gedacht. Natuurlijk zijn er wel parallellen tussen de opera’s. In de drie gevallen betreft het deels karakterschetsen. De overeenkomsten zijn dus meer op het vlak van de figuren dan op het situationele vlak. Doorheen de opera’s hebben we een soort van historische boog gespannen. Bij Don Giovanni is de tijd waarin de Don Juan-mythe is ontstaan -de tijd vóór Mozart dus- visueel terug te vinden in de theaterproductie waarbinnen de personages evolueren; voor Le Nozze zijn we vertrokken van Mozarts eigen tijd, met de blik gericht op de toekomst, en met Così komen we terecht in het nu, in het heden.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

61


Die dagen keerde Silvia niet terug. Ik wist niet bij wie ze was. Het leek voor haar geen groot verlies te zijn; zij had haar levens­stijl op geen enkele manier omgegooid. Maar ik kon haar niet uit mijn hoofd zetten: ik kende haar huis, de kamers, de woorden die ze gebruikte, hoe ze wakker werd, haar buurt; ik was mijzelf kwijtgeraakt, ik herkende mijn eigen omgeving niet meer. Ik voelde me als iemand die op een hoek van de straat op een persoon staat te wachten die maar niet verschijnt, en opeens verbaasd voorbijgangers opmerkt, de vlekken op de muren, de winkels die hij nog nooit gezien heeft. Zo gebeurde het dat andere vrouwen me begonnen op te vallen. Zoveel Silvia’s, zei ik in mezelf, elke vrouw een Silvia. Hoe is dat mogelijk? Cesare Pavese & Bianca Garufi


1756 - 1791 Wolfgang Amadeus Mozart

COSĂŒ FAN TUTTE ossia La scuola degli amanti of de school voor minnaars

Dramma giocoso in due atti KV 588 Libretto da Lorenzo Da Ponte Dramma giocoso in twee bedrijven KV 588 Libretto van Lorenzo Da Ponte

63


PERSONAGGI

PERSONAGES

Fiordiligi soprano e Dorabella soprano dame ferraresi e sorelle, abitanti in Napoli

Fiordiligi sopraan en Dorabella sopraan dames uit Ferrara, zussen

Despina soprano loro cameriera

Despina sopraan hun kamermeisje

Guglielmo basso ufficiale, amante di Fiordiligi

Guglielmo bas officier, verloofd met Fiordiligi

Ferrando tenore ufficiale, amante di Dorabella

Ferrando tenor officier, verloofd met Dorabella

Don Alfonso basso vecchio filosofo

Don Alfonso bas een oude filosoof

Coro di soldati, coro di servi, coro di marinai

Soldaten, dienstpersoneel, volksmensen

La scena si finge in Napoli

Het stuk speelt te Napels

64

COSĂŒ FAN TUTTE


ATTO PRIMO

EERSTE BEDRIJF

SCENA PRIMA

SCÈNE 1

Bottega di caffè. Ferrando, Don Alfonso e Guglielmo.

Een café. Ferrando, Don Alfonso en Guglielmo.

NO. 1 TERZETTO

NR.1 TRIO

FERRANDO

FERRANDO

La mia Dorabella capace non è; fedel quanto bella il cielo la fe’.

GUGLIELMO

La mia Fiordiligi tradirmi non sa; uguale in lei credo costanza e beltà. DON ALFONSO

Ho i crini già grigi, ex cathedra parlo, ma tali litigi finiscano qua. FERRANDO E GUGLIELMO

No, detto ci avete che infide esser ponno; Provar cel’ dovete se avete onestà.

DON ALFONSO

Tai prove lasciamo. FERRANDO E GUGLIELMO

mettendo mano alla spada No, no, le vogliamo: o fuori la Spada, rompian l'amistà.

DON ALFONSO

O pazzo desire, cercar di scoprire quel mal che, trovato, meschini ci fa.

FERRANDO E GUGLIELMO

Sul vivo mi tocca chi lascia di bocca sortire un accento che torto le fa.

Mijn Dorabella is daartoe niet in staat: de hemel heeft haar even trouw gemaakt als mooi. GUGLIELMO

Mijn Fiordiligi kàn me niet verraden: ik acht haar even standvastig als mooi. DON ALFONSO

Ik heb reeds grijze haren, ik spreek ex cathedra, maar laat dit twistgesprek hier eindigen. FERRANDO EN GUGLIELMO

Nee! jij zei ons dat zij ontrouw kunnen zijn; je moet het bewijzen, als je een man van eer bent. DON ALFONSO

Lààt die bewijzen maar. FERRANDO EN GUGLIELMO

de hand aan het gevest Nee, nee: wij eisen het: We trekken ons zwaard, wat het einde van onze vriendschap betekent. DON ALFONSO

0, dwaas verlangen om de kwaal te willen ontdekken die, eens gevonden, ons geluk breekt. FERRANDO EN GUGLIELMO

Hij, uit wiens mond ik een woord hoor dat haar onrecht doet, kwetst me.

RECITATIVO

RECITATIEF

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Fuor la spada! Scegliete qual di noi più vi piace. DON ALFONSO

placido Io son uomo di pace e duelli non fo, se non a mensa.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Trek je degen! Kies één van ons beiden als tegenstander. DON ALFONSO

rustig Ik ben een man van vrede, ik duelleer alleen aan tafel.

65


FERRANDO

O battervi, o dir subito perché d’infedeltà le nostre amanti sospettate capaci. DON ALFONSO

Cara semplicità, quanto mi piaci! FERRANDO

Cessate di scherzar, o giuro al cielo… DON ALFONSO

Ed io giuro alla terra. Non scherzo, amici miei; solo saper vorrei che razza d’animali son queste vostre belle, se han come tutti noi carne, ossa e pelle, se mangian come noi, se veston gonne? Alfin, se dee, se donne son… FERRANDO E GUGLIELMO

Son donne, ma son tali… DON ALFONSO

E in donne pretendete di trovar fedeltà? Quanto mi piaci mai, semplicità!

FERRANDO

Je moét vechten, of onmiddellijk zeggen waarom jij onze verloofden tot ontrouw in staat acht. DON ALFONSO

Simpelheid van geest, wat ben je me lief! FERRANDO

Staak die grapjes, of ik zweer de hemel... DON ALFONSO

En ik zweer de aarde. Ik maak geen grapjes, vrienden. Ik zou enkel willen weten tot welk dierenras jullie schonen behoren: zijn ze, zoals wij allen, van vlees en bloed? Eten ze als wij, dragen ze rokken? Kortom: zijn het vrouwen of godinnen? FERRANDO EN GUGLIELMO

Vrouwen zijn het, maar van zulke... DON ALFONSO

En in vrouwen beweren jullie trouw te vinden? Wat ben je me lief, o simpelheid van geest!

NO. 2 TERZETTO

NR. 2 TRIO

DON ALFONSO

DON ALFONSO

scherzando È la fede delle femmine come l’araba fenice: che vi sia ciascun lo dice dove sia nessun lo sa.

FERRANDO

La fenice è Dorabella. GUGLIELMO

La fenice è Fiordiligi. DON ALFONSO

Non è questa, non è quella; non fu mai, non vi sarà.

schertsend De trouw van een vrouw is als de Arabische feniks: dat hij bestaat, zegt iedereen, maar niemand weet waar. FERRANDO

Dorabella is de feniks. GUGLIELMO

Fiordiligi is de feniks. DON ALFONSO

De ene noch de andere! Hij heeft en zal ook nooit bestaan.

RECITATIVO

RECITATIEF

FERRANDO

FERRANDO

Scioccherie di poeti! GUGLIELMO

Scempiaggini di vecchi!

66

Dichterfantasietjes! GUGLIELMO

Ouwemannenpraatjes!

COSÌ FAN TUTTE


DON ALFONSO

Or bene, udite, ma senza andar in collera; qual prova avete voi, che ognor costanti vi sien le vostre amanti? Chi vi fe’ sicurtà, che invariabili sono i lor cori?

FERRANDO

Lunga esperienza. GUGLIELMO

Nobil educazion. FERRANDO

Pensar sublime. GUGLIELMO

Analogia d’umor. FERRANDO

Disinteresse. GUGLIELMO

Immutabil carattere. FERRANDO

Promesse. GUGLIELMO

Proteste. FERRANDO

Giuramenti. DON ALFONSO

Pianti, sospir, carezze, svenimenti... Lasciatemi un po’ ridere! FERRANDO

Cospetto! Finite di deriderci! DON ALFONSO

Piano, piano; e se toccar con mano oggi vi fo che come l’altre sono? GUGLIELMO

Non si può dar! FERRANDO

Non è!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

DON ALFONSO

Nou goed, luister, maar zonder je dik te maken: welk bewijs hebben jullie voor de eeuwige trouw van je verloofden? Wie garandeert je de standvastigheid van hun hart? FERRANDO

Een lange ervaring. GUGLIELMO

Een edele opvoeding. FERRANDO

Een verheven denkwijze. GUGLIELMO

Een overeenkomst in temperament. FERRANDO

Onbaatzuchtigheid. GUGLIELMO

Karaktervastheid. FERRANDO

Beloften. GUGLIELMO

Stellige verbintenissen. FERRANDO

Dure eden. DON ALFONSO

Tranen, zuchten, liefkozingen, flauwtes... Laat me lachen! FERRANDO

Verrek! Genoeg gespot! DON ALFONSO

Kalm, kalm! En als ik zelf vandaag het tastbare bewijs lever dat ze niet anders zijn dan andere vrouwen? GUGLIELMO

Dat kan niet! FERRANDO

Onmogelijk!

67


DON ALFONSO

Giochiam! FERRANDO

Giochiamo! DON ALFONSO

Cento zecchini. GUGLIELMO

E mille, se volete. DON ALFONSO

Parola! FERRANDO

Parolissima! DON ALFONSO

E un cenno, un motto, un gesto giurate di non far di tutto questo alle vostre Penelopi. FERRANDO

Giuriamo. DON ALFONSO

Da soldati d’onore? GUGLIELMO

Da soldati d’onore. DON ALFONSO

E tutto quel farete ch’io vi dirò di far? FERRANDO

DON ALFONSO

Wedden? FERRANDO

Wedden! DON ALFONSO

Om honderd dukaten. GUGLIELMO

Duizend, als je wilt. DON ALFONSO

De hand erop! FERRANDO

De hand er bovenop! DON ALFONSO

Zweer dat jullie van dit alles niets zullen verklappen aan je Penelopes.

FERRANDO

Wij zweren ‘t. DON ALFONSO

Op jullie soldateneer? GUGLIELMO

Op onze soldateneer. DON ALFONSO

En zullen jullie alles doen wat ik zeg? FERRANDO

Tutto!

Alles!

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Tuttissimo. DON ALFONSO

Bravissimi! FERRANDO E GUGLIELMO

Bravissimo, signor Don Alfonsetto! FERRANDO

A spese vostre or ci divertiremo. GUGLIELMO

a Ferrando E de’ cento zecchini che faremo?

68

Volstrekt alles! DON ALFONSO

Prachtig! FERRANDO EN GUGLIELMO

Prachtig, mijn waarde Don Alfonso! FERRANDO

We zullen ons vermaken op jouw kosten. GUGLIELMO

tot Ferrando En wat doen we met die honderd dukaten?

COSÌ FAN TUTTE


NO. 3 TERZETTO

NR. 3 TRIO

FERRANDO

FERRANDO

Una bella serenata fare io voglio alla mia dea.

GUGLIELMO

Ik wil er mijn godin een fraaie serenade mee schenken. GUGLIELMO

In onor di Citerea un convito io voglio far. DON ALFONSO

Ter ere van Venus wil ik een banket geven. DON ALFONSO

Sarò anch’io de’ convitati? FERRANDO E GUGLIELMO

Ci sarete, sì, signor. FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

E che brindis replicati far vogliamo al dio d’amor. partono

Word ik ook uitgenodigd? FERRANDO EN GUGLIELMO

Dat word je, mijn waarde. FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

Wat zullen we klinken op de god van de liefde! allen af

SCENA SECONDA Giardino sulla spiaggia del mare. Fiordiligi e Dorabella, che guardano ritratti.

SCÈNE 2 Een lusttuin aan zee. Fiordiligi en Dorabella bekijken ieder een portret.

NO. 4 DUETTO

NR. 4 DUET

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Ah, guarda, sorella, se bocca più bella, se aspetto più nobile si può ritrovar. DORABELLA

Osserva tu un poco, osserva, che foco ha ne’ sguardi; se fiamma, se dardi non sembran scoccar. FIORDILIGI

Si vede un sembiante guerriero ed amante. DORABELLA

Si vede una faccia che alletta e minaccia. FIORDILIGI E DORABELLA

Io sono felice! Se questo mio core mai cangia desio. Amore mi faccia vivendo penar.

Ah! Kijk ‘s, zusje: zijn zo’n mooie mond, zo’n edel voorkomen niet zonder weerga? DORABELLA

Kijk jij maar, kijk! Welk vuur in zijn ogen! Is het niet alsof ze vlammen, pijlen schieten? FIORDILIGI

Je ziet een gestalte van krijgsman en minnaar. DORABELLA

Je ziet een gelaat dat lokt en dreigt. FIORDILIGI EN DORABELLA

Ik ben gelukkig! Mocht mijn hart ooit onstandvastig zijn, dan mag Amor me mijn hele leven kwellen.

RECITATIVO

RECITATIEF

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Mi par, che stamattina volentieri farei la pazzarella; ho un certo foco, un certo pizzicor entro le vene! Quando Guglielmo viene, se sapessi che burla gli vo’ far!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Ik heb het gevoel dat ik vanochtend zin heb in een geintje: een vreemd vuur, een gekke prikkeling in mijn aderen! Ach, als nu Guglielmo komt, als je wist welke poets ik hem ga bakken!

69


DORABELLA

DORABELLA

Per dirti il vero, qualche cosa di nuovo anch’io nell’alma provo: io giurerei che lontane non siam dagli Imenei.

FIORDILIGI

Om je de waarheid te vertellen: ik voel ook iets nieuws in mijn gemoed; ik zou wel kunnen zweren dat onze bruiloftsdag nabij is. FIORDILIGI

Dammi la mano: io voglio astrologarti. Uh, che bell’ Emme! E questo è un Pi: va bene. Matrimonio Presto. DORABELLA

Geef me je hand: ik wil je toekomst lezen. Hoho, wat ‘n mooie H! En dit is een N. Mooi zo. Huwelijk Nabij. DORABELLA

Affè che ci avrei gusto! FIORDILIGI

0, wat zou ik dat heerlijk vinden! FIORDILIGI

Ed io non ci avrei rabbia. DORABELLA

En ik zou er niet boos om zijn. DORABELLA

Ma che diavol vuol dir che i nostri sposi ritardano a venir? Son già le sei.

Maar voor de drommel, wat treuzelen onze verloofden zo? ‘t Is al zes uur.

SCENA TERZA Don Alfonso e dette. FIORDILIGI

Eccoli! DORABELLA

Non son essi: è Don Alfonso, l’amico lor. FIORDILIGI

Ben venga il signor Don Alfonso! DON ALFONSO

Riverisco! DORABELLA

Cos’è? Perchè qui solo? Voi piangete? Parlate, per pietà: che cosa è nato? L’amante…

FIORDILIGI

L’idol mio... DON ALFONSO

Barbaro fato!

SCÈNE 3 Dezelfden en Don Alfonso. FIORDILIGI

Daar zijn ze! DORABELLA

Zij zijn het niet: ‘t is Don Alfonso, hun vriend. FIORDILIGI

Welkom, waarde Don Alfonso! DON ALFONSO

Mijn complimenten! DORABELLA

Wat is er? Waarom ben je alleen? Je huilt? Spreek, alsjeblieft: wat scheelt er? Is mijn verloofde... FIORDILIGI

Mijn idool... DON ALFONSO

Gruwzaam noodlot!

NO. 5 ARIA

NR. 5 ARIA

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Vorrei dir, e cor non ho; balbettando il labbro va, fuor la voce uscir non può, ma mi resta

70

Ik zou willen spreken, en ik heb het hart niet: ik stotter, het ligt op de punt van mijn tong, maar

COSÌ FAN TUTTE


mezza qua. Che farete? Che farò? Oh, che gran fatalità! Dar di peggio non si può. Ho di voi, di lor pietà!

wil er niet uit. Wat moet er van jullie worden? En van mij? O, wat vreselijk! Erger kan het niet. Ik voel medelijden met jullie en met hen!

RECITATIVO

RECITATIEF

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Stelle! Per carità, signor Alfonso, non ci fate morir. DON ALFONSO

Convien armarvi, figlie mie, di costanza.

DORABELLA

Oh Dio! Qual male è addivenuto mai, qual caso rio? Forse è morto il mio bene? FIORDILIGI

E morto il mio? DON ALFONSO

Morti non son, ma poco men che morti. DORABELLA

Feriti?

Hemel! Om de liefde Gods, meneer Alfonso, wij schrikken ons bijna dood. DON ALFONSO

Je zult je moeten wapenen, meisjes, met standvastigheid. DORABELLA

0 God! Welk ongeluk is geschied, welk rampzalig toeval? Is mijn liefste misschien dood? FIORDILIGI

En de mijne? DON ALFONSO

Dood zijn ze niet, maar ‘t is bijna even erg. DORABELLA

Gewond?

DON ALFONSO

DON ALFONSO

No!

Nee.

FIORDILIGI

Ammalati? DON ALFONSO

Neppur. FIORDILIGI

Che cosa, dunque? DON ALFONSO

Al marzial campo ordin regio li chiama.

FIORDILIGI E DORABELLA

Ohimè, che sento! E partiran? DON ALFONSO

Sul fatto. DORABELLA

E non v’è modo d’impedirlo?

WOLFGANG AMADEUS MOZART

FIORDILIGI

Ziek? DON ALFONSO

Evenmin. FIORDILIGI

Wat scheelt er dan? DON ALFONSO

Naar het slagveld roept hen een koninklijk bevel. FIORDILIGI EN DORABELLA

Helaas, wat hoor ik! En gaan ze? DON ALFONSO

Meteen. DORABELLA

En kan niets hen nog weerhouden?

71


DON ALFONSO

DON ALFONSO

Non v’è.

Niets.

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Nè un solo addio? DON ALFONSO

Zo, zonder afscheid? DON ALFONSO

Gl’infelici non hanno coraggio di vedervi; ma se voi lo bramate, son pronti. DORABELLA

De ongelukkigen hebben er de moed niet toe, maar als jullie dat wensen: ze staan klaar. DORABELLA

Dove son?

Waar zijn ze?

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Amici, entrate.

Vrienden, kom binnen. SCENA QUARTA

Fiordiligi, Dorabella, Don Alfonso; Ferrando e Guglielmo in abito da viaggio.

SCÈNE 4 Fiordiligi, Dorabella, Don Alfonso; Ferrando en Guglielmo in reismantel.

NO. 6 QUINTETTO

NR. 6 KWINTET

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Sento, oh Dio, che questo piede è restìo nel girle avante. FERRANDO

Il mio labbro palpitante non può detto pronunziar. DON ALFONSO

Nei momentii più terribili sua virtù l’eroe palesa. FIORDILIGI E DORABELLA

Or che abbiam la nuova intesa, a voi resta a fare il meno; fate core, a entrambe in seno immergeteci l’acciar. FERRANDO E GUGLIELMO

Idol mio, la sorte incolpa se ti deggio abbandonar. DORABELLA

a Ferrando A, no, no, non partirai! FIORDILIGI

a Guglielmo No, crudel, non te n’andrai! DORABELLA

Voglio pria cavarmi il core!

72

Ik voel, o God, dat mijn voeten me niet naar haar toe willen dragen. FERRANDO

Er wil geen woord over mijn bevende lippen.

DON ALFONSO

In het uur van het gevaar toont de held zijn moed. FIORDILIGI EN DORABELLA

Nu wij ‘t nieuws vernomen hebben, is jullie opdracht licht; sterkte, stoot ons het lemmet in het hart!

FERRANDO EN GUGLIELMO

Godin van mijn hart, beschuldig alleen het lot, als ik je moet verlaten. DORABELLA

tot Ferrando Ah nee, nee: je zult niet weg gaan! FIORDILIGI

tot Guglielmo Nee, harteloze: je zult niet gaan! DORABELLA

Eerst wil ik me het hart uitrukken!

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

Pria ti vo’ morire ai piedi! FERRANDO

a Don Alfonso (Cosa dici?) GUGLIELMO

a Don Alfonso (Te n’avvedi?) DON ALFONSO

(Saldo, amico; finem lauda!) TUTTI

FIORDILIGI

Ik wil eerst sterven aan je voeten! FERRANDO

tot Don Afonso (Wat zeg je daarvan?) GUGLIELMO

tot Don Alfonso (Zei ik het niet?) DON ALFONSO

(Volhouden, vriend: finem lauda!) ALLEN

Il destin così defrauda le speranze de’ mortali. Ah, chi mai, fra tanti mali, chi mai può la vita amar? si sente un tamburo

Zo berooft het lot de stervelingen van hoop. Ah, wie, te midden van zoveel kwellingen, kan het leven nog liefhebben? tromgeroffel

RECITATIVO

RECITATIEF

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Non piangere, idol mio! FERRANDO

Non disperarti, adorata mia sposa! DON ALFONSO

Lasciate lor tal sfogo: è troppo giusta la cagion di quel pianto. FIORDILIGI

Chi sa s’io più ti veggio! DORABELLA

Chi sa se più ritorni! si abbracciano teneramente FIORDILIGI

Lasciami questo ferro: ei mi dia morte, se mai barbara sorte in quel seno a me caro...

DORABELLA

Morrei di duol, d’uopo non ho d’acciaro.

FERRANDO E GUGLIELMO

Non farmi, anima mia, quest’infausti presagi! Proteggeran gli Dei la pace del tuo cor ne’ giorni miei.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Niet wenen, mijn liefste! FERRANDO

Niet wanhopen, mijn aanbeden verloofde! DON ALFONSO

Gun ze dit misbaar: deze tranen zijn meer dan gerechtvaardigd. FIORDILIGI

Wie weet zie ik je ooit terug! DORABELLA

Wie weet kom je ooit terug! tedere omarming FIORDILIGI

Geef me dit zwaard: dat het mijn dood worde, als ooit een wreed lot jouw, mij zo dierbare, hart… DORABELLA

Ik zou sterven van verdriet: een zwaard heb ik niet nodig. FERRANDO EN GUGLIELMO

Mijn liefste, geen zo’n macabere voorspellingen! De Goden zullen je harterust, samen met mijn leven, beschermen.

73


NO. 7 DUETTINO

NR. 7 DUET

FERRANDO E GUGLIELMO

FERRANDO EN GUGLIELMO

Al fato dàn legge quegli occhi vezzosi; Amor li protegge, né i loro riposi Le barbare stelle ardiscon turbar. Il ciglio sereno, mio bene, a me gira: Felice al tuo seno lo spero tornar.

Deze guitige ogen zijn de wetgevers van het lot: liefde beschermt ze, zelfs de vijandige sterren durven ze niet storen. Kijk me liefdevol aan liefste; Ik hoop gelukkig naar jou te mogen terugkeren.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

(La commedia è graziosa e tutti due fan ben la loro parte.) si sente un tamburo FERRANDO

(De komedie is lichtvoetig en de twee heren spelen voortreffelijk hun rol) men hoort tromgeroffel FERRANDO

Oh cielo! Questo è il tamburo funesto che a divider mi vien dal mio tesoro! DON ALFONSO

0 hemel! Daar weerklinkt het noodlottig tromgeroffel dat me komt scheiden van mijn schat! DON ALFONSO

Ecco amici la barca. FIORDILIGI

Vrienden, daar is de boot. FIORDILIGI

Io manco!

Ik bezwijm!

DORABELLA

DORABELLA

Io moro!

Ik sterf! SCENA QUINTA

Arriva una barca alla sponda. Durante la marcia seguente, entra nella scena una truppa di soldati, accompagnati da uomini e donne. I suddetti.

SCÈNE 5 Een boot meert aan. Tijdens de nu volgende mars komt een compagnie soldaten op, vergezeld van mannen en vrouwen. Dezelfden.

NO. 8 CORO

NR. 8 KOOR

SOLDATI

SOLDATENKOOR

Bella vita militar! Ogni dì si cangia loco; oggi molto, doman poco, ora in terra ed or sul mar. Il fragor di trombe e pifferi, lo sparar di schioppi e bombe forza accresce al braccio e all’anima vaga sol di trionfar. Bella vita militar! RECITATIVO DON ALFONSO

Non v’è più tempo, amici; andar conviene ove il destin, anzi il dover v’invita.

74

Heerlijk soldatenleven! Elke dag veranderen van standplaats. Vandaag overvloed, morgen schaarste; nu te land, dan te zee. ‘t Geschetter van trompetten en pijpers, ‘t geknetter van geweren en geschut sterkt de arm en vuurt de ziel aan die haakt naar de zege. Heerlijk soldatenleven! RECITATIEF DON ALFONSO

Er is geen respijt meer, vrienden. Je moet gaan waarheen het lot, of liever de plicht je roept.

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

Mio cor! DORABELLA

Idolo mio! FERRANDO

Mio ben! GUGLIELMO

Mia vita! FIORDILIGI

Ah, per un sol momento... DON ALFONSO

Del vostro reggimento già è partita la barca; raggiungerla convien coi pochi amici che su legno più lieve Attendendo vi stanno. FERRANDO E GUGLIELMO

Abbracciami, idol mio! FIORDILIGI E DORABELLA

Muoio d'affanno!

FIORDILIGI

Mijn hart! DORABELLA

Mijn idool! FERRANDO

Mijn liefste! GUGLIELMO

Mijn leven! FIORDILIGI

Ah, één ogenblik... DON ALFONSO

De boot van jullie regiment is al afgevaren; je moet hem inhalen met enkele vrienden die op een lichter scheepje op jullie wachten. FERRANDO EN GUGLIELMO

Omhels me, godin van mijn hart! FIORDILIGI EN DORABELLA

Ik besterf het!

NO. 8A RECITATIVO (QUINTETTO)

NR. 8A RECITATIEF (KWINTET)

FIORDILIGI

FIORDILIGI

piangendo Di scrivermi ogni giorno giurami, vita mia! DORABELLA

piangendo Due volte ancora tu scrivimi, se puoi. GUGLIELMO

Non dubitar, mio ben! FERRANDO

Sii certa, o cara! DON ALFONSO

(Io crepo se non rido!) FIORDILIGI

Sii costante a me sol! DORABELLA

Serbati fido! FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Addio!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

huilend Zweer me dat je me alle dagen schrijven zult, liefste! DORABELLA

huilend Schrijf jij me twee keer per dag, als je kunt. GUGLIELMO

Twijfel er niet aan, hartje! FERRANDO

Wees daar zeker van, liefste! DON ALFONSO

(Ik kan mijn lachen niet inhouden!) FIORDILIGI

Schenk je hart aan niemand anders! DORABELLA

Blijf trouw! FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Vaarwel!

75


Mi si divide il cor, bell’idol mio! Addio! Addio! Addio! mentre si ripete il coro, Ferrando e Guglielmo entrano nella barca che poi s’allontana. I soldati partono, seguiti dagli uomini e dalle donne

Mijn hart bloedt, o mijn mooie idool! Vaarwel! Vaarwel! Vaarwel! terwijl het koor hernomen wordt, stappen Ferrando en Guglielmo in het scheepje, dat zich daarna verwijdert. De soldaten marcheren af gevolgd door de mannen en de vrouwen

NO. 9 CORO

NR. 9 KOOR

SOLDATI

SOLDATENKOOR

Bella vita militar!...

Heerlijk soldatenleven!...

SCENA SESTA Fiordiligi, Dorabella e Don Alfonso.

SCÈNE 6 Fiordiligi, Dorabella en Don Alfonso.

RECITATIVO

RECITATIEF

DORABELLA

DORABELLA

Dove son? DON ALFONSO

Son partiti. FIORDILIGI

Oh dipartenza Crudelissima amara! DON ALFONSO

Fate core, carissime figliuole; Guardate: da lontano vi fan cenno Con mano i cari sposi. FIORDILIGI

Buon viaggio, mia vita! DORABELLA

Buon viaggio! FIORDILIGI

O Dei! Come veloce se ne va quella barca! Già sparisce! Già non si vede più! Deh, faccia il cielo ch’abbia prospero corso! DORABELLA

Faccia che al campo giunga con fortunati auspici! DON ALFONSO

E a voi salvi gli amanti e a me gli amici.

76

Waar zijn ze? DON ALFONSO

Ze zijn vertrokken. FIORDILIGI

O wreed en bitter vertrek! DON ALFONSO

Moed, lieve meisjes: kijk: jullie dierbare verloofden wuiven jullie van ver toe. FIORDILIGI

Goede reis, mijn liefste! DORABELLA

Goede reis! FIORDILIGI

O Goden! Hoe vlug die boot wegvaart! Zij verdwijnt reeds aan de horizon! Zij is reeds uit het zicht verdwenen! Ach, de hemel gunne hen een goede vaart! DORABELLA

En dat hij het slagveld bereikt onder goede voortekenen! DON ALFONSO

En moge hij jullie verloofden en mijn vrienden ontzien.

COSÌ FAN TUTTE


NO. 10 TERZETTINO

NR. 10 TRIO

FIORDILIGI, DORABELLA E DON ALFONSO

FIORDILIGI, DORABELLA EN DON ALFONSO

Soave sia il vento, tranquilla sia l’onda ed ogni elemento benigno risponda ai nostri desir. Fiordiligi e Dorabella partono

Zacht zij de wind, rustig het water, laat de elementen tegemoetkomen aan onze wensen. Fiordiligi en Dorabella af

SCENA SETTIMA

SCÈNE 7

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Non son cattivo comico; va bene; al concertato loco i due campioni di Ciprigna, e di Marte mi staranno attendendo; or senza indugio raggiungerli conviene. Quante smorfie, quante buffonerie! Tanto meglio per me, cadran più facilmente; questa razza di gente è la più presta a cangiarsi d’umore. Oh poverini! Per femmina giocar cento zecchini! ‘Nel mare solca e nell’arena semina e il vago vento spera in rete accogliere chi fonda sue speranze in cor di femmina.’ parte

Ik ben geen slechte komiek: alles gaat goed. Op de afgesproken plek zullen de twee kampioenen van Venus en Mars op me wachten: nu moet ik me zonder uitstel bij ze voegen. Hoeveel grollen, hoeveel fratsen! Des te beter voor mij: ze gaan vlugger door de knieën! Dit slag van volk verandert met de wind. O die stumpers! Honderd dukaten verwedden voor een vrouw! ‘Hij ploegt de zee en zaait op zand en hoopt de wind te vangen in zijn net, die zijn hoop vestigt op een vrouwenhart’ af

SCENA OTTAVA camera con diverse sedie, un tavolino, ecc. Tre porte: due laterali, una di mezzo.

SCÈNE 8 Een vertrek met verschillende stoelen, een tafeltje, enz. Drie deuren: twee opzij, één in het midden.

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

che sta frullando il cioccolatte Che vita maledetta è il far la cameriera! Dal mattino alla sera si fa, si suda, si lavora, e poi di tanto, che si fa, nulla è per noi. È mezz’ora che sbatto; Il cioccolatte è fatto, ed a me tocca restar ad odorarlo a secca bocca? Non è forse la mia come la vostra? O garbate signore, che a voi dessi l’essenza, e a me l’odore! Per Bacco, vo’ assaggiarlo. lo assaggia Com’è buono! si pulisce la bocca Vien gente! Oh cielo, sono le padrone!

roert in een kop hete chocolade Wat ‘n hondenleven als kamermeisje! Van ‘s ochtends tot ‘s avonds in de weer: je zwoegt, je zweet en dan, van al wat je gedaan hebt, niets voor jezelf. Ik zit nu al een half uur te roeren; de chocola is klaar, en ik zou me met de geur en een droge mond tevreden moeten stellen? Is mijn mond soms niet als die van u? O bevallige dames, wie schonk u de inhoud en mij de geur? Verrek, ik ga ervan proeven. zij proeft Verrukkelijk zij veegt haar mond af Daar komt iemand! O hemel, mijn meesteressen!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

77


SCENA NONA Fiordiligi, Dorabella e detta.

SCÈNE 9 Dezelfde, Fiordiligi en Dorabella.

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

Madame, ecco la vostra colazione. Diamine, cosa fate? FIORDILIGI E DORABELLA

Ah! Ah! DESPINA

Che cosa è nato? FIORDILIGI

Ov’è un acciaro? DORABELLA

Un veleno, dov’è? DESPINA

Padrone, dico! DORABELLA

Ah, scostati! Paventa il tristo effetto d’un disperato affetto! Chiudi quelle finestre; odio la luce, odio l’aria che spiro, odio me stessa. Chi schernisce il mio duol, chi mi consola? Deh fuggi; per pietà, lasciami sola!

Dames, dit is uw ontbijt. Drommels, wat doet u nu? FIORDILIGI EN DORABELLA

Ah! Ah! DESPINA

Wat scheelt er? FIORDILIGI

Waar is er een degen? DORABELLA

Een vergif, waar is er een? DESPINA

Toe nou, dames! DORABELLA

Ah, ga weg! Vrees de trieste gevolgen van een wanhopige gemoedstoestand! Doe die ramen dicht: ik haat het licht, ik haat de lucht die ik inadem, ik haat mezelf. Wie spot er met mijn smart, wie troost me? Ach, vort! Alsjeblieft, laat me alleen!

NO. 11 ARIA

NR. 11 ARIA

DORABELLA

DORABELLA

Smanie implacabili che m’agitate, entro quest’anima più non cessate, finchè l’angoscia mi fa morir. Esempio misero d'amor funesto darò all’Eumenidi, se viva resto, col suono orribile de’ miei sospir.

Onverzoenlijke drift, die woelt in mijn gemoed, laat niet af vóór de angst me ter dood brengt! Ik zal de schikgodinnen, zo ik in leven blijf, een gruwzaam voorbeeld geven van noodlottige liefde door het angstwekkend geluid van mijn zuchten!

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

Signora Dorabella, Signora Fiordiligi, ditemi: che cos’è stato? DORABELLA

Oh terribil disgrazia!

78

Mevrouw Dorabella, mevrouw Fiordiligi, zegt u me: wat is er gebeurd? DORABELLA

Oh rampspoed!

COSÌ FAN TUTTE


DESPINA

DESPINA

Sbrigatevi in buon’ora! FIORDILIGI

Da Napoli partiti sono gli amanti nostri. DESPINA

Stort uw gemoed uit! FIORDILIGI

Onze verloofden hebben Napels verlaten. DESPINA

ridendo Non c’è altro? Ritorneran. DORABELLA

Chi sa! DESPINA

lachend Is dat alles? Ze komen wel terug. DORABELLA

Wie weet... DESPINA

Come, chi sa? Dove son iti? DORABELLA

Al campo di battaglia! DESPINA

Hoe zo: wie weet? Waar zijn ze naartoe? DORABELLA

Naar het slagveld! DESPINA

Tanto meglio per loro: li vedrete tornar carchi d’alloro. FIORDILIGI

Ma ponno anche perir! DESPINA

Des te beter voor hen: u zult ze gelauwerd terug zien komen. FIORDILIGI

Maar ze kunnen ook sneuvelen! DESPINA

Allora poi tanto meglio per voi. FIORDILIGI

arrabbiata Sciocca, che dici? DESPINA

Nou, nog beter dan voor u. FIORDILIGI

woedend Domkop, wat zeg je? DESPINA

La pura verità: due ne perdete, vi restan tutti gli altri. FIORDILIGI

Ah, perdendo Guglielmo, mi pare ch’io morrei! DORABELLA

Ah, Ferrando perdendo, mi par che viva a seppellirmi andrei! DESPINA

De zuivere waarheid: u verliest er twee, resteren al de anderen. FIORDILIGI

Ah, als ik Guglielmo verlies, ik geloof dat ik het zou besterven! DORABELLA

Ah, als ik Ferrando verlies, ik geloof dat ik me levend zou laten begraven! DESPINA

Brave! Vi par, ma non è ver; finora non vi fu donna che d’amor sia morta. Per un uomo morir! Altri ve n’hanno che compensano il danno.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Goed gezegd! U gelooft het, maar zo is het niet: er is nog geen enkele vrouw van liefde doodgegaan. Sterven voor een man! Er zijn er andere die het verlies weer goedmaken.

79


DORABELLA

E credi che potria altr’uomo amar chi s’ebbe per amante un Guglielmo, un Ferrando? DESPINA

Han gli altri ancora tutto quello ch’han essi. Un uomo adesso amante, un altro n’amerete; uno val l’altro, perchè nessun val nulla. Ma non parliam di ciò; sono ancor vivi e vivi torneran, ma son lontani e piuttosto che in vani pianti perdere il tempo, pensate a divertirvi.

FIORDILIGI

con trasporto di collera Divertirci? DESPINA

Sicuro! E, quel ch’è meglio, fare all’amor come assassine, e come faranno al campo i vostri cari amanti. DORABELLA

Non offender così quell’alme belle, di fedeltà, d’intatto amore esempi.

DESPINA

Via, via! Passaro i tempi da spacciar queste favole ai bambini.

DORABELLA

En jij gelooft dat wie door een Guglielmo, een Ferrando werd bemind, zou kunnen houden van een andere man? DESPINA

De anderen hebben ook al wat die twee hebben. Nu houdt u van één man, u zult houden van een andere: ze zijn aan elkaar gewaagd, want ze zijn geen van beiden iets waard. Maar laten we ‘t daarover niet hebben: ze leven nog en ze zullen levend terugkomen, maar ze zijn ver, en liever dan uw tijd te verspillen met vruchteloos geklaag, moet u zich zien te vermaken. FIORDILIGI

in een woedeaanval Ons vermaken? DESPINA

Jazeker! En, wat beter is: de liefde bedrijven als bezetenen, zoals op het slagveld uw lieve verloofden. DORABELLA

Hoon die edele zielen niet zo, voorbeelden van trouw en van smetteloze liefde. DESPINA

Kom, kom! De tijden zijn voorbij waarin je de kinderen die fabeltjes kon wijsmaken.

NO. 12 ARIA

NR. 12 ARIA

DESPINA

DESPINA

In uomini, in soldati sperare fedeltà? ridendo Non vi fate sentir, per carità! Di pasta simile son tutti quanti; le fronde mobili, l’aure incostanti, han più degli uomini stabilità. Mentite lagrime, fallaci sguardi, voci ingannevoli, vezzi bugiardi son le primarie lor qualità. In noi non amano che il loro diletto; poi ci dispregiano, neganci affetto, Né val de’ barbari chieder pietà. Paghiamo, o femmine, d’egual moneta questa malefica razza indiscreta:

80

Van mannen, van soldaten trouw verwachten? lachend Zie maar dat niemand u hoort! Ze zijn allemaal uit hetzelfde hout gesneden: trillend gebladerte, veranderlijke winden bezitten meer standvastigheid dan mannen. Krokodillentranen, komediantenblikken, smoesjes, liflafjes: daarin blinken ze uit. In ons zoeken ze alleen genot; daarna laten ze ons vallen. Genegenheid ontzeggen ze ons, en het helpt niet als je die hartelozen smeekt om meelij. Laten we, o vrouwen, dat kwaadwillige,

COSÌ FAN TUTTE


amiam per comodo, per vanità! tutte partono

schaamteloos tuig met gelijke munt betalen; laten we de liefde bedrijven voor ons plezier, uit ijdelheid! allen af

SCENA DECIMA Don Alfonso, poi Despina

SCÈNE 10 Don Alfonso, daarna Despina.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Che silenzio! Che aspetto di tristezza spirano queste stanze! Poverette! Non han già tutto il torto: bisogna consolarle; infin che vanno i due creduli sposi, com’io loro commisi, a mascherarsi, pensiam cosa può farsi. Temo un po’ per Despina; quella furba potrebbe riconoscerli; potrebbe rovesciarmi le macchine. Vedremo se mai farà bisogno un regaletto a tempo; un zecchinetto per una cameriera è un gran scongiuro. Ma per esser sicuro, si potria metterla in parte a parte del secreto. Eccellente è il progetto; la sua camera è questa. batte Despinetta!

DESPINA

Wat een stilte! Wat een troosteloze aanblik bieden deze kamers! Arme meisjes! Zij hebben niet volledig ongelijk: zij moeten getroost worden. Terwijl de twee licht gelovige verloofden zich gaan omkleden zoals ik ze heb opgedragen ga ik even nadenken over wat er kan gedaan worden. Ik vrees een beetje Despina: Deze gewiekste meid zou ze kunnen herkennen, en zo mijn plannen dwarsbomen. Even kijken … een klein geschenk op het juiste ogenblik kan wonderen doen. Een gouden muntstuk doet veel bij een kamermeisje. Maar om zeker te spelen, ga ik ze stap voor stap in vertrouwen nemen. Schitterend idee. Dat is haar kamer. hij klopt aan Despinaatje! DESPINA

Chi batte?

Wie klopt er?

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Oh!

Ho!

DESPINA

DESPINA

Ih! esce dalla sua stanza DON ALFONSO

Despina mia, di te bisogno avrei. DESPINA

Hee! verlaat haar kamer DON ALFONSO

Despina mijn, ik heb je wellicht nodig. DESPINA

Ed io niente di lei. DON ALFONSO

Ti vo’ fare del ben. DESPINA

Ik kan zonder u. DON ALFONSO

Ik wil je een plezier doen. DESPINA

A una fanciulla

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Een oude man als u

81


un vecchio come lei non può far nulla. DON ALFONSO

mostrandole una moneta d’oro Parla piano ed osserva. DESPINA

Me lo dona? DON ALFONSO

Sì, se meco sei buona. DESPINA

E che vorrebbe? È l’oro il mio giulebbe. DON ALFONSO

Ed oro avrai, ma ci vuol fedeltà. DESPINA

Non c’è altro? Son qua. DON ALFONSO

Prendi ed ascolta. Sai che le tue padrone han perduti gli amanti. DESPINA

Lo so. DON ALFONSO

Tutti i lor pianti, tutti i deliri loro ancor tu sai. DESPINA

So tutto. DON ALFONSO

Or ben: se mai per consolarle un poco e trar, come diciam, chiodo, per chiodo, tu ritrovassi il modo di mettere in lor grazia due soggetti di garbo che vorrieno provar, già mi capisci, C’è una mancia per te di venti scudi, se li fai riuscir. DESPINA

Non mi dispiace questa proposizione. Ma con quelle buffone... basta, udite: son giovani? Son belli? E, soprattutto, hanno una buona borsa i vostri concorrenti?

82

kan een jong meisje helemaal niets meer doen. DON ALFONSO

laat haar een gouden muntstuk zien Spreek zachtjes en let op. DESPINA

Is dat voor mij? DON ALFONSO

Ja, als je lief bent voor mij. DESPINA

En wat wenst u? Goud werkt op mij als honing. DON ALFONSO

Je krijgt goud in ruil voor wat goede wil. DESPINA

Is dat alles? Hier ben ik. DON ALFONSO

Neem en luister. Je weet dat je meesteressen hun verloofden moeten missen. DESPINA

Dat weet ik. DON ALFONSO

Je weet ook van hun tranen, van al hun misbaar. DESPINA

Ik weet alles. DON ALFONSO

Welnu: als, om hen een beetje te troosten en hun, zoals men zegt, de zinnen te verzetten, jij een middeltje zou vinden om ze een welgevallig oog te laten slaan op twee aardige kerels die dolgraag... je snapt me wel... dan is er voor jou een beloning van twintig daalders, wanneer jij ervoor zorgt dat het lukt. DESPINA

Ik zeg niet nee op dat voorstel. Maar met die twee dwaze juffers... Enne, luister ‘s: zijn ze jong? Zijn ze mooi? En bovenal: hebben ze een goed gevulde beurs, uw mededingers?

COSÌ FAN TUTTE


DON ALFONSO

DON ALFONSO

Han tutto quello che piacer può alle donne di giudizio. Li vuoi veder? DESPINA

Zij hebben alles wat verstandige vrouwen kan behagen. Wil je hen zien? DESPINA

E dove son? DON ALFONSO

Waar zijn ze dan? DON ALFONSO

Son lì; li posso far entrar? DESPINA

Daar. Laat ik ze binnen?

DESPINA

Direi di sì. Don Alfonso fa entrar gli amanti, che son travestiti

Nou, doet u dat maar. Don Alfonso laat de vermomde verloofden binnen

SCENA UNDECIMA Ferrando, Guglielmo e detti; poi Fiordiligi e Dorabella

SCÉNE 11 Dezelfden en Ferrando en Guglielmo; daarna Fiordiligi en Dorabella.

NO. 13 SESTETTO

NR. 13 SEXTET

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Alla bella Despinetta vi presento, amici miei; Non dipende che da lei consolar il vostro cor.

FERRANDO E GUGLIELMO

Per la man, che lieto io bacio, per quei di grazia pieni, fa che volga a me sereni i begli occhi il mio tesor. DESPINA

Ik stel jullie voor, vrienden, aan het mooie Despinaatje: ‘t hangt helemaal van haar af, of jullie soelaas vinden. FERRANDO EN GUGLIELMO

Bij de hand die ik het geluk heb te kussen, bij deze bevallige kijkers, moge mijn liefste haar mooie ogen op mij laten rusten. DESPINA

ridendo, da sè Che sembianze! Che vestiti! Che figure! Che mustacchi! Io non so se son Valacchi o se Turchi son costor.

DON ALFONSO

piano, a Despina Che ti par di quell’aspetto? DESPINA

lachend, terzijde Wat zien die eruit! Die kleren! Die facies! Die snorren! ‘k Weet niet of het Walachen of Turken zijn, die twee. DON ALFONSO

zachtjes, tot Despina Wat vind je van hun voorkomen? DESPINA

Per parlarvi schietto schietto, Hanno un muso fuor dell’uso vero antidoto d’amor. FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

(Or la cosa è appien decisa; se costei non ci ravvisa non c’è più nessun timor.)

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Om u de waarheid te zeggen: ze hebben een rare kop, een ware remedie tegen de liefde. FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

(Nu is de zaak beklonken: als zij ons niet herkent, valt er niets meer te vrezen.)

83


FIORDILIGI E DORABELLA

di dentro Ehi, Despina! Olà, Despina! DESPINA

Le padrone! DON ALFONSO

a Despina Ecco l’istante! Fa con arte; io qui m’ascondo. si ritira FIORDILIGI E DORABELLA

entrando Ragazzaccia tracotante, che fai lì con simil gente? Falli uscire immantinente, o ti fo pentir con lor. DESPINA, FERRANDO E GUGLIELMO

inginocchiandosi Ah, madame, perdonate! Al bel piè languir mirate due meschin, del vostro merto spasimanti adorator. FIORDILIGI E DORABELLA

Giusti numi! Cosa sento! Dell’enorme tradimento, chi fu mai l’indegno autor? DESPINA, FERRANDO E GUGLIELMO

Deh, calmate quello sdegno! FIORDILIGI E DORABELLA

Ah, che più non ho ritegno! Tutta piena ho l’alma in petto di dispetto e di terror! DESPINA E DON ALFONSO

(Mi dà un poco di sospetto quella rabbia e quel furor.) FERRANDO E GUGLIELMO

(Qual diletto è a questo petto quella rabbia e quel furor!) FIORDILIGI E DORABELLA

(Ah, perdon, mio bel diletto; innocente è questo cor.)

FIORDILIGI EN DORABELLA

vanuit hun vertrekken Hee, Despina! Hallo, Despina! DESPINA

Mijn meesteressen! DON ALFONSO

tot Despina Het grote ogenblik! Treed op met tact! Ik verstop me hier. hij trekt zich terug FIORDILIGI EN DORABELLA

komen op Schaamteloze straatmeid! Wat doe jij daar met die kerels? Stuur ze direct weg, Of je zal het, net als zij, berouwen! DESPINA, FERRANDO EN GUGLIELMO

knielen Ach, dames, vergeeft ons! Aan uw lieftallige voeten ziet u twee ongelukkigen, de popelende bewonderaars uwer verdiensten. FIORDILIGI EN DORABELLA

Gerechte goden! Wat hoor ik! Wie kan de vuige aanstichter wezen van dit ongehoorde verraad? DESPINA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Ach, weest u niet zo verontwaardigd! FIORDILIGI EN DORABELLA

Ah, ik kan me niet meer beheersen! Mijn gemoed schiet vol, van woede en ergernis!

DESPINA EN DON ALFONSO

(Die razernij en gramschap verontrusten me een beetje.) FERRANDO EN GUGLIELMO

(Wat strelen die razernij en gramschap mijn gemoed!) FIORDILIGI EN DORABELLA

(Ah, vergeef me, mijn mooie uitverkorene: dit hart is onschuldig.)

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

dalla porta Che sussurro! Che strepito!

84

in het deurgat Wat een misbaar! Wat een kabaal!

COSÌ FAN TUTTE


Che scompiglio è mai questo? Siete pazze, care le mie ragazze? Volete sollevar il vicinato? Cos’avete? Ch’è nato? DORABELLA

con furore Oh ciel! Mirate: Uomini in casa nostra. DON ALFONSO

senza guardarli Che male c’è? FIORDILIGI

con fuoco Che male? In questo giorno? Dopo il caso funesto? DON ALFONSO

Stelle! Sogno, o son desto! Amici miei, miei dolcissimi amici! Voi qui? Come? Perchè? Quando? In qual modo? Numi! Quanto ne godo! (Secondatemi.) FERRANDO

Amico Don Alfonso! GUGLIELMO

Amico caro! si abbracciano con trasporto DON ALFONSO

Oh bel la improvisata! DESPINA

Wat is dit voor een spektakel? Zijn jullie krankzinnig, lieve meisjes? Willen jullie de buren doen toesnellen? Wat heb je? Wat scheelt er? DORABELLA

woedend O hemel! Kijk: mannen in ons huis! DON ALFONSO

zonder hun een blik te gunnen Is dat zo erg? FIORDILIGI

laaiend Zo erg? Vandaag? Na die noodlottige gebeurtenis? DON ALFONSO

Hemel! Droom ik, of waak ik? Mijn vrienden, mijn dierbaarste vrienden! Jullie hier? Hoe? Waarom? Sinds wanneer? Op welke wijze? Goden! Wat ben ik blij! (Help me wat.) FERRANDO

Vriend Don Alfonso! GUGLIELMO

Dierbare vriend! zij omhelzen elkaar onstuimig DON ALFONSO

O, wat een prachtige verrassing! DESPINA

Li conoscete voi? DON ALFONSO

Se li conosco? Questi sono i più dolci amici ch’io mi abbia in questo mondo e vostri ancor saranno. FIORDILIGI

E in casa mia che fanno? GUGLIELMO

Ai vostri piedi due rei, due delinquenti, ecco, Madame! Amor... FIORDILIGI

Numi, che sento!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Kent u ze? DON ALFONSO

En of! Dit zijn de twee beste vrienden die ik in deze wereld heb en ze zullen ook jullie vrienden zijn. FIORDILIGI

En wat komen ze hier doen in ons huis? GUGLIELMO

Ziehier, aan uw voeten, twee schuldigen, twee schurken, dames! Amor… FIORDILIGI

Goden, wat hoor ik?

85


FERRANDO

Amor, il nume Sì possente per voi, qui ci conduce. GUGLIELMO

Vista appena la luce Di vostre fulgidissime pupille... FERRANDO

... che alle vive faville... GUGLIELMO

... farfallette amorose agonizzanti...

FERRANDO

...vi voliamo davanti... GUGLIELMO

...ed ai lati ed a retro... FERRANDO E GUGLIELMO

...per implorar pietade in flebil metro.

FIORDILIGI

Stelle! Che ardir! DORABELLA

Sorella, che facciamo? FIORDILIGI

Temerari! Sortite fuori di questo loco! Despina sorte impaurita E non profanil’alito infausto degli infami detti nostro cor, nostro orecchio e nostri affetti! Invan per voi, per gli altri, invan si cerca le nostr’alme sedur; l’intatta fede che per noi già si diede ai cari amanti, saprem loro serbar infino a morte a dispetto del mondo e della sorte.

FERRANDO

Amor, de zo machtige god, leidde ons naar u. GUGLIELMO

Amper ontwaarden we het licht van uw schitterende ogen... FERRANDO

...of naar die felle gensters... GUGLIELMO

...als twee verliefde, zich schroeiende vlinders... FERRANDO

...vlogen wij... GUGLIELMO

...en fladderden eromheen... FERRANDO EN GUGLIELMO

...om in klaaglijke versmaat uw mededogen af te smeken. FIORDILIGI

God Wat een lef! DORABELLA

Wat doen we, zusje? FIORDILIGI

Vermetelen! Verlaat dit pand! Despina geschrokken af En laat de rampzalige uiting van uw infame woorden ons hart, onze oren en onze gevoelens niet ontwijden! Vruchteloos zoekt gij, zoeken anderen, vruchteloos, onze zielen te verleiden: de ongeschonden belofte die wij aan onze geliefde verloofden deden, zullen we weten te houden totterdood, spijt de wereld en het lot.

NO. 14 ARIA

NR. 14 ARIA

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Come scoglio immoto resta contro i venti e la tempesta, così ognor quest’alma è forte nella fede e nell’amor. Con noi nacque quella face che ci piace e ci consola e potrà la morte sola far che cangi affetto il cor. Rispettate anime ingrate, quest’esempio di costanza e una barbara speranza non vi renda audaci ancor!

86

Zoals een rots, onwrikbaar in de stormwind, zo staat deze ziel voor altijd pal in haar trouw en haar liefde. Samen met ons ontstond deze vlam die ons lief is en ons troost en slechts de dood zal ons hart tot andere gevoelens kunnen brengen. Eerbiedigt, ondankbaren, dit voorbeeld van standvastigheid en laat nooit meer een barbaarse hoop u zo vermetel maken!

COSÌ FAN TUTTE


RECITATIVO

RECITATIEF

FERRANDO

FERRANDO

Ah, non partite! GUGLIELMO

Ach, gaat u niet weg! GUGLIELMO

Ah, barbare, restate! DON ALFONSO

Ach, hardvochtige, blijf! DON ALFONSO

Per carità, ragazze: non mi fate più far trista figura. DORABELLA

Alsjeblieft, meisjes, zet me niet langer voor schut. DORABELLA

con fuoco E che pretendereste? DON ALFONSO

driftig Wat zou jij dan willen? DON ALFONSO

Eh, nulla! Ma mi pare... che un pochin di dolcezza... Alfin son galantuomini e sono amici miei. FIORDILIGI

O, niets. Maar me dunkt... dat een zachtere aanpak... Tenslotte zijn het mannen van eer en ‘t zijn mijn vrienden. FIORDILIGI

Come! E udire dovrei... ? GUGLIELMO

Hoezo! En ik zou moeten luisteren…? GUGLIELMO

Le nostre pene e sentirne pietà! La celeste beltà degl'occhi vostri la piaga aprì nei nostri, cui rimediar può solo il balsamo d’amore: Un solo istante il core aprite, o belle, a sue dolci facelle; a voi davanti spirar vedrete i più fedeli amanti.

… naar onze verzuchtingen en medelijden tonen! De hemelse schoonheid van uw ogen verwondt de onze die enkel door de balsem van de liefde geheeld kunnen worden. Opent één ogenblik uw hart, o schonen, voor zoete woorden; voor u zal u twee trouwe minnaars zien zieltogen.

NO. 15 ARIA

NR. 15 ARIA

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Non siate ritrosi, occhietti vezzosi; due lampi amorosi vibrate un po’ qua. Felici rendeteci; amate con noi e noi felicissime faremo anche voi. Guardate, toccate, Il tutto osservate: siam due cari matti, siam forti e ben fatti, e come ognun vede, sia merto, sia caso, abbiamo bel piede, bell’occhio, bel naso; Guardate bel piede, osservate, bell’occhio, toccate bel naso, il tutto osservate: E questi mustacchi chiamare si possono trionfi degli uomini, pennachi d’amor. Fiordiligi e Dorabella partono SCENA DODICESIMA Ferrando, Guglielmo e Don Alfonso.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Wees niet zo schuw, bevallige oogjes; richt eens hierheen die twee liefdestralen. Maakt ons gelukkig: bemint als wij, en ook wij zullen u overgelukkig maken. Kijkt u, voelt u, gaat u alles na: wij zijn twee lieve dwazen, wij zijn sterk en knap, en zoals eenieder zien kan, hebben wij, door verdienste of bij toeval, fraaie voeten, fraaie ogen, een fraaie neus. Kijk: fraaie voeten; ga maar na: fraaie ogen; voel: een fraaie neus; gaat u alles na. En deze snorren: zij ogen worden betiteld der mannen triomf, liefdes dons. Fiordiligi en Dorabella af SCÈNE 12 Ferrando, Guglielmo en Don Afonso.

87


Ferrando e Guglielmo, appena soli con Don Alfonso, ridono

zodra zij alleen blijven met Don Alfonso, proesten Ferrando en Guglielmo het uit

NO. 16 TERZETTO

NR. 16 TERZET

DON ALFONSO

DON ALFONSO

E voi ridete?

Jullie lachen?

FERRANDO E GUGLIELMO

FERRANDO EN GUGLIELMO

Certo, ridiamo. DON ALFONSO

Ma cosa avete? FERRANDO E GUGLIELMO

Già lo sappiamo. DON ALFONSO

Ridete piano. FERRANDO E GUGLIELMO

Parlate invano. DON ALFONSO

Se vi sentissero, se vi scoprissero, si guasterebbe tutto l’affar.

FERRANDO E GUGLIELMO

Ah, che dal ridere l’alma dividere... Ah, che le viscere sento scoppiar! DON ALFONSO

Mi fa da ridere questo lor ridere, ma so che in piangere dee terminar.

Jazeker, we lachen. DON ALFONSO

Wat hebben jullie? FERRANDO EN GUGLIELMO

Wij weten ‘t al. DON ALFONSO

Lach niet zo hard! FERRANDO EN GUGLIELMO

Praat maar voor de vaak. DON ALFONSO

Mochten ze jullie horen, mochten ze jullie ontdekken, dan is de hele zaak naar de bliksem. FERRANDO EN GUGLIELMO

Ha, ik lach me te barsten! Ha, ik lach me een breuk! DON ALFONSO

Ik moet lachen met hun gelach: ik weet dat het zal eindigen met huilen.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Si può sapere un poco la cagion di quel riso? GUGLIELMO

Oh cospettaccio! Non vi pare che abbiam giusta ragione, il mio caro padrone? FERRANDO

scherzando Quanto pagar volete? e a monte è la scommessa? GUGLIELMO

scherzando Pagate la metà.

88

En mag ik ook de reden weten voor deze pret? GUGLIELMO

Verrek! Vind je niet dat we een goeie reden hebben, m’n waarde heer? FERRANDO

spottend Hoeveel wil je dokken? Of is de weddenschap geannuleerd? GUGLIELMO

spottend We schelden je de helft kwijt.

COSÌ FAN TUTTE


FERRANDO

FERRANDO

Pagate solo ventiquattro zecchini. DON ALFONSO

Je bent er van af met vierentwintig dukaten. DON ALFONSO

Poveri innocentini! Venite qua, vi voglio porre il ditino in bocca. GUGLIELMO

Arme suffers! Kom hier: ik wil jullie een toontje lager doen zingen. GUGLIELMO

E avete ancora coraggio di fiatar? DON ALFONSO

En je waagt het nog je mond te openen? DON ALFONSO

Avanti sera ci parlerem. FERRANDO

Vanavond spreken we elkaar nog. FERRANDO

Quando volete. DON ALFONSO

Wanneer je wilt. DON ALFONSO

Intanto silenzio e ubbidienza fino a doman mattina. GUGLIELMO

Intussen, tot morgenochtend, niets verklappen en doorgaan! GUGLIELMO

Siam soldati e amiam la disciplina. DON ALFONSO

Wij zijn soldaten en we houden van tucht. DON ALFONSO

Or bene: andate un poco ad attendermi entrambi in giardinetto; colà vi manderò gli ordini miei. GUGLIELMO

Mooi zo. Gaan jullie beiden nu maar naar de tuin, en wacht op me: ik stuur jullie mijn orders. GUGLIELMO

Ed oggi non si mangia? FERRANDO

En eten we vandaag niet? FERRANDO

Cosa serve? A battaglia finita fia la cena per noi più saporita.

Waarom zouden we? Na de veldslag zal de maaltijd ons des te beter smaken.

NO. 17 ARIA

NR. 17 ARIA

FERRANDO

FERRANDO

Un’aura amorosa del nostro tesoro un dolce ristoro al cor porgerà. Al cor che, nudrito da speme d’amore, d’un’esca migliore bisogno non ha. Ferrando e Guglielmo partono

Dan zal een amoureus briesje ons hart verkwikken met de zoete troost van onze schat. Een hart dat zich voedt aan hoop en liefde behoeft geen ander voedsel. Ferrando en Guglielmo af

SCENA TREDICESIMA Don Alfonso solo, poi Despina. RECITATIVO

WOLFGANG AMADEUS MOZART

SCÈNE 13 Don Alfonso alleen. Later Despina. RECITATIEF

89


DON ALFONSO

Oh, la saria da ridere! Sì poche son le donne costanti in questo mondo e qui ve ne son due! Non sarà nulla. entra Despina Vieni, vieni, fanciulla, e dimmi un poco Dove sono e che fan le tue padrone. DESPINA

Le povere buffone stanno nel giardinetto a lagnarsi coll’aria e colle mosche d’aver perso gli amanti. DON ALFONSO

E come credi che l’affar finirà? Vogliam sperare che faranno giudizio?

DESPINA

Io lo farei; E dove piangon esse, io riderei. Disperarsi, strozzarsi perchè parte un amante! Guardate che pazzia! Se ne pigliano due, s'uno va via.

DON ALFONSO

Brava! Questa è prudenza. (Bisogna impuntigliarla.) DESPINA

È legge di natura e non prudenza sola. Amor cos’è? Piacer, comodo, gusto, gioia, divertimento, passatempo, allegria; non è più amore se incomodo diventa, se invece di piacer nuoce e tormenta.

DON ALFONSO

Ma intanto quelle pazze... DESPINA

Quelle pazze faranno a modo nostro. È buon che sappiano D’essere amate da color. DON ALFONSO

Lo sanno. DESPINA

Dunque riameranno. ‘Diglielo’ si suol dire ‘e lascia fare al diavolo’.

90

DON ALFONSO

Tja, van lachen gesproken! Standvastige vrouwen zijn reeds zo schaars in deze wereld, en hier zijn er maar twee! Een peulschil Despina komt op Kom hier, mciske, en zeg me ‘s: waar zijn je meesteressen en wat doen ze? DESPINA

De arme dames zijn in het tuintje. Ze jammeren met de wind en de vliegen over het verlies van hun geliefden. DON ALFONSO

En hoe denk jij dat het zaakje afloopt? Laten we hopen dat ze hun verstand zullen gebruiken? DESPINA

Ik zou het in ieder geval doen, in plaats van te wenen zou ik lachen. Wanhopen, zich opknopen omdat een minnaar vertrekt? Wat een gekheid! Als je één verliest kan je er twee in de plaats krijgen. DON ALFONSO

Bravo! Goed gesproken. (Men moet haar ijdelheid strelen.) DESPINA

Het is de wet van de natuur, niet enkel van het gezond verstand. Wat is dat, liefde? plezier, vermaak, lust, vreugde, vertier, tijdsverdrijf, vrolijkheid: het is niet langer liefde als het een last wordt, als het in plaats van plezier, ergernis en kwelling brengt. DON ALFONSO

Maar ondertussen zullen die zotte vrouwen ... DESPINA

Die zotte vrouwen zullen doen als wij. ‘t Is goed dat ze weten dat die twee op hen verliefd zijn. DON ALFONSO

Dat weten ze. DESPINA

En dus worden zij ook weer verliefd. ‘Zeg het haar,’ zeggen ze, ‘en de duivel doet de rest.’

COSÌ FAN TUTTE


DON ALFONSO

DON ALFONSO

E come far vuoi perchè ritornino or che partiti sono, e che li sentano e tentare si lascino queste tue bestioline? DESPINA

En hoe wil jij ze doen terugkomen nu ze weg zijn, en het klaar spelen dat de twee beestjes luisteren en zich laten verleiden? DESPINA

A me lasciate la briga di condur tutta la macchina. Quando Despina macchina una cosa non può mancar d’effetto; ho già menati mill’uomini pel naso, saprò menar due femmine. Son ricchi i due monsieurs mustacchi? DON ALFONSO

Laat dat maar aan mij over. Als Despina het in handen neemt is succes verzekerd; Ik heb reeds duizenden mannen bij de neus genomen; Met twee vrouwen moet dat even goed lukken! Zijn ze rijk die twee snorremannen? DON ALFONSO

Son ricchissimi. DESPINA

Steenrijk! DESPINA

Dove son? DON ALFONSO

Waar zijn ze? DON ALFONSO

Sulla strada. Attendendo mi stanno. DESPINA

Op straat. Ze staan op me te wachten. DESPINA

Ite e sul fatto per la picciola porta a me riconduceteli; v’aspetto nella camera mia. Purchè tutto facciate quel ch’io v’ordinerò, pria di domani i vostri amici canteran vittoria, ed essi avranno il gusto, ed io la gloria. partono

Laat ze direct weer binnen en breng ze bij me: ik wacht op u. Als u maar alles doet wat ik u beveel, zullen uw vrienden voor morgenochtend reeds victorie kraaien: zij zullen het genot smaken, en ik de roem. beiden af

SCENA QUATTORDICESIMA Giardinetto gentile. Due sofa d’erba ai lati.

SCÈNE 14 Een lusttuin. Aan weerszijden vormt het gazon een zitje.

NO. 18 FINALE

NR. 18 FINALE

FIORDILIGI E DORABELLA

FIORDILIGI EN DORABELLA

Ah, che tutta in un momento si cangiò la sorte mia! Ah, che un mar pien di tormento è la vita omai per me! Finché meco il caro bene mi lasciar le ingrate stelle, non sapea cos’eran pene, non sapea languir cos’è.

SCENA QUINDICESIMA Ferrando, Guglielmo, Don Alfonso e dette; poi Despina

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Ah, hoe ondergaat mijn levenslot nu een totale ommekeer! Ah, hoe is voortaan mijn bestaan een stormachtige zee! Zolang de ondankbare hemel mijn liefste bij me liet, wist ik niet wat smart was, wist ik niet wat lijden is. SCÈNE 15 Dezelfden, Ferrando, Guglielmo en Don Alfonso; daarna Despina.

91


FERRANDO E GUGLIELMO

di dentro Si mora, sì, si mora onde appagar le ingrate.

DON ALFONSO

di dentro C’è una speranza ancora; non fate, oh Dei, non fate! FIORDILIGI E DORABELLA

Stelle, che grida orribili! FERRANDO E GUGLIELMO

Lasciatemi! DON ALFONSO

Aspettate! Ferrando e Guglielmo, portando ciascuno una boccetta, entrano seguiti da Don Alfonso FERRANDO E GUGLIELMO

L’ arsenico mi liberi di tanta crudeltà! Bevono e gittan via la boccetta, nel voltarsi, vedono le due donne FIORDILIGI E DORABELLA

Stelle, un velen fu quello? DON ALFONSO

Veleno buono e bello, che ad essi in pochi istanti la vita toglierà! FIORDILIGI E DORABELLA

Il tragico spettacolo gelare il cor mi fa. FERRANDO E GUGLIELMO

Barbare, avvicinatevi: d’un disperato affetto mirate il tristo effetto e abbiate almen pietà.

TUTTI

Ah, che del sole il raggio fosco per me diventa! Tremo, le fibre e l’anima par che mancar si senta,né può la lingua o il labbro accenti articolar! Ferrando e Guglielmo cadono sopra i banchi d’erba DON ALFONSO

Giacché a morir vicini sono quei meschinelli, pietade almeno a quelli cercate di mostrar. FIORDILIGI E DORABELLA

Gente, accorrete, gente! Nessuno, oh Dio, ci

92

FERRANDO EN GUGLIELMO

vanuit de coulissen Laten we sterven, ja, sterven, als zoenoffer voor die onvermurwbaren. DON ALFONSO

vanuit de coulissen Er is nog hoop: doe dat toch niet, o goden, doe dat niet! FIORDILIGI EN DORABELLA

Hemel, welke akelige kreten! FERRANDO EN GUGLIELMO

Laat me los! DON ALFONSO

Wacht! Ferrando en Guglielmo komen op, elk met een flesje, gevolgd door Don Alfonso FERRANDO EN GUGLIELMO

Arsenicum verlosse mij van zoveel wreedheid! zij drinken en werpen de flesjes weg. Als zij zich omdraaien, bemerken ze de twee vrouwen FIORDILIGI EN DORABELLA

Hemel, was dat vergif? DON ALFONSO

Vergif was het, jawel, en ‘t zal hen zo dadelijk om het leven brengen! FIORDILIGI EN DORABELLA

Dit tragisch schouwspel doet me ijzen. FERRANDO EN GUGLIELMO

Hardvochtigen, komt naderbij: aanschouwt de trieste uitwerking van de wanhoop, en koestert tenminste medelijden... ALLEN

Ah, wat worden de zonnestralen voor mij donker! Ik beef in al mijn vezels, ik val haast in zwijm, mijn tong noch mijn lippen brengen een woord uit! Ferrando en Guglïelmo zakken in elkaar op de gazonzitjes DON ALFONSO

Probeer, tenminste, nu die twee ongelukkigen de dood nabij zijn, wat medelijden op te brengen. FIORDILIGI EN DORABELLA

Help, mensen, help! O God, niemand hoort ons!

COSÌ FAN TUTTE


sente! Despina! DESPINA

Despina! DESPINA

di dentro Chi mi chiama? FIORDILIGI E DORABELLA

Despina! DESPINA

vanuit de coulissen Wie roept me? FIORDILIGI EN DORABELLA

Despina! DESPINA

entrando Cosa vedo! Morti i meschini io credo, o prossimi a spirar! DON ALFONSO

Ah, che purtroppo è vero! Furenti, disperati, si sono avvelenati! Oh, amore singolar!

DESPINA

verschijnt Wat zie ik? Ik geloof dat die ongelukkigen de geest geven! DON ALFONSO

Ah, het is maar al te waar! In doffe wanhoop hebben ze zich vergiftigd! 0, eenkennige liefde! DESPINA

Abbandonar i miseri sarìa per voi vergogna. Soccorrerli bisogna. FIORDILIGI, DORABELLA

Cosa possiam mai far? DESPINA

‘t Zou een schande zijn als u die sukkels aan hun lot overliet. Ze hebben hulp nodig. FIORDILIGI EN DORABELLA

Wat zouden wij kunnen doen? DESPINA

Di vita ancor dàn segno; cole pietose mani fate un po’ lor sostegno. a Don Alfonso E voi con me correte: un medico, un antidoto voliamo a ricercar. Despina e Don Alfonso partono FIORDILIGI E DORABELLA

Dei, che cimento è questo! Evento più funesto non si potea trovar!

FERRANDO E GUGLIELMO

(Più bella commediola non si potea trovar!) Ah! FIORDILIGI E DORABELLA

stando lontano dagli amanti Sospiran gl’infelici! FIORDILIGI

Che facciamo? DORABELLA

Tu che dici? FIORDILIGI

In momenti sì dolenti chi potriali abbandonar?

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Ze geven nog een teken van leven: reik hun een helpende hand. tot Don Alfonso En u, snelt u met me mee: vliegensvlug naar een arts, om tegengif! Despina en Don Alfonso af FIORDILIGI EN DORABELLA

Goden, wat een beproeving! Een grotere ramp was niet denkbaar!

FERRANDO EN GUGLIELMO

(Een fraaier stukje komedie is niet denkbaar!) Ah! FIORDILIGI EN DORABELLA

nog steeds op veilige afstand De ongelukkigen kermen. FIORDILIGI

Wat doen we? DORABELLA

Wat zeg jij? FIORDILIGI

Wie zou hen, in deze nood, aan hun lot kunnen

93


overlaten? DORABELLA

DORABELLA

accostandosi un poco Che figure interessanti! FIORDILIGI

komt wat dichterbij Wat ‘n interessante koppen! FIORDILIGI

come sopra Possiam farci un poco avanti. DORABELLA

doet als zij We kunnen wat dichterbij gaan. DORABELLA

Ha freddissima la testa. FIORDILIGI

Zijn voorhoofd is zo koud. FIORDILIGI

Fredda, fredda è ancora questa. DORABELLA

Ijskoud is het zijne. DORABELLA

Ed il polso? FIORDILIGI

En de polsslag? FIORDILIGI

Io non gliel’ sento. DORABELLA

Ik voel niets meer. DORABELLA

Questo batte lento, lento. FIORDILIGI E DORABELLA

Ah, se tarda ancor l’aita, speme più non v’è di vita! FERRANDO E GUGLIELMO

(Più domestiche e trattabili sono entrambe diventate: sta a veder che lor pietade va in amore terminar.) FIORDILIGI E DORABELLA

Poverini! La lor morte mi farebbe lagrimar.

Die van hem is zo langzaam. FIORDILIGI EN DORABELLA

Ach, als hulp nog lang uitblijft, is alle hoop vervlogen! FERRANDO EN GUGLIELMO

(Ze zijn allebei al heel wat handelbaarder en toeschietelijker: rest de vraag of hun medelijden zal omslaan in liefde.) FIORDILIGI EN DORABELLA

Arme jongens! Wat zou ik huilen als ze doodgingen!

SCENA SEDICESIMA Detti, Despina (travestita da medico), Don Alfonso. DON ALFONSO

Eccovi il medico, signore belle! FERRANDO E GUGLIELMO

(Despina in maschera! che trista pelle!) DESPINA

‘Salvete, amabiles bones puelles!’ FIORDILIGI E DORABELLA

Parla un linguaggio che non sappiamo.

94

SCÈNE 16 Dezelfden, Despina (als arts vermomd), Don A!fonso. DON ALFONSO

Hier is de dokter, mooie dames! FERRANDO EN GUGLIELMO

(Despina, vermomd! Wat is ze toegetakeld!) DESPINA

‘Salvete, amabiles bones puelles!’ FIORDILIGI EN DORABELLA

Hij spreekt een taal die wij niet kennen.

COSÌ FAN TUTTE


DESPINA

DESPINA

Come comandano, dunque, parliamo. So il greco e l’arabo, so il turco e il vandalo; lo svevo e il tartaro so ancor parlar.

DON ALFONSO

Tanti linguaggi per sé conservi; Quei miserabili per ora osservi: preso hanno il tossico; che si può far?

FIORDILIGI E DORABELLA

Signor dottore, che si può far? DESPINA

Laten we dan spreken zoals het u zint. Ik ken Grieks en Arabisch, ik ken Turks en Vandaals, en ook Zwabisch en Tartaars kan ik spreken. DON ALFONSO

Houdt u al die talen voor uzelf; onderzoekt u nu liever deze ongelukkigen: ze hebben vergif geslikt; wat doen we daartegen? FIORDILIGI EN DORABELLA

Hooggeleerde dokter, wat doen we daartegen? DESPINA

toccando il polso e la fronte all’uno ed all’altro Saper bisognami pria la cagione e quinci l’indole della pozione: se calda o frigida, se poca o molta, se in una volta ovvero in più.

FIORDILIGI, DORABELLA E DON ALFONSO

Preso han l’arsenico, signor dottore; qui dentro il bevvero. La causa è amore Ed in un sorso sel mandar giù. DESPINA

betast beider voorhoofd en pols Ik moet de reden kennen waarom en vervolgens de samenstelling van het mengsel, en of ze ‘t warm slikten of koud, in grote of kleine hoeveelheid, in één keer, of in verschillende doses. FIORDILIGI, DORABELLA EN DON ALFONSO

Ze slikten arsenicum, hooggeleerde dokter, uit deze flesjes. De reden is liefde, en ze namen ‘t in één keer in. DESPINA

Non vi affannate, non vi turbate. Ecco una prova di mia virtù. FIORDILIGI E DORABELLA

Egli ha di un ferro la man fornita. DESPINA

Kalmte en geen nood! Ziehier een staaltje van mijn kunnen. FIORDILIGI EN DORABELLA

Hij houdt een ijzeren voorwerp in de hand. DESPINA

Questo è quel pezzo di calamita, Pietra Mesmerica ch’ebbe l’origine nell’Alemagna, che poi sì celebre là in Francia fu. (tocca con un pezzo di calamita la testa ai finti infermi e striscia dolcemente i loro corpi per lungo) FIORDILIGI, DORABELLA E DON ALFONSO

Come si muovono, torcono, scuotono! In terra il cranio presto percuotono. DESPINA

Dit is de fameuze magneet, de Mesmerische steen, uitgevonden in Duitsland en later zo beroemd geworden ginds in Frankrijk. (met de magneet raakt hij het hoofd aan van de schijnzieken; daarna strijkt hij ermee langs hun hele lichaam) FIORDILIGI, DORABELLA EN DON ALFONSO

Hoe ze bewegen, wringen, stuiptrekken! Ze vallen nog op hun schedel. DESPINA

Ah, lor la fronte tenete su. FIORDILIGI E DORABELLA

Eccoci pronte! DESPINA

Ach, houd ze toch even bij hun hoofd vast. FIORDILIGI EN DORABELLA

Tot uw dienst! DESPINA

Tenete forte.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Goed vastklemmen! Sterkte!

95


Coraggio! Or liberi siete da morte. FIORDILIGI, DORABELLA E DON ALFONSO

Attorno guardano, forze riprendono. Ah, questo medico vale un Perù! FERRANDO E GUGLIELMO

sorgendo in piedi Dove son? Che loco è questo? chi è colui? Color chi sono? Son di Giove innanzi al trono? sei tu Palla o Citerea? Ferrando a Fiordiligi e Guglielmo a Dorabella No, tu sei l’alma mia dea! Ti ravviso al dolce viso e alla man ch’or ben conosco e che sola è il mio tesor. abbracciano le amanti teneramente e bacian loro la mano DESPINA E DON ALFONSO

Sono effetti ancor del tosco; non abbiate alcun timor. FIORDILIGI E DORABELLA

Sarà ver, ma tante smorfie fanno torto al nostro onor. FERRANDO E GUGLIELMO

a Fiordiligi e Dorabella Per pietà, bell’idol mio! Volgi a me le luci liete. FIORDILIGI E DORABELLA

Più resister non poss’io! DESPINA E DON ALFONSO

In poch’ore, lo vedrete, per virtù del magnetismo finirà quel parossismo, torneranno al primo umor. FERRANDO E GUGLIELMO

(Dalla voglia ch’ho di ridere il polmon mi scoppia or or.) Dammi un bacio, o mio tesoro; un sol bacio, o qui mi moro. FIORDILIGI E DORABELLA

Stelle, un bacio? DESPINA E DON ALFONSO

Secondate per effetto di bontate. FIORDILIGI E DORABELLA

Ah, che troppo si richiede da una fida onesta

96

Nu zijt gij uit de dood verlost. FIORDILIGI, DORABELLA EN DON ALFONSO

Ze kijken om zich heen, ze komen op krachten. Ha, die dokter is goud waard! FERRANDO EN GUGLIELMO

veren recht Waar ben ik? Wat is dit voor een plek? Wie is die man? Wie zijn dat? Sta ik voor Jupiters troon? Ben jij Pallas, of Venus? Guglielmo tot Dorabella en Ferrando tot Fiordiligi Nee, jij bent de godin van mijn ziel! Ik herken je zoete gelaat en je hand, die ik nu goed ken, en die mijn schat is, de enige. zij omhelzen de meisjes teder en kussen hun de hand DESPINA EN DON ALFONSO

Wees niet bang: ‘t komt door dat vergif.

FIORDILIGI EN DORABELLA

Allicht, maar al dit gedoe tast onze eer aan.

GUGLIELMO EN FERRANDO

tot Dorabella en tot Fiordiligi In ‘s hemelsnaam, mijn afgodin! Richt je blijde kijkers op mij! FIORDILIGI EN DORABELLA

Ik kan niet langer weerstaan! DESPINA EN DON ALFONSO

Over weinige ogenblikken zult u zien hoe, dankzij het magnetisme, dit paroxisme eindigt en zij zich weer normaal gedragen. FERRANDO EN GUGLIELMO

(Ik kan mijn lachen niet inhouden; mijn longen scheuren haast.) Geef me een kus, o mijn schat: één kus, of ik sterf. FIORDILIGI EN DORABELLA

Hemel, een kus? DESPINA EN DON ALFONSO

Toe nou, wat goedhartigheid! FIORDILIGI EN DORABELLA

Ah, men eist teveel van een trouwe en oprechte

COSÌ FAN TUTTE


amante! Oltraggiata è la mia fede, oltraggiato è questo cor! DESPINA, FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

(Un quadretto più giocondo non si vide in tutto il mondo; quel che più mi fa da ridere è quell’ira e quel furor!) FIORDILIGI E DORABELLA

Disperati, attossicati, ite al diavol quanti siete; tardi inver vi pentirete se più cresce il mio furor!

FERRANDO E GUGLIELMO

(Ma non so se vera o finta sia quell’ira e quel furor, né vorrei che tanto foco terminasse in quel d’amor.) DESPINA E DON ALFONSO

(Ch'io ben so che tanto foco cangerassi in quel d’amor.)

minnares! Men treedt mijn trouw én mijn hart met voeten!

DESPINA, FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

(Nooit was er een vrolijker schouwspel in de hele wereld; wat me het meest aan ‘t lachen brengt, is die woede, die razernij!) FIORDILIGI EN DORABELLA

Wanhopigen, vergiftigden, loopt allebei naar de duivel; je zult het te laat berouwen, als ik razend word! FERRANDO EN GUGLIELMO

(Maar ik weet niet of deze woede, deze razernij, echt is of geveinsd, en ik wil niet dat zoveel vuur en vlam verkeert in liefde.) DESPINA EN DON ALFONSO

(Ik weet zeker dat zoveel vuur en vlam verkeren zal in liefde.)

ATTO SECONDO

TWEEDE BEDRIJF

SCENA PRIMA

SCÈNE 1

Camera. Fiordiligi, Dorabella e Despina.

Een salon. Fiordiligi, Dorabella en Despina.

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

Andate là, che siete due bizzarre ragazze! FIORDILIGI

Oh cospettaccio! Cosa pretenderesti? DESPINA

Geef toe dat u twee vreemde meisjes bent. FIORDILIGI

Wel allemachtig! Wat zou jij willen? DESPINA

Per me nulla. FIORDILIGI

Per chi dunque? DESPINA

Voor mezelf niets. FIORDILIGI

Voor wie dan Wel? DESPINA

Per voi. DORABELLA

Per noi? DESPINA

Voor u. DORABELLA

Voor ons? DESPINA

Per voi. Siete voi donne o no?

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Voor u beiden. Bent u vrouwen, of niet?

97


FIORDILIGI

E per questo? DESPINA

E per questo dovete far da donne. DORABELLA

Cioè? DESPINA

Trattar l’amore en bagatelle. Le occasioni belle non negliger giammai; cangiar a tempo, a tempo esser costanti, coquetizzar con grazia, prevenir la disgrazia sì comune a chi si fida in uomo, mangiar il fico, e non gittare il pomo. FIORDILIGI

Che diavolo! Tai cose falle tu, se n’hai voglia. DESPINA

Io già le faccio. Ma vorrei che anche voi per gloria del bel sesso faceste un po’ lo stesso; per esempio: i vostri Ganimedi son andati alla guerra; infin che tornano, fate alla militare: reclutate. DORABELLA

Il cielo ce ne guardi. DESPINA

Eh, che noi siamo in terra e non in cielo! Fidatevi al mio zelo. Giacchè questi forestieri v’adorano, lasciatevi adorar. Son ricchi, belli, nobili, generosi, come fede fece a voi Don Alfonso; avean coraggio di morire per voi; questi son merti che sprezzare non si denno da giovani qual voi, belle e galanti, Che pon star senza amor, non senza amanti (Par che ci trovin gusto.)

FIORDILIGI

Perbacco, ci faresti far delle belle cose; credi tu che vogliamo favola diventar degli oziosi? Ai nostri cari sposi credi tu che vogliam dar tal tormento?

98

FIORDILIGI

En bijgevolg? DESPINA

En bijgevolg moet u als vrouwen handelen. DORABELLA

Dat wil zeggen? DESPINA

De liefde en bagatelle behandelen mooie kansen nooit laten voorbijgaan; op tijd veranderen, op tijd standvastig zijn, koketteren met gratie, niet wachten tot de man die jij vertrouwt je in de steek laat, de vijg opeten en het appeltje bewaren. FIORDILIGI

Duivelin. Spreek voor jezelf. Als het dat is wat je wilt doen. DESPINA

Ik doe het reeds. Maar ik zou willen dat jullie, ter ere van het mooie geslacht, een beetje hetzelfde doen. Bijvoorbeeld: jullie beider Ganymedes trekken ten oorlog; doe tot hun terugkeer hetzelfde als de militairen:rekruteer! DORABELLA

De hemel behoede ons! DESPINA

Wel, we zijn op aarde, niet in de hemel! Vertrouw mijn inzet. Deze vreemdelingen bewonderen jullie, laat jullie bewonderen! Ze zijn rijk, mooi, nobel, gul, Don Alfonso gaf jullie het bewijs: ze hadden de moed om voor jullie te sterven: kwaliteiten die niet zomaar terzijde worden geschoven door jonge dames zoals jullie, mooi en galant, die zonder liefde maar niet zonder minnaars kunnen leven. (Ik denk dat ze de smaak te pakken krijgen.) FIORDILIGI

Mijn God, je brengt ons op mooie gedachten. Denk je soms dat wij over ieders tong willen gaan? Denk je dat we onze lieve verloofden zo willen kwellen?

COSÌ FAN TUTTE


DESPINA

DESPINA

E chi dice che abbiate a far loro alcun torto? DORABELLA

Non ti pare che sia torto bastante se noto si facesse che trattiamo costor? DESPINA

Wie zegt er dat u hen te kort zou moeten doen?

DORABELLA

Vind je dan niet dat we hun erg te kort doen als bekend raakt dat wij mannen ontvangen?

DESPINA

Anche per questo c’è un mezzo sicurissimo: io voglio sparger fama che vengono da me.

DORABELLA

Chi vuoi che il creda? DESPINA

Ook daarvoor is er een veilige remedie: ik zal ‘t gerucht verspreiden dat ze voor mij komen. DORABELLA

Denk je dat iemand dat gelooft? DESPINA

Oh bella! Non ha forse merto una cameriera d’aver due cicisbei? Di me fidatevi. FIORDILIGI

No, no; son troppo audaci questi tuoi forastieri. Non ebber la baldanza fin di chieder dei baci?

DESPINA

Nog mooier! Heeft een kamermeisje soms niet het recht er twee vrijers op na te houden? Vertrouw op mij. FIORDILIGI

Nee, nee: jouw twee vreemdelingen zijn al te ondernemend. Hadden ze niet het lef om kusjes te vragen? DESPINA

(Che disgrazia!) Io posso assicurarvi che le cose che han fatto furo effetti del tossico che han preso: convulsioni, deliri, follie, vaneggiamenti; ma or vedrete come son discreti, manierosi, modesti e mansueti. Lasciateli venir.

DORABELLA

E poi? DESPINA

(Een verschrikking!) Ik kan u de verzekering geven dat ze handelden onder invloed van ‘t vergif dat ze geslikt hadden: stuiptrekkingen, ijlkoorts, waanzin, zinsbegoocheling. Maar nu zult u zien hoe discreet, goed­ gemanierd, bescheiden en zacht ze zijn. Ontbied ze maar. DORABELLA

En dan? DESPINA

E poi? Caspita, fate voi. (L’ho detto che cadrebbero.) FIORDILIGI

Cosa dobbiamo far? DESPINA

En dan? Verdorie, red u uit de slag! (‘k Zei het al, dat ze zouden bezwijken.) FIORDILIGI

Wat staat ons te doen? DESPINA

Quel che volete. Siete d’ossa e di carne, o cosa siete? NO. 19 ARIA

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Wat u zelf wil. Bent u van vlees en bloed, of niet soms? NR. 19 ARIA

99


DESPINA

DESPINA

Una donna a quindici anni dee saper ogni gran moda, dove il diavolo ha la coda, cosa è bene e mal cos’è; dee saper e maliziette che innamorano gli amanti finger riso, finger pianti, inventar i bei perché. Dee in un momento dar retta a cento; colle pupille parlar con mille, dar speme a tutti, sien belli, o brutti, saper nascondersi senza confondersi, senza arrossire saper mentire e, qual regina dall’alto soglio, Col ‘posso e voglio’ farsi ubbidir. (Par ch’abbian gusto di tal dottrina; viva Despina che sa servir.) parte

Met vijftien moet ‘n meisje weten waar Abraham de mosterd haalt: waar je de duivel op z’n staart trapt, wat goed en kwaad is; zij moet de trucjes kennen die verliefd maken, kunnen doen alsof zij lacht of huilt, smoesjes weten te verzinnen. Tegen één kans moet zij er honderd afwegen, met d’r ogen spreken tot duizend mannen, ze allen, mooi of lelijk, hoop geven, weten te veinzen zonder blikken en zonder blozen weten te liegen, en, als een koningin, vanop haar troon, met een ‘ik wil en ik kan’ zich doen gehoorzamen. (Ze schijnen smaak te krijgen in deze leer: leve Despina, die weet wat er van hun dienst is.) af

SCENA SECONDA Fiordiligi e Dorabella.

SCÈNE 2 Fiordiligi en Dorabella.

RECITATIVO

RECITATIEF

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Sorella, cosa dici? DORABELLA

Io son stordita dallo spirto infernal di tal ragazza. FIORDILIGI

Ma credimi: è una pazza. Ti par che siamo in caso di seguir suoi consigli? DORABELLA

Oh certo, se tu pigli pel rovescio il negozio. FIORDILIGI

Anzi io lo piglio per il suo vero dritto: non credi tu delitto per due giovani omai promesse spose il far di queste cose? DORABELLA

Ella non dice che facciamo alcun mal. FIORDILIGI

È mal che basta il far parlar di noi! DORABELLA

Quando si dice che vengon per Despina!

100

Wat zeg jij, zusje? DORABELLA

Ik sta versteld van dat meisje haar diabolische geest. FIORDILIGI

Die meid is dol: geloof me. Denk jij dat we haar raad kunnen volgen? DORABELLA

Jazeker, als je de keerzijde van de medaille bekijkt. FIORDILIGI

Integendeel, ik bekijk de voorzijde: acht jij het niet misdadig voor twee verloofde meisjes om zoiets te doen? DORABELLA

Zij zegt dat we geen kwaad doen. FIORDILIGI

We doen al kwaad genoeg als we ons in opspraak brengen. DORABELLA

Als de mensen zeggen dat ze voor Despina komen!

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

Oh, tu sei troppo larga di coscienza! E che diranno gli sposi nostri? DORABELLA

Nulla; o non sapran l’affare, ed è tutto finito, o sapran qualche cosa, e allor diremo che vennero per lei. FIORDILIGI

Ma i nostri cori? DORABELLA

Restano quel che sono; per divertirsi un poco, e non morire dalla malinconia. non si manca di fè, sorella mia. FIORDILIGI

Questo è ver. DORABELLA

Dunque? FIORDILIGI

Dunque fa un po’ tu; ma non voglio aver colpa se poi nasce un imbroglio. DORABELLA

Che imbroglio nascer deve con tanta precauzion? Per altro, ascolta, per intenderci bene: qual vuoi sceglier per te de’ due Narcisi? FIORDILIGI

Decidi tu, sorella. DORABELLA

Io già decisi.

FIORDILIGI

O, jij hebt een wat te rekbaar geweten! En wat zullen onze verloofden zeggen? DORABELLA

Niets: ofwel weten ze er niets van en dan is alles in orde, ofwel weten ze iets, en dan zeggen wij dat ze voor haar kwamen. FIORDILIGI

En ons eigen hart? DORABELLA

… blijft wat het was. ‘t Is niet omdat we ons wat vermaken om niet weg te kwijnen, zusje, dat we ons gegeven woord breken. FIORDILIGI

Dat is waar. DORABELLA

Dus? FIORDILIGI

Doe jij wat je niet laten kunt, maar ik wil de schuld niet krijgen als er narigheid van komt. DORABELLA

Welke narigheid kan er van komen na zoveel voorzorg? Overigens, luister ‘s, dat we mekaar goed verstaan: wie van die twee Narcissussen wil jij? FIORDILIGI

Kies jij maar, zusje. DORABELLA

Ik heb al gekozen.

NO. 20 DUETTO

NR. 20 DUET

DORABELLA

DORABELLA

Prenderò quel brunettino, che più lepido mi par. FIORDILIGI

Ed intanto io col biondino vo’ un po’ ridere e burlar. DORABELLA

Scherzosetta, ai dolci detti io di quel risponderò.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Ik neem die met z’n bruine haar: ‘t lijkt me de pittigste. FIORDILIGI

Ik zal intussen ‘n beetje lachen en wat gekscheren met die blonde. DORABELLA

Ik zal schalks antwoorden op zijn zoete woordjes.

101


FIORDILIGI

FIORDILIGI

Sospirando, i sospiretti io dell’altro imiterò.

DORABELLA

En ik zal zuchtend de zuchten van de andere nabootsen. DORABELLA

Mi dirà: ‘Ben mio, mi moro!’ FIORDILIGI

Hij zal zeggen :’Mijn lief, ik sterf!’ FIORDILIGI

Mi dirà: ‘Mio bel tesoro!’ FIORDILIGI E DORABELLA

Ed intanto che diletto, che spassetto io proverò!

En hij :’Mijn schone schat!’ FIORDILIGI EN DORABELLA

En wat een pret zal ik intussen hebben, wat een lol!

SCENA TERZA Le suddette e Don Alfonso.

SCÈNE 3 De boven genoemden en Don Alfonso.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Ah, correte al giardino, le mie care ragazze! Che allegria! Che musica! Che canto! Che brillante spettacolo! Che incanto! Fate presto, correte! DORABELLA

O, vlug naar de tuin, lieve meisjes, welk plezier, welke muziek, welk gezang, welk briljant spektakel! Welke verrukking! Vlug, ren! DORABELLA

Che diamine esser può? DON ALFONSO

Wat voor de duivel is er aan de hand? DON ALFONSO

Tosto vedrete. Partono

Jullie zullen het dadelijk zien. af

SCENA QUARTA Giardino alla riva del mare con sedili d’erba e due tavolini di pietra. Alla sponda, una barca ornata di fiori. Ferrando e Guglielmo, con suonatori e cantanti nella barca; Despina nel giardino; Fiordiligi e Dorabella, accompagnate da Don Alfonso, vengono da una lato. Servi riccamente vestite, ecc.

SCÈNE 4 Een lusttuin aan zee, met gazonzitjes en twee stenen tafeltjes. Op het strand een boot met bloemen versierd. Ferrando en Guglielmo in de boot, tezamen met muzikanten en zangers; Despina in de tuin; Fiordiligi en Dorabella komen van opzij, in het gezelschap van Don Alfonso. Dienstpersoneel in feestelijke livrei.

NO. 21 DUETTO (CON CORO)

NR. 21 DUET (MET KOOR)

FERRANDO E GUGLIELMO

FERRANDO EN GUGLIELMO

Secondate, aurette amiche, secondate i miei desiri, e portate i miei sospiri alla dea di questo cor. Voi, che udiste mille volte Il tenor delle mie pene, ripetete al caro bene tutto quel che udiste allor. CORO

Secondate, aurette amiche, il desir di sì

102

Begunstigt, liefelijke briesjes, het verlangen van een zo edel hart en brengt mijn zuchten naar mijn hartsgodin. Gij die duizendmaal de redenen gehoord hebt van mijn smart herhaalt voor mijn geliefde al wat gij toen gehoord hebt.

KOOR

Begunstigt, liefelijke briesjes, het verlangen

COSÌ FAN TUTTE


bel cor.

van een zo edel hart.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

ai servi che portano bacili con fiori Il tutto deponete sopra quei tavolini, e nella barca ritiratevi, amici. FIORDILIGI E DORABELLA

Cos’è tal mascherata? DESPINA

tot de bedienden die vazen met bloemen aandragen Zet alles op deze kleine tafeltjes, en gaat terug naar de boot, mijn vrienden. FIORDILIGI EN DORABELLA

Wat betekent deze maskerade? DESPINA

Animo, via, coraggio: avete perso l’uso della favella? la barca s’allontana dalla sponda FERRANDO

Io tremo e palpito dalla testa alle piante. GUGLIELMO

Amor lega le membra a vero amante. DON ALFONSO

alle done Da brave, incoraggiateli. FIORDILIGI

agli amanti Parlate. DORABELLA

Liberi dite pur quel che bramate. FERRANDO

Madama! GUGLIELMO

Anzi, Madame! FERRANDO

Parla pur tu. GUGLIELMO

No, no, parla pur tu. DON ALFONSO

Oh, cospetto del diavolo! Lasciate tali smorfie del secolo passato. Despinetta, terminiam questa festa; fa tu con lei, quel ch’io farò con questa. prendendo per mano Dorabella

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Toe nou, sterkte! Moed! Hebt u uw tong verloren? de boot vaart af FERRANDO

Ik beef en tril van top tot teen.

GUGLIELMO

De liefde boeit de tong en de ledematen. DON ALFONSO

tot de vrouwen Wees aardig: moedig hen wat aan. FIORDILIGI

tot de vrijers Spreek. DORABELLA

Zegt u vrijuit wat u wenst. FERRANDO

Mevrouw... GUGLIELMO

Of liever: mevrouwen... FERRANDO

Spreek jij maar. GUGLIELMO

Nee, nee: spreek jij. DON ALFONSO

Ah, verduiveld! Lààt die maniertjes uit de vorige eeuw. Despinaatje, dit grapje duurt te lang: doe jij met haar wat ik met deze doe. hij neemt Dorabella bij de hand

103


NO. 22 QUARTETTO

NR. 22 KWARTET

DON ALFONSO

DON ALFONSO

La mano a me date, movetevi un po’! agli amanti Se voi non parlate, per voi parlerò. Perdono vi chiede un schiavo tremante; v’offese, lo vede, ma solo un istante; or pena, ma tace... FERRANDO E GUGLIELMO

Tace...

Geef me je hand, kom ‘s tot leven! tot de vrijers Als jullie niet spreken, zal ik voor jullie spreken: een bevende slaaf smeekt om vergiffenis; hij heeft u beledigd, ziet hij, in een onbewaakt ogenblik; nu lijdt hij in stilte... FERRANDO EN GUGLIELMO

In stilte...

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Or lasciavi in pace... FERRANDO E GUGLIELMO

In pace...

Nu laat hij u met rust... FERRANDO EN GUGLIELMO

Met rust...

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Non può quel che vuole, vorrà quel che può.

FERRANDO E GUGLIELMO

Non può quel che vuole, vorrà quel che può.

DON ALFONSO

Hij kan krijgen wat hij wil: hij zal willen wat hij krijgt. FERRANDO EN GUGLIELMO

Hij kan niet krijgen wat hij wil: hij zal willen wat hij krijgt. DON ALFONSO

Su, via rispondete; guardate e ridete?

DESPINA

Toe, vooruit, antwoord! Jullie kijken toe en lachen? DESPINA

Per voi la risposta a loro darò. alle signore Quello che è stato, è stato, scordiamci del passato. Rompasi omai quel laccio, segno di servitù. A me porgete il braccio, né sospirate più. DESPINA E DON ALFONSO

(Per carità, partiamo; quel che san far veggiamo. Le stimo più del diavolo s’ora non cascan giù.) partono

Ik zal in uw plaats antwoorden. tot haar meesteressen Wat voorbij is, is voorbij: de spons erover. Voortaan zij deze band, teken van slavernij, verbroken. Geef me uw arm: zucht niet meer. DESPINA EN DON ALFONSO

(Laten we nu maar weggaan: ‘s zien wat zij kunnen. Deze meisjes zijn de duivel te slim af, als ze nu niet bezwijken.) beiden af

SCENA QUINTA Guglielmo al braccio di Dorabella. Ferrando e Fiordiligi senza darsi braccio. fanno una piccola scena muta guardandosi, sospirando, ridendo RECITATIVO

104

SCÈNE 5 Guglielmo met Dorabella arm in arm. Ferrando en Fiordiligi, afzonderlijk. spelen een kleine scène: laten steelse blikken vallen, zuchten, lachen RECITATIEF

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

Oh che bella giornata! FERRANDO

Caldetta anzi che no. DORABELLA

Che vezzosi arboscelli! GUGLIELMO

Certo, certo, son belli; han più foglie che frutti. FIORDILIGI

Quei viali come sono leggiadri! Volete passeggiar? FERRANDO

Son pronto, o cara, ad ogni vostro cenno. FIORDILIGI

Troppa grazia! FERRANDO

a Guglielmo, nel passare Eccoci alla gran crisi! FIORDILIGI

Cosa gli avete de FERRANDO

Eh, gli raccomandai di divertirla bene. DORABELLA

Passeggiamo anche noi. GUGLIELMO

Come vi piace. Ahimè! passeggiano. Dopo un momento di silenzio DORABELLA

Che cosa avete? GUGLIELMO

Io mi sento sì male, Sì male, anima mia, Che mi par di morire. DORABELLA

(Non otterrà nientissimo.) Saranno rimasugli del velen che beveste. GUGLIELMO

con fuoco

WOLFGANG AMADEUS MOZART

FIORDILIGI

0, wat een mooie dag! FERRANDO

En niet fris: eerder warm. DORABELLA

Welke fraaie struiken! GUGLIELMO

Zeker, zeker: fraai zijn ze; ze dragen meer bladeren dan vruchten. FIORDILIGI

Wat zijn deze dreven een lust voor het oog! Zin in een wandelingetje? FERRANDO

Ik vlieg, lieve, op uw wenken. FIORDILIGI

U bent al te aardig! FERRANDO

tot Guglielmo, in het voorbijgaan Het moment van de waarheid! FIORDILIGI

Wat heb je hem gezegd? FERRANDO

Eh … Ik rade hem aan haar goed te amuseren. DORABELLA

Laten we ook gaan wandelen. GUGLIELMO

Zoals u wilt. Ojee! zij gaan wandelen, na een ogenblik stilte DORABELLA

Wat hebt u? GUGLIELMO

Ik voel me zo naar, zo naar, mijn zielsgeliefde: alsof ik dood zou gaan! DORABELLA

(Dit brengt hem geen stap verder.) Het zijn waarschijnlijk nawerkingen van het gif dat u dronk. GUGLIELMO

vurig

105


Ah, che un veleno assai più forte io bevo in que sti crudi e focosi mongibelli amorosi!

