5 minute read

NOÉ, NOÉ!

Next Article
CD’s

CD’s

De sound van Kerstmis

Het lijkt op een vraag uit een lifestyle magazine. Wat voor type bent u: kat of hond? Koffie of thee? Bergen of zee? Toch polsen we of u Kerstmis graag in de renaissance of liever in de barok wilt vieren. Met twee kersttournees in het Seizoen Oude Muziek nemen we de proef op de som. Het Portugese Officium Ensemble stelt een weelderige renaissancemis samen en Vox Luminis viert kerst met muziek uit het vroegbarokke Duitsland. Maar wanneer klinkt iets eigenlijk kerstachtig en wat zijn de overeenkomsten van kerstmuziek vóór en na het jaar 1600?

Advertisement

DE ‘SOUND’ VAN KERST

DETAIL

Domenico Ghirlandaio, de schilder van het tafereel, heeft zichzelf ook in de kerststal afgebeeld. De zwartgeklede geestelijke links naast hem is waarschijnlijk Francesco di Giovanni Tesori, de opdrachtgever van het schilderij.

Kerstmis heeft een eigen klank. Wanneer op 6 december de laatste pepernootkruimels worden weggeveegd, doen de arrenbellen of ‘jingle bells’ hun intrede. We zijn zodanig geconditioneerd door de Angelsaksische kerstfolklore dat zelfs de schelringen die aan het begin van Mahlers Vierde symfonie klinken ons aan de Kerstman doen denken. Ook in de oude muziek heeft kerst haar eigen sound. De paukenslagen waarmee Bachs Weihnachtsoratorium begint, Corelli’s concerto Fatto per la notte di Natale, de liederen In dulci jubilo en Es ist ein Ros entsprungen… Radio 4 weet ze elk jaar weer te vinden. En overal in het land duiken uitvoeringen van Händels Messiah op – een oratorium dat oorspronkelijk voor Pasen was bedoeld, want het tweede deel is volledig gewijd aan Jezus’ lijden, dood en verrijzenis. Desondanks hebben de onmiskenbare kerstklanken van het eerste deel het werk een vaste plek in de kersttraditie gegeven.

Het Jaar 1600

Het jaartal heeft 1600 heeft in de muziekgeschiedenis een magisch aura. Het was het jaar waarin zowel de vroegste proto-opera (de Euridice van Peri) als het eerste oratorium (Cavalieri’s Rappresentatione di Anima et di Corpo) het licht zag. De solozang met deels geimproviseerde begeleiding leek het over te nemen van het strenge lijnenspel van de polyfonie. Maar de barok verdrong de renaissance niet over één nacht. Lange tijd bleven de oude en nieuwe stijl naast elkaar bestaan, vaak beoefend door dezelfde componisten. De Portugese koning João IV nam rond 1650 nog hoogstpersoonlijk de pen ter hand om de expressieve kracht van de oude polyfonie en met name de muziek van Palestrina te verdedigen. Geen wonder dat het Officium Ensemble naast enkele bijzondere stukken van

SEIZOEN OUDE MUZIEK

KERSTMIS

IN DE RENAISSANCE

Officium Ensemble / Pedro Teixeira ma 20 dec / 20.00

Almere, Goede Rede di 21 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw aan ‘t IJ, Grote Zaal wo 22 dec / 20.00

Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz oudemuziek.nl/ officiumensemble

Portugese componisten als Duarte Lobo en Estêvão Lopes-Morago een werk van die grootmeester van de Italiaanse renaissance centraal stelt: Palestrina’s Missa Hodie Christus natus est, gebaseerd op het gelijknamige motet van zijn eigen hand, dat ook gezongen zal worden. Zowel het motet als de mis is dubbelkorig gecomponeerd. Muzikaal leider Pedro Texeira zegt daarover: ‘Je krijgt bijna het hele concert lang twee vierstemmige koren die op een zeer levendige manier met elkaar in dialoog zijn.’

We associëren meerkorigheid tegenwoordig vaak met het Venetië van Gabrieli en Monteverdi, maar de praktijk was in het Italië van de zestiende eeuw al redelijk ingeburgerd. Met name voor feestelijke gelegenheden als Kerstmis maakten componisten er graag gebruik van. Verder duikt in Palestrina’s motet veelvuldig de uitroep ‘Noé, noé’ op. Het lijnenspel van de renaissance en de expressieve kleurenrijkdom van de barok lijken zich dus aan weerszijden van het jaartal 1600 bevinden.

