9 minute read

FIETSREPORTAGE | Spanje

Next Article
Fietsnieuws

Fietsnieuws

De Ruta Iberica van zuid naar noord

De Via Verde vanaf Hantanares de Eresma.

Onze ingepakte fietsen hebben de vlucht naar Málaga in prima conditie overleefd, maar in het treinstation krijgen we te horen dat ze niet meekunnen naar Sevilla. Er is een onderbreking door werken aan het spoor, daarom gaat het verder met een bus. Maar niet getreurd, de buschauffeur heeft medelijden met ons en schuift alle bagage opzij voor de fietsen. Zo geraken we toch volgens plan in Sevilla, klaar voor onze ‘Ruta Iberica’ dwars door het wondermooie Spaanse binnenland.

Æ Tekst en foto’s Wim Rommel en Micheline Bourgeois

De Zilverroute

De volgende morgen, na zo’n typisch Spaans ontbijt met olijfolie op de boterhammen, zijn we klaar om onze 1600 km lange tocht aan te vatten. Voor het traject van Sevilla naar Merida, ongeveer 250 km, hebben we drie dagen ingepland. We vertrekken vroeg om de hitte voor te zijn. Het eerste deel tot Trujillo valt samen met de Zilverroute naar Santiago de Compostela. We komen dan ook geregeld pelgrims te voet tegen. Doorheen de Sierra Morena is het nooit vlak, maar zelfs met bepakking gaat het vlot. Het land is bezaaid met olijf- en fruitboomgaarden maar ook heel veel kurkeiken. Daaronder lopen her en der zwarte varkens die de bekende ibericoham leveren. De dieren doen zich te goed aan de eikels in de ‘dehesa’. Na Monesterio komen we in de Extremadura, één van de laatste ongerepte natuurparadijzen van Zuid-Europa. Vandaag is het zaterdag en we steken een tandje bij om Merida te halen. Met het vooruitzicht op een rustdag moet 103 km lukken. Via Fuente de Cantos fietsen we voorbij Zafra en door de Tierra de Barros (land van de modder). Het is lente en onderweg is het echt een weelde aan vogels: wielewaal, nachtegaal, putter, waaierstaartrietzanger, ooievaar, roodkopklauwier, roodstuitzwaluw, kwartel, hop en bijeneters. Zondag is bezoekdag. In de stad Merida kan je heel wat monumenten uit de Romeinse periode bewonderen, zoals de tempel van Diana en het Romeins theater uit 15 vC.

Spaanse keizerarend

Trujillo, waar een standbeeld van Pizarro het centrale plein siert, staat onder vogelaars bekend voor zijn kolonie kleine torenvalken. De steppevlakte voorbij de stad brengt weidse vergezichten. We geraken niet vooruit, de ver-

Overal olijfgaarden (boven). De rode rotsen van Murillo (onder).

rekijker gericht op de monniks- en aasgier of de vale gier. Ook een Spaanse keizerarend laat zich bewonderen. ‘s Middags zijn we amper 30 km verder. We houden het voor bekeken in Cabanas del Castillo, een schijnbaar onbewoond dorp waar niets te vinden is behalve een gîte en een drankenautomaat. Het uitzicht vanaf de kasteelruïne is fantastisch, met uitkijk over Las Villuercas en heel veel vale gieren. Guadalupe is vooral bekend voor zijn zwarte Madonna. We zijn vroeg aangekomen en ontmoeten een Hollands koppel dat zuidwaarts fietst. Het is warm en we drinken samen Amstel pils. Via de Puerto San Vicente klimmen we Extremadura uit, 4 km aan 10 %. Achteraf blijkt dit een fluitje van een cent, zolang je het maar op eigen ritme doet. Als beloning krijgen we een mooie langzame afdaling. Daarna gaat het 40 km bijna vlak, over de Via Verde de la Jara, een oud spoortracé tussen de rotsen, met bruggen en tunnels. Alle stationnetjes zijn verlaten en in verval. Ons enige gezelschap zijn blauwe eksters, een fluitende wielewaal en het geklapper van een opgeschrikte rode patrijs. De volgende dag staan er 105 km op het programma. Voorbij El Réal de San Vincente staan we plots voor wegenwerken. We zien niemand en fietsen door, om even later vast te stellen dat

we nog nooit een baan zó heel en al voor ons alleen hadden. Parasoldennen sieren het landschap. In Pelayos de la Presa strijken we neer op de camping, om meteen een rustdag aan te kondigen.