DORABELLA

Sarà veleno calido; fatevi un poco fresco. GUGLIELMO

Ingrata, voi burlate ed intanto io mi moro. (Son spariti; Dove diamin son iti?) DORABELLA

Eh via, non fate. GUGLIELMO

Io mi moro, crudele, e voi burlate? DORABELLA

Io burlo? Io burlo? GUGLIELMO

Dunque datemi qualche segno, anima bella, della vostra pietà. DORABELLA

Due, se volete! Dite quel che far deggio e lo vedrete. GUGLIELMO

(Scherza, o dice davvero?) Questa picciola offerta d’accettare degnatevi. DORABELLA

Un core? GUGLIELMO

Un core: è simbolo di quello ch’arde, languisce e spasima per voi. DORABELLA

(Che dono prezioso!) GUGLIELMO

L’accettate? DORABELLA

Crudele, di sedur non tentate un cor fedele. GUGLIELMO

(La montagna vacilla; mi spiace, ma impegnato

106

Ah, hoeveel sterker is het gif dat ik uit uw ogen drink, deze wrede en vurige liefdeskraters. DORABELLA

Dat moet een heet vergif zijn: ga vlug een luchtje scheppen. GUGLIELMO

Harteloze, u spot terwijl ik sterf. (Ze zijn verdwenen, waar verduiveld zijn ze gebleven?) DORABELLA

Bedenk u dan. GUGLIELMO

Ik sterf, harteloze terwijl u spot? DORABELLA

Spotten, ik? Spotten? GUGLIELMO

Geef me dan een of ander blijk, mooie zielsbeminde, van uw medelijden. DORABELLA

Twee zelfs, als u wil! Zeg me wat ik moet doen, en u zult het zien. GUGLIELMO

(Schertst ze, of spreekt ze in ernst?) U gelieve dit presentje te accepteren. DORABELLA

Een hart? GUGLIELMO

Een hart: symbool van hem die van verlangen naar u brandt, wegkwijnt, popelt. DORABELLA

(Wat een kostbaar geschenk!) GUGLIELMO

Accepteert u het? DORABELLA

Wreedaard, probeer niet een trouw hart te verleiden! GUGLIELMO

(De berg wankelt; het spijt me, maar mijn soldateneer

COSÌ FAN TUTTE


è l’onor di soldato.) a Dorabella V’adoro! DORABELLA

Per pietà! GUGLIELMO

Son tutto vostro! DORABELLA

Oh Dei! GUGLIELMO

Cedete, o cara! DORABELLA

Mi farete morir. GUGLIELMO

Morremo insieme, amorosa mia speme. L’accettate? DORABELLA

con un sospiro L’accetto. GUGLIELMO

(Infelice Ferrando!) Oh che diletto!

staat op het spel.) tot Dorabella Ik aanbid u! DORABELLA

In vredesnaam! GUGLIELMO

Ik ben helemaal van u! DORABELLA

O goden! GUGLIELMO

Geef toe, lieveling! DORABELLA

U wilt me doen sterven. GUGLIELMO

We zullen samen sterven, o mijn hoop, mijn al! Accepteert u het? DORABELLA

zuchtend Ik accepteer. GUGLIELMO

(Arme Ferrando!) O, wat zalig!

NO. 23 DUETTO

NR. 23 DUET

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Il core vi dono, bell’idolo mio; ma il vostro vo’ anch’io: via, datelo a me. DORABELLA

Mel date, lo prendo, ma il mio non vi rendo; invan mel chiedete, più meco ei non è.

Mijn hart schenk ik u, mijn mooie idool; maar ik verlang ook het uwe: toe, geef het me. DORABELLA

U schenkt het me: ik neem het. Maar ‘t mijne geef ik niet; vergeefs vraagt u ‘t me: het is niet meer bij mij.

GUGLIELMO

Se teco non l’hai, perchè batte qui?

GUGLIELMO

Als je ‘t niet meer bij je hebt, hoe klopt het hier dan? DORABELLA

Se a me tu lo dai, che mai balza lì?

DORABELLA

Als jij me ‘t jouwe schonk, wat popelt hier dan zo? DORABELLA E GUGLIELMO

È il mio cuoricino che più non è meco; ei venne a star teco, ei batte così.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

DORABELLA EN GUGLIELMO

‘t Is mijn hartje dat niet meer bij mij is, dat bij jou is komen wonen, en zo popelt.

107


GUGLIELMO

GUGLIELMO

vuol mettere il cuore dove ha il ritratto dell’amante Qui lascia che il metta. DORABELLA

wil het medaillon met het portret van haar verloofde vervangen door het hart Laat me het hier hangen. DORABELLA

Ei qui non può star. GUGLIELMO

Daar? Onmogelijk. GUGLIELMO

T’intendo, furbetta. le torce dolcemente la faccia dall’altra parte, le cava il ritratto e vi mette il cuore

DORABELLA

Ik snap het al, sluwe meid. met zachte aandrang duwt hij haar hoofd naar de andere kant, neemt het portret en hangt het hart in de plaats DORABELLA

Che fai?

Wat doe je?

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Non guardar.

Niet kijken.

DORABELLA

DORABELLA

(Nel petto un Vesuvio d’avere mi par!)

GUGLIELMO

(‘t Is alsof er in mijn boezem een Vesuvius huist.) GUGLIELMO

(Ferrando meschino! Possibil non par.) L’occhietto a me gira. DORABELLA

(Arme Ferrando! Is ‘t mogelijk?) Wend je blik naar mij. DORABELLA

Che brami?

Wat wens je?

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Rimira, se meglio può andar. DORABELLA E GUGLIELMO

Oh, cambio felice di cori e d’affetti! Che nuovi diletti, che dolce penar! partono abbracciati

Kijk ‘s of dit je beter staat. DORABELLA EN GUGLIELMO

O gelukkige ruil van harten en gevoelens! Welke nieuwe geneugten! Welke zoete smart! beiden omstrengeld af

SCENA SESTA Entra Fiordiligi agitata, seguita da Ferrando.

SCÈNE 6 Een opgewonden Fiordiligi verschijnt, gevolgd door Ferrando.

RECITATIVO

RECITATIEF

FERRANDO

FERRANDO

Barbara! Perché fuggi? FIORDILIGI

Ho visto un aspide, un' idra, un basilisco! FERRANDO

Ah, crudel, ti capisco!

108

Hardvochtige! Waarom vlucht je? FIORDILIGI

Ik zag een adder, een waterslang, een koningshagedis! FERRANDO

Ah, harteloze, ik begrijp het!

COSÌ FAN TUTTE


L’aspide, l’idra, il basilisco e quanto i libici deserti han di più fiero in me solo tu vedi. FIORDILIGI

De adder, de waterslang, de koningshagedis en al wat in de Libische woestijnen aan ondieren schuilt, zie je alleen in mij. FIORDILIGI

È vero, è vero! Tu vuoi tormi la pace. FERRANDO

Het is waar, het is waar! Jij wil me van mijn gemoedsrust beroven. FERRANDO

Ma per farti felice. FIORDILIGI

Om je gelukkig te maken. FIORDILIGI

Cessa di molestarmi! FERRANDO

Val me niet langer lastig! FERRANDO

Non ti chiedo che un guardo. FIORDILIGI

Ik verlang slechts één oogopslag. FIORDILIGI

Partiti!

Ga weg!

FERRANDO

FERRANDO

Non sperarlo, se pria gli occhi men fieri a me non giri. O ciel! Ma tu mi guardi e poi sospiri?

Geen denken aan, als je me niet eerst met minder harde ogen aankijkt. O, hemel! Maar je bekijkt me en zucht?

NO. 24 ARIA

NR. 24 ARIA

FERRANDO

FERRANDO

Ah, lo veggio: quell’anima bella al mio pianto resister non sa; non è fatta per esser rubella agli affetti di amica pietà. In quel guardo, in quei cari sospiri dolce raggio lampeggia al mio cor: già rispondi a’ miei caldi desiri, già tu cedi al più tenero amor. Ma tu fuggi, spietata, tu taci ed invano mi senti languir? Ah, cessate, speranze fallaci: la crudel mi condanna a morir. parte

Ah, ik zie het: deze trouwe ziel is niet opgewassen tegen mijn tranen. Zij is niet geschapen om te weerstaan aan innig medeleven met een vriend. Deze blik, dit diepe zuchten doen een zachte twinkeling van hoop ontstaan in mijn hart. Reeds beantwoord je mijn vurig verlangen, reeds geef je je over aan mijn innige liefde! Ah, ik zie het: deze trouwe ziel, enz. Maar je vlucht, meedogenloze, je zwijgt en tevergeefs hoor je me lijden? Ah, stop, valse hoop, de wreedaardige vrouw veroordeelde me tot de dood. Ferrando gaat af

SCENA SETTIMA

SCÈNE 7

RECITATIVO

RECITATIEF

FIORDILIGI

FIORDILIGI

sola Ei parte... senti... ah no! Partir si lasci, si tolga ai sguardi miei l’infausto oggetto della mia debolezza. A qual cimento il barbaro mi pose! Un premio è questo ben dovuto a mie colpe! in tale istante dovea di nuovo amante

WOLFGANG AMADEUS MOZART

alleen Hij gaat weg... Luister... Ach, nee! Laat hem maar gaan, dat het noodlottig voorwerp van mijn zwakheid zich aan mijn blikken onttrekt! Aan welk gevaar stelde die hardvochtige me bloot! Dit is ‘t verdiende loon voor mijn schuldige handelswijze! Moest ik in deze

109


i sospiri ascoltar? L’altrui querele dovea volger in gioco? Ah, questo core a ragione condanni, o giusto amore! Io ardo e l’ardor mio non è più effetto d’un amor virtuoso; è smania, affanno, rimorso, pentimento, leggerezza, perfidia e tradimento!

omstandigheden het gesmeek aanhoren van een nieuwe vrijer? Moest ik met andermans ongeluk een spelletje spelen? Ach, terecht veroordeelt gij dit hart, gerechte liefde! Ik word verteerd door vuur, niet van een reine liefde: ‘t is kwel en kommer, wroeging, berouw, lichtzinnigheid, verdorvenheid, verraad!

NO. 25 RONDO

NR. 25 RONDO

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Per pietà, ben mio, perdona all’error d’un alma amante; fra quest’ombre e queste piante sempre ascoso, oh Dio, sarà. Svenerà quest’empia voglia l’ardir mio, la mia costanza, perderà la rimembranza che vergogna e orror mi fa. A chi mai mancò di fede questo vano ingrato cor? Si dovea miglior mercede, caro bene, al tuo candor! parte

Heb medelijden, liefste, vergeef de dwaling van een liefhebbende ziel: tussen deze struiken en hun schaduw zal zij zich steeds, o God, verbergen. Mijn moed, mijn trouw zullen het halen op deze vuige begeerte en de herinnering wegwissen die me schaamte inboezemt en afschuw. Want aan wie was dit ijdele, ondankbare hart ontrouw? Jouw puurheid verdiende beter, lieveling! af

SCENA OTTAVA Ferrando e Guglielmo

SCÈNE 8 Ferrando en Guglielmo.

RECITATIVO

RECITATIEF

FERRANDO

FERRANDO

lietissimo Amico, abbiamo vinto! GUGLIELMO

Un ambo o un terno? FERRANDO

Una cinquina, amico; Fiordiligi è la modestia in carne. GUGLIELMO

Nientemeno? FERRANDO

Nientissimo; sta attento e ascolta come fu. GUGLIELMO

T’ascolto, di’ pur su. FERRANDO

Pel giardinetto, come eravam d’accordo, a passeggiar mi metto;

110

uitgelaten Vriend, we hebben gewonnen! GUGLIELMO

Dubbel of driedubbel? FERRANDO

Vijfdubbel, vriend: Fiordiligi is de vlees geworden zedigheid. GUGLIELMO

Niets minder? FERRANDO

Niets minder: luister goed hoe ‘t eraan toeging. GUGLIELMO

Ik luister: spreek op, snel. FERRANDO

Ik begin, zoals afgesproken door de tuin te kuieren; ik geef haar een arm, we praten

COSÌ FAN TUTTE


le dò il braccio, si parla di mille cose indifferenti, alfine viensi all’amor. GUGLIELMO

Avanti. FERRANDO

Fingo labbra tremanti, fingo di pianger, fingo di morir al suo piè. GUGLIELMO

Bravo assai per mia fè! Ed ella? FERRANDO

Ella da prima ride, scherza, mi burla. GUGLIELMO

E poi? FERRANDO

E poi finge di impietosirsi. GUGLIELMO

Oh cospettaccio! FERRANDO

Alfin scoppia la bomba: pura come colomba al suo caro Guglielmo ella si serba: mi discaccia superba, mi maltratta, mi fugge, testimonio rendendomi e messaggio che una femmina ell’è senza paraggio. GUGLIELMO

Bravo tu, bravo io brava la mia Penelope! Lascia un po’ ch’io ti abbracci per sì felice augurio, o mio fido Mercurio! FERRANDO

E la mia Dorabella? Come s’è diportata? Ah, non ci ho neppur dubbio. con trasporto Assai conosco quella sensibil alma. GUGLIELMO

Eppur un dubbio, parlandoti a quattr’occhi,

WOLFGANG AMADEUS MOZART

over koetjes en kalfjes, en ten slotte hebben wij ‘t over de liefde.

GUGLIELMO

Ga door. FERRANDO

Ik doe alsof mijn lippen trillen, ik doe alsof ik huil, ik doe alsof ik aan haar voeten sterf. GUGLIELMO

Bravo: dat is kunnen! En zij? FERRANDO

Zij lacht eerst, schertst en spot met me. GUGLIELMO

En daarna? FERRANDO

En daarna veinst ze medelijden. GUGLIELMO

Verrek nog aan toe! FERRANDO

Tenslotte barst de bom; trouw als een duif houdt ze ‘t bij haar geliefde Guglielmo: trots jaagt ze me weg, zij scheldt me uit, ontvlucht me, maakt me tot getuige en bode van een vrouw zonder gelijke. GUGLIELMO

Bravo voor jou, voor mij en voor mijn Penelope! Sta toe dat ik je omhels om deze blijde boodschap, o mijn trouwe Mercurius! FERRANDO

En mijn Dorabella? Hoe deed zij het? O, ik twijfel al evenmin aan haar! in vervoering Ik ken haar gevoelige ziel maar al te goed. GUGLIELMO

En nochtans, onder vier ogen —

111


non saria mal, se tu l’avessi. FERRANDO

Come? GUGLIELMO

Dico così per dir! (Avrei piacere d’indorargli la pillola.) FERRANDO

Stelle! Cesse ella forse alle lusinghe tue? Ah, s’io potessi sospettarlo soltanto! GUGLIELMO

È sempre bene il sospettare un poco in questo mondo. FERRANDO

Eterni dei! Favella! A foco lento non mi far qui morir: ma no, tu vuoi prenderti meco spasso; ella non ama, non adora che me. GUGLIELMO

Certo! Anzi in prova di suo amor, di sua fede, questo bel ritrattino ella mi diede. FERRANDO

furente Il mio ritratto! Ah, perfida! vuol partire GUGLIELMO

Ove vai? FERRANDO

A trarle il cor dal scellerato petto e a vendicar il mio tradito affetto. GUGLIELMO

Fermati! FERRANDO

risoluto No, mi lascia! GUGLIELMO

Sei tu pazzo? Vuoi tu precipitarci per una donna che non val due soldi? (Non vorrei che facesse qualche corbelleria!) FERRANDO

Numi! Tante promesse,

112

een beetje twijfel zou je niet misstaan. FERRANDO

Wat bedoel je? GUGLIELMO

Bij manier van spreken! (Ik zou de pil wat willen vergulden.) FERRANDO

Hemel, zou ze bezweken zijn voor zijn charmes? Ah, als ik alleen al iets vermoedde! GUGLIELMO

Vermoeden is nooit slecht in deze wereld.

FERRANDO

Eeuwige Goden, spreek; Martel me niet langer boven een klein vuurtje; maar neen, je wilt met mij de draak steken. Mij alleen heeft ze lief, aanbidt ze. GUGLIELMO

Jazeker! En als bewijs van haar liefde, van haar trouw, schonk ze me dit fraaie portretje. FERRANDO

laaiend Mijn portret! Ah, trouweloze! hij wil weggaan GUGLIELMO

Waarheen? FERRANDO

Haar ‘t hart uit de verdorven boezem rukken en wraak nemen over mijn verraden liefde. GUGLIELMO

Blijf! FERRANDO

vastbesloten Nee, laat me los! GUGLIELMO

Ben je gek? Wil je je in ‘t verderf storten voor een vrouw die niet eens drie stuivers waard is? (Ik zou niet willen dat hij stommiteiten doet.) FERRANDO

Goden! Zoveel beloften

COSÌ FAN TUTTE


e lagrime, e sospiri, e giuramenti, in sì pochi momenti come l’empia obliò? GUGLIELMO

en tranen, zuchten, en dure eden; hoe heeft de meinedige dat alles in zo korte tijd vergeten? GUGLIELMO

Per bacco, io non lo so. FERRANDO

Voor de duivel, ik weet het niet. FERRANDO

Che fare or deggio? A qual partito, a qual idea m’appiglio? Abbi di me pietà, dammi consiglio. GUGLIELMO

Wat nu? Aan welk plan, welk idee klamp ik me vast? Heb medelijden: geef me raad. GUGLIELMO

Amico, non saprei qual consiglio a te dar. FERRANDO

Vriend, ik zou niet weten welke raad ik je kan geven. FERRANDO

Barbara! Ingrata! In un giorno! In poch’ore! GUGLIELMO

Harteloze! Ondankbare! Na één dag! In een paar uren! GUGLIELMO

Certo un caso quest’è da far stupore.

Ja, ‘t is een verbazingwekkende toestand.

NO. 26 ARIA

NR. 26 ARIA

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Donne mie, la fate a tanti, che, se il ver vi deggio dir, se si lagnano gli amanti li comincio a compatir. Io vo’ bene al sesso vostro, lo sapete, ognun lo sa; ogni giorno ve lo mostro, vi do segno (marche) d’amistà. Ma quel farla a tanti e tanti, m’avvilisce in verità. Mille volte il brando presi per salvar il vostro onor; mille volte vi difesi colla bocca e più col cor. Ma quel farla a tanti e tanti è un vizietto seccator. Siete vaghe, siete amabili, più tesori il ciel vi die e le grazie vi circondano dalla testa fino ai piè. Ma la fate a tanti e tanti che credibile non è, che, se gridano gli amanti, hanno certo un gran perché. parte

SCENA NONA Ferrando solo, poi Don Alfonso e Guglielmo

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Lieve dames, jullie nemen zoveel mannen bij de neus dat ik, om de waarheid te zeggen, wanneer de minnaars klagen, begin mee te voelen. Ik ben jullie geslacht goedgezind: dat weet je, dat weet iedereen; alle dagen bewijs ik het, betoon ik jullie mijn vriendschap. Maar dat jullie zoveel mannen bij de neus nemen, ontmoedigt me, waarachtig! Duizend keren greep ik naar de wapens om jullie eer te redden, duizend keren verdedigde ik jullie met het woord en meer nog met het hart. Maar dat jullie zovele, vele mannen bij de neus nemen is een ergerlijke gewoonte. Jullie zijn mooi, jullie zijn aangenaam gezelschap, de hemel schonk jullie vele schatten en de gratiën begeleiden jullie van hoofd tot voeten. Maar jullie nemen zovele, vele mannen bij de neus, dat het ongelooflijk is. Dat, als de minnaars weeklagen, ze daar maar al te goede redenen voor hebben. af SCENA 9 Ferrando, alleen, en daarna Don Alfonso en

113


che parlano in fondo.

Guglielmo, op de achtergrond.

RECITATIVO

RECITATIEF

FERRANDO

FERRANDO

In qual fiero contrasto, in qual disordine di pensieri e di affetti io mi ritrovo! Tanto insolito e novo è il caso mio che non altri, non io basto per consigliarmi... Alfonso, Alfonso, quanto rider vorrai della mia stupidezza! Ma mi vendicherò, saprò dal seno cancellar quell’iniqua... Cancellarla? Troppo, oh Dio, questo cor per lei mi parla.

In welke wrede verscheurdheid, in welke chaos van gedachten en gevoelens word ik gestort! Zo ongewoon en nieuw is mijn toestand dat ik geen raad weet, dat niemand me raad kan geven... Alfonso, Alfonso, wat zul jij lachen met mijn dwaasheid! Maar ik zal me wreken, ik zal dat vuige schepsel uit mijn hart weten te bannen... Bannen? Al te zeer, o God, spreekt dit hart voor haar ten beste.

NO. 27 CAVATINA

NR. 27 CAVATINA

FERRANDO

FERRANDO

Tradito, schernito, dal perfido cor, io sento che ancora quest’alma l’adora, io sento per essa le voci d’amor.

Verraden, voor de aap gehouden door dat verdorven wezen, voel ik dat mijn ziel haar nog steeds aanbidt, hoor ik voor haar de stemmen van de liefde pleiten.

RECITATIVO

RECITATIEF

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Bravo, questa è costanza. FERRANDO

Andate, o barbaro; per voi misero sono. DON ALFONSO

Via, se sarete buono vi tornerò l’antica calma. Udite: mostrando Guglielmo Fiordiligi a Guglielmo si conserva fedel e Dorabella infedel a voi fu. FERRANDO

Per mia vergogna. GUGLIELMO

Caro amico, bisogna far delle differenze in ogni cosa; ti pare che una sposa mancar possa a un Guglielmo? Un picciol calcolo, non parlo per lodarmi, se facciamo tra noi … tu vedi, amico, che un poco più di merto...

114

Bravo! Dat is standvastigheid. FERRANDO

Ga weg, jij barbaar; door jou ben ik zo ongelukkig. DON ALFONSO

Als je een kerel bent, zul je je vroegere gemoedsrust weervinden. Luister: naar Guglielmo wijzend Fiordiligi blijft Guglielmo trouw, en Dorabella was jou ontrouw. FERRANDO

Tot mijn schande. GUGLIELMO

Beste vriend, men moet alles met onderscheid beoordelen; denk jij dat een vrouw een Guglielmo kan laten vallen? Mits een kleine vergelijking tussen ons beiden dit gezegd zijnde in alle bescheidenheid , merk je, vriend, dat een beetje meer merites...

COSÌ FAN TUTTE


DON ALFONSO

DON ALFONSO

Eh, anch’io lo dico. GUGLIELMO

Tja, dat vind ik ook. GUGLIELMO

Intanto mi darete cinquanta zecchinetti. DON ALFONSO

Intussen krijg ik van jou vijftig dukaatjes. DON ALFONSO

Volontieri; pria però di pagar, vo’ che facciamo qualche altra esperienza... GUGLIELMO

Volgaarne, maar vóór ik betaal, wilde ik graag nog een proef op de som...

GUGLIELMO

Come?

Hoezo?

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Abbiate pazienza, infin domani siete entrambi miei schiavi; a me voi deste parola da soldati, di far quel ch’io dirò. Venite, io spero mostrarvli ben, che folle è quel cervello che sulla frasca ancor vende l’uccello. partono

Nog wat geduld! Tot morgen zijn jullie beiden mijn slaven: jullie beloofden me op je soldatenwoord dat je zou doen wat ik beveel. Kom mee: ik hoop jullie te bewijzen hoe krankzinnig het is de huid van de beer te verkopen vóór hij gevangen is. allen af

SCENA DECIMA

SCÈNE 10

camera con diverse porte, specchio e tavolini. Dorabella e Despina, poi Fiordiligi.

Een vertrek met verscheidene deuren, een spiegel en tafeltjes. Dorabella en Despina, daarna Fiordiligi.

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

Ora vedo che siete una donna di garbo. DORABELLA

Invan, Despina, di resister tentai: quel demonietto ha un artifizio, un eloquenza, un tratto, che ti fa cader giù se sei di sasso.

DESPINA

Nu zie ik dat je een vrouw van de wereld bent. DORABELLA

Despina, tevergeefs probeerde ik hem te weerstaan. Deze kleine duivel heeft overschot aan talent, mondigheid en charme die je over kop doen gaan, zelfs al ben je van marmer. DESPINA

Corpo di satanasso! Questo vuol dir saper! Tanto di raro noi povere ragazze abbiamo un po’ di bene, che bisogna pigliarlo allor ch’ei viene. Ma ecco la sorella. Che ceffo! FIORDILIGI

Sciagurate! Ecco per colpa vostra in che stato mi trovo!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Bij satan, die kent er iets van! Als het geluk bij ons, arme meisjes, aanklopt is het kwestie van het te grijpen. Maar hier is je zus. Wat een gezicht!

FIORDILIGI

Ellendelingen! Kijk in welke staat ik me bevind, door jullie schuld!

115


DESPINA

Cosa è nato, cara madamigella? DORABELLA

Hai qualche mal, sorella? FIORDILIGI

Ho il diavolo, che porti me, te, lei, Don Alfonso, i forestieri e quanti pazzi ha il mondo. DORABELLA

Hai perduto il giudizio? FIORDILIGI

Peggio, peggio, inorridisci: io amo, e l’amor mio non è sol per Guglielmo. DESPINA

Meglio, meglio! DORABELLA

È che sì, che anche tu se’ innamorata del galante biondino? FIORDILIGI

sospirando Ah, purtroppo per noi! DESPINA

Ma brava! DORABELLA

Tieni settantamila baci; tu il biondino, io il brunetto, Eccoci entrambe spose! FIORDILIGI

Cosa dici? Non pensi agli infelici che stamane partir? Ai loro pianti? Alla lor fedeltà tu più non pensi? Così barbari sensi dove, dove apprendesti? Sì diversa da te come ti festi? DORABELLA

Odimi: sei tu certa che non muoiano in guerra i nostri vecchi amanti? E allora? Entrambe resterem colle man piene di mosche. Tra un ben certo, e un incerto

116

DESPINA

Wat is er aan de hand, mijn jonkvrouw? DORABELLA

Heb je iets, zusje? FIORDILIGI

Ik zou willen dat de duivel me haalt, met jou, haar, Don Alfonso, die vreemdelingen en alle gekken op de wereld. DORABELLA

Heb je je verstand verloren? FIORDILIGI

Erger nog, beef van afschuw: ik ben verliefd, en mijn liefde geldt niet alleen Guglielmo. DESPINA

Nog mooier, nog mooier! DORABELLA

Nee, maar! Jij bent dus ook verliefd, op die galante bruine dan! FIORDILIGI

zuchtend Ach, wat vreselijk voor ons! DESPINA

Proficiat! DORABELLA

Je krijgt zeventigduizend zoenen: voor jou de bruine, voor mij de blonde, en we zijn allebei verloofd! FIORDILIGI

Wat zeg je? Denk je dan niet aan de ongelukkigen die deze morgen vertrokken zijn? Aan hun tranen? Denk je dan niet aan hun trouw? Waar heb je zo’n barbaarse gevoelens aangeleerd? Hoe kon je zo veranderen? DORABELLA

Luister, ben je zeker dat onze vroegere geliefden niet gesneuveld zijn? En dan? Wij twee alleen, enkel met een handvol illusies. Eén vogel in de hand is altijd beter dan twee in

COSÌ FAN TUTTE


c’è sempre gran divario. FIORDILIGI

de lucht. FIORDILIGI

E se poi torneranno? DORABELLA

En als ze als noch terugkomen? DORABELLA

Se torneran, lor danno! Noi saremo allor mogli, noi saremo lontane mille miglia. FIORDILIGI

Als ze terugkomen, jammer voor hen! Dan zullen we gehuwde vrouwen zijn en duizend mijlen hier vandaan. FIORDILIGI

Ma non so, come mai si può cangiar in un sol giorno un core. DORABELLA

Ik snap maar niet hoe op één dag een hart zo kan veranderen. DORABELLA

Che domanda ridicola! Siam donne! E poi, tu com’hai fatto? FIORDILIGI

Wat een belachelijke vraag! We zijn vrouwen! Overigens, hoe deed jij dat? FIORDILIGI

Io saprò vincermi. DESPINA

Ik zal me weten te beheersen. DESPINA

Voi non saprete nulla. FIORDILIGI

Jij zult niemendal. FIORDILIGI

Farò che tu lo veda. DORABELLA

Ik zal het wel: je zult het zien. DORABELLA

Credi, sorella, è meglio che tu ceda.

Geloof me, zusje: ‘t is beter dat je toegeeft.

NO. 28 ARIA

NR. 28 ARIA

DORABELLA

DORABELLA

È amore un ladroncello, un serpentello è amor. Ei toglie e dà la pace, come gli piace, ai cor. Per gli occhi al seno appena un varco aprir si fa che l’anima incatena e toglie libertà. Porta dolcezza e gusto, se tu lo lasci far, ma t’empie di disgusto se tenti di pugnar. Se nel tuo petto ei siede, s’egli ti becca qui, fa’ tutto quel ch’ei chiede, che anch’io farò così. Dorabella e Despina partono

Amor is een kleine dief, een klein serpent, dat is ie. Hij neemt en geeft gemoedsrust, zoals het hem behaagt. Amper is hij, via de ogen, doorgedrongen tot het hart, of hij ketent de ziel en ontneemt de vrijheid. Hij schenkt zoete genoegens als je hem zijn gang laat gaan, maar slaat met bitterheid wanneer je dwars gaat liggen. Als hij in je ziel nestelt, als hij je hart getroffen heeft, doe dan alles wat hij vraagt: dat doe ik ook. beiden af

SCENA UNDICESIMA Fiordiligi sola, poi Guglielmo, Ferrando e Don Alfonso, che stanno in un’altra camera, che si vede per la porta della prima, poi Despina.

RECITATIVO

WOLFGANG AMADEUS MOZART

SCÈNE 11 Fiordiligi alleen, daarna Guglielmo, Ferrando en Don Alfonso, die in een andere kamer staat. Hij is te zien door de deur van de eerste. Daarna Despina. RECITATIEF

117


FIORDILIGI

Come tutto congiura a sedurre il mio cor! Ma no! Si mora, e non si ceda! Errai quando alla suora io mi scopersi ed alla serva mia; Esse a lui diran tutto, ed ei, più audace, fia di tutto capace; agli occhi miei mai più non comparisca. A tutti i servi minaccerò il congedo se lo lascian passar; veder nol voglio, quel seduttor.

GUGLIELMO

Bravissima, la mia casta Artemisia; la sentite? FIORDILIGI

Ma potria Dorabella senza saputa mia... piano, un pensiero per la mente mi passa; in casa mia restar molte uniformi di Guglielmo e Ferrando... Ardir! Despina! Despina!

DESPINA

entrando Cosa c’è? FIORDILIGI

Tieni un po’ questa chiave e senza replica, senza replica alcuna, prendi nel guardaroba, e qui mi porta due spade, due cappelli e due vestiti de’ nostri sposi. DESPINA

E che volete fare? FIORDILIGI

Vanne, non replicare. DESPINA

(Comanda en abrégé donna Arroganza.) parte

FIORDILIGI

Non c’è altro; ho speranza che Dorabella stessa seguirà il bell’esempio; al campo, al campo! Altra strada non resta per serbarci innocenti.

118

FIORDILIGI

Hoe alles samenspant om me te verleiden! Maar neen! Sterven, niet toegeven! Ik deed er verkeerd aan voor mijn zus en mijn kamermeisje mijn hart te openen. Ze zullen hem alles verklappen en, nog driester, zal hij tot alles in staat zijn. Laat hij me nooit meer onder ogen komen. Het hele huispersoneel zal ik dreigen met ontslag als ze hem nog binnenlaten: ik wil hem niet zien, die verleider. GUGLIELMO

Bravo, mijn kuise Artemis; Heb je haar gehoord? FIORDILIGI

Maar Dorabella kon best zonder mijn medeweten … Wacht, ik heb een idee… In mijn huis heb ik ettelijke uniformen van Gulgielmo en Ferrando ... Standvastigheid … Despina! Despina! DESPINA

komt binnen Wat is er? FIORDILIGI

Hier de sleutel, en zonder één woord, zonder het minste wederwoord, haal je twee degens, twee hoeden en twee vesten van onze verloofden uit de kleerkast en breng je die naar hier. DESPINA

En wat wil je doen? FIORDILIGI

Ga, geen woord. DESPINA

(Zij geeft haar orders en abrégé, Mevrouw Arrogantie.) Despina af FIORDILIGI

Dit is de enige oplossing. Ik hoop dat Dorabella het goede voorbeeld zal volgen. Naar het slagveld, naar het slagveld! De enige weg om onschuldig te blijven.

COSÌ FAN TUTTE


DON ALFONSO

DON ALFONSO

(Ho capito abbastanza.) a Despina, che ritorna Vanne pur, non temer. DESPINA

(Ik heb het begrepen.) tot Despina die terug komt Ga nu, zonder angst. DESPINA

Eccomi.

Hier ben ik.

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Vanne sei cavalli di posta voli un servo a ordinar; di’a Dorabella che parlarle vorrei. DESPINA

Ga, geef een dienaar de opdracht om zes postpaarden in te spannen; zeg aan Dorabella dat ik haar wil spreken. DESPINA

Sarà servita. (Questa donna mi par di senno uscita.) parte

Tot de diensten van Mevrouw. (Deze vrouw is precies het noorden kwijt.) Despina af

SCENA DODICESIMA Fiordiligi, poi Ferrando; Guglielmo e Don Alfonso restano nell’altra camera.

SCÈNE 12 Fiordiligi, daarna Ferrando, Guglielmo en Don Alfonso. Ze blijven in het belendende vertrek.

RECITATIVO

RECITATIEF

FIORDILIGI

FIORDILIGI

L’abito di Ferrando sarà buono per me; può Dorabella prender quel di Guglielmo. In questi arnesi raggiungerem gli sposi nostri,al loro fianco pugnar potremo e morir, se fa d’uopo. si cava quello che tiene in testa Ite in malora, ornamenti fatali, io vi detesto. GUGLIELMO

(Si può dar un amor simile a questo?) FIORDILIGI

Di tornar non sperate alla mia fronte pria ch’io qui torni col mio ben; in vostro loco porrò questo cappello. Oh, come ei mi trasforma le sembianze e il viso! Come appena io medesma or mi ravviso!

Ferrando’s kleren passen me; Dorabella kan die van Guglielmo nemen. In deze plunjes zullen we ons bij onze verloofden voegen; aan hun zijde zullen we strijden en desnoods sterven. zij gooit wat zij op het hoofd heeft op de grond Naar de duivel met jullie, ellendige opsmuksels: ik verfoei jullie!

GUGLIELMO

(Bestaat er een even grote liefde?) FIORDILIGI

Hoop niet opnieuw mijn hoofd te sieren alvorens ik hier terug ben met mijn geliefde. In uw plaats droeg ik deze hoed. Oh, hoe ik er anders uitzie met die op mijn hoofd! Ik herken mezelf nauwelijks!

NO. 29 DUETTO

NR. 29 DUET

FIORDILIGI

FIORDILIGI

Fra gli amplessi in pochi istanti giungerò del fido sposo; sconosciuta a lui davanti in quest’abito verrò. Oh, che gioia il suo bel core proverà nel ravvisarmi!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Spoedig zal ik nu in de armen liggen van mijn trouwe verloofde; in dit kostuum zal ik naar hem toe gaan, incognito. o, wat zal hij popelen van blijdschap als hij me herkent!

119


FERRANDO

Ed intanto di dolore, meschinello io mi morrò. FIORDILIGI

Cosa veggio? Son tradita! Deh, partite! FERRANDO

Ah no, mia vita! Con quel ferro di tua mano questo cor tu ferirai, e se forza, oh Dio, non hai, io la man ti reggerò. prende la spada dal tavolino, la sfodera

FIORDILIGI

Taci, ahimè! Son abbastanza tormentata ed infelice! Ah, che omai la mia costanza a quei sguardi, a quel che dice, incomincia a vacillar! FERRANDO

Ah, che omai la sua costanza a quei sguardi, a quel che dice, incomincia a vacillar.

FIORDILIGI

Sorgi, sorgi! FERRANDO

Invan lo credi. FIORDILIGI

Per pietà, da me che chiedi? FERRANDO

Il tuo cor o la mia morte. FIORDILIGI

Ah, non son, non son più forte! FERRANDO

le prende la mano e gliela bacia Cedi, cara! FIORDILIGI

Dei, consiglio! FERRANDO

tenerissimamente Volgi a me pietoso il ciglio. In me sol trovar tu puoi sposo, amante e più, se vuoi. Idol mio, più non tardar.

120

FERRANDO

En intussen zal ik, ongelukkige, wegkwijnen van smart. FIORDILIGI

Wat zie ik? Ik ben verraden! Ah, ga weg! FERRANDO

Ach, nee, mijn leven! Met dit lemmet zul jij eigenhandig dit hart doorboren, en mocht jij de kracht missen, dan zal ik je hand geleiden. neemt de degen van de tafel en trekt het wapen FIORDILIGI

Zwijg toch, ach! Ik word reeds genoeg beproefd en gekweld! Ach, hoe begint nu mijn standvastigheid bij zijn aanblik, bij zijn woorden, te wankelen! FERRANDO

Ach, hoe begint nu haar standvastigheid, blijkens haar aanblik, haar woorden, te wankelen! FIORDILIGI

Sta op, sta op! FERRANDO

Geen denken aan. FIORDILIGI

Wat verlang je toch van mij? FERRANDO

Jouw hart of mijn dood. FIORDILIGI

Ah, ik kan niet meer weerstaan! FERRANDO

neemt haar hand en kust die Toe, lieveling! FIORDILIGI

Goden, sta me bij! FERRANDO

overtuigend Sla op mij een medelijdende blik. In mij alleen kun je een verloofde, een minnaar en méér vinden, als je wil. Mijn idool, talm niet langer!

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

FIORDILIGI

Giusto ciel! Crudel, hai vinto; fa’ di me quel che ti par.

Gerechte hemel! Hardvochtige, ik ben verslagen: doe met mij wat je goeddunkt.

Don Alfonso trattiene Guglielmo che vorrebbe uscire

Don Alfonso houdt Guglielmo tegen, die tevoorschijn wil springen

FERRANDO E FIORDILIGI

Abbracciamci, o caro bene, e un conforto a tante pene sia languir di dolce affetto, di diletto sospirar! partono

FERRANDO EN FIORDILIGI

Laten we elkaar omhelzen, liefste: het is een troost na zoveel smart weg te smelten in zoete vertedering, te snikken van genot! gaan af

SCENA TREDICESIMA Guglielmo e Don Alfonso, poi Ferrando, indi Despina.

SCÈNE 13 Guglïelmo en Don Alfonso; daarna Ferrando en Despina.

RECITATIVO

RECITATIEF

GUGLIELMO

GUGLIELMO

Oh poveretto me, cosa ho veduto! Cosa ho sentito mai! DON ALFONSO

Per carità, silenzio! GUGLIELMO

Mi pelerei la barba, Mi graffierei la pelle e darei colle corna entro le stelle. Fu quella Fiordiligi, la Penelope, L’Artemisia del secolo! Briccona, assassina, furfante, ladra, cagna! DON ALFONSO

Lasciamolo sfogar. FERRANDO

entrando Ebben! GUGLIELMO

Dov’è? FERRANDO

Chi? La tua Fiordiligi? GUGLIELMO

La mia Fior, fior di diavolo, che strozzi lei prima e dopo me! FERRANDO

Tu vedi bene: V’han delle differenze in ogni cosa;

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Ach, ik rampzalige, wat heb ik gezien! Wat heb ik gehoord! DON ALFONSO

Wees stil, in ‘s hemelsnaam! GUGLIELMO

Ik zou mijn baard kunnen uitrukken, ik zou mijn huid kunnen openkrabben, ik zou de sterren aan mijn hoorns willen rijgen. Was dan deze Fiordiligi de Penelope, de Artemis van deze eeuw? Prij, moordenares, kreng, dievegge, teef! DON ALFONSO

Laat hem stoom afblazen. FERRANDO

komt binnen Wel! GUGLIELMO

Waar is ze? FERRANDO

Wie, jouw Fiordiligi? GUGLIELMO

Mijn Fior … duivelse Fior, moge de duivel haar halen en daarna mij! FERRANDO

Zo zie je: er is altijd een onderscheid;

121


ironicamente Un poco di più merto... GUGLIELMO

Ah, cessa, cessa di tormentarmi ed una via piuttosto studiam di castigarle sonoramente. DON ALFONSO

Io so qual’è: sposarle. GUGLIELMO

Vorrei sposar piuttosto la barca di Caronte! FERRANDO

La grotta di Vulcano. GUGLIELMO

La porta dell’inferno. DON ALFONSO

Dunque restate celibi in eterno. FERRANDO

Mancheran forse donne ad uomin come noi? DON ALFONSO

Non c’è abbondanza d’altro. Ma l’altre che faran, se ciò fer queste? In fondo, voi le amate queste vostre cornacchie spennacchiate. GUGLIELMO

Ah, purtroppo! FERRANDO

Purtroppo! DON ALFONSO

Ebben, pigliatele com’elle son; natura non potea fare l’eccezione, il privilegio di creare due donne d’altra pasta per i vostri bei musi; in ogni cosa ci vuol filosofia. Venite meco; di combinar le cose studierem la maniera. Vo’ che ancor questa sera doppie nozze si facciano; frattanto un’ottava ascoltate:

122

ironisch een beetje meer merites... GUGLIELMO

Ach, schei uit, kwel me niet langer, en laten we op een middel zinnen om haar voorbeeldig te straffen.

DON ALFONSO

Ik ken er een: ze huwen. GUGLIELMO

Ik wil nog liever de boot van Charon trouwen! FERRANDO

Vulcanus' grot. GUGLIELMO

De hellepoort. DON ALFONSO

Jullie blijven dus eeuwig vrijgezel. FERRANDO

Zullen mannen als wij ooit gebrek hebben aan vrouwen? DON ALFONSO

Zeker, aan vrouwen geen gebrek. Maar hoe zullen al die anderen zich gedragen als reeds die twee jullie dit hebben aangedaan? Want eerlijk, jullie houden van jullie gepluimde kraaien. GUGLIELMO

Jammer genoeg! FERRANDO

Jammer genoeg! DON ALFONSO

Wel, neem ze zoals ze zijn; de natuur kon voor jullie geen uitzondering maken, jullie geen voorkeursbehandeling geven door twee vrouwen uit een ander soort klei te modeleren. Enkel voor jullie mooie snoetjes. Je moet altijd filosoof blijven. Kom, we zullen proberen hieraan een mouw te passen. Ik wil dat nog vandaag een dubbele bruiloft wordt gevierd; luister intussen naar dit versje,

COSÌ FAN TUTTE


felicissimi voi, se la imparate.

je zult er wel bij varen als je ‘t niet vergeet.

NO. 30 ANDANTE

NR. 30 ANDANTE

DON ALFONSO

DON ALFONSO

Tutti accusan le donne ed io le scuso. Se mille volte al dì cangiano amore; altri un vizio lo chiama, ed altri un uso, ed a me par necessità del core. L’amante che si trova alfin deluso, Non condanni l’altrui, ma il proprio errore, giàche giovani, vecchie, e belle, e brutte, ripetete con me: Così fan tutte!

FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

Così fan tutte!

Elk klaagt de dames aan, terwijl ik hen verdedig, als duizendmaal per dag zij wisselen van lief; de een noemt het onzedelijk, de ander zede, en mij lijkt het een hartsnoodzaak, geen grief. De minnaar die zijn liefje uitscheldt voor meinedig, beschuldige zichzelf: zijn oordeel was naïef, want, mooi of lelijk, jonge, ouwe, zeg met mij: Zo doen alle vrouwen. FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

Zo doen alle vrouwen!

SCENA QUATTORDICESIMA I suddetti; Despina.

SCÈNE 14 Boven genoemden en Despina.

RECITATIVO

RECITATIEF

DESPINA

DESPINA

Vittoria, padroncini! A sposarvi disposte son le care madame; a nome vostro loro io promisi che in tre giorni circa partiranno con voi; l’ordin mi diero di trovar un notaio che stipuli il contratto; alla lor camera attendendo vi stanno. Siete così contenti? FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

Contentissimi. DESPINA

Victorie, jonge meesters! De lieve dames willen jullie wat graag huwen; in jullie naam heb ik ze beloofd dat ze binnen ongeveer drie dagen met jullie gaan vertrekken. Zij gaven mij de opdracht een notaris te vinden die het huwelijkscontract zal maken; zij wachten op jullie in hun kamer. Zijn jullie net zo gelukkig? FERRANDO, GUGLIELMO, DON ALFONSO

Gelukkiger kan niet. DESPINA

Non è mai senz’effetto quand’entra la Despina in un progetto. partono

Altijd succes verzekerd als Despina zich er mee bemoeit. vertrekt

SCENA QUINDICESIMA Sala ricchissima illuminata. Orchestra in fondo; tavola per quattro persone con doppieri d’argento. Quattro servi riccamente vestiti. Despina, servitori e suonatori, poi Don Alfonso.

SCÈNE 15 Een verlichte zaal. Op de achtergrond een orkestje. Een tafel voor vier personen. Despina, dienstpersoneel en muzikanten. Daarna Don A!fonso.

NO. 31 FINALE

NR. 31 FINALE

DESPINA

DESPINA

Fate presto, o cari amici, alle faci il foco date

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Haast je, beste vrienden: steek de kaarsen aan

123


e la mensa preparate con ricchezza e nobiltà. Delle nostre padroncine gl’ imenei son già disposti e voi gite ai vostri posti finché i sposi vengon qua. CORO DI SERVI E SUONATORI

Facciam presto, o cari amici alle faci il foco diamo e la mensa prepariamo con ricchezza e nobiltà. DON ALFONSO

en dek de tafel royaal en luisterrijk. Alles is gereed voor het huwelijk van onze mevrouwtjes, en jullie: op je plaats, tot de bruidegoms komen. KOOR VAN DIENSTPERSONEEL EN MUZIKANTEN

Laten we ons haasten, vrienden: de kaarsen aan, en dek de tafel royaal en luisterrijk.

DON ALFONSO

Bravi, bravi! Ottimamente! Che abbondanza! Che eleganza! Una mancia conveniente l’un e l’altro a voi darà. Le due coppie omai s’avanzano; fate plauso al loro arrivo; lieto canto e suon giulivo empia il ciel d’ilarità. DESPINA E DON ALFONSO

Bravo, bravo! Perfect! Wat een overvloed! Wat een distinctie! Jullie krijgen van beide bruidegoms beslist een flinke fooi. Daar komen de twee paartjes aangestapt: een applausje, en laat een vrolijk lied en blijde muziek weergalmen.

DESPINA EN DON ALFONSO

piano, partendo per diverse porte (La più bella commediola non s’è vista, o si vedrà!)

gedempt, terwijl ze langs een andere deur weggaan (Het mooiste stukje, nooit gezien, moet nog komen!)

SCENA SEDICESIMA

SCÈNE 16

I suddetti; Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Guglielmo. CORO

Benedetti i doppi coniugi e le amabili sposine! Splenda lor il ciel benefico ed a guisa di galline sien di figli ognor prolifiche che le agguaglino in beltà.

FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Come par che qui prometta tutto gioia e tutto amore! Della cara Despinetta certo il merito sarà. Raddoppiate il lieto suono, replicate il dolce canto e noi qui seggiamo intanto in maggior giovialità. il coro parte; restano quattro servitori per servire gli sposi che si mettono alla tavola FERRANDO E GUGLIELMO

Tutto, tutto, o vita mia, al mio foco or ben risponde. FIORDILIGI E DORABELLA

Pel mio sangue l’allegria cresce, cresce e si diffonde.

124

Fiordiligi, Dorabella, Ferrando, Guglielmo en koor. KOOR

Heil en zegen voor de beide bruidegoms en de lieve bruiden! De hemel weze hun goedgunstig, hun kroost zij even talrijk als dat van de kippen, en het evenare de ouders in schoonheid. FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Hoe lijkt hier alles blijdschap en liefde te beloven! Dit moet het werk zijn van dat schattige Despinaatje. Herneem die vrolijke muziek en dat zoete lied, en wij, laten we intussen goedgeluimd gaan zitten. het koor af, vier tafeldienaars blijven voor de bruidspaartjes die gaan aanzitten

FERRANDO EN GUGLIELMO

Alles, alles, o mijn leven, beantwoordt nu volkomen aan mijn liefdesvuur. FIORDILIGI EN DORABELLA

Wat zwellen, zwellen mijn aderen en bruist mijn bloed!

COSÌ FAN TUTTE


FERRANDO E GUGLIELMO

Sei pur bella! FIORDILIGI E DORABELLA

Sei pur vago! FERRANDO E GUGLIELMO

Che bei rai! FIORDILIGI E DORABELLA

Che bella bocca! FERRANDO E GUGLIELMO

Tocca e bevi! FIORDILIGI E DORABELLA

Bevi e tocca! FIORDILIGI, DORABELLA E FERRANDO

E nel tuo, nel mio bicchiero si sommerga ogni pensiero e non resti più memoria del passato ai nostri cor. GUGLIELMO

FERRANDO EN GUGLIELMO

Wat ben je mooi! FIORDILIGI EN DORABELLA

Wat ben je lief! FERRANDO EN GUGLIELMO

Welke mooie ogen! FIORDILIGI EN DORABELLA

Welke fraaie mond! FERRANDO EN GUGLIELMO

Klink en drink! FIORDILIGI EN DORABELLA

Drink en klink! FIORDILIGI, DORABELLA EN FERRANDO

En moge in jouw, in mijn glas elke zorg verdrinken: dat geen herinnering in onze harten overblijve! GUGLIELMO

(Ah, bevessero del tossico queste volpi senza onor!)

(Ah, dronken ze maar vergif, die gluiperige wijven!)

SCENA DICIASSETTESIMA I suddetti; Don Alfonso, poi Despina da notaio.

DON ALFONSO

Miei signori, tutto è fatto; col contratto nuziale il notaio è sulle scale e ipso fatto qui verrà. FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Bravo, bravo. Passi subito! DON ALFONSO

Vo a chiamarlo. Eccolo qua. DESPINA

SCÈNE 17 Dezelfden en Don Alfonso; daarna Despina, als notaris. DON ALFONSO

Mijne heren, alles is gereed: de notaris bestijgt de trappen met het huwelijkscontract, en ipso facto zal hij hier arriveren. FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Bravo, bravo! Laat hem dadelijk binnen! DON ALFONSO

Ik roep hem. Daar is hij. DESPINA

Augurandovi ogni bene, il notaio Beccavivi coll’usata a voi sen viene notariale dignità, E il contratto stipulato colle regole ordinarie nelle forme giudiziarie, pria tossendo, poi sedendo clara voce leggerà.

FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Bravo, bravo in verità!

WOLFGANG AMADEUS MOZART

U alle heil toewensend, komt notaris Beccavivi naar u toegeschreden met de gebruikelijke notariële waardigheid. En van het contract, opgesteld volgens de Koninklijke voorschriften in de geijkte bewoordingen, zal hij, gehoest hebbende en gezeten zijnde, clara voce voorlezing geven. FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Bravo, een welgemeend bravo!

125


DESPINA

con voce nasale Per contratto da me fatto, si congiunge in matrimonio Fiordiligi con Sempronio e con Tizio Dorabella, sua legittima sorella; quelle, dame ferraresi, questi, nobili albanesi. e per dote e contradote... FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Cose note, cose note! Vi crediamo, ci fidiamo; soscriviam, date pur qua. DESPINA E DON ALFONSO

Bravi, bravi in verità! la carta resta in mano di Don Alfonso. Si sente un gran suono di tamburo CORO INTERNO

Bella vita militar! Ogni dì si cangia loco? Oggi molto e doman poco, Ora in terra ed or sul mar.

FIORDILIGI E DORABELLA

Che rumor, che canto è questo? DON ALFONSO

State cheti; io vo a guardar. va alla finestra Misericordia! Numi del cielo! Che caso orribile! Io tremo! Io gelo! Gli sposi vostri... FIORDILIGI E DORABELLA

Lo sposo mio... DON ALFONSO

In questo istante tornaro, oh Dio! Ed alla riva sbarcano già! FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO E GUGLIELMO

Cosa mai sento! Barbare stelle! In tal momento che si farà? FIORDILIGI E DORABELLA

Presto partite, presto fuggite: Là, là celatevi, per carità! FERRANDO E GUGLIELMO

Ma se ci (li) veggono? Ma se ci (li) incontrano? Don Alfonso conduce Despina in una camera; Fiordiligi e Dorabella conducono gli amanti in

126

DESPINA

met een neusstem Bij onderhandse akte, door mij opgesteld, worden verenigd in het huwelijk Fiordiligi met Sempronio en met Tizio Dorabella, haar wettige zuster; zij, Ferrarese dames, met hen, Albanese edellieden, en bij wijze van bruidsschat en aanbreng …. FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Dat kennen we, dat kennen we! Wij geloven u, wij vertrouwen u: we tekenen, geeft u maar. DESPINA EN DON ALFONSO

Bravo, een welgemeend bravo! het stuk blijft in Don A!fonso’s handen. Men hoort een krachtig tromgeroffel KOOR

Heerlijk soldatenleven! Elke dag veranderen van standplaats. Vandaag overvloed, morgen schaarste; nu te land, dan te zee. FIORDILIGI EN DORABELLA

Welk gerucht, welk gezang is dat? DON ALFONSO

Kalm! Ik ga kijken. hij loopt naar het raam Lieve hemel! Grote goden! Wat vreselijk! Ik beef! Ik ijs! Uw verloofden... FIORDILIGI EN DORABELLA

Mijn verloofde... DON ALFONSO

Daar keren ze terug, o God! Reeds ontschepen ze op de kade! FIORDILIGI, DORABELLA, FERRANDO EN GUGLIELMO

Wat hoor ik! Wrede gesternten! Op dit eigenste ogenblik! Wat nu? FIORDILIGI EN DORABELLA

Snel, weg! Snel, vlucht! Daar, daar: verberg je toch! FERRANDO EN GUGLIELMO

Maar als ze ons hier zien? Maar als ze ons hier vinden? Don Afonso leidt Despina naar een belendend vertrek; Fiordiligi en Dorabella brengen de vrijers

COSÌ FAN TUTTE


un’altra. Gli amanti escono non veduti e partono

FIORDILIGI E DORABELLA

Numi, soccorso! Numi, consiglio! Chi dal periglio ci salverà? DON ALFONSO

naar een andere kamer, die ze echter ongemerkt verlaten) FIORDILIGI EN DORABELLA

Goden, verleent hulp! Goden, geeft raad! Wie zal ons redden uit deze nood? DON ALFONSO

Rasserenatevi, ritranquillatevi; In me fidatevi, ben tutto andrà. FIORDILIGI E DORABELLA

Mille barbari pensieri tormentando il cor mi vanno; se discoprono l’inganno ah, di noi che mai sarà?

Bedaar, kalmeer: vertrouw op mij, alles zal goed verlopen. FIORDILIGI EN DORABELLA

Duizend kwellingen knagen aan mijn hart: als ze onze ontrouw ontdekken, wat zal er dan van ons worden? SLOTSCÈNE

SCENA ULTIMA Fiordiligi e Dorabella, Ferrando e Guglielmo con mantelli e cappelli militari, Despina in camera, e Don Alfonso. FERRANDO E GUGLIELMO

Sani e salvi, agli amplessi amorosi delle nostre fidissime amanti ritorniamo di gioia esultanti per dar premio alla lor fedeltà! DON ALFONSO

Giusti Numi! Guglielmo! Ferrando! Oh, che giubilo! Qui? Come e quando?

FERRANDO E GUGLIELMO

Richiamati da regio contrordine, pieni il cor di contento e di gaudio, ritorniamo alle spose adorabili, ritorniamo alla vostra amistà. GUGLIELMO

a Fiordiligi Ma cos’è quel pallor, quel silenzio?

FERRANDO

a Dorabella L’idol mio perché mesto si sta? DON ALFONSO

Dal diletto confuse ed attonite Mute mute si restano là. FIORDILIGI E DORABELLA

(Ah, che al labbro le voci mi mancano; Se non moro un prodigio sarà.)

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Fiordiligt en Dorabella, Ferrando en Guglielmo met soldatenmantels en dito hoeden, Despina in het belendende vertrek, en Don Alfonso. FERRANDO EN GUGLIELMO

Ongedeerd keren we terug in de armen van onze zeer trouwe geliefden, jubelend van vreugde, gereed om zoveel trouw te belonen! DON ALFONSO

Gerechte goden! Guglielmo! Ferrando! O, wat een vreugde! Hier? Hoezo, en sinds wanneer? FERRANDO EN GUGLIELMO

Door een tegenbevel van de vorst terug­ geroepen, komen we, popelend van blijdschap, terug bij onze aanbiddelijke verloofden, terug naar jullie tedere vriendschap. GUGLIELMO

tot Fiordiligi Maar wat betekenen deze bleekheid, dit zwijgen? FERRANDO

tot Dorabella Waarom mag mijn idool zo treuren? DON ALFONSO

Verbluft en sprakeloos van blijdschap staan ze daar, met stomheid geslagen. FIORDILIGI EN DORABELLA

(Ach, de woorden willen niet over mijn lippen: ‘t is een wonder als ik dit niet besterf!)

127


GUGLIELMO

Permettete che sia posto quel baul in quella stanza. Dei, che veggio! Un uom nascosto! Un notaio! Qui che fa? DESPINA

esce senza cappello No, signor, non è un notaio; è Despina mascherata che dal ballo or è tornata e a spogliarsi venne qua. FERRANDO E GUGLIELMO

(Una furba uguale a questa dove mai si troverà?) DESPINA

(Una furba che m’agguagli dove mai si troverà?) FIORDILIGI E DORABELLA

La Despina? La Despina? Non capisco come va. Don Alfonso lascia cadere accortamente il contratto sottoscritto dalle donne DON ALFONSO

(Già cader lasciai le carte; raccoglietele con arte.) Ferrando raccoglie il contratto FERRANDO

Ma che carte sono queste? GUGLIELMO

Un contratto nuziale! FERRANDO E GUGLIELMO

Giusto ciel! Voi qui scriveste, contraddirci omai non vale! Tradimento, tradimento! Ah, si faccia il scoprimento e a torrenti, a fiumi, a mari indi il sangue scorrerà! vanno per entrare nell’altra camera; le donne li arrestano

FIORDILIGI E DORABELLA

Ah, signor, son rea di morte e la morte io sol vi chiedo; il mio fallo tardi vedo; con quel ferro un sen ferite che non merita pietà!

FERRANDO E GUGLIELMO

Cosa fu?

128

GUGLIELMO

Mogen we de reiskoffer in die kamer zetten. Goden, wat zie ik? Daar zit een man verborgen! Een notaris! Wat doet hij hier? DESPINA

komt terug zonder hoed Nee, meneer, ‘t is geen notaris: het is de vermomde Despina, die terug is van het bal en zich daar wilde omkleden. FERRANDO EN GUGLIELMO

(Waar vind je een sluwe meid als deze?) DESPINA

(Waar vind je een even sluwe meid als ik?) FIORDILIGI EN DORABELLA

Despina? Despina? Ik begrijp er niets van. Don Afonso laat behendig het door beide dames ondertekende contract op de grond glijden DON ALFONSO

(‘k Heb die papieren laten vallen: raap ze omzichtig op.) Ferrando raapt het contract op FERRANDO

Maar wat voor papieren zijn dit? GUGLIELMO

Een huwelijkscontract! FERRANDO EN GUGLIELMO

Gerechte hemel! Jullie hebben dit getekend: ontkennen helpt niet! Verraad, verraad! Ah, laten we deze zaak in het reine trekken, waarna bij beken, rivieren, zeeën, het bloed zal vloeien! zij willen naar het belendende vertrek; de vrouwen weerhouden hen FIORDILIGI EN DORABELLA

Ach, meneer, ik verdien de doodstraf en ik vraag niets anders dan de dood; te laat besef ik mijn schuld; doorboor met dit lemmet een hart dat geen medelijden waard is! FERRANDO EN GUGLIELMO

Wat is er gebeurd?

COSÌ FAN TUTTE


FIORDILIGI

additando Despina e Don Alfonso Per noi favelli il crudel, la seduttrice!

DON ALFONSO

Troppo vero è quel che dice e la prova è chiusa lì! accenna la camera dov’erano entrati prima gli amanti. Ferrando e Guglielmo entrano in camera

FIORDILIGI E DORABELLA

Dal timor io gelo, io palpito; perché mai li discoprì? Ferrando e Guglielmo escono dalla camera, senza cappelli, senza mantelli e senza mustacchi, ma coll’abito finto e burlano in modo ridicolo le amanti e Despina FERRANDO

a Fiordiligi A voi s’inchina, bella damina, il cavaliere dell’Albania! GUGLIELMO

a Dorabella Il ritrattino pel coricino ecco, io le rendo, signora mia! FERRANDO E GUGLIELMO

a Despina Ed al magnetico signor dottore rendo l’onore che meritò! FIORDILIGI, DORABELLA E DESPINA

Stelle, che veggo!

FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

Son stupefatte! FIORDILIGI, DORABELLA E DESPINA

Al duol non reggo! FERRANDO, GUGLIELMO E DON ALFONSO

Son mezze matte! FIORDILIGI E DORABELLA

accennando Don Alfonso Ecco là il barbaro che c’ingannò! DON ALFONSO

V’ingannai, ma fu l’inganno disinganno ai vostri amanti,

WOLFGANG AMADEUS MOZART

FIORDILIGI

wijst naar Despina en Don A!fonso Dat in onze plaats die wrede man en die verleidster spreken! DON ALFONSO

Wat ze zegt is maar al te waar, en dààr is het bewijs! hij wijst naar de kamer waarin de vrijers zich hadden verborgen. Ferrando en Guglielmo gaan er binnen FIORDILIGI EN DORABELLA

Ik ijs, ik ril van angst. Waarom verraadt hij hen? Ferrando en Guglielmo treden uit de kamer, zonder hoed, zonder mantel en zonder snor; maar met hun vermomming: zij spotten met hun vriendinnen en met Despina

FERRANDO

tot Fiordiligi Voor u, schone dame, buigt de ridder uit Albanië! GUGLIELMO

tot Dorabella Hier heeft u het portretje terug, in ruil voor het hartje, Vrouwe! FERRANDO EN GUGLIELMO

tot Despina En aan de magnetische geneesheer breng ik de hulde die hij verdient! FIORDILIGI, DORABELLA EN DESPINA

Hemel, wat zie ik!

FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

Zij staan paf! FIORDILIGI, DORABELLA EN DESPINA

Ik ben mijn smart niet meer meester! FERRANDO, GUGLIELMO EN DON ALFONSO

Ze zijn half krankzinnig! FIORDILIGI EN DORABELLA

wijzen naar Don Alfonso Dat is de schurk die ons erin liet lopen! DON ALFONSO

Ik liet jullie erin lopen, maar om jullie minnaars uit de waan te helpen:

129


che più saggi omai saranno, che faran quel ch’io vorrò. Qua le destre, siete sposi. Abbracciatevi e tacete. Tutti quattro ora ridete, ch’io già risi e riderò. FIORDILIGI E DORABELLA

Idol mio, se questo è vero, colla fede e coll’amore compensar saprò il tuo core, dorarti ognor saprò. FERRANDO E GUGLIELMO

Te lo credo, gioia bella, ma la prova far non vo’.

DESPINA

Io non so se veglio o sogno, mi confondo, mi vergogno; manco mal, se a me l’han fatta, ch’a molt’altri anch’io la fo. TUTTI

voortaan zullen ze wijzer zijn en doen wat ik wil. Geef je hand: jullie zijn bruid en bruidegom. Omhels elkaar en zwijg. Lacht nu alle vier, want ik heb al gelachen en ‘k zal nog lachen. FIORDILIGI EN DORABELLA

Mijn idool, als dit waar is, zal ik door mijn trouw en liefde je hart weten te troosten: ik zal je altijd aanbidden. FERRANDO EN GUGLIELMO

Ik geloof je, mooie lieveling, maar ik vraag niet naar bewijzen. DESPINA

Is dit een droom? ‘k Ben totaal van streek, ik schaam me; maar wacht: zij hebben mij gefopt, maar ik zal nog veel anderen foppen!

ALLEN

Fortunato l’uom che prende ogni cosa pel buon verso e tra i casi e le vicende da ragion guidar si fa. Quel che suole altrui far piangere fia per lui cagion di riso e del mondo in mezzo ai turbini bella calma troverà.

Gelukkig hij die alles van de goede kant beziet en zich bij tegenslag en ongeluk laat leiden door de rede. Wat meestal doet huilen is voor hem een reden om te lachen, en te midden van de woelingen der wereld zal hij rust en vrede vinden.

Fine dell’Opera

Einde van de opera

130

COSÌ FAN TUTTE


BIOGRAFIEËN

UMBERTO BENEDETTI MICHELANGELI — Dirigent Umberto Benedetti Michelangeli genoot zijn opleiding aan het Giuseppe Verdi Conservatorium in Milaan en specialiseerde zich nadien bij maestro Franco Ferrara. Hij dirigeert geregeld belangrijke Italiaanse en Europese orkesten zoals de Accademia di Santa Cecilia, het Boedapest Festival Orchestra, het Symfonisch Orkest van de SWR (Stuttgart), het Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo, het Kammerorchester Basel (waarvan hij chef-dirigent was) naast orkesten van gerenommeerde operahuizen zoals het Teatro Regio di Torino, La Fenice, Carlo Felice van Genua en San Carlo in Napels. Hij heeft een speciale band met het Orchestra da Camera di Mantova waarvan hij van 1984 tot 2007 chef-dirigent was. In 1997 won de maestro met het orkest de prestigieuze Abbiati Prijs en in 2004 realiseerde het orkest onder zijn muzikale leiding een omvangrijke Beethoven - cyclus. In de periode 2005-’07 was het Orchestra da Camera di Mantova onder leiding van Michelangeli ook prominent aanwezig op ‘Mozart Fest’, gewijd aan het complete sacrale repertoire van W.A. Mozart. Een aparte vermelding verdient ook de samenwerking met de Camerata Academica Salzburg voor een serie concerten op de Schubertiade Feldkirch in 1996. De interesse van de Italiaanse dirigent gaat de laatste jaren vooral uit naar de Weense Klassiek en het Franse repertoire. Hij grasduint bij voorkeur in het werk van de 18de – en 19de-eeuwse meesters. In 2006 was hij voor het eerst te gast op het prestigieuze Rossini Festival in Pesaro met Mozarts Die Schuldigkeit des ersten Gebots en Rossini’s La cambiale di matrimonio. In 2008 maakte hij er opnieuw zijn opwachting met L’Equivoco stravagante. Umberto Benedetti Michelangeli was reeds eerder te gast in Opera Vlaanderen als dirigent van Die Schöpfung (Haydn), het Stabat Mater van Vivaldi en van Pergolesi, Mozarts Die Entführung aus dem Serail en het Paasconcert 2014 met Mozarts Mis in c en Pärts Cantus in Memoriam Benjamin Britten.

JAN SCHWEIGER — Dirigent en Koorleider De Oostenrijkse dirigent en koorleider Jan Schweiger is sinds januari 2014 koorleider van het Koor van de Opera Vlaanderen. Vanaf zijn zevende studeerde hij piano. Later kwam daar trombone en zang bij. In de periode 1999-2008 studeerde hij aan het Mozarteum Salzburg zang, koordirectie bij professor Karl Kamper en orkestdirectie bij professor Dennis Russel Davies. In 2003 werd Jan Schweiger lid van het Arnold Schönberg Chor. Daar werkte hij samen met belangrijke dirigenten zoals Claudio Abbado, Nikolaus Harnoncourt, Adam Fischer, Erwin Ortner en Sir Simon Rattle. Ondertussen volgde hij masterclasses bij Neil Thomson en Peter Gülke. In 2006 was hij beurshouder van het Gustav Mahler Jugendorchester onder de leiding van Claudio Abbado. Vanaf september 2007 was Jan Schweiger koorleider van het Operakoor in Heidelberg. Hij was er verantwoordelijk voor het Operakoor, extra koor en Kinderkoor in alle operavoorstellingen en dirigeerde er de Heidelberger Philharmoniker. In 2009 ontving hij de Preis des Freundeskreises für junge engagierte Künstler. Jan Schweiger dirigeerde verschillende professionele-, amateurkoren en ensembles en vertolkte als zanger een veelzijdig koorrepertoire. In Opera Vlaanderen leidde hij recent het Koor in Otello van Rossini, in Lady Macbeth uit het district Mtsensk en in koormuziek van Richard Strauss in een

WOLFGANG AMADEUS MOZART

131


Middagconcert in Opera Vlaanderen en op de Richard Strauss Happening in deSingel. Hij opende dit seizoen tevens met Elektra van Richard Strauss en leidde recentde indrukwekkende koren in Moesorgski's Khovansjtsjina.

GUY JOOSTEN — Regisseur Guy Joosten begon zijn carrière als theaterregisseur en artistiek leider van de, mede door hem opgerichte, Blauwe Maandag Compagnie in Antwerpen. Hij regisseerde eveneens in het NTG, de KVS, het Brussels Kamertoneel en voor diverse theatergezelschappen in Nederland (Amsterdam, Eindhoven en Groningen). Op 28-jarige leeftijd maakte hij zijn debuut bij het Burgtheater in Wenen met zijn succesvolle enscenering van Lars Noréns stuk Nacht Mutter des Tages. Een jaar later werd hij chef-regisseur bij het Thaliatheater in Hamburg. Zijn carrière als operaregisseur begon in Opera Vlaanderen in 1991 met Rossini’s La Cenerentola. Sindsdien is hij er regelmatig te gast. Zijn meest recente regie’s voor het huis waren de wereldpremière van Christian Josts Rumor en een nieuwe lezing van Don Giovanni. Met Verdi’s Un Ballo in Maschera regisseerde hij in 1992 zijn eerste van de vele producties voor De Munt/La Monnaie in Brussel. Afgelopen seizoenen tekende hij er voor regies van onder meer Elektra, Salome, Lucrezia Borgia en de openingsproductie van dit seizoen: Daphne. Guy Joosten werkte verder in de operahuizen van onder meer Amsterdam, Barcelona, Bern, Düsseldorf, Essen, Genève, Göteborg, Hamburg, Helsinki, Kopenhagen, Leipzig, Lissabon, Londen (ENO), Madrid, Monte Carlo, Montpellier, Wenen (Volksoper en Theater a/d Wien) en Zürich. In 2005 maakte hij zijn debuut aan de Metropolitan Opera in New York met Gounods Roméo et Juliette. Hij was gastprofessor aan de Universiteit van Hamburg en doceerde aan de Hoge­scholen van Amsterdam, Eindhoven, Maastricht en Saarbrücken alsook aan het Theaterinstituut in Barcelona. Masterclasses gaf hij o.a. in Sofia en Tel Aviv. Guy Joosten was de oprichter en, tot juli 2004 en sinds oktober 2013 opnieuw, artistiek directeur van de Operastudio Vlaanderen in Gent vandaag de International Opera Academy. In 1989 won hij de Theaterfestival Prijs in Rotterdam voor zijn regie van Nachtwake (L. Norén) en een jaar later ontving hij de Thaliaprijs voor zijn werk bij de Blauwe Maandag Compagnie. Voor zijn operaregies werd hij in 1999 door de Vlaamse regering onderscheiden met de titel van Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. In 2010 onving hij in Parijs de ‘Prix de la Critique/Prix de L’Europe Francophone’ voor zijn regie van Richard Strauss’ Elektra in De Munt. Dit seizoen viert Guy Joosten in Opera Vlaanderen zijn 30-jarig theaterjubileum met een herziene voorstellingenreeks van zijn Mozart-Da Ponte cyclus en rijgt hij Die schweigsame Frau aan zijn reeks Richard Straussopera’s, deze keer in het Aalto Theater Essen.

JOHANNES LEIACKER — Decor De Duitse decorontwerper Johannes Leiacker werkte voor alle belangrijke Duitse theater- en operagezelschappen. Zijn eerste opdrachtgever was het Schauspiel Frankfurt. Vlug volgden opdrachten van onder meer theaterhuizen in Düsseldorf, Bonn, Keulen, Stuttgart, het Schiller Theater en het Deutsches Theater in Berlijn en het Residenztheater in München. Buitenlandse opdrachten brachten hem naar Kopenhagen en Stockholm waar hij onder meer meewerkte aan de creatie van Sieben Türen/Botho Strauss. In 2005 tekende hij het decor voor de wereldcreatie van Angebot und Nachfrage/Roland Schimmelpfenning voor het Schauspielhaus Bochum. Zijn werk als decor- en kostuumontwerper voor de Duitse operahuizen bezorgden hem bekendheid tot buiten de landsgrenzen. Hij werkte voor de opera­ huizen van Amsterdam, Barcelona, Brussel, Helsinki, Londen, Kopenhagen,

132

COSÌ FAN TUTTE


Lyon, Madrid, Parijs, Staatsoper Wenen, Bolsjoi Theater Moskou, Los Angeles Opera, Metropolitan Opera New York, Tokio Nikikai Opera Foundation en voor de Salzburger Festspiele. In 2007 ontwierp hij het spectaculaire decor voor Tosca op de Bregenzer Festspiele. Johannes Leiacker ontving voor zijn ontwerpen vele prijzen. De meest recente zijn: in 2009 werd hij uitgeroepen tot ‘decorontwerper van het jaar’ door het gerenommeerde vaktijdschrift Opernwelt en in 2010 ontving hij de Lawrence Olivier Award voor zijn decorontwerp voor Tristan und Isolde in Covent Garden Londen. Voor Guy Joosten en Opera Vlaanderen ontwierp Johannes Leiacker de decors voor de drie Mozart-Da Ponte opera’s, Rigoletto, Pikovaja Dama en Luisa Miller.

KARIN SEYDTLE — Kostuums Na haar kunst- en modestudies in Stuttgart tekende Karin Seydtle voor een jarenlang engagement, telkens samen met intendant Claus Peymann, in het Staatstheater Stuttgart en het Schauspielhaus Bochum. Zij volgde Peymann naar het Burgtheater in Wenen waaraan ze jarenlang vast verbonden bleef als kostuumontwerpster. Sinds 1984 werkt Karin Seydtle freelance. Haar eerste kostuumontwerp voor opera realiseerde ze voor Der Freischütz in een regie van Axel Manthey in Frankfurt. Daarna volgden engagementen in Dortmund, Wuppertal, Basel, Düsseldorf, Keulen, Zürich en Wenen. Met Guy Joosten werkte ze voor het eerst samen bij de Blauwe Maandag Compagnie. Daarna volgden verschillende operaproducties in Genève, Göteborg, Basel en Brussel. In Opera Vlaanderen tekende Karin Seydtle voor Guy Joosten tevens de kostuums voor Le Nozze di Figaro en Rigoletto.

CRISTINA PASAROIU — Fiordiligi De Roemeense sopraan Cristina Pasaroiu was studente muziek en zang aan het Dinu Lipatti Muziekcollege van Boekarest en aan het Conservatorio di Musica Giuseppe Verdi in Milaan. In 2009 studeerde Cristina Pasaroiu af aan de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen. Kort daarop werd ze lid van het Jonge Kunstenaars Project in Bologna. Ondertussen won ze heel wat zangwedstrijden in binnen- en buitenland. Het is in het Teatro Comunale di Bologna dat Cristina Pasaroiu, pas eenentwintig jaar, debuteerde aan de zijde van José Cura als Magda/ La Rondine. In dezelfde rol was ze eveneens te horen in de Opéra national de Lorraine Nancy. Tijdens de Opernfestspiele St. Margarethen (Oostenrijk) vertolkte ze de partijen van Micaëla/Carmen en Mimi/La bohème. Pasaroiu is geregeld te gast in de Oper Frankfurt waar zij te horen is in vooral Mozart, Italiaanse en Franse opera. Zij zong er onder meer de titelrol in La traviata en in Adriana Lecouvreur - een rol die ze ook in de Opéra van Nice vertolkte - en Desdemona/Otello. In BadenBaden was ze te horen als La Contessa di Almaviva/Le Nozze di Figaro en in het Gran Teatre del Liceu Barcelona kroop ze in de huid van de titelheldin in Suor Angelica. In de Opera van Kassel zong ze voor het eerst de partij van Fiordiligi/Così fan tutte. Toekomstige engagementen brengen haar naar Amsterdam, Berlijn en São Paulo voor concerten en naar de Opéra Grand Avignon voor Mimi en de Opéra van Nice voor nieuwe uitdagingen: twee maal Franse grand opéra: de titelrol in La Juive en Valentine in Les Huguenots.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

133


MARIA KATAEVA — Dorabella Deze Russische mezzosopraan studeerde piano en koordirectie aan het Rimski Korsakov Muziekconservatorium van Sint-Petersburg. Tijdens haar studiejaren zong Maria Kataeva reeds geregeld operapartijen en trad ze op samen met solisten van het Mariinsky Theater en het Pskov Filharmonisch Symfonisch Orkest. Tijdens het seizoen 2010-11 zong ze de titelrol in Carmen in het kader van een coproductie met het Pskov Filharmonisch Orkest en de Estlandse Opera en vertolkte ze de partijen van Dido, Second Witch, Spirit/Dido and Aeneas (Purcell) en van Orfeo/ Orfeo ed Euridice (Gluck). Tijdens het seizoen 2011-12 werd Maria Kataeva lid van het jeugprogramma van de Deutsche Oper am Rhein Düsseldorf en sedert seizoen 2013-2014 is ze volwaardig ensemblelid van dezelfde opera. Ze was er reeds te horen in zeer uiteenlopende rollen zoals Soeur Mathilde/Dialogues des Carmélites, Rosina/Il barbiere di Siviglia, Mercédès/Carmen, Cherubino/Le Nozze di Figaro en Flora Bervoix/ La traviata. Naast haar opdrachten als ensemblelid van de Deutsche Oper am Rhein was Maria Kataeva ook te horen als Olga/Jevgeni Onegin in de Edmonton Opera/Canada en als Cherubino/Le Nozze di Figaro in het Grand Théâtre de Genève. In de nabije toekomst staan een aantal nieuwe rollen genoteerd, waaronder Der Komponist/Ariadne auf Naxos, de titelrol in de wereldpremière van Ronja Räubertochter (Jörn Arnecke) en Maddalena/Rigoletto, een rol die ze eveneens in het Théâtre du Capitole zal vertolken.

SÉBASTIEN DROY — Ferrando De Franse tenor Sébastien Droy studeerde aan het Conservatoire national de Musique in Parijs. Zijn professionele carrière begon in de Opera van Freiburg met Les Aventures du Roi Pausole van Arthur Honegger. Sébastien Droy bouwt sedert 2003 een solide carrière op met optredens in alle belangrijke Franse operahuizen. Hij wordt er vooral gevraagd omwille van zijn verfijnde Mozartvertolkingen van Ottavio/Don Giovanni, Ferrando/Così fan tutte, Belmonte/Die Entführung aus dem Serail, Idamante/Idomeneo, Agenore/Il Re Pastore en Tamino/Die Zauberflöte. Naast Mozart vertolkt Droy een breed operarepertoire dat zowel de tragédie en musique van Henri Desmarest, de opera’s van Gluck, Rossini, Offenbach, Verdi, Gounod, Debussy als de composities van Poulenc en Stravinsky omvat. Buiten Frankrijk was hij te horen in Sint-Petersburg, bij de Opéra de Wallonie en in de Nationale Opera Ballet in Amsterdam. Sébastien Droy is geregeld te gast bij Festivals als vertolker van sacrale muziek van onder meer Berlioz, Bach en Mozart. Hij werkte samen met belangrijke dirigenten zoals Marc Minkowski, Esa Pekka Salonen, Kurt Mazur, Ivan Fischer en Christophe Rousset. Ook de meer intieme wereld van het Lied fascineert hem, zo is hij geregeld te horen tijdens recitals met werk van Fauré, Debussy, Gounod, Liszt, Schumann en Brahms. Als toekomstplannen noteren we Alfredo/La traviata in Tours en Benedict/Béatrice et Benedict in De Munt/La Monnaie Brussel.

RICCARDO NOVARO — Guglielmo Bariton Riccardo Novaro studeerde bij Carlo Meliciani aan het Giuseppe Verdi Conservatorium in Milaan. Hij was te gast bij vele belangrijke operagezelschappen en verscheen op een reeks grote internationale festivals. Zo was hij te horen in de Opéra national de Paris (La Cenerentola, L’Italiana in Algeri), Lincoln Center New York (Don Giovanni), Teatro alla Scala (Un Giorno di Regno), Teatro San Carlo in Napels (L’elisir d’Amore), De Munt (Il Viaggio a Reims), Bayerische Staatsoper München (La Cenerentola), Théâtre des Champs Elysées, Parijs (Le Nozze di Figaro), Garsington Opera Festival (Die Zauberflöte, La Pietra del Paragone, Don Pasquale),

134

COSÌ FAN TUTTE


festival international d’Opéra baroque in Beaune (Le Nozze di Figaro, Così fan tutte, Orlando furioso), Grand Théâtre de Bordeaux (L’Italiana in Algeri) en Glyndebourne Opera Festival (Così fan tutte, La Bohème, Gianni Schicchi, Rinaldo). Novaro zingt een uitgebreid barokrepertoire onder muzikale leiding van gerenommeerde dirigenten zoals René Jacobs, Emmanuelle Haïm, Jean-Christophe Spinosi en Ottavio Dantone. Verder werkte hij samen met een aantal belangrijke dirigenten zoals Rinaldo Alessandini, Maurizio Benini, Ivan Fischer, Daniele Gatti en met vooraanstaande regisseurs zoals Annabel Arden, Robert Carsen, David McVicar, Adrian Noble, Pier Luigi Pizzi, Luca Ronconi en Daniel Slater.

UMBERTO CHIUMMO — Don Alfonso De Italiaanse bas Umberto Chiummo is thuis in een breed repertoire gaande van barok over Mozart, Rossini, Donizetti, Bizet en Gounod. Zijn zangcarrière voerde hem naar de grote operascènes en festivals, zowel in Europa als in de Verenigde Staten, Canada en Israël. Hij is een graag geziene gast in de Bayerische Staatsoper München waar hij onder meer de partijen van Garibaldo/Rodelinda, Il re di Scozia/ Ariodante, Giove/La Calisto, Don Basilio/Il barbiere di Siviglia, Raimondo/Lucia di Lammermoor – een rol die hij ook in de Opera van Frankfurt en in Tel Aviv zong en Figaro/Le Nozze di Figaro vertolkte. Deze laatste rol bracht hem naar het Teatro alla Scala Milaan. Umberto Chiummo is geregeld te gast in de grote operahuizen zoals de Opera van Zürich, de Staatsoper Berlijn, Opera van Stuttgart, het Teatre del Liceu Barcelona, het Teatro Real Madrid en de Opéra comique Parijs. Hij zong er onder de muzikale leiding van onder meer Zubin Mehta, Riccardo Muti, Ottavio Dantone, Wolfgang Sawallisch, Charles Mackerras en Michel Plasson. Hij werkte met regisseurs als Luc Bondy, Robert Carsen, David McVicar, David Alden en Graham Vick. Recent was Chiummo te gast in Covent Garden Londen en in de Nationale Opera Ballet in Amsterdam. In Madrid en Parijs trad hij op met Les Arts Florissants onder de muzikale leiding van William Christie. Verder zong hij in het Teatro Fenice en op het Glyndebourne Opera Festival. Umberto Chiummo maakte cd-opnames van onder meer Don Giovanni onder de muzikale leiding van Charles Mackerras en twee maal van Rodelinda, eerst met William Christie en daarna onder de muzikale leiding van Ivor Bolton. Umberto Chiummo was reeds eerder te gast in Opera Vlaanderen als Claudio/Agrippina.

AYLIN SEZER — Despina De Turks-Nederlandse sopraan Aylin Sezer is dit seizoen lid van het Jong Ensemble van Opera Vlaanderen. Ze behaalde haar bachelor diploma klassieke zang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en haar master in opera bij de Dutch National Opera Academy met onderscheiding voor ‘exceptional artistic quality’. Aylin was tevens finaliste in de Leyla Gencer Voice Competition in Istanbul. Ze zong afgelopen seizoenen onder andere Pamina/Die Zauberflöte bij Opera Zuid en in de Peter Brookproductie Eine Zauberflöte en ze was te gast bij verschillende operagezelschappen als Despina/Così fan tutte, Annio/La clemenza di Tito, Micaëla/ Carmen, Dido/Dido and Aeneas en in de titelrollen in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea en Händel’s Agrippina. Aylin is geregeld te gast op concertpodia met partijen als Clärchen in Beethovens Egmont en als soliste in Mozart’s, Fauré’s en Saint-Säens’ Requiem, het Gloria van Poulenc en Stabat Mater van Rossini. Aylin Sezer zong onder leiding van dirigenten als Jan Willem de Vriend en Richard Egarr. Ze opende dit seizoen in Opera Vlaanderen als Fünfte Magd/Elektra en daarna was ze er te horen als Emma/Khovansjtsjina. Later dit seizoen komt ze terug als Zerlina/ Don Giovanni en Barbarina/Le Nozze di Figaro.

WOLFGANG AMADEUS MOZART

135



SYMFONISCH ORKEST OPERA VLAANDEREN Viool I Marian Taché, concertmeester Carol Minor Blanca Parra Arbealez Renate Podratzky Marjan Gils Sarah Loubry Alwin Wauters Viool II Anne Leonardo Reinilde Leyers Justyna Miller Mikolaj Türschmid Se-yun Lee Joke Van Tilborg Miguel Becerra Altviool Paul Declerck Traudi Helmberger Els Van Geendertaelen Veerle Demey Johan Arnout

Hoorn Bart Cypers Alex Van Aeken Trompet Tom Seynaeve Luc Goeman Pauken Roel Vanderspikken Klavecimbel Jeanne-Minette Cilliers

Orkest- & Koormanager Guido Spruyt Orkestinspiciënten Frank Claes Didier Van Acker Orkestbode Vladimir Pechnikov

Cello Hans Ludwig Becker Christoph Gerlach Tomas Frühauf Greet Gils Jan Van Passen Contrabas Aykut Dursen Johan Leyers

KOOR OPERA VLAANDEREN Koorleider Jan Schweiger Sopranen Christa Biesemans Nam Hee Kim Nicola Mills Laura Gils Ginette Quartier Alten Marta Babic Min Pauwels Greetje Borst Myriam Hordies Lieve Monbaliu Tenoren Ronny Demetsenaere William Helliwell Rudy Bakeland Erik Dello Michel Van Goethem Bassen Miguel Torres Thierry Vallier Guido Verbelen Jung Kun Oh Onno Pels

Koorinspiciënt Jan De Bie

Fluit Frank Vanhove Francis Poskin Hobo Arie Van der Beek Marleen Gorgon Klarinet Fang Song Eric Hardyns Fagot Emilia Zinko Daniel Demoustiez

WOLFGANG AMADEUS MOZART

137


Adjunct technisch directeur PRODUCTIE Jan Kuppens Assistent-dirigent Assistent technisch directeur Jan Schweiger Eric Smets Repetitoren Diensthoofd rekwisieten Petros Bakalakos Erlinde Peeters Jeanne-Minette Cilliers Koorrepetitor Jef Smits Regieassistent Jan David Schmitz Taalcoach Sabrina Avantario

Adjunct diensthoofd rekwisieten Wouter Janssens Diensthoofd podiumtechniek Gino Jacobs

Technisch productieleider Linde Raedschelders

Adjunct diensthoofd podiumtechniek Peter Schillewaert Peter Mous

Assistente technisch productieleider Sophie Vrielynck

Technische ondersteuning en planning podiumtechniek Franky De Winne

Kostuumverantwoordelijke Mieke Correas Chris Janssens

Diensthoofd decorafdeling Jurgen Baert

Voorstellingsleiding Nico Declerck Hans Wils Boventitels Simen Van Mechelen Synchronisatie boventitels Sofie Dhaenens Adjunct Artistiek Directeur Jochen Breiholz

Podiumtechnici Marc Alen Pablo Arreola Ramos Remco Bovri Bram Deheyder Gaetan Favier Joe Gamon Nathalie Janssens Björn Petry Jan Quasters Wim Snauwaert Hans Valcke Stefaan Van Akoleyen Stijn Van Buggenhout Raymond Vanderhaegen Ria Vandoren Kurt Van Vlem Technisch tekenaar Bert Serneels

Diensthoofd belichting – audio - video Glen D’haenens

Diensthoofd technische ondersteuning Frans Meynendonckx

Adjunct diensthoofd belichting - audio – video Robin Baelemans Stefaan Geudens

Adjunct diensthoofd technische ondersteuning Patrick Achtergaele

Hoofd Planning Wim Van Brussel Artistiek coördinator Catharina Wüst

Diensthoofd kostuumatelier Cees Janssens

Medewerker Productie & Planning Jannah Van Nevel

Diensthoofd kap & grime Christophe De Wachter

138

Brigadiers podiumtechniek Tom Van Cauwenberghe Marcoen Dolhain Jean-Pierre Verkimpe Johan Weber

Adjunct diensthoofd decorafdeling Luc Lasseel

Technische ondersteuning en planning audio Dirk Minnebo

Technisch directeur Luc Van Loon

Productieverantwoordelijken podiumtechniek Huseyin Altunbay Roel Bouquet

Adjunct diensthoofd kap & grime Nadia Schelfhout

Chauffeur Eddy Willaert Productieverantwoordelijken belichting Robin Baelemans Jan Vereecken Brigadiers belichting Lino De Backer Nicolas Moens Bart Verlaenen Specialist video en belichting Evelien Vandenboer

COSÌ FAN TUTTE


Stefaan Van den Eede Specialist special effects en belichting Eric Geirnaert Specialist audio Jonathan Baltussen Maarten Buyl Belichters Muriel Derden Stefaan De Strooper Caroline Pauwels Ben Smets Emilie Sanverdi - stagiair Alain Lamadrid - stagiair Brigadier rekwisietenafdeling Naiara Beistegui Idigor Johan Brutsaert Saskia Verreycken Medewerkers rekwisietenafdeling Birgitte Mørk Jessie Roosenboom - stagiair Jana Volders - stagiair Supervisors kostuumproductie Krisje Biegel Mieke Correas Chris Janssens Veerle Van den Wouwer Supervisor kostuumopslag & kleedsters Frédérique Dauwe 1e coupeur herenatelier Meggy Blockeel - a.i. Inge Bruylandt 1e coupeur damesatelier Lotte Payer 2e coupeur damesatelier Sylvie Borremans Medewerkers kostuumdienst Sarah Budts Noëlla Creyf Corina Elst Abigail Gijbels

Griet Keersmaeker Sylvia Luyckx Annick Nobels Marjolijn Platevoet Jessica Pottiez Celestine Snauwaert Sara Van Meer Specialisatie hoeden Sylvia Luyckx Specialisatie verven Anna Naudts Greta Wiggers Kleedsters Marijke De Belie Azura Janssens Françoise Van Bruane Miet Van Stichel Marlies Vanhoucke Greta Wiggers Nathalie Wils Medewerkers Kap & grime Ingvild Bauweraerts M. Thérèse De Cauwer Frank Declercq Evie Hamels Ramona Porter Ine Ramakers Annick Verheyen Anneke Wastijn Decorafdeling - Schrijnwerkers Steven Gauwberg Nico Lammens Peter Le Loup Marc Maes Abraham Van de Weghe Decorafdeling – Schilders Ian Kesteleyn Gino Segers Peter Vanassche Figuratie Larbi Ajabounne Beau Bryan Mayuko Noa Calluy David Compernolle David Degreef Alexandra Grillo Tom Magnus Gabriel Molina

WOLFGANG AMADEUS MOZART

Abdelaziz Sarrokh Henk Van de Walle Patrick Vermeulen RAAD VAN BESTUUR Voorzitter Pol Bamelis Roger Claeys Paul Cools Lieven Decaluwé Jan De Groof André Gantman Philip Heylen Freya Poppe Annick Schramme Peter Vandamme Frank Van Massenhove Mieke Van Nuland Cindy Van Paesschen Kiki Vervloessem Algemene Vergadering Frank Beke Peter Bellens Bram Bombeek Willy Claes Bert Corluy Jozef Dauwe Miet De Bruyn Miet Deckers Leona Detiège Mario Maes Mieke Offeciers Inge Schoups Regeringscommissarissen Stefaan De Ruyck Erik Maes DIRECTIE KUNSTHUIS OPERA VLAANDEREN BALLET VLAANDEREN VZW Algemeen directeur Lena De Meerleer Intendant Opera Vlaanderen Aviel Cahn Artistiek directeur Ballet Vlaanderen NN

139


VRIENDEN OPERA VLAANDEREN RAAD VAN BESTUUR

Huyghe, Willem en Mieke Jacobs-

Mongh-Verstraete, Stefan Germeau,

Voorzitter Ria Schellens

Mulder, Jenny Merckx, Philippe en

Jan Hamelink-Van den Berg, Jean

Ondervoorzitter Pol Dewaele

Magda Naert-Van den Bergh, Jan

Hollenfeltz-Dutreux, Liesbeth Homans,

Bestuurders Joris Bulteel, Ingrid Ceusters-

Onderdijk, Marita Orlent-Heyvaert,

Gilberte Hulpiau-Ackermans, Giovanni

Luyten, Chris Claessens, Wouter De Geest,

Axel en Gerlyn Pairon-Staals, Theo

Immegeers en Matthijs Hoekstra,

Philippe D’heygere, Maxime Hamers,

Peeters, Patrice en Monique Petillot-

Frank en Wendy Judo-Weckhuysen,

Theo Peeters, Isabelle Santens, Philippe

Derouck, Charles en Carla Petré-

Ludovicus Kroot en Engeline Simons,

Thewissen, Peter Vandamme, Martine Van

Huysmans, Annemarie Platteau,

Pascale Lauwereys, William Martens,

den Weghe, Stefaan Voet

Guy en Martine Reyniers, Geert en

Jean-Paul en Leona Meulemans-Beliën,

Coördinator Laura Janssens

Kristien Salembier-Van Brussel,

Michel en Juliette Meulemans-Dochez,

Isabelle Santens, Christoph en Mark

Johan en Francine Miljoen-van der

Segers-Dehoux, Marc en An Sonnaert-

Linden, Noël en Rita Montrucchio-

VRIEND-MECENASSEN SEIZOEN

De Keersgieter, Kris en Marianne

De Luyker, Cornelis Pietersen-Punt,

2013-2014

Steenhaut-van Ruijssevelt, Jacobus

Michel en Katie Robeyns-De Pauw,

Pol en Chris Bamelis, Jan en Cathérine

en Marianne Stuyck-Goossens, Victor

Johan en Frederika Rogiers-Declerck,

Bossuyt-De Brouwere, Jan en Nadien

en Lea Swerts, Philippe Thewissen,

Ghislaine Roman de Mettelinge,

De Backer, Mignon Graafland, Jo

Bruno Tits, Piet van Abeelen, Koen

Theo en Gunhilde Roussis-Van

Hageman en Edith Vermeiren, Ludo en

en Renilde Vandelanotte-Draulans,

Gorp, Katy Sabbe, Piet en Mirjam

Ria Schellens, Frans en Cocky Staals-

William en Livine Van de Velde-Van der

Sleeckx-De Cuypere, Jan en Isabella

van Cleef, Simonne Timmermans-

Wee, Benedikte Van Der Perre, Jos en

Smeele-de Boer, Victor en Genevieve

De Rop, Peter Vandamme; diverse

Lorette Van der Perre-Devriendt, Joep

Spaas, Nicole Van Craenenbroeck,

anonieme Vriend-Mecenassen.

en Agnes Van Gent-Röling, Bernard

Remi Van Den Broeck, Jeannot Van

Van Hool, Felix van Hoorebeke en

Hool-Govaerts, Fernand en Evelyne

Marie-Louise De Walsche, Veerle Van

Vandamme-Cambien, Vik en Katrien

Frank en Rita Arts, Monika Barkholt,

Kerckhoven, Agnes Van Kerkoven, Luc

Vandamme-Van Eeckhoutte, Herbert

Francine Bodderez, Joris Bulteel en

Van Mulders, Hugo Vandenberghe,

Verhulst, Stefaan Voet, Luuk en Marijke

Olivier De Ridder, BVM Vastgoed, Ans

Ivan Vanlerberghe, Jan Vercammen

Wiertsema, Wouter Wils.

Carels, Jan en Danielle Cerfontaine-De

en Chantal Willems, Marc Vergauwe

Meulenaer, Ingrid Ceusters-Luyten,

en Jan Rosseel, Bea Versele, Martine

Walter en Flavia Claes, Chris en

Versele, Cecile Vertommen-Goossens,

Els Claessens-Maldoy, Marc en

Axel en May Vervoordt-Schelkens,

Annie Corluy-De Smedt, CPM NV,

Xavier en Marijke Vinkeroye-Spaepen;

Rudi en Viviane De Becker, Jan en

diverse anonieme Beschermleden.

BESCHERMLEDEN SEIZOEN 2013-2014

OOK VRIEND WORDEN? HARTELIJK WELKOM! Bekijk de voordelen op

Martine De Clerck-Van den Weghe, Marie-Rosine De Dijn, Elisabeth

Lijst d.d. 18 november 2014

STEUNLEDEN SEIZOEN 2013-2014

www.operaballet.be/vrienden of

De Meester, Hugo en Christine De

Robrecht Barbe, Ernest en Mick

neem contact op met Coördinator

Mey-Van Velthoven, Luc en Rita De

Beevers-Machielsen, Phil en Olga

Laura Janssens op het nummer

Quinnemar, Pol Dewaele, Myriam

Berckmoes, Cecile Cambien, Willy

+32 (0)491 52 94 26 of via

De Witte-Versele, Marc Dhaenens

en Danielle Colle-Slaghmuylder,

operavrienden@operaballet.be

en Jeanine Jacquemyn, Philippe

Angèle De Block, Diederik en Ann De

en Sylvie D’heygere-Vercruysse,

Leersnyder, Robbrecht en Paula De

Alfons en Magda Dingemans, Martin

Meester-Raus, Caroline De Pourcq,

Franck, Mica Franck, Marc Franco

Jean-Charles De Preter-Caron, Marie-

en Rita Janssen, Antonius en Maria

Paule Derde, Philip en Christine

Goevaers-Der Kinderen, Maxime en

Detavernier-Verfaille, Bart De Wever,

Jeannine Hamers-Dochez, Catherine

Els D'Hooghe, Johan en Annelies Du


GA VOOR HET ECHTE WERK MET UW HULP BLIJFT OPERA EEN ECHTE LIVE BELEVENIS

STEUN OPERA VLAANDEREN BE38 3751 1172 3972 met vermelding “gift opera” Elke gift vanaf 40 euro is fiscaal aftrekbaar.



ALL E S I S M OGEL I JK

DA NK Z I J U

NEXT Festival - Akram Khan Cie

picture : Š Jean Louis Fernandez

DIT PROJECT IS ER DANKZIJ U.

Via de Nationale Loterij steunt u onrechtstreeks tal van projecten waar iedereen iets aan heeft. In 2013 ging op die manier meer dan 10 miljoen euro naar culturele projecten zoals dit.


BRONNEN Luc Joosten, Instap & Synopsis. Originele bijdragen programmaboek Così fan tutte Opera Vlaanderen, seizoen 2002-2003. Stendhal, Liefde en ontrouw uit: Stendhal, Over de liefde. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 1995. Vertaling: Carly Musset en Anton van Waarden. Andrew Steptoe, ‘Così fan tutte’ en de heersende moraliteit & ‘Così fan tutte’ en de invloed van de achttiende eeuw uit: Andrew Steptoe, The Mozart - Da Ponte Operas. The Cultural and Musical background to ‘Le Nozze di Figaro’, ‘Don Giovannï’ and ‘Così fan tutte’. Clarendon Press, Oxford, 1988. Vertaling: Martine Bom. Leo Karl Gerhartz, Meegesleept in een wervelwind van tegenstrijdige gevoelens & Een lachend en een wenend bedrijf Uit: Così fan tutte. Texte, Materialien, Kommentare. Herausgegeben von Attila Csampai und Dietmar Holland. Rororo Sachbuch - Ricordi Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH. Reinbek bei Hamburg, 1984. Vertaling: Andrej Smorscek. Alain de Botton, Proeven van liefde. Uit: Alain de Botton, Proeven van liefde. Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1993. Vertaling: Harry Pallemans. Guy Joosten, Een carrousel van emoties; gesprek met Piet De Volder. CITATEN Martha Nussbaum, Wat Liefde weet. Emoties en moreel oordelen. Rainbow Pocketboeken, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 1998. Vertaling; Frans van Zetten; Cesare Pavese & Bianca Garufi uit: het grote vuur. Met een afsluitend essay van Alejandro Zambra. Uitgeverij Karaat, Amsterdam 2010. Vertaling + nawoord: Evalien Rauws en Luc

144

de Rooy; Wilhelm Schmid, De herontdekking van de liefde. De kunst van het leven met anderen. Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam 2011. Vertaling: Willem Visser; Ilja Leonard Pfeijffer, La Superba. Een roman. Uitgeverij De Arbeiderspers, Utrecht, Amsterdam, Antwerpen, 2013; Paolo Giordano, De eenzaamheid van de priemgetallen. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 2009. Vertaling: Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd; Marivaux, La Dispute uit Marivaux, Théâtre complet. La Pochothèque. Le Livre de Poche/Classiques Garnier. Paris 1996 et 2000. Vertaling: Anne-Mie Lobbestael; Arthur Schnitzler, Das weite Land, geciteerd in Leo Karl Gerhartz, Een lachend en een wenend bedrijf; Dirk De Wachter, Een onmogelijk verlangen? Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2014.

COLOFON Opera Vlaanderen Antwerpen-Gent Seizoen 2014-2015 Intendant Aviel Cahn www.operaballet.be Samenstelling Luc Joosten Redactie Anne-Mie Lobbestael Grafisch ontwerp & typografie Sang Vandenbosch Druk Stevens Print, Merelbeke V.U. Aviel Cahn Van Ertbornstraat 8 2018 Antwerpen Opera Vlaanderen is een instelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet steun van

LIBRETTO Vertaling: Stefaan van den Bremt. De publicatie van het Nederlandstalige libretto geschiedt met vriendelijke toestemming van De Munt/La Monnaie. Fragmenten met | aangeduid: Nederlandse vertaling: Anne-Mie Lobbestael

Structurele sponsor

Mediapartners

ILLUSTRATIES Martin Schoeller & Marina Abramovic, Identical: Portraits of Twins. Portretfoto van Jan Schweiger: Gert Krautbauer Alle rechthebbenden die menen aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen, worden verzocht contact op te nemen met de uitgever.

COSÌ FAN TUTTE



WWW.OPERABALLET.BE


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.