PINDA* - de glossy met een Indisch tintje

Page 1

PINDA* DE GLOSSY MET EEN INDISCH TINTJE

Mei Li Vos en Tim Oliehoek langs de Indische meetlat Adriaan van Dis: lyrisch over tekenaar Peter van Dongen Hoe Moluks is Memru? Uit de kast! Sylvie Meis, prinses Laurentien, Thierry Baudet, Jesse Klaver e.a.

1 6 PAGI 6 N

BP

Indop A’S ower


Astrid Seriese Dewi Pechler Dewi Reijs Ernst Jansz Francesca Pichel Frans Leidelmeijer Gustaaf Peek Hans Goedkoop Johnny Manuhutu Marion Bloem Mei Li Vos Monique Klemann Pascal Jalhay Patricia Steur Peter van Dongen Ricky Risolles Rocky Tuhuteru Sunny Jansen Tante Lien Theodor Holman Thom Hoffman Tim Oliehoek Vanja van der Leeden Wudstik


OH MOEDER WAT IS HET HEET

De mooiste nostalgische programma’s ziet u bij Lodewijk Dros (Texel, 1964) werkt sinds 2000 bij dagblad Trouw, momenteel als chef van Letter & Geest. Hij studeerde theologie, was predikant in Amsterdam en werkte voor radio en televisie. Eerder publiceerde hij de boeken Als een eenzame mus en De C-factor van Nederland. ‘Pieter Kikkert was de eerste schrijver die Texel, dat eiland in de nevel, met een romantisch oog bezag. Hij adviseerde zijn lezers af te zien van alle gejaag en gehaast, dus meed hij de diligence. Ga liever wandelen en denk eens rustig na, was zijn devies. En dat is nog steeds akelig actueel.’ — Lodewijk Dros

‘ALLO ‘ALLO!

‘Fraai schildert de auteur het levensgevoel van een familie op Texel en ver daarbuiten, tegen de achtergrond van de Nederlandse geschiedenis rond 1800. Een verrassend en aanstekelijk relaas.’ — Nico Dros, historicus en schrijver Eiland in de nevel begint met de omzwervingen van Pieter Kikkert, de eerste wandelaar op Texel. In de vroege zomer van 1791 maakte hij een voettocht over het eiland, vijftig kilometer lang, nadat daar een storm had huisgehouden. Kikkert genoot intens van de woeste natuur, wat nog werd verhevigd door een romantische dichtbundel die hij bij zich had. Hij werd zozeer ‘door verrukking weggesleept’ dat hij bijna het leven liet door het wassende water. Met zijn goede pen en zijn schildersoog – hij was ook een begenadigd etser – wist Pieter Kikkert een verrassend modern beeld te geven van de wereld waar hij in leefde. Hij was lid van een geheim genootschap en had belangstelling voor literatuur, theologie en politiek. Zo lezen we niet alleen over zijn wandeling op Texel, maar ook over Leidse kunst, een Curaçaose slavenopstand, Vlaardingse visserij en bezoeken aan Willem V. Lodewijk Dros laat zien dat er een rechtstreekse lijn loopt van de Romantiek naar onze eigen tijd, waarin we van de natuur willen genieten, reislustig zijn en zoeken naar identiteit. Door aandachtig om ons heen te kijken en het landschap te ervaren, zoals Kikkert aanbeval, leren we niet alleen Texel – dat Nederland in het klein is – maar ook onszelf beter kennen. Eiland in de nevel is een uniek boek met originele teksten en illustraties uit de achttiende en negentiende eeuw, plus een historische wandelroute voor de hedendaagse bezoeker van Texel.

THE FLYING DOCTORS WWW.BOOMGESCHIEDENIS.NL WWW.BUA.NL

50

89

Kijk voor meer informatie en uitzendtijden op www.kijkbijons.nl en de app

50 Vind ONS op


HEERLIJKE ZOMERBOEKEN BIJ BOOM 20,7mm

BRENG MIJ DIE

HORIZON! Jos de Mul (1956) is hoogleraar wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Tot zijn bekendste boeken behoren Cyberspace Odyssee (waarmee hij de Socrates Wisselbeker won in 2003), De domesticatie van het noodlot (2006), Kunstmatig van nature (Essay van de Maand van de Filosofie, 2014) en Paniek in de Polder (2017). De Engelse, Chinese en Japanse vertalingen van zijn werk bezorgden hem gasthoogleraarschappen in de Verenigde Staten, China en Japan. Hij is wereldwijd een veelgevraagd spreker. Over zijn filosofische omzwervingen publiceerde hij de afgelopen jaren geregeld in nrc Handelsblad, Trouw, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer.

Afshin Ellian (rechtsgeleerde, filosoof en dichter) over dit boek:

‘Een filosofisch boek dat zo mooi en vloeiend is geschreven, is al een provocatie van de bovenste plank. Het doet me denken aan Michel de Montaigne. Breng mij die horizon! is ook een eerlijke en openhartige biografie van Jos de Mul, verweven met een grenzeloze nieuwsgierigheid.’ Over eerdere boeken van Jos de Mul: ‘Een gloedvol pleidooi voor een tragisch levensbesef.’ — Arnold Heumakers, in nrc Boeken over De domesticatie van het noodlot

‘Een filosofisch boek dat zo mooi en vloeiend is geschreven, is al een provocatie van de bovenste plank. Het doet me denken aan Michel de Montaigne. Een eerlijke en openhartige biografie van Jos de Mul, verweven met een grenzeloze nieuwsgierigheid.’ – Afshin Ellian ‘Ik wou dat ik als student zoiets had kunnen lezen.’ — Piet Hut, Institute for Advanced Study, Princeton, over Kunstmatig van nature

‘Het is niet gering wat Jos de Mul overhoop haalt, en als hij iets aantoont, is het dat polderdenken allerminst saai, kleurloos, clichématig of vervelend hoeft te zijn.’ — Rob Hartmans in De Groene Amsterdammer over Paniek in de polder

BRENG MIJ DIE HORIZON! • Jos de Mul

Breng mij die horizon! laat zien wat er gebeurt als een filosoof een ticket boekt. Jos de Mul neemt de lezer mee op een adembenemende reis langs communistische catwalks, pratende laarzen, gamende indianen, psychedelische cyberhippies, fonkelnieuwe tradities en Boeddha-bots. Hoe wij de wereld ervaren, wordt in belangrijke mate bepaald door de plaats en tijd waarin wij leven. Deze ‘ervaringshorizon’ is echter geen gevangenis. Reizen is een van de uitdagendste manieren waarop we onze beperkte horizon kunnen verbreden, verstrooien en laten versmelten met andere vergezichten. De filosofische reiziger wordt uitgedaagd de betekenis te begrijpen van de vreemde denkbeelden, handelingen en situaties waarin hij zich begeeft. Deze reisverhalen spelen zich af in verschillende landen in Europa, Amerika en Azië. De onderwerpen variëren van geschiedenis, kunst, politiek en religie tot nieuwe media.

‘D om ee re af di se ve of kl w di de

BRENG MIJ DIE HORIZON! Jos de Mul

www.boomfilosofie.nl www.demul.nl

isbn: 978 90 2442 645 4 | ¤ 24,90

15,3mm

Lodewijk Dros

LODEWIJK DROS

EILAND IN DE NEVEL

EILAND IN DE NEVEL

Romantische omzwervingen van Pieter Kikkert, de eerste wandelaar op Texel in 1791

EILAND

‘Lees Eiland in de nevel en je wilt nog maar één ding: Pieter Kikkert achterna. Ga wandelen op Texel en laat de indrukken maar bij je binnenkomen.’ — Haro Hielkema, journalist en wandelboekenschrijver ‘Het wandelrelaas van de jonge Pieter Kikkert is een hartverwarmende beschrijving uit de late achttiende eeuw, toen Eierland nog een ongetemd schiereiland was. Deze telg van het Texelse patriciërsgeslacht Kikkert blaast de natuur van het eiland nieuw leven in. Toegankelijk en helder schetst Lodewijk Dros de sociale, kunstzinnige en literaire context waarin Pieter over het eiland wandelde. Dit boek ontsluit een onbekende historische bron die ons beeld van Texel een stuk completer maakt.’ — Alec Ewing, conservator geschiedenis Texelse Musea

IN DE NEVEL

‘Het is een heerlijk boek, waarin en passant de mentaliteitsgeschiedenis van de deftige burgerij in het 18de-eeuwse en begin 19de-eeuwse Nederland wordt verteld. Het vermakelijkst aan Dros’ boek is hoe opportunistisch Kikkerts familieleden waren. Alles draait bij hen om lucratieve baantjes. Je zou bijna gaan denken dat de Nederlandse volksaard echt bestaat.’ – NRC Handelsblad Aquarel van Pieter Kikkert, ca. 1795

isbn:: 978 90 2441 896 1 | ¤ 22,50

Verkrijgbaar in de boekhandel en op boomgeschiedenis.nl


COLOFON

Dit boek doet niet alleen verslag van mijn geografische mzwervingen, maar het is – als verslag van reizen die in en tijdspanne van vijfendertig jaar zijn gemaakt – ook een eis door de tijd. En bovendien worden deze reisverslagen fgewisseld met filosofische bespiegelingen over thema’s ie met reizen samenhangen. Ze reflecteren op verschijnelen als interculturalisering, globalisering en toerisme, op de erschillende soorten reizigers die we onderweg tegenkomen, f op de wijze waarop vervoersmiddelen onze reiservaring leuren. En op ongemakkelijker vragen, bijvoorbeeld of we werkelijk toegang hebben tot de ervaringen van mensen ie in heel andere culturen leven en – ver van huis stel je je e gekste vragen – wat de zin is van onze levensreis.’

— Jos de Mul in Breng mij die horizon!

PINDA* Hoofdredacteur: Ricci Scheldwacht Art direction: Remco Tonino Bladmanager/eindredacteur: Simon Jacobus Beeldredacteur/coördinatie: Dido Michielsen Technische eindredactie: Carla van Splunteren Adviseur redactie: San Fu Maltha

PINDA* is een uitgave van Stichting Indomedia in samenwerking met MIMM B.V. en wordt gerealiseerd met een bijdrage van het ministerie van VWS in het kader van de subsidieregeling Collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland. PINDA* wordt ondersteund door verschillende Indische en Molukse organisaties. Drukker: Habo DaCosta Distributie: Betapress BV Aan dit nummer werkten mee: Amke, Raki Ap, Reggie Baay, Jan Banning, Marion Bloem, Alfred Birney, Rogier Boon, Fred Boot, Bernard Bot, Peter Bouman, Maurice Boyer, Pauline Chavannes de Senerpont Domis (Pisang Susu), Harry Cock, Ellen Deckwitz, Ilsoo van Dijk, Adriaan van Dis, Peter van Dongen, Sylvia Dornseiffer, Wieteke van Dort, Armando Ello, Anne Elzinga, Jeremy Flohr, Piet Gispen, Hans Goedkoop, Henriette Guest, Eddo Hartman, Jasper Henderson, Historisch Beeldarchief Migranten, Thom Hoffman, Hollandse Hoogte, Theodor Holman, Hotel Jakarta, Dennis Huwaë, Patricia Jacob, Simone Jacobs, Dick de Jager, Pascal Jalhay, Danny Jansen, Sunny Jansen, Willy Jolly, Joods Historisch Museum, KITLV/collectie familie Dumas, Kendari Records, Florine Koning, Yvette Kopijn, Ed Leatemia, Vanja van der Leeden, Serge Ligtenberg, Suzanne Liem, LM Publishers, Vilan van de Loo, San Fu Maltha, Meines Holla & Partners, Dido Michielsen, Jossine Modderman, Ellen Mierop, Hetty Naaijkens-Retel Helmrich, Dewi De Nijs Bik, Ilvy Njiokiktjien, NPO, Lara Nuberg, Tim Oliehoek, Arenda Oomen, Ineke Oostveen, Jan Paans, Natasja Pattipeilohy, Pamela Pattynama, Gustaaf Peek, Bart Peeters, Harold Pereira, Francesca Pichel, Stefan Pick, Piek, Remco Raben, Franky Ribbens, Rocket Agency and Events, Jermaine de Rozario, Gert-Jan van Rooij, Charlotte van Ruijven, Stefan Rustenburg, Michel Schnater, Astrid Seriese, Edy Seriese, Shutterstock, Coen Simon, Onno Sinke, Sarah Sluimer, Rob Stark, RTL4, Patricia Steur, Angela Sterling, Stichting Moluks Historisch Museum, Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945, Michaël Stoker, Ine Stoltenborgh-Indorf, Ted Struwer, Jennifer Tee, Aschwin Tenfelde, Andreas Terlaak, TheFarAwayKIngdom, Marc Tierolf, Patricia Tjiook-Liem, Rocky Tuhuteru, Stanley Uchtmann, Sinjo van Uhm, Sem Usmany, Jazie Veldhuyzen, Marischka Verbeek, Neeltje de Vries, Emile Vrolijk, Stephanie Welvaart, Mei Li Vos, Floor Wiggers, Lisanne de Wit, Debby Wong, Jaro Wolf (Ricky Risolles), Ivan Wolffers, Kaja Wolffers, Patrick Wouters, Wudstik.

Waar vind je PINDA*? PINDA* is verkrijgbaar op 3500 verkooppunten bij grote ketens waaronder Readshop, Primera, Bruna en AKO. PINDA* is ook verkrijgbaar via www.pinda-magazine.nl. Voor meer informatie over PINDA*: stichtingindomedia@gmail.com.

Covershoot

fotograaf: Harold Pereira art director: Remco Tonino styling: Nicole de Werk visagie: Daphne Deventer, Petra Neuman, Camellia Alifi. Met dank aan: Marion Bloem, Peter van Dongen, Wieteke van Dort (Tante Lien), Hans Goedkoop, Thom Hoffman, Theodor Holman, Pascal Jahay, Sunny Jansen, Ernst Jansz, Monique Klemann, Vanja van der Leeden, Frans Leidelmeijer, Johnny Manuhutu, Tim Oliehoek, Dewi Pechler, Gustaaf Peek, Francesca Pichel, Dewi Reijs, Astrid Seriese, Patricia Steur, Rocky Tuhuteru, Mei Li Vos, Jaro Wolff (Ricky Risolles), Wudstik.


PINDA* DE GLOSSY MET EEN INDISCH TINTJE

Pascal Jalhay

154

20 38 93 127

150 154 160 162 69 121 7

‘Mensen denken dat ik een echte kaaskop ben. Maar dat is niet zo’

66 100 128

69

82 118

12 60 63 88 136

136

24 39 132

Column

Libris Literatuur Prijs-winnaar Alfred Birney weet het nog: Linda-Pinda-Poepchinees Columnist Theodor Holman: Een gewone Indische jongen Acteur en fotograaf Thom Hoffman: ‘Hoe tackle je het onderwerp Indië? Waar begin je?’ Televisiemaker Hans Goedkoop: ‘Zoals er homo’s zijn waar je het niet aan ziet, zo waren wij Indisch’

Culinair

All in the family. Go-Tan. Hoe ver een borrelnootje kan rollen Revolutie op het vuur: het nieuwe koken door topkoks Pascal Jalhay, Danny Jansen, Jermain de Rozario en Dennis Huwaë. Plus de tips van sommelier Floor Wiggers Advertorial: Traditie met pit. 65 jaar sambal van Koningsvogel Foodbloggers over hun favoriete kookboeken

Derde generatie

Twijfelindo: Je ziet het niet maar ze zijn het wel… Kinderen van de kolonie: de invloed van vroeger op nu

Editorial

Scheldwoord of geuzennaam?

Cultureel erfgoed

Tong Tong Fair, Celebration of diversity Peranakan: Hoe komt het dat zoveel Chinezen uit Indonesië in Nederland wonen? Grachtentocht door de Gordel van Smaragd in Amsterdam

Essay

Filosoof Coen Simon: De lessen van mijn ouders Perikelen door professor Remco Raben: ’De Indische Nederlanders hebben als eersten laten zien dat Nederlanderschap cultureel divers kan zijn.’

Geschiedenis

Beeldverhaal: Indo’s ga weg Oud-politicus en voormalig minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot: ‘Nederland stond aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ Kroniek van een aangekondigde afscheid: de soevereiniteitsoverdracht, 27 december 1949 De njai. Een ode aan de oermoeder door schrijver Reggie Baay Oorlog & liefde: over de kinderen die tussen 1946 en 1949 in Indonesië werden verwekt door Nederlandse soldaten

Interview

Totok en Indo: columnisten Ellen Deckwitz en Sarah Sluimer in gesprek Eerste Kamerlid Mei Li Vos en regisseur Tim Oliehoek langs de Indische meetlat Het Indische verlangen van musicalproducent Fred Boot


INHOUD 14 31

‘Misschien maakte Peter mijn vader wel menselijker dan hij was’

36 75

58 76 94

94

106 140 146 8 17 104 114

21

Goed Gezelschap: Senang

146

27 80 86

44 47 110

Shelley Sterk

47

142

Kennis

Indisch voor dummies Het verdriet van de Molukken: het plotselinge ontslag van KNIL-soldaten, de loze beloften en de strijd tegen het onrecht De Sophiahof: Het Indische erfgoed is springlevend! In 2020 is het tweehonderd jaar geleden dat Multatuli werd geboren: Een icoon in de geschiedenis van Nederlands-Indië

Kunst en cultuur

Actie! De beste Indische films Indië als inspiratiebron voor drie kunstenaars Schrijver Adriaan van Dis over Familieziek: ‘Misschien maakte Peter van Dongen mijn vader wel menselijker dan hij was’ Klanken van oorsprong: ‘Iedereen in Nederland met een elektrische gitaar in zijn handen, heeft eerst naar de Indo’s gekeken’ Top 5 Indische boeken: Is Maria Dermoût de winnaar? Theater: Ode op de planken

Lifestyle

Totems. Waarin iedere Indo zich herkent Shoppen: batik, sieraden, tassen

Opinie

Filmproducent San Fu Maltha hekelt het grote zwijgen van Indische organisaties #Ik herdenk. Waarom blogger Lara Nuberg aanwezig is bij de Nationale herdenking op 15 augustus

Oral History

De overtocht: Wat betekent het als je je moederland voor je vaderland moet inruilen? Opgevangen in contractpensions: ‘Ik vond het zo verschrikkelijk dat ik in huilen uitbarstte’ Selamat Sjabbat: Joden in Indië Bijzonder: bruggenbouwer Tjalie Robinson is de grondlegger van het Indische erfgoed

Persoonlijk verhaal

Journalist Patricia Jacob: Waarom mijn moeder in een Indisch verzorgingshuis woont Uit de kast: Sylvie Meis, Frits Bolkestein, Shelley Sterk, Frans Klein, Patty Brard, Jesse Klaver, Igone de Jongh, Thierry Baudet, Laurentien Brinkhorst, Geert Wilders Schrijver Gustaaf Peek over de speciale band met zijn Indonesische broer

Reizen

Marions Lonely Planet: Marion Bloem over haar favoriete plekken op Java, Bali en Sumatra


Rémy Limpach

De brandende kampongs van Generaal Spoor Boom

De brandende kampongs van Generaal Spoor ‘Rémy Limpach heeft als eerste diepgravend onderzoek naar de Nederlandse oorlogsmisdaden gedaan. Overtuigend laat Limpach zien dat er stelselmatig werd gemarteld, dat tienduizenden Indonesiërs zonder vorm van proces werden doodgeschoten, en dat verkrachtingen en het in de brand steken van dorpen aan de orde van de dag waren.’ – Historisch Nieuwsblad

isbn:: 978 90 2440 717 0 | ¤ 43,60 van Roij-Indië dagboek def.qxp_van Roij 16-05-18 15:38 Pagina 1

Van februari 1948 tot mei 1950 hield de Limburger Theo van Roij, een katholiek opgevoede jongeman, een dagboek bij van het soldatenleven in Nederlands-Indië. Vol optimisme vertrokken, met de serieuze bedoeling bij te dragen aan het herstel van rust en welvaart, kwam hij langzamerhand tot de conclusie dat er niets van zou komen. Nooit zouden de achterblijvers in Nederland begrijpen hoe Indië in elkaar zat en wat de Nederlandse soldaten daar meemaakten. Een strakke christelijke moraal bleek prima samen te gaan met excessief geweld in een steeds verder uit de hand lopende oorlog. Daarnaast schreef Van Roij openhartig en beeldend over ‘zedenverwildering’ en seksuele verleidingen.

‘Dagboeken van mensen die onomwonden schrijven wat ze meemaken – dat zijn buitengewoon nuttige bronnen voor onderzoekers die willen analyseren wat er in dat meest omvangrijke militaire conflict uit onze geschiedenis precies is gebeurd.’ - **** de Volkskrant

Bob de Graaff is sinds 2010 hoogleraar Intelligence & Security Studies aan de Universiteit Utrecht. Tussen 2010 en 2017 was hij tevens als hoogleraar Inlichtingen en veiligheid verbonden aan de Nederlandse Defensieacademie te Breda. Bij Boom uitgevers Amsterdam verscheen van hem Op weg naar Armageddon. De evolutie van fanatisme (2012). Hij is getrouwd met Francette van den Esker, een nicht van Theo van Roij, de auteur van dit dagboek. www.boomgeschiedenis.nl www.bua.nl

Indië-dagboek van Theo van Roij, 1948-1950

Voor Theo van Roij was de oorlog in 1945 nog niet voorbij. Van 1948 tot 1950 was hij als dienstplichtig soldaat in Nederlands-Indië. Zijn dagboek geeft een onthutsend beeld van het leven daar.

‘Achteraf heb ik er spijt van dat ik goed kan schieten’

‘Achteraf heb ik er spijt van dat ik goed kan schieten’

‘ chtera heb ‘Achteraf ‘A ik er spijt sp van dat ik goed kan schieten’ sch Indië-da Indië-dagboek T eo van Th v Roij, van Theo 1948-1950

9 789024 420438

isbn: 978 90 2442 043 8 | ¤ 32,50

Verkrijgbaar in de boekhandel en op boomgeschiedenis.nl


EDITORIAL

PINDA*

SUZANNE LIEM

SCHELDWOORD OF GEUZENNAAM? Vijfentwintig jaar geleden bezocht ik mijn Indische tante Doortje in Indonesië. In tegenstelling tot de rest van de familie was ze daar gebleven, omdat ze met een Indonesiër was getrouwd. In archaïsch Nederlands vertelde ze mij een onbekend familieverhaal. Op een decemberdag in 1950 fietste ze naar het huis waar mijn grootouders woonden. Toen ze daar arriveerde, bleken die plotsklaps met hun acht kinderen naar Nederland te zijn vertrokken. Mijn opa en oma hadden hun vertrek in het diepste geheim voorbereid. Zelfs aan hun bloedeigen nichtje hadden ze niets verteld. ‘Dat was een verdrietige dag,’ zei tante Doortje. Haar verhaal gaf mij een andere kijk op de repatriëring, zoals de komst van Indische Nederlanders naar Nederland lang werd genoemd. In plaats van een ‘terugkeer naar het vaderland’, was de reis van mijn familie een vlucht naar een nieuw en vreemd land.

de bijdrage van de Indische nieuwkomers aan de Nederlandse samenleving vergeten dreigt te raken.

Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) behoren de Indische Nederlanders nog altijd tot de grootste naoorlogse groep nieuwkomers uit hetzelfde land van herkomst. In de periode 1945 – 1968 kwamen er zo’n 350.000 mensen uit Indië en Indonesië naar Nederland. Naast Indische Nederlanders of Indo’s waren dat totoks – Hollanders die vaak al generaties lang in de kolonie woonden. Ook Molukkers en peranakan Chinezen, die een bestaan in Indië hadden opgebouwd maakten de overtocht. Inmiddels zijn er meer dan twee miljoen Nederlanders die banden hebben met Nederlands-Indië en Indonesië.

In zijn bijdrage stelt Remco Raben, hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis een fundamentele vraag, die aan de basis staat van PINDA*. ‘Wie laat zien wat de waarde van Indische Nederlanders voor de Nederlandse samenleving is?’ Het antwoord vindt u niet alleen in zijn artikel, maar op elke pagina van deze uitgave. Iedereen in dit blad – jong en oud – heeft een band met NederlandsIndië en Indonesië. Dat geldt ook voor degenen die de verhalen hebben geschreven en voor bijna alle fotografen. Samen vertellen ze het verhaal van hun ouders, grootouders of overgrootouders, die ooit hun geboortegrond verlieten om in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen.

Die enorme verscheidenheid maakt de groep voor de buitenwereld diffuus. Moeilijk te plaatsen. Of zoals in Indische kringen steeds luider wordt gemopperd: ‘Het lijkt wel of we niet bestaan.’ Er wordt weleens gezegd dat de nieuwkomers uit Indië zich sinds de jaren vijftig geruisloos en zonder al te veel problemen hebben aangepast. Het voorbeeld van een geslaagde assimilatie. Wat daarbij niet wordt verteld is dat de stille aanpassing veel incasseringsvermogen en veerkracht vereiste. Het gevolg van die zogenaamde geruisloze aanpassing is bovendien dat

Daarom is het tijd voor PINDA*. Een gids van Indisch Nederland voor iedereen die nieuwsgierig is naar het Indische verhaal. Een verhaal waarachter een complexe wereld schuilgaat. Waar de erfenis uit het koloniale verleden nog altijd doorwerkt. ‘Pinda?! Maar dat is een scheldwoord! Racistisch en kwetsend,’ vinden sommigen. ‘Onfatsoenlijk’, zou mijn tante Doortje zeggen. Maar wat voor de een kwetsend is, is voor de ander een koosnaampje of zelfs een geuzennaam. Het Indische verhaal is heel divers en kent meerdere lezingen. In deze glossy zult u verhalen aantreffen waarmee u het wellicht niet eens bent. Toch staan ze in PINDA*, omdat ze laten zien wat er speelt in Indisch Nederland.

Met trots kan ik zeggen dat PINDA* een unieke uitgave is geworden. Met verhalen, columns en opiniestukken die een gids van Indisch Nederland vormen. Een wegwijzer naar de verborgen Indische schatten die Nederland rijk is. Je moet wel weten dat ze er zijn, anders zie je ze over het hoofd. Maar dan… Wat een rijkdom! Wat een kracht. Wat een Indopower! Selamat jalan, waarde lezers. Ik wens u een goede reis. Ricci Scheldwacht, hoofdredacteur pinda*_ 7


LIFESTYLE

Vier dingen waarin iedere Indo zich herkent.

Pinda ROB STARK/SHUTTERSTOCK.COM

Volgens de Van Dale lange tijd een ‘goedmoedig’ scheldwoord. Die uitleg is in de laatste editie geschrapt. Nu koosnaampje of geuzennaam, veelal door Indo’s zelf gebruikt. Naast de betekenis van apennootje of olienootje ook een afkorting van pindachinees: een Chinees die in de vorige eeuw op straat pinda’s verkocht. Uit die tijd stamt ook het veel gehoorde rijmpje ‘Inda pinda poepchinees’.

08 _ pinda*


LIFESTYLE

Tjobek

THEFARWAYKINDOM’SHUTTERSTOCK.COM

Vijzel. Vormt een setje met de oelekan (stamper). Onmisbaar in de Indonesische keuken voor het fijnmalen en mengen van specerijen, kruiden en tjabé (Spaanse peper) tot smaakmakers van gerechten. Wie dat te veel gedoe vindt, koopt een boemboe in de toko of de supermarkt.

pinda*_ 09


LIFESTYLE

Spekkoek

JEREMY FLOHR

Trots van Indische oma’s en Indische tantes. Het zelf maken van een spekkoek vergt engelengeduld. Want een eigengemaakte spekkoek wordt laagje voor laagje gebakken. In de toko wordt spekkoek in punten verkocht, maar uit respect voor degene die hem heeft gemaakt, dient spekkoek in dunne plakjes te worden gesneden.

10 _ pinda*


LIFESTYLE

NAFI NUHRADI/SHUTTERSTOCK.COM

Botol tjebok Waterfles op de wc. Zorgt voor hygiëne en gêne. Want het water in de fles dient ervoor om na de stoelgang de billen te wassen. Inmiddels wordt de botol tjebok steeds vaker verruild voor een kraantje in de wc-pot dan wel een handdouche of zelfs een volautomatisch douchetoilet met koud en warm water.

pinda*_ 11


12 _ pinda*

HistoriscH BeeldarcHief Migranten/frans donse. Met dank aan Patrick Wouters


GESCHIEDENIS

Den Haag, 1958. Indo’s kleurden het straatbeeld. Niemand keek op van scheldwoorden als pinda, poepchinees of plopper. Discriminatie? Welnee joh. In de kranten verschenen berichten over opstootjes tussen jeugdige Indo’s en Hollanders. Op de Soestdijksekade maakte Frans Donse deze foto. Het Historisch Beeldarchief Migranten nam de foto een paar jaar geleden op in zijn collectie. Een verstild bewijs voor de kille ontvangst van de Indische Nederlanders in hun nieuwe land. Vijftig jaar na dato meldde de dader zich. Met een verslaggever van AD Haagsche Courant ging hij terug naar de plaats delict. Zeventien was hij nog maar. Aanleiding was een ruzie met een Indisch vriendje. In het schuurtje van zijn vader stond een bus witkalk. Daarmee liep hij boos naar de lege kademuur. Een week later was de ruzie over en gingen ze weer samen op stap. ‘Nederlandse meisjes vielen voor Indo’s. Ze waren nieuw en exotisch. De Haagse jongens pikten dat niet.’ pinda*_ 13


KENNIS

INDISCH VOOR BEGINNERS Wat is eigenlijk een Indo? Wie is eigenlijk een Indo? PINDA* zet het op een rijtje.

14 _ pinda*


Kennis

pinda*_ 15


Kennis

Indo, Indo-Europeaan, Indische Nederlander Het woord Indo is een afkorting van Indo-Europeaan. Een andere naam voor Indo-Europeaan is Indische Nederlander. De term Indo-Europeaan wordt tijdens het Nederlandse koloniale bewind gebruikt voor de nakomelingen van Europese mannen en Indonesische of Aziatische vrouwen. Lange tijd is Indo een scheldwoord. Later een geuzennaam. Inmiddels vinden sommige mensen het woord Indo opnieuw problematisch, omdat het stamt uit de koloniale tijd.

Onder druk van Amerika, dat dreigt de Marshallhulp* aan Nederland stop te zetten, volgt in december 1949 de soevereiniteitsoverdracht. Daarbij erkent Nederland het onafhankelijke Indonesië. Het grootste deel van de Indo-Europeanen, ruim driehonderdduizend mensen, kiest voor een vertrek naar Nederland.

Indo’s en totoks

In de tijd van de VOC* zijn er in Indië weinig Europese vrouwen, dus beginnen Europeanen een relatie met vrouwen uit de lokale bevolking. Daaruit worden kinderen van gemengde afkomst geboren. Als kinderen door hun vader worden erkend – wat niet altijd gebeurt – krijgen ze de Europese familienaam van hun vader. Daarom hebben Indo’s een Nederlandse achternaam. Of soms Duitse, Franse, Portugese of zelfs Russische achternamen. Kinderen die niet zijn erkend worden met hun moeder naar de kampong* gestuurd en groeien op te midden van de Indonesische bevolking. Door de eeuwen heen ontstaan onder IndoEuropeanen nieuwe relaties, waaruit weer kinderen worden geboren. Ook die kinderen behoren tot de Indo-Europese groep.

Het begrip ‘Indische Nederlanders’ wordt op tal van verschillende manieren gebruikt. Daardoor is niet altijd precies aan te geven wie ermee worden bedoeld. Zo verwijst het woord ‘Indisch’ naar de voormalige kolonie NederlandsIndië en naar de Indische Nederlanders die daaruit zijn voortgekomen. Aanvankelijk wordt de term ‘Indische Nederlander’ gebruikt voor iemand met gemengd, dus zowel Aziatisch als Europees, bloed. Tegenwoordig wordt de term steeds vaker gebruikt voor personen die ‘Indische roots’ hebben, dat wil zeggen personen die enige tijd in de Indische archipel hebben doorgebracht. Tot de groep Indische Nederlanders behoren dan ook ‘totoks’ (witte Nederlanders,) die een groot deel van hun leven in Nederlands-Indië hebben doorgebracht. Ook nakomelingen van Indo’s en totoks die in Nederland zijn geboren noemen zichzelf Indisch.

Indische Nederlanders in de kolonie

Wat zijn Indo’s niet?

Indo’s of Indische Nederlanders die door hun vader zijn erkend krijgen een vrij westerse opvoeding. Ze gaan naar Nederlandse scholen en spreken Nederlands. Na verloop van tijd vormen ze de middenklasse van de koloniale maatschappij. Veel Indische Nederlanders werken als ambtenaar in het bestuur, in het onderwijs of het leger. Die positie is niet voor alle Indo-Europeanen weggelegd. Voor kinderen die niet door hun vaders worden erkend, wacht vaak een leven in armoede, omdat ze ook niet worden geaccepteerd door de Indonesische bevolking. Een groot aantal van deze kinderen komt in weeshuizen terecht.

Indo’s zijn geen Indonesiërs of Indiërs. Indonesiërs hebben na de onafhankelijkheid van Indonesië hun eigen land opgebouwd. Ook het gebruik van het woord Indiaas is niet juist, want dat verwijst naar het land India. Met het einde van de kolonie Nederlands-Indië verdwijnt voor veel Indische Nederlanders ook hun geboorteland. Voor hen is Indonesië niet meer hetzelfde land dat ze ooit moesten verlaten.

Tweede Wereldoorlog en Bersiap Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en Japan Nederlands-Indië binnenvalt, worden de Europeanen en een deel van de Indo-Europeanen in kampen geïnterneerd. Het grootste deel van de Indo-Europeanen blijft buiten het kamp, waar ze dezelfde ontberingen moeten doorstaan als de Indonesische bevolking. Direct na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië roept de latere president Soekarno op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië uit. De Indonesische bevolking keert zich tegen de Nederlanders. Ook Indo-Europeanen worden door de Indonesiërs als vijanden gezien. Duizenden Europeanen, Chinezen en Indo’s worden tijdens de Bersiap* vermoord. Nederland probeert de orde te herstellen door de zogeheten politionele acties, eigenlijk een koloniale oorlog tussen Nederland en Indonesië. 16 _ pinda*

Bronnen - Ulbe Bosma, remco raben en Wim Willems: De geschiedenis van Indische Nederlanders - Gijs Beets, e.a.,: ‘De demografische geschiedenis van de Indische nederlanders’, Centraal Bureau voor de Statistiek. - Mieke Weisman: ‘Waarom ‘Indo’ een problematisch woord is’ op www.oneworld.nl - Indische Nederlanders op Wikipedia. * VOC: afkorting voor Vereenigde Oostindische Compagnie (1602-1800), een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel in Afrika en Azië. * Kampong: dorpsgemeenschap. In steden: buurt waar de (veelal armere) Indonesische bevolking woont. De verbondenheid onder de bewoners is er groot. * Bersiap: Gewelddadige periode na het einde van de Tweede Wereldoorlog waarin de Indonesische bevolking zich tegen de Europeanen en Indo-Europeanen keert. * Marshallhulp: Economisch hulpprogramma ter ondersteuning van de wederopbouw van de landen in Europa die door de Tweede Wereldoorlog zijn getroffen. Vernoemd naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Marshall.


LIFESTYLE Ze hebben allemaal Indische roots en dat zie je terug in hun werk.

Batik blauw

Reversible skirt Parang (kort) €135

The Guave Suit top + pants €250

Myrthe Groot (28) en Romée Mulder (28), beiden dochters van een Indische vader en een Hollandse moeder willen met hun modemerk Guave meer batik op straat. De duurzame kleding (deels gemaakt van gerecycled textiel) ontwerpen en maken ze zelf. De handgemaakte batik (katoen) kopen ze in tegen een eerlijke prijs bij kleine batikmakers in Indonesië. Het resultaat: verantwoorde slow fashion met een goed verhaal. www.helloguave.com Reversible skirt €135

Top batik cap stempel €75

Reversible midi skirt € 155

Reversible skirt Parang (kort) €135

Off shoulder top €50 pinda*_ 17


lifestyle

Verborgen juwelen

Cilik laut (14 krt goud, zwart saffier) €670

sOBat (zilver verguld, parel) €155

MakHluk (barnsteen/amber zilver verguld) €185

Lies Musch (50) haalt als juwelenontwerpster haar inspiratie uit haar indische roots. Nadat ze ontdekt dat ze meer heeft meegekregen van haar indische vader en oma dan ze als meisje dacht, begint voor haar een onderzoek naar haar wortels. Misschien dat daarom de edelstenen soms verborgen lijken en de sieraden niet symmetrisch zijn. Haar ontwerpen geeft ze Maleise namen mee, bij wijze van eerbetoon aan haar voorouders. www.liesch.nl instagram Liesch_ jewelry MeMeluk MisOPONia (zilver verguld, armband) € 209

Nakal (zilver verguld, parel) €165 18 _ pinda*

MiMPi keCil (souflé Pearl & glass) €197,50

MaNis (zilver verguld, armband) €215

MataMu (14 krt goud, zwarte pareltjes) €480


lifestyle

In de tas

schoudertas €39 (lARAs x My aunt Atiet)

Backpack €85 (lARAs x lizet van der Knaap)

Heuptas €49 (lARAs x lizet van der Knaap)

Lara Peeters (33) heeft een indonesische moeder en een Hollandse vader. Het liefst werkt lara met beginnende ontwerpers uit Nederland en traditionele indonesische stoffen. De handgemaakte batik en geweven ikat stoffen koopt ze bij lokale ateliers op Java en flores of komen uit de stoffencollectie van lara’s eigen indonesische familie. www.larasbags.com Clutch €79 (lARAs x My aunt Atiet)

Babyschoentjes €35,50 (lARAs x studio ll)

Portemonnee €29 (lARAs x studio ll)

Diadeem €19,95 (lARAs x Bunnibow)

Camerariem €39 (lARAs x studio ll) pinda*_ 19


Column

Linda-PindaPoePchinees door alfred Birney foto eddo hartmann

In 2017 won Alfred Birney de libris literatuurprijs en de Henriëtte Ronald Holst-prijs voor zijn roman De tolk van Java.

20 _ pinda*

Mijn eerste vriendinnetje, in de eerste paar klassen van de lagere school, was een Indisch meisje. Ze heette Linda en had geen broertjes of zusjes. Ik weet niet of ze in Indonesië was geboren of, zoals ik, in Nederland. Mijn broertjes pestten me door haar LindaPinda-Poepchinees te noemen; je hoorde als Indische jongen niet met een Indisch meisje te gaan. Indische meisjes waren immers zusjes. Bovendien schenen we een onzuiver ras te vertegenwoordigen dat zichzelf maar het best zo snel mogelijk kon opheffen. Mijn vader zei in die tijd tegen ons dat Indische meisjes niet deugden, zijn eigen dochters dan maar even niet meegerekend. Later zei hij dat die woorden van zijn moeder waren gekomen, die hem had geadviseerd met een blanke vrouw te trouwen. Weer later beweerde hij dat zijn moeder had gezegd dat hij met een Chinees meisje moest trouwen. De slotversie luidde dat zijn moeder had gezegd: ‘Je moet niet met een Indisch meisje trouwen. Je kunt het beste met een Chinees meisje trouwen, maar jij zál met een blank meisje trouwen.‘Zal’ was geen bevel, maar een voorspelling. Linda en ik wachtten elke ochtend op elkaar en liepen dan samen naar school. Ze was ondeugend, ze kon erg hard lopen, me enorm uitdagen en zich erg vrolijk om me maken. Na schooltijd kropen we soms de bosjes in en op een keer wilde ze me zien plassen. ‘Ik zie je piel! Ik zie je piel!’ schaterde ze toen ze hem eindelijk te zien kreeg. Later, in de klas, toen ze eens met een opgetrokken been en een te flodderige onderbroek op haar stoel naar me zat te lachen, zag ik de plooien in haar kruis en raakte ik merkwaardig

opgewonden. We zaten vooraan, zij bij de deur, ik bij het raam. We waren door de onderwijzeres uit elkaar gezet omdat we te veel zaten te ginnegappen. Tegelijk daarmee was de ijzeren wet verbroken dat Indische kinderen stelselmatig op één rij in het klaslokaal werden geplaatst: bij het raam, in de zon... Linda en ik ruilden postzegels op de straathoek, in zon, wind en regen. Op de vrije woensdagmiddagen ontving ze me soms op haar kamer. Haar moeder gaf me rijst met waterige tahoe te eten, ook als ik geen honger had. Als Linda een minder schalkse bui had, deden we neusjes. ‘Wanneer doen we het met onze lippen?’ vroeg ik haar eens. Linda was gedecideerd: ‘Dat mag niet. We doen het als de Chinezen.’ Toen ik met mijn broer van school werd gestuurd wegens obsceen gedrag (het verspreiden van de door ons half ontklede stripfiguur Wilma Flintstone voor de prijs van tien cent per tekening) en mijn vader uit wrok jegens het racistisch schoolhoofd ook maar meteen de anderen van school haalde, verloor ik Linda voorgoed uit het oog. Had ik Linda nou rond mijn 24ste jaar teruggezien, dan zou ik me veel van ons samenzijn hebben herinnerd. Misschien zou ik haar alleen daarom al ten huwelijk hebben gevraagd, vanwege de dingen van toen: de bosjes, de postzegels, neusjes doen en vooral onze kameraadschap. Uit: Alfred Birney Rivier de IJssel


Oral histOry

VOOr de meeste indische nederlanders begint hun nieuwe leVen met de bOOtreis naar nederland. maar wat betekent het Om je mOederland te mOeten inruilen VOOr je Vaderland?