Ons enige gezelschap zijn blauwe eksters, een fluitende wielewaal en het geklapper van een opgeschrikte rode patrijs.

El Escorial voorbij

Zondag en er zitten 900 hoogtemeters in de gps. We fietsen op een prachtig pad langs de rivier Alberche om daarna te klimmen via een hobbelige zandweg richting Navas del Rey voor de koffiepauze. Enkele wielertoeristen steken ons voorbij op de klim. In het dorp staan ze op ons te wachten om te checken of wij inderdaad niet elektrisch rijden. De N 532 is behoorlijk druk, misschien omdat het zondag is. De Spanjaarden zijn heel attent in het verkeer: ze halen pas in als er 1,5 m naast de fietser vrij is. Vanaf Zarzalejo krijgen we een zanderig pad, met stenen bezaaid, maar het is er fantastisch mooi. Even gaat het neerwaarts en dan weer op, tot aan het Monasterio de San Lorenzo. Het enorme kloosterpaleis, beter bekend als ‘El Escorial’, is aan het einde van de 16de eeuw gebouwd voor koning Felipe II en telt 4000 kamers. In Cercedilla nemen we het bergtreintje tot Puerto de Navacerrada (1860 m), wat ons heel wat klimwerk bespaart. Daarna bollen we bergaf

Langs parasoldennen naar Pelagos. Trujillo.

tot aan de camping in Segovia. Jammer dat het zwembad nog niet open is. ‘s Nachts zit boven de tent een dwergooruil te roepen. Wat is er zaliger dan de volgende morgen gewekt worden door het gezang van de nachtegaal. Met de bus staan we zo in Segovia: een leuke, ommuurde stad, niet te groot en met een enorm aquaduct, een ‘Alcázar’ en een prachtige kathedraal.

Pijnboombossen

De eerste regen van deze tocht druppelt op het tentzeil. We fietsen vlot om Segovia heen en gaan in Hantanares de Eresma een nieuwe Via Verde op voor zo’n 40 km. Het is een grindpad maar het fietst vlot. In Vlaanderen is het niet denkbaar dat je over een oude treinroute zou fietsen zonder ook maar één iemand tegen te komen. Het is er prachtig, met heel veel klaprozen, kamille en distel, alles rondom staat uitbundig te bloeien. Het glooiende landschap met zijn graanakkers trekt natuurlijk de roofvogels aan: blauwe en grauwe kiekendief, toren- en boomvalk laten zich dan ook prachtig bewonderen. We blijven het spoor volgen waar het boekje een andere weg volgt, en later blijkt waarom de auteur niet deze kant op ging: het zand. Maar wij vonden het toch de moeite, want in deze pijnboombossen wordt aan harswinning gedaan. We overnachten in Coca, gekend van zijn impressionante kasteel uit de 15de eeuw in baksteen en gebouwd door Moorse ambachtslui. Op naar Peñafiel en het landschap verandert van sparrenbos naar open akkerland. Er volgt een heel mooi stukje tussen Cogeces del Monte en Peñafiel: een breed dal, heel ruig en rotsachtig met op het einde tafelbergen. Vos en ree laten zich makkelijk begluren, met boven hun kop de rondcirkelende Spaanse keizerarend. De nacht was koud. We fietsen met flinke rugwind, in tegenstelling tot de vorige dagen. In géén tijd hebben we meer dan 100 km gefietst en toch nog tijd zat om te genieten van al het moois onderweg door het dal van de Duero.

