18 minute read
LIBER AMICORUM
from OPZIJ oktober november 2022
by MIMM
Marianne Verhoeven
Hoofdredacteur Marianne Verhoeven is er niet meer, ze overleed op 26 augustus j.l. na een ziekbed van meer dan acht maanden. Natuurlijk is dat enorm verdrietig en een groot verlies. Maar Marianne wilde dat een bijeenkomst van familie, vrienden, kennissen en collega’s zou zijn zoals ze zelf was: zo vrolijk mogelijk, liever een ‘feestje’. Op 16 september j.l. was het zover in de Oranjerie van de Hortus Botanicus in Leiden, tegenwoordig de stad van OPZIJ en ook haar woonplaats. Het was mooi, er werd gesproken, gegeten, gedronken, gehuild en gelachen.
Op deze foto – je ziet dat Marianne op de achtergrond goedkeurend toekijkt – het tableau de la troupe: de mensen die direct of op gepaste afstand bij OPZIJ zijn betrokken. In de foto’s veel rood, dat zal u opvallen. Dat wilde Marianne graag. Op de pagina’s erna de herinneringen van diegenen die veel en intensief met haar samenwerkten.
Fieke Tissink
‘Zullen wij naast elkaar gaan zitten?’ Met die woorden stapte Marianne mijn leven binnen in 1971 . 51 jaar geleden. Beiden 12 jaar jong. Het was in de brugklas van de Christelijke Scholengemeenschap Rijswijk. Klas 1S. Samen rolden we door het VWO. En wat hebben we een plezier gehad! Het leren ging ons makkelijk af. En als het niet lukte, dan lieten we dat vak gewoon vallen. Zoals natuurkunde van meneer Hul. We hadden gespiekt bij zijn proefwerk, waardoor Marianne een min anderhalf kreeg en ik een min drie. Daar was niet tegenop te werken natuurlijk. ‘Hul, dat rijmt op lul’ riepen we dan. Ook Herr Roest van Duits was niet onze favoriet. Ook dat vak zetten we overboord. Tekenen vonden we dan wel weer leuk. Als tekenleraar Jaap Vegter een verhaal vertelde, ter inspiratie, luisterden wij ademloos. Vervolgens schreef hij op het schoolbord en zei daarbij: De Oo Ee En, DOEN!’ En dan was het doodstil en wij gingen tekenen. Deze woorden gebruikte Marianne later nog vaak. DOEN. Gewoon doen. Woorden die haar op het lijf geschreven waren.
In klas 3 gingen we naar Londen. Wij vonden het ongezellig om los van elkaar te slapen in de jeugdherberg dus versleepten we alle stapelbedden en maakten er een groot bed van, voor alle meisjes uit de klas. Zusterschap, toen al. We kregen onwijs op ons kop: ‘You are very naughty girls’. Maar ach, wat kan t schelen, we hebben een dolle nacht gehad. Dit was de eerste reis die Marianne en ik maakten. Er zouden er vele volgen. We gingen twee keer mee met een reis voor scholieren naar hoofdkwartieren van internationale organisaties zoals de Raad van Europa, Unesco, de NAVO, in Straatsburg, Brussel en Parijs. Superinteressant. En bovendien: wij mochten gewoon een week weg van school om deze reisjes te maken. Gaaf! Dat was een woord dat we in die tijd veel gebruikten. Ons leven was gaaf.
Dan was er ook nog het sporten dat ons bond. Na een handbaltoernooi op school besloten we op handbal te gaan. Maar toen we ons wilden aanmelden als lid, bij het clubhuis, deed er een enge man open. We renden weg. Het clubhuis dat ernaast lag, was van de Rijswijkse Hockeyclub. En ja, daar werden we toen lid. Heerlijke jaren beleefden we hier. Tot we gingen studeren: Marianne naar Leiden, ik naar Utrecht. We verloren elkaar uit het oog.
Na onze studies kwamen we elkaar door toeval weer tegen en was het direct weer ‘aan’. Inmiddels hadden we vrienden en huizen en werk. Maar het was wel duidelijk dat we elkaar niet meer kwijt zouden raken. Zeker
toen we allebei kinderen kregen was het weer dikke mik. Op onze vrije dagen werden de kinderen ingeladen en reden we naar elkaar toe, naar Amsterdam of Leiden. Of we gingen op stap naar Friesland of Disneyland Parijs. Onze kinderen vonden ons, als we bij elkaar waren, ‘slappe moeders’: alles mocht. Of in ieder geval veel. Wij genoten. Dat we dit mochten meemaken. Met de kinderen in de trein naar Parijs, in een eigen coupé. In het leukste hotel. Met elkaar.
Heel veel reizen zouden volgen. Met de gezinnen naar Barolo, in de Piëmonte. Hangen in het zwembad, met een aperol spritz in de hand. Avondenlang tafelen, met een grote groep vrienden en familie. Zo Italiaans. Drinken, eten, praten, discussiëren, lachen. Heel veel lachen. En die keer dat we naar Zuid-Afrika gingen voor de Hartstichting, waar Marianne toen werkte. Er moest een commercial gemaakt worden. Marianne had het reclamebureau naar huis gestuurd, zelf een script geschreven en een klein bedrijf in de arm genomen dat het met haar wilde uitvoeren. Mij vroeg ze om mee te gaan, als steun en toeverlaat. Bij aankomst in Kaapstad stapten we direct in een helikopter voor een vlucht boven de wijngaarden. Dit om het camerashot te bepalen voor de dag erna, als de opnames zouden plaatsvinden. Onvergetelijk natuurlijk. Zo mooi. Die hele reis was geweldig. En de commercial werd prachtig.
Ook meer recent maakten we nog veel reizen. Voor OPZIJ verzonnen we ‘de reismeiden’: daar konden we ons ei in kwijt. Dresden, Malta, Mallorca, Berlijn. Marianne regelde de reizen, maakte de foto’s, schreef mee aan de teksten. Ja, wat deed ze eigenlijk niet.
Vorig jaar kenden we elkaar 50 jaar. VIJFTIG JAAR! Dat zouden we gaan vieren met een reis. Een wereldreis riep Marianne maar steeds. Corona kwam en de reis werd uitgesteld. En toen kwam eind vorig jaar het afschuwelijke bericht dat Marianne een ongeneeslijke tumor had. Hoezo ongeneeslijk? Hoe kan dat? Geen wereldreis meer. Wel zijn we begin dit jaar nog met een hele club vrienden en familie naar Italië afgereisd, naar Mariannes favoriete hotel. Ze zat toen al in de rolstoel maar genoot nog met volle teugen. Dat was onze laatste reis. Mooi en gedenkwaardig, maar wat hadden we er nog graag heel veel meer ondernomen.
Lieve Marianne, wat hebben we het ontzettend fijn gehad, samen, met elkaar, met iedereen om ons heen. Ik ga je zo verschrikkelijk missen.
Emmely Pardon
Tsja, waar zal ik beginnen. Begonnen als grafi sch vormgever bij Glopinie Zus, waar ik kennis kwam maken op de redactie in Amsterdam en Marianne geen moment hoefde na te denken om mij aan te nemen als art director. ‘Laten we het gewoon maar doen.’ Zo, die klus had ik tepakken.
Niet veel later, toen Zus jammer genoeg stopte na 3 uitgaves, kon ik gelijk aan de slag bij Opzij. Tot de dood ons letterlijk scheidde heb ik nauw samengewerkt met Marianne. We waren toch wel wat meer dan collega’s. Ze was een ontzettende harde werker, zoveel liefde voor haar vak, niks was te gek, ze kreeg alles voor elkaar. En oh, wat was ze chaotisch. Ik was er ondertussen wel gewend aan geraakt dat we de laatste paar dagen voor de deadline nog tot in de late uurtjes pagina’s in elkaar aan het fl ansen waren. Ook al was ik de art director, Marianne bemoeide zich fl ink met de vormgeving. ‘Twee zielen, één gedachte’, zeiden we vaak genoeg tegen elkaar wanneer we samen achter mijn computerscherm zaten. Ze hoefde niet eens haar zin af te maken en ik wist al gelijk wat ze bedoelde: ‘Kan je die kop net ff …’ Ik: ‘Ohja, net wat meer zo, he?’ Dan gaf ze me een duwtje en zei: ‘Nou, precies wat ik in mijn hoofd had!’ En ondertussen maakten we een bak chocoladepepernoten of kaasvlinders soldaat.
Naast onze bijzondere samenwerking ken ik haar als een ontzettende kletskous, een echte bourgondiër, en een heel gul persoon. Ze deed alles voor een ander en zette zichzelf op de laatste plaats. Marianne redde zich wel, als het maar goed ging met de mensen om wie ze gaf. Tot op het aller laatste moment. Lieve Marianne, de enige echte M. Ik ga je missen!
Twee zielen, één gedachte Marij e van der Rest
Never a dull moment
“Vraag me maar niet hoe het gaat, want daar word ik gek van”. Misschien geen vreemde start van een telefoongesprek met iemand die net gehoord heeft dat ze een hersentumor heeft. Maar het was ook typerend voor Marianne, die telefoongesprekken meestal ergens midden in een verhaal begon. Ze was onderweg, zat zich boos te maken over iets op de tv, of ze begon direct over haar ideeën voor het volgende Opzij-nummer. Overal waar ze ging, bracht ze energie en gekkigheid. Of we nu op het punt stonden om Sigrid Kaag te interviewen – en ons afvroegen of we haar konden vragen naar haar overgangsklachten (niet gedaan) – of dat we in hoog tempo over de Leidse grachten cruiseden en elke kerel-in-boot die ons probeerde in te halen een dikke middelvinger gaven (wel gedaan).
Wat is het vreemd dat mijn trouwe lockdown-buddy er niet meer is. Eindeloos hebben we in coronatijd door de stad gewandeld. Scheldend op dat stomme virus, de gesloten theaters en op al die mannelijke ministers die er natuurlijk weer een zooitje van maakten.
“Ik doe ook maar wat hoor”, drukte ze me een keer op het hart, toen ik nerveus was voor een interview. Niet bang zijn, gewoon eropaf. De macht controleren en de macht verantwoordelijk houden.
Marianne’s onverschrokkenheid was haar grote kracht. We gaan haar vreselijk missen. Maar zoals een collega onlangs zei: terwijl wij ons hier druk maken, zit zij daarboven waarschijnlijk allang aan de borrel met de Queen. Ik zie ze zitten: een Opzij opengeslagen op tafel en een glas wijn in de hand. Never a dull moment.
Marije
Felix Huygen
Conversatie zonder einde
Mijn eerste ontmoeting met Marianne was op maandag 24 augustus 2015 om elf uur ’s ochtends. Gespannen betrad ik het Amsterdamse pand waar HP/De Tijd zat, voor de kennismaking als eindredacteur in spe. Marianne, de uitgever, keek me onderzoekend aan en bedolf mij onder een woordenstroom, die alle zenuwen wegnam.
Het was het begin van een conversatie die – met tussenpozen – zeven jaar duurde. Ik voelde me een groentje dat net van de universiteit kwam, maar zij zag me nooit zo. Ze vroeg steeds naar mijn opvattingen over HP/De Tijd, later over Zus en Opzij, of over de laatste miskleun van Mark Rutte – tijdens telefoongesprekken, wandelingen langs de Leidse singels en geanimeerde etentjes bij haar thuis. Met Hans, Bob en Rik, en anderen die eventueel kwamen aanwaaien. Geen maatschappelijk onderwerp bleef onbesproken – dat tekende haar geëngageerde gastvrijheid. Werk en privé versterkten elkaar, juist omdat ze geen duidelijk onderscheid maakte tussen de twee.
Ze kon ook op een geestige manier direct zijn. Toen een fotograaf bij HP bleef aandringen op betaling voor een foto die we zouden hebben geplaatst, stelden wij vast dat dat niet klopte. Toen hij toch weer belde, vroeg ik Marianne hoe ik moest reageren. Ze rolde op haar kenmerkende wijze met haar ogen: ‘Zeg hem maar: See you in court!’ Kennelijk de magische formule, want we vernamen nooit iets meer van hem.
Ik denk vaak terug aan de zomerboottocht door de Leidse grachten die ze organiseerde voor de HPredactie: de wijn, de pauze in het cafeetje waar ze iedereen leek te kennen, de krankzinnige hoeveelheid zalmsandwiches (waar ik nog de rest van de week van heb gegeten). Zelfs de stortbui waar we in belandden was gezellig. Een idioot idee dat we nooit meer zo’n tocht zullen maken. Maar in gedachten gaat onzeconversatie voort. So long, Marianne.
Nina Klaassen
Ik herinner me de eerste dag dat ik Marianne ontmoette nog goed. Het was een aantal dagen na mijn negentiende verjaardag en ik stond zenuwachtig voor het prachtige oude schoolgebouw aan de Haagweg in Leiden waar Opzij de eerste jaren onder Marianne’s bewind gevestigd was. Ik was voorbereid om te solliciteren voor een stageplek, maar het was meer een kennismaking, dan als een echte sollicitatie. We hadden het over feminisme en ze vertelde voluit over Opzij en haar plannen daarmee. Er was direct een klik. Ik was onder de indruk van haar en was razend enthousiast dat ik zo nauw betrokken mocht zijn bij het opzetten van de nieuwe Opzij, feminisme 4.0
Zo gingen we als klein team aan de slag en maakten we bladen waar we
“We willen je graag op de redactie uitnodigen om je idee te bespreken.” Borrelend van enthousiasme en met gezonde zenuwen toog ik (prille journalist) op een nazomerdag naar het OPZIJkantoor. Een elegante, ietwat intimiderende vrouw met felblauwe ogen die werkelijk alles leken op te merken schudde mijn hand. Die zenuwen maakten al gauw plaats voor zelfvertrouwen toen ik voelde dat Marianne me serieus nam – iets dat niet vanzelfsprekend is in het medialandschap. Ze stelde zich op als mentor en vriendin en was gul in het schenken van kansen aan jonge vrouwen; ik ben niet de enige dame die haar erkentelijk is.
Van het een kwam het ander. De redactie van OPZIJ verkaste naar de keukentafel van Marianne en Hans.
Noémi Prent
trots op waren. Op de dagen voor de deadline werkten we tot laat in de avond door om het blad af te krijgen. Dat waren voor mij de mooiste momenten. Er was dan zo veel energie in de ruimte. Als ik aan Opzij denk, zal ik ook altijd aan deze momenten denken, maar vooral aan Marianne. Marianne had de gave om verbinding te zoeken met mensen. Ze vond het belangrijk om jonge mensen kansen te geven. Dat heeft voor mij het verschil gemaakt en ik zal haar daar ook eeuwig dankbaar voor zijn.
Ik zal met Marianne herinneren als de wervelwind die ze was. Haar
Ik mocht, kansengever die ze was, zelfs een periode voor redactiechef spelen. We leerden elkaar in korte tijd goed kennen. Samen tegen deadlines optikken, vurige discussies over feministische visies en wie er wel en niet in het blad moesten komen, maar ook gewoon gezellig samen lunchen. En zo werd onze relatie naast zakelijk eveneens privé.
Achter die pittige, intelligente, eigenwijze wervelwind van een vrouw ging bovenal een lief, gevoelig en gastvrij mens schuil, haar hart vol van zonen Bob en Rik. Het glas was altijd halfvol en Marianne had een energielevel waar je u tegen zegt. Het heeft eigenlijk niemand verbaasd dat ze letterlijk tot haar laatste adem betrokken was bij OPZIJ en zelfs m’n verjaardag, terwijl ze inmiddels al dóódziek was, ging niet aan haar voorbij. tomeloze energie, haar humor, maar ook vooral de liefde die ze had voor de mensen om haar heen. Haar liefde en aanwezigheid deelde ze met velen. Bedankt voor alles lieve Marianne.
De redactie bevond zich op de bovenste etage van het oude gebouw, dat geen lift had, waardoor je een aantal minuten bezig was om boven te komen. Nog voor dat ik goed en wel de laatste trap bereikt had, zag ik Marianne haar hoofd boven de reling uitsteken. Ze kwam even kijken of ik het wel kon vinden, omdat het haar te lang duurde.
Nina
Even bellen hoe het interview met Ilja Leonard Pfeiff er, Halina Reijn of die andere grote naam ging, een fl itsko e in Amsterdam of Leiden, kritische noten en liefdevolle complimenten. Het is onvoorstelbaar dat ik je naam niet meer zal zien oplichten op mijn telefoon, je laatste editorial geschreven is en ik je oorbellen, altijd even prachtig, nooit meer door de wind zal zien wapperen. Bedankt voor alles, lieve Marianne.
Alies Pegtel
Marianne bezag het leven van de zonnige zijde. We spraken elkaar vaak en veel, over van alles en nog wat, en altijd als ik de telefoon na anderhalf à twee uur ophing, voelde ik me veel beter. Ze was een optimistische aanpakker, een doener, barstensvol levenslust en onmetelijk gastvrij. My house is youre house, was haar credo, en ik schoof geregeld aan bij haar aan de keukentafel in Leiden, terwijl Hans de hapjes en drankjes verzorgde en Rik en Bob af en toe binnenzeilden. Werk en privé waren innig verstrengeld, want Opzij maakte ze vanuit huis. Ze draaide het blad vrijwel in haar eigenwijze eentje, ze bedacht niet alleen de meeste stukken, maar ze schreef ze ook, plaatste haar eigen gemaakte foto’s erbij en regelde de advertenties. De nachten voordat het blad naar de drukker moest, werkte ze koortsachtig door, maar ze haalde de deadline altijd.
Ze kon geen ‘nee ‘zeggen; als ze ergens werd gevraagd om te spreken dan ging ze. Het podium betrad ze met natuurlijke souplesse. Natuurlijk vroeg ik haar in 2019 om het eerste exemplaar van mijn boek Zij in de geschiedenis in ontvangst te nemen, natuurlijk stemde ze toe. We gingen ook geregeld samen op stap, interviews, Opzij’s literatuurprijs, de verkiezing van de Opzij’s invloedrijkste vrouw. Altijd eindigde het in een feestje, wijntje, hapje, gelach.
Ze blies Opzij leven in, maar het kostte haar ook energie. Toen ze zich niet goed voelde, dacht iedereen vanzelfsprekend aan een burnout. Nadat bekend was dat ze een on-operabele hersentumor had, zei ze met een snik: ‘Nu word ik nooit grootmoeder.’ Dat vond ze het allerergste, daarna heb ik haar nooit meer horen huilen of klagen.
De dagen van verlating traden in. Maar met haar onverwoestbare levenslust klampte ze zich vast aan alles wat haar lief was. Ik kreeg nog steeds opgewonden appjes over #MeToo-kwesties, ze schreef nog steeds haar editorials, we gingen nog steeds naar het café, - zij het met de rolstoel- en ook in het hospice stond ze erop dat ik bleef eten. Met een glas of twee. Afscheid van het leven heeft ze wat mij betreft nooit genomen.
Toen ze was overleden schoot er door me heen ‘even Marianne bellen’ … maar dit kon ik niet meer met haar delen.
Marleen Hogendoorn
‘Wil jij meedoen?’ Dat vroeg Marianne me op een terrasje in Leiden toen ze vertelde over haar plannen een eigen glopinie te starten. Zus moest het gaan heten. Zij de hoofdredacteur, ik redactiechef. Natuurlijk wilde ik dat, wat een kans. Klein detail: ik was hoogzwanger van mijn eerste dochter. “Geen probleem. Je werkt tot wanneer je kunt en begint weer na je verlof,” aldus Marianne. Ik denk dat er niet veel mensen een hoogzwangere vrouw vragen om een nieuw blad op te zetten. We kenden elkaar omdat we aangetrouwde familie waren, lotgenoten grapten we, en ik schreef voor HP/de Tijd waar zij de uitgever van was. Het opzetten van Zus was een leerzaam en heel leuk avontuur. We scheurden samen in haar felblauwe Mini van Leiden naar Amsterdam voor allerlei afspraken om ’s avonds laat weer terug te keren. Zus stopte na een paar nummers helaas, maar toen bleek ze samen met haar man Hans het blad Opzij te hebben gekocht. Het was vanzelfsprekend dat het groepje mensen dat ze om zich heen had verzameld met haar verder ging naar dit nieuwe blad. We huurden een kantoor als redactieruimte in ons eigen Leiden en zij maakte er een gezellige plek van. Deadlines waren altijd lastig om te halen, we werkten vaak tot diep in de nacht door. Maar dan wel altijd met wijn en lekker eten erbij. Vergaderingen gingen altijd gepaard met haar mooie anekdotes en levenslessen. En heel veel lachen. “Geen betere seks dan Glassex,” is een opmerking van haar waar ik laatst om moest glimlachen.
Deze zomer was ik met mijn familie in Caldonazzo, in Noord-Italië, een plek waar zij ook veel was geweest met de familie. “Doe je de groeten van Marianne? Marianne van Brussel,” appte ze. “Ohnee, Marianne Verhoeven. Ik blijf altijd Marianne Verhoeven.” Dankjewel Marianne voor alle kansen die je me hebt gegeven en lessen (over schrijven, wijn, mannen, tassen en het inrichten van mijn huis) die me je hebt geleerd. Ik ga je missen. Je blijft altijd Marianne Verhoeven.
Marleen
Angela Maas
Het voelde direct goed toen Marianne in 2017 hoofdredacteur werd van OPZIJ, na een lange periode tobben en piekeren in de denktank van het Stichtingsbestuur. Plannen werden omgezet in daden en als er gehandeld moest worden dan belde ze direct iemand op. Dat klikte tussen ons, geen gezever, gedraai en dumpen van taken op andermans bord. Aan de ene kant een luisterend oor voor andere meningen, aan de andere kant kon ze geneuzel zo van tafel vegen. Als meer mensen haar daadkracht
Niet lullen maar poetsen.
zouden bezitten dan hadden we nu geen tekort aan personeel in vele sectoren. Niet lullen maar poetsen. Waar Den Haag een tekort aan heeft, daar liep Marianne van over, hoewel diplomatie een lastige was. Marianne ging voor beter posities van vrouwen op alle fronten en schuwde de confrontatie niet. Daarin veranderde ze niet toen ze ziek werd en fysiek steeds meer belemmerd werd om actief deel te nemen aan het maatschappelijke debat. Op haar afscheid zocht ik met Alies Pegtel naar het goede woord. Charisma, ja dat was het. Ze was een unieke gedreven persoonlijkheid waarin elke gemaaktheid en eigenbelang ontbrak. We gaan deze charismatische vrouw, die zoveel betekend heeft voor andere vrouwen, vriendinnen, vrienden en familie ontzettend missen en blijven waken over het gedachtengoed van OPZIJ. Angela