De overtocht Repatriëring of vlucht? Hetty NaaijkeNs Retel-HelmRicH: uitsNede uit Het scHildeRij de Willem Ruys vaN jaN PaaNs

door Yvette Kopijn foto’s Armando Ello

De meeste Indische Nederlanders maken de overtocht naar Nederland met de boot. Hun vertrek naar hun nieuwe land wordt lange tijd ‘repatriëring’ genoemd. De uitleg daarvan is dat Indische Nederlanders teruggaan naar hun vaderland (patria). In werkelijkheid komen ze in een voor hen vreemd land terecht. Een land dat ze alleen kennen uit verhalen en uit de lessen op school. Voor het overgrote deel van de nieuwkomers is de komst naar Nederland eerder een vlucht dan een vrijwillige keuze. Na de Tweede Wereldoorlog keert de Indonesische bevolking zich tegen de koloniale overheersers. Daarbij worden ook Indische Nederlanders het doelwit van geweld. Velen verliezen hun baan. In het zelfstandige Indonesië van president Soekarno is er voor hen geen plaats meer.

pinda*_ 21


ORAL HIsTORy

Pindachinees

Eén groot avontuur

‘Ik herinner me hoe we op een nacht Indonesiërs om ons huis hoorden lopen. Ze gooiden bij onze achterburen een handgranaat naar binnen. Ik hoor ze nog schreeuwen: ‘We worden vermoord!’ En inderdaad: na de handgranaat bleef het stil. Na dat incident zei mijn moeder: ‘We blijven hier niet, we gaan’. Ik ben met mijn moeder en mijn pleegzusje naar Holland gegaan, met de Johan van Oldenbarneveldt. Dat was in 1952. Toen we in Rotterdam aankwamen, werden we met een bus overgebracht naar een pension in Veenendaal. Ik vond Veenendaal erg conservatief. Er was geen bioscoop, geen uitgaansleven en op zondag mocht er ook niet gefietst worden. Op straat kreeg ik geregeld de vraag of ik op de boot Nederlands had leren spreken. Mijn pleegzusje, die van Chinese komaf is, werd vaak uitgescholden voor pindachinees. Ze wilden in die tijd ook helemaal niet luisteren naar onze ervaringen. Als we vertelden over de oorlog, dan zeiden ze: ”Ja, maar bij jullie was het tenminste warm.” Ze wisten niets over de oorlog in Indië en dat is eigenlijk nog steeds zo.’

‘Op 20 februari 1951 gingen we aan boord van de Kota Inten: het allereerste schip dat Molukkers overbracht naar Nederland. Voor mijn ouders een moeilijk moment, maar als kind vond je het natuurlijk geweldig! Wij wilden Nederland zien en zagen het als één groot avontuur! Op het schip zaten ook kinderen van Molukse KNIL-militairen en je merkte duidelijk dat wij, Molukse marinekinderen, anders waren. Marinekinderen spraken Nederlands en waren Nederlands opgevoed, en dat vonden de kinderen van de KNIL-militairen maar niks. Dus hielden we ons afzijdig en speelden we alleen met elkaar. Op zee kon het flink tekeer gaan, maar ik ben niet één keer zeeziek geweest! Ja, je bent marinekind of niet natuurlijk! Op 21 maart 1951 komen we aan in de haven van Rotterdam. Het eerste dat mij opvalt is Hollanders die de straten vegen! Dat had ik in Indonesië nooit gezien! Daar zijn blanke mensen echt de toean besar*.’

Loek van Maanen-van der Eerden Brevoort (Kota Radja, 1929)

Christien Sipasulta-Keppy (Soerabaja, 1936)

22 _ pinda*


Oral histOry Meer verhalen lezen? Yvette Kopijn: Antara Nusa. Levensverhalen van ouderen uit Indië/Indonesië, een uitgave van Stichting Nusantara. LM Publishers Op de website: passagierslijsten1945-1964.nl kun je vinden waneer welke families op welk schip naar Nederland kwamen.

Lelijke rijstpikker ‘ik herinner me nog goed onze aankomst in iJmuiden in 1948. hoewel het april was, zag ik mensen dik ingepakt op de kade staan, terwijl wij onze zomerkleren nog aan hadden. De passagiers werden naar bussen geleid om in pensions ondergebracht te worden, maar wij hadden het geluk dat wij bij oma De Nijs terecht konden, die in Dordrecht woonde. in tegenstelling tot mijn broer had ik het naar mijn zin in Nederland, al herinner ik me ook dat de mensen heel onvriendelijk konden zijn. Dat een marktverkoper mij toeriep: ‘Zo lelijke rijstpikker, kom je hier de boel opvreten?’ Dat zei hij waarschijnlijk ook, omdat ik dik was in die tijd – niet zozeer van het vele eten, maar van het hongeroedeem. En we hadden andere eetgewoonten natuurlijk. Dan ging ik naar de slager en dan vroeg ik: Meneer, heeft u hersens? En dan zei hij: “Nou, ik hoop het wel!” Of ik ging naar de visboer en dan moest ik de viskoppen erbij vragen. “Zeg maar dat die voor de kat zijn”, zeiden mijn tantes er dan bij.’

Trees Stroop-De Nijs (Kertapati, 1931)

Vreugdevol ontvangen ‘Op 21 juni 1951 was het zover en lieten we ons inschepen op de Willem ruys. Pas bij het inschepen drong het tot me door dat ik indië definitief zou verlaten. ik ben naar de voorsteven gerend en heb daar tot aan de straat van Malakka zitten janken. Na bijna een maand varen kwamen we aan in de haven van rotterdam. in de loods werden alle families op alfabet gezet en in bussen gehesen. Onze bus bracht ons naar Grave, een plaatsje in Brabant. We werden vreugdevol ontvangen, al staat me nog goed bij hoe een opoe naar ons wees en tegen een van haar kleinkinderen zei: ‘Kijk, deze mensen zijn nu hier omdat jij zilverpapiertjes* hebt gespaard.’ * repatriëring: Tussen 1945 en 1968 vond een grootschalige uittocht van Indische Nederlanders plaats; ruim 300.000 Indische Nederlanders kwamen vanuit Nederlands-Indië naar Nederland. * zilverpapiertjes sparen: In de jaren 50 (van de vorige eeuw) zamelden Nederlanders massaal zilverpapier in voor de missie, zoals melkdoppen, wikkels van chocoladerepen en sigarettenpakjes. * toean besar: grote meneer

Lien de Scheemaker (Batavia, 1933) pinda*_ 23


interview

24 _ pinda*


interview

ToTok en Indo

Columnisten Ellen Deckwitz en Sarah Sluimer komen allebei uit een familie met een Indische achtergrond. Hoe ze daar nog steeds last van ondervinden vertelden ze in de theatervoorstelling ‘De Indië Monologen’. door Dewi de Nijs Bik fotografie Stefan Rustenburg

Jullie hebben allebei een persoonlijk stuk geschreven voor ‘De Indië Monologen’, een reeks voorstellingen waarbij bekende Nederlanders met een Indische achtergrond over hun relatie met het Indische vertellen. Allebei jullie families – van moeders kant − hebben de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, de Bersiap* en de repatriëring* naar Nederland meegemaakt. In de voorstelling vertellen jullie hoe dat doorwerkt in je eigen leven. Sarah: ‘Ik vertel in mijn monoloog wat de invloed is geweest van mijn Indische opvoeding op mijn leven − hoe het trauma van mijn familie van moeders kant is overgeleverd op mij. Omdat ik hier nooit echt met familieleden over heb kunnen praten, zag ik het maken van deze monoloog aanvankelijk als een manier om dit alsnog te doen. Ik weet dat het uiteindelijk niet de manier is om zo in gesprek te gaan. Ze wilden ook niet naar mijn voorstelling komen kijken. Maar het is goed zo. Ze hadden waarschijnlijk niet met open blik kunnen kijken en zouden mijn monoloog als een intimiderende aanval hebben beschouwd. Mijn stuk is veel eerder een analyse van een situatie waarin zij zelf ook slachtoffer zijn. Ik wilde deze monoloog maken om aan te tonen: dit is wat er generatie op generatie gebeurt. Nu de voorstelling is afgelopen, heb ik het verleden wat meer kunnen loslaten, wat dat betreft heb ik een ontwikkeling doorgemaakt. Mijn monoloog heeft me ook doen besluiten een boek over mijn Indische verhaal te schrijven. Bedoeld voor zowel Indo’s als niet-Indo’s.’ Ellen: ‘Al vijf jaar werk ik aan een poëziebundel over mijn familie

die in het jappenkamp* heeft gezeten, over vrienden die buitenkamper* waren en wat de Bersiap voor zowel de witte, de gekleurde als de zwarte Nederlanders daar betekende. Zowel mijn familie, totoks*, als Sarah’s familie, Indo’s, zijn de stiefkinderen van Nederland. De ene groep heeft het makkelijker gehad dan de andere. Maar het gevoel overbodig te zijn, een last te zijn voor Nederland, geen plek te durven innemen, zie ik terug bij allebei. Tegen mijn grootouders werd terug in Nederland gezegd: jullie moeten niet klagen want jullie hadden het lekker warm. Wat in Indië heeft plaatsgevonden, is in Nederland altijd ontzettend gebagatelliseerd: de Japanse bezetting, de kampen, de hongersnood, de Bersiap, het lot van ontelbare dwangarbeiders* en troostmeisjes*. Denken jullie dat er vanuit de Indische gemeenschap negatief zal worden gereageerd op Ellens bundel, aangezien Ellen het Indische verhaal vertelt vanuit haar positie als kind van een totok? Ellen: ‘Die kans bestaat en dat is prima, zolang mensen maar bereid zijn het gesprek aan te gaan. En het werk te lezen, want het gebeurt nogal eens dat alleen al het feit dat je iets gaat zeggen, wordt afgestraft. Als reactie op De Indië Monologen verscheen er een stuk in een krant waarin stond: “Dit is tempo doeloe*-verheerlijking.” De schrijver was niet eens komen kijken naar de voorstelling.’ Sarah: ‘De activisten van nu, de Social Justice Warriors*, hebben zich op een bepaalde manier het Indië-verhaal toegeëigend. Je ziet dit vooral duidelijk terug op Twitter. Ze benoemen dat er neokoloniale complexen onder Indo’s leven, en proberen het verhaal vanaf een afstand te analyseren. Daarvan denk ik: dit druist in tegen wat jullie juist constant prediken. Namelijk: blijf van mijn verhaal af. Je kunt niet oordelen over anderen als je hun situatie niet kent. Indo’s vinden geen aansluiting bij pinda*_ 25


interview

Sarah:

‘De activisten van nu, de social justice warriors, hebben zich het Ellen: Indië-verhaal ‘Zowel mijn toegeëigend’ familie, totoks, als Sarah’s familie, Indo’s, zijn de stiefkinderen anti-racisme-activisten. Ze denken: jullie halen een verleden overhoop van Nederland’ dat wij Indische Nederlanders zelf netjes hebben toegedekt.’ Ellen: ‘Er is in de Nederlandse literatuur natuurlijk ook altijd meer aandacht geweest voor het witte verhaal, voor het totokverhaal, verteld door bijvoorbeeld schrijfster Hella Haasse.

In welk opzicht zijn totoks en Indo’s met elkaar verbonden, of liever: hoe kunnen zij zich verbinden? Ellen: ‘Jij Dewi, Sarah en ik: wij stammen af van mensen die de weg kennen in een huis dat niet meer bestaat, een samenleving die is opgeheven maar in velen nog doorwerkt. Ik denk dat onze verhalen uitwijzen dat je nooit helemaal zelf alles in de hand hebt en dat absolute maakbaarheid een illusie is. Je wordt geboren en bent automatisch belast met je familieverleden. Hier moeten we over praten. Anders blijft deze woede over het verleden en het onvermogen tot communiceren, dit onverwerkte trauma, doorsijpelen van generatie op generatie.’ Sarah: ‘Ik denk dat Indische Nederlanders met Indisch bloed misschien denken: je kan als totok wel zeggen dat je Indisch bent maar jouw ouders waren onze overheersers. Het is begrijpelijk dat onder Indo’s die gedachte leeft. De tijd lijkt me gepasseerd om als twee groepen tegenover elkaar te blijven staan. Als het gaat over kampervaringen, de Bersiap en de manier waarop iedereen Indonesië heeft moeten verlaten, is elk verhaal even legitiem. En legitiem is niet eens het goede woord: even belangrijk.’ Ellen: ‘Wat wij als derde generatie schrijvers met een Indische achtergrond proberen, is elkaar en de rest van de samenleving een handreiking te doen. We leven in tijden van polarisatie, mensen zoeken extremen op om een podium te krijgen. Wij kennen de tussenpositie. Ik denk dat dit de meerwaarde is van het verhaal van de Indische Nederlanders.’ 26 _ pinda*

Ellen Deckwitz (1982) schreef meerdere dichtbundels en is columnist voor NRC Handelsblad, NRC Next, radio 1 en De Morgen. Haar nieuwe poëziebundel over indië, Hogere natuurkunde, verschijnt in september 2019 Sarah Sluimer (1985) maakte programma’s voor debatcentrum De Balie in Amsterdam en publiceerde als journalist en opiniemaker voor onder meer de Volkskrant, Opzij, NRC Handelsblad en De Correspondent. Momenteel werkt ze aan haar roman Mataglap, die volgend jaar verschijnt

* Bersiap: Gewelddadige periode na het einde van de Tweede Wereldoorlog, waarin de Indonesische bevolking zich tegen de Europeanen en Indo-Europeanen keerde. * repatriëring: In de periode 1945-1968 vond een grootschalige repatriëring van Indische Nederlanders plaats. Ruim 350.000 mensen kwamen vanuit Nederlands-Indië naar Nederland. Deze migratie staat bekend als ‘repatriëring’, wat ‘terugkeren naar het vaderland’ betekent. * jappenkampen: Japanse interneringskampen in de Tweede Wereldoorlog in Azië * buitenkamper: Tijdens de Japanse bezetting werden veel Indo-Europenanen niet geïnterneerd als ze konden aantonen dat ze Aziatische voorouders hadden. Het leven buiten de kampen was zwaar, omdat ze aan hun lot werden overgelaten. * totoks: blanke Nederlanders in Nederlands-Indië. * dwangarbeiders: Niet alleen de geïnterneerden in de kampen moesten van de Japanners dwangarbeid verrichten, maar ook miljoenen Indonesische dwangarbeiders, de zogeheten romusha’s. * troostmeisjes: De Japanse bezetter dwong vrouwen zich te prostitueren in soldatenbordelen, waar ze stelselmatig werden verkracht. Zowel Europese, Indo-Europese als Aziatiche vrouwen waren hiervan het slachtoffer. * tempo doeloe: tijd van vroeger, vaak vertaald als goede oude tijd. * Social jusitice warrior: strijder voor sociale rechtvaardigheid. Negatieve benaming voor iemand die sociaal-progressieve inzichten en thema’s zoals feminisme, burgerrechten, multiculturalisme en identiteitspolitiek aanhangt of promoot.


Oral histOry

Opgevangen in contractpensions:

‘Ik vond het zo verschrikkelijk dat ik in huilen uitbarstte’ Na de ONafhaNkelijkheid vaN iNdONesië makeN hONderdduizeNdeN iNdische NederlaNders de OvertOcht Naar hOllaNd. de NederlaNdse Overheid is Niet berekeNd Op zOveel Nieuwe iNwONers. met sOms schrijNeNde mis(ver)staNdeN tOt gevOlg. door Anne Elzinga foto privé-collectie familie Scheldwacht pinda*_ 27


Oral histOry

‘E

én ding staat vast, Karel, ik dénk er eenvoudig niet over in een contractpension te gaan,’ liet Willem Frederik Hermans de Indische repatriante* Dora zeggen in zijn boek De woeste wandeling (1962). ‘Ik denk er niet over mij door de regering te laten onderbrengen of we landlopers waren.’ Toch komen veel gerepatrieerde Indische Nederlanders in afwachting van een eigen huis wel in zo’n pension terecht. Ze hebben geen andere keus. Met z’n honderdduizenden arriveren ze na de soevereiniteitsoverdracht* in 1949 in het land dat zij als hun vaderland beschouwen. ‘Blijf daar!’ had de Nederlandse regering ze nog wel geadviseerd, maar dan in diplomatieke bewoordingen als ‘Zoekt toekomst in Indonesië’. Nederland zit niet op de repatrianten te wachten. ‘Hoe moeten al deze mensen worden gehuisvest, in dit reeds overbevolkte land met een nijpend tekort aan woonruime, een overvoerde arbeidsmarkt, dreigende werkloosheid en een beklemmende budgettaire positie?’ vraagt de minister van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen zich in een geheime nota uit 1950 af. Eigenaren van hotels en pensions worden door de overheid opgeroepen een contract met de overheid aan te gaan om ontheemde gezinnen op te vangen totdat zij zelfstandige huisvesting hebben. De overheid rekent voor dat het omkatten van een pension tot contractpension lucratieve business is: het pension zit altijd vol, de beheerder ontvangt altijd op tijd het geld van de overheid voor de opvang en maakt na aftrek van alle kosten per bewoner 49 cent winst per dag. Honderdvijfenvijftig beheerders melden zich aan. Dat aantal blijkt bij lange na niet genoeg als in de loop der jaren steeds meer mensen de overtocht maken. Ondanks een overhaaste uitbreiding van het aantal contractpensions blijkt ook daaraan een limiet te zitten. Daarom worden op de meest uiteenlopende locaties nieuwe opvangplekken gecreëerd: bij particulieren thuis, in legerkampen, vakantiehuisjes, ziekenhuizen en zelfs in voormalige straf- en concentratiekampen. Kamp Westerbork wordt omgedoopt tot woonoord De Schattenberg, maar de loodsen zijn hetzelfde: ‘Ik vond het zo verschrikkelijk dat ik in huilen uitbarstte,’ herinnert bewoonster Ies Bloemhard-Bastiaans zich de eerste aanblik van haar nieuwe ‘thuis’.

Wennen aan Nederland Na het overlijden van haar man besluit mevrouw La Fontaine naar haar schoonfamilie in Holland te gaan. Ze is niet erg te spreken over haar kennismaking met Nederland: ‘Al met al waren de eerste jaren voor Indische mensen verschrikkelijk. We moesten ons aanpassen en we deden het ook. Van de overheid, van jezelf. Voor je eigen moraal’ vertelt ze in het boek Aanpassen. De nieuwkomers moeten wennen aan Nederland, aan de Nederlandse mentaliteit en aan de manier waarop ze behandeld worden. Discriminatie, bevoogding en onbegrip zijn aan de orde van de dag. De Nederlandse taal blijkt ineens rijk aan scheldwoorden: poepchinees, 28 _ pinda*

zwarte aap, pinda. Maatschappelijk werksters worden er in hun vakblad op gewezen dat het werktempo van Indische Nederlanders achterblijft. Indische huisvrouwen krijgen maandelijks huishoudelijke tips toegestuurd. De toon is betuttelend: ‘Ik wil geen smeerpoets zijn en dus: was ik mijn handen goed voordat ik eten moet.’ En dat terwijl zij in Indië dagelijks een bad namen en hier soms maar één keer per week enkele minuten mogen douchen! Ook de huisvesting valt nogal eens tegen. Veel (tweederangs-)locaties verkeren na de oorlog in slechte staat. Hele gezinnen in een piepklein kamertje met verouderd en kapot meubilair zijn geen uitzondering. Maar vooral het Hollandse eten valt de nieuwkomers rauw op hun dak. In plaats van rijst krijgen ze doorgekookte aardappelen en boerenkool met (of zonder) worst voorgeschoteld. Wennen aan Holland betekent immers ook wennen aan de Hollandse pot. Een peuter verwoordt de gevoelens van velen als ze in een stille eetzaal vol afkeer uitroept: ‘Papa, de soep ruikt naar hond!’ Hoewel zelf koken op de pensionkamers vaak niet is toegestaan, bereiden sommigen stiekem toch Indische maaltijden op een petroleumstel, soms zelfs op een omgekeerde strijkbout. Of ze doen wat sambal in hun flauwe bonensoepje.

Vier gulden per dag

Blijf daar! had de Nederlandse regering geadviseerd (…) Nederland zit niet op de repatrianten te wachten

De woningnood van repatrianten is een buitenkans voor ondernemers. Iedere opgevangen gast levert hen vier gulden per dag op. Later wordt dat bedrag teruggebracht naar 3,50 gulden. Voor dat allin bedrag moeten zij goede zorg leveren, zoals beschreven in het Huishoudelijk Reglement. De Dienst Maatschappelijke Zorg houdt toezicht op de kwaliteit. Indische Nederlanders hebben wisselende ervaringen met de geleverde zorg. Zo spreken ex-bewoners van pension Geerenstein in Woudenberg vol lof over de Nederlandse staf. Ze mogen af en toe zelf koken en dagelijks


Oral histOry

douchen, er wordt regelmatig gedanst, de potkachels zijn altijd gevuld en ook het onderlinge contact is warm. In overleg met haar moeder Wilhelmina stelt koningin Juliana zelfs een deel van Paleis ’t Loo beschikbaar voor de opvang van repatrianten. Die genieten van de ruimte, de feestelijke kamers, de recreatiezaal, de tuinen en de omringende bossen. Tot hun grote genoegen zien ze ook koningin Juliana die regelmatig op bezoek komt: met een breiwerkje zit ze gezellig tussen de bewoners. Anderen daarentegen ervaren het winstbejag van beheerders aan den lijve: de kamer lijkt op een gerenoveerd kippenhok, de inrichting is schamel en omdat er op stook- en maaltijdkosten wordt bezuinigd, zitten bewoners vaak met een lege maag in de ijzige kou. Voor wat luxe moeten kostgangers soms bijbetalen. Op deze manier zien sommige beheerders hun winstmarges flink oplopen. ‘Er is er maar één die schatrijk is geworden van het contractpension en dat is de eigenaar zelf,’ concludeert Ferry Rijkschroeff, die in 1951 met zijn ouders, broers en zussen als repatriant naar Nederland kwam, vele jaren later in het boek Opgevangen in andijvielucht.

Afbetalen tot aan de dood

Oostvoorne 1951. De kinderen Scheldwacht en Valkenburg voor hun contractpension

Ook bij mevrouw La Fontaine gaan na jaren de ogen open. Pas dan komt ze erachter hoeveel geld zij kwijt is aan haar verhuizing naar Holland. De schoenen en kleding die zij mocht uitzoeken voor zichzelf en haar kinderen en het geld dat ze kreeg om meubels voor haar huisje te pinda*_ 29


Oral histOry

kopen, blijken helemaal geen giften van de Nederlandse overheid te zijn. Het zijn slechts voorschotten. Net als andere Indische families moet ze álles terugbetalen, tot op de laatste cent. Ook de kosten van de overtocht en de woonlasten komen grotendeels voor eigen rekening. Om de uitgaven te dekken moeten gezinshoofden aanvankelijk 75 en later 60 procent van hun netto maandsalaris afstaan. Afhankelijk van de duur van de tijdelijke opvang en de hoogte van de voorschotten kan de schuld oplopen tot veertienduizend gulden (nu 45.000 euro). Veel Indische Nederlanders van de eerste generatie hebben tot aan hun dood afbetaald. ‘Wat een uitzuigers,’ denkt mevrouw La Fontaine als ze die rekening uiteindelijk gepresenteerd krijgt. Wat haar en haar lotgenoten extra boos maakt, is dat sommige ondernemers flink profiteren van hun Indische klanten. Bijvoorbeeld door ze te dwingen bij bepaalde winkels te kopen. Of door kortingen op artikelen niet door te berekenen maar ze het volle pond te laten betalen. Of door als pensionhouder te plussen op het eetbudget door spotgoedkope maaltijden voor te schotelen. Ze pikken het, terwijl ze achteraf gezien al die tijd overal zélf voor dokken. ‘We betaalden het volle pond, maar mochten niet door de voordeur naar binnen,’ verwoordt een van hen de verontwaardiging van velen. Helemaal schrijnend is dat ook autochtone Nederlanders denken dat hun nieuwe landgenoten alles cadeau krijgen. ‘Waarom krijgen jullie wel nieuwe huizen en wij niet?’ is ook in die jaren een veelgehoord verwijt. Staatsruifeters zijn het!

Hard werken Gelukkig zijn er ook veel goedwillende zorgaanbieders. Zij zijn lang niet altijd op de hoogte van de afbetalingsplicht van hun cliënten; als zij dat jaren later horen, zijn ook zij daar verontwaardigd over. Niet alle contractpensionhouders worden slapend rijk. Bonafide beheerders moeten vaak flink aanpakken om hun pension draaiende te houden. De overgang van toeristenhotel naar contractpension betekent dat ze zelf aan de bak moeten. Er is vaak geen geld meer voor een kok, huishoudster of bediening. En dus staat de vrouw des huizes zelf achter de pannen, serveert haar man de borden uit en helpen de kinderen bij het schoonhouden van het pension. ‘Het was iedere dag aanpoten in de keuken, waar steentjes met de hand uit de rijst werden gehaald en sambal gemaakt werd,’ vertelt Desi Hisgen, dochter van een Indische contractpensionhoudster. ‘Onze ouders stonden vaak later op omdat ze tot midden in de nacht doorwerkten.’ Het intensieve contact met hun kostgangers maakt echter alles goed. De beheerster van contractpension Geerenstein ‘verindischt’ zelfs. Ze noteert Indische recepten, gebruikt Maleise woorden en maakt kennis met Indische massagetechnieken. Eén van haar gezinnen vernoemt hun pasgeboren baby naar haar. Deze ‘verindischte’ Geertruida is het levende bewijs dat de uittocht uit Indië niet alleen misstanden heeft opgeleverd, maar evenzeer Hollandse levens heeft verrijkt. 30 _ pinda*

Meer weten? het boek Opgevangen in andijvielucht, Quasar Books, 2014 van journaliste Griselda Molemans geeft een compleet overzicht van de opvang van de nieuwkomers uit indonesië in Nederland. De op DVD uitgebrachte documentaire Contractpensions. Djangan Loepah!* van hetty Naaijkens-retel helmrich geeft eveneens een goed beeld. haar vader Jean W.G. retel helmrich maakte de foto die zowel op het omslag van het boek als van de documentaire is afgedrukt. Uitvoerige getuigenissen van de eerste generatie zijn terug te lezen in het boek Aanpassen! van Vaya Nijhoff en iris Cousijnsen, stichting Nasi idjo, 2014.

* repatriante: Iemand die naar haar vaderland terugkeert. * soevereiniteitsoverdracht: Het overdragen van de hoogste macht. Op 27 december 1949 droeg de Nederlandse regering die over aan de Indonesische regering. De betekenis daarvan is nog altijd inzet van een verwoed debat omdat Indonesië de onafhankelijkheid zelf op 17 augustus 1945 had uitgeroepen. Zie ook pagina 63-65. * Djangan loepah: niet vergeten.


kennis

Jongeren denken biJ Molukkers vooral aan artiesten als MeMru, ronnie Flex oF kraantJe PaPPie, Maar ook aan de onlangs verboden Motorclub satudarah. ouderen denken aan de treinkaPingen van de Jaren zeventig van de vorige eeuw. Maar vooroP staat het beeld van de knil-soldaat trouw aan het koningshuis en het vaderland. een korte uPdate aan de hand van zes vragen. foto Moluks Historisch Museum/collectie Worung

Het verdriet van de Molukken

door de redactie

pinda*_ 31


Kennis

W

anneer begint de gedeelde geschiedenis van Nederland en de Molukken?

Aan het begin van de zestiende eeuw komen de Portugezen aan op Ternate, het belangrijkste eiland in de regio. Na een mislukte poging om de specerijenhandel volledig te beheersen worden de Portugezen zestig jaar later van Ternate verdreven. Ook op de eilanden Tidore, Ambon, Seram en Banda komt er een eind aan de Portugese aanwezigheid. Hierna volgen de Spanjaarden, de Engelsen en de Nederlanders die op hun beurt hetzelfde proberen. In het begin van de zeventiende eeuw eist de VOC* een monopolie op de handel met de ‘Spice Islands’. De Molukse bevolking wil een vrije handel. Dat leidt uiteindelijk tot gewelddadige conflicten. In 1621 laat Jan Pieterszoon Coen in een oorlog met de Banda-eilanden* het grootste deel van de vijftienduizend personen tellende bevolking doden of als slaaf afvoeren. De nootmuskaatteelt wordt door hem in handen gegeven van Europese perkeniers*. Hun slaven verbouwen de nootmuskaat op de plantages, de zogeheten perken.

Waarom treden Molukkers dan toch in dienst van het KNIL? Op sommige eilanden – de Molukken tellen er meer dan duizend – werken sommige Molukse vorsten wél samen met de VOC. Als Nederlands-Indië aan het begin van de negentiende eeuw daadwerkelijk een kolonie van Nederland wordt, heeft het koloniale bestuur in de hoofdstad Batavia een leger nodig om opstanden elders in het uitgestrekte eilandenrijk neer te slaan. In 1814 wordt het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL) officieel opgericht. Veel KNIL-soldaten worden geronseld onder de inheemse bevolking, zo ook onder de inwoners van de Molukken. Met name christelijke Molukkers genieten de voorkeur. In een kolonie waarin de islam de overheersende godsdienst is, worden ze als betrouwbaarder gezien dan moslims. Aan het einde van de negentiende eeuw begint de uittocht van Molukkers uit de Molukken. Veel van hen treden in dienst bij de Nederlandse overheid als klerk, onderwijzer, zendingsmedewerker of voorganger, of als militair in het KNIL. 32 _ pinda*

Hoe komen Molukkers aan hun reputatie van trouwe KNIL-soldaat? De Molukse KNIL-soldaten blijken strijdbare en loyale manschappen te zijn. Binnen de groep van inheemse militairen nemen ze een bevoorrechte positie in, verworven door hun loyaliteit en strijdlust. Ze krijgen schoenen en hun kinderen mogen naar speciale scholen voor Nederlands onderwijs. Zo ontstaat aan het eind van de negentiende eeuw het beeld van de christelijke Molukker die vooral als militair ‘door de eeuwen trouw’ bondgenoot is van het Nederlands gezag. Dat de helft van de bevolking op de Molukken uit moslims bestaat, blijft in de koloniale tijd onderbelicht.

Waarom komen de Molukkers naar Nederland? Tijdens de onderhandelingen over de soevereiniteitsoverdracht in 1949 wordt afgesproken dat alle KNIL-soldaten hun wapens kunnen neerleggen en kunnen demobiliseren in een stad naar keuze. In 1950 vindt er echter op Ambon een onafhankelijkheidsstrijd plaats. Op 25 april 1950 wordt de Republik Maluku Selatan (RMS) uitgeroepen door Molukse vrijheidsstrijders. Die wachten op steun van Molukse KNIL-soldaten die op Java zijn gestationeerd en terug naar huis willen. Indonesië eist dat Nederland de Molukse KNIL-soldaten niet op de Molukken laat demobiliseren. Na lange onderhandelingen wordt er met de Nederlandse regering de afspraak gemaakt om de Molukse militairen en hun gezinnen tijdelijk naar Nederland te brengen. Volgens velen gebeurt dit onder valse voorwendselen. Nederland zal ervoor zorgen dat de Molukkers na zes maanden terug kunnen, maar dat blijkt later een loze belofte die Nederland niet kan inlossen. Waar soldaten van het KNIL begin jaren vijftig samen met hun gezin op rijkskosten naar Nederland kunnen reizen, geldt dit niet voor Molukse militairen. Er zijn gevallen bekend van Molukse KNIL-soldaten die niet meer dan drie kinderen per gezin mogen meenemen. Daardoor moeten ze sommige van hun kinderen op de Molukken achterlaten.

Waarom zijn de Molukkers boos? Tussen 21 maart en 21 juni 1951 arriveren twaalfduizend Molukkers in Nederland. Bij aankomst in Nederland staat de voormalige KNIL-


Kennis

militairen een onaangename verrassing te wachten. Ze worden per direct uit militaire dienst ontslagen. De officiële verklaring van de Nederlandse regering is dat het KNIL in 1950 is ontbonden. Dat leidt tot woede en wrok aan Molukse kant. Dit onrechtvaardige ontslag zal de verhouding met de Nederlandse overheid decennia vertroebelen. Aan het begin van de jaren vijftig heerst er als één van de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog een groot tekort aan woningen. Omdat de verwachting is dat de Molukkers weer snel zullen vertrekken, worden ze ondergebracht in onderkomens die voor tijdelijke bewoning geschikt zijn gemaakt. Deze ‘woonoorden’ of ‘Ambonezenkampen’ zoals ze worden genoemd, liggen meestal op het platteland. De kwaliteit van de Molukse woonoorden varieert enorm en is in veel gevallen onder de maat. Naast vakantieoorden, kloosters, kampen voor werklozen en een enkel kasteel, worden de voormalige Duitse kampen Vught en Westerbork herdoopt in respectievelijk Lunetten en Schattenberg. In elk kamp wonen ongeveer drieduizend personen. De Molukkers moeten in 1971 Schattenberg (Westerbork) verlaten vanwege de verdere installatie van een radiosterrenwacht, waarmee in 1968 een begin is gemaakt. Hierna wordt het kamp afgebroken. Veel Molukkers van de eerste generatie weigeren lange tijd het Nederlanderschap te aanvaarden omdat ze vasthouden aan de terugkeer naar een zelfstandige Molukse staat. Daardoor worden ze stateloos en kunnen ze Nederland niet verlaten omdat destijds bij elke grens een paspoort moet worden getoond. Veel Molukse jongeren hebben bewust op latere leeftijd het Nederlanderschap aangevraagd zodat zij geen dienstplicht hoeven te doen in Nederland, het land dat hun vaders heeft verraden.

Hebben de treinkapingen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw iets te maken met het ideaal van de RMS? Ja. De kinderen van de eerste generatie Molukkers komen in verzet tegen de manier waarop hun ouders behandeld worden. Ze willen aandacht voor het lot van de Molukkers in Nederland. Eén van de frustraties is dat ze in Nederland geen gehoor krijgen voor hun strijd. Ze vinden dat er actie genomen moet worden om het ideaal van een vrije Molukse republiek te realiseren. In de jaren zeventig leidt dat tot de treinkapin-

gen en gijzelingsacties door Molukse jongeren. Daarbij vallen dodelijke slachtoffers onder de gegijzelden en de Molukse kapers. Nederland is geschokt. Aan Molukse zijde wordt weliswaar verschillend gedacht over het gebruik van geweld tegen burgers, maar voorop staat de neiging om de rijen te sluiten naarmate de buitenwereld vijandiger reageert. De toch al sterke eenheid onder Molukkers wordt daardoor groter. In de Molukse gemeenschap zijn tradities, rituelen en gebruiken belangrijk. Daarom zijn Molukkers als groep vaak zichtbaarder in de samenleving dan Indo’s of totoks. De afgelopen tijd zijn de treinkapingen weer volop in de aandacht vanwege rechtszaken tegen de Nederlandse mariniers, die naar verluidt gewonde Molukse treinkapers hebben gedood. Eerder is gebleken dat er ook gegijzelden door deze Nederlandse mariniers zijn doodgeschoten in een kogelregen van 10.000 kogels die op het treinstel zijn afgevuurd.

* VOC: afkorting voor Vereenigde Oostindische Compagnie (1602-1800), een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel in Afrika en Azië. * Banda-eilanden: deel van de Molukken * perkeniers: ex-werknemers van de VOC of hun afstammelingen die het beheer kregen over de plantages. De perkeniers waren verplicht nootmuskaat, kruidnagel en foelie tegen een vaste prijs aan de VOC te leveren.

Bronnen: - Peter Bootsma: De Molukse acties - Wim Manuhutu en Victor Joseph: Molukkers in beeld - Tonny van der Mee: Simon Tahamata. De kleine dribbelaar. - historiek.net/molukkers-in-nederland - Wikipedia: de geschiedenis van de Molukkers in Nederland

> pinda*_ 33


Kennis

Memru Renjaan (1982), singer-songwriter en producer. ‘ik voel me zeker Moluks. Ben trots dat ik als Molukker kan rocken. De eerste generatie is hier met niets gekomen. Ze hebben hard moeten werken. De generatie nu heeft zoveel mogelijkheden qua werk, sport en muziek. ik vind dat we gebruik moeten maken van deze mogelijkheden.’

SPEC

Hoe Moluks ben jij? 34 _ pinda*


Kennis

Rocky Tuhuteru (1959), directeur mediabureau: ‘een antwoord op die vraag geven voelt als verantwoording afleggen. De één beschouwt je als nederlander en de ander weer niet. Ach, ik ben Moluks en spreek ook soepel nederlands. Je bepaalt altijd nog zelf wie je bent en niet zoals anderen je graag zien. ik heb meerdere loyaliteiten, maar bovenal een Moluks hart.’

Natasja PattiPelohy

Simon Tahamata (1956), oud-international en jeugdtrainer Ajax): ‘ik hecht veel waarde aan de Molukse cultuur. Alles wat ik van mijn ouders heb geleerd, geef ik aan mijn kinderen door. Zo help je elkaar bij doopfeesten, bruiloften en begrafenissen. Dan zie je dat iedereen er staat voor de betreffende familie. Dat vind ik typisch Moluks. Dat is mijn Molukse identiteit die ik wil behouden.’

aNdreas ter laak

John Souhoka (1953), nieuwslezer AnWB: ‘ik heb nooit in een Molukse woonwijk gewoond en daarom heb ik vrijwel alleen maar nederlandse vrienden gehad. ik voel mezelf van buiten nederlander, maar van binnen Molukker.’

amke

Chelina Manuhutu (1985), dj en model: ‘Overal waar ik nu kom, draag ik uit dat ik Molukse ben en dat mijn opa KniL-militair was. ik ben trots op alle opa’s en oma’s die veel hebben moeten verduren en toch de cultuur hebben doorgegeven. Dat mogen we niet vergeten!’

Giovanni van Bronckhorst (1975), oud-international (aanvoerder van het nederlands elftal) en trainer Feyenoord: ‘ik ben het allebei, zowel nederlands als Moluks. Door het nederlands elftal en mijn beroep ben ik in de hele wereld bekend geworden. Het voetbal heeft mij ontzettend veel gebracht. Als ik voor het nederlands elftal uitkom, ben ik trots. Zie ik op de tribune de Molukse vlag, dan geeft mij dat een warm gevoel. De eerste generatie Molukkers in nederland heeft de basis gelegd en bijgedragen tot wie we zijn en wat we zijn geworden. inclusief mezelf. We mogen daarvoor die eerste generatie dankbaar zijn.’

MHM: Het Molukse verhaal

Moluks Historisch Museum (MHM) is gehuisvest in Museum Sophiahof en maakt de kennis over de geschiedenis, kunst, cultuur en ontwikkeling van de Molukse gemeenschap toegankelijk voor een breed publiek. MHM beheert unieke collecties foto’s, interviews, objecten, archieven, AV, boeken en tijdschriften die via de website en in de bibliotheek te raadplegen zijn. Verder ontwikkelt het museum publieksprogramma’s en tentoonstellingen, al dan niet in samenwerking met diverse partners. Zoals de openingstentoonstelling van Museum Sophiahof, over het Indische en Molukse verzet. Voor ‘Vechten voor Vrijheid. De vele gezichten van verzet’, dat tot stand kwam i.s.m. het Indisch Herinneringscentrum, kon het Moluks Historisch Museum o.a. putten uit door verzetsmensen geschonken persoonlijke bezittingen. www.museum-maluku.nl pinda*_ 35


36 _ pinda*

ellen mierop


kennis

Museum Sophiahof, van Indië tot nu

De culturele en historische erfenis van nederlands-indië is springlevend. Dat kun je ervaren in Museum sophiahof – Van indië tot nu. Deze ontmoetingsplek aan de sophialaan 10 in Den Haag is de plek waar de impact van het verleden nog altijd tastbaar is. een geschiedenis met mooie en minder mooie kanten. een gedeeld verleden dat nog altijd betekenisvol is, niet alleen voor de mensen met wortels in nederlands-indië, maar voor

iedereen. Want wat betekent het om huis en haard te moeten verlaten en een nieuw leven op te bouwen in een ander land? Hoe slaag je erin om een plek te veroveren in de nederlandse samenleving? Wat doe je als jongere met je nederlands-indische achtergrond en hoe geef je vorm aan je identiteit? Museum sophiahof organiseert tentoonstellingen, lezingen, debatten, muziek- en theatervoorstellingen en educatieve programma’s en heeft

zowel een indische als een Molukse bibliotheek. Vertel live op het podium in Café Riboet je eigen verhaal of luister naar dat van anderen.

Museum Sophiahof is een samenwerkingsverband tussen het indisch Herinneringscentrum, Moluks Historisch Museum, het indisch Platform, Pelita en nationale Herdenking 15 Augustus 1945. www.museumsophiahof.nl pinda*_ 37


Column

EEn gEwonE IndIschE jongEn door Theodor holman foto harold Pereira

Theodor Holman (1953) is publicist, radiopresentator, (scenario)schrijver en columnist bij onder meer Het Parool. Deze column verscheen eerder in De Groene Amsterdammer, waarin hij schrijft onder het pseudoniem opheffer.

38 _ pinda*

‘Waarom ga je niet naar Indië?’ vroeg een familielid. ‘Geen zin.’ ‘Maar het is er zo mooi.’ ‘Ja… Het trekt me niet.’ ‘Vanwege de politiek of zo?’ ‘Nee… Ik weet het echt niet. Het trekt me niet.’ Het bleef even stil. Toen kwam de volgende vraag: ‘Is het schaamte?’ ‘Schaamte? Waarvoor?’ ‘Omdat je het misschien heel fijn vindt daar, en omdat dan blijkt dat je een gewone Indische jongen bent.’ ‘Een gewone Indische jongen?’ ‘Ja… Want dat ben je. Een gewone Indische jongen.’ Natuurlijk vroeg ik meteen: ‘Wat is gewoon en wat is Indisch?’ ‘O, ik zie al dat het je irriteert. Dat is Indisch. Die schaamte.’ ‘Wat betreft mijn uiterlijk schaam ik me voor alles, behalve mijn kleur. Ik ben dik, niet knap genoeg, ik ben brildragend, maar mijn beige teint en mijn eventuele Indische trekken doen me niks’, zei ik. ‘Toch wel… Je weet zelf ook wel dat je een Indische jongen bent. Daar kom je echt niet vanaf. Hoe wit je ook doet.’ ‘Wit? Zei je wit?’ ‘Ja, ik zei wit.’ ‘Ik begin witheet te worden.’ ‘Haha, leuke woordspeling, maar niet heus. Goedkoop. Je bent niet wit, hoe graag je ook zou willen. Je bekijkt alles wit, omdat je je daarmee identificeert, omdat je dat ook geleerd is, door witte mensen, op witte scholen, maar je bent niet wit. Je bent een Indo.’ ‘Wat is dat dan, Indo-zijn?’ ‘Dat je een kleurtje hebt.’ ‘En wat zegt dat dan?’

We kwamen er niet uit. Ik voer deze discussie steeds vaker, waarbij ik het verwijt krijg dat ik verschillende vormen van discriminatie niet wil zien, omdat ik, hoewel Indo, kijk met een westerse, witte bril. Waarom word ik daar hopeloos van? Omdat mij nogal een ernstig verwijt wordt gemaakt: ik ben blind voor racisme. Sterker: die blindheid zorgt ervoor dat ik zelf racist ben, want door geen racisme te zien waar het wel is, ben ik medeverantwoordelijk voor dat racisme. (Ik hoop dat ik het goed samenvat.) Het gekke is dat ik de uitspraken van mijn familielid juist racistisch vind. Wit, wit, wit. Aan dat wit kleeft mijn familielid allemaal negatieve oordelen die volgens mij niets met die kleur te maken hebben. ‘Wat vind je er erg aan om Indo genoemd te worden?’ vraagt mijn familielid. Hoe kan ik me in godsnaam teweerstellen tegen deze vooronderstellingen? Waaruit leiden zij af dat ik het ‘erg’ vind, en wanneer ben je precies een ‘Indo’? Ik ben ook Chinees, Joods, Indiaas (!) En nu? Dertig jaar geleden werd ik door de Amsterdamse politie voor een Pakistaanse restauranthouder versleten. Was dat erg? Nee. Begrijpelijk? Ja. Kortom: ik wil niet naar Indië. Ook niet naar Indonesië trouwens. Ik wil daar eigenlijk ook geen verantwoording over afleggen. Wil ik naar Israël? Ja, daar wil ik graag heen. Daar ga ik ook heen. En waarom dan? Nou, zoals ik ook graag naar Italië ga, naar Duitsland, naar Engeland, naar Frankrijk! Godverdomme. Je reisbestemming is tegenwoordig ook al beladen. Weet ik wel dat er in Israël erg gediscrimineerd wordt? Ach, wat dacht u van Frankrijk en Engeland, om maar niet te spreken van Italië waar ik net vandaan kom? Indië bestaat niet. Daar kan ik niet heen. Naar Indonesië wil ik niet. Daar kom ik vandaan.


Langs de Indische meetlat

visagie: Daphne Deventer

Tim Oliehoek en Mei Li Vos Ze Zijn Hollands opgevoed, maar nu Ze ouder worden kruipt Hun bloed waar Het niet gaan kan. Hoe indiscH Zijn politica mei li vos en filmregisseur tim olieHoek? door Ricci Scheldwacht foto’s Harold Pereira

pinda*_ 39


INTERVIEW

W

at vinden jullie ervan om met zoveel andere Indo’s op de cover van PINDA* te staan? Tim: ‘Heel vertrouwd. Ik kende niemand, maar ik dacht meteen: hé gezellig. Toen ik een Indische tante van mij erover vertelde was ze geschokt. Weet je dan niet dat pinda een scheldwoord is? vroeg ze.’ Mei Li: ‘Ik begrijp de knipoog wel. En ook dat het woord ‘pinda’ voor veel mensen inmiddels een geuzennaam is. Mijn beste vriend zegt dat hij alleen op pinda’s valt. Zo heeft hij mij ook weleens genoemd. Hij heeft altijd iets kleinere, iets jongere Aziatische jongens als vriendje. Mij doet het niets, maar het heeft toch iets denigrerends.’ Een gesprek tussen twee Indo’s die zich pas op latere leeftijd bewuster van hun Indische identiteit zijn, dat was het uitgangspunt. ‘Ja, dat lijkt me leuk,’ reageerde filmregisseur Tim Oliehoek enthousiast. ‘Maar ik heb dus écht geen Indische opvoeding gehad. Mag ik dan wel in Pinda*?’ Juist wel! Want hoezeer is een Indische opvoeding een vereiste om je Indo te kunnen noemen? In hoeverre is de zogeheten Indo kesasar*, zoals Tim soms vermanend door andere Indo’s wordt genoemd, minder Indisch dan zij? Waarin uit zich dat? En hoe meet je zoiets? Als dat al kan. Dus ontmoeten Tim en Mei Li elkaar in hotel Jakarta in Amsterdam. Een moderne, best nieuwe locatie, waar beiden op de fiets – kan het Hollandser? – naartoe zijn gekomen. ‘Mijn dochter heeft jouw film Wiplala wel 150 keer gezien,’ zegt Mei Li Vos direct na binnenkomst tegen Tim Oliehoek. Een wonderkind werd hij bij zijn debuut genoemd, bijna vijftien jaar geleden. Inmiddels is hij de kameleon onder de Nederlandse filmregisseurs. Twee keer won hij een Gouden Kalf. Mei Li Vos zat jarenlang in De Tweede Kamer voor de PvdA. Deze zomer werd zij beëdigd als senator in de Eerste Kamer, waar zij de fractie van de PvdA leidt. Aanvankelijk hielden ze zich nauwelijks bezig met hun Indische afkomst, zeggen ze allebei, maar op een zekere leeftijd kruipt het Indische bloed toch waar het niet gaan kan.

Hollandse opvoeding Mei Li: ‘Mijn moeder was echt een Chinese. Altijd hard werken. Altijd 40 _ pinda*

zuinig zijn. Ze had een eigen uitgeverij. In ons gezin met zes kinderen was zij de kostwinner. Ze was bang voor vreemde mannen. Ze dacht dat het de deurwaarder kon zijn. Zij heeft mij geleerd om nooit rood te staan. Die spaarzaamheid en dat harde werken zijn ook heel calvinistisch. Heel Hollands. Ik heb eerder een Hollandse opvoeding gehad dan een Chinese. Mijn moeder ging ook nooit met Chinezen om.’ Tim: ‘Mijn moeder is overleden toen ik zeven was. Ze leed aan de spierziekte ALS, maar in 1986 wist niemand wat dat was. Dat was een verwarrende en zware tijd. Toen mijn moeder was overleden viel die Indische kant weg, want mijn vader is Hollands. Ik ben eerder met aardappelen opgegroeid dan met rijst. Maar sinds ik in Amsterdam woon, haal ik vaak bij de toko. Ik ben een kwart Indisch, maar nog nooit in Indonesië geweest. Ik denk er wel steeds vaker over na. Als je ouder wordt, ga je toch meer nadenken over waar je wortels liggen.’ Mei Li: ‘Ik ben me voor mijn afkomst gaan interesseren toen ik voor mijn promotieonderzoek een half jaar alleen naar Indonesië ben geweest. Daar is wel iets gebeurd. Ik heb mezelf daar echt leren kennen.’

Volwassen worden Mei Li: ‘Wilde jij altijd al regisseur worden?’ Tim: ‘Mijn vader had een dure videocamera gekocht, die ik inpikte. Daarmee ging ik met vriendjes het dorp in om films maken. Mijn vader vond dat prima. Eerst wilde ik acteur worden. Daarom maakte ik films. Om er zelf in te kunnen spelen. Maar ik merkte dat ik regisseren leuker vond. Nieuwe werelden creëren met behulp van de techniek. Zelf dingen uitvogelen. Daarvan heb ik ongelooflijk veel geleerd. Op mijn achttiende ben ik naar de filmacademie gegaan. Toen ik het huis uitging ben ik meteen gaan samen wonen met mijn vriend, met wie ik sinds mijn achttiende samen ben. In 2005 zei hij: “Kom, we gaan een huis kopen.’ Mei Li: ‘Heb jij al vanaf je achttiende verkering met dezelfde jongen?!’ Tim: ‘Ja, die kwam uit het dorp verderop. We hebben het drie jaar lang geheim gehouden. Ik kan me dat nu niet meer voorstellen. We waren gewoon elkaars beste vrienden. De mensen om ons heen wisten het ook niet. Toen we naar Amsterdam verhuisden werd dat heel anders.’

Opa en oma Mei Li: ‘In welk jaar zijn jouw opa en oma naar Nederland gekomen?’ Tim: ‘In de jaren vijftig. Ze moesten.’


IntervIew

‘Weet je dan niet dat pinda een scheldwoord is? vroeg mijn tante’

Mei Li: ‘Ze waren allebei gemengd?’ Tim: ‘Ja, allebei Indo. Toen mijn opa en oma nog leefden en we bij hen op bezoek gingen, bleven we altijd eten. Mijn opa rook een beetje kruidig, omdat mijn oma altijd aan het koken was in dat kleine flatje. Dat mis ik wel. Ik ruik zijn geur nog. En mijn oma maakte chocoladepannenkoeken met pudding erin. Zo lekker heb ik ze nooit meer gehad.’ Mei Li: ‘Mijn opa en oma zijn in 1960 pas naar Nederland gekomen. Ze zijn uiteindelijk gevlucht voor Soekarno* en het harde klimaat jegens ondernemers, Chinezen en Hollanders. Mijn oma was Indo, mijn opa Chinees. De Chinese-Indische familie van mijn moeder gedroeg zich zo Nederlands als het maar kon. Ik had heel graag Marieke geheten. Mijn broers hadden allemaal christelijke namen en ik was de enige met een Chinese naam. Mijn moeder heette eigenlijk Mei Li, maar in Indonesië mocht ze geen Chinese naam hebben. Daarom kreeg ze een christelijke naam: Rebecca. Toen ik werd geboren kreeg ik haar naam. Nu ben ik er blij mee, want het is mijn Trademark. Maar vroeger vond ik het vreselijk.’ Tim: ‘Heb je die naam als belemmering ervaren?’ Mei Li: ‘Als kind wel. Ik vond het heel vervelend om anders te zijn. Ik ben geboren in Eindhoven. Alle vaders werkten bij Philips en de moeders waren huisvrouw. Mijn moeder had een eigen drukkerij en mijn vader werkte niet bij Philips. En ze waren enorm gelovig. Af en toe waren we heel arm. Dan moesten we brandnetels plukken om er stamppot van te maken. Soms had mijn vader geld en dan kregen we een nieuwe fiets. Op school was ik altijd anders dan andere kinderen maar ik wilde graag juist heel gewoon zijn.’

Wie is Tim? tim Oliehoek (1979) is de zoon van een Indische moeder en Hollandse vader. Op zijn twaalfde begint hij met filmpjes maken. na de filmacademie debuteert hij met de actiekomedie Vet hard (2005). Inmiddels heeft hij talloze films en tv-series op zijn naam staan en tweemaal een Gouden Kalf, voor de tv-series De zaak Menten en Het geheime dagboek van Hendrik Groen. van Hendrik Groen is een tweede serie in de maak. Wie is Mei Li? Mei Li vos (1970) is de dochter van een Chinees-Indische moeder en een Hollandse vader. In 2001 is ze gepromoveerd op de diplomatieke relatie tussen nederland en Indonesië. Samen met anderen richt ze in 2005 de Avv op, een vakbond voor flexwerkers en ZZP’ers. Daarna zit zij jarenlang in De tweede Kamer voor de PvdA. Deze zomer is zij beëdigd als senator in de eerste Kamer.

Privéleven Tim: ‘Als filmer ga ik steeds meer op zoek naar het persoonlijke verhaal. Ik ben nu een serie aan het maken over Stanley Hillis. Een bekende crimineel, die op straat werd geliquideerd. Een keiharde man, maar als kijker moet je jezelf met hem kunnen identificeren. Daarom laat ik zien > dat hij dezelfde problemen heeft als gewone mensen.’ pinda*_ 41


42 _ pinda*


IntervIew

‘Mijn opa en oma zijn in 1960 pas naar Nederland gekomen. Ze zijn gevlucht voor het vijandige beleid van Soekarno’

Mei Li: ‘Je wilt de mens achter de crimineel laten zien?’ Tim: ‘Ja. Dat wil ik bij jou ook. Als ik naar jou kijk wil ik niet alleen de politica zien, maar ook wie jij bent. Ik wil van je kunnen houden.’ Mei Li: ‘Dat is het lastige van politicus zijn. Hoeveel laat je van je privéleven zien? Toen ik net in de politiek begon, vertelde ik heel veel over mezelf. Dus mensen hadden al snel het idee dat ze me kenden. Toen ik een kind kreeg, stelde ik mezelf de vraag: hoeveel laat ik van haar zien? Houd je je kind buiten social media? In het begin heb ik haar heel erg afgeschermd, maar nu plaats ik soms een foto van mijn dochter. Kleine Vos, noem ik haar.’

Ambities Tim: ‘Toen ik begon werd ik bejubeld. Dat is geweldig. Maar al snel ontdek je hoe betrekkelijk succes is. Bij mijn tweede film Spion van Oranje kreeg ik een strontkar over me heen. Ik dacht dat ik overal mee weg kwam. Dat is de jeugdige overmoed.’ Mei Li: ‘Ik herken dat: voor de media was ik heel lang die leuke flapuit die wel wat grappigs zegt. Maar ik was 37 toen ik de Tweede Kamer in ging. Eigenlijk ben ik een laatbloeier. Tim: ‘Je was gestopt met politiek. Je was er klaar mee. Maar nu zit je in de Eerste Kamer.’ Mei Li: ‘Ik was klaar met de Tweede Kamer. Maar nog niet met de politiek en ook niet met de maatschappelijke betrokkenheid. De discussie over migratie, de groeiende armoede, de schuldencrisis – een half miljoen mensen met schulden, omdat het overheidsbeleid niet goed is. In de Tweede Kamer kun je reageren en agenderen. In de Eerste Kamer worden de wetten gemaakt. Als fractievoorzitter in de Eerste Kamer heb ik meer impact dan wanneer ik als oud-politicus wat aan de zijlijn sta te roepen. Al zal ik dat roepen altijd blijven doen.’

Tim: ‘Ik las dat als je zestig plus bent je minister-president van Nederland wilt worden.’ Mei Li: ‘Jazeker. Ik hoop dat eerder al een andere vrouw in Nederland minister-president is geworden. Misschien moet ik dan wel mijn grijze haar laten staan. Ik heb laatst een kleurspoeling moeten doen, omdat ik de eerste grijze haren ontdekte en ik daar nu nog niet aan toe ben.’

Identiteit Mei Li: ‘Ik heb heel lang gedacht: ik wil me niet Indisch voelen. Ik ben geen voorstander van identiteitspolitiek: je moet op mij stemmen omdat ik Turks ben, omdat ik Indisch ben, omdat ik homo ben. Dan denk: ik jongens, je bent een individu en je politieke voorkeur bepaal je helemaal zelf.’ Tim: ‘Ik ben juist voor blenden. Alles door elkaar heen. Dan leer je van elkaar. Niet alleen hetero’s moeten blenden met homo’s, maar andersom is het misschien nog harder nodig. Want dan zorg je ervoor dat je homoseksualiteit een gezicht krijgt.’ Mei Li: ‘Laat iedereen een DNA-test doen, dan zie je dat niemand puur Hollands, puur Frans of puur Chinees is. Alles is gemixt.’ Mei Li: ‘We focussen op verschillen – niet op de overeenkomsten. Natuurlijk identificeer ik me met Indische mensen of met mensen van dezelfde politieke kleur. Als je je maar realiseert dat je veel meer gemeen hebt met anderen daarbuiten dan je denkt.’ Tim: ‘Daarom vond ik dit interview wel spannend. Ik dacht dat we totaal geen overeenkomsten hadden.’ Mei Li: ‘Afgezien dat we allebei Indisch bloed hebben.’ Tim: ‘Maar er zijn meer overeenkomsten. In ons werk bijvoorbeeld.’ Mei Li: ‘Het belang van een goed verhaal. Ik als politicus, jij als filmmaker.’ Tim: ‘Bij film of tv-serie gaat het om het verhaal dat je wilt vertellen. Als er geen verhaal is, heb je niks.’ Mei Li: ‘In de politiek is dat net zo. Als je geen goed verhaal hebt, dan kun je het wel shaken.’ Met dank aan hotel Jakarta * Indo kesasar: verdwaalde Indo, die zich meer thuisvoelt bij de witte Nederlanders. * Soekarno: de eerste president van de Republiek Indonesië

pinda*_ 43


Persoonlijk verhaal

Cissy Jacob-Bulham (1929), de moeder van Patricia Jacob (1968) woont in de Indische woongroep Jatopa in Amsterdam. Een topbesluit vinden zowel moeder als dochter. door Patricia Jacob

Waarom mijn moeder in een indisch verzorgingshuis Woont 44 _ pinda*


PERSOONLIJK VERHAAL

De kamergenote van mijn moeder was 104. Dat ze voortdurend scheten liet was nog tot daaraan toe, maar toen bleek dat uit haar mond óók bagger kwam was ik klaar met haar. Die dag ontdekte ik dat ze niet alleen dezelfde ogen had als de weduwe van NSB’er Rost van Tonningen*, maar ook haar wereldbeeld. ‘Rot op naar je eigen land’, had ze mijn moeder toegebeten, terwijl die haar goedemorgen wenste. Mama kreeg tranen in haar ogen toen ze het me vertelde. ‘Mijn eigen land? Dat bestaat niet meer.’ Het gore lef ! Uitvallen tegen míjn moeder! De vrouw die een groot deel van haar pensioentje spendeert aan goede doelen en die huilt als ze op tv ziet dat mensen het moeilijk hebben, ook al zijn het volslagen onbekenden. Mijn moeder, die nadat mijn vader en zus op dezelfde dag aan hartproblemen waren overleden, de kracht had gevonden om mij als ‘treitertiener’ in het gareel te krijgen en houden. Eén ding was duidelijk: mijn moeder moest weg uit deze kamer. Sterker nog, wat mij betreft ging ze helemaal weg uit dit verpleeghuis in Amsterdam-Noord. Maar waarheen dan, in godsnaam?

Schilderijtjes met klapperbomen Ik herinnerde me weer dat een Molukse kennis haar moeder had laten plaatsen in een tehuis voor Molukse ouderen. Ze was opgebloeid. ‘Hoe ouder je wordt, hoe meer je bij je eigen soort wilt zijn.’ Logisch, dacht ik toen. Jullie Molukkers zijn veel minder geïntegreerd dan wij Indo’s. Waarom blijven anders de meeste Molukkers in ‘de wijk’ hangen? Indo’s zijn anders; wij gedijen in elke omgeving, een Nederlandse, Indische, gemengde of wat dan ook. Blijkbaar was ik daar toch niet honderd procent zeker van, want toen de maatschappelijk werkster van mijn moeders verpleeghuis voorstelde om eens te gaan kijken bij de Indische woongroep Jatopa in Nieuw-West stond ik er de dag erna om sfeer te proeven. Kort daarna ging ik er met mama op de koffie. Aanvankelijk weigerde ze, maar toen ze doorhad dat ze bij Jatopa een eigen kamer zou krijgen én dat er hier elke dag vers werd gekookt – Indisch of waar de bewoners maar trek in hadden – was ze om. Ze had al vaker geklaagd over het eten in haar tehuis. ‘De chefkok ís geen kok, maar hangt de kok uit.’ In zijn geval had ze gelijk. Hij

‘Hoe ouder je wordt, hoe meer je bij je eigen soort wilt zijn’

verplaatste slechts bakken met kant-enklaar eten van de ene naar de andere magnetron. Bij Jatopa scande mijn moeder haar potentiële woonomgeving minutieus. Batik over de tafels, her en der orchideeën, schilderijtjes met klapperbomen, cd’s van Jim Reeves. Een blik van herkenning, een hand richting de schaal met spekkoek. ‘Ik ga niet de hele dag in de huiskamer zitten. Ik kijk graag in mijn eentje tv.’ Een van de zes bewoners, die zich voorstelde als Wil, stelde haar gerust. ‘Túúrlijk. Leef en laat leven. Wij zijn samen één, net als in het kamp.’ Mijn moeder knikte, al had ze er nooit in gezeten.

Betuttelende maatschappelijk werksters Inmiddels woont ze al zes jaar bij Jatopa. Tante Wil leest haar nog steeds elke dag haar horoscoop uit De Telegraaf voor. Vóór elk ontbijt schudt mama de hand van tante Leentje en lacht ze als die weer spontaan begint te zingen. In de huiskamer bespreken de tachtigplussers de toestand in de wereld, terloops halen ze herinneringen op. Mijn moeder is dan weer terug in Balikpapan, waar ze als verpleegster de ‘mooiste tijd van haar leven’ had. Verhalen over wreedheden van de jappen borrelen soms bij hen op als lava uit een comateuze vulkaan. Hoe hadden ze kunnen vermoeden dat na het vertrek van de Japanners direct een nieuwe vijand zou opstaan: de Indonesiërs? De oudjes vinden elkaar in verhalen over de manier waarop ze in Nederland werden ontvangen; betuttelende maatschappelijk werkers, buren die over de schutting gluurden naar ‘die bruintjes’. Steeds als ik flink op weg lijk te komen in hun verleden, remmen ze zichzelf weer af: ‘Nou, ál.’ Doorvragen is zinloos. Dat weet elk Indisch kind. Schijnbaar moeiteloos leiden ze het gesprek vervolgens naar hun favoriete en veiligste gespreksonderwerp: eten. De beste (Midden-Java) en slechtste Indonesische keukens (Bali) trekken voorbij. Ze dreunen recepten op, vullen elkaars recepten aan of fikken die compleet af. Komt een van de kinderen langs met snacks, dan is het feest compleet: het gegeven pinda*_ 45


Persoonlijk verhaal

‘paard’ wordt vól in de bek gekeken. De meeste bewoners komen uit Nieuw-West. Voor hen bestaan maar twee toko’s: Makassar en Bandung. Als de snack daar niet vandaan komt, heb je heel wat uit te leggen. Is de kwaliteit ondermaats, dan regent het kritiek en krijg je zowat een lel. Toen ik een tijdje terug tahoe telor* had meegenomen en als held werd onthaald, voelde ik nattigheid. Wie uit zijn dak gaat van een omeletje tahoe mist iets. Dat was toen ook zo: veel vaste krachten waren vertrokken, het niveau van het eten was gedaald. Aardappels regeerden het menu. Wij, de kinderen, moesten de leiding ervan overtuigen dat voor Indische ouderen eten véél meer is dan een energiebron. Indisch eten herinnert hen aan hun Indië. Het symboliseert liefde, geluk, familie. Goed Indisch eten biedt troost. En juist dát heb je nodig, naarmate je ouder wordt en steeds meer verliest. Niet alleen dierbaren, maar ook je kracht. Inmiddels is het tij gekeerd en krijgen ze twee keer per week Indisch eten van Marirasa, een door hen goedgekeurde toko. Op andere dagen koken de verzorgsters vooral Aziatisch.

Koop chanel

Toen ik gisteren bij mama kwam, at ze saté, gado gado en lontong*. Of ik ook wilde? Ze deed wat ze tegenwoordig wel vaker doet: de praatjesmaker uithangen. Een tip hier, een bevel daar. ‘Mijn parfum is op. Koop Chanel.’ Vroeger, als we uit eten gingen, kroop ze altijd achterin: ‘Anders kijken ze naar me.’ Nu leidt ze soepel het gesprek aan tafel, waarbij ze ‘stoute’ onderwerpen niet schuwt: de Oostenrijkse schlagerzanger Hansi Hinterseer is ‘een échte man’, net als oud-militair Dick Berlijn. Thierry Baudet, daarentegen, is ‘sloom’. Vanwaar die bravoure? Ik moest denken aan mijn vorige bezoek. Ze had me toen het gaatje in de voorkant van haar zwarte slof laten zien. ‘Om te zorgen dat het niet opvalt, zou ik een zwarte sok moeten dragen. Soedah*, ik draag gewoon een witte. We zijn hier onder elkaar.’ * NSB’er Rost van Tonningen was een Nederlandse politicus die symphatiseerde met de nazi-bezetter van Nederland in de Tweede Wereldoorlog * tahoe telor: eiergerecht met tahoe * lontong: kleefrijst, wordt in blokjes gesneden * soedah: al

46 _ pinda*

Komt een van de kinderen langs met snacks, dan is het feest compleet: het gegeven ‘paard’ wordt vól in de bek gekeken

Verzorgingshuizen voor Indische ouderen Zorginstelling amstelring biedt in een appartementencomplex in amsterdam nieuw-West vier groepswoningen voor ouderen: jatopa. in elk ‘huisje’ is ruimte voor zes bewoners. Twee van de woningen zijn bestemd voor bewoners met een indische of Molukse achtergrond amstelring.nl/ groepswonen-jatopa. ook elders in nederland zijn er plekken voor indische ouderen ouderen. enkele voorbeelden: nusantara, apeldoorn-Ugchelen (rumah saya), Bussum (Patria) en almere (rumah Melati). nusantara.nl raffy, Breda raffyzorg.nl residentie Buitenzorg, almelo, assen, Drachten, Groningen residentiebuitenzorg.nl rumah impian kita, arnhem facebook.com/impiankitaarnhem/ rumah kita, Wageningen zinzia.nl/locaties-landgoed/rumahkita WZh Waterhof, Den haag wzh.nl/woonzorgcentra/wzh-waterhof/wooncomplex-voor-nederlandsindische-ouderen


Uit de kast!

Shelley Sterk

(1991)

in 2018 door mannenblad FHM verkozen tot mooiste vrouw van Nederland. Heeft naar eigen zeggen ‘de dikke indische wimpers’ van haar opa. Op haar instagram account staat # met mijn lieve Pindamoedertje*.

ManageMent shelley sterk

Uit de kast! Ze verschijnen vaak in de media. Maar hun Indische afkomst houden ze zich liever voor zichzelf. Heel soms is er een slip of the tongue. Tien BI’ers - Bekende Indo’s van wie je dat niet meteen zou zeggen. door Ricci Scheldwacht

pinda*_ 47


persoonlijk verhaal

‘Mijn grootmoeder had ten dele Javaans bloed, zij werd de Roos van Semarang genoemd.’ Cassandra tegen wil en dank, 2013

voormalig vvD-coryfee. Dwarsdenker. aanzwengelaar van het migratiedebat, lang voor iemand van pim Fortuyn, Geert Wilders of Thierry Baudet had gehoord. kleinzoon van gelukszoeker Frits Bolkestein die in 1888 naar indië vertrok en toetrad tot het knil ‘deels uit lust tot avontuur, deels in de hoop daar een goede toekomst te vinden’ om er en passant met een indisch meisje te trouwen. 48 _ pinda*

(1933)

Amke

Frits Bolkestein


Uit de kast!

‘Wij smeren factor 50! Dat is toch het beste en zou ik altijd aanraden. Indisch bloed zorgt ervoor dat ik altijd zo snel bruin ben overigens.’ De Telegraaf, 24 juli 2015

Sylvie Meis Stephan pick/hh

(1978)

TV-presentatrice. Kan perfect assimileren. Schopte het tot megaster in Duitsland door vlekkelozer Duits te spreken dan de Duitsers. Knapste meisje van de klas met de perfecte maten van een lingeriemodel. Laat zich in interviews nooit uit over haar Indische afkomst, maar verweerde zich toen de roddelbladen schreven dat ze te vaak onder de zonnebank ligt. pinda*_ 49


persoonlijk verhaal

‘Op de lagere school werd ik al snel met de snoeiharde Nederlandse mentaliteit geconfronteerd. Daar was ik ‘die pinda.’ De naakte waarheid, Strengholt’s boeken, 2003

Patty Brard

(1955)

Patricia Steur

Koningin van de reality-tv. Schaamt zich nergens voor. Propageert het absolute tegenovergestelde van de Indische bescheidenheid. Kende in haar leven veel tegenslag, maar komt altijd weer bovendrijven. Werkt met bestsellerauteur Michel van Egmond (Gijp, Kieft) en topinterviewster Antoinette Scheulderman al geruime tijd aan haar definitieve biografie die in 2020 verschijnt en waarin niemand wordt gespaard.

50 _ pinda*


Uit de kast!

‘Kijk, wij zijn halfbloedjes, we moesten harder werken dan anderen voor onze plek in de samenleving. Dat hield mijn moeder ons voor.’ Volkskrant Magazine, 2017

Frans Klein

(1965)

NPO/Michel SchNater

Netmanager NPO1. tevens geldschieter van het thaise restaurant van zijn broer in amsterdam via een buitenlandse brievenbusfirma. Ligt onder vuur vanwege het declareren van een personeelsetentje in zijn restaurant aan zijn eigen werkgever. Heeft veel vijanden na de aangekondigde plannen voor de zoveelste bezuinigingsronde op het Mediapark.

pinda*_ 51


persoonlijk verhaal

‘Ik ben niet vaak thuis, maar als ik kook is het meestal Indisch. Net als mijn oma’ Esquire, 26 december 2018

Jesse Klaver

(1986)

AndreAs TerlAAk

onbetwist boegbeeld van Groenlinks. Zoon van een indische moeder en een afwezige Marokkaanse vader. omdat zijn moeder veel moet werken, woont hij als kind bij zijn indische opa en oma. als tiener helpt hij mee in de toko van zijn neef. hoopt ooit minister-president van nederland te worden.

52 _ pinda*


Uit de kast!

‘Het soepele en tengere zit in mijn Aziatische genen’ JAN, 14 juli 2017

Igone de Jongh

(1979)

AngelA Sterling

eerste soliste bij het Nationale ballet. tevens jurylid in het tv-programma Dance, Dance, Dance. Muze van choreograaf Hans van Maanen. Werd in 2016 onderscheiden met de Gouden Zwaan voor haar grote bijdrage aan de Nederlandse dans.

pinda*_ 53


persoonlijk verhaal

Haar vader Laurens Jan Brinkhorst vertelde in een interview met Vrij Nederland (18 december 2014) dat hij er vroeger heel Indisch uitzag en voor pindachinees werd uitgescholden. Die ervaring zal Laurentien Brinkhorst vast niet hebben. Want zij is er zo eentje van wie je het nooit zou zeggen. Laat staan dat ze dat zelf doet. Door haar huwelijk met prins 54 _ pinda*

Constantijn behoort ze tot het Koninklijk Huis, al heeft Laurentien eigenlijk al ‘blauw bloed’ van zichzelf – het woord blauwe was vroeger een scheldwoord voor Indo’s. Als ze zich laat interviewen praat ze het liefst alleen over haar missie: haar wereldwijde strijd tegen de laaggeletterdheid. Naast het werk voor haar eigen stichting Lezen & schrijven is ze onder meer

(1966)

Speciaal gezant geletterdheid van de Unesco, Beschermvrouwe van de Vereniging Onbeperkt Lezen (voorheen NLBB, Vereniging van Leesgehandicapten), Beschermvrouwe Genootschap Onze Taal, Erevoorzitter Vereniging van Openbare Bibliotheken en ambassadeur van de Nationale Voorleesdagen, waar ze elk jaar met zichtbaar veel plezier voorleesmoeder is.

Ineke OOstveen

Laurentien Brinkhorst


UIT DE KAST!

‘Wat je ziet bij Indische mensen is dat ze bang zijn om voor zichzelf op te komen’ Moesson, mei 2018

Thierry Baudet

STEFAN RUSTENBURG

(1983)

Achterkleinzoon van een ChineesIndische overgrootmoeder die rond het jaar 1910 Nederlands ging studeren in Leiden. Zijn inmiddels overleden opa Han Baudet, hoogleraar economische en sociale geschiedenis schreef meerdere boeken over het verlies van de kolonie. Ook in Thierry Baudet zelf schuilt nog altijd een koloniaal. Zijn uitspraak over ‘de homeopatische verdunning van de Nederlandse bevolking, door die te vermengen met alle volkeren van de wereld, lijkt een regelrechte nawee van de koloniale rassenpolitiek in Nederlands-Indië. pinda*_ 55


56 _ pinda*

Patrcia Steur/Willy Jolly/armando ello/ amke/ ilvy nJiokiktJien

Freek Bartels (1986) musicalster, Beertje van Beers (1972) tv-presentatrice, Laurens Jan Brinkhorst(1937) politicus, Remco Campert (1929) schrijver, Kim Feenstra (1985) model, Laura Gemser (1950) actrice, Monica Geuze (1995) vlogger, Jamie Grant (1986) actrice, Johnny Heitinga (1983) ex-voetballer, Viktor Horsting (1969) modeontwerper, Jelle Klaassen (1984) darter, Jamai Loman (1986), musicalster, Anouk Maas (1986) musicalster, Annet Malherbe (1967) actrice, Joop Munsterman (1951) voormalig voorzitter FC Twente, Kim-Lian van der Meij (1980) presentatrice, musicalster, Bibian Mentel (1972) meervoudig kampioen snowboarden Paralympics, Sander van de Pavert (1976) programmamaker, Emile Ratelband (1949) positiviteitsgoeroe, Waldemar Torenstra (1974) acteur, Don Diablo (1980) dj, Winnie Sorgdrager (1948) voormalig politica, Georgina Verbaan (1979) actrice, Eva van de Wijdeven (1985) actrice & Maaike Widdershoven (1969) musicalster


Uit de kast!

Geert Wilders

op het Binnenhof behoort hij daar zelf toe. Lijkt over zijn hoogtepunt heen, sinds de komst van nieuwkomer thierry Baudet. Over zijn indische afkomst laat hij nooit wat los. in zijn biografie: Veel gekker, kan het niet worden vertelt hij dat zijn tantes met indischmannen zijn getrouwd en dat hij vroeger

weleens kroepoek met ze ging bakken. sinds het genealogisch tijdschrift De Indische Navorscher een artikel publiceerde met een stamboom van de familie van Geert Wilders, zwijgt hij weer als het graf. de foto van zijn oma die daar is te zien, toont een statige dame met onmiskenbaar indische trekken.

Serge Ligtenberg

Hoe ouder Geert Wilders wordt, hoe meer zijn afhangende ogen zich als aziatische trekken manifesteren. is dat de reden waarom hij zijn donkere haardos sinds mensenheugenis bleekt? Zelf afficheert hij zich graag als buitenstaander van de gevestigde politieke orde. Maar na dertien jaar

(1963)

pinda*_ 57


gemaakt dat er nog een gruwelijker lot is dan de dood, namelijk verdoemenis.

InIgo garayo

Wie is Franky? Franky Ribbens (1970) is scenarist. Hij schrijft momenteel voor de NPO een grote televisiedramaserie over verschillende generaties Indische Nederlanders. Het familie-epos wordt verteld door de ogen van vijf sterke vrouwen en voert tot bijna een eeuw terug. De regie is in handen van Michiel van Erp.

Franky Ribbens

Top 5 films

ActIe! Wat zijn de beste speelfilms en documentaires over Indië en Indonesië? Vijf professionals over hun Film Top 5.

58 _ pinda*

1. Max Havelaar (1976) Regie: Fons Rademakers Ik kijk graag naar historisch drama. Altijd fascinerend om terug in de tijd te mogen gaan en de visie van de makers te zien op een beladen tijd in de vaderlandse geschiedenis. De acteerstijl is theatraal, maar de esthetische visualisering maakt het nog steeds een epische kijkervaring. 2. Paradise road (1997) Regie: Bruce Beresford Overlevingsstrijd in een vrouwenkamp op Sumatra. In mijn familie heeft het beruchte vrouwenkamp Tjideng op Java een grote rol gespeeld. Ik ben gefascineerd door de overlevingsstrijd die deze vrouwen onder de meest moeilijke omstandigheden hebben moeten voeren. Mooi spel van topactrices. 3. THe acT of killing (2012) Regie: Joshua Oppenheimer Een documentaire over de extremen van de menselijke geest. Oppenheimer confronteert de moordenaars met hun gruweldaden door ze die te laten naspelen. Een ontregelende film die je na het kijken in verwarring achterlaat. Het is voor mij de eerste – en enige? – film waarbij voelbaar is

4. THe Year of living dangerouslY (1982) Regie: Peter Weir Liefdesverhaal tegen de achtergrond van de chaos tijdens de afzetting van Soekarno. De achtergrond is misschien interessanter dan het liefdesverhaal zelf, maar de altijd geweldige Sigourney Weaver bleef me evengoed bij. 5. klanken van oorsProng (2018) Regie: Hetty Naaijkens - Retel Helmrich Een bijzondere, emotionele ervaring. Door Indorock en andere muziekgenres als muzikale geleider komen de verhalen nog harder binnen. Fijne vertelling van een bijzondere maker.

Wie is Ine? Ine Stoltenborgh-Indorf (1929) maakte de oorlog als buitenkamper mee. In 1947 verliet ze haar geboorteland om naar Nederland te gaan. Ze is bestuurslid van de stichting IndoFILMcafé. 1. BuiTenkaMPers (2013) Regie: Hetty Naaijkens-Retel Helmrich Tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië werden alle Nederlandse vrouwen en kinderen gevangen gezet in vrouwenkampen. Indische vrouwen die konden aantonen dat ze Indonesische voorouders hadden, mochten buiten de kampen blijven. Dat het leven daar niet gemakkelijker was, blijkt uit de getuigenissen in deze documentaire. Onder wie ondergetekende. 2. oeroeg (1993) Regie: Hans Hylkema Naar het verhaal van Hella Haasse. Hollandse jongen is bevriend met inlands jongetje. Hij speelt er


KUNST & CULTUUR

met inlands jongetje. Hij speelt er dagelijks mee en heeft het idee dat ze zonder verschil in ras of stand, als gelijken met elkaar omgaan. Om erachter te komen dat dit niet zo is. 3. STAND VAN DE ZON (2001), STAND VAN DE MAAN (2004), STAND VAN DE STERREN (2011) Regie: Leonard Retel Helmrich Drieluik over het leven in het huidige Indonesië. Over de christelijke weduwe Rumidjah haar twee zoons en kleindochter, in een land waar de islam toeneemt. 4. ARIGATO (2012) Regie: Aniëlle Webster, scenario: Sandra Beerends. Oma gaat met kleindochter een dagje naar het strand. Als een Japans gezin dichtbij hen gaan zitten, krijgt oma visioenen uit de wrede kamptijd. Dan geeft het Japans jongetje haar een bijzondere schelp. Oma neemt die aan en slaagt erin ‘arigato’, Japans voor dankjewel, te zeggen. Ik denk dat ik dat in haar plaats niet had gekund. 5. DE REIS VAN MIJN LEVEN (2014) DVD van singer-songwriter Wouter Muller. Tegen de achtergrond van de beelden komen zijn songs tot leven.

Wie is Kaja? Kaja Wolffers (1973) is producent en creatief directeur van NL Film & TV, een productiehuis gespecialiseerd in drama voor tv en cinema. 1. VER VAN FAMILIE (2008) Regie: Marion Bloem Tja, je moet je top 5 binnen de familie houden...

2. HET LAND VAN MIJN OUDERS (1983) Regie: Marion Bloem Al was het maar voor mij persoonlijk een prachtig project om mijn eigen jeugd terug te zien en mijn opa te zien koken. 3. BUITENKAMPERS (2013) Regie: Hetty Naaijkens-Retel Helmrich Verhelderende en fraaie documentaire, over een historie die ik minder goed kende. 4. KLANKEN VAN OORSPRONG (2017) Regie: Hetty Naaijkens-Retel Helmrich Mooie documentaire over een tijdsbeeld en de gevolgen jaren later van het hebben van een kolonie. 5. THE GODFATHER (1972) Regie: Francis Ford Coppola Niks Indisch aan, maar het effect van immigratie op families en hun functioneren deed me altijd erg aan Indische families denken.

Wie is Dewi? Dewi Evita Reijs (1982) is actrice, schrijver en filmmaker. Ze regisseerde de bekroonde korte film Debiel. Sinds 2017 is ze een van de initiatiefnemers van The Buddy Film Project, een startloket voor gevluchte professionele filmmakers en creatieven. 1. ASTA’S OGEN (NOG NIET GEREALISEERD) Naar het boek van Eveline Stoel. Een film die er moét komen. Over een Indische familie in Oss eind jaren vijdtig. Er wordt bijna geen fictie gemaakt in Nederland met een Indisch thema. Tijd om daar verandering in te brengen. 2. STAND VAN DE ZON (2002), STAND VAN DE MAAN (2004), STAND VAN DE STERREN (2011)

Regie: Leonard Retel Helmrich Drieluik waarin het leven van de familie Sjamsuddin centraal staat. Een wereld in het klein waarin de tijdsgeest van het Indonesië van nu indrukwekkend is vastgelegd. 3. ZUSJES (2013) Regie: Dana Nechustan De dramaserie Zusjes raakte mij persoonlijk, veel herkenbare momenten van toen ik zelf op kamers ging in Amsterdam, ver weg van mijn familie. 4. KUCUMBU TUBUH INDAHKU (MEMORIES OF MY BODY) (2018) Regie: Garin Nugroho Garin heb ik vorig jaar ontmoet op Bali. Een inspirerende filmmaker. Memories of My Body is geïnspireerd op het leven van choreograaf en danser Rianto. De scène waarin Rianto danst te midden van opgestapelde maiskolven in een oud schuurtje is prachtig in beeld gebracht. 5. DE STILLE KRACHT (1974) Regie: Walter van der Kamp Een klassieker. Tijdens mijn studie huurde ik uit nieuwsgierigheid de DVD. Ik was onder de indruk van het spel tussen Willem Nijholt en Pleuni Touw. De serie is overduidelijk in de studio gedraaid. Een shot van uitgestrekte rijstvelden krijg je niet te zien.

Wie is San Fu? San Fu Maltha (1958) is de oprichter van Fu Works, producent en distributeur van speelfilms, documentaires en televisieseries. 1) MOEDER DAO, DE SCHILDPADGELIJKENDE (1995) Regie: Vincent Monnikendam Unieke documentaire op basis van koloniale beelden. Alsof je in een tijdcapsule bijna honderd jaar terug gaat naar het NederlandsIndië van die tijd.

2) THE ACT OF KILLING (2012) IJzersterk, gruwelijk en angstaanjagend wordt in deze documentaire in beeld gebracht hoe miljoenen Indonesiërs zijn vermoord tijdens een zogenaamde mislukte communistische coup in Indonesië. 3) MAX HAVELAAR (1976) Mag niet ontbreken. Oscarwinnende film van Fons Rademakers naar de klassieke roman van Louis Couperus. Indrukwekkend camerawerk van Jan de Bont. Over koloniale onderdrukking, lokale corruptie en hoe klokkenluiders aan het kortste eind trekken. Door iedereen verfoeid, zelfs door de mensen die hij wilde helpen. 4. DE STAND VAN DE STERREN (2011) Laatste deel van een bekroond drieluik waarin we als een vlieg op de muur in onvergetelijke beelden meemaken hoe een christelijke familie zich aanpast in het huidige Indonesië, waar de aanwezigheid van zoveel jaar Nederlandse overheersing niet meer te merken is. Alsof ze er nooit zijn geweest. 5. OEROEG (1993) Regie: Hans Hylkema Niet de beste film, maar onmisbaar door de onvergetelijke scene waarin het koloniaal racisme prachtig tot uiting komt tussen een totok en zijn ‘inlandse’ vriend. Ondanks dat het boek door vele Indo’s bekritiseerd is door het ontbreken van enige aanwezigheid van Indo’s kan in de film de rol van de inlandse Oeroeg makkelijk ingevuld worden als Indo, al was het maar doordat de rol gespeeld wordt door acteur Martin Schwab die een Indo is. pinda*_ 59


meines Holla Partners

Geschiedenis

Bernard Bot

Politicus, diPlomaat, anak Betawi Anak Betawi: kind van Batavia, iemand die in Batavia is geboren.

In 2005 woonde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot (1937) namens Nederland de 60ste viering bij van de Indonesische onafhankelijkheidsdag (17 augustus 1945). Twee dagen eerder deed Bot, geboren in IndiĂŤ, zijn geruchtmakende uitspraak dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. door Bernard Bot

60 _ pinda*


Geschiedenis

A

ls opmaat aan mijn bezoek aan Indonesië kreeg ik van de ‘Stichting Herdenking 15 augustus’ de uitnodiging de veteranen en oud-Indiëgangers op 15 augustus toe te spreken in het toenmalige Haagse Congresgebouw, nu World Forum. Dat zou gebeuren vlak voor mijn vertrek naar Indonesië en voordat de mensen zich naar het nabijgelegen Indië-monument zouden begeven voor de traditionele kranslegging in aanwezigheid van de koningin. Ik moet bekennen dat ik behoorlijk gespannen was, maar tegelijkertijd positief gestemd. Soms voel je die innerlijke zekerheid je gehoor te kunnen overtuigen als je maar in je eigen boodschap gelooft. […] De spanning in de zaal was te snijden, maar toen ik eenmaal was begonnen, voelde ik die oplossen in de stilte. ‘Ik sta hier ook, net als velen van u, als een kind van Indië,’ begon ik mijn toespraak, waarin ik inging op de verschrikkingen die volgden op de capitulatie van de Japanners. Ik bracht mijn verblijf in het interneringskamp Tjideng ter sprake en schetste mijn ervaringen na mijn terugkeer in Nederland. ‘Persoonlijk ben ik dus dankbaar dat ik hier voor u mag staan, dat ik zoals zovelen van u die periode goed heb doorstaan en heb laten zien dat je ook gesterkt uit zo’n beproeving kunt komen.’ Ondanks deze woorden als blijk van gedeeld leed was het duidelijk dat mijn gehoor zat te wachten op een sleutelboodschap. Ik vervolgde daarom met de mededeling dat ik bij de herdenking van de op 17 augustus 1945 uitgeroepen onafhankelijkheid ons land zou vertegenwoordigen. ‘Ik zal aan het Indonesische volk uitleggen dat mijn aanwezigheid mag worden gezien als een politieke en morele aanvaarding van die datum.’ Natuurlijk waren Nederlandse vertegenwoordigers al vele malen aanwezig bij die viering. Maar nooit was expliciet naar voren gekomen wat dit politiek inhield. Daarom zei ik dat de tijd was gekomen ‘de Indonesiërs eindelijk klare wijn te schenken. Ik zal met steun van het kabinet aan de mensen in Indonesië duidelijk maken dat in Nederland het besef bestaat dat de onafhankelijkheid van de republiek Indonesië de facto al begon op 17 augustus 1945 en dat wij – zestig jaar na dato – dit feit in politieke en morele zin ruimhartig aanvaarden.’ Ter verdere toelichting vervolgde ik met de woorden die naderhand aanleiding zouden geven tot verschillende interpretaties en vragen: ‘Aanvaarding in morele zin betekent ook dat ik mij zal aansluiten bij eerdere spijtbetuigingen over de pijnlijke en gewelddadige scheiding der wegen van Indonesië en Nederland. […]Door de grootschalige inzet van militaire middelen kwam ons land als het ware aan de verkeerde kant van de geschiedenis te staan. Dit is buitengewoon wrang voor alle betrokkenen: voor de Nederlands-Indische gemeenschap, voor de Nederlandse militairen, maar in de eerste plaats voor de Indonesische bevolking zelf.’ […] Ondanks dit heldere besluit van de Nederlandse regering worden er nog steeds kritische vragen gesteld, zowel door Indonesische als Nederlandse journalisten en commentatoren. Waarom was er alleen maar sprake van ‘aanvaarding’, waarom niet ruimhartig gesproken van ‘erkenning’? En

waarom was er ‘spijt’ betuigd, maar waren geen excuses gemaakt. Wel zeggen dat het land aan ‘de verkeerde kant van de geschiedenis kwam te staan’, maar toch volop ‘steun en respect’ betuigen voor de inzet van onze militairen? Het is niet gemakkelijk zulke vragen eenduidig te beantwoorden. De officiële, de jure, erkenning had in 1949 plaatsgevonden. Om juridische redenen was het daarom niet mogelijk dit feit terug te draaien. […] Ook was er de vraag of er wel een dergelijk compromis nodig was om tot een slotstuk van onze koloniale periode te komen. De kwestie ‘aanvaarding’ lag nog steeds gevoelig in Nederland. […] Had Nederland door de aanvaarding van 1945 als datum van onafhankelijkheid immers niet toegegeven dat het verkeerd bezig was geweest tot 1949? Misschien wel, maar dat deed niets af aan onze waardering voor de inzet en de moed van onze militairen. Vandaar de zinsnede over steun en respect. Tijdens een ontmoeting met Indonesische veteranen bleken zij zich evenmin te storen aan deze woorden. Zelden heb ik zo’n goed en openhartig gesprek gevoerd als juist met deze Indonesische veteranen. […]Tijdens de ceremonie schoten er allerlei emoties door mijn hoofd. Allereerst dacht ik aan mijn vader, die hier voor de oorlog had gewerkt en waarschijnlijk regelmatig het paleis van de gouverneur-generaal had bezocht. Ik voelde een zekere trots dat zijn zoon dit hoofdstuk van de Nederlands-Indonesische betrekkingen op deze manier mocht afsluiten. Maar er kwamen ook andere herinneringen boven – aan het interneringskamp Tjideng, aan de ellende voor ons gezin, maar ook de vreugde toen we hoorden dat de Japanners waren verslagen, aan het bericht dat mijn vader waarschijnlijk zou terugkeren uit Birma, aan het vertrek uit Indonesië en aan onze aankomst op een koude ochtend in Nederland. Maar nu was het feest met parades, demonstraties van jongerengroeperingen en veel muziek. Tegen het einde voelde ik me echt opgelaten en verheugd dat alles zo goed was verlopen. En bovenal overheerste het gevoel van bevrijding dat we ten slotte met elkaar in het reine waren gekomen.

Soms voel je die innerlijke zekerheid je gehoor te kunnen overtuigen als je maar in je eigen boodschap Dit is een ingekorte passage uit het fraggelooft

ment ‘Het bezoek van augustus 2005’ in Achteraf bezien, memoires van een diplomaat en politicus, Prometheus, 2015). pinda*_ 61


IN

H ÉT

SINDS 19 56

e g i n e Het echte Indische maandblad

12 x Moesson voor ¤ 47,65 én krijg deze zilveren pinda hanger ter waarde van € 19,95* cadeau! Bel 033 – 4 611 611, mail naar info@moesson.com of kijk op www.moesson.nl *Alleen voor postadressen in Nederland, zolang de voorraad strekt en als u het afgelopen jaar geen abonnee bent geweest. De pinda hanger is ongeveer 1,5 centimeter lang en gemaakt van 100% zilver.

56 19

D

S D N SI

D LA

MA A N D CH B IS


Geschiedenis

Kroniek van een aangekondigd afscheid Formeel was de

soevereiniteitsoverdracht van 27 december 1949 het deFinitieve einde van nederlands-indiĂŤ. maar het aFscheid van het koloniale tijdperk was al eerder beGonnen. door Onno Sinke

pinda*_ 63


Geschiedenis

H

et was een sombere, regenachtige dag; de zon liet zich amper zien op 27 december 1949. Voor het Paleis op de Dam in Amsterdam luisterde een menigte mensen via luidsprekers naar de historische gebeurtenis die binnen plaatsvond. In het paleis namen om klokslag tien uur de Nederlandse en Indonesische delegaties plaats aan tafel. ‘Het is een voorrecht om deze daad van overdracht der soevereiniteit te verrichten tegenover de geschiedenis,’ sprak koningin Juliana, ‘of beter gezegd, voor het aangezicht Gods die weet waarom dit samengaan in vrijheid niet eerder en ook niet later werd bereikt.’

Afscheid in fAsen De 27e december mocht dan, vanuit Nederlands oogpunt, het formele afscheid betekenen van de kolonie Nederlands-Indië, in werkelijkheid kwam dat afscheid in vele vormen en op vele momenten. Voor veel Indonesiërs - en zeker voor de Republikeinse politici was het koloniale tijdperk officieel geëindigd met de onafhankelijkheidsverklaring van Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945. Maar gevoelsmatig was de Nederlandse aanwezigheid voor veel Indonesiërs al langer voorbij. Door de nederlaag tegen de Japanse invasielegers op 8 maart 1942 was het gezag van de almachtige Nederlanders al vergruizeld.

indische evAcués versus repAtriAnten Het afscheid van Nederlands-Indië kwam voor de Nederlandse en Indische gemeenschap in golven. Meteen na de oorlog, in de jaren 1945-1949, vertrokken meer dan honderdduizend mensen naar Nederland. Het ging in de meeste gevallen om oorlogsslachtoffers, weduwen, (half)wezen en gepensioneerden, die zich blijvend in Nederland zouden vestigen. Anderen gingen naar Nederland voor herstel om daarna hun werk in Indië weer op te pakken. Deze ‘Indische evacués’ - in meerderheid totoks - verschilden door hun hoge opleiding en goede banen, de aanwezigheid van familie in Nederland en hun bekendheid 64 _ pinda*

Door de nederlaag tegen de Japanse invasielegers op 8 maart 1942 was het gezag van de almachtige Nederlanders al vergruizeld

met dat land van de zogeheten ‘repatrianten’, de groepen die later naar Nederland zouden vertrekken. De ongeveer 250.000 Nederlanders en Indische Nederlanders die na de soevereiniteitsoverdracht nog in Indonesië woonden, verkeerden in een lastige positie. De verslechterende economie raakte binnen de Nederlandse gemeenschap vooral de Indische Nederlanders met een laag inkomen. Zij ondervonden hevige concurrentie van Indonesiërs die steeds beter waren opgeleid en bovendien profiteerden van het ‘herenakkoord’ dat een groot deel van het personeel van het Nederlands bedrijfsleven uit Indonesiërs zou bestaan.

OnGewenst in twee lAnden De achterblijvers kregen te horen dat zij zich moesten aanpassen. In rap tempo werden de sporen van het koloniale verleden uitgewist. Zo werden Nederlandse straatnamen bijvoorbeeld vervangen door Indonesische. Nederlandse ambtenaren en KNIL-militairen die door de Indonesische regering waren overgenomen, werden al snel op een zijspoor gerangeerd. Velen vertrokken in de jaren na de soevereiniteitsoverdracht naar Nederland alhoewel er, zeker in het begin van de jaren vijftig, ook een stroom de andere kant op ging: personeel van Nederlandse bedrijven, docenten en experts. De conflicten over Nieuw-Guinea, dat Nederland pas in 1962 zou overdragen aan de Republiek, leidden regelmatig tot spanningen.

verscheurd dOOr GevOelens Het land dat eens zo vertrouwd was voor de Indische Nederlanders voelde nu vreemd aan. Maar wat waren de opties? Zo makkelijk was het niet om naar Nederland te gaan. De Nederlandse overheid stond bepaald niet te springen om tienduizenden mensen op te nemen terwijl er in Nederland nog grote schaarste heerste. Mensen bovendien die in de ogen van bestuurders maar moeilijk zouden kunnen aarden in Nederland. Maar zelfs al was vertrek een optie, dan maakte de emotionele band met het geboorteland die keuze niet eenvoudig. ‘Je voelt het in elke vezel van je lijf, je hoort hier thuis in dit land. Maar aan de andere kant, trekt je hart toch naar het verre moederland’, aldus een Indische briefschrijfster in een ingezonden brief in de krant.* ‘Je kunt er niets aan doen, je bent ondanks je bruine huid Nederlander, vol Nederlander. (…) Daar sta je dan als Indisch kind, midden tussen deze gevoelens in.’


Geschiedenis

warGa neGara Bij de soevereiniteitsoverdracht was afgesproken dat de Nederlanders in Indonesië twee jaar de tijd hadden om voor de Indonesische nationaliteit te kiezen, ‘warga negara’ (Indonesisch staatsburger) te worden. Het was een bijna onmogelijke keuze. Het opgeven van de Nederlandse nationaliteit betekende het opgeven van iets dat essentieel was voor de eigen identiteit en status. Daar stond een praktisch argument tegenover: het bood meer perspectief op werk in de Indonesische maatschappij. In totaal kozen tussen de 31.000 en 33.000 mensen voor de Indonesische nationaliteit. Maar ook de ‘warga negara’ werden door veel Indonesiërs gewantrouwd. Zij werden ervan verdacht diep van binnen nog steeds koloniaal te denken en te voelen. Door de soms vijandige atmosfeer, de stagnerende economie en het verbod op Nederlands onderwijs betreurden meer en meer Nederlanders hun keuze voor de Indonesische nationaliteit. Nadat de Indonesische regering in december 1957 had bepaald dat alle Nederlanders het land moesten verlaten, werd het toelatingsbeleid door de Nederlandse overheid versoepeld. Vele tienduizenden maakten als zogeheten spijtoptanten alsnog de overtocht naar het onbekende vaderland. In totaal ging het in de jaren 1945-1968 - toen het repatriëringsbeleid van de overheid eindigde - om ongeveer 300.000 mensen. Het fysieke afscheid van de kolonie was daarmee na al die jaren min of meer geëindigd. Was dat al gekomen in vele vormen en op vele momenten, het mentale afscheid was nog veelkleuriger en veelzijdiger. Sommigen richtten zich op de toekomst en hadden weinig behoefte om terug te kijken. Bij anderen kwamen de herinneringen aan de kolonie naar boven bij het ouder worden. En bij weer anderen verdween de kolonie nooit uit hun gedachten. Voor hen leeft Indië tot aan de dag vandaag.

Het opgeven van de Nederlandse nationaliteit betekende het opgeven van iets dat essentieel was voor de eigen identiteit en status

arq

spijtoptanten

wie is onno sinke? onno sinke is historicus en doet onderzoek naar de Bersiap* binnen het onderzoeksprogramma ‘onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in indonesië, 1945-1950’ van de onderzoeksinstituten kitLV*, niMh* en niod*. daarnaast is hij beleidsonderzoeker/adviseur bij het arQ kenniscentrum oorlog, vervolging en geweld. * het citaat is afkomstig uit: Hans Meijer: In Indië geworteld. De twintigste eeuw. De geschiedenis van de Indische Nederlanders Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2004. * Bersiap: Gewelddadige periode na het einde van de Tweede Wereldoorlog, waarin de Indonesische bevolking zich tegen de Europeanen en Indo-Europeanen keerde. * KITLV: Koninklijk Insitituut Taal- en Volkenkunde. * NIMH: Nederlands Instituut voor Militaire Historie. * NIOD: NIOD Instituut voor oorlogs-, holocaust-, en genocidestudies.

pinda*_ 65


66 _ pinda*


ErfgoEd

Celebration of diversity In 1959 vindt een groepje Indische Nederlanders de Indische cultuur zo mooi, inspirerend en belangrijk dat het een evenement organiseert: een Indische openbare ruimte, waar iedereen welkom is. door Ricci Scheldwacht fotografie Arenda Oomen, Serge Ligtenberg, Henriette Guest, Dick de Jager

S

indsdien wordt het festival elk jaar georganiseerd, aanvankelijk onder de naam Pasar Malam Tong-Tong – in de jaren zeventig als Pasar Malam Besar – en sinds 2009 als Tong Tong Fair. Op het Malieveld in Den Haag verrijst een Indisch dorp waar de Indische cultuur wordt gevierd door middel van tentoonstellingen, lezingen, interviews, kookdemonstraties, muziek, dans en theater. Je kunt er ook shoppen of iets eten bij een van de stalletjes in de Eetwijk. Al vanaf de allereerste editie wordt

het culturele programma betaald met de opbrengsten uit de verhuur aan de ondernemers die een standruimte huren. Als particulier initiatief krijgt de Tong Tong Fair geen structurele subsidie van de overheid. Zo draait het festival al meer dan zestig jaar voor negentig procent op eigen inkomsten, waarvan de kaartverkoop een belangrijk deel uitmaakt. Dit jaar bezochten 80.000 mensen de Tong Tong Fair. Opvallend is de toename van het aantal jonge bezoekers. Die hebben het festival ontdekt als de plek waar ze op zoek kunnen gaan naar hun roots. Blogster Meilssa Korn bezocht het festival dit jaar voor het eerst.‘De

Tong Tong Fair is zo’n plek waar je erachter komt dat sommige gewoonten van je familie de gewoonten van een hele cultuur blijken te zijn. En waar je leert begrijpen dat je naast een Nederlandse ook een Indische identiteit hebt, of ze nou ver of dicht bij elkaar liggen.’ Een plek die vertrouwd aanvoelt. ‘De vele momenten van herkenning maken dat de Tong Tong Fair niet per se voelt als een huis waar ik zou willen wonen, maar wel als een warm bad waar ik me volgend jaar graag weer in onderdompel.’ De Tong Tong Fair wordt elk jaar eind mei/begin juni gehouden. www.tongtongfair.nl pinda*_ 67


NEEM NU EEN ABONNEMENT VOOR

12x OPZIJ en ontvang een sjaal van Sjaalmania ter waarde van €89,95 CADEAU!

10

? 9

8

Materiaal: 8% cashmere, 47% merino wol, 30% viscose, 15% polyamide

12x OPZIJ + SJAAL VOOR

7

€ 83,50

6

5

4

LIEVER 6x OPZIJ VOOR €41,50?

3

Dan ontvangt u een bol.com cadeaubon t.w.v. €10,-

2

1

Keuze uit deze drie kleuren. Wil je meer kleur? Kijk en koop er dan zelf een bij sjaalmania.nl

GA NAAR OPZIJ.NL Deze aanbieding is geldig zolang de voorraad strekt. De eenmalige bezorgkosten bedragen €4,95. Het abonnement is tot wederopzegging en wordt na de actieperiode (12 nummers) verlengd met een jaar. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Betalingsvoorwaarden en overige informatie zijn opgenomen in het colofon. FEMINISTISCH MAANDBLAD 4.0

‘PECH ALS JE HIER MET EEN VAGINA GEBOREN BENT’

WATSKEBURT?!

HILLARY CLINTON

UNIVERSITEIT LEIDEN

CAREL STOLKER LANGS DE MEETLAT

STELLINGDAME

JUSTINE VAN DE BEEK VVD KAMERLID

DILAN YESILGÖZ

NIET IN EEN HOKJE TE PLAATSEN

LITERATUUR

PRIJS

FEMINISTISCH MAGAZINE 4.0

N R . 5 • 2 018 • 4 6 st e JAARGANG • € 6,99

FE MI NISTIS CH MAG AZIN E 4 .0

ZOMERLEZEN...

AFSCHEID RENATE DORRESTEIN INTERVIEWS MET DE GENOMINEERDEN CORINA KOOLEN HET LITERAIRE PLAFOND UITGEVER MIZZI VAN DER PLUIJM & KARIN SLAUGHTER JAARLIJKS FEESTJE

LANGS DE MEETLAT (BEDROEVEND) ALLE COLLEGES VAN B&W

BOEGBEELD

Laura van der

LENA DUNHAM HOUDT DE CELEBRITY FEMINISTEN BIJ DE LES

DE ONSTUITBARE OPMARS VAN JONGE

FEMINISTEN

JUCO / CONTOUR BY GETTY IMAGES

FE M I N I STI S CH M A A N D B LA D 4.0

ZUID AFRIKA

OPZIJJ OP

NR . 5 • 2 0 18 • 4 6 st e JA ARGANG

NR .10 • 2017 • 45 ste JAARGANG

REPORTAGE

N R .1 0 • 2 01 7 • 4 5 s t e JA A RGA NG • € 5,9 9

OPZIJ

OPZIJ

OPZIJ

Dorrestein, Nina Polak, EN RenateOp de Beeck, INEERD Mutsaers, Griet Voorn, Jolande Withuis DE GENOM Etchica Jonge, Charlotte

Haar,

Sabi, Hella de Rijneveld, Aya Marieke Lucas AR IS...

EN DE WINNA

OP REPORTAGE LESSEN UIT IJSLAND • DOCHTERS VAN INDIA • HINDOSTAANSE VROUWEN IN NL • COSTA BRAVA GIRLS OP LEEFTIJD & BOEKENDORP MONTOLIEU OPZIJ05-COV_p001.indd 2

26-06-18 15:11


DerDe generatie

Indotiteitscrisis? Wat als anDeren niet zien Dat je inDisch bent? hoe kijk je Dan naar jezelf? Vier tWijfelinDo’s aan het WoorD. pinda*_ 69


TwIjfElINDo

‘Ik krijg vaak te horen dat ik een universeel en exotisch gezicht heb. Als ik in Spanje ben, kan ik doorgaan voor Spaans, in Portugal voor Portugees. Mensen denken nooit in eerste instantie dat ik een Indo ben. Ik zat in een klas met veel Nederlandse kinderen, en die namen me voor lief. Die vroegen nooit naar mijn achtergrond, en als ze het vroegen kwam het op een hele normale manier. Dan zei ik gewoon: Nee, ik ben een pinda. En daar konden ze wel om lachen. Ik deed dat een beetje spelenderwijs. Ik vond dat nooit zo erg, ik voelde me ook niet beledigd ofzo. Ik vond het juist wel grappig. Ik werk nu bij Raffy, een verzorgingshuis voor Indische en Molukse ouderen. Dat is leuk, want ik kan dan meepraten over het eten en de mensen. Als ik selamat makan - smakelijke eten – zeg, worden ze blij. Ik kan koffie toebroek voor ze maken. Ze vinden het leuk dat jongeren met specifieke zorg bezig zijn en dat ik ook nog eens Indo ben. Dat vind ik mooi.’ 70 _ pinda*

Renée van Son medewerker maatschappelijke zorg

(1997)


DerDe generatie

‘Mensen denken dat ik een echte kaaskop ben. Maar dat is niet zo. ik ben helemaal half-indisch van mijn vaderskant. Mijn vader is een hele indo. Dat is natuurlijk wel gemengd door de jaren heen. Mijn opa en oma zijn ook helemaal indisch en mijn oma is ook nog een kwart Chinees. als ik dat vertel denken mensen dat ik een grapje maak. Dan zeg ik altijd: Maar ik heb wel een aziatische alcoholallergie. en ik kan mijn armen helemaal draaien. en dan moet iedereen altijd lachen. ik ben niet dagelijks bezig met mijn indische identiteit. Het is meer dat ik me ervan bewust word als ik boeken lees of een documentaire zie over andere indische mensen. Dan realiseer ik me hoe indisch ik ben. Burgemeestre is een typisch indische familienaam. Dat was ooit Burgemeester, maar in de tijd van de VOC is dat een keer verkeerd geschreven. De familie Burgemeestre is een kleine familie. ik hoor vaak: “ik ken een Burgemeestre. is dat familie? Dat zal wel niet want dat is een indo.” Dan zeg ik: nou, ik ben ook indo.’

Crissy Burgemeestre

(1981)

advocaat

pinda*_ 71


TWIjfeLINDo

‘Ik ben Indo-Afrikaans. Ik heb Indonesische en Afrikaanse roots. Mensen vinden dat een bijzondere combinatie. Vooral dat stukje Afrikaans zorgt voor verbazing. Mijn grootouders zijn geboren in Indonesië. De moeder van mijn oma was een Indische vrouw en haar vader was Afrikaans. De grootouders van mijn opa komen uit Ghana. Vanuit Ghana zijn er Afrikanen naar Indonesië gebracht om te vechten in het KNIL. Zo ontstond de Belanda Hitam. De betekent Zwarte Hollander. In eerste instantie werd er in de familie niet zoveel gesproken over het verleden. Wij hebben een Nederlandse opvoeding gehad. Maar als ik met mijn opa over vroeger sprak, merkte ik dat ik anders was. Toen ik een jaar of twaalf was, ben ik me in onze familiegeschiedenis gaan verdiepen. Laatst ben ik met mijn opa en oma naar Thailand geweest, naar Birma. Toen kwamen de verhalen los. Ik heb me nooit echt Nederlands gevoeld. Nu ik mijn roots ken, wil ik die uitdragen door erover te vertellen. Mijn broers zijn daar niet zo mee bezig. Ik vind het leuk om hen erbij te betrekken zodat zij er ook over gaan vertellen. Dat zie ik als mijn opdracht voor de komende tijd.’ 72 _ pinda*

Wouter Neuhaus employee accountmanagement en karateleraar

(1985)


DerDe generatie

‘ik ben de zoon van een indische vader en een Molukse moeder. Meestal denken de mensen dat ik Surinaams, Zuid-amerikaans of arubaans ben. Zelfs indische nederlanders en Molukkers raden mijn afkomst zelden goed. Mijn vader is nog geboren in indonesië, hij kwam rond 1965 naar nederland. Hij was toen zes jaar. Mijn moeder is in nederland geboren. ik vraag me altijd af wat typisch indisch is. Misschien zijn sommige dingen zo vanzelfsprekend in mijn opvoeding dat ik dat niet per se als indisch kan herkennen. Wat ik wel jammer vind is dat ik niet het Bahasa Indonesia als extra taal heb meegekregen, hoewel ik snap dat het juist voor indo’s niet standaard is om indonesisch te spreken. Op de basisschool speelde afkomst geen rol. Pas op de middelbare school werd er vaak naar gevraagd. ik merkte dat in de samenleving je afkomst een rol van betekenis speelt. Voor mij was dat de aanleiding om actief op zoek te gaan naar mijn roots.’

Dennis Ronald de Leeuw (1987)

zelfstandige in de financiële dienstverlening en gitarist pinda*_ 73


twijfeliNdO

armaNdO ellO (1980) fOtOgrafeert siNds 2004 iNdische meNseN vaN alle leeftijdeN eN geNeraties vOOr publicaties eN eigeN prOjecteN. vOOr het bOek TWIJFELINDO fOtOgrafeerde eN iNterviewde hij meer daN 360 meNseN iN NederlaNd. mOmeNteel werkt hij aaN eeN iNterNatiONaal vervOlg met de titel MIXED BLOOD. www.armando-ello.com www.hoezoindo.nl 74 _ pinda*


kennis

Beeld van Multatuli door Hans Bayens, Torensluis aan het Singel, Amsterdam

in 2020 wordt het 200 e geboortejaar gevierd van eduard douwes dekker beter bekend als de schrijver Multatuli. een icoon in de geschiedenis van nederlandsindië en in de nederlandse literatuur.

De redactie

Multatuli Het Multatuli Genootschap smeedt plannen voor een grootste viering: in de Nieuwe Kerk in Amsterdam wordt een gedenksteen voor de schrijver onthuld met Arnon Grünberg als feestredenaar en er komt ook een digitaal standbeeld voor Multatuli. Het Multatuli Genootschap roept organisaties op om aan te sluiten en dit bijzondere jubileum mede vorm te geven. Stichting Indomedia, uitgever

van PINDA*, bereidt alvast twee mooie educatieve tentoonstellingen voor: in Indonesië (met plaatselijke partners) en in Nederland. Op een eigentijdse manier wordt in Rangkasbitung, de voormalige woonplaats van Douwes Dekker, de persoon achter Multatuli belicht. In de Openbare Bibliotheek Amsterdam wordt aan een jong publiek getoond hoe zijn meesterwerk, Max Havelaar, tot de verbeelding van Indonesiërs

spreekt: vroeger en nu. Ook kan dan worden kennisgemaakt met het unieke en drietalige digitale standbeeld voor de grote schrijver – in het Nederlands, Engels en Indonesisch. Dit project laat zien dat Indonesië en Nederland óók nationale helden delen: de grootste is Multatuli. Voor meer informatie: www.multatuli-museum.nl

pinda*_ 75


Kunst & cultuur

Inspiratie

Hun werk reikt verder dan het Indische verhaal, al keren deze drie kunstenaars er ook steeds weer naar terug.

Frans Banning

76 _ pinda*


Kunst & cultuur

Jan Banning (1954)

Alex Bloem

In zijn fotoboekSporen van oorlog. Overlevenden van de Birma- en Pakanbaroe-spoorweg (2003) brengt fotograaf Jan Banning 24 mannen terug naar de Japanse interneringskampen tijdens de tweede Wereldoorlog: vijftien voormalige nederlandse krijgsgevangenen – totoks en Indo’s – onder wie zijn eigen vader, en negen Indonesiërs. De mannen zijn met ontbloot bovenlijf gefotografeerd. Zestig jaar later zijn de littekens van het verleden nog altijd zichtbaar, als ze vertellen over hun ervaringen tijdens de oorlog en hoe die hun leven hebben beïnvloed.

ngadari

Wie is Jan?

Jan Banning (1954) is de zoon van twee ouders die in Indië zijn geboren. Zijn werk is bekend in binnen- en buitenland. Aan zijn fotoseries, die zich kenmerken door hun sterke sociale karakter, werkt hij jarenlang. Zijn werk is bekroond met talloze prijzen, waaronder een World Press Photo Award. Zijn foto’s worden regelmatig gepubliceerd in kranten en bladen als The Guardian, Time, Vrij Nederland en GEO, en bevinden zich in collecties van onder meer het Rijksmuseum Amsterdam en het Museum of Fine Arts Houston. Van zijn serie Troostmeisjes (2010) is in 2015 een Japanse editie verschenen. www.janbanning.com

pinda*_ 77


Kunst & cultuur

Suzanne Liem (1965)

Ibu lasmi binti Kasilan (1921 – 2015) uit rawagede, 26 jaar oud op 9 december 1947.

Op 9 december 1947 omsingelen nederlandse militairen het Indonesische dorpje rawagede en schieten daar bijna de gehele mannelijke bevolking dood. ruim zeventig jaar later spant mensenrechtenadvocaat liesbeth Zegveld in samenwerking met de stichting comité nederlandse Ereschulden namens negen weduwen en één overlevende man een rechtszaak aan tegen de nederlandse staat. In 2011 stelt de rechtbank in Den Haag dat nederland aansprakelijk is voor de schade die de nabestaanden hebben geleden.

78 _ pinda*

Wie is Suzanne?

Suzanne Liem heeft een Chinese vader (peranakan) en een Hollandse moeder. Na een rechtenstudie begint ze een opleiding aan de Fotoacademie in Amsterdam, waar ze in 2006 afstudeert. In 2018 verschijnt haar boek De Weduwen van Rawagede, getuigen van de dekolonisatieoorlog bij Uitgeverij University Press met portretten van weduwen van de oorlogsslachtoffers in het Indonesische dorp Rawagede en Zuid-Sulawesi. https://suzanneliem.com


Kunst & cultuur

gert-jan van rooij

Jennifer Tee (1973)

tulpen Palepai (2017)

Voor ‘tulpen Palepai’ worden 100.000 tulpenblaadjes ingescand en achter glasplaten geplaatst om de kleur van de blaadjes te behouden. Het werk is te bezichtigen in de metrohal van Amsterdam cs, als een bijzondere variatie op de palepai. Deze ceremoniële kleden vormen op Zuid-sumatra al eeuwenlang het decor van belangrijke gebeurtenissen. Bij bruiloften, geboortefeesten, overlijden; wanneer mensen oversteken van de ene levensfase naar de andere, speelt de palepai een belangrijke rol.

Wie is Jennifer?

Jennifer Tee (1973) is de dochter van een Chinese vader uit Indonesië (peranakan) en een Engels-Nederlandse moeder. Haar werk is te zien in binnen- en buitenland en bestaat uit sculpturen, installaties en performance, of een combinatie daarvan. Een belangrijk thema in haar werk is dat van de ‘tussenstaat’, of zoals ze zelf zegt: ‘the soul in limbo’. Het is de omschrijving van een plek die zich bevindt op de grens van de werkelijkheid waarvan we deel uitmaken en dat wat mogelijk is. www.teeteetee.nl

pinda*_ 79


Nederlands-Indië drukte ook een stempel op haar Joodse inwoners. In Israël werd zelfs de Tempo Dulu Foundation opgericht. door Simone Jacobs foto privébezit familie Joshua Sassoon

Selamat Sjabbat 080 _ pinda*


Oral histOry

De foto is in privébezit van mevrouw regina Joshua sassoon die 102 jaar oud is en in israël woont. De foto is van de bruiloft van sima Joshua sassoon in 1953 in indonesië.

Come eat Rijsttafel! stond er op een grote billboard aan de kant van de snelweg van Tel Aviv naar het kustplaatsje verderop, Herzeliya. Ik herinner me dat aanplakbord nog heel goed, vroeger in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Het stond er een beetje verloren bij. Een bord met een pijl die aangaf dat je ergens rechts de weg afmoest om het eethuisje te vinden waar je in de verzengende hitte van het MiddenOosten rijsttafel kon bestellen. Vrij exceptioneel, zou je denken. Want wie kende in Israël in godsnaam deze Indische feestmaaltijd? Daarvoor moeten we terug naar de Joodse aanwezigheid in voormalig Nederlands-Indië. Die was nooit super omvangrijk maar wel eentje die eeuwen terug gaat. Een bont gezelschap. Joden uit Nederland vormden de grootste groep. Daarnaast Joden uit Irak, ook wel ‘Bagdad-Joden’ genoemd (zie foto); Joden uit Midden- en Oost-Europa. De reden om naar Indië te gaan was overigens dezelfde als voor alle nieuwkomers: de Nederlandse kolonie bood werk in een tijd dat de werkeloosheid in Europa enorm was. In de jaren dertig kwamen er ook veel Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog en na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 verlieten de meeste Joden ‘the Dutch Indies’. Een deel van hen emigreerde naar Israël want in Nederland, waar de Joodse gemeenschap grotendeels uitgeroeid was, hadden ze weinig te zoeken. Eind jaren vijftig vertrokken de laatste Joden. De Israëlische toko met de Indische rijsttafel bestaat niet meer. Niet lang geleden heb ik er nog naar gezocht. Overgebleven zijn de bijeenkomsten van de organisatie Tempo Dulu Foundation, de vereniging van Israeli’s met een Indisch verleden, in 1995 opgericht door Shoshana Lehrer. Een aantal keer per jaar komt men bij elkaar met een programma over Indonesië en die goede oude tijd…. Er worden nostalgische liedjes in het Hollands-Indisch gezongen en alle deelnemers nemen een gerecht mee voor de rijsttafel. Waarom? Shoshana Lehrer in Tel Aviv: ‘We zijn heel blij om elkaar te kunnen ontmoeten. (…) De Nederlandse gemeenschap hier begrijpt niets van de Indische Nederlander en heeft daar ook geen drang toe.’

Meer informatie? http://www.jodeninnederlandsindie.nl/nl/ (Selamat Sjabbat, de onbekende geschiedenis van Joden in Nederlands-Indië). https://www.joodsamsterdam.nl/indonesie/ film op You Tube: The Jews of Indonesia https://www.joodsamsterdam.nl/indonesie https://www.nrc.nl/nieuws/2014/10/10/joden-in-nederlands-indie https://javapost.nl/2011/12/12/een-joods-tempoe-doeloe pinda*_ 081


Harry CoCk

Essay

Filosoof Coen Simon (1972) is de zoon van een totok*-moeder en een Indo-vader. Welke levenslessen gaven ze hem mee? Een tweeluik. door Coen Simon

Lessen van mijn ouders 82 _ pinda*


Essay

Mama

Djangan nangis

Veel van wat mijn moeder mij heeft geleerd, leerde ik aan tafel. Om te beginnen tafelmanieren. Al mochten we wel met onze handen een balletje van rijst draaien. Want Indische afkomst is ook beschaving. Aan diezelfde tafel bracht mijn moeder me tijdens het eten de liefde voor verhalen bij. Ze vertelde heel vaak dezelfde verhalen, maar het waren er zó veel en ze vertelde zó goed dat ze me nooit hebben verveeld. Ik heb lang gedacht dat zij toevallig heel veel had meegemaakt, totdat ik snapte dat het vooral aan haar vertelkunst lag. Zoals bij iedere opvoeding glipten er ook bij mijn moeder slechte gewoontes tussendoor: vloeken en roken nam ik van haar over. Dat laatste heb ik haar nooit zien doen, maar ze heeft er altijd zo beeldend over verteld dat ik het ook wilde. Ze vertelde bijvoorbeeld hoe haar moeder, voordat ze de rijst opzette, zonder te kijken het pakje Benson & Hedges van de richel boven het fornuis greep, er een sigaret uittikte en deze aanstak in het vlammetje van de geiser. Wat dat vloeken betreft, dat klinkt erger dan het is. De vloek is voor mijn moeder, die Nederlands doceerde, ook gewoon een vorm van eloquentie: het juiste woord op het juiste moment. Volgens de filosoof Jacques Rancière leert de leerling ‘iets van de meester wat de meester zelf niet weet’. Dat geldt beslist voor mijn filosofische ontwikkeling. Toen ik allang uit huis was liet ik mijn moeder, die voor filosofie eigenlijk te weinig geduld heeft, mijn papers becommentariëren. We zaten weer aan diezelfde tafel als ze met haar Parker ballpoint in de kantlijn bleef staan: ‘Je bedoelt hier misschien iets heel filosofisch Coen, maar het staat er niet. Dit is geen Nederlands.’ Zo scherpte mijn moeder

Mijn moeder bracht me tijdens het eten de liefde voor verhalen bij

mijn redeneringen zonder dat ze deze kon volgen. Behalve af en toe een slechte gewoonte geven we onbewust ook kennis door aan onze kinderen die voor óns waardevol was, maar voor hen niet. Zo heeft mijn oma mijn moeder voorgeleefd niet te lang stil te staan bij treurig makende gevoelens. ‘Djangan nangis!’ was haar credo. Niet huilen. Dat klinkt hard, maar oma heeft mijn moeder en haar tweelingzus liefdevol door de kampjaren in Indië heen geloodst. De neiging om het kwaad te negeren door vooral oog te hebben voor het goede, nam ik van mijn moeder over. Maar toen ik na mijn scheiding merkte dat ik met mijn hoopgevende perspectieven het verdriet van mijn kinderen aan het verdringen was, wist ik dat het anders moest. Laatst vertelde mijn moeder aan tafel een nieuw verhaal. Oma was in het jappenkamp* bijna aan malaria gestorven. De dokter had haar al opgeven en een tante die ook in het kamp zat, kreeg de voogdij over mijn moeder en haar zus. Net nadat de verpleging het kamphospitaal had verlaten, kwam oma bij. Klam van het zweet besloot ze te gaan baden. De vermeende dood van mijn oma was als een lopend vuurtje door het kamp gegaan. Haar lijkbleke gestalte in sarong onderweg naar het badhok, zag men aan voor een geest. Ik lachte, en dacht: huil maar mama. pinda*_ 83


Essay

Papa

Djam karet

Hoeveel haast ik ook heb, altijd als ik over de Amsterdamse Plantage Middenlaan fiets, dwalen ter hoogte van het oude Sint Jacob Verpleeghuis mijn gedachten af naar de Amsterdamse oma van mijn ex-vrouw. En hoe zij voorzichtig met haar wijsvinger in de zwangere buik van haar kleindochter prikt. Dit was bijna veertien jaar geleden. Wij verwachtten ons eerste kind, een dochter. De broze strak uitgestoken vinger duwde het elastiek van de blauwe buikband voorzichtig in. De geboorte maakte oma niet mee. Maar ik vraag me altijd af of onze dochter toch iets van die vinger heeft gemerkt, waardoor ze strikt genomen werd aangeraakt door een tijd die ver voor de hare was. Het beeld is in mijn hoofd verworden tot de metafoor van hoe generaties elkaar opvolgen. Ze raken elkaar aan en beïnvloeden elkaar zonder dat we precies weten welke invloed ze uitoefenen, maar het blijven voor elkaar ondoordringbare, afzonderlijke werelden. Inmiddels staan er hekken rondom het lege verpleeghuis, dat deels gesloopt en deels gerenoveerd wordt. En zo gaat het met herinneringen ook. Ze raken geïsoleerd van hun eigenlijke context, verbrokkelen en krijgen een nieuwe bestemming aangepast aan de huidige tijd. Mijn eigen oma, de Indische moeder van mijn vader, was al vóór de conceptie van mijn dochter overleden. Maar ook hier raken de werelden elkaar nog. Ik erfde het servies dat mijn vaders gezin met het eerste naoorlogse spaargeld had aangeschaft voor in hun eerste Hollandse huis in de Korrewegwijk in Groningen. Zodat mijn kinderen nu iedere dag van de borden eten waar ik op oma’s verjaardag ajam smoor van at. Naast deze tastbare zaken (ik kreeg ook de Franse klok en had bij leven al een 84 _ pinda*

Inventief zijn. Niet te veel plannen. We zien het wel.

bundeltje kladblaadjes met handgeschreven Indische recepten van haar gekregen), heeft mijn oma mij vooral een houding nagelaten. Een houding die ook mijn vader leerde. Inventief zijn. Niet teveel plannen. We zien het wel. ‘Geen gevoel voor tijd,’ noemde mijn moeder (totok!) het als mijn vader weer eens te laat vertrok. Maar zijn timing in grappen, sporten en in de muziek zijn altijd goed geweest. En wat is timing anders dan gevoel voor tijd hebben? Om ervan af te zijn speelde mijn vader zo nu en dan de troef van zijn Indische afkomst uit. ‘Djam karet,’ zei hij dan – elastieken tijd. Gedreven door het lot verhuisde ik onlangs ook naar de Groningse Indische buurt, om de hoek bij het oude huis van mijn vader. Het elastiek van de tijd bracht het servies weer terug op de plek waar het voor het eerst in gebruik werd genomen, maar voor mijn vader blijven de identieke plekken twee losse eindjes bungelend in de tijd. Zijn Alzheimer houdt hem opgesloten binnen het vlies van zijn eigen gedachten. Kassian.

* totok: witte Nederlander (in Nederlands-Indie). * jappenkamp: Japanse interneringskampen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Azië.


Nieuwe bewoners welkom bij Rumah Kita! Wilt u komen wonen bij Rumah Kita, hèt verpleeghuis voor Indische en Molukse ouderen. Op onze Lotus appartementen wonen mensen soms nog deels zelfstandig, maar vaak ook met een zorgvraag die thuis niet meer goed te realiseren is. Naast zorg is er ook heel veel aandacht voor welzijn en cultuur. U heeft hier een mooi, ruim appartement om zo goed mogelijk te kunnen blijven wonen in een beschermde omgeving zonder uw eigen regie kwijt te raken. Wij zien u graag bij Rumah Kita!

Rumah Kita Verpleeghuis Rumah Kita is er speciaal voor Indische en Molukse ouderen. Het bijzondere karakter van dit huis blijkt uit alles. Het eten, de feestdagen, de toko, de jaarlijkse Pasar Rumah Kita. Maar ook de taal, de gewoontes, de aankleding‌ Rumah Kita staat vlak bij het

centrum van Wageningen. 160 Indische en Molukse ouderen uit heel Nederland vinden er een prettig thuis. In Rumah Kita kunt u terecht voor verpleeghuiszorg. Wij zijn er voor oudere mensen met dementie en/of complexe lichamelijke klachten. Uw situatie, mogelijkheden en gewoonten zijn bepalend voor de

zorg. Welke zorg u ook ontvangt, wij sluiten aan bij wie u bent. Want bij ons kan iedereen zichzelf zijn. Heeft u vragen over de mogelijkheden van wonen bij Rumah Kita? U kunt altijd vrijblijvend contact opnemen met ons Klantbureau, 0317-364 240, zij helpen u graag verder.

www.zinzia.nl


Tjalie Robinson Schrijver. Inspirator. En Indische jongen.

Een bruggenbouwer die zijn tijd ver vooruit was. Edy Seriese legt uit hoe Tjalie Robinson de grondlegger werd van het Indisch cultureel erfgoed in Nederland. door Edy Seriese foto Rogier Boon 86 _ pinda*


Oral histOry

Een verhalenverteller was hij. Zijn gebundelde vertellingen gaf hij uit in eigen beheer onder zijn schrijversnamen Vincent Mahieu en Tjalie Robinson. Verhalen, die hij overigens niet zelf had verzonnen, benadrukte hij. Hij had ze alleen maar opgeschreven: hij had ze gehoord en weer doorverteld.

Indische jongen Tjalie Robinson en Vincent Mahieu: pseudoniemen van Jan Boon (19111974). Schrijver. Inspirator. En Indische jongen. In Indische kring was hij bekend door zijn tijdschrift Tong Tong en zijn bundels Piekerans van een straatslijper. Voor literair Nederland was hij vooral een ‘Indo-schrijver’, de koloniale aanduiding voor een auteur uit de Indische cultuur die welwillend wordt opgenomen op de vlakke Hollandse Olympus van de vaderlandse letterkunde, als hij maar mooi schrijft over verre exotische dingen. Zelf had hij, net als Multatuli, niets met mooischrijverij, noch met exotisme. Voor hem bestond alleen de noodzaak tot vertellen om ‘de vergetelheid te overwinnen’, dat wil zeggen: aan de dood te ontsnappen. Zoals de gebroeders Grimm sprookjes optekenden, schreef en verzamelde hij vertellingen uit de Indische wereld. Boon was tijdens een verlof van zijn ouders in Nederland in Nijmegen geboren en zou, slechts 64 jaar oud, in Den Haag overlijden. Alles bij elkaar heeft hij nog geen vijftien jaar in zijn geboorteland gewoond: acht jaar in Amsterdam en Den Haag, en na een buitenlands verblijf van ruim vijf jaar in Californië, nog eens zes jaar in Den Haag. Het was Indië waar hij opgroeide en leefde, op Java, Sumatra en Borneo, in de grote stad Jakarta en op buitenplaatsen als Sampit; in de koloniale tijd, tijdens de oorlogen en - tot 1954 - in de Republiek Indonesië.

Tong Tong

In zijn tijdschrift Tong Tong (1958-1974), na zijn dood omgedoopt tot Moesson, gaf hij de Indische verhalen door en riep hij zijn lezers op hetzelfde te doen en vertellingen over hun eigen leven naar het tijdschrift op te sturen. Al die verhalen samen zouden een cadeau zijn van de nieuwkomers uit Indië aan de Nederlandse cultuur. Boon vond persoonlijke ervaringen een noodzakelijke aanvulling op de academische kennis

‘Omdat we geleefd hebben en nog steeds bestaan’

waarmee geschiedenis gewoonlijk geschreven wordt. Hij wilde van Tong Tong het ‘mooiste vertelselboek over Indië ooit’ maken, maar dan van echte mensen in hun eigen leven, een soort geschiedenisboek. Zoals Multatuli met Max Havelaar de romanvorm fundamenteel aanpaste om zijn aanklacht tegen het kolonialisme te formuleren, zo herdefinieerde Boon het medium tijdschrift om hem en iedereen uit Indië voor de eeuwigheid te bewaren. Tong Tong werd Boons eigen ‘pak van sjaalman’, een enorme verzameling van onderling heel verschillende teksten geschreven door Boon en zijn lezers waarin in alle toonaarden en van alle kanten het leven in de voormalig Nederlandse kolonie werd bezongen en bekritiseerd, herinnerd en geëvalueerd. Zo maakte Boon deze laatste generaties ‘uit Indië’ onsterfelijk. ‘Omdat we geleefd hebben, en nog steeds bestaan.’ Hij was tenslotte een Indische jongen, gepokt en gemazeld om tegen de vermeende superioriteit van de Westerse cultuur in zijn bestaansrecht te bevechten. Hij schreef omdat zijn leven ervan afhing.

Morgenland Jan Boon was het koloniale gedachtegoed voorbij. Hij maakte geen keuze tussen Oost en West, maar koos het beste van twee werelden om in zich te verenigen. Als Tjalie Robinson bood hij zijn lezers met Tong Tong een glimp van een nieuwe wereld waarin dat de norm zou kunnen zijn. Morgenland, noemde hij dat, niet een land, maar een mindset. Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit. Edy Seriese is directeur van het Indisch Wetenschappelijk Instituut (IWI). http://www.iwi-nu.nl

pinda*_ 87


Soeboer en haar kinderen, Midden-Java, 1925 088 _ pinda*


Leiden UniveRsities LiBRaRies digitaL coLLections/famiLie dUmas

Geschiedenis

Ode aan de oermoeder In 2008 verscheen het boek ‘De njai. Het concubinaat in Nederlands-Indië.’ Daarmee doorbrak schrijver Reggie Baay na een zoektocht van jaren een eeuwenlang Indisch taboe. door Reggie Baay pinda*_ 089


Geschiedenis

N

ooit zal ik de reactie van mijn vader vergeten toen ik hem voor het eerst naar haar vroeg. Ik moet een jaar of zes, zeven geweest zijn en had al enige tijd met jaloezie naar mijn Nederlandse leeftijdgenoten gekeken die regelmatig hun oma bezochten: een doorgaans lieve, goedmoedige, oude vrouw door wie ze voortdurend werden volgestopt met koek en snoep. Het was alsof hij een elektrische schrok kreeg: zijn ogen sperden zich wijd open, vervolgens draaide hij zich om en liep toen snel weg. Ik was verbijsterd. Het voelde alsof ik hem - onbedoeld – een nederlaag had toegebracht. Hij die, zo had ik begrepen, de Birma-Siamspoorweg had overleefd en talloze Japanse en Indonesische tegenstanders had weten te trotseren, leek op de vlucht te slaan voor een vraag over zijn moeder… Vanaf dat moment voelde ik, nee wist ik, dat naast alle andere mysteries bij ons thuis (die vooral met de oorlog te maken hadden) er nóg een allesomvattend geheim bestond: dat van zijn moeder. Mijn oma. Het vormde min of meer de start van een zoektocht die vele jaren zou duren. Gaandeweg kwam ik erachter dat zij een Javaanse vrouw moet zijn geweest die enige tijd met mijn grootvader leefde, maar toen mijn vader werd geboren onbarmhartig werd weggestuurd. Mijn vader had haar dus nooit gekend en had haar nooit gezien. Er was geen foto; er was geen verhaal; er was zelfs geen naam. Dit gegeven vormde mijn wankel houvast op mijn ogenschijnlijk onmogelijke queeste. Ik vroeg mij af hoe het nu precies zat met dat ongehuwd samenleven; met dat wegsturen en met dat grote verzwijgen. Want als één ding mij opviel, dan was het wel dat in alle verhalen die door Indische ouderen werden verteld zij, de Aziatische vrouw als moeder, grootmoeder of overgrootmoeder, nooit voorkwam. Die verhalen gingen altijd over de oorlog, over de jacht, over eten, over magie en doekoens, over stoere djago*-knokpartijen of over motoren, maar over haar, de vrouw naar wie ik inmiddels zo vreselijk nieuwsgierig was geworden, ging het nooit. Het was alsof er op afspraak collectief over haar werd gezwegen. Omdat de weg naar mondelinge informatie geheel leek afgesloten wilde ik via geschreven bronnen achter de ‘waarheid’ komen. Maar waar te beginnen? Na de middelbare school besloot ik – via een omweg – koloniale geschiedenis en koloniale letteren te studeren in de veronderstelling dat ik haar daar dan wel tegen zou komen: die mysterieuze Aziatische

090 _ pinda*

Naast alle andere mysteries bij ons thuis bestond er nóg een allesomvattend geheim: dat van zijn moeder. Mijn oma

vrouw. En passant zou ik daar dan ook, althans dat hoopte ik, de antwoorden vinden op al mijn andere ‘Indische vragen’. Die vragen waarop altijd gezwegen werd als ze werden gesteld. Dat viel in eerste instantie vies tegen. Wie verwacht via een universitaire studie geschiedenis kennis te vergaren over de Indische geschiedenis of de geschiedenis van de Indo komt zeer bedrogen uit. Maar tot mijn verbazing trof ik haar gelukkig wel aan in de koloniale letteren; in de koloniale romans. Opeens zag ik haar langzaam uit het duister tevoorschijn komen als de jonge, beklagenswaardige Louisa die door haar armlastige ouders werd verkocht aan de veel oudere Europeaan Twissels, zoals P.A. Daum haar beschrijft in Ups en downs in het Indische leven. Of als de stoere, strijdvaardige kazerne-njai met de kondé perdom*, zoals ik haar tegenkwam in het werk van Lin Scholte. Of als de meegaande en ondoorgrondelijke Kiku San, zoals ze wordt beschreven in de roman Rubber van M.H. Székely-Lulofs. En toen ik haar eenmaal in de Indische literatuur had ontdekt, vond ik haar ook in andere bronnen: op foto’s, in documenten, in oude krantenartikelen en in rapporten. En tot mijn vreugde kwam ik uiteindelijk ook mensen op het spoor die mij over die Aziatische vrouw in hun familie konden en wilden vertellen… En zo rees langzaam het beeld op van de vrouw die beschouwd kan worden als de oermoeder van de Indo. De vrouw die aan de basis staat van elke Indische familie, maar die tot voor kort haar plaats in de geschiedenis én in de Indische families was ontzegd. Het materiaal dat ik op deze manier verzamelde was zo omvangrijk en tegelijkertijd – in mijn ogen – zo belangwekkend dat ik besloot haar geschiedenis te beschrijven in een boek: De njai*; het concubinaat in NederlandsIndië. Zij zou hiermee, veronderstelde ik, eindelijk aan de vergetelheid worden ontrukt. En dat is gelukkig ook gebeurd. En het heeft nog zoveel meer gevolgen gehad. In de eerste plaats natuur-


Geschiedenis

lijk voor mij persoonlijk, in die zin dat ik door het onderzoek voor het boek mijn onbekende grootmoeder, de njai van mijn grootvader en de mysterieuze moeder van mijn vader, eindelijk heb leren ‘kennen’. Dat ik, zoals ik ook in mijn boek schrijf, te weten ben gekomen hoe haar leven naar alle waarschijnlijkheid zal zijn verlopen, namelijk zoals dat van al die andere njai die zonder hun kind of kinderen zijn weggestuurd door de Europese of Indo-Europese man, omdat het niet ‘paste’ volgens de koloniale mores. En dat zij vervolgens, zoals al die andere njai, is doodgezwegen uit koloniale ‘schaamte’ en wel zo dat zij bijna geheel was vergeten. Na de verschijning van mijn boek hield ik er overigens rekening mee dat er nogal wat mensen over mij heen zouden vallen. Dat ze me kwalijk zouden nemen dat ik met deze geschiedenis de ‘Indische mythe’ (want dat is het!) had doorgeprikt. Omdat ik in het boek laat zien dat wij Indo’s, of althans veruit de meeste Indische families, een eenvoudige Aziatische stammoeder hebben die niet zelden zeer onrechtvaardig was behandeld, en dat goed beschouwd de Indo in oorsprong toch een, zoals dat toen werd genoemd, koloniale ‘bastaard’ is. Veelal voortgekomen immers uit een ‘onwettige’ relatie tussen de Europeaan en de Aziatische vrouw. (Overigens trouwden ook nogal wat Europese mannen later wel met de Aziatische moeder van hun kinderen.) Maar dat ´over mij heen vallen´ gebeurde niet. Integendeel; elf jaar na de verschijning ontvang ik nog steeds met grote regelmaat positieve reacties van mensen die het boek gelezen hebben en veelal een ‘zoektocht’ naar hun eigen voormoeder zijn gestart of (weer) hebben ondernomen. Kennelijk was en is de tijd er rijp voor toen het boek in 2008 verscheen; koloniale dogma’s waren inmiddels verdwenen of in ieder geval niet meer functioneel. Daarnaast appelleerde het kennelijk aan een elementair rechtvaardigheidsgevoel; we willen haar nu de hormat* geven die haar toekomt. Minstens zo verheugend is het om te constateren dat de njai ook in het buitenland het een en ander teweegbrengt. Vanuit met name de VS, Australië, Canada en Nieuw-Zeeland sturen mensen (die veelal hun wortels in het voormalige Nederlands-Indië hebben) bedankmails met daarin steevast de vraag of er inmiddels al een Engelse vertaling is, omdat ze zo graag ook hun kinderen en kleinkinderen (die het Nederlands niet machtig zijn) dit deel van de Indische geschiedenis mee willen geven. En ten slotte, maar zeker niet in de laatste plaats, is er ook in Indonesië warme belangstelling voor de njai. Opvallend genoeg met name onder de jongere generaties. Kennelijk omdat voor hen het koloniale verleden

Langzaam rees het beeld op van de vrouw die beschouwd kan worden als de oermoeder van de Indo

minder beladen is dan voor de oudere generaties. Om te beginnen verscheen in 2010 de Indonesische vertaling van het boek en vervolgens ben ik inmiddels vele malen naar Indonesië afgereisd om lezingen over haar te geven, om het boek te signeren, om op te treden op literaire festivals en om op universiteiten gastcolleges over haar te geven. En het is mooi om te beseffen dat hiermee de njai weer terug is in het land waar zij én wij, Indo’s, geworteld zijn. Toch? * njai: Indonesische, Chinese of Japanse vrouw bij wie Europese mannen kinderen verwekten, zonder dat ze met elkaar waren getrouwd. De eerste njais waren slavinnen of later, huishoudsters. * concubinaat: ongetrouwd samenwonen (Latijn: con cubo = samen liggen) * djago: kanjer * kondé perdom: slordig, haastig opgebonden haarwrong * hormat: eer

Reggie Baay (1955) debuteerde in 2005 met zijn roman De ogen van solo. sindsdien publiceert hij regelmatig over koloniale geschiedenis en literatuur. na zijn baandoorbrekende boek De njai (2008), volgden

Portret van een oermoeder (2010), Gebleekte ziel (2012), Daar werd wat gruwelijks verricht (2015), over de slavernij in nederlands-indië en de autobiografische roman Het kind met de Japanse ogen (2018). pinda*_ 091


Aangrijpende roman over status, verlangen en identiteit in Nederlands-Indië. Als njai van een Hollandse officier moet Isah grote offers brengen om haar kinderen van gemengde komaf te kunnen zien opgroeien. Uiteindelijk merkt de jonge en eigenzinnige moeder dat ze haar Javaanse achtergrond niet

© Harold Pereira

kan en ook niet wil verloochenen.

Paperback € 21,99 | Ebook € 9,99 | Audioboek € 12,99


COLUMN

RAYNAL, TIJDGENOOT VAN VOLTAIRE door Thom Hoffman foto Harold Pereira

Thom Hoffman (1957) is de zoon van een Indische vader en Hollandse moeder. Bij het grote publiek is hij bekend als acteur. Daarnaast is hij fotograaf en kenner van de Indische geschiedenis. In 2009 en in 2015 was hij gasthoogleraar (aan de Universiteit Tilburg en de TU Delft). Voor het Wereldmuseum in Rotterdam maakte hij de tentoonstelling Dossier Indië, die in het najaar van 2019 is te zien. Momenteel is hij bezig met het boek Indië, betovering en desillusie voor uitgeverij Meulenhoff.

Voor het bespreken van mijn manuscript Indië, betovering en desillusie hebben de redacteur van Meulenhoff en ik een goed plekje uitgekozen, het zonnige terras van een hotel aan de Amstel. Voor ons ligt een dikke stapel papier. Er moeten nog 100 pagina’s uit. De ober brengt veel koffie en een verkoelend glas water. Ik kijk naar de potloodkrabbels van de redacteur, die Denise heet. Hoe tackle je het onderwerp Indië? Waar begin je? Er is al zoveel geschreven… kan daar nog wel iets bij? Ik denk het eigenlijk van wel. Want het meeste dat geschreven is over Nederlands-Indië, is vergeten. Juist het interessantste dat er over Indië is verschenen, door de markantste karakters, is in de mist van de tijd verdwenen. Een jaar terug was ik aan het researchen in het Nationaal Archief, in de studeerzaal waar je eigenlijk stil moet zijn. Maar er bastte al enige tijd een luide stem door de ruimte: ‘Aha, natuurlijk, uitstekende keuze! Trouwens, er is nog zo’n Fransman, ehm, filosoof, schreef ook over Indië,…’ Het geluid kwam uit een stevig geconstrueerde zeventiger, telefoon aan het oor. ‘Tijdgenoot van Voltaire, verdikkie, kan éven niet op zijn naam komen…’ Met de subtekst “kan het wat zachter” riep ik nogal krachtig ‘Raynal!’. De telefonerende man draaide zich om. “Raynal!” riep ik nogmaals bestraffend door de studeerzaal, alsof de naam een scheldwoord was. ‘Raynal! Dié moet je eens lezen,’ vervolgde de stevig gebouwde man zijn telefoongesprek. Nadat hij had opgehangen kwam hij mijn kant op. ‘Raynal, verdraaid!… Hoe weet u dat?’ Ik vertelde dat Nederlands-Indië me al een aardig tijdje bezig houdt. De man nam ongevraagd het woord over. ‘En dan zijn we hier in het Na-tio-naal Ar-chief ’, zei hij met een operettegebaar. ‘Maakt men een tentoonstelling over Willem I, niéts over het Cultuurstelsel*! Of een tentoonstelling over de VOC… Staan we ineens aan de verkéérde kant van de geschiedenis. Of Daendels,

de Grote Postweg! Daar wordt never nooit meer over gesproken Dat vind ik wel zo ontzettend droevig!’ Hij zuchtte eens diep. ‘Bel me maar, als u iets wilt weten, altijd bereid!’ Hij overhandigde zijn kaartje. Ik zag het blauwe logo van de Leidse Universiteit. Hoogleraar. Emeritaat. Het voorval schiet me te binnen als in mijn Indiëboek Raynal het toneel betreedt. Raynal is zo’n schitterende, vergeten figuur. Tien deeltjes schreef hij in 1770 vol over onvrijheid in de koloniale wereld. Ik wil deze geschiedenis beschrijven, maar het lukt niet – door de tranen die opwellen in mijn ogen. Door Raynal ondekte ik dat de denkers van de Verlichting soms heel spannend en emotioneel schreven, maar bovenal: heel modern: De neger is niet als slaaf geboren. Wie, Westerse barbaren, heeft jullie doen geloven, dat een mens eigendom kan zijn van zijn heerser? De Portugezen op Ceylon, de Nederlanders op Coromandel, de Fransen en Engelsen die aan de Hudson rivier, Raynal heeft er al in 1770 een verfrissende kijk op. De gewoonte om een rijk te besturen op basis van geweld, een rijk dat het begin en einde van alles is, leidt tot het uitdoven van elk idee van vrijheid. De ontmoeting met de Leidse hoogleraar in het Nationaal Archief prikkelt me Raynal een prominent plekje te geven in mijn Indië-reis langs vele vergeten schrijvers. De Vrijheid zal -zonder twijfel- eens herrijzen uit haar as. Nog twee weken met bloedend hart schrappen, en het boek is af. Maar Raynal blijft er in, wat er ook gebeurt. * Cultuurstelsel: Belastingsysteem dat in 1830 in Nederlands-Indië werd ingevoerd en waarbij de plaatselijke bevolking de verplichting kreeg om gewassen voor het gouvernement te verbouwen.

pinda*_ 93


94 _ pinda*


KUNST & CULTUUR

De humane hand

Negen jaar werkte striptekenaar Peter van Dongen aan zijn stripversie van de roman ‘Familieziek’ van Adriaan van Dis. Voor PINDA* beschouwt de schrijver het werk van de tekenaar. Een analyse. door Adriaan van Dis illustraties Peter van Dongen pinda*_ 95


96 _ pinda*


kunst & Cultuur

Ooit leende ik Peter van Dongen een aantal fotoalbums van mijn toen nog levende moeder als inspiratie voor een getekende versie van mijn roman Familieziek. Peter kopieerde niet alleen nauwgezet het interieur van het repatriantenhuis* van mijn jeugd, hij nam ook de vrijheid zijn eigen woonherinneringen aan mijn verhaal toe te voegen. Prima. Verstrippen lijkt wat dat betreft op verfilmen: vergeet het boek, verslind het, verteer het en maak van de stront goud. En dat deed Van Dongen, zonder mijn familie te kakken te zetten. Hij tekende de pijn van mijn verscheurde meneer Java een schuldige overlever die in wanen leefde en zijn gezin meetrok in zijn gekte. En hij gaf beeld aan de fantasieën van diens bastaardzoon - een bange jongen zonder naam, die klaar wordt gestoomd voor de Derde Wereldoorlog. Die jongen ben ik min of meer en meneer Java staat voor mijn vader. Tot zijn dood vulde hij mijn leven – tien jaar lang slechts. Sindsdien leef ik in zijn schaduw. Misschien maakte Peter mijn vader wel menselijker dan hij was. Hoe dan ook: getekend is hij mij zelfs liever geworden. En nu draag ik hem als stripheld op het schermbeeld van mijn iPhone. Ik kan mijn vader aan- en uitzetten. Dat helpt ook in de liefde. In het portretteren van mijn gehavende familie, schetste Van Dongen ook een groter verhaal: de geschiedenis van de vele duizenden migranten die hun land moesten verlaten en een nieuwe toekomst zochten in een land dat hen niet echt welkom heette. Mensen die hun status hadden verloren en alle verwachtingen op de schouders van hun kinderen legden. Kinderen die alles goed moesten maken. De pen van de tekenaar prikt, legt bloot en kijkt niet weg. Van Dongen ontleedt met begrip. En daarin ligt zijn kracht. In zijn meesterwerk Rampokan (het tweeluik waar hij dertien jaar aan werkte en in 1998 mee naar buiten trad) verbeeldt hij de oorlog tussen de Republik Indonesia en het halsstarrige Nederland dat maar niet inzag dat de koloniale tijd voorbij was. Een oorlog waar zijn en mijn ouders nog veel meer over zwegen dan de Japanse bezetting omdat hij dwars door onze eigen families sneed en er partijen tegenover elkaar stonden die zich voorheen met elkaar hadden vermengd. Het was te pijnlijk te onbegrijpelijk. Van Dongen verdiept zich in beide partijen. Hij portretteert zowel een bevlogen communist die sympathie heeft voor jonge nationalisten, als een botte Hollander die de koloniale hufterigheid vertegenwoordigt. En op een wijze dat je beiden begrijpt. Rampokan is een spannend verhaal waarin historische feiten en familieoverlevering knap worden vermengd. Van Dongen kan dus ook een goed verhaal verzinnen én dialogen schrijven. Laat ik de plot niet verklappen en inzoomen op de decorstukken: het stadsbeeld in koloniale stijl, de strakke hotels waar de bewondering en liefde vanaf druipen en de kazernes van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (het soort gebouwen waar zijn grootvader en de vader van mijn halfzusjes dienden - beiden door de Japanners onthoofd), de interieurs, de meubels, auto’s, de weidse landschappen... Zo moet het Indië van onze voorouders er hebben uit-

Misschien maakte Peter mijn vader wel menselijker dan hij was. Hoe dan ook: getekend is hij mij zelfs liever geworden

gezien - het land dat opdampte uit de etenspannetjes van onze jeugd. We kennen het uit de fotoalbums. Maar Van Dongen doet meer. Hij kijkt beter en laat zijn blik niet verstoren door sentimenten. Hij legt de tijd onder een loep: een wereld getekend door klasse en kleur. Waar de toean besar* vingerknipt naar de bedienden en de opwaaiende zomerjurk subtiel afsteekt naast de sarong. Waar kleurgevoeligheid in al zijn ingewikkeldheid met één pennenstreek duidelijk wordt. Van Dongen zet de IndonesischNederlandse oorlog in heldere kaders. Zo laat hij jonge nationalisten de Hollandse driekleur op het dak van het Oranjehotel verscheuren tot het rood wit van de Republik. En hij toont ons de begane misdaden: uitgemoorde dessa’s, gehangenen, massagraven. Pijnlijk precies en al jaren voor de openbaringen over de brandende kampongs* van generaal Spoor. Ook de wreedheid van de rampokkende* scholiersoldaten komen in beeld. Niks Tempo Doeloe*, maar een verleden dat veel heden oprispt: invasies in Irak of Afghanistan, militairen die een land ontwrichten en een bevolking knechten en martelen. De bevrijder als bezetter – een verhaal van alle tijden. Van Dongen is in vele talen vertaald. En nu hij samen met Teun Berserik de opdracht kreeg de beroemde striphelden Blake en Mortimer (de creatie van de in 1987 overleden Belgische tekenaar Edgar. P. Jacobs) een tweede leven te geven, breekt hij zelfs wereldwijd in enorme oplagen door. Mijn lievelingsstrip. Koloniale helden vrees ik. Stiff upperlipp Britten in een Oosters decor. Zelfs Blake en Mortimer zijn onder van Dongens hand menselijker geworden. Misschien hoort hij het niet graag maar ik ken geen striptekenaar die zich zo weet te verplaatsen in mensen onder druk. Hij schetst niet zozeer daders en slachtoffers, maar individuen die voor ingewikkelde keuzes komen te staan. Zijn lijn mag dan klaar en helder zijn, van Dongen denkt nooit zwart-wit, noch politiek correct. Hij viert eerder de verwarring en laat zien hoe misverstanden en vooroordelen aan veel ellende ten grondslag liggen. Peter Van Dongen tekent literatuur. * repatriantenhuis: contractpension, pension waar Indische Nederlanders werden opgevangen * toean besar: grote meneer * kampong: dorpsgemeenschap; in de stad: buurt waar een hechte gemeenschap woont * rampokkende: roven en plunderen * Tempo Doeloe: tijd van vroeger, vrij vertaald: goede oude tijd

pinda*_ 97


kunst & Cultuur

Boven, van links naar rechts: Rampokan cover Engelstalige editie, Franse editie en de nederlandse kleureneditie (2019) Midden: cover Familieziek, illustratie bij het boek Weg uit Indië, Blake en Mortimer Onder: Het vlagincident bij hotel Yamamoto (het voormalige Oranje Hotel) in soerabaja, 19 september 1945. Jonge pemoeda’s scheuren de blauwe band van de nederlandse driekleur, waarna de Indonesische vlag overblijft.

Wie is Peter? Peter van Dongen maakte naam met zijn tweeluik rampokan, over de koloniale oorlog tussen nederland en Indonesië. In 2018 won hij de stripschapsprijs, de belangrijkste stripprijs in nederland, voor zijn hele oeuvre.

98 _ pinda*


HUMMELINCK STUURMAN PRESENTEERT

BENJA BRUIJNING | MARIE LOUISE STHEINS MARTIJN APITULEY | DENISE AZNAM

DE TOLK

VAN JAVA

NAAR DE ROMAN VAN ALFRED BIRNEY BEWERKING IGNACE CORNELISSEN REGIE OLIVIER DIEPENHORST

THEATERTOURNEE DOOR NEDERLAND VAN NOVEMBER 2019 TM FEBRUARI 2020 VOOR MEER INFORMATIE EN SPEELDATA WWW.TOPTHEATER.NL


Patricia Tjiook-Liem, voorzitter van het CIHC 100 _ pinda*


Cultureel erfgoed

‘Wat ben ik eigenlijk?

EEn ChinEEs EEn indonEsiër of EEn nEdErlandEr? Hoe komt het dat er zoveel Chinezen uit Indonesië in Nederland wonen? Voorzitter Patricia Tjiook-Liem van het Chinese Indonesian Heritage Center (CIHC) legt het uit. door Yvette Kopijn foto Maurice Boyer pinda*_ 101


‘Als je je verleden kent, weet je ook beter wie je bent’

102 _ pinda*


Cultureel erfgoed

Veel Chinese Nederlanders komen uit Indonesië. Hoe zit dat? Patricia Tjiook Liem: ‘Chinezen wonen al eeuwen in Indonesië. De eerste Chinezen die naar de Indonesische archipel trokken waren veelal handelaren. Zij trouwden met Indonesische vrouwen, kregen kinderen en besloten te blijven. Deze nakomelingen van Chinese en Indonesische voorouders worden vaak Peranakan Chinezen of Indo-Chinezen genoemd. Daarnaast zijn er de zogenaamde totok Chinezen in Indonesië te vinden, die volbloed Chinees zijn gebleven en sterker vasthielden aan hun identiteit en hun tradities.’ Vanaf de jaren tachtig van de 19de eeuw vertrekken Chinezen uit Nederlands-Indië naar Nederland om er te gaan studeren. Vooral de universiteit van Leiden is een gewilde plek, maar ook de Technische Hogeschool in Delft kan op veel belangstelling rekenen. In de daaropvolgende decennia groeit het aantal Chinese studenten zodanig dat besloten wordt om in 1911 een Chinese studentenvereniging Chung Hwa Hui op te richten. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw komen er andere migratiemotieven bij. Als eind jaren vijftig de banden tussen Indonesië en Nederland vanwege de Nieuw-Guineakwestie* verslechteren en Indonesië een campagne start om het aandeel van Indonesiërs in de Indonesische economie te vergroten, krijgen Chinezen steeds vaker te maken met discriminatie, intimidatie en toenemend geweld. Velen besluiten om Indonesië te verruilen voor Nederland. U kwam zelf in 1956 naar Nederland. Wat was uw motief ? ‘Ik wilde farmacie studeren. In Indonesië had ik uitsluitend Nederlandstalig onderwijs gevolgd. Na de lagere school kwam ik op een internaat in Jakarta terecht, dat geleid werd door zusters Ursulinen. Het was vanzelfsprekend dat ik na de middelbare school in Nederland verder zou studeren. Toen ik aankwam in Amsterdam, maakten mijn ouders hun eerste Europese reis. Zij vingen mij op, schreven mij in voor de universiteit en vonden een onderkomen in een klooster aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. Er volgde een heel leuke en spannende tijd. Alles was nieuw en in beweging! Ik sloot me aan bij een studentenvereniging, trok op met Nederlandse meisjes, terwijl de fiets mijn dagelijkse vervoermiddel werd.’ Sinds de oprichting van het Chinese Indonesian Heritage Center hier in Nederland bent u de voorzitter. Welke activiteiten ontplooien jullie? ‘Sinds de oprichting organiseren wij tweejaarlijkse publieksdagen die heel goed bezocht worden. Daarnaast doen we onderzoek naar de geschiedenis van Chinezen uit Indonesië. Zo hebben we in samenwerking met het Indonesische wetenschappelijke tijdschrift Wacana een themanummer gemaakt over de geschiedenis van Chinezen in Indonesië. We werken op dit moment aan een boek over hetzelfde onderwerp, dat we op ons 10-jarig jubileum in 2021 hopen te presenteren. De afgelopen jaren zijn

‘We merken dat de jongere generaties Chinezen in Nederland weinig tot niets afweten van hun geschiedenis’

we ook aan de slag gegaan met het opsporen van erfgoed in de vorm van persoonlijke archieven, dagboeken, receptenboekjes, foto’s, films en verhalen. Onlangs hebben we op de Tong Tong Fair in Den Haag Een foto vertelt gepresenteerd: een bundel persoonlijke verhalen bij foto’s die eerder op onze website verschenen en tezamen een inkijk geven in hoe wij onze geschiedenis beleven. En binnenkort ronden we een oral history project af, waarvoor we 39 mensen hebben geinterviewd. Deze interviews zullen we overdragen aan de universiteitsbibliotheek in Leiden, zodat ze voor verder onderzoek bestudeerd kunnen worden.’

Wat hoopt u te bereiken met de activiteiten van het CIHC? ‘Ik hoop dat wij ons bewuster worden van onze eigen geschiedenis. Als je je verleden kent, weet je ook beter wie je bent. En daar wringt nu juist de schoen bij veel Chinezen uit Indonesië. Ons gevoel van identiteit is zwak. We zijn altijd meer gericht geweest op onze toekomst, dan op ons verleden. En dat is begrijpelijk, want het is belangrijk om goed te integreren en ervoor te zorgen dat onze kinderen een eigen plek verwerven binnen de Nederlandse samenleving. Maar tegelijkertijd moeten jongere generaties weten waar ze vandaan komen. We merken dat de jongere generaties Chinezen in Nederland weinig tot niets afweten van hun geschiedenis. Dat leidt soms tot verwarring over de eigen identiteit. Maar ook mijn eigen generatie worstelt vaak daarmee. Dan komt de vraag: Wat ben ik eigenlijk? In Indonesië, maar ook in Nederland zien ze mij als Chinees, maar tegelijkertijd volgde ik wel een Nederlandse opleiding, waardoor ik hier terechtkwam en elke dag te maken heb met de Nederlandse cultuur. Wat maakt mij dat? Een Chinees, een Indonesiër of een Nederlander?’ Toegang hebben tot jouw eigen geschiedenis helpt om die verwarring over de eigen identiteit op te lossen. Als je weet waar je roots liggen en wat je culturele bagage is, dan weet je ook beter hoe je in de maatschappij moet staan. Dat brengt rust.’

* totok Chinezen: volbloed Chinezen, in tegenstelling tot de gemengdbloedige Peranakan Chinezen * Nieuw Guineakwestie: Nieuw Guinea bleef het langst een kolonie van Nederland. Pas in1962 droeg Nederland onder druk van de internationale gemeenschap Nieuw Guinea over aan Indonesië. Daarmee werd een nieuwe koloniale oorlog met Indonesië voorkomen.

pinda*_ 103


OPINIE

Waar je niet over spreekt … Filmproducent San Fu Maltha overdenkt zijn jeugd in een Brabants dorpje, zijn bezoeken aan Indonesië, het geboorteland van zijn Chinees-Indonesische moeder en de ervaringen van zijn Indische schoonmoeder. ‘Diversiteit is kracht.’ door San Fu Maltha foto Harold Pereira

104 _ pinda*

‘Bruine, gele, rooie’ klinkt het in mijn jeugd. Niemand gaat nog op vakantie en zeker niet naar zonnige landen. Melkflessen zijn mijn klasgenoten, vooral zichtbaar tijdens de verplichte zwemlessen in de winter. Op het schoolplein houd ik me stil zodat ze een ander kind kiezen om te pesten. Van mijn blanke vader mogen we alleen met Hollandse kinderen omgaan en we worden ‘Hollands’ opgevoed. Twee buurjongens vinden het leuk om me achterna te zitten, uit te schelden, te schoppen en te slaan. Een schoolvriendinnetje die het met me moet uitmaken, omdat haar vader geen ‘poep-Chinees’ in de familie wil hebben. Geweigerd worden in sommige bars en discotheken. Toch voel ik me er niet minder om, maar wel anders. Zo anders, dat mijn moeder me istemewa* noemt: volgens haar zou ik speciaal behandeld willen worden. Vreemd vind ik die fles water op de wc en die geurtjes in mijn ouderlijk huis. Zo anders dan de naar groene zeep ruikende huizen bij vriendjes. En die rommel bij ons thuis. Niets mag worden weggegooid. Geen overzichtelijke, geordende ijskast maar één die tot de nok toe gevuld was met onduidelijke restjes. Geen gebruik van washandjes, maar minstens één keer per dag baden. Niet zoals die Hollanders die, volgens mijn moeder wanneer zij in 1947 aankomt in Nederland, op zijn hoogst één keer in de week het badhuis bezoeken. Soms lijkt het nu of ik het me allemaal heb verbeeld. Enkele goed opgeleide mensen met wie ik mijn jeugd heb gedeeld, vinden het in het post-Fortuyn* tijdperk allemaal discriminatie-gezeur: ‘Vroeger, toen jij hier woonde, was het anders. Er waren niet zoveel bruintjes.’ Eigenlijk was het een soort ontwikkelingshulp.’ ‘Ik werd vroeger ook gediscrimineerd door mijn voetbalvriendjes omdat ik een rijkeluiskind was’. ‘Álles ligt tegenwoordig gevoelig…. Negerzoenen, Zwarte Piet. Vermoeiend slachtoffer-gedoe. Het moet ophouden.’ Hoe leg je uit aan mensen die het nooit hebben meegemaakt en ook nooit zullen meemaken hoe het voelt om gediscrimineerd te worden vanwege je afkomst? De eerste keer dat ik arriveer in de verzengende hitte van het land van mijn moeder, ruikt het bekend. Iets in mij voelt zich thuis. De weeïge warmte van de overdekte pasar* van Blok M in Jakarta. Geen bule* in de buurt, behalve mijn toenmalige blanke vriendin. Een aantal vrouwen streelt op de markt verwonderd haar lange blonde haar. Familie, heel veel familie, sateh eten op de straat, eten op de Chinese markt, de pasar glodok*. Niet eten om te eten, maar eten als collectief verbindende levensader. Alles komt er ook weer uit. Maar na een week kun je eindelijk al het voedsel verdragen. Fruit in overvloed. Manigistan pellen in een taxi op Sumatra, rode vlekken op je handen, het sappige zoetzure vruchtvlees in je mond. Later kom ik er terug, in gezelschap van mijn Indische vriendin, die inmiddels mijn vrouw is. Zij ziet Indonesië, haar geboorteland, vooral als het land van waaruit haar ouders voor hun leven hebben moeten vluchten. Zij heeft mij ingewijd in de Indische wereld. Ik heb haar geïntroduceerd in het land waar ze is geboren. Hoewel ik voor de Indonesiërs één van die vele orang bule * ben, voel ik mij daar toch meer thuis dan zij.


OPINIE

‘Mijn Hollandse opvoeding roert zich. Een recht moet je opeisen, anders ben je te laat’

Via mijn schoonmoeder kom ik in aanraking met het Indisch Verdriet. Een Indisch dametje, inmiddels 85 jaar oud, in gevecht met de overheid. Een overheid die doof is voor het verhaal van de buitenkampers: al die Nederlanders van gemengde afkomst die tijdens de oorlog niet in Jappenkampen hebben gezeten. Haar vader werkt voor de KNIL* en wordt opgepakt aan het begin van de oorlog. Geen vader, geen kostwinnaar tijdens de bezetting. En dus geen salaris, ook niet ná de oorlog.

concurrent ziet en stiekem als een soort Uncle Tom opkijkt naar de blanke man. Een Uncle Tom die nog rechtser is dan de al behoorlijk conservatieve totoks in Nederland-Indië destijds. Maar al zet je je nog zo af tegen de nieuwkomers van nu, dat maakt je ondanks jarenlange assimilatie nog steeds niet wit. Het is tijd om wél te praten over ‘waar je niet over spreekt’. Volgens een DNA-test ben ik niet alleen bruin maar ook wit, rood, geel en zelfs nog een beetje Joods. Ondanks dat ik me geen pinda voel wil ik die term best accepteren wanneer dit is wat ons verbindt. Maar dan wel in alle soorten en maten. Diversiteit is kracht. Een kracht zoals Couperus het zo mooi omschreef: ‘En het is overal: het schuilt in de grond, het sist in de vulkanen, het komt aanwaaien met verre winden, (...)’.

Woordenlijst: Mijn schoonmoeder zwijgt. ‘Het * Istemewa – speciaal, anders dan anderen Indische Zwijgen’ over de raz* Fortuyn – rechtse politicus die in 2002 werd vermoord zia’s, de honger, het voortdurende gevaar, de kosten van de overtocht * Pasar – markt naar Nederland, het ongastvrije welkom in Nederland, de pijn van de * Pasar Glodok – Chinese markt oorlogservaringen, de nachtmerries, het voortdurend behandeld worden * Glodok – handkar die Chinezen gebruiken en waarvan de ratelende wielen op de straten een geluid, dat klinkt als ‘glodok glodok’, maken als tweederangs Nederlander. * Mangistan – tropische vrucht Ook zwijgt ze over de stichting Pelita, die vooral kumpulans* wil or* Bule – blanke ganiseren. Deze organisatie voor maatschappelijk werk zet zich niet in * Orang bule – blanke mensen * KNIL – Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger voor de belangen van degenen, die aanspraak hopen te maken op de * Sateh – saté beperkte bestaande voorzieningen voor oorlogsslachtoffers. Nee, Pelita * Tempo doeloe – goede oude tijd /verleden tijd dient slechts de belangen van haar geldschieter, de overheid. Pelita zou * Uncle Tom – in de Verenigde Staten gehanteerde uitdrukking ter aanduiding van een mijn schoonmoeder kunnen helpen. Dat heeft ze nagelaten. Zelf zal Afro-Amerikaan, die een ‘wit voetje’ probeert te halen bij de blanken (met referentie aan het mijn schoonmoeder het nooit durven te zeggen, maar er zijn mensen die boek van Harriet Beecher Stowe: ‘Uncle Tom’s Cabin’) fluisteren over het ‘Indisch Verraad’ van Pelita. Ook andere organisaties * Totoks – witte bewoners van Nederlands-Indië * NIOD - Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies nemen geen enkele verantwoordelijkheid. Een voorbeeld daarvan is het * Buitenkampers - Het merendeel van de ongeveer 350.000 Indische Nederlanders in NIOD *. Dit instituut heeft volgens oud-medewerker Gerard Aalders Nederlands-Indië verbleef tijdens de Tweede Wereldoorlog buiten de Japanse kampen en werd na de Japanse capitulatie doelwit van plunderingen en moordpartijen door Indonesiniet alle details uit de Nederlands Indische geschiedenis gepubliceerd. sche nationalisten Hierdoor worden veel aanvragen van buitenkampers afgewezen. Voor* Kumpulan – gezellig samenzijn waarbij wordt gegeten en vaak ook gezongen namelijk de blanke oorlogsgetroffenen die in een erkend jappenkamp hebben gezeten ontvangen een aalmoes voor hun leed. In het kader van ‘liefdadigheid’ mag de Nederlands-Indische gemeenschap zich vernederen door met elkaar te vechten om een fooi. Onder elkaar wordt gezegd; ‘don’t rock the boat, straks geeft de overheid helemaal niets meer’. Mijn Hollandse opvoeding roert zich. Een recht moet je opeisen, anders ben je te laat. Ik zal nooit gewend raken aan dat onderlinge verschil maken: ‘Jij bent een Molukker’, ‘Jij bent een Indo’, ‘Jij bent een Chinees’, ‘Jij komt van Papua’, ‘Wij stammen af van een prins’, ‘Jij bent te bruin’, ‘Jij zit nog vast in die tempo doeloe*.’ Zet honderd Nederlanders, die elkaar niet kennen, voor één dag samen in een huis en aan het einde van de dag heb je minstens een kaartclub, zijn er afspraken gemaakt om samen iets te gaan drinken of eten, samen te gaan sporten. Doe hetzelfde met honderd mensen uit de NederlandsIndische gemeenschap en dan heb je oorlog. Een postkoloniale erfenis waardoor je alleen de verschillen waarneemt, je de ander als grootste

Wie is San Fu? San Fu Maltha (1958) is filmproducent en eigenaar van filmproduktiebedrijf Fu Works. Hij heeft meer dan dertig films gemaakt waaronder Zwartboek, Alles is Liefde, Oorlogswinter, Tirza, het Bombardement en Een echte Vermeer. Maltha is tevens verantwoordelijk voor een reeks documentaires. pinda*_ 105


kunst & cultuur

Brandend zand van Anneke Grönloh, Ramona van The Blue Diamonds, Sajang é van Massada. Laat de eerste tonen klinken en bijna iedereen kan wel een stukje meezingen met deze evergreens. Artiesten van Indische en Molukse afkomst hebben altijd een toonaangevende rol in de Nederlandse popmuziek gespeeld. Een muzikaal overzicht in de tijd. door Ricci Scheldwacht

Klanken van oorsprong

Klanken van oorsprong, de film In de documentaire Klanken van oorsprong laat regisseur Hetty naaijkens-retel Helmrich aan de hand van de carrières van een aantal artiesten met een nederlandsIndische achtergrond zien, hoe invloedrijk hun komst is geweest voor de ontwikkeling van de popmuziek in nederland. De film is een mozaïekvertelling over de kracht van overleven in moeilijke omstandigheden. Daarbij toont Hetty naaijkens-retel Helmrich op indringende wijze hoe al deze artiesten hun uiterste best deden om te assimileren en op te gaan in de nederlandse samenleving. Met hun muziek brachten ze een verandering teweeg in het nederlandse muzieklandschap en ver daarbuiten. Zonder dat ze daar zelf erg in hadden.

The Blue Diamomds en Anneke Grönloh

106 _ pinda*

KlanKen van oorsprong

Meer dan 25.000 bezoekers zagen Klanken van oorsprong in de bioscoop. In de zomer van 2019 werd de film in Amerika vertoond. Voor wie de film (nogmaals) wil zien is er de dvd, met extra scènes die niet in de film zitten. Docenten Geschiedenis, nederlands en Muziek van middelbare scholen kunnen via de website een gratis educatieproject aanvragen. www.klankenvanoorsprong.nl


kunst & cultuur

1960

‘De Indo’s hebben ons allemaal op het goede spoor gebracht’

Tieneridolen als Anneke Grönloh, Sandra Reemer en The Blue Diamonds scoren in de jaren zestig de ene hit na de andere. Met hun optredens staan ze aan de wieg van de teenagercultuur in Nederland.

The Blue Diamonds

The Blue Diamonds bestaan uit de broers Ruud (1941-2000) en Riem de Wolff (1943-2017). Met het nummer Ramona hebben ze een wereldhit. Het lied wordt opgenomen in het Engels, Duits, Spaans, Frans en Maleis. Ramona behaalt de eerste plaats in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Spanje, Mexico, Thailand, Japan en Indonesië. Van Ramona worden wereldwijd 20 miljoen exemplaren verkocht.

Barry Hay, zanger van Golden Earring

Bart Peeters

Anneke Grönloh

1950

The Tielman Brothers

Anneke Grönloh (1942-2018) migreert in 1947 op vijfjarige leeftijd met haar ouders en zusje naar Nederland. Zij behaalt grote successen in binnen- en buitenland met nummers als Nina Bobo, Brandend zand en Paradiso. Haar vertolkingen van Bengawan Solo en Boeroeng Kaka worden grote hits in Indonesië, Maleisië en Singapore. In 2012 ontving ze de Triple Diamanten Award voor de verkoop van meer dan 3,5 miljoen platen van Brandend zand. Naar verluidt verkocht ze wereldwijd 30 miljoen platen, waarmee ze best verkopende Nederlandse artiest is.

Sandra Reemer

The Tielman Brothers zijn de boegbeelden van de Indorock in Nederland. Bij de viering van vijftig jaar popmuziek in Nederland in 2008 wordt het nummer Rock little baby of mine uitgeroepen tot de eerste Nederlandse rock ’n roll-plaat. Muziekkrant OOR heeft Andy Tielman twee jaar eerder al uitgeroepen tot the godfather van de Nederlandse popmuziek.

Sandra Reemer

pinda*_ 107

rogier Boon

collectie stanley Uchtmann

Sandra Reemer (1950-2017) breekt als kindsterretje door bij het grote publiek. Samen met Dries Holten vormt ze jarenlang het duo Sandra & Andres, met wie ze in 1972 de vierde plaats haalt op het Eurovisiesongfestival. Als solozangeres komt Sandra Reemer daarna nog tweemaal op het songfestival voor Nederland uit.


kunst & cultuur Ruma saya Geen berg aan de horizon In dit land waar ik ben geboren Geen berg aan de horizon Alleen ivoren torens Ruma saya dimana Ruma saya

1980

Refrein (Indonesische vertaling van de Nederlandse tekst hierboven) Bukan bukit di tepi-langit Di praja ini praja Bukan bukit di tepi-langit saja Benteng-benteng gading saja

Massada

amKe

Ernst Jansz is oprichter van Doe Maar. Fans van de band zingen in de jaren tachtig uit volle borst mee met het door Ernst Jansz gecomponeerde Ruma saya. Momenteel speelt Ernst Jansz met zijn nieuwe band krontjongmuziek. Krontjong vindt zijn oorsprong in de muziek die de Portugezen al in de late middeleeuwen naar Indonesië brachten. De Portugese klanken vermengen zich met de traditionele Indonesische muziek tot een nieuwe muzieksoort, die wordt gekenmerkt door weemoed en harmonie.

Eddie van Halen

debby WoNg

1970

En dan verlang ik naar een ander huis In het land van mijn vader Maar ook daar zal ik een vreemdeling zijn In het land van mijn vader Ruma saya dimana Ruma saya

Ernst Jansz

In de jaren zeventig brengen de mannen van de Molukse Latin rockband Massada het publiek in vervoering met hun ritmische en opzwepende nummers. In 1978 verschijnt het debuutalbum Astaganaga met daarop de hit Latin dance. Het nummer Sajang é bereikt in 1980 de nummer 1 van de hitparade.

Eddie Van Halen (1955) is een van de beste gitaristen ter wereld. In de jaren vijftig komen zijn ouders vanuit Indonesië naar Nederland. In 1962 emigreert het gezin naar Amerika. Daar richt Eddie samen met zijn broer Alex de hardrockband Van Halen op. In de jaren tachtig scoren ze wereldwijd megahits met Running with the Devil en Jump. Eddie van Halen speelt niet alleen gitaar in zijn eigen band maar ook voor andere wereldsterren. Zijn gitaarsolo is te horen in het nummer ‘Beat It’ van Michael Jackson.

Loïs Lane

108 _ pinda*

Neeltje de Vries

KeNdari records

Loïs Lane bestaat al meer dan 35 jaar. Het gezicht van de band zijn de Indische zusjes Monique en Suzanne Klemann. In 1988 heeft Loïs Lane de eerste hit met ‘Amsterdamned’ de titelsong van de gelijknamige film van Dick Maas. Andere hits van de band zijn ondermeer ‘It’s the first time’ en ‘I wanna be’.


kunst & cultuur

‘Nederlands-Indië, mijn moeder, ik mis ze soms. Maar ik weet er weinig van’ Boudewijn de Groot

2000 Boudewijn de Groot

Kane

Eind jaren negentig zijn de Indische jongens Dinand Woesthoff en Dennis van Leeuwen met hun rockband Kane niet weg te denken uit de hitlijsten. In 2000 staat hun album ‘As long as you want this’ 102 weken in de hitlijsten.

Indische invloeden

Ook in de 21e eeuw zijn er nog altijd Indische invloeden in de muziek van kracht, of het nu gaat om hiphop (Kraantje Pappie), indie pop (Blaudzun) of dance (DJ Sunny). In de talentenjachten op televisie heeft zich de nieuwste lichting alweer aangediend in de persoon van Dewi Pechler, Angela Moira, Vichenzo, O’G3NE en Yosina Roemajauw.

rtl4

René van Barneveld

Sunny Jansen

ascHWiN teNFelde

René van Barneveld maakt furore als leadgitarist van de Urban Dance Squad. De band is zijn tijd ver vooruit met een crossover van meerdere muziekstijlen - rock, funk, hiphop, dance. In 2008 roept muziekkrant OOR het album Mental Floss for the Globe (1998) uit tot beste Nederlandse popalbum aller tijden.

Boudewijn de Groot heeft tal van hits op zijn naam. Zijn nummer Avond staat een aantal malen op nummer 1 in de Top 2000. Onbekend bij het grote publiek is dat Boudewijn de Groot van Indische komaf is. Zijn moeder overlijdt in het jappenkamp kort na zijn geboorte. Boudewijn kent haar alleen van foto’s. Op een daarvan staat ze als een verstilde balletdanseres. Daarover schrijft hij het ontroerende nummer Moeder.

ilsoo VaN dijK

1990

areNda oomeN

René van Barneveld, gitarist Urban Dance Squad

eVa glyKoU

‘Indische gitaristen hebben de oren en ogen van Nederland geopend. Maar dat is wel bekend bij mensen met verstand van muziek.’

pinda*_ 109


110 _ pinda*


persoonlijk Verhaal

Mijn indonesische broer en ik Schrijver Gustaaf Peek reflecteert op zijn banden met Indonesië. ‘Indonesië, het land waar ik nooit meer heen wil maar dat ik altijd zal blijven bezoeken.’ door Gustaaf Peek foto Harold Pereira

pinda*_ 111


foto Gustaaf Peek

persoonlijk Verhaal

Dit is mijn oudste broer. Hij heet Eko. Vroeger noemde ik hem mijn halfbroer, nu noem ik hem mijn Indonesische broer. Een halve aardbol, een halve generatie, een hele vader en een halve kleur ben ik van hem verwijderd. Dit is zoals ik hem ken. Op gepaste afstand, alert maar kalm met zijn kretek sigaret*: een beheerste, bescheiden man. Zijn Engels is ongeveer even goed als mijn Indonesisch, we bespreken meestal simpele dingen, eten er soms iets bij, maar meestal zitten we en zwijgen – inhaalgesprekken, wie houdt die werkelijk? Ik geloof dat ik altijd heb geweten dat hij bestond. De eerste keer dat ik over hem hoorde kan ik me niet meer herinneren, maar hij werd niet geheim gehouden. Wanneer ik in mijn geheugen graaf, zie ik een foto voor me van Eko als jonge jongen, een fiets aan de hand. Later begreep ik pas dat de foto als bewijs diende voor mijn vader, die het geld voor die fiets had gestuurd. De eerste keer dat ik Eko zag was ik zeer van hem onder de indruk. Ik was net een puber en hij was al een volwassene. Het was de zomer van 1988, we arriveerden ‘s avonds in de kampong* waar iedereen woonde, opeens was ik omringd door enkele tientallen mij onbekende tantes en neven, nichten en ooms. Maar Eko herkende ik. Hij had een snor, begroette koel maar zichtbaar emotioneel mijn moeder, die luidruchtiger haar gevoelens toonde. Ze was die avond niet de enige die moest huilen, maar Eko schudde serieus mijn hand, hielp de bagage naar binnen, vroeg of we iets wilden eten of drinken. De volgende ochtend vroeg hij me of ik Solo wilde zien vanaf de bromfiets. Ik ging bij hem achterop, hij gaf me de enige helm, we reden door de hete stad, manoeuvreerden langs ontelbare andere bromfietsen, stoffige auto’s en kaki lima *, het was vreemd om opeens zo dicht bij hem te zijn. Ik vond hem een stoere kerel die alles kon, die de straat kende en moest 112 _ pinda*

iets gerepareerd of opgelost dan was Eko je man. Ik weet niet waar die behoefte vandaan komt om hem te bewonderen. Schaamte wellicht. Eko komt over als iemand die zich in elke situatie weet te redden. Godzijdank, denk ik nu. Hij kan ook geweldig koken. Dat had hij al op jonge leeftijd geleerd. Toen hij een jaar of zes was, liet onze moeder hem met zijn jongere zus achter bij een tante. Hij werd een onderkind, gedoogd, hij moest de badruimtes schoon houden, boodschappen doen, het eten op afroep klaarmaken. Dit heeft hij me zelf overigens nooit verteld. Alles wat ik van zijn geschiedenis weet is ooit per ongeluk aan een mond ontsnapt. Veel heb ik door fijne roosters moeten zeven, fluisteringen, verzuchtingen. De chronologie heb ik zelf maar aangebracht in al die impliciete verhalen, soms denk ik dat ik het meeste heb verzonnen. Dat is het leven voor me, een verhaal. De afgelopen 30 jaar hebben Eko en ik elkaar een keer of zeven gezien. Ik hou van hem, zoals in de meeste gevallen van familieliefde heb ik geen idee precies waarom. We zijn allebei vader inmiddels. Mijn dochter heeft een halfoom, een Indonesische oom. Zelfs al zal mijn dochter er in de toekomst niet naar vragen, ik zal haar alles proberen te vertellen. Eko is nu twee keer in Nederland geweest. In de lente van 1990, ik was toen vijftien, stond hij op Schiphol met zijn nieuwe koffer en een jas die me te dun leek voor de kille april van dat jaar. We vroegen hem wat hij in het vliegtuig had gegeten, welke film hij te zien had gekregen. Ik probeerde hem ongemerkt te observeren. Wat zou hij ervan vinden, van Nederland, van zijn eerste grote reis. In de auto, op de achterbank, leek hij heel weinig ruimte in te nemen. Hij kreeg zijn eigen kamer, die hij inrichtte met studieboeken en verder weinig, nog een paar examens en hij zou zich ingenieur mogen noemen. Hij had cadeaus bij zich, ik herinner me een doosje, iets van batik en hout. Ik weet niet meer waar ik het heb gelegd, durf er niet naar te zoeken uit angst het nergens meer te kunnen vinden. Elke avond kookte hij voor zichzelf. Rijst, vaak met een soort sajoer lodeh* of soto ajam *. In Indonesië kwam ik er tot m’n verbazing achter dat gezinnen daar nauwelijks samen aten. Les één: Indische cultuur is geen Indonesische cultuur. Maar Eko schoof gewoon elke avond bij ons aan tafel met zijn eigen gerechten. Bij wijze van conversatie heb ik meerdere


persoonlijk Verhaal

Les één: Indische cultuur is geen Indonesische cultuur

keren zijn rijst met soep met hem meegegeten. Ik durfde hem pas te fotograferen toen ik al wat ouder was, een jaar of 22. De meeste foto’s lijken op dit portret. In geen enkele cultuur is het beleefd om naar iemand te staren, in Indonesië is dat niet anders. Deze foto’s zijn weerslagen van de enige momenten waarop Eko en ik elkaar langer hebben aangekeken. Fotografie, nog iets wat een gesprek kan vervangen. Zijn dochter en zoon, mijn nichtje en neefje, bejegenen me altijd zeer beleefd. Eko is een strenge, beschermende vader, maar ook een aanhankelijke vader die je aan het lachen kunt krijgen. Hij is zorgzaam, met subtiele ingrepen creëert hij rust in gezelschappen, zorgt hij ervoor dat iedereen goed zit, te eten en te drinken heeft. Ingenieur is hij uiteindelijk niet geworden. Hij heeft een warung, een eetstal bij de ingang van zijn kampong. Van zes tot negen ’s ochtends verkoopt hij een warm en hartig ontbijt aan mensen op weg naar hun werk. Hij is populair, zijn gerechten zijn vaak lang voor negenen al uitverkocht. Eind 2013 was ik weer in Indonesië. Mijn jongere broer ging er trouwen, met een Indonesische vrouw. Wie kan het leven voorspellen? Het was een christelijke ceremonie met een band, drie zangeressen, een zorgvuldig gecoiffeerde voorganger en een reusachtig projectiescherm waarop woorden van liefde voorbij schoten. Op het podium stonden vier versierde stoelen voor de ouders van het bruidspaar. Eko verving mijn vader, hij leek warempel wat nerveus. Ik dacht: hij is de betere zoon. Alles is oneerlijk in de wereld. Tijdens die laatste reis is het me niet gelukt om hem in een foto te isoleren. Te druk, te veel mensen, mijn dochter die ik steeds wilde fotograferen, we zijn er ook maar kort geweest. Eko bracht ons weer naar het vliegveld, zoals hij me de afgelopen jaren daar altijd naar treinstations en vliegvelden heeft gebracht, mijn bagage heeft gedragen, wat nooit hoeft, maar die laatste meters met mijn rug-

tas of koffer in zijn handen zijn een ritueel geworden, onze afscheidswoorden. In de zomer van 2016 overleed onverwacht onze zus Dwi, ze was nog geen vijftig jaar oud. Nadat ze zomaar was ineengezakt, heeft Eko haar in allerijl naar het ziekenhuis gereden, waar ze niet meer wakker is geworden. Ik was er niet bij toen ze begraven werd. Ik kan, of durf misschien niet in te inschatten hoe Eko zich moet voelen, hij is zijn zusje kwijt, het kwetsbare meisje dat ooit aan zijn zorg was toevertrouwd. Dwi was impulsiever dan Eko, ze had iets kinderlijks over zich, iets naïefs en teers. De Dwi die ik heb meegemaakt was vooral hartelijk en lief, karaktertrekken die ik niet kende van mijn tante, die haar zogenaamd had opgevoed: het waren de fijne eigenschappen die ik al gauw in Eko had ontdekt. Indonesië, het land waar ik nooit meer heen wil maar dat ik altijd zal blijven bezoeken. Mijn moeder is terugverhuisd naar Solo; mijn jongste broer is daar vader van een dochter geworden, mijn jongste nichtje. Eko en zijn gezin, ook zij worden buiten mijn blikveld steeds maar ouder. Het is een complexe kluwen verre familie geworden, het is moeilijk te zeggen wie ik nu werkelijk mis. Halfbroer, halfbloed: wie verzint dit soort bijtende termen? Toen mijn moeder met mijn vader trouwde in Den Haag waren haar oudste kinderen daar niet bij. Hoe ouder ik word, hoe onwezenlijker en onvergeeflijker deze hele geschiedenis mij voorkomt. Eko kan er niets aan doen, hij heeft al genoeg gezorgd en veel meer gedragen dan ooit is goed te maken. Ik zou hem iets bruikbaarders willen bieden dan mijn machteloosheid, mijn schuldgevoel. Ik zal nog eens bij hem gaan zitten om samen met hem te zwijgen. * kretek sigaret: kruidnagelsigaret * kampong: dorpsgemeenschap, in de stad: buurt waar een hechte gemeenschap woont * kaki lima: eetkraampje op wielen * sajoer lodeh: Indonesisch groentengerecht * soto ajam: Indonesische kippensoep

Gustaaf Peek (1975) debuteerde in 2006 als schrijver. sindsdien schreef hij een aantal bekroonde romans. Voor zijn scenario van de speelfilm Gluckauf won hij een Gouden kalf. Momenteel werkt hij aan een roman over indië in de tijd van de VoC. pinda*_ 113


#Ik herdenk, opdat we het niet vergeten IndiĂŤherdenking? Wat is dat? En waarom weten zo weinig mensen dat de Tweede Wereldoorlog op 15 augustus 1945 eindigde en niet op 4 mei 1945? Lara Nuberg is die onwetendheid zat. Ze zet de feiten op een rijtje en werpt een blik op de toekomst. door Lara Nuberg fotografie Ilvy Njiokiktjien/VII Photo Agency 114 _ pinda*


Opinie

Mark Rutte over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945:

Nationale Herdenking

Helemaal kwalijk neem ik het hun niet, de mensen die kijken of ze water zien branden zodra ik het heb over de Indiëherdenking. Want hoewel de Indiëherdenking een Nationale Herdenking is en op 15 augustus 1945 - na de capitulatie van Japan - de Tweede Wereldoorlog pas officieel wereldwijd ten einde kwam, is het een dag die veel minder aandacht krijgt dan de Nationale Herdenking op 4 mei. De landelijke kranten besteden er doorgaans geen grote artikelen aan, de herdenking valt midden in de zomer en vindt plaats om twaalf uur ’s middags. En hoewel de ministerpresident ieder jaar aanwezig is, laat Koning Willem Alexander zijn gezicht slechts één keer in de vijf jaar bij het Indisch Monument in Den Haag zien. Waarom? Dat is praktischer vanwege zijn vakantieplannen en maakt – zo stelt Koninklijk Huis verslaggever Piet van Asseldonk op NOS.nl – dat er aan het nationale karakter van de dodenherdenking op de Dam geen afbreuk wordt gedaan.

Groeiende belangstelling

Dat de Indiëherdenking in de schaduw blijft van 4 mei is dus niet zo gek. Zelfs ik, als kleindochter van een Indische oma, zag lange tijd het belang van een aparte herdenking niet in. Dat gevoel is echter de laatste jaren veranderd en dat lijkt te passen in een algemenere trend: Het aantal bezoekers van de Indiëherdenking groeit ieder jaar en er vindt een verandering plaats in de samenstelling van het publiek. Steeds meer jongeren zoals ik, wiens grootouders de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië hebben meegemaakt, bezoeken de herdenking. In de hoop iets te kunnen leren van het verleden en hun solidariteit te tonen met de oudere generaties. ‘Jullie verhaal wordt doorgegeven,’ lijken ze te willen zeggen. Tegelijkertijd heeft het programma van de herdenking zich de laatste jaren verbreed; waar de organisatie in het verleden vaak het verwijt kreeg slechts aandacht te besteden aan het verhaal van internering en krijgsgevangenschap, zorgt de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 tegenwoordig bewust voor een programma waarin ruimte is voor meerdere perspectieven. Zo spreekt er ieder jaar een leerling van het 1e Vrijzinnig Lyceum tijdens de herdenking en is er meer aandacht voor de situatie van zogeheten Buitenkampers, families van gemengde EuroAziatische afkomst die tijdens de Japanse bezetting buiten de interne-

‘Het is aan de nieuwe generaties om de overgeleverde verhalen door te geven. Daarom ga ik elk jaar op 15 augustus naar het Indisch monument in Den Haag.’

ringskampen verbleven. In 2018 legde voor het eerst een KNILveteraan van Molukse komaf, de heer Noes Ririhena, een krans tijdens het officiële gedeelte voor de militaire slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost Azië. Dit soort ontwikkelingen zorgen ervoor dat steeds meer verschillende groepen mensen zich kunnen vinden in het programma. Dat zie je terug in de samenstelling van het publiek.

Herdenken

Maar wat en wie wordt er precies tijdens de herdenking op 15 augustus herdacht? De Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 stelt op haar website dat tijdens de Indiëherdenking ieder jaar bij het Indisch Monument in Den Haag álle slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de directe gevolgen daarvan worden herdacht. In een telefonisch gesprek legt de vicevoorzitter van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 John Sijmonsbergen uit wat hiermee bedoeld wordt, namelijk de 25 duizend (Indo-)Europese en Molukse slachtoffers die de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië niet overleefden en de honderdduizenden Indonesische slachtoffers die tijdens de Japanse bezetting massaal als werksoldaten – romusha’s - te werk werden gesteld. Daarnaast stelt hij dat met ‘de directe gevolgen’ zowel de psychologische gevolgen van de oorlog worden bedoeld – zoals trauma en verlies - als de politieke. De organisatie beschouwt 15 augustus 1945 niet als een eindpunt, maar als een kantelpunt. Op 17 augustus 1945 werd door Soekarno en Hatta de Republik Indonesia uitgeroepen; een ontwikkeling die vervolgens vier jaar lang tevergeefs met geweld door Nederland is geprobeerd terug te draaien. De Tweede Wereldoorlog betekende hiermee indirect het einde van Nederlands koloniale overheersing in de Oost en daarmee het verlies van huis en haard voor zo’n 300.000 Nederlandsgeoriënteerden waaronder totoks, mensen van Euro-Aziatische komaf, pinda*_ 115


Opinie Zanger Blaudzun over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945:

peranakan Chinezen, Papoea’s en Molukse KNIL-militairen.

De toekomst

‘Voor mij is 15 augustus een symbool geworden voor de hoop op vrede. Hoe kunnen we oorlog voorkomen? De geschiedenis is onze toekomst als we niet opletten.’

Als ik de toekomst van 15 augustus zou mogen bepalen, zou ik graag zien dat de Indiëherdenking nog meer aan betekenis wint. Niet alleen omdat ik het vreemd vind dat we in Nederland op nationaal niveau de bevrijding vieren op 5 mei, terwijl mijn familie op 5 mei 1945 nog midden in een oorlog zat, ook omdat ik binnen de Indiëherdenking mogelijkheden zie voor nog inclusievere manieren van herdenken. Zo zou de herdenking in de toekomst explicieter kunnen gaan over 15 augustus als kantelpunt, waarbij enerzijds alle slachtoffers worden herdacht die zijn gevallen tijdens de Japanse bezetting, maar er anderzijds ook aandacht komt voor de slachtoffers die vervolgens zijn gevallen in de periode 1945-1950. Zowel Nederlandse, als Indonesische. Volgens mij leren we immers het meest van de geschiedenis als men bereid is om - naast het herdenken van de eigen slachtoffers - in de spiegel te kijken. Die spiegel is wat betreft de geschiedenis van Indonesië en Nederland dubbel: Nederland was slachtoffer tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar toonde zich in de vijf jaren daarna opnieuw als een gewelddadig kolonisator. Het zou recht doen aan de geschiedenis als we bij het herdenken van de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen daarvan niet vergeten dat 350 jaar kolonialisme in de archipel naar schatting van historici als Remco Raben en Piet Hagen zo’n 600.000 tot enkele miljoenen dodelijke slachtoffers heeft geëist. Onder hen zo’n 100.000 slachtoffers die zijn gevallen in de periode ná de Tweede Wereldoorlog tot aan de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949. De geschiedenis van Indië, van de Nederlandse aanwezigheid in wat nu het land Indonesië is, leert ons dat de scheidslijn tussen goed en fout – tussen bezetter en bezette – dun is. Het zou mooi zijn om ook daar bij stil te staan op 15 augustus. Opdat we leren van het verleden, opdat al die slachtoffers niet voor niets zijn gevallen. Opdat we niet vergeten. Lara Nuberg is historicus en schrijver van de blog Gewooneenindischmeisje.nl 116 _ pinda*

Zangeres Monique Klemann over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945:

‘Mijn moeder keek altijd vooruit, naar de toekomst. Nu ze wat ouder wordt, ontstond toch plotseling de behoefte om terug te kijken. In 2018 zijn we voor het eerst naar de Indiëherdenking geweest. Ik was verrast door hoe mooi en indrukwekkend het is om met zoveel mensen die hetzelfde lot hebben ondergaan stil te staan bij het verleden.’

De geschiedenis van de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 Op 15 augustus 1988 onthulde Koningin Beatrix na jarenlange inspanningen van verschillende indische organisaties het indisch Monument aan de rand van de Scheveningse Bosjes in Den Haag. Vanaf dat moment vindt op die locatie jaarlijks de nationale Herdenking 15 augustus 1945 plaats, in de volksmond bekend als indiëherdenking. Dit is een officiële herdenking die start om twaalf uur ’s middags en live wordt uitgezonden door de nOS. De reden voor een aparte herdenking is dat op 15 augustus 1945 - met de Japanse capitulatie - de Tweede Wereldoorlog officieel eindigde. Daarnaast voelden indische mensen zich te weinig gerepresenteerd tijdens de nationale Dodenherdenking op 4 mei. Sinds 1999 geldt ook voor het gehele land een vlaginstructie. Alle overheidsgebouwen vlaggen sindsdien op 15 augustus. De Melati, de indische jasmijn, wordt tijdens de indiëherdenking gedragen als teken van respect, betrokkenheid en medeleven.


Opinie

Wieteke van Dort en Wudstik

Sprekers van de laatste tien jaren 2018 Geert Mak 2017 Andrée van Es 2016 Frans Leidelmeijer 2015 eric en Beau Schneider 2014 Reggie Baay 2013 Diederik van Vleuten 2012 Frédérique Spigt 2011 Theodor Holman 2010 Boudewijn de Groot 2009 Marion Bloem Voor meer informatie over de Nationale Herdenking 15 augustus 1945: https://15augustus1945.nl/

Blaudzun

pinda*_ 117


Opinie

Weten Indische Nederlanders welke plaats ze hun cultuur in de Nederlandse samenleving moeten geven? Remco Raben dook in zijn boekenkast en vond drie varianten op een antwoord. ‘Toch is het belangrijk om dat gesprek te blijven voeren.’ door Remco Raben

Perikelen

Vijftig jaar lang schreef en tekende Jack Poirrié columns en cartoons voor Moesson, hét Indisch maandblad en zijn voorloperTong-Tong. In 2016 bezorgde Marjolein van Asdonck in Poirrié’s perikelen een prachtige uitgave van zijn stukjes en tekeningen. Een van de vele geestige cartoons laat een hippe Indische vent zien – type Poirrié – nonchalant leunend tegen een véél te grote auto, duim achter de broekriem. Tegen een blonde Nederlander – armen over elkaar, stijf in ‘t kostuum – zegt hij: ‘Assimileren? Okay, maar met behoud van eigen identiteit!’ Het dilemma van Poirrié tekent de Indische spagaat ten voeten uit. Beetje assimileren, maar toch eigen blijven. Maar wat ís die Indische identiteit dan? Daar is veel over gedebiteerd. Is het iets cultureels (zeg maar eten, of een bepaalde manier van bewegen, denken, in de wereld staan)? Is zij ‘optioneel’, of eigenlijk Aziatisch, of koloniaal, of gemengdbloedig? Hoe dan ook, een beetje Indischmens herkent de ander op een kilometer afstand. En het Indische leeft, als altijd tevoren. De Indische veteraan Guus Cleintuar, nu een krasse negentiger en in vroeger dagen onderdeel van Tjalie Robinsons zogenoemde Tong-Tonggroep, schreef in 1961 een kleine verhandeling met de fascinerende titel Indische Nederlanders: een ontheemde bevolkingsgroep zonder toekomstbeeld. Met dat laatste bedoelde Cleintuar dat Indische Nederlanders niet goed wisten welke plaats ze hun Indische cultuur in de Nederlandse samenleving moesten geven. Volgens Cleintuar hebben ze geen goed beeld van zichzelf en daarmee van hun toekomst als Indische groep. De kwesties die Poirrié schertsend en Cleintuar wat doorwrochter

118 _ pinda*

aan de kaak stelden, zijn nog steeds relevant. Welke toekomst heeft de Indische cultuur? Waar zit haar eigenheid in? Wie laat zien wat de waarde van Indische Nederlanders voor de Nederlandse samenleving is? Over dat laatste laat Cleintuar geen twijfel bestaan. De Indische Nederlanders hebben als eersten laten zien dat Nederlanderschap cultureel divers kan zijn. Ze belichamen de Idee van ruimer leven. Het staat er wat gezwollen, maar het is een belangrijke en nog steeds relevante gedachte. In een samenleving waarin het wit-Nederlandse cultuureigen nog steeds voorop wordt gesteld, vormt de Indische cultuur een belangrijk voorbeeld van hoe je ‘met behoud van eigen identiteit’ Nederlander kan zijn. Indische Nederlanders zijn er niet goed in die boodschap politiek te maken. Dat punt maakt Lizzy van Leeuwen in haar boek Ons Indisch erfgoed. Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (2008). Het is veruit het beste boek dat over de Indische cultuur in Nederland is geschreven. Hoewel ze Guus Cleintuar maar een paar keer noemt, is haar boek doordesemd van dezelfde geest. Ook zij pleit voor een beter besef van het Indische eigene. Nu is haar boek in Indische kringen vooral berucht geworden om haar beschrijving van enkele pijnlijke Indische kwesties, zoals de mislukking van het eerste en het tweede


Opinie

Het mooiste aan Ons Indisch erfgoed is dat Lizzy van Leeuwen de Indische kwesties in een postkoloniaal licht zet. Dat komt in twee smaken. In de eerste plaats benadrukt ze het onvermogen van Indische Nederlanders – en trouwens ook van andere Nederlanders – om rekenschap te geven van het koloniale verleden. Ten tweede schrijft ze dat Indische Nederlanders hun historische en politieke identiteit hebben verkwanseld. Lizzy van Leeuwen spaart daarbij de witte Nederlanders niet. Zo heeft ze het over ‘de verhulde maar consequente weigerachtigheid om zich serieus te verstaan met het gekleurde deel van de postkoloniale migranten uit Nederlands-Indië, als belichaming van de koloniale erfenis.’ Simpeler gezegd wordt het eigen koloniale karakter van Nederlandse IndoEuropeanen niet onderkend. Niet door de witte Nederlanders, maar evenmin voldoende door IndoEuropeanen zelf. Die zouden zich ook veel meer bewust kunnen zijn van de eigen posities in het koloniale verleden. Lizzy van Leeuwen ziet dat, met behulp van de Nederlandse regering, een idee van een ‘Indische gemeenschap’ is gecreëerd waaraan Indo-Europeanen én totoks deelhebben, maar die de eigenheid van de eersten in

Inderdaad bestaat een groot deel van de ‘Indische’ agenda uit de strijd om erkenning – ook financiële erkenning. Dat is diep ingesleten. Maar die strijd duurt al zeventig jaar, zo niet langer (want dan hebben we het nog niet over de koloniale tijd waarin de Indo-Europeanen moesten strijden voor hun belang en erkenning). En wat heeft het opgeleverd? Onwelwillendheid, blindheid en een periodieke zoethouder in de vorm van het zoveelste Gebaar. Voor die erkenning, betoogt Lizzy, stellen Indische Nederlanders zich te veel in het kielzog van de Nederlandse totokvisies op het koloniale verleden op. Hier twijfel ik. De gehechtheid van Indische Nederlanders aan de koloniale sferen lijkt me authentiek. Ze hebben geen totoks nodig voor hun mooie herinneringen aan een jeugd in de kolonie of aan de pijnlijke aan de oorlog en wat daarna kwam. Het lijkt me te gemakkelijk om dat in de schoenen van de totoks te schuiven. Ook zijn er uit de aard van de zaak veel overlappingen tussen de Indische en de totok ervaringen in de kolonie. Dat maakt het natuurlijk ingewikkeld om die geschiedenissen uit elkaar te trekken. Het is precies het dilemma van Poirrié. Wat is gedeeld en wat is eigen? Het verleden blijft dus een open zweer, die het moeilijk maakt om werkelijk vooruit te kijken. Maar het verleden is de sleutel tot de toekomst. Guus Cleintuar schreef dat zestig jaar geleden ook al. Indische Nederlanders zullen aan de bak

Indische Nederlanders zullen aan de bak moeten om zich tot het eigen koloniale verleden te verhouden. Op hun eigen manier

moeilijk achter die postkoloniale kritiek. We vergeten wel eens hoe koloniaal de Indische gemeenschap is. Het mooie is dat juist de laatste jaren Indische jongeren een kritische houding laten zien jegens het koloniale verleden. Zij zoeken een weg om hun Indische cultuur te beleven én het koloniale karakter van de Nederlandse en de Indisch-Nederlandse samenleving aan te kaarten. Dat vergt moed. Toch is het belangrijk om dat gesprek te blijven voeren. Ik weet niet of perikelen een werkwoord is, maar het zou het wel moeten zijn.

Wie is Remco? moeten om zich tot het eigen koloniale verleden te verhouden. Op hun eigen manier. Dat is voor hen anders, en misschien wel ingewikkelder dan voor totok Nederlanders. Indische Nederlanders zijn door hun geboorte onlosmakelijk aan Indonesië gebonden en moeten zich dus niet alleen verhouden tot een geschiedenis van Nederlandse overheersing, maar ook tot hun Indonesische worteling en tot de eigen geschiedenis van verdrukking en discriminatie. De postkoloniale debatten zijn de laatste tien jaar, sinds het verschijnen van Ons Indisch erfgoed, wel veel sterker geworden. Veel Indische Nederlanders, net als andere Nederlanders, scharen zich

Remco Raben (1962) is de kleinzoon van twee totok grootouders. Hij doceert Aziatische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en is bijzonder hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.

kevin kwee

Indische Huis vlak na de eeuwwisseling. Het is inderdaad een open zenuw voor de organisatiebouwers in Indisch Nederland. Maar het is, ondanks de hoge sensatiewaarde van de Huisperikelen, niet het meest interessante deel van het boek.

wezen onderdrukt. Volgens haar bestaat er een ‘gelegenheidscoalitie’ op basis van gezamenlijke (witte en bruine) oorlogsclaims. Dat houdt een omarming van de eigen culturele en raciale identiteit van Indische Nederlanders tegen.

pinda*_ 119


Word lid Digitaal

Compleet

Magazine

- Onbeperkt toegang tot

- 10 x per jaar HP/De Tijd

- 10 x per jaar HP/De Tijd

hpdetijd.nl

- Onbeperkt delen van artikelen met huisgenoten, vrienden en kennissen

- Digitale toegang tot alle

verhalen uit het magazine

€4,- per maand

- Onbeperkt toegang tot hpdetijd.nl

- Onbeperkt delen van artikelen met huisgenoten, vrienden en kennissen

- Digitale toegang tot alle

verhalen uit het magazine

€8,- per maand

€5,- per maand

Kies nu voor een jaarabonnement op HP/De Tijd Compleet en krijg 2 maanden onbeperkt toegang tot CineMember t.w.v. € 19,98!

Met video on demand-platform CineMember heb je onbeperkt toegang tot de grootste quality film collection van Nederland; meer dan 600 prijswinnende kwaliteitsfilms kun je onbeperkt streamen. Kijken doe je waar je maar wilt. Op je smartphone, tablet, computer óf televisie. Meer informatie vind je op www.cinemember.nl.

Opinie die je pakt. Ga naar hpdetijd.nl/abonneren of mail naar klantenservice@hpdetijd.nl. U kunt het abonnement ook cadeau geven! Deze aanbieding is geldig tot en met 31 december 2019 of zolang de voorraad strekt.


derde generatie

Kinderen van de Kolonie Ze zijn ver na de onafhankelijkheid van IndonesiĂŤ geboren en toch voelt het koloniale verleden van Nederland nog altijd dichtbij. Vijf dertigers over de invloed van IndiĂŤ op hun levens en werk. door Lara Nuberg fotografie Armando Ello

pinda*_ 121


DErDE gENErAtIE

Pijn Francesca Pichel (1985) is actrice en zangeres. Ze speelt in de theatervoorstelling ‘Aan de andere Kant’, over de gedeelde geschiedenis van Nederlanders en Molukkers. ‘Ik krijg vaak de vraag waar ik vandaan kom. ‘Amsterdam,’ zeg ik dan. Maar dat is natuurlijk niet het antwoord dat mensen willen horen. Als ik vervolgens vertel dat ik Indisch ben, snappen de meesten niet wat ik bedoel. Het doet pijn dat ik het woord ‘Indisch’ anno 2019 nog altijd moet uitleggen. Het laat zien dat het verleden van mensen uit de voormalige kolonie niet bekend is bij een groot deel van de Nederlandse bevolking. Ik wil hier verandering in brengen. Al op de theaterschool en nu als actrice gaat mijn werk daarom altijd over identiteit en culturele achtergrond. Voor mij is die zoektocht een ungoing process. Omdat mijn grootouders nauwelijks iets vertelden, heb ik talloze boeken moeten lezen over de Indische geschiedenis. Ook ontdek ik steeds meer muziek en dans uit Indonesië. Dat gebruik ik allemaal in mijn voorstellingen. De reacties die ik krijg zijn ontroerend. Van huilende Molukse omaatjes die na de voorstelling naar me toe komen, tot mensen van mijn leeftijd. ‘Eindelijk hoor ik mijn verhaal,’ zeggen ze dan. Die herkenning vind ik belangrijk. Het zorgt dat je beter begrijpt wie je bent en waar je vandaan komt.’ 122 _ pinda*


DErDE GENEratIE

Onafhankelijkheid Raki Ap (1984) is vrijheidsstrijder. Als woordvoerder van The Free West Papua Campaign zet hij zich in voor een onafhankelijk West-Papua. ‘Ik ben een politiek vluchteling. Mijn vader was activist. Hij zette zich in, met beeldende kunst, dans en muziek, voor een zelfstandig West-Papua. In 1984 is hij opgepakt door de Indonesische regering en in gevangenschap omgekomen. Vlak daarna is mijn moeder met mij als pasgeboren baby naar Nederland gekomen. Hier in Nederland weten maar weinig mensen over de situatie in West-Papua, een gebied dat gekoloniseerd was door Nederland en dat bij Koninklijk besluit begin jaren zestig vrijheid was beloofd. Die vrijheid is echter nooit gegeven. In plaats daarvan is het gezag over WestPapua onder internationale druk in 1962 overgedragen aan de Indonesische regering. De mensen van West-Papua zijn verkocht voor economisch gewin. Om de natuurlijke rijkdommen toegankelijk te houden voor multinationals, vinden er op grote schaal mensenrechtenschendingen plaats. NGO’s spreken van honderdduizenden slachtoffers sinds de soevereiniteitsoverdracht. Er geldt een verbod op demonstreren en de internationale pers wordt geweerd. Ik zet me in om dit onrecht aan te kaarten. De wereld kan en mag niet langer wegkijken van wat er in West-Papua gebeurt. Nederland zou zich als voormalig kolonisator het lot van mijn volk extra moeten aantrekken. Ondanks de nog altijd schrijnende situatie in mijn land blijf ik positief. Vrijheid ís mogelijk. Mijn grootste droom is om op een dag terug te keren naar een onafhankelijk West-Papua.’ pinda*_ 123


derde generatie

Getuigenissen Stephanie Welvaart (1987) is socioloog. Namens de kennisinstituten NIOD, KITLV & NIMH* doet zij voor het project Getuigen & Tijdgenoten onderzoek naar het geweld in Indonesië in de periode 1945 - 1950. ‘toen ik klein was drukten mijn grootouders me op het hart dat ik nooit naar indonesië moest gaan. Het is daar niet prettig, zeiden ze. gevaarlijk. tegelijkertijd vertelden ze positieve verhalen over hun jeugd in indië. als kind voelde ik al dat er meer achter het verleden van mijn familie moest zitten, dan wat ze mij vertelden. Op de middelbare school besloot ik een werkstuk over Soekarno te schrijven. ik was nieuwsgierig naar de andere kant van het verhaal. Mijn ouders vonden het interessant, maar mijn grootouders en zelfs mijn docent vonden het niks. Soekarno was een dictator. Hoe durfde ik? en dan ook nog onderzoeken of hij een vrijheidsstrijder was? Voor het niOd verzamel ik nu getuigenissen en egodocumenten van verschillende mensen die tussen 1945 en 1950 in indonesië waren. ik wil vooral de verhalen horen van getuigen die eerder nauwelijks aan het woord zijn geweest. Van indische mensen, van indonesiërs of van bijvoorbeeld Chinezen. ik vind het belangrijk om het persoonlijke verhaal achter de geschiedenis te laten zien. alleen dan kunnen we begrijpen hoe groot de invloed van een systeem als het kolonialisme is geweest op de levens van mensen. niet alleen in het verleden, maar ook vandaag de dag.’ * niOd instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies (niOd) Koninklijk instituut van taal-, Land- en Volkenkunde (KiLtV) nederlands instituut voor Militaire Historie (niMH)

124 _ pinda*


derde generatie

Onrecht Jazie Veldhuyzen (1990) is duoraadslid voor BIJ1 in Amsterdam en een van de oprichters van het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands Indië. ‘ik groeide op in een dorp, waar mijn indische vader de eerste niet-witte inwoner was. daardoor viel ik op. Kinderen noemden mij Jazie Poepchineezie of ‘bruin brood’. Jarenlang heb ik meegelachen om toch ergens bij te horen, totdat een paar jaar geleden de Zwarte Pietendiscussie losbrandde. ik realiseerde me dat ook ik te maken heb gehad met racisme. Vanaf dat moment kon ik niet meer stilzwijgend aan de kant blijven staan. in mijn strijd tegen racisme gaat het me niet zozeer om mijn persoonlijke ervaringen, maar vooral om de betekenis op grotere schaal. Wat betekenen denigrerende grappen, uitsluiting en stereotypering voor de positie van mensen van kleur op de nederlandse arbeidsmarkt? Of voor de manier waarop de politie etnisch profileert en geweld toepast. als ik naar de wereld kijk maak ik me zorgen over de invloed van racisme op economische ongelijkheid. Het klopt niet hoe er is omgaan met de inheemse bevolking van noord-amerika of hoe arbeiders in afrikaanse landen worden uitgebuit. Zij profiteren niet van de hoge winsten die Westerse bedrijven met hun arbeidskracht en grondstoffen uit hun land maken. Om de oorsprong van dit soort onrecht te begrijpen, is het belangrijk om de geschiedenis te kennen. in ons koloniale verleden ligt de basis voor ideeën over superioriteit en inferioriteit. Met BiJ1 en met het dekolonisatie netwerk wil ik die relatie blootleggen.’ pinda*_ 125


derde generatie

Familiegeschiedenis Jeremy Flohr (1984) is videograaf. Hij maakt o.a. films voor Nationale Herdenking 15 Augustus 1945, de Molukse theatergroep DeltaDua en kunstenaarscollectief Awareness Moluccan Identity. ‘ik heb een indische opvoeding gehad. Qua eten, muziek, humor en verhalen. Vooral mijn opa van mijn moederskant kon eindeloos vertellen. Over zijn jeugd op Java, over de oorlog en over zijn komst naar nederland. toen ik op mijn twaalfde van Utrecht naar Culemborg verhuisde, werd ik op straat niet als indisch herkend. in plaats daarvan vroegen jongens uit de Molukse wijk me vaak of ik ook van ambon kwam. dan liepen ze naar me toe en begroetten mij. ‘Wat is dit?’ dacht ik. ik snapte het niet, maar zag wel gelijkenissen. Later begreep ik dat mijn opa Molukse roots heeft, maar dat mijn opa er zelf weinig van wist omdat hij op Java is opgegroeid. Sindsdien ben ik me, naast de indische, ook gaan interesseren voor de Molukse cultuur. Het zijn verschillende culturen, maar het is hetzelfde koloniale verleden dat ons hier bracht. ik zie overeenkomsten in wat dat betekent voor indische en Molukse families. ik vind het belangrijk om te weten wat mijn familiegeschiedenis is. als ik dat zelf niet weet, hoe kan ik dan verwachten dat anderen bekend zijn met het indische of Molukse verleden? Met mijn werk hoop ik indische en Molukse familieverhalen door te kunnen geven. Het zou de ultieme vorm van erkenning zijn als ik straks niet meer hoef uit te leggen waarom mijn familie in nederland is.’ 126 _ pinda*


Column

BETOVERING door Hans Goedkoop foto Harold Pereira

Hans Goedkoop (1963) is historicus. Voor de nTR en VPRo presenteert hij het geschiedenisprogramma Andere tijden. Verder maakte hij onder meer de docu-series De gouden eeuw en 80 jaar oorlog over de Tachtigjarige oorlog.

Zoals er homo’s zijn waar je het niet aan ziet, zo waren wij Indisch. Net zo wit als iedereen, een van mijn broers zelfs rossig blond. Maar kwam je bij ons thuis, dan stonden daar djatihouten beeldjes, er was Djokja-zilver, in mijn kinderkamer hing een geborduurde tijgerkop van de Tijgerbrigade, de vervaarlijke brigade van het KNIL* waar onze opa commandant van was geweest – en tussen twee haakjes, in dat KNIL was opa zelfs nog generaal geworden. Kijk, dan heb je wat. Een hele wereld die niet aan je af te zien valt. Het gaf ons een zekere mystiek mee, vond ik, geheimzinnig als de kris poesaka uit een kinderserie in die tijd op televisie, en als ik daar voor de spiegel soms aan stond te denken imponeerde het me zelf. Een Javaanse betovergrootmoeder. Naar verluidt verbonden aan het hof van de sultan van Djokja. Met een vinger in elk oor kon ik haar bloed door mijn aderen horen ruisen, ik was echt wel even iets bijzonders. Met de tijd werd het alleen maar beter. ‘Kijk nou toch naar opa,’ zei mijn moeder. ‘Zit toch een Chinees in?’ Tantes beaamden het en ja verrek, die ogen, dat kon best eens waar zijn. Uit een stamboom bleek vervolgens dat hij zelfs Armeens bloed had, van een voormoeder die geboren was in Isfahan en later pas naar Indië gekomen. Isfahan, de Zijderoute, duizend en één nacht – dat stroomde allemaal dus ook nog door mijn aderen. In die betovering van de geschiedenis heb ik tot een paar maanden geleden mogen leven. Toen kwam een familielid met schitterende onbekende foto’s van mijn opa in zijn kinderjaren, maar helaas ook met een nuchtere blik. Die voormoeder uit Isfahan lijkt niet van onze tak te zijn geweest en onze opa, tja, kijk naar het jochie op die foto’s. Niks Chinees aan. Wel te

Een Javaanse betovergrootmoeder. Met een vinger in elk oor kon ik haar bloed door mijn aderen horen ruisen, ik was echt wel even iets bijzonders.

bruin om enkel Europees te zijn. Gemengd, zoals dat heette. Doodgewoon een Indisch kind, dat zie je toch? Ik vrees sindsdien dat hij gelijk heeft, maar ik wil er nog niet aan. Daar gaat de rijkdom van mijn erfgoed. Een waaier van identiteiten aan je voorouders ontlenen, dat betekent raadsel en verbeelding en ontdekking. Terug moeten naar die ene Indische identiteit, dat zet je vast. Het zet je in het hokje van de Indo. Het maakt je kwetsbaar voor cliché, zowel van anderen als van jezelf, een bitse weerzin overvalt me als ik eraan denk. Die kinderfoto’s van mijn opa ga ik koesteren, zoals ik al het Indische in de familie koester. Maar ik wil er in mijn voorgeslacht voortaan wel graag twee Portugese Joden en een Inuk bij. * KNIL: Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger

pinda*_ 127


cultureel erfgoed

128 _ pinda*


cultureel erfgoed

Gordel van smaragd Ze schitteren voor de dagjesmensen en toeristen, maar de Amsterdamse grachten hebben ook hun troebele kanten. Ontdek ze tijdens de Indische rondvaart. Illustratie Ted Struwer

pinda*_ 129


cultureel erfgoed

Z

e vormen het trotse gezicht van de stad. Jaarlijks maken miljoenen toeristen uit de hele wereld een rondvaart door de Amsterdamse grachten, in 2010 uitgeroepen tot Werelderfgoed. Met de bouw van de grachtengordel in de zeventiende eeuw, groeit Amsterdam van 60.000 naar 200.000 inwoners. De eerste bewoners zijn rijke kooplieden en particuliere investeerders, die dankzij de VOC*, ‘s werelds eerste multinational, hun fortuin vergaren.

door ricci Scheldwacht

Sporen uit het verleden Tijdens de Indische rondvaart van stichting Cerita Fakta vertellen gidsen Peter Bouman (1953) en Frans Leidelmeijer (1942) hoe de sporen uit het gedeelde verleden van Nederland en Indië nog altijd nadrukkelijk in het stadsbeeld aanwezig zijn. Je moet er alleen wel oog voor hebben. Achter de gevels van de eeuwenoude grachtenpanden gaan verbazingwekkende, bewonderenswaardige maar ook gruwelijke verhalen schuil. Zoals dat van tabakspionier Jacob Nienhuys oprichter van de Deli-maatschappij, die een stadskasteel aan de Herengracht liet bouwen (tegenwoordig is het NIOD* erin gevestigd) en die naar verluidt eigenhandig zeven Chinese koelies* ombracht. Wie wil weten waar het manuscript van de Max Havelaar van Multatuli wordt bewaard, in welke slaapkamer spionne Mata Hari haar verleidingskunsten uitoefende, of vanaf welke plek zeevaarder Cornelis de Houtman, als eerste koers naar Indië zette, monstert aan op de Indische rondvaart. Hoe komt gebouw De Bazel, nu het gemeentearchief, vroeger het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handelmaatschappij, aan zijn bijnaam Spekkoek? Waar at Maria de Medici, de verbannen moeder van Lodewijk XIII in 1638 al een Indische rijsttafel? En hoe werd de Koloniale Bank de geldschieter van de Nederlandse Cocaïne Fabriek, lange tijd de grootste cocaïneproducent ter wereld, gemaakt van eigen teelt cocaïnebladeren, die op de plantages van Java, Sumatra en Madoera werden verbouwd? Het antwoord op al deze vragen krijgt u tijdens een ontdekkingsreis van ruim twee uur door de Amsterdamse grachten. Tijdens de rondvaart wordt een Indische maaltijd geserveerd. Selamat makan en een behouden vaart. Voor meer informatie: http://gordelvansmaragd.com 130 _ pinda*

* VOC: Verenigde Oost Indische Compagnie * NIOD: Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies * koelies: loonslaven * Selamat makan: smakelijk eten


NEW PRODUCTIONS PRESENTEERT

foto: Joris van Bennekom

SOLDAATVANORANJE.NL | 0900 - 1324 THEATERHANGAAR

IN SAMENWERKING MET

MEDIAPARTNER

| VLIEGVELD VALKENBURG | KATWIJK

(45 cpm)

DE VOORSTELLING DIE GESCHIEDENIS SCHRIJFT


132 _ pinda*


IntervIew

Helaas pindakaas Vorig jaar deed musicalproducer Fred Boot (1965) een DNA-test. Hij nam een beetje wangslijm af en stuurde dat op naar My Heritage. Hij wilde voor eens en altijd bevestigd krijgen wat hij zijn hele leven al wist: dat hij een ĂŠchte Indo is. door Jossine Modderman foto Patricia Steur

pinda*_ 133


INTERVIEW

FF

red Boot is een van de mannen die Nederland de langstlopende musical aller tijden, Soldaat van Oranje, heeft gegeven. ‘Bijna 3 miljoen bezoekers in negen jaar tijd,’ zegt hij. ‘En ik kom – gelukkig – nog steeds mensen tegen die ‘m niet hebben gezien.’ Tegelijkertijd is Fred al een tijdje bezig met een nieuwe musical die zich afspeelt in de tijd dat Nederland de oversteek maakte naar Amerika en daar Nieuw Amsterdam stichtte. Fred adoreert geschiedenis. De genealogie van zijn voorouders zit puntgaaf in zijn hoofd. ‘Waarom wil je een Indo zijn?’ vraag ik. Fred: ‘Omdat ik me zo voel. Vanwege mijn familiegeschiedenis. Ik hoor vaak dat mensen mij ook als zodanig herkennen. In 1995 zijn we met de hele familie, een man of achttien, naar Indonesië geweest. Mijn eerste keer. Ik weet nog goed dat de vliegtuigdeur openging en er een vochtige geurige deken over mij heen sloeg. Ineens snapte ik alle verhalen van mijn moeder. Ik was thuis.’ ‘Ik stam af van Duits-Deense zendelingen, die hun opleiding in Nederland kregen en vanuit ons land werden uitgezonden, de Kellings. We zitten al in Indonesië vanaf 1830. Ik dacht: we gaan bijna tweehonderd jaar terug, er zal er toch wel één bij gezeten hebben die voor gemengd bloed heeft gezorgd? Mijn moeder, Will Kelling, is in 1928 geboren in het Javaanse Semarang waar haar vader een betrekking had als docent 134 _ pinda*

Nederlands en Duits. Zij en haar zus, tante Freeke, hadden het hartstikke goed. Gewoon een baboe, een kokkie en de hele santenkraam. Na de oorlog konden ze niet blijven en in ’48 of ’49 kwam iedereen, op de Willem Ruys, terug in Nederland. Tante Freeke kon niet aarden en vertrok al snel naar Maleisië. Mijn moeder reisde haar achterna via Den Haag en Engeland. Daar, in Kuala Lumpur, kwam ze de Groninger Wim Boot tegen. Mijn vader.’

‘Mijn moeder was geestelijk heel sterk én stronteigenwijs. In het jappenkamp weigerde ze bewakers te groeten’

‘De Bootjes doen al decennialang in verpakking. Eerst jute en nu in van alles. Nadat mijn ouders elkaar hadden ontmoet, kreeg mijn vader, in ’53 – een telex van zijn vader: het bedrijf had hem nodig. En dus kwam mijn moeder, op haar blote kakkies* en in ‘rare’ gewaden, in of all places, Haren, net onder de stad Groningen terecht. Dat was wel even een cultuurschokje, ja. ‘Mijn moeder was geestelijk en fysiek heel sterk én stronteigenwijs. Ze won van iedereen met armpje drukken. In het jappenkamp weigerde ze bewakers te groeten, met alle vreselijke gevolgen van dien. Ze werd opgehangen aan haar armen, die op haar rug waren vastgebonden. Maar ze maakte op ons nooit de indruk een trauma aan die tijd te hebben overgehouden. Ze sprak zelden over de oorlog. Het was meer van: ach soedah*. Veel van haar verhalen werden doorverteld door mijn vader. “Mijn vader was een heel scherpe man. Las al het nieuws. Mijn moeder was aanwezig maar ook enorm bescheiden. Het was dat mijn vader goed kon delen – ook aandacht. Ging bewust naast haar staan zodat mensen ook haar zagen. Ze waren zo leuk samen. Tot zijn dood in 2013. Toen hoefde het van mijn moeder ook niet meer. Ze ging steeds verder achteruit en stierf een jaar na mijn vader.’ ‘Onze jeugd was harmonieus en doordrenkt van de Indische cultuur. Ik


IntervIew

heb twee oudere broers en een zus. We zijn erg close en tolerant opgevoed. Mijn ouders waren behulpzame mensen. Van de eerste openlijke homo’s tot alcoholisten in nood – iedereen was altijd welkom bij ons en schoof aan bij het eten. Mijn moeder was vooral altijd gezellig. Er was altijd eten, ja. Het ging vaak over Nederlands-Indië. Hoe het bij haar thuis was. Hoe haar vader muziek maakte op zijn viool en mijn oma zong! Hoe ze met de baboe was. Ik ben een jaar geleden gescheiden en dat hadden mijn ouders echt vreselijk gevonden. Ík vind dat ook. Ik heb nooit gedacht dat het ons zou overkomen, maar we groeiden uit elkaar. We zijn beste vrienden en doen nog veel samen met onze twee kinderen, maar mijn ouders zouden zeggen: zó hoort het niet.’ ‘Toen mijn vader nog leefde, hebben we een familiekroniek laten maken en uiteraard daarin ook een hoofdstuk aan mijn moeder gewijd. Diezelfde schrijver is op verder onderzoek gegaan en heeft net ontdekt dat we een achternichtje in Hong Kong hebben. Een broer van mijn overgrootvader heeft blijkbaar een affaire gehad, en daar is zij een nazaat van. We hebben nu net contact per mail en ze hoopt dit jaar naar Amsterdam te komen. Zowel zij als wij hebben nog veel vragen....Ik ben zo benieuwd!’ Terug naar de DNA-test. Na zeven weken kreeg Fred bericht van My Heritage. ‘Verdomme, dacht ik toen ik de uitslag zag. Nee echt, hoe kan dat nou? Heel saai, alleen West- en Noord-Europese roots. Niets Indonesisch of Aziatisch. Het had zóveel verklaard. Mijn verbondenheid met het land. Mijn gevoel dat ik geen Hollander ben. Ik kon het gewoon niet geloven. Sterker nog: ik geloofde het ook niet. Ik dacht: misschien hebben ze een fout gemaakt. Dus een half jaar geleden heb ik weer een DNA-test gedaan gedaan. Weer alleen Europees! Mijn broer heeft het ook gedaan. Evenmin een Indo. Maar ik ben nog niet klaar: ik heb gevraagd aan mijn zus of zij het wil doen want ik heb gehoord dat er meer te zien valt aan vrouwelijk DNA. Fred lacht sappig maar zegt dan: ’Nee, ik ben er nog niet rustig onder. Helemaal niet.’ Noten: * kakkies: voeten * soedah: laat maar, al * katjongs: straatschoffies

Engelandvaarders Soldaat van Oranje – De Musical zal binnenkort ook te zien zijn in Londen. tegenover City Airport in de Oost-Londense royal Docks begint eind 2019 de bouw van het theater van Soldier of Orange – The Musical. De verwachting is dat de engelse voorstelling in het najaar van 2020 in première gaat. net zoals erik Hazelhof roelfzema waren er meer nederlanders die na de Duitse inval naar engeland ontsnapten om zich daar aan te sluiten bij de geallieerde strijdkrachten. engelandvaarders traden toe tot onder meer de Prinses Irene Brigade, werden geheim agent, of oorlogsvlieger bij de royal Air Force (rAF). Opmerkelijk is dat veel van hen Indische roots hadden of in nederlands-Indië waren geboren. ruim een vijfde van de oorlogsvliegers die in Groot-Brittannië actief waren, kwam uit nederlands-Indië. Soms via nederland, maar vaker nog direct uit de kolonie. Schrijver en journalist Herman Keppy werkt al jaren aan een boek over de Indische en Indonesische strijd en het verzet tegen de nazi’s tijdens de tweede wereldoorlog. Het boek, met de titel Zijn jullie kerels of lafaards? verschijnt naar verwachting dit jaar. In 2018 vormde een hoofdstuk al de basis voor de tentoonstelling Katjongs* in Colditz in Museum Bronbeek in Arnhem. pinda*_ 135


136 _ pinda*

collectie steveline groen


geschiedenis

OOrlOg en liefde Ze zijn nog jong, op zoek naar avontuur en boordevol met goede bedoelingen, de 135.000 Nederlandse soldaten die tussen 1946 en 1949 naar Nederlands-IndiÍ trekken. In het boek Liefde in tijden van oorlog wordt helder hoe universeel de taal van de liefde is. door Dido Michielsen foto’s uit het boek

Manschappen van de Palmboom divisie 4-1 R1 en hun baboe in 1947

pinda*_ 137


privéalbum nana putranto-van den brom

S

collectie nederlands insituut voor militaire historie

geschiedenis

els Kauw met dochtertje nana

tel, je hebt nooit een voet over de provinciegrens gezet en je krijgt de kans op een spannende ervaring in het verre NederlandsIndië. Heroïsche daden liggen in het verschiet, want jij gaat Nederlandse onderdanen beschermen en de kolonie voor het land behouden. De Duitsers zijn net verslagen, misschien niet door jou persoonlijk, maar nu is het jouw beurt om tegen een vijand te strijden, uit vrije wil of omdat de dienstplicht roept. Dan beloof je je verloofde in Holland dus eeuwige trouw en stap je met je kameraden op de boot. Wel is je voor en tijdens de overtocht ingeprent: ‘Toon Uw wilskracht door U te ONTHOUDEN VAN BUITENECHTELIJK GESLACHTSVERKEER; kunt ge dit niet, onthoudt U dan zoveel mogelijk’.

De gruwelijke beelden die tijdens een filmavond worden vertoond, van druipers en zwerende penissen die door een injectienaald worden doorboord, maken je misselijk, maar je denkt niet dat deze Amerikaanse voorlichtingsfilm iets met jou te maken heeft. Weet jij veel.

Een onbedaarlijk verlangen

Zo is het in de periode van 1946 tot 1949 duizenden jongemannen vergaan, waarvan velen nog bleue maagden waren toen ze aan boord gingen. Eenmaal in de tropen aangekomen, moesten ze weken, soms maanden wachten op enige actie. En als die eenmaal kwam, was alles zo onverwachts en gevaarlijk, dat er onbekende driften loskwamen. Deze, gecombineerd met heimwee naar het veilige thuisland, maakten dat de soldaten leden onder een onbedaarlijk verlangen naar troost en intimiteit. En die vonden ze bij de Indonesische meisjes. Die waren schaarser gekleed dan hun verloofdes, en meestal niet zo preuts – en bovendien lette niemand op of de mannen zich wel deugdzaam gedroegen.

Oorlogsliefdekind

In het boek Liefde in tijden van oorlog van Annegriet Wietsma en Stef 138 _ pinda*

‘Ik heb altijd de gedachte bij me gehouden dat daar een zoon of dochter van me leeft die ik niet ken’

Scagliola heten de kinderen die uit relaties tussen Nederlandse jongens en Indonesische meisjes voortkwamen, ‘oorlogsliefdekinderen’. Een naam die verraadt dat het in veel gevallen om liefde draaide. Dikwijls eenzijdig, waarbij de moeder vergeefs wachtte op de soldaat die haar zwanger had gemaakt, maar soms ook wederzijds. Geschat wordt dat er tussen 1946 en 1949 in totaal tussen de drie- en achtduizend oorlogsliefdekinderen in Indonesië zijn verwekt.

Een veteraan vertelt in Tuan* papa, de aflevering die het geschiedenisprogramma Andere Tijden in juni 2010 over deze kinderen maakte: ‘Ik heb wel altijd de gedachte bij me gehouden dat er daar een zoon of dochter van me leeft die ik niet ken’. Jack van der Brom was ook stapelgek op zijn Elsje Kauw. Ze verloofden zich en leefden samen op de dagen dat hij zich niet bij zijn commandant hoefde te melden. Maar toen Els in verwachting bleek, was Jack er niet en liet hij weten dat ze de baby, een dochtertje, moest weggeven. Els drong aan op trouwen, maar daar stak de pastoor een stokje voor: Jack was zelf nog minderjarig, hij deed er beter aan zijn geliefde zo snel mogelijk te vergeten. Van der Brom keerde terug naar zijn geboorteland, en verloofde zich met een ander. Over Els en de kleine Marianne Hendrika sprak hij met niemand. Louis Velleman, die ook in de aflevering van Andere Tijden figureert, wilde wel degelijk zijn verantwoordelijkheid nemen voor de kleine Luwi. Door omstandigheden duurde het jaren voordat hij weer iets van zijn


privéalbum nana putranto-van den brom

archieF KatholieK documentatie centrum, niJmeGen

geschiedenis

els Kauw met dochtertje nana en nichtje dientje

Ziekenkamer van het weeshuis in soerabaja

Oorlogsliefdekinderen

geliefde Surip vernam. Hij was zelfs al naar Australië geëmigreerd toen hij hoorde dat ze opnieuw was getrouwd, met een Indonesiër. Luwi, die met zijn stevige Hollandse neus duidelijk een oorlogsliefdekind was, nam het zijn moeder jarenlang kwalijk dat ze niet op zijn vader had gewacht; de jongen werd wekelijks in elkaar geslagen door andere kinderen.

Wie wil weten hoe het de oorlogliefdekinderen uit de documentaire Tuan Papa verging, kan deze terugzien op: https://www.npostart.nl/anderetijden-special-tuan-papa Of lees het boek: Liefde in tijden van oorlog, door Annegriet Wietsma en Stef Scagliola. Boom uitgevers, 2014. Er is tevens een website: www.oorlogsliefdekind.nl

Naar het weeshuis

Ja, oorlogsliefdekinderen hadden het zwaar. Hun lichte ogen, huid en haren verraadden dat hun moeder het bed had gedeeld met een gehate Belanda *. Dat werd niet alleen de moeders kwalijk genomen (een enkeling werd zelfs vermoord vanwege haar witte kroost), ook de kinderen moesten het bezuren. Velen kwamen in het weeshuis terecht, waar ze in elk geval eten, drinken, scholing en dus iets van een toekomst zouden krijgen. Rond 1956 verergerde het klimaat voor de witte mensen. John van Kempen, zelf oorlogsliefdekind, zag zijn lotgenoten dood in een greppel liggen. De nonnen van het weeshuis gaven de moeders een keuze: de kinderen mochten met hen mee naar Nederland of ze moesten bij haar blijven. En zo gebeurde het dat tientallen Indische kinderen in de sneeuw van boord stapten, moederziel alleen en verteerd door heimwee. Bijna zeventig jaar later kennen velen hun vader niet, of koesteren slechts een vergeelde foto van hem die ze van hun moeder kregen toegestopt. Zoals Nana die jarenlang dacht bij elke militair die langsliep dat hij misschien haar vader was, maar ze durfde nooit te informeren uit angst dat ze zou worden afgewezen – of haar vaders leven zou verstoren. Nimmer heeft ze haar vader ontmoet. De oorlogsliefdekinderen houden zoals ze zeggen ‘het boek gesloten’, maar blijven gekweld door de vraag waarom hun vader nooit zijn best heeft gedaan om hen te vinden.

‘Bij de Chinees hingen condooms in strippen bij de toonbank. Dat zag er grappig uit, zo’n Chinees meisje dat tussen die strippen door keek als door een gordijntje. Maar als je de winkel inliep om er eentje te kopen, lachte ze je uit. Ik kocht geen condooms vanwege die grinnikende meisjes.’ Tijdens de oorlog met Indonesië stuurde Nederland 135.000 militairen naar de archipel. Na de onafhankelijkheidsoverdracht in 1949 keerden de manschappen huiswaarts. Zij trouwden en stichtten een gezin. Velen verzwegen dat ze al vader waren: onze jongens hebben daar duizenden kinderen verwekt. Liefde in tijden van oorlog gaat voor het eerst dieper in op het bestaan van deze Nederlandse ‘oorlogsliefdekinderen’. Het is een verhaal over seks en het leger, de onbeschermde liefde, onbedoelde zwangerschappen, het leven van moeders en ‘bezetterskinderen’ in het nieuwe Indonesië, en de zoektochten naar de vaders.

Liefde

annegriet Wietsma & stef scagliola

in tijden van

oor log

onze jongens en hun verzWegen kinderen in de oost

Annegriet Wietsma is filmmaker en schrijver. Stef Scagliola is militair historicus. Zij zijn mede-initiatiefnemers van Oorlogsliefdekind.nl. Annegriet Wietsma maakte al eerder de ontroerende documentaire Tuan Papa over dit gevoelige onderwerp, een van de hoogst gewaardeerde VPRO-uitzendingen van 2010. ‘Een koninginnenkoppel, als geen ander geschikt om zo’n gecompliceerd taboeonderwerp tot een mooi einde te brengen’ – ad van liempt www.uitgeverijboom.nl

* Meneer * Hollander, letterlijk: blanke

pinda*_ 139


kunst & cultuur

sylvia Dornseiffer was directeur van het Fonds voor de letteren, daarna directeur van het amsterdams Fonds voor de kunst. tegenwoordig is zij adviseur van diverse projecten zoals de Haagse cultuuracademie. Dornseiffer staat dit jaar op nummer 1 in De kleurrijke top 100 in de categorie bestuurders.

Vilan van de Loo is schrijfster en onderzoekster. Ze werkt aan een biografie van Van Heutsz. 1. De tienDuizenD Dingen (1955) Maria DerMoût De eeuwige klassieker met alle levensvragen. Elke tien jaar opnieuw te lezen.

De InDIsche boeken Top 5 Vraag zes mensen uit het boekenvak welke vijf Indische boeken iedereen gelezen moet hebben, en vier noemen Maria Dermoûts De tienduizend dingen uit 1955. In de Indische schatkamer treffen we daarnaast ook oude en nieuwe juwelen aan. door Dido Michielsen

140 _ pinda*

2. HerMelijn (1885) Melati Van JaVa Meeslepende panoramische roman over de complexiteit van Indische families. Beter dan Couperus. 3. AnAk koMpenie (1965) lin scHolte De vrouwelijke blik op het militaire tangsileven*, met sterke vrouwen die ervoor kozen njai* te zijn. 4. levensHonger (1902) Henri Borel Door en door onzedelijk boek, vol smerige seksuele suggesties. Ook racistisch. Leerzaam. 5. vrouw (1900) e. oVerDuiJn-Heiligers Goena-goena*, hartstocht en huwelijkse liefde, een stalkende man en een maatschappij vol achterdocht en jaloezie. *tangsi – kazerne *njai – huishoudster en concubine *goena-goena – witte of zwarte magie

1. wiM is weg (1959) rogier Boon Het eerste oorspronkelijke Nederlandstalige Gouden Boekje is getekend en geschreven door een Indo. Een Indische story voor wie het wil zien. 2. MAtAbiA of een lAnge Donkere nAcHt (1990) Marion BloeM Het eerste kinderboek geschreven vanuit Indisch perspectief. Ik las het als volwassene maar beleefde het als een tienjarig gewoon Indisch meisje. 3. De geur vAn MoeDers HAArwrong (1916) raDen M. noto soeroto De eerste Javaanse dichter die in de Nederlandse literatuur werd opgenomen. De bundel kreeg ik van mijn grootvader die als kleine jongen in Gombong gescheiden werd van zijn Javaanse moeder Oerip. 4. fAMilieziek (2017) aDriaan Van Dis/De grapHic noVel Van peter Van Dongen Particulier verdriet laat genadeloos zien wat kolonialisme doet met een mens. 5. Mevrouw Mijn MoeDer (1999) en inDiscHe tAntes (2001)- YVonne keuls Rake, ontroerende en vrolijke portretten van bijzondere Indische dames.


kunst & cultuur

Pamela Pattynama is emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis. Ze onderzoekt momenteel de relatie tussen cultureel geheugen, persoonlijke herinneringen en Indische identiteit. 1. De tienDuizenD Dingen (1955) MarIa DerMoût Een zintuigelijk verteld verhaal dat tegelijkertijd zelfgevoel, verlangen en ontheemding oproept. 2. De stille kracht (1900) louIs couperus Dit klassieke werk boet nog steeds niets in aan zeggingskracht en verbeelding. Het is bovendien een politiek boek dat suggestief weergeeft waar het koloniale leven van Hollanders over ging: bloed, geld en seks. 3. thuis (2003) MarIon BloeM De schrijfster heeft met haar Indo perspectief de vrouwelijke Indische tweede generatie uit de kast gehaald. Thuis vat het hele Indische thuisloze thuisgevoel samen. 4. tong tong (1958-1977) tjalIe roBInson Met dit blad zijn de fundamenten gelegd voor een collectieve Indische identiteit. 5. the social WorlD of Batavia. europeans anD eurasians in Dutch asia (1983) jean GelMan taylor Baanbrekende analyse van de Bataviaanse elite, over de centrale rol die Aziatische en Indische vrouwen speelden in de totstandkoming van de mestizo Indische cultuur.

Jasper Henderson is hoofdredacteur lebowski publishers. 1. schoonheiD is een vloek (2016) eka kurnIawan De Indonesische Murakami. De Indonesische Marquez. Vergelijkingen genoeg, maar feit is dat dit jonge supertalent een van de spannendste, grappigste, mafste en gruwelijkste boeken van onze tijd schreef. 2. De tolk van Java (2016) alFreD BIrney Een knal voor je kop, dit boek over een verwoeste vader, een verwoeste familie, een verwoeste geschiedenis. 3. De stille kracht (1900) louIs couperus Geen populair standpunt, maar Couperus zou verplicht moeten zijn op elke middelbare school. 4. het oostinDisch kampsynDroom (1995) ruDy kousBroek De beroemde essays waarin de auteur de strijd aangaat met tempo doeloe-gedoe, Jeroen Brouwers en Wim Kan, maar vooral zijn diepe liefde voor zijn geboortegrond tot uitdrukking komt. 5. mataglap (2020!) sarah sluIMer Verschijnt pas in 2020, maar een klassieker in de dop. Trauma’s, neuroses en geheimen die gedurende vier generaties Indische vrouwen worden doorgegeven, maar ergens moeten ophouden. Rauw, hilarisch, herkenbaar, ongemakkelijk.

Michaël Stoker is letterkundige en directeur van het literatuurhuis dat het IlFu International literature Festival utrecht en De nacht van de poëzie organiseert (www.hetliteratuurhuis.nl). 1. De tienDuizenD Dingen (1955) MarIa DerMoût Dermoûts werk is geïnspireerd door de Indische orale verteltradities en beschrijft het Oosterse gevoelsleven meeslepend en tegelijk met een zekere ironie. 2. schoonheiD is een vloek (2016) eka kurnIawan Groots, magisch-realistisch familieepos. Met de bravoure van Tarantino en de verteldrift van Garcia Márquez wandelt hij luchtig door de gewelddadige geschiedenis van Indonesië. 3. De onschulD van een vis (1995) alFreD BIrney In veel opzichten de minstens zo goede voorganger van De tolk van Java. 4. geen geWoon inDisch meisJe (1983) MarIon BloeM Geeft een herkenbaar, soms treurig, soms hilarisch portret van de Indische Nederlander, vanuit het perspectief van de tweede generatie. 5. verzamelD Werk (1992) tjalIe roBInson VIncent MahIeu ‘De stem van Indisch Nederland’. Onmisbaar voor wie de achtergrond van de eerste groep immigranten die ons land kende, wil begrijpen.

Marischka Verbeek is eigenaar van boekwinkel savannah Bay in utrecht. Daarnaast is ze coach, trainer, recensent en programmamaker onder de noemer transforming stories. 1. De tienDuizenD Dingen, (1955) MarIa DerMoût Niet alleen mijn nr 1 Indische literatuur, maar mijn nummer 1 álle literatuur. 2. angst op Java (1991) MarGaretha FerGuson Ferguson heeft al in haar vroegste werk oog voor de gevolgen van de koloniale tijd, de traumatische bersiap, de huidige positie van Indonesië/Indonesiërs en schroomt daarin niet zichzelf een strenge spiegel voor te houden. 3. vaDers van Betekenis (1989) MarIon BloeM Het oeuvre van Marion Bloem is voor mij heel belangrijk geweest als het gaat om het vinden van je identiteit als 2e/3e generatie en het verwoorden van de dilemma’s van Indisch zijn in een overwegend witte-Hollandse omgeving. 4. inDië Was alles, alles (1996) jIll stolk De eerste generatie aan het woord, vooral over de oorlog en de dekolonisatiestrijd. Een mooie manier om hormat* te bewijzen aan deze mensen. 5. ‘ik ga naar inDonesië en ik neem mee’ uit ‘Hardop’ (2019) jasper alBInus Een indrukwekkend prozagedicht van Albinus, spoken word artiest, schrijver en queer performer. De stem van de toekomst, van de huidige generatie Indische jongeren. * Hormat: eerbetoon

pinda*_ 141


142 _ pinda*


Reizen

Marions Lonely Planet

Met de reisboeken Het Bali van Bloem, Het Java van Bloem en Het Sumatra van Bloem maakten Marion Bloem en echtgenoot Ivan Wolffers hun eigen reisboekenserie over het land van Marions ouders. Een bundeling van reisverslagen, familieverhalen en dagboekfragmenten over een periode van meer dan veertig jaar: een ultieme liefdesverklaring aan elkaar en aan het land van herkomst van de ouders van Marion. door Marion Bloem fotografie Ivan Wolffers

pinda*_ 143


144 _ pinda*


Reizen

Java

Mijn ouders zijn op Java geboren en als ze in december 1950 niet naar Nederland gekomen zouden zijn, was ik ook op Java geboren, net zoals vele neven en nichten van mij. Omdat mijn man, zoontje en ik in 1977 zes maanden door het land van mijn ouders rondtrekken behoren we tegen wil en dank tot de trekkers die het land per bus en trein doorkruizen en die door de Indonesiërs als hippies worden beschouwd. Op Java logeren we soms bij familieleden, maar meestal overnachten we in de goedkoopste logementen, omdat mijn familie bijna altijd straatarm en klein behuisd is. Vaak is het met betrekking tot de primaire behoeften flink afzien. De Indische rijsttafel is onvindbaar en het sanitair is even slikken. Op Java probeer ik ’s avonds bij het schaarse licht van een olielamp te schrijven aan mijn eerste roman, nadat ik de warme dag besteed heb aan het zoeken van familie met het behulp van overvolle opelets* en snelle betjakkers*. De verhalen van mijn ooms zijn inspirerend, maar ik ben na het avondeten te moe om alles wat ik gehoord heb een plek in mijn dagboek te geven. De slaap kan ik dan echter weer niet goed vatten omdat hun verhalen in mij blijven spoken. Ik erger me op den langen duur niet meer aan de luidruchtige gebeden die via de luidsprekers van de moskeeën me elke nacht opnieuw uit mijn diepste slaap halen, waarna ik zweterig en vermoeid blijf woelen totdat de hanen kraaien. De steden die we bezoeken liggen vaak buiten het toeristisch circuit. Vaak zijn we de enige toeristen in de goedkope logementen waar Indonesiërs om beroepsmatige redenen verblijven. Privacy is op Java een luxe geworden die ik niet meer ken. Java is werk, en familiebezoek verplichte kost, want ik moet namens mijn ouders langs de vele ooms en tantes, nichten en neven om er geld en cadeaus te brengen. Na een vermoeiende rondreis op Java arriveer ik drie maanden na aankomst in het land van mijn ouders voor het eerst op Bali. Bali is thuiskomen.

Bali

Eenmaal op Bali vordert mijn manuscript Geen gewoon Indisch meisje, dat ik met de pen schrijf, heel wat sneller dan op Java. Het inspirerende eiland geeft me na het overbevolkte Java de rust die ik nodig heb om al mijn impressies van de ontmoetingen met familieleden op te schrijven. Bali is, weet ik, het eiland waar ik voortaan elke roman zal schrijven. In mijn romans komen de hoofdpersonen vaak op Bali terecht. Dat geldt voor de hoofdpersoon in Geen gewoon Indisch meisje (1983), in Vaders van betekenis (1987), in De honden van Slipi (1992) en in Vervlochten grenzen (2009). De hoofdpersoon in Rio, dat zich in Brazilië afspeelt, heb ik in ieder geval nog de prachtige naam Gelgel – een plaatsje op Bali – meegegeven. Ook in mijn roman Een meisje van honderd (2012), speelt het openingsdrama zich op Bali af. En het verhaal, waarvan het decor zich over de hele wereld uitstrekt, is sterk met zowel het koloniale als het hedendaagse Bali vervlochten. De antropoloog Claude Levi-Strauss schrijft in zijn boek Het trieste der tropen (1955) dat je, als je van ongerepte samenlevingen houdt, die niet

‘Mijn familie op Java is bijna altijd straatarm en klein behuisd’

moet bezoeken. De vooruitgang verandert ze radicaal. Naar een paradijs zoals Bali wil iedereen net zo graag als ik… De gebieden die nog net zo zijn als voordat het massatoerisme begon worden zeldzaam. Daarom houden mensen hun favoriete locatie het liefst geheim. Net als ik verklappen ze die alleen aan hun beste vrienden.

Sumatra

Met het eiland Sumatra meen ik aanvankelijk geen band te hebben. Ik bezoek Sumatra pas nadat ik Java en Bali grondig heb verkend, en ik al mijn familieleden op die eilanden heb leren kennen. Daarna word ik nieuwsgierig naar de overige eilanden, met Sumatra bovenaan de lijst. Op Sumatra reis ik met veel plezier rond. Ik beleef er avonturen die het vertellen waard zijn, maar ik schrijf er nog niet over. Ik zie geen speciale band die kan leiden tot een boek in de trant van Het Bali van Bloem of Het Java van Bloem. Inmiddels besef ik dat Sumatra veel meer voor mij betekent dan ik aanvankelijk voor mezelf wilde erkennen. Als Sumatra niet zo’n allemachtig rijk eiland was geweest waar de Hollanders op zoek gingen naar goud, olie en andere grondstoffen, als de bevolking op Atjeh zich niet zo moedig had verweerd tegen de koloniale overheersing was ik er niet geweest. Mijn moeder had dan niet bestaan, want mijn lieve oma was zonder die Atjeh-oorlog (1873-1914) nooit geboren. Mijn verhaal, ofwel het ontstaan van mijn moeders familie, begint op Sumatra, in Atjeh. Mijn vader, als krijgsgevangene op het Japanse vrachtschip de Junyo Maru, overleefde de torpedering door een Britse onderzeeër op 18 september 1944. Hij kon niet zwemmen, dus in zijn ogen was het een mirakel dat hij daar niet net als zijn vrienden, twee ooms, een neef en duizenden anderen was omgekomen. Nadat hij uit de oceaan was opgevist heeft hij aan de spoorlijn Pakan Baroe moeten werken, net als enkele ooms en mijn opa. Mijn vader had dertig jaar later nog regelmatig nachtmerries waarbij hij zich net als toen in het donker vastklampte aan een vlot en hij om zich heen mannen om hun moeder hoorde roepen. Het eiland Sumatra betekent dus veel meer voor mij dan ik vroeger vermoedde. * opelet: minibusje * betjakker: bestuurder van een fietstaxi

Wie is Marion? Marion Bloem (1952) is de dochter van twee indische ouders. in 1983 debuteerde zij als schrijfster met de roman Geen gewoon Indisch meisje. Sindsdien werkt zij onafgebroken aan een indisch oeuvre, dat romans, dichtbundels, schilderijen, films en documentaires omvat. www.marionbloem.nl www.marionbloem.com pinda*_ 145


kunst & cultuur

door Ricci Scheldwacht

Goed Gezelschap: SenanG Nynke de Heeg en Klemens Patijn, allebei van Indische komaf, in hun persoonlijke zoektocht naar hun identiteit. Herkenbaar voor iedereen die opgroeit in twee culturen. Hoe bepalend is je afkomst voor wie je bent of wie je wordt? Hoe senang voelen Nieuwe Nederlanders zich vandaag de dag? Confronterend, komisch en ontroerend. Regie: Jos van Kan. In januari 2019 was SENANG al een maand lang met veel succes in Bellevue Lunchtheater (Theater Bellevue, Amsterdam) te zien. Van donderdag 3 oktober t/m donderdag 28 november 2019 volgt een tournee door Nederland. https:// www.tggoedgezelschap.nl/project/ senang/

amber nefkens: Het land van tOen Een ode van Amber Nefkens aan haar Indische oma Erna SmithBroers. Een mix van filmbeelden, muziek en theater. De voorstelling is gebaseerd op gedichten en verhalen van oma Erna en interviews met haar, die Amber zelf vastlegde op film. In de voorstelling reist Amber naar Java om daar meer te weten te komen over haar Indische roots. Tijdens de reis schrijft ze haar eerste liedjes over Indië. Over het terugverlangen naar die mooie tijd en het land dat niet meer bestaat: Het land van toen. Amber speelde dit jaar enkele try-outs tijdens de Tong Tong Fair. Komend seizoen verwacht in het theater.

Ricky Risolles en tante lien: Ya dat iS ietS indiScH

Ode!

EmilE Vrolijk

Op de planken

Wereldberoemd onder Indo’s en Indo-lovers. In zijn column in Moesson geeft Ricky zijn brutale kijk op het Indisch zijn. Zelfs fans

146 _ pinda*

CharlottE Van ruijVEn

Toneelstukken waarin het Indische verhaal wordt verteld zijn een succes in het theater. Een overzicht van voorstellingen die eerder te zien waren en komend theaterseizoen een vervolg krijgen. Plus twee gloednieuwe voorstellingen.

in Indonesië kennen zijn hilarische filmpjes op YouTube. In 2019 verraste hij vriend en vijand met een eigen theatershow, waarin hij wordt bijgestaan door niemand minder dan Tante Lien. Onder muzikale begeleiding van Laurens van Wessel, Guus Paat en Pim Fuchs. Komend seizoen opnieuw te zien in de theaters. Voor speeldata volg de facebookpagina van Ricky Risolles.


kunst & cultuur

Theater Rotterdam: IN INDONESIË

Samudra betekent ‘oceaan’ in het Indonesisch. Theatermaker, storyteller en muzikant Robin Block volgt in de tegenovergestelde richting het spoor van zijn opa, die zeventig jaar geleden naar Nederland kwam. In de voorstelling reist Robin naar het huidige Indonesië voor een zoektocht naar zijn roots en zijn verloren familie. Hoe is het om niet tot een cultuur en tegelijkertijd tot vele culturen te behoren? Een persoonlijk verhaal over het verbreken van een lange geschiedenis van stilte, het eren van je voorouders en het proberen oude wonden te helen. In het Nederlands en in het Engels te boeken. www.robinblock.nl

Hummelinck Stuurman: DE TOLK VAN JAVA Gebaseerd op de autobiografische bestseller van Libris Literatuurprijswinnaar Alfred Birney, in een bewerking van Ignace Cornelissen. Over de trauma’s die vele gemengde Nederlandse en Indische gezinnen aan hun verleden overhielden. Over het complexe mechanisme van hoe slachtoffers daders kunnen worden. Met Benja Bruijning, Marie Louise Stheins, Martijn Apituley en Denise Aznam. Regie: Olivier Diepenhorst. www.hummelinckstuurman.nl

Riboet Verhalenkunst: CAFÉ RIBOET Geniaal concept van Martijn Grootendorst, Wendy Ripassa en Elsbeth Vernout. Riboet Verhalenkunst verbindt publiek met culturele instellingen, theaters en musea. Riboet verzamelt verhalen met de Verhalenkast, in de Ver-

DeltaDua WESTERLING

Astrid Seriese: KUMPULAN AAN HET IJ

amkE

Een van de beste zangeressen van Nederland, die haar Indische stem steeds vaker laat horen. Haar

PiEt GiSPEn

The Brothers Timisela: HOTPERDOMME NOU

DeltaDua ontwikkelt muziektheater dat de Molukse cultuur in al haar kleuren vangt. Voorstellingen die de traditie eren, maar ook mythes doorprikken. Meer dan 35 jaar geleden opgericht door Anis de Jong en Nel Lekatompessy. Doel: een bijdrage leveren aan een meer inclusieve en hedendaagse creatieve stem binnen de Molukse cultuur en daarbuiten. Een mooi voorbeeld is de voorstelling Westerling, die is gemaakt in samenwerking met historicus Ron Habiboe. Voor speeldata: zie deltadua.com.

Verteltheater door de broers Henry en Joshua Timsela, die een een paar jaar geleden ‘uit het niets’ de theaters veroveren met hun theatershows over hun Molukse roots. In heel Nederland zijn de theaterzalen uitverkocht! Na een afwezigheid van een jaar zijn ze terug met hun vierde theaterprogramma: een roadtrip langs taboes, verraad en geheimen. Voor speeldata volg de facebookpagina van The Brothers Timisela.

ED lEatEmia

telmobiel, onder de Vertelparasol en op de Verhalenschommel. Laat mensen hun verhaal vertellen in een speelse setting voor de camera, voor live publiek en alle drempels vallen weg. Overdracht in optima forma. www.riboet.com

liSannE DE Witt

Robin Block: SAMUDRA

Een zoektocht naar verborgen geschiedenissen en verhalen, naar onontdekte schatten en onbekende heldinnen. Herinneringen van grootmoeders aan de jappenkampen en de vele vragen van hun kleinkinderen. Het werk van Tjalie Robinson, Molukse liederen, maar ook teksten van de eerste Indonesische feministe Raden Adjeng Kartini en schrijfsters als Maria Dermoût, Marion Bloem, Lin Scholte, Bep Vuyk en Jill Stolk vormen het vertrekpunt. Tekst en concept: Sanneke van Hassel en Esther Scheldwacht. Regie Johan Simons. 18 en 19 juni 2020. www.theaterrotterdam.nl

muziektheatervoorstelling Ibu saya (2016), gebaseerd op verhalen van haar Indische moeder, stond aan de wieg van de succesvolle theaterreeks De Indië Monologen (2019). Daarin was Astrid opnieuw te zien aan de zijde van meestergitarist Erwin van Ligten, bijgestaan door een wisselend gezelschap van meer dan 25 gastvertellers met een Indische achtergrond. Momenteel werkt ze aan een nieuw project, waarbij de overdracht van het Indische verhaal wederom centraal staat. www.astridseriese.nl

pinda*_ 147


148 _ pinda*

harold pereira


CULINAIR

Selamat Makan

HAROLD PEREIRA

PINDA* Culinair

pinda*_ 149


All in the family Het begon in een garage. Maar inmiddels bedient de firma Go-Tan de internationale markt vanuit een grote fabriek. Hoe ver een borrelnootje kan rollen, blijkt uit de geschiedenis van het familiebedrijf uit het Gelderse Kesteren: a very food loving family. door Dido Michielsen foto’s familie Go en uit kookboek Mirjam Letsch

150 _ pinda*


Culinair

Indische mensen koken en eten, ja vooral eten, uit heimwee. Ze verlangen naar de smaken en geuren van vroeger, naar het land dat verloren ging, naar de handeling van boemboes* fijnwrijven op een tjobek*. En als ze dan bij elkaar zitten met hun lepels scheppend in hun diepe borden en kommen, praten ze veel en lachen ze, dan zijn ze, tja, gelukkig. Elke Hollander die voor het eerst aanschuift, leert meteen twee dingen: nooit een mes gebruiken als je rijst eet en altijd de kaken malend houden, anders wordt de gastvrouw ongerust dat je haar eten niet lekker vindt. De tweede generatie Indo’s kookt uit verlangen naar dit soort eetpartijen van thuis, de derde generatie uit heimwee naar oma.

Borrelnoot Slechts een enkele keer pakt het grootschaliger uit, zoals bij de ChineesIndische familie Go. In de jaren vijftig druppelsgewijs naar Nederland gekomen, verplaatsen zij hun heimwee in 1954 naar de garage van hun woning in Naarden. Toen hadden ze, ondernemers in hart en nieren, al een restaurantje geopend in Amsterdam dat de veelzeggende naam Hokkie meekreeg, Chinees voor ‘geluk’. In die garage bakken vader Frans en opa Go Indische hapjes en oosterse snacks en al snel moet de hele familie meehelpen om aan de vraag te voldoen. Twee jaar later breidt Go& Zoon de productie uit naar de Gerard Doustraat in Amsterdam, met ernaast een toko, Warung Kita. In een tijd dat een aubergine nog zo exotisch is dat je die ongeveer zelf moet importeren, maakt de familie Go furore met zijn seroendeng* en santen*, maar vooral de Shanghai noten zijn niet aan te slepen: de grootste afnemer is nota bene warenhuis de Bijenkorf. De zussen van Frans Go hadden gezien hoe in de farmaceutische industrie pillen in grote ronde pannen met een suikerlaag worden gecoat en zij adviseren hun broer om die drageerpannen ook voor zijn bedrijf aan te schaffen. En zo wordt de familie Go de enige echte uitvinder van de borrelnoot..’

Expansie van bedrijf en familie Maar nog is het niet genoeg. Compagnon Tan treedt aan en de naam Go-Tan is een feit, zelfs nadat de partner na enige jaren weer is uitgekocht. Hulptroepen worden in de familie geronseld, zoals zus Poppy die overkomt uit Indonesië om te koken. Frans Go koopt na enkele andere tussenstops een lap grond in het Gelderse Kesteren, waar de Go-Tan fabriek nu nog altijd op staat. Maar dan wordt de oervader van het bedrijf

ziek en overlijdt op 54-jarige leeftijd. Een commercieel directeur – geen familie – neemt zijn taak tijdelijk over, tot de zonen van Frans Go zich ‘klaar voelen’ voor hun nieuwe directiefunctie. Bing en Han Go volgen de commercieel directeur op als hij in 1998 met pensioen gaat, de oudste zoon Cliff is bankier in Jakarta en Singapore en wordt commissaris bij Go-Tan. De drie broers nemen de aandelen van hun moeder en oom over, alles blijft in de familie.

Pétales Crevettes Inmiddels is het bijna twintig jaar later en staat Go-Tan onder andere bekend om zijn seroendeng* (nog altijd volgens oma’s recept), chilisauzen en noedels. De huidige tijd leidt tot nieuwe succesproducten: liefhebbers van de fusion-keuken kunnen evengoed met Go-Tan aan de slag als dedie-hard die zijn rendang* uitsluitend volgens recept van zijn grootmoeder wenst te maken. De vertrouwde kroepoek belichaamt die expansie misschien nog het beste, nu er op de buitenlandse verpakkingen ook Pétales Crevettes, Rekerchips, Pan de Gamba’s of Prawn Crackers gedrukt staat. Het bedrijf, dat ontstond en groot werd op basis van heimwee naar de smaak van vroeger, richt de blik vooruit en wil graag inspirator zijn voor nieuwe smaken en combinaties. Ook voor die van de nieuwe, frisse Indische keuken, aldus directeur Han Go, die tegenwoordig liever over de Indonesische keuken praat, omdat in het buitenland niemand het begrip ‘Indisch’ kent.

Aardappelkroketten van Ipo Zeis De familie Go is nog zichtbaar aanwezig op de verpakkingen en tante Net prijkt lachend achter de pannen op het gebonden kookboek De geur van witte rijst uit 2015. De recepten in het boek zijn afkomstig van heel ‘Indisch Nederland’ dat ruimhartig de geheimen van zijn moeder, oma of tante heeft prijsgegeven. De korte intro’s boven de recepten maken weemoedig, de recepten hongerig. Wat Han Go zelf bij de aardappelkroketten van zijn oudtante schrijft, zegt eigenlijk alles over de Indische cultuur van toen - en nu. * boemboes: kruidenpasta’s * tjobek: vijzel * seroendeng: strooisel van geroosterde kokos en pinda’s * santen: met water vermengde uitgeperste kokos; ook verkrijgbaar in geconcentreerde vaste vorm * rendang: in kokosmelk gestoofd vlees

pinda*_ 151


Culinair

152 _ pinda*


Culinair

Han Go: ‘ik was gewend dat je veel tantes en ooms had waarvan je niet wist ‘hoe’ ze familie waren. Zo ook ipo Zeis. ipo staat voor ‘oudtante’, dus de generatie van mijn oma, maar geen oma. later bleek ze een halfzus van mijn oma, opgegroeid binnen dat grote hartelijke gezin van mijn overgrootouders Go. Zeis moet eigenlijk Zeist zijn, naar haar laatste woonplaats. Geen idee hoe dat gekomen is. Zelf heeft ze nooit een gezin gehad, maar kon goed koken. Vooral haar Kroket Kentang, ofwel aardappelkroket was populair. als we kwamen had ze steevast een grote bak gemaakt. Ze wist hoeveel ik ervan hield, ik kon er wel vijf op. ik had geen idee hoeveel werk dat eigenlijk was. De ingrediënten zijn eenvoudig maar die kroketten van haar waren echt superlekker. ik weet niet of mij dat zo zou lukken.

-

1 kg aardappels paneermeel 5 eieren zout en peper naar smaak 2 el olie 500 g half-om-half gehakt 2 uien nootmuskaat 3 el fijngesneden selderie 1 el ketjap

aardappelkroketten van ipo Zeis 1. Schil de aardappels, kook ze gaar en stamp tot puree. 2. Klop de eieren met een beetje zout en peper. 3. Schil de uien en hak ze fijn. Bak in de olie en voeg gehakt toe. Roerbak gaar. 4. Pak een bolletje puree, doe er wat van de vulling in en rol tot een kroketje. 5. Haal het kroketje door het losgeklopte ei en rol door het paneermeel. Laat ze in de koelkast opstijven. 6. Bak de kroket kentang in hete olie goudbruin.

pinda*_ 153


Pascal Jalhay Hij verdiende twee sterren in het Amsterdamse restaurant Vermeer en kookte onder andere in Scholteshof, Excelsior, La Rive en Bougainville. Op reis met zijn vader door diens geboorteland IndonesiÍ, zag Pascal Jalhay (1969) iemand gado gado maken in een tjobek* bomvol verse kruiden. Het opende zijn ogen – en inspireerde hem onder andere tot deze variant van gado gado. En hij bedacht, samen met andere chefs, nog veel meer spectaculaire Indische recepten voor zijn kookboek Baru Belanda dat, verrassend, Hollandse Nieuwe betekent:

154 _ pinda*


Culinair

Revolutie op het vuur

Het zijn Indo’s van de tweede of derde generatie, ze koken als goden en sommigen hebben al een of twee Michelinsterren op hun naam. Allemaal zijn ze dol op de Indische keuken en daar maken ze iets totaal anders van dan hun vaders en moeders, oma’s en opa’s. Hun revolutionaire recepten zijn te vinden in het kookboek Baru Belanda, Pascal Jalhays ode aan de Indische keuken. Een sommelier blust het af. Welkom in de nieuwe Indische keuken. Be prepared. door Dido Michielsen fotografie chefs Andreas Terlaak foto’s recepten Harold Pereira in Baru Belanda

pinda*_ 155


Culinair

Gado gado (groentesalade met pindasaus met krokante atjar*)

Danny Jansen

van Pascal Jalhay

Krokante atjar

Gado gadosaus

250 g atjar 40 g isomaltose (online) 30 g suiker 10 g glucose

2 sjalotten 2 tenen knoflook 100 g ongezouten pinda’s 2 citroenblaadjes 2 eetl. kokosolie ½ eetl. sambal oelek 1 theel. trassi 200 ml kokosmelk 1 eetl. goela djawa 1 eetl. zoete sojasaus 1 theel. tamarinde zout

Meng alles in een keukenmachine tot een glad mengsel. Breng dit aan de kook en strijk het uit op een vel bakpapier. laat het 5 uur drogen in een oven op ca 60°C.

Gado gado 60 g aardappel 40 g haricots verts 40 g spitskool 20 g zijden tofu 40 g komkommer 40 g eiwit (van hardgekookt ei) 30 g taugé kokoksolie citroensap zeezout Snijd de groenten in kleine blokjes van ca. 3 millimeter. Blancheer aardappel, haricots verts en spitskool beetgaar in kokend water met zout. laat uitlekken. Maak de groenten aan met een beetje kokosolie, citroensap en zeezout. 156 _ pinda*

Pel voor de saus de sjalotten en knoflook en snijd ze fijn. rooster de pinda’s in een pan goudbruin, stoof sjalotten en knoflook toe en stoof kort mee. Voeg de overige ingrediënten toe en laat 6-7 minuten sudderen. Je kunt de saus eventueel pureren voor een glad resultaat. Serveren: zet op elk bord een bakring van 5 cm doorsnee en vul met de groenten. Til de ring er voorzichtig af en giet de saus eromheen (zie foto). Steek een mooi stuk krokante atjar in het gerecht.

Danny Jansen (1979) is bekend van 24Kitchen en eigenaar van Cook Culinair, Food in Media en Home Made Chefs. Denkt met heimwee terug aan de geur van versgebakken uitjes en trassi van zijn oma Prul. Met dit recept probeert hij de ‘ziel’ van traditionele Babi pangang te vertalen, zodat mensen die geen varkensvlees eten er ook van kunnen genieten. Het briochebrood mag gewoon bij de bakker worden gehaald.


CULINAIR

Wat drink je bij deze nieuwe Indische keuken? Zalm in Babi pangangstijl

1 Spätburgunder Trocken blanc de noir

Saus 1 scheut zonnebloemolie 1 eetl. knoflookpoeder 1 eetl. uienpoeder 1 eetl. gemalen korianderzaad 1 theel. gemalen komijnzaad 2 anijssterren 3 eetl. rijstazijn 50 ml zoete sojasaus 250 ml tomatenketchup

Garnering: koriander-cress, kervel 4 sneden briochebrood in stukjes van 10x4 cm 4 gerookte zalmbuikjes met huid

Vier tips van Floor Wiggers, sommelier en gastvrouw/eigenaar van Lars Amsterdam: ‘Wist je dat je van blauwe druiven ook heel mooie witte wijnen kunt maken? De naam zegt het eigenlijk al: het wit van het zwart. Gemaakt door Weingut Claes. De smaak doet denken aan de Elzas maar deze wijn komt uit de Mosel, Duitsland. De subtiele lichtzoete afdronk breekt de scherpe tonen uit oosterse gerechten. Een zachte witte wijn, met elegante tinten van witfruit.’

Verhit de zonnebloemolie en fruit de specerijen voor de saus ca. 1 minuut. Blus af met rijstazijn en ketjap manis. Meng de ketchup erdoor en laat kort koken. Verwijder de steranijs. Rooster de sneden brioche goudbruin. Snijd de zalmbuikjes in dezelfde maat. Bak ze in een pan met een druppel zonnebloemolie op de huid krokant. Keer om en bak nog 1 minuut. Schroei de zalm aan beide kanten met een brûléebrander. Besmeer rondom met de saus. Serveren: leg een stuk zalm op elk stukje brioche. Garneer met koriandercress en kervel.

2 Cabriz

‘Deze volle witte wijn komt uit Portugal en is gemaakt van encruzado druiven. De rijpe druiven worden eerst in de vinificatiekelder ontsteeld en licht gekneusd. De helft van het vruchtvlees ondergaat een vergisting in roestvrijstalen tank, het overige deel van de most fermenteert in vaten van Frans eiken. Na een filtering is een originele Dão ontstaan met in de geur peer en perzik, verrukkelijke vanilletonen en een gulle, lekkere lange ronde nasmaak. Dit noem ik wit met pit.’

3 Een koud biertje verzacht alle pittige ingrediënten. Het koolzuur verfrist je palet bij elke slok. Er zijn veel soorten bier, maar voor mij kan er maar één de beste zijn, en dat is Lowlander Ginger & Kaffir Limoen! Dit bier wordt gemaakt in de Lage Landen. Lowlander werkt met botanische ingrediënten, waaronder gember, kaffir limoen, darjeeling en kardemon. Een bier met oosterse roots, wat wil je nog meer? 4 ‘Zelf ben ik bij oosters eten het meest senang* met een kop Chinese jasmijnthee. Doordat je smaakpalet wordt verwarmd, komen de smaken van de gerechten nog meer tot uiting.’ pinda*_ 157


Jus van kokos, citroengras en korianderwortel: 1 banaansjalot 1 teen knoflook 1 cm gemberwortel ½ cm laoswortel 3 korianderwortels ½ lange rode chilipeper 2 stengels citroengras 1 citroenblad 500 ml kokosmelk ½ limoen

Jermain de Rozario In 2018 kreeg het restaurant van Jermain de Rozario (1984) een ster. Hij serveert er een extravagante rijsttafel, met onder andere een vegetarische rendang met mango-ijs (dit laatste is niet vega door de gelatine). Hemzelf mag je wakker maken voor een goede kom soto ajam*.

Rendang met een pakketje van paksoi, mango-ijs en jus van kokos en sereh* Koolstoofpot 4 rode chilipepers 4 stengels citroengras 3 sjalotjes 6 tenen knoflook 2 theel. komijnzaad 20 g laoswortel 4 cm gemberwortel 2 theel. kurkuma 1 citroenblad 8 kemirinoten zonnebloemolie 1 spitskool in 5 mm brede repen 1 liter kokosmelk Rooster de chilipepers tot ze geblakerd zijn en ontvel ze. Kneus de sereh en leg een knoop in de stengels. Wrijf chilipepers, sjalot, knoflook en overige kruiden en specerijen in een tjobek fijn tot een pasta. Bak de sjalotten in wat zonnebloemolie in een middelgrote pan, voeg de boemboe toe en laat op laag vuur 3 minuten bakken. Spatel steeds om. Bak de spitskool goudbruin in een andere pan en schep hem door de kruiden. Voeg de sereh toe en blus af met kokosmelk. Laat ongeveer 1,5 uur op laag vuur staan, schep elke 30 minuten even om. 158 _ pinda*

Pakketje van enoki & gebrande chilipeper:

Lak van soja en sesam 2 sjalotten 1 cm gemberwortel 1 stengel citroengras 20 ml zonnebloemolie plus extra 1 steranijs 30 ml sushi-azijn 30 ml mirin (rijstwijn) 80nml zoute sojasaus 30 ml sesamolie Pel de sjalotten, schil de gember en verwijder het droge deel van het citroengras. Hak alles fijn. Verhit wat zonnebloemolie in een steelpan en bak dit met de steranijs aan. Draai het vuur laag, voeg sushi-azijn en mirin toe, laat ca 15 min. zachtjes inkoken. Neem de pan van het vuur en roer er de sojasaus door. Zet afgedekt 20 minuten opzij. Roer tot slot de sesamolie en extra zonnebloemolie door de lak.

10 sprieten bieslook 1 lange rode chilipeper 20 g taugé 1 struik paksoi 1 pakje enoki paddenstoelen 1 bosje koriander 30 ml zoute sojasaus 15 g sesamzaad Zet een kleine pan met heet water op. Zet een bakje ijswater klaar. Dompel de bieslook 10 seconden in het hete water en leg het meteen in het ijswater. Rooster de chilipepers tot ze geblakerd zijn en ontvel ze. Snijd het vruchtvlees in reepjes. Maak de taugé schoon. Haal de bladeren van de paksoi los en verwijder de nerf. Snijd de onderkant van de enoki af en snijd ze doormidden. Gebruik alleen de bovenkant. Roer de sojasaus en het sesamzaad door elkaar. Leg 4 paksoibladeren naast elkaar. Leg precies in het midden van elk blad wat taugé, koriander, rode peper en enoki. Vouw dicht en knoop de pakketjes dicht met bieslook. Lak ze met de vinaigrette van soja en sesam.

Pel voor de jus de sjalot en knoflook en snijd ze fijn. Wrijf knoflook, gember, laos, korianderwortel, chilipeper, citroengras en citroenblad in een cobek tot een pasta. Verhit wat olie in een wadjan*, smoor de sjalot tot glazig. Voeg de kruiden toe en blus af met kokosmelk. Breng op smaak met vers limoensap en zout.

Mango-ijs ½ liter suikerwater (250 gram water en 250 gram suiker) 2 gelatineblaadjes 1 liter mangocoulis 10 g cortina (bindmiddel voor ijs, online) Verwarm het water en de suiker in een pan op halfhoog vuur. Zorg dat de suiker oplost, niet kookt! Laat de gelatineblaadjes 5 minuten weken in koud water. Verhit de mangocoulis en roer het suikerwater erdoor. Knijp als de temperatuur van de coulis 70˚C is de gelatineblaadjes uit en roer ze erdoor tot ze zijn opgelost. Zet koud weg. Roer hier als het goed is afgekoeld, de cortina door. Draai de mangocoulis met een staafmixer glad en draai hem in een ijsmachine tot ijs. Serveren: schep de rendang op het midden van 4 borden, leg op elk ervan twee paksoipakketjes en zet er een mooie quenelle* van het ijs naast. Voeg tot slot de jus toe. Of serveer de inhoud van de pakketjes als garnering, zoals op de foto.


Culinair

Dennis Huwaë Dennis Huwaë (1984) werkte in Heston Blumenthals’ The Fat Duck in Londen (drie sterren), en in &SamhoudPlaces in Amsterdam van Moshik Roth. In zijn eigen restaurant Daalder kookt hij de Franse keuken, maar soms sluipen de smaken van zijn Molukse oma ongemerkt de gerechten binnen. De inspecteurs van Michelin zijn alvast enthousiast!

Kokossouflé met een crémeux van mais, kokoscoulis en meringue Kokoscoulis 40 g geraspte kokos 1 stengel citroengras 250 ml melk suiker en zout Maak de coulis één dag van tevoren. rooster het kokos in een droge koekenpan of in de oven tot het gelijkmatig licht gekleurd is. Kneus de stengel citroengras en leg er een knoop in. Breng de melk en de suiker en een snufje zout, het kokos en het citroengras aan de kook. Zet de pan van het vuur. laat de melk een nacht trekken, giet daarna door een zeef.

Frozen meringue 180 g eiwit snufje zout 25 g fijne kristalsuiker 250 ml kokosmelk laat de kokosmelk in een paar uur bevriezen. Klop de eiwitten in een vetvrije kom met het zout tot schuimig, voeg al kloppend geleidelijk de suiker toe tot het een stevig, luchtig schuim is. Schraap de bevroren kokosmelk met een vork los en spatel luchtig het schuim erdoor. Bewaar in de vriezer.

Kokossoufflé 12 g maizena 12 g aardappelzetmeel 250 ml kokoscoulis 75 g eiwit 40 g suiker 15 g geraspt kokos Verhit de oven voor tot 180 oC. Vet een souffléschaal in met boter. Verwarm de coulis en bind deze met de maizena en het aardappelzetmeel. Klop in een vetvrije kom de eiwitten met de suiker tot schuimpieken. Spatel 50 ml van de coulis en het geraspte kokos door het eiwitschuim. Giet alles rustig in de schaal en bak de soufflé 12 minuten in de oven tot hij mooi gerezen en licht gekleurd is. Serveer rechtstreeks uit de oven om te voorkomen dat hij inzakt.

Crémeux van mais 50 ml slagroom 140 g zoete mais 10 g bruine suiker 10 g fijne kristalsuiker 2 g (1 1/4) blaadjes gelatine 2 eieren 2 gram besengeh kruiden (toko) 10 g zachte boter rasp van ½ limoen Verwarm voor de crémeux de room met de mais en laat ca 1 uur op laag vuur staan. Week de gelatineblaadjes 5 min in koud water. Mix het maismengsel in een keukenmachine tot een gladde puree; verwarm de puree met beide soorten suiker tot 80 graden C en roer er de uitgeknepen gelatineblaadjes door tot ze zijn opgelost. Klop de eieren een voor een met de kruiden door de maispuree. Haal van het vuur en spatel de boter en limoenrasp erdoor. laat afkoelen. Serveren: je kunt dit gerecht naar eigen idee presenteren: de kokossouflé direct uit de oven met daarbij de frozen meringue in een gekoeld sorbetglas met een laagje mais-crème erop. Voor de foto is de maiskolf gemaakt van een vulling van crème granité en bedekt met ‘korrels’ mais-crème. Hieromheen een lint van kokoscrème en gegarneerd met cress.

* tjobek: vijzel * atjar: zoetzuur groentegerecht * soto ajam: kippensoep * sereh: citroengras * wadjan: wok * quenelle (Frans): langwerpig balletje * senang: gelukkig **Noodgedwongen zijn de recepten enigszins ingekort. De recepten zijn voor 4 personen.

Met speciale dank aan: Pascal Jalhay en Hotel Jakarta te Amsterdam pinda*_ 159


TRADITIONELE

OOSTERSE BOEMBOE’S VAN KONINGSVOGEL

Nog nooit was het Oosten zo dichtbij. Laat u overtuigen door de authentieke en karakteristieke smaak van onze oosterse kruidenmixen. Koningsvogel, de oriëntaalse verleiding, bij kenners een begrip. TIPS, INSPIRATIES EN RECEPTEN KUNT U VINDEN OP WWW.KONINGSVOGEL.NL

SOTO MIX

RENDANG MIX

AJAM PEDIS MIX

BAMI GORENG MIX NASI GORENG MIX

BABI KETJAP MIX


aDVErTOrial

Koningsvogel, bekend van de sambal en kruidenmixen, wordt al ruim zestig jaar geroemd om haar verfijnde smaak. Van een keukentje in Den Haag tot internationale verkoop.

GRENZENLOOS Voor veel Indische Nederlanders zijn ze een begrip, de boemboes en sambals van Koningsvogel. De kuipjes zijn inmiddels zwart en boemboes heten nu kruiden-mixen, maar het vertrouwde embleem van de koninklijke vogel prijkt nog altijd op het etiket. Geheel in de geest van oprichtster Rachel Flem-Sassoon – ‘oma Reel’ - dochter van Joodse ouders, geboren in Rangoon (Birma), die als kind met haar familie meeging naar Nederlands-Indië en in 1954 in Nederland belandde. Om daar vanuit haar keukentje in de Haagse Larensestraat haar culinaire avontuur te beginnen met haar zelfgemaakte kruiden-mixen. Niet iedereen heeft de Indische keuken in de vingers. Belangrijk bij Indisch koken is het vinden van een goede smaakbalans door de juiste kruiden in de juiste verhoudingen te combineren. Indisch koken vergt tijd en geduld. In Indië kookte de vrouw des huizes niet vaak zelf. Daar had ze een kokki voor. Met de kruiden-mixen van oma Reel is Indisch koken voor iedereen een stuk gemakkelijker geworden. Inmiddels is Koningsvogel gevestigd in een fabriekspand in Rijswijk. De acht man die er werken kunnen, als het moet, 4200 kilo sambal per dag produceren. De producten zijn niet alleen meer bestemd voor de Nederlandse markt. Ook in tal van andere Europese landen tot in Zweden toe is Koningsvogel te koop. Voor tips, inspiraties en recepten www.koningsvogel.nl Selamat Makan…

Met de kruiden-mixen van oma Reel is Indisch koken voor iedereen een stuk gemakkelijker geworden

pinda*_ 161


Culinair Wie is Vanja van der Leeden?

Remko kRaaijeveld

Food stylist, food writer en receptenontwikkelaar Vanja van der leeden ambieerde een politieke loopbaan, werkte als chef-kok en is tegenwoordig druk met de styling van eetproducties. www.vanja.cc

Uit Indorock: Es rujak, Kokosijs met stroperige pikante fruitsalade en zoetzure mangoschillen

Top 10

HEILIGE BOEKEN Ook foodie-bloggers en -vloggers halen hun wijsheid ergens vandaan. Drie van hen bespreken hun top 10 favoriete Indische kookboeken. Hun tjobek* loopt over van liefde, passie en smaken.

door Dido Michielsen

162 _ pinda*

1. INDOROCK, VanJa Van DEr lEEDEn Ik twijfelde of het chic was om af te trappen met m’n eigen werk, maar als ík er niet in geloof, hoe moeten anderen er dan in geloven? Dus vooruit, eigen boek eerst. In INDOROCK laat ik de tempo doeloe romantiek voor wat ‘ie is, tijd voor amok* in de Nieuwe Indonesische keuken, die kan wel een opfrisbeurt gebruiken. Bovendien kon mijn Indische oma niet koken, ik boog dus niet op familierecepten. Indorock, maar dan tussen de pannen. 2. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VuYK 3. BARU BELANDA, PaSCal JalHaY Chef Pascal Jalhay zet zich al jaren in voor het behoud én de vernieuwing van de Indische keuken. Hij geeft ook een welverdiend podium aan een schare Indische chefs in Nederland. 4. BOEKOE KITA, MirJaM Van DEr riJST, HarOlD PErEira, inGMar niEZEn Toen Boekoe Kita in 2010 uitkwam, baalde ik als een tijger. Ik wou dat ik dat boek had gemaakt. Met fotografie van Harold Pereira, heel anders dan we tot dan toe gewend waren. 5. HET BALI KOOKBOEK, lOnnY GErunGan Lonny blijft dicht bij het origineel: zelf kokosmelk maken, of rijstwijn van gefermenteerde rijst. From scratch koken.

6. FLAVOURS OF INDONESIA, WilliaM WOnGSO Als je meer wilt begrijpen van de culinaire cultuur van de Indonesische archipel, lees dan dit boek. William Wongso is een nationale beroemdheid in Indonesië. Hij begrijpt als geen ander dat je recepten moet delen om een keuken levend te houden. 7. DE REGIONALE INDONESISCHE KEUKEN, Sri OWEn Sri Owen komt oorspronkelijk van Sumatra. Haar boeken lezen als reisgidsen, zo ook dit boek dat helder de kenmerken van de verschillende eilanden duidelijk maakt. 8. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN Oma Keasberry was een icoon en dit boekje is inmiddels een collectors item. Met recepten uit Oma’s vroegere Amsterdamse restaurant, vaak zonder hoeveelheden en kooktijden, een beetje op gevoel. Grappig: kleinzoon Jeff Keasberry maakt ook kookboeken en promoot de Indische keuken nu in Los Angeles. 9. MIXTIE, alBErT KOKOSKY DEFOrCHauX ‘Traditioneel? Authentiek? Volgens grootmoeders recept? Geen idee, ik doe ook maar wat.’ Albert heeft de populaire toko Ap Halen in Rotterdam (Indisch woordgrapje en verbastering van ‘afhalen’) en in dit boek bundelt hij ontroerende verhalen met recepten. 10. DE SMAAK VAN DE SAWA, BETTY Van EnST En allarD SiEBurGH Net uit, dus eigenlijk een favoriet in spe. Het uitgangspunt is een cooking battle tussen de traditionele gerechten van chef Betty en de moderne versie van kok, sommelier en schoonzoon Allard. *amok – herrie, opschudding *tjobek - vijzel


Culinair Wie is Marc Tierolf?

Wie is Pisang SuSu – Pauline De Senerpont Domis?

nadat zijn oma Miet overleed, begon Marc Tierolf met haar kookschriftje zelf rozenstroop en ketjap te maken. Hij pleit voor het behoud van de traditionele indische keuken: www.tjemaralaan14.nl, www.omamiet.nl

Zoals Julie Powell alle recepten van legende Julia Child nakookte, zo doet Pauline de Senerpont Domis dat met de 578 recepten van Beb Vuyk. Ze is al halverwege! pisangsusu.com

1. DE KOOKSCHRIFTJES VAN MIJN OVERGROOTMOEDER OMA MIET EN MIJN OMA IRMA! Ik denk dat dit geen uitleg behoeft. Hierdoor ben ik voor mezelf begonnen: Oma Miet en Tjemaralaan 14. 2. HET ‘KEIJNER’ KOOKBOEK Dit kookboek nam mijn overgrootmoeder als buitenkamper* mee van huis naar huis. Er staan echt Indische recepten in. De Hollandse en de Chinese keuken worden niet vergeten. Een top kookboek! 3. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN 4. GROOT NIEUW VOLLEDIG OOST-INDISCH KOOKBOEK, MEVrOuW J.M.J.CaTEniuS Van DEr MEiJDEn Een uitgebreide verzameling van 1381 recepten. Ook een Indisch standaardwerk. Ik gebruik met opzet de oude derde druk, omdat hieraan niets is gewijzigd, vergeleken met de nieuwe drukken.

1. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VuYK Op mijn blog maak en fotografeer ik alles uit dit kookboek. Vooral het sambal- en saladehoofdstuk vind ik geweldig, zoals haar Sambal Boet. 2. OMA KEASBERRY’S INDISCHE KEUKENGEHEIMEN

5. HET GROOT INDONESISCH KOOKBOEK, BEB VuYK 6. MENU’S EN RECEPTEN VAN DE VERENIGING VAN HUISVROUWEN SOERABAJA (1948). Hieruit haalde oma soms gerechten die ze nog nooit gemaakt had. 7. TONG TONG TOVERT MET DE SOETIL Uit ca 1965. Bekende Indische gerechten, mét aanpassingen in de ingrediënten omdat toen nog niet alles voorradig was. 8. OOSTERSE KEUKENGEHEIMEN, Yu-FEi Ook uit de kast van oma, de authentieke Chinees/Indische keuken. 9. LEKKER KOKEN VAN SABANG TOT MERAUKE, lin SCHOlTE Een kookboek met eerlijke Indische recepten uit de hele archipel. 10. DE INDISCHE KEUKEN Van CiSKa CrESS Een geweldig kookboek, mede omdat Ciska uit Jakarta komt. *Rawon – (zwarte) vleessoep

3. MIXTIE, alBErT KOKOSKY DEFOrCHauX 4. AAN TAFEL MET YVONNE KEULS, YVOnnE KEulS Schrijfster Yvonne Keuls start bij het gekoesterde schriftje van haar moeder. Maar dan neemt ze je mee op fietsvakantie in Frankrijk, op een zeiltocht langs Turkije, naar culinaire hoogtepunten in Zuid-Afrika (zoals krokodil) en naar Indonesië. Wat wij Indo’s zijn, Euro-Aziaten met een hart voor eten. 5) ORANJE SOEP VAN WITTE WOLK, PaY-uun Hiu

Pay-Uun Hiu, eindredacteur van de ‘Volkskeuken’ uit de Volkskrant, neemt je mee naar Indonesië en China en vertelt haar Chinese familieverhaal via bijzondere recepten. 6. SEMARAK KUE -KUE TRADISIONA, HianG MaraHiMi Een kookboekje uit Maleisië van een meelmerk, maar ontzettend belangrijk voor mij. Mijn Indische tante uit Nieuw Zeeland stuurde dit aan mij op vlak voor haar dood. Het staat vol kleurrijke foto’s van Indische zoete snacks met een stap voor stap uitleg. 7. DE ECHTE CHINESE KEUKEN, DEH-Ta HSiunG Een basisboek vol recepten en kooktechnieken uit alle delen van China. De meest bijzondere gerechten uit Peking, Shanghai, Sichuan en Canton komen aan bod. 8. GROOT CHINEES KOOKBOEK, GlOria BlEY MillEr Gloria Bley Miller leerde in San Francisco van Chinezen koken. Met maar liefst 558 recepten. 9. EENVOUDIGE EN BEREKENDE RECEPTEN MarTinE WiTTOP KOninG. (1901) Deze voedingsdeskundige en lerares maakte recepten die zuinig, eenvoudig maar gezond waren. Dit boekje staat vol met typisch Hollandse puddingen en soepen. 10. AMSTERDAMSE HUISHOUDSCHOOL KOOKBOEK, GJ WannéE (1910) Het kookboek van mijn moeder toen ze op de huishoudschool zat. Met een interessant hoofdstuk over de Rijsttafel. De rijsttafelrecepten zijn niet de eerste de beste, zoals ‘sambal ati’ waarin levertjes en maagjes van kippen worden gestoofd met veel pepers, santen en limoenblad. pinda*_ 163


AANBIEDING:

Exclusief voor

• In gelimiteerde, genummerde en gesigneerde oplage van 50 stuks Formaat 100 x 100 cm € 375,- per stuk* • In gelimiteerde, genummerde oplage van 250 stuks Formaat 50 x 50 cm € 75,- per stuk* Dit digitale kunstwerk – de makers noemen het ‘herinneringskunst’ - is met een korting van 10 procent te koop voor de lezers van PINDA*. Gebruik daarvoor bij aankoop via de website de kortingscode ‘TielmanPinda’ U ziet op de achtergrond tientallen herinneringen en op de voorgrond de Tielman Brothers, de legendarische Indo-rockband.

over de makers Rémi de ligny (1977) is autodidact en maakt sinds 1997 schilderijen met behulp van de computer. Hij creëert zijn kunstwerken door het samenstellen van verschillende foto’s. Hij heeft oneindig veel aandacht voor details. De sfeer van zijn werken is te omschrijven als nostalgisch, futuristisch en surrealistisch. Daarnaast is hij ook regelmatig werkzaam als grafisch vormgever. Zijn werk is te koop bij meerdere galerieën. Een aantal jaren geleden was hij de vaste illustrator van de rubriek De Feitenfirma in opinieblad HP/De Tijd.

Hans van Brussel (1952) is autodidact en maakte in de jaren ’70 ‘vrij’, magisch realistisch werk en schilderde in opdracht portretten van popsterren. Daarmee exposeerde hij ook. Daarna koos hij aanvankelijk voor een loopbaan in de reclame om uiteindelijk uitgever te worden, eerst van boeken en later tijdschriften waaronder HP/De Tijd en de bladen van Openbaar Kunstbezit. In 2019 besloten zij samen te werken in een nieuw creatief project waarin zij digitale ‘herinneringskunst’ maken.

Hoogwaardige kwaliteit print Ons werk wordt geprint met gebruik van de modernste drukkoptechnologie. De papiersoort is van Hahnemühle, museumkwaliteit.Het werk op Hanemühle papier wordt standaard geleverd met een witrand. Dit heeft niet alleen een praktische maar ook een esthetische reden. Door de extra witrand kunt u het werk gemakkelijker inlijsten zonder dat er beeld wegvalt achter bijvoorbeeld een passe-partout.

Ga voor uw aankoop naar digital-heroes.art/pinda


lezers van PINDA*


Recept in dit boek!

“als we kwamen had ze steevast een grote bak gemaakt. Ze wist hoeveel ik ervan hield, ik kon er wel vijf op. Ik had geen idee hoeveel werk dat eigenlijk was”

Herinnering en recept lees je in het boek “De Geur van Witte Rijst”. Meer informatie en bestellen: www.degeurvanwitterijst.nl “De Geur van Witte Rijst” is samengesteld door Han Go van Go-Tan B.V.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook

Articles inside

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.