Kraamvisite

De barok is theatraal van aard. In schilderijen uit de renaissance worden doorgaans eeuwige waarheden verbeeld. De Heilige Drievuldigheid, de verrijzenis, het Laatste Oordeel: het zijn theologische principes die vaak encyclopedisch zijn afgebeeld en baden in het licht van de eeuwigheid. De engelen, herders en wijzen uit het oosten zijn soms tegelijkertijd te zien, en in enkele gevallen knielen zelfs de opdrachtgevers van het schilderij naast de kribbe neer. Op een barok schilderij van de geboorte van Jezus is het licht onderdeel van de handeling: het is avond of nacht en de drie wijzen komen net aan. En ook de herders, die in nabijgelegen velden hun kuddes bewaakten, komen op kraamvisite. Barokke figuren zijn vaak personages van vlees en bloed. In de schilderkunst gaven de wijzen uit het oosten vaak aanleiding tot prachtige doeken, waarbij kunstenaars zich te buiten konden gaan aan het schilderen van schitterende gewaden en luxueuze geschenken. In de kerstmuziek is een prominentere rol weggelegd voor herders en engelen. De engelen zijn de oorspronkelijke zangers van het Gloria in excelsis Deo, dat een vast onderdeel van de Latijnse kerstmis vormt en ook in talrijke kerstmotetten en -oratoria voorkomt. De herders zijn onderdeel van het kerstverhaal in het Lucas-evangelie, maar ook van de wereldwijde kerstfolklore. Hun aanwezigheid bij de geboorte is leidend voor het typisch pastorale karakter van veel kerstmuziek.

PASTORALE KLANKEN

Met name in de Italiaanse barok ontstond een ‘pastoraal’ muzikaal idioom dat specifiek met Kerstmis werd geassocieerd. Wiegende maatsoorten en zoete harmonieën doen deze pastorale stukken vaak aan slaapliedjes denken. De harmonieën zijn hoofdzakelijk gebaseerd op parallelle tertsen en sexten. Deze eenvoudige vorm van tweestemmigheid levert direct een gevoel van harmonie en schoonheid op. Zowel Brahms als ABBA grossierde hierin. Het zijn precies de kenmerken die we vinden in het laatste deel van Corelli’s Concerto fatto per la notte di Natale. Ook Bach maakte gebruik van dit idioom. In de tweede cantate van zijn Weihnachtsoratorium spelen de herders een belangrijke rol. Het stuk begint met een instrumentale sinfonia in de Italiaanse pastorale stijl en een wiegende 12/8-maat. Het pastorale karakter wordt versterkt door de klanken van de oboe da caccia en de oboe d’amore, dubbelrietblazers die traditioneel met herders worden geassocieerd. Datzelfde idioom vinden we terug in de Pifa uit

SEIZOEN OUDE MUZIEK KERST VÓÓR BACH

Vox Luminis / Lionel Meunier wo 15 dec / 20.15

Amsterdam, Muziekgebouw aan ‘t IJ, Grote Zaal do 16 dec / 20.00

Utrecht, Pieterskerk vr 17 dec / 20.15

Deventer, Penninckshuis za 18 dec / 20.30

Maastricht, Onze-LieveVrouwebasiliek zo 19 dec / 14.00

Nijmegen, De Vereeniging, Concertzaal oudemuziek.nl/voxluminis het kerstgedeelte van Händels Messiah. Ondanks die titel, een verwijzing naar de schalmeien van de herders, gebruikt Händel geen blaasinstrumenten. Wel creëert hij met de strijkers een volks effect door de bassen een draailierachtige bromtoon te laten spelen. De draailier en musette (doedelzak) duiken vaak op in Franse barokke kerstmuziek wanneer het over de herders gaat.

FREUDE, FREUDE, FREUDE!

De Duitse muziek van de zeventiende eeuw was weliswaar grotendeels gebaseerd op Italiaanse modellen, maar componisten als Praetorius, Schütz, Scheidt en Schein gaven daar een typisch Duitse kleur aan. Het gebruik van de eigen taal was daarbij een cruciale factor. Zo bestond in het Duitse kerstrepertoire een grote voorliefde voor het inlijven van traditionele kerstliederen, met als meest bekende titels: In dulci jubilo en Es ist ein Ros entsprungen. Daarnaast vormde de piëtistische inslag van de teksten aanleiding tot veelvuldig gebruik van liefelijke, zoetsappige harmonieën.

De late renaissance en de vroege barok zijn naaste verwanten

In het motet Freude, Freude, große Freude van Andreas Hammerschmidt, dat bij Vox Luminis op het programma staat, zijn dergelijke liefelijkheden in overvloed aanwezig. Alleen al de verkleinwoorden in de tekst sturen de componist in een bepaalde richting. Het is moeilijk dissonanten te componeren bij een tekst als: Schlaf ein, du allerliebstes Jesulein, schlaf ein in meines Herzens Kämmerlein, mein Jesulein, mein Brüderlein, du, du bist mein Jesulein; so wiegen wir dich, mein Jesulein, eia, mein Jesulein, mein Brüderlein.

MUZIKALE BRUG

Al met al was 1600 in ieder geval wat betreft de kerstmuziek verre van een waterscheiding. We kunnen de zestiende en de zeventiende eeuw misschien beter als een uitgebreide en zeer hybride brug tussen de late middeleeuwen en moderne tijd beschouwen, een uitgestrekt landschap waar je doorheen kunt wandelen zonder in de gaten te hebben dat de flora en fauna langzamerhand veranderen. De late renaissance en de vroege barok zijn naaste verwanten. Vox Luminis en het Officium Ensemble presenteren in hun concerten allebei uitgebalanceerde polyfone constructies, liefelijke kleuren en uitbundige exclamaties die steevast een kerstgevoel oproepen. En daarvan krijgt een mens nooit genoeg. ■●

This article is from: