INSTRUMENTALITEIT
EEN FRANSE FLUIT VAN GLAS MUZIEKSCHATTEN IN HET RIJKSMUSEUM
Een van de parels in de muziekcollectie van het Amsterdamse Rijksmuseum is een glazen dwarsfluit uit het begin van de negentiende eeuw. De geschiedenis van het instrument is exact gedocumenteerd, wat het extra bijzonder maakt. Volg ons naar het Utrecht van Lodewijk Napoleon. We hebben allemaal wel eens geprobeerd om geluid te maken door in een fles te blazen of met een natte vinger over de rand van een glas te wrijven, of er met een vork tegen te tikken. Misschien hebben sommige lezers wel eens een ‘echt’ glazen muziekinstrument beluisterd, zoals de glasharmonica met roterende glazen schalen, of de glas-
harp die bestaat uit een aantal met water gevulde glazen. Glas werd ook gebruikt voor blaasinstrumenten, waaronder trompetten en fluiten. Hoewel de meeste van deze instrumenten louter ter decoratie dienden, waren er ook bespeelbare exemplaren bij. Een van de oudste bronnen waarin dergelijke instrumenten worden genoemd, is de uit 1547 daterende inventaris van de Engelse koning Hendrik VIII, die drie glazen fluiten vermeldt. De beroemdste bouwer van glazen instrumenten was Claude Laurent (1774-1849). Deze Franse klokkenmaker vestigde zich aan het einde van de achttiende eeuw in Parijs. In 1806 verkreeg hij een octrooi voor zijn flûtes traversières en cristal. Daarmee wilde hij een oplossing bieden voor de beperkingen van de houten fluit, die in zijn intonatie werd beïnvloed door temperatuur- en vochtigheidsverschillen. De glazen fluit was stabieler qua intonatie en had een stabieler geluid. Niet in de laatste plaats: hij woog minder en was visueel aantrekkelijk. Het materiaal dat Laurent voor zijn instrumenten gebruikte, was loodglas (doorgaans kristal genoemd). De hoge concentratie lood maakt het materiaal