Altijd zon in Aragón

Voor het traject van 280 km tot Zaragoza nemen we drie dagen. We kruisen alweer een Nederlands koppel. Zij vertrokken uit Pau, ons einddoel, en twee dagen voor hun vertrek lag er nog heel wat sneeuw in de Pyreneeën. Langs een grindweg vluchten de reeën weg voor het fietsgedruis. Van Almazan naar Morés bolt het vaak bergaf, en dat mag ook eens. We fietsen door een weids landschap met af en toe een verlaten dorp. Van Morés laven we ons aan het lome landschap tot La Almunia de Doña Godina. Ook de onverharde stroken zijn goed te doen, dalend door het bos. Boven ons hoofd komt een aasgier de picknick opvrolijken.

De camping in Zaragoza, de hoofdstad van Aragón, is niet mooi, maar we zijn onder zeil en je kan er eten. We zijn geen cultuurbarbaren maar we hebben toch liever de vrije natuur. Daarom fietsen we ‘s morgens in alle vroegte door de stad, langs de protserige kathedraal

Het schommelt van 7naar 8 %, maar plots is het voetje aan de grond, wanneer een kudde koeien voorrang eist.

Varkens op zoek naar eikels in de ‘dehesa’. De Via Verde de la Jara.

2021 | 3en over de Plaza del Pilar met de giganteske ‘Fuente de la Hispanidad’, over de Ebro en door etsreportage Ruta Ibericahet dal van de río Gállego, naar de bergen in de verte. Tot Murillo de Gállego is het een goede - 85 x 103mm 110 km. De camping is prachtig gelegen, met zicht op de rivier en op de rode rotsen, ‘los Mallos de Riglos’, een prima oefenterrein voor rotsklauteraars. De hoogste ‘peña’ rijst 275 m omhoog. Je kan er zowel de vale gier als de aas- en de lammergier spotten.

Here comes the rain

We zitten goed op schema en besluiten het rustig aan te doen. We blijven de Gállego volgen, richting Sabiñanigo, en het stijgen gaat geleidelijk tot Biescas. Het zicht op de Pyreneeën is ontroerend mooi. De bermen zijn nog groen en staan vol bloeiende planten. We zijn geen regen meer gewoon: de rit van 75 km tot Escarilla, houden we al na 25 km voor bekeken. Het regent te hard. We zijn doetjes geworden. De volgende dag vertrekken we onder een stralende zon richting Laruns in Frankrijk. Het is zaterdag en wielertoeristen hijgen ons voorbij, de duim in de lucht, op naar El Portalet (1794 m). Het schommelt van 7 naar 8 %. Plots is het voetje aan de grond, wanneer een kudde koeien voorrang eist. Boven op de col genieten we van een lekkere kop koffie: het juiste moment om postkaarten naar de kinderen te schrijven. Maar er is geen postbus op de Col. Niet getreurd, de barhouder zal ze vanavond meenemen naar beneden. Het allerlaatste komt eraan: de afdaling naar Pau. Waar aan de Spaanse kant onze spaken nog in de stralende zon blonken, gaat de afdaling aan Franse kant volledig de mist in: we moeten een extra fleece en regenjasje aantrekken. Maar eenmaal dieper in de Vallée d’Ossau glimt ons stalen ros weer in het zonnetje. Boven een pas gehooid veld cirkelen een tiental zwarte wouwen. We blijven nog een dag rondfietsen in Pau en wijde omgeving, om dan de TGV naar Parijs te nemen. Dit was wellicht onze mooiste fietsreis ooit.

PRAKTISCHE INFO

Om Spanje van zuid naar noord te doorkruisen gebruikten wij de twee routeboekjes ‘Ruta Iberica’ van Benjaminse Uitgeverij (www.cyclingeurope.nl). Tussen Sevilla en Pau telden we 22 fietsdagen met een gemiddelde van 73 km per dag. Al onze accommodaties vonden wij in de routeboekjes: meestal campings, soms een ‘hostal’ of B&B. Wij vlogen vanuit Oostende naar Málaga, maar keerden terug met de TGV tot Lille. Het boeken van de TGV deden wij zo snel mogelijk, want het aantal plekken voor fietsen is beperkt: op de trein Pau - Paris konden amper vier tweewielers mee.

ONLINE

FOTO’S

This article is from: