Reineringen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Du
✎ Voorwoord
ivenstraat
22
Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 3, nummer 2 (juni 2012)
Het is geen pretje om in de aanloop naar een vakantieperiode over een aanstormende zomer te schrijven die nauwelijks de vergelijking met een doorsnee lente kan doorstaan. Toch wil de redactie u verblijden met de nodige portie interessante heem- en volkskundige verhalen. Voor vele Kontichnaren en exinwoners met een hart voor het eigen erfgoed lichten we weer een tipje van de sluier uit het verleden op. Wat mag u van ons verwachten? Straten hebben soms vreemde namen. Waar komen die namen vandaan? Wie bedenkt de namen als er nieuwe straten komen? We maken in dit nummer een en ander duidelijk en kaderen de inspanningen ter zake die Robert Van Passen in het verleden heeft geleverd. Zijn doctoraal werk ‘Toponymie van Kontich en Lint’ en het latere vervolg ‘Toponymie van Waarloos’ worden hiervoor als een bijbel gehanteerd. Bij vragen voor toekenning van nieuwe straatnamen komt de Gemeentelijke Commissie voor Straatnaamgeving samen. Haar beraadslagingen leiden tot een advies dat wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en schepenen dat voor elke nieuwe straatnaam de eindbeslissing neemt. We vonden het zinvol om het kader en de spelregels voor iedereen alvast te verduidelijken. Het schriftje met de originele bedenkingen van Joseph Van Passen - jawel, vader van - geeft ons een duidelijker maar vooral een meer historisch beeld van Mijn schooljaren te Kontich rond de eeuwwisseling van 19e naar 20e eeuw. In de reeks over 175 jaar spoorwegen door Kontich bespreken we deze keer de diepe route van Mechelen tot in Antwerpen of omgekeerd. Deze lijn vormde voor de inwoners van het dorp de grens met de Reep, de Keizershoek en de Pierstraat. De relicten in het landschap vormen ook vandaag nog voor wandelaars en fietsers duidelijke herkenningspunten. Onze lezing ‘Antwerpen bierstad’ gegeven door Ivan Derycke was een schot in de roos van het huidige werkjaar. Onze reporter ter plaatse schreef een vlot
leesbare samenvatting onder de titel: Pinten, pegels en dubbele Seef’. Van u, lezers, verwachten we een kleine interactieve reactie op onze voorwerpen uit de rubriek Waddisdafeuriet. Soms met een oud, soms met een heel oud voorwerp trachten we eenieder een kans te geven om zich tot winnaar te kronen. Mogen we laatbetalers oproepen om met bijgevoegd formulier voor 2012 hun abonnementsgeld te willen overschrijven. Het jaar is tenslotte half. Graag begrip voor de penningmeester. Hij kan de kringrekeningen niet blijven betalen met uitsluitend goede wil. Op deze bladzijde brengen we telkens ook een iets minder gekende plaats uit ons dorp op de voorgrond. Wie herkent deze paalschuur, een stukje uniek erfgoed
uit Waarloos? Een paalschuur heeft een verstelbaar dak en diende om hooi en stro op te slaan en droog te houden. De schuur wordt nu duidelijk voor andere doeleinden gebruikt. Paul Wyckmans
Elke straat verdient een naam: van Abelenlaan tot Zwarthoutstraat
Een echte straatnamencommissie wordt hierbij in het leven geroepen. De officiële tekst van 1 mei 2008 lees je na dit artikel.
hij minstens vijf jaar is overleden. Wie na vijf jaar nog steeds in het collectieve geheugen van een dorp figureert, zal ook duidelijk die meerwaarde bezitten.
Toponymie. Een wetenschap met een iets vreemde naam. En toch is het een wetenschap die ons dichter op de huid zit dan we zouden vermoeden. Want wie heeft er zich al eens niet afgevraagd waarom de straat waarin hij/zij woont Witvrouwenveld heet? Of Reepkenslei? Of zelfs Ter Sneeuw in een dorp waar het niet elk jaar sneeuwt? Met andere woorden, toponymie is een ander woord voor plaatsnaamkunde. En op dat gebied heeft Kontich door de geschiedenis van de tweede helft van de twintigste eeuw een voortrekkersrol gespeeld.
De deelnemers aan die commissie liggen vast. Dit wil zeggen, er is afgesproken dat mensen met een vertegenwoordigende functie in het sociale veld van die commissie zullen deel uitmaken: de cultuurraad, de jeugdraad en de seniorenraad. De heemkundige kring heeft hierbij twee vertegenwoordigers omdat hij sui generis de bewaker van het erfgoed, zowel materieel als immaterieel, in Kontich en Waarloos is. We stippen hierbij aan dat de vertegenwoordigers van deze commissie niet nominatim worden benoemd, maar lid zijn van de vergadering omwille van hun functie. Met andere woorden, iemand kan slechts lid zijn van de commissie voor zover hij de beschreven functie bekleedt. Een lid van de commissie kan echter wel omwille van expertise bijvoorbeeld – een vervanger aanduiden.
Het definitieve advies wordt aan het schepencollege overgemaakt. En het is uiteindelijk het schepencollege dat de definitieve knoop doorhakt. Indien het college beslist om af te wijken van dit advies, dan zal het een gefundeerde verklaring voor die wijziging aan de adviescommissie moeten overhandigen.
Professor Robert Van Passen, geboren in Kontich en jarenlang voorzitter van de heemkundige kring, was een van de meest vooraanstaande toponymisten van Vlaanderen. Getuigen hiervan zijn diens doctoraatsverhandeling en de letterlijk tientallen en tientallen artikels en bijdragen in verband met plaatsnamen in Kontich en omliggende dorpen. Ook familienamen hadden voor hem geen geheim.
En soms krijgen straatnamen ongewild een grappig karakter. Onze Nederlandse vrienden krijgen altijd de slappe lach, wanneer ze het straatnaambord Wipstraat zien. Deze naam verwijst opnieuw naar het boogschieten. En onze vrienden uit het Noorden komen al helemaal niet meer bij, wanneer ze vernemen dat er naast een staande wip ook een liggende wip was. Voor heel wat mensen is het ook niet altijd duidelijk wie die namen op een straatbordje zijn. Wie uit het blote hoofd wist dat Jan-Baptist Reykers een Kontichse schilder was uit de eerste helft van de 19e eeuw, mag nu zijn vinger opsteken. De muurschilderingen in het Brouwershuis in Waarloos (het Trapke Op) zijn van zijn hand.
Als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur neemt de gemeentesecretaris deel aan dit overleg.
Het lijkt ons hierbij ook verstandig dat de uiteindelijke keuze voor een straatnaam aan de bevolking wordt uitgelegd via de bestaande kanalen, het contactblad en/of Reineringen, zodat alle discussies over zin of onzin van een keuze tot een absoluut minimum kunnen worden herleid. Kontich-Waarloos mag zich gelukkig prijzen met het werk dat Robert Van Passen in de vorige eeuw heeft geleverd. De voorraad aan historische toponiemen is nog lang niet uitgeput en we maken ons sterk dat ons dorp waardevolle namen zal kunnen naar voren schuiven.
De invloed van Robert Van Passen oversteeg de dorpsgrenzen. Hij was lid van de Provinciale Commissie Ondertussen groeien en voor Geschiedenis en Volkskunde, maar vooral ook veranderen dorpen. Op van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en verschillende manieren. Er komen mensen bij. Er Dialectologie. Noblesse oblige, dus. gaan mensen weg. Straten krijgen heel snel een ander uitzicht. Er sterven mensen, er worden mensen geboren. De meeste straatnamen die in de tweede helft van de En af en toe komen er ook nieuwe straten bij. En net als twintigste eeuw het levenslicht zagen, zijn door de nieuwe mensjes hebben ook nieuwe straten een naam handen en de pen van Robert Van Passen gegaan. Hij nodig. Om ze te onderscheiden van andere straten. ging hierbij niet over een nacht ijs, maar consulteerde de historische bronnen en archieven die hij al bij Sinds het overlijden van Robert Van Passen vond de zijn doctorale dissertatie had gebruikt en deed altijd gemeente Kontich het geraadzaam om een aantal uitgebreid onderzoek naar bestaande, maar verdwenen krachtlijnen in verband met straatnaamgeving op papier of in onbruik geraakte toponiemen (plaatsnamen). te zetten. In 2008 hebben Herman Sermeus, toenmalig voorzitter van de cultuurraad, en ondergetekende, toenmalig voorzitter van de heemkundige kring, in samenwerking met het schepencollege een aantal richtlijnen op papier gezet.
De commissie komt ad hoc samen. Met andere woorden: wanneer een nieuwe straatnaam moet worden gekozen, vraagt het schepencollege advies aan de commissie die daartoe vergadert en een gemotiveerd, schriftelijk advies aan het college geeft.
De bedoeling was om het werk van Robert Van Passen op waardevolle manier verder te zetten en om Een voorbeeldje. Het reeds wildgroei en misstappen zoveel mogelijk te vermijden. aangehaalde Ter Sneeuw Als leidraad van deze tekst werd gekozen voor een is een historisch correcte historisch verantwoorde keuze van nieuwe straatnamen. verwijzing naar de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Sneeuw die nabij de Het lijkt hierbij haast uitgesloten dat de bloemenwijken huidige locatie te vinden was. En zo heeft het toponiem (Azalealaan, …) en bomenstraten (Abelenlaan, …) Doelveld echt niks met FC Kontich te maken, maar nog een kans zullen krijgen, tenzij dit historisch met duidt het de plaats aan waar waarschijnlijk de Kontichse valabele argumenten kan worden onderbouwd. schuttersgilde Sint-Sebastiaan op een doel schoot.
Er wordt gepoogd om in de mate van het mogelijke Paul Catteeuw gelijkende benamingen te vermijden. Kerkstraat en Kerklaan bijvoorbeeld kunnen alleen maar verwarring en praktische problemen (postbedeling, …) veroorzaken.
2 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
We hopen tevens dat het bestaande denkkader voor de nodige transparantie zorgt.
Tot slot willen we nog even wijzen op het feit dat heel wat mensen en instanties hun huis of instelling ook een naam geven. Naar analogie met historische gebouwen Dit advies moet voldoen aan een aantal voorwaarden. en hoeven. Een goede zaak. En het is uiteraard niet Een voorstel voor naamgeving zal altijd rekening onze bedoeling om hier de persoonlijke verzuchtingen houden met het toponymische standaardwerk van van de individuele burger op welke manier dan ook aan professor Robert Van Passen. Dit werk kan altijd banden te leggen, maar de heemkundige kring kring is worden geraadpleegd in het documentatiecentrum van wel bereid om mensen te helpen bij hun zoektocht naar de heemkundige kring. Oude spelling van toponiemen een valabele, historisch verantwoorde naam. (denk aan Doodenhof) zal consequent aan de nieuwe Verre van ons om heisa te maken rond de nieuwe service regels worden aangepast. flats Melrose aan de Koningin Astridlaan, maar een Bij nieuwe woonwijken zal zoveel mogelijk worden naam als Residentie Nachtegaal zou wel toponymisch geprobeerd om de namen te clusteren, zodat er toch een verantwoord zijn geweest en tegelijkertijd toch iets soort eenheid kan ontstaan. vertrouwder in de oren hebben geklonken.
Het moeilijkste punt is het benoemen van straten naar overleden personen. In overleg met het schepencollege werd hier gekozen voor een voorzichtige aanpak. Een overleden persoon kan in aanmerking komen voor een straatnaam, voor zover die persoon een toegevoegde waarde heeft betekend voor ons dorp en voor zover Reineringen 3.2 • 3
Commissie straatnaamgeving 1. De commissie bestaat uit vijf leden: - de voorzitter van de Koninklijke Kring voor Heemkunde; - de voorzitter van de cultuurraad; - de voorzitter van de jeugdraad; - de voorzitter van de seniorenraad; - de conservator van de Koninklijke Kring voor Heemkunde en als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur - de gemeentesecretaris.
Er waren in Kontich twee scholen: de jongensschool in de Molenstraat en de Nonnekensschool op de Gemeenteplaats. Nooit zou men de jongensschool “Gemeenteschool” genoemd hebben, en nooit de meisjesschool “School van de Zusterkens” alhoewel men individueel iedere kloosterlinge “Zuster” noemde. Men vroeg toen “en bij welke zuster zit gij in de Nonnekensschool?” De nonnekensschool bezat ook een bewaarschool op de Zwarte Gracht (nu Van Dijckstraat, nvdr). Twee klassen, met eigen speelplaats, langs de straat hoog ommuurd en achter een groengeschilderde ijzeren poort, hoog gelijk een gevangenispoort. Tegenover de klaslokalen stond een rij heel lage klein gemakskens. Zo lag de koer zonder hangar of afdak, en als het hard regende gedurende de speeltijd, bleven de kinderen binnen.
Elk lid van de commissie kan zich laten vervangen door een vertegenwoordiger van de raad waarin hij zetelt. 2. Het gemeentebestuur installeert de commissie die ad hoc samenkomt op verzoek van het college van burgemeester en schepenen voor het geven een straatnaamadvies. 3. De criteria voor de straatnaamgeving zijn de volgende: - de straatnaamgeving gebeurt op basis van een gefundeerd schriftelijk advies van de commissie; - bij wijken: clustering van de naamgeving; - er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de studie van de toponiemen van de gemeente door dr. Robert Van Passen; - dubbele of erg gelijkende naamgeving moet zo veel mogelijk worden vermeden; - bij naamgeving van personen moeten die personen minimaal vijf jaar overleden zijn en hun waarde voor de gemeente bewezen hebben; - bij afwijking van deze criteria, ook door het college van burgemeester en schepenen, wordt aan de adviesraadcommissie een gefundeerd verslag verstrekt. Opgemaakt te Kontich op 1 mei 2008 Paul Catteeuw Voorzitter Kon. Kring voor Heemkunde
Herman Sermeus Voorzitter Cultuurraad
Mijn schooljaren te Kontich Joseph VAN PASSEN werd op 3 september 1892 in Kontich geboren als zoon van Petrus Ludovicus en Melania Van den Bosch. Hij woonde met zijn ouders aan de Sint-Jansstraat 17 (nu Sint-Jansplein). Daar baatten zijn ouders een kruidenierswinkel uit, waar ook gleis- en glaswerk, kuis- en onderhoudsproducten werden verkocht. De winkel bezat ook een magazijn. Van 1898 tot 1905 liep hij school in Kontich, daarna aan “Sint-Ignace” in Antwerpen om “commerce” te studeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij gemobiliseerd en nog geen drie maand later krijgsgevangen gemaakt. De notities die hij bijhield in deze periode werden in 2003 door de Kring voor Heemkunde uitgegeven als jaarboek 4 met als titel Van Korbeek-Lo tot Ramskapelle. Na zijn huwelijk met Maria Coenen (1896-1981) verhuist het koppel naar het Sint-Jansplein 26. Daar werd in 1923 Robert geboren, de geschiedschrijver en tweede voorzitter van onze Kring. Ofschoon Joseph in 1932 naar Antwerpen was verhuisd (waar hij werkte als wisselagent), bleef hij een nauwe band behouden met zijn geboortedorp. In navolging van zijn zoon werd hij op 21 september 1947 lid van de Kring. Hij was een goede verteller die elke vergadering weer herinneringen opdiepte die hij in mapjes en grijze cahiers bewaarde, opgeschreven in een mooi handschrift. Hij overleed in Antwerpen op 15 juni 1967, net geen 75 jaar oud. Volgende notities vonden we terug in een mapje met ongelijnd kwartopapier, genummerd van 1 tot 11 met als bijvoegsel bladzijden a tot e met Anekdoten bij de zusterkens. Er zat nog een tekst bij: Bode op Antwerpen. Wat nu volgt is het eerste deel van de integrale tekst van Mijn schooljaren te Kontich. Het manuscript is niet gedateerd, maar we mogen veronderstellen dat het begin jaren 1960 tot stand is gekomen. Duidelijke schrijffoutjes of onduidelijke spelling werden door ons gecorrigeerd of aangepast. (Frank Hellemans) 4 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Het Gemeenteplein rond 1900
In 1898 moest ik naar de bewaarschool (J. Van Passen was toen 6 jaar, nvdr), waar de kinderen eigenlijk eerder gebracht werden om bewaard te worden dan om te leren. In haar twee klassen zaten de jongentjes samen met de meisjes kriskras dooreen op de bankskens. In de eerste klas stond zuster Natalia. Ze zat bijna nooit op de treê, aan haar lessenaar, en slofte voortdurend rond de bankskens, om te zien of al de voetjes wel onder de bank óp de lat stonden. Want dat was wel het hoogste bewijs van goed gedrag, veel belangrijker dan “niet babbelen” of “niet schreeuwen”. Ze leerde weken aaneen het kruisteken en één en één is twee. Ze hield in de hand altijd een klepper die de vorm had van een kerkboek met een houten omslag. Als ze het deksel toekneep gaf het een korte knal, waarna het door een veer telkens weer terug omhoog werd geduwd. Met deze klepper kon ze tegen de oren van de stoute jongens slaan, maar ze gebruikte hem evenzeer als didactisch materiaal, om komma’s en punten te plaatsen: In de naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes Amen Eén en één is twee
klep! klep! klep! klep! klep!
Daarbij werd ook nog een liedje aangeleerd: “Vogeltje, gij zijt gevangen …”. Liedje dat zeker 20 à 30 jaar op het leerplan is gebleven. Niemand heeft ooit geweten hoevele tientallen jaren de oude zuster Natalia in deze klas heeft gestaan en aan hoeveel Kontichse generaties ze ieder jaar hetzelfde heeft moeten aanleren. Ze was in elk geval de verpersoonlijking van de bewaarschool. In de tweede klas stond zuster Hyacinta Ze was een rijzige gestalte, knokelig mager, maar sterk als een man. Ze was de werkzuster en was vóór en na de klasuren altijd bezig in de grote moestuin die gelegen was tussen de gebouwen van de bewaarschool en de klaslokalen van de meisjesschool. Daarbij deed ze ook het werk in de stal. Want de nonnekens hadden een stal, gelegen naast hun refter op de grote speelplaats. In deze stal stond een geit en zaten een achttal konijnen. Van buiten kon men de dieren niet zien want achter het klein vensterken lag een bussel hooi, en het deurke dat van boven en van onder openging, bleef altijd dicht. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 5
In de klas was Z. Hyacinta de braafste zuster die men zich voorstellen kon. Ze zag al “haar” kinderen even gaarne. In haar klas hing een bord en stond een telraam, zodat er het leren schrijven en tellen begon. Voor de meisjes was het de voorbereidende klas tot de grote meisjesschool, maar voor de jongens was het de laatste klas bij de nonnekens. Van hieruit – en dit was wet – moesten de jongens overgaan naar de jongensschool. Aan die ijzeren wet werd nochtans één uitzondering gemaakt. De betalende leerlingen namelijk, mochten nog voor één jaar meê naar de meisjesschool op de grote koer, in de klas naast de bel. Die betalende jongens kregen ieder trimester een gedrukte rekening mee naar huis, waar in schoonschrift in een kolom voorkwam: Leergeld Verwarming Totaal
4,- Fr. 0,60 Fr. 4,60 Fr.
Deze rekening zelf mogen gaan betalen was wel het grootste voorrecht dat iemand kon te beurt vallen. Dan mocht men zelf aan de kloosterdeur gaan bellen, en binnen in de gang aan de deur wachten totdat de zuster met de rekening terug kwam, nadat ze die voor “Voldaan”, door moeder Melanie, eigenhandig had laten ondertekenen. Als beloning kreeg dan de boodschapper een lang-bewaarde uitgedroogde okkernoot als geschenk. En omdat die van de zuster kwam smaakte die veel beter dan het beste fruit. Voor de jongens – 10 à 12 ieder jaar – die meê overgingen naar de grote meisjesschool, werd een rij banken voorbehouden , rechts in de klas. Ze zaten dus gescheiden van de rijen banken van de meisjes. Op de koer, die nog niet geplaveid was, had men in de grond een diepe lijn getrokken, van aan de bel tot aan het vensterke van de stal. Deze lijn mocht door niemand overschreden worden, want ze was de grensafbakening van de twee speelpleinen. Die was wel in het nadeel van de jongens uitgevallen, want ze besloeg nog geen vijfde van de koer van de meisjes, maar ze was veel gezelliger: beplant met twee okkernotenbomen, en gelegen naast de Kapel en de refter. Alleen dat men de uitgangspoort niet kon bereiken zonder over de koer van de meisjes te lopen; maar daar had men dan op gevonden dat ’s middags en ’s avonds eerst de jongens gelost werden alvorens men de meisje buiten liet. Wat dan weer in ’t voordeel van de jongens was.
Zijn leerprogramma werd nochtans volledig afgewerkt, net als in al de andere klassen. Maar bij Mr. De Jongh gebeurde dit meestal buiten de boeken om. Hij was vooreerst opvoeder, en juist daardoor heeft ieder van zijn leerlingen van hem een schone herinnering bewaard. Hij kon uren vertellen over zijn jeugdjaren te Brecht of over andere belevenissen. En telkens besloot hij met een zedenles die ons er op wees waarom we onze ouders moesten gaarne zien, waarom we oude mensen moesten eerbiedigen, waarom we geen gebrekkigen mochten uitlachen of geen dieren mishandelen. Wij aanvaardden wat onze meester onderwees omdat wij vertrouwen in hem hadden. Mr. De Jongh had ook een “Franse klas” ingericht na de schooluren bij hem thuis. In een achtergebouw in zijn hof was een klaslokaal opgericht met treê, bord, en een rij van vier lange zwarte banken. Hier werd tussen half vijf en half zes ’s avonds Franse les gegeven aan een vijftiental betalende leerlingen. De zolder van ons lokaal was het duivenhok van Fr. Huypens, zijn gebuur. Als het in de les heel stil was hoorden we de duiven trippelen en roekoeken. Deze Franse klas te mogen volgen aanzagen we als een privilegie, en we waanden ons groot. We mochten als het in de winter pikdonker was om half zes, alleen naar huis gaan, en we mochten in het buitenkomen door de keuken, een handdruk geven en “goeien avend” wensen aan Mme. De Jongh. Ook dit schooljaar was helaas weeral rap voorbij. Maar toen gebeurde iets onverwachts. Hoofdonderwijzer Mr. Cassiers ging op pensioen en werd in de hoogste klas opgevolgd door Mr. Moers. Meester De Jongh ging over naar de tweedehoogste klas, zodat wij die opklommen, een tweede jaar onze meester mochten behouden. We gingen dus ook nog een tweede jaar naar de particuliere Franse avondklas.
Maar het belangrijkste privilegie voor de betalende jongens was, dat met een jaar langer bij de nonnekens te blijven, ze ineens konden overgaan naar de tweede klas van de jongensschool en zodoende niet in de laagste klas bij Meester Verschueren moesten zitten, die naar men wist, heel streng was.
Daarna kwamen we in de hoogste klas – onze laatste te Kontich – bij hoofdonderwijzer Moers terecht. Mr. Moers, afkomstig van St.-Truiden, had eerst in de liberale school “gestaan”, alvorens over te gaan naar de Gemeentelijke jongensschool, waar hij nu hoofdonderwijzer geworden was.
In mijn klas, onze laatste bij de zusters, zaten met mij de twee oudste zonen Sansen, Dolf Lemaire, Gerard Andries, Frans Schroeyens, Joseph Van Roey, Eduard Wilmotte en nog enkelen waarvan ik de namen niet meer herinner. Wij waren de troetelkinderen van al de zusters. Helaas! Ons eerste studiejaar was snel achter de rug, en we hadden afgedaan bij de nonnekens. Heel onze groep ging over … Naar de jongensschool Waar we terecht kwamen in de tweede klas, bij mijnheer De Jong. Daar ontbraken reeds verscheidene van onze klasgenoten uit de bewaarschool, jongens die na het eerste studiejaar van de jongensschool de school al hadden verlaten, om te gaan werken op het steengeleeg of tehuis op de hoeve. In die tijd was het normaal dat alleen jongens die thuis niet moesten bijverdienen, naar school konden gaan tot aan hun eerste communie (12 jaar). Zij die uitzonderlijk na die datum nog bleven, herdeden tweemaal, ja zelfs driemaal de hoogste klas (4de studiejaar) en zonen van begoede burgers werden na hun twaalfde jaar naar het pensionaat gestuurd. Mr. De Jong was een geboren onderwijzer die leefde voor zijn beroep. Van meetaf toonde hij dat hij ons behandelde als grote mensen. “Voor mij moet ge niet leren”, zei hij. “Ik zal zelfs niet straffen als ge het niet doet. Dan kunt ge maar knecht of portier worden, die zijn er ook nodig. Maar indien ge in ’t leven wél iets wilt worden, zult ge uw best moeten doen.” 6 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
De Molenstraat rond 1900 met links de huidige Abraham Hansschool
Dat Mr. Moers van het Godsdienstonderricht het voornaamste vak had gemaakt, waarvoor hij zich het meest beijverde, had niets te maken met rehabilitatie. Die had hij trouwens niet nodig. Dit feit had twee ander redenen. Eerstens wou hij niet “in affronten” vallen in de Kerk bij onderpastoor De Schutter, waar we elke morgen, nu reeds voor ons tweede jaar, “te leere” gingen voor ons eerst Kommunie. Dit gebeurde van achter in de Kerk op de banken, en deze catechismusles duurde tot vijf vóór half negen. De laatste week voor de eerste Kommunie moesten we dan nog naar de turnzaal van de nonnekens “om te leren gapen…”. Dit gebeurde onder de schooluren, en dan liep onze klas voor de helft leeg, zo talrijk waren de eerste Kommunicanten. Joseph Van Passen
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 7
175 Jaar treinen door Kontich-Waarloos deel 4 Lijn 25A – De ‘diepe route’ door Kontich en Waarloos Relicten in het landschap? Als je vandaag over de zandbergen wandelt, op de grens van Kontich en Edegem langs de oostkant van de E19, moet je je daarbij de zandopslag voorstellen van de uitgegraven Craeybeckxtunnel en de gerenoveerde Antwerpse Ring. Misschien las je dat onze gemeente en Edegem dit gebied recent hebben verworven en het willen inrichten als natuurgebied en zone voor zachte recreatie. Als je dan naast de E19 terug wandelt naar de Groeningenlei herken je nog een smal strookje verwilderd groen waar ooit stoomlocomotieven over lijn 25A naast het Molenbos puften en hijgden, richting Korte Drabstraat.
Voorbij de Tuinwijk merk je aan de overzijde van diezelfde expresweg een stuk groene long die zich doorheen de bebouwing wringt richting Rubensstraat, Drabstraat, Kruisschanslei, Reepkenslei en Mechelsesteenweg (N1). Oudere Kontichnaren herinneren zich daar de vroegere bruggetjes over de ingegraven spoorwegbedding die na het opdoeken van de snelspoorlijn 25A rond 1970 werden afgebroken. De uitgraving werd opgevuld en Spooraftakking van lijn de wegen kregen er opnieuw 25A naar lijn 61 (Mortsel- hun volle breedte. Met de hulp Boom) van heel wat schoolkinderen werden tussen 1980 en 1990 streekeigen bomen en struiken geplant die vandaag zorgen voor deze groene dorpsbuffer. Dit rustgevend wandel- en fietspad loopt alvast door tot op de N1 aan de inrit van het industrieterrein Blauwesteen.
Tussen de Mechelsesteenweg in Kontich en de Ferdinand Maesstraat in Waarloos werd de Hier lag ooit een sectie van het snelspoor Mechelen- voormalige spoorwegzate zelfs ingericht als een heus Vrouwenvliet naar Antwerpen-Zuid. Van deze natuurreservaat, een moerassig gebied met bijzondere verbinding via Edegem-Molenveld, het bruggetje fauna en flora. Met stevige laarzen kan je dit lang en met klimmende aanloop in de Drie Eikenstraat, de smal reservaat over een lengte van 4,5 km volgen. kruising met de Krijgsbaan op het grondgebied van Sedert een tiental jaren wordt het voorbeeldig beheerd Wilrijk-Molenveld en de aansluiting ervan op de door Natuurpunt Vlaanderen. In Waarloos wordt een spoordriehoek Antwerpen-Zuid-Hoboken-Wilrijk is al beperkt gedeelte gebruikt als visvijver. Deze vijver laat lang niets meer te herkennen. Grote wegenwerken in de ons vandaag nog een beetje vermoeden hoe die spoorlijn zuidrand van Antwerpen tussen 1960 en 1990 hebben daar stilaan te voorschijn kwam uit zijn ingegraven het landschap er blijvend veranderd. De aanleg van bedding. De stoomtrein, geschilderd op de zijwand van de Antwerpse Ring, de E19 en de Craeybeckxtunnel, het bijhorend chalet, verwijst naar de dampende duivels de Binnensingel, de aanleg van de R11, deels op de die ooit hun stoom lieten krinkelen bij hun luidruchtige bedding van de Krijgsbaan tussen Wilrijk en Mortsel of tocht doorheen de Antwerpse zuidrand. er pal naast en ten slotte de hertekende Jules Moretuslei Ook in Waarloos verdwenen de bruggetjes, zonder of met tot aan het Schoonselhof in Hoboken wisten de meeste gekasseide aanloopstrook en wel in de Wildemansstraat herkenningspunten van dit vroegere spoorverkeer weg. en de Beekboshoek (vroeger Statiestraat). De Oude Bedding naast E19 en de Zandbergen
Keer je echter op je stappen terug, richting Pierstraat, dan merk je aan de overzijde van de Groeningenlei een mininatuurgebied. Dit floralint loopt achter de Tuinwijk en naast de expresweg verder door tot aan de het SintRitacollege en verwijst nog altijd naar de vroegere verbindingsvork met ons ‘Leireken’: spoorlijn 61 waar we in vorige nummers uitvoerig over berichtten. 8 • Reineringen 3.2
Waarloossteenweg maakte toen nog een ommetje over de brug van de steenweg op Duffel (later Ferdinand Maesstraat). Beneden aan de Vosberg in Rumst dwarst vandaag het smalle groene lint de Lage Vosbergstraat , loopt door weilanden tot aan Notmeir (grens van het waterwinningsbedrijf Antwerpse Waterwerken, de AWW) in Walem en liep naast het waterbekken Eekhoven tot aan de Netedijk.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
De stoomtrein op de chalet ‘De diepe route’
Vandaag vissen in plaats van tuffen met de trein naar Kontich of Mechelen
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd hier ook het noordelijke bruggenhoofd gesloopt. Gelukkig kunnen we langs de Walemse kant nog perfect inschatten waar deze brug moet hebben gelegen. Eén pijler staat ons nog altijd eenzaam tegen de dijk te wenken en wijst de weg doorheen een bomenrijke oase naar de Lange Zandstraat in Walem. Op de plek van de brug daar kan je nog heel wat brokstukken terugvinden van de vier monumentale brugbogen die rond 1966 al moesten sneuvelen. Ook in het parallelle Kuikenstraatje moesten de twee brugbogen er toen aan geloven. Mits een paar stevige stapschoenen kan je nog altijd op het spoorwegtalud verder stappen, maar je kan ook van op de Netedijk naar de Liersesteenweg fietsen met op je linkerzijde de oude deels opgehoogde bedding. Uiteindelijk kom je dan in de Elzenstraat terecht even voor de kerk. Vanaf hier vereist het meer moeite om de bedding te herkennen en te voet of met de fiets aan de overzijde van de brede ring rond Mechelen te geraken.
Binnenzicht tunnel met zandberg
scheepswerven). Ook de aanvoer van steenkool uit Charleroi naar de haven wordt gebruikt als argument, maar niets baat. De lijn wordt ingekort en uiteindelijk hertekend tussen Antwerpen-Zuid en Mechelen over Hoboken, Wilrijk, Edegem, Kontich, Waarloos, Rumst, Walem en Sint-Katelijne-Waver naar Mechelen (Belgisch Parlement, 27 mei 1890).
In de herfstmaanden van 1891 ligt een ontwerp van de minister van landbouw, nijverheid en openbare werken ter inzage op het gemeentehuis van Wilrijk. Hierop is het plan uitgewerkt om een spoorweg aan te leggen van Antwerpen-Zuid naar Mechelen met een aftakking naar Oude-God via de zogenaamde fortenlijn die naast de Krijgsbaan loopt. We kunnen ons voorstellen dat ook in de andere aangrenzende gemeenten de inwoners dit ontwerp ter inzage krijgen. Vanaf 1893 krijgen die plannen hun definitieve vorm. Het moet een spoorlijn worden zonder kruisingen met andere spoorlijnen en zonder overwegen, een snelspoorlijn dus naar de oude De eigenlijke aansluiting met de hoofdspoorlijn Antwerpse haven (Hoboken en Antwerpen-Zuid) om Antwerpen-Brussel is al lang verdwenen maar blijft daar aansluiting te geven op de ferryboten naar Harwich perfect zichtbaar van op de trein richting Antwerpen, (GB) die nog tot in 1930 op de Schelde ter hoogte van even voorbij de Vrouwenvliet dank zij twee prachtige de Zuiderdokken vertrekken. Het eerste stukje wordt relicten. De tunnels die de vertakking mogelijk vlug aangelegd. Antwerpen-Zuid-Wilrijk-Molenveld maakten met snelspoorlijn 25A blijven ook vandaag tot aan de fortenlijn wordt al opengesteld vanaf 1 mei nog herkenbaar. Eén ervan blijft wel deels verborgen 1894. Dit lijntje liep ooit langs de huidige Jan De Voslei in Antwerpen. Verwachten de spoowegoverheden een achter een reusachtige aarden berg. groot aantal reizigers? Het prestigieuze stationsgebouw Planning en aanleg Antwerpen-Zuid, gepland naar aanleiding van de We gaan hier de gesprekken niet opnieuw voeren wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1894 en eindelijk tussen de stad Antwerpen, de immobiliënmaatschappij voltooid in de jaren 1898-1902, wijst zeker ook in die Antwerpen-Zuid en de Belgische Staat en de eerste richting. voorlopige tracéschetsen bestuderen. Wel onthouden we dat in die tijd de N.M.B.S. nog niet bestond en dat in Treinen, en dan zeker zwaar geladen goederentreinen, het Parlement telkens wetten moesten gestemd worden kunnen slechts een beperkte stijging in het landschap die aan privé-maatschappijen de toelating verleenden aan. In een officieel document uit 1884 lezen we dat om afzonderlijke spoorlijnen aan te leggen. Pas in per 1000 m slechts 6 m stijging mag optreden. Wie de 1926 zullen alle spoorlijnen worden genationaliseerd topografische kaart tussen Mechelen en Antwerpen bekijkt, begrijpt dat dit gemakkelijker is gezegd dan en samengevoegd in één N.M.B.S. aangelegd. De cuesta van Boom, met als hoogste punt Het eerste plan voorziet een spoorlijn van Antwerpen- in onze regio 31 m boven de zeespiegel, ligt duidelijk Zuid over Hoboken naar Brussel-West (Laken) en dit in de weg, net op de plek waar de (latere) watertoren via Boom en Londerzeel. Men gelooft dan nog dat de in Rumst zal worden gebouwd. In dit ontwerp worden haven van Antwerpen gaat uitbreiden naar het zuiden dan ook talloze bruggen en bruggetjes voorzien naast toe, naar Hoboken en Hemiksem dus (petroleum, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 9
behoorlijke stroken aan te leggen spoorwegtaluds in de laaggelegen beemden rond Vrouwenvliet en Netepolders en doorheen de waterrijke weilanden aan Edegemse en Struisbeek. De grootste klus blijkt, zoals aangehaald, het uitgraven van een holle treinbedding doorheen de cuesta van Boom, vanaf de Lage Vosbergstraat (what’s in a name?) naar Waarloos en Kontich. De lijn wordt langs de oostkant van Waarloos aangelegd waar het beduidend lager gelegen is (ca. 15 m boven zeepeil), dwars door, jawel, agrarisch en dus goedkoper te onteigenen gebied. Als je dan nog bedenkt dat grondwerken in die tijd met paard en kar worden uitgevoerd en de graafwerken met schop en klein mechanisch materiaal, … Het duurt dan ook dertien jaar, tot 16 april 1907, vooraleer het stukje spoorlijn van 15 km tussen Wilrijk en Mechelen afgewerkt geraakt. Blijkbaar speelt het verzet van de militaire overheden en van de commandant van het Walemse fort ook een belangrijke rol in deze lange realisatietijd. Zij kanten zich inderdaad tegen een bijkomende oversteek van de Nete, vlakbij de abdij van Roozendael. Een brug op enkele honderden meter van de ingang van het fort van Walem is geen voorbeeld van militaire strategie uiteraard. Uiteindelijk komt alles in orde. We konden geen eensgezind vermelde openingsdatum terugvinden. Naast 16 april 1907 wordt elders ook 4 april 1907 vermeld en zelfs 1905.
wordt opgedoekt volgt onze 25A even later vanaf 22 februari 1970. Ze verdwijnt daarna definitief in twee fasen: het traject Wilrijk-Edegem-Kontich wordt volledig opgebroken in 1970, het gedeelte WaarloosDuffel-St.-Katelijne-Waver in 1971. Tot Kontich wordt de bedding van deze gewezen spoorlijn sindsdien gedeeltelijk in gebruik genomen door de autosnelweg E19. Verschillende markante kunstwerken Vandaag kan je nog altijd met een beetje goede wil van Onze-Lieve-Vrouwevliet naar de wijk Elzenstraat in St.-Katelijne-Waver stappen. Doorheen het landschap is de verwilderde, bijna kaarsrechte spoorwegbedding heel goed herkenbaar. Ze slingert zich doorheen bebouwd gebied en landbouwzones. De sporen liepen ooit verder op een talud, aangelegd om de oversteek van Kuikenstraat en de Lange Zandstraat in Walem mogelijk te maken. Van de kleinere tweebogige brug in de Kuikenstraat vonden we geen afbeelding terug. Van de oversteek over de Lange Zandstraat in Walem vonden we een getuigenis van net voor de afbraak in de jaren zestig van vorige eeuw. Fervente fietsers kennen daar zeker ook het bos, geprangd tussen deze straat de abdij van Rozendaal en de plek waar je met een klimmetje op de Netedijk terechtkomt. De trein bleef door het groen op het aangelegde talud verder rijden tot aan de brug over de Nete. Vandaag moet je er echter de brug over deze getijdenrivier wel bij denken. Eén brugpijler heeft de tijd overleefd Brug Lange Zandstraat Walem en getuigt daar nog van de monumentale Nete-oversteek. De brug werd in de vorige eeuw zelfs tweemaal gedynamiteerd. Een eerste keer door het Belgisch leger in 1914 op zijn terugtocht richting Kontich en Antwerpen. Op de foto is aan de overzijde van de Nete het bestaande pomphuis nog te herkennen van waaruit de A.W.W. in de beginfase van het bedrijf het Netewater oppompte om alle gemeenten langs de bevoorradingslijn van Walem tot Antwerpen te kunnen voorzien van drinkwater. Vandaag wordt hiervoor Ardens water via Albert- en Netekanaal en allerlei tussenstations tot in Walem geleid en daar behandeld.
Helaas wordt heel deze infrastructuur nauwelijks enkele tientallen jaren voor reizigersverkeer gebruikt en in de plaats Brug en blokpost richting Mechelen daarvan zal vanaf 1930 lijn 25 (Mechelen-Kontich-Kazerne-Antwerpen) worden ontdubbeld bij de heraanleg van de expreslijn 27 en de latere elektrificatie in 1935. Als nadien ook nog de spoordriehoek in Wilrijk vanaf 1937 verdwijnt en onze lijn 25A het moet stellen met een T-aansluiting op de fortenlijn zien pendelaars naar Antwerpencentrum het echt niet meer zitten. Een omweg via de fortenlijn Merksem-Mortsel-Wilrijk-Hoboken, daar aansluiten op de lijn 52 Hoboken naar Antwerpen-Zuid en daar dan de tram naar Antwerpen-centrum nemen, je zou voor minder afhaken. De lijn blijkt tijdens de naoorlogse periode dan ook niet langer rendabel en de N.M.B.S. staakt het reizigersvervoer daar officieel op 4 Een tweede maal vloog oktober 1959. de brug met Duitse Sectie Vrouwvliet (Mechelen) - fortenlijn (Wilrijk) springstof de lucht in blijft na de Tweede Wereldoorlog wel nog jaren in bij hun aftocht uit het gebruik voor goederenvervoer. In 1968 is er zelfs een fort van Walem in de heropleving van de treintrafiek merkbaar naar aanleiding eerste septemberdagen van een zware ontsporing in Kontich-Kazerne. Het van 1944 en dit richting Spoorwegbrug over de Nete te blijkt de zwanenzang te zijn. Als de fortenlijn in 1969 Antwerpen. Walem op lijn 25A, verwoest in 1914 10 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Telkens werd ze weer opgebouwd, maar op het einde van september 1944 enkel als baileybrug, in elkaar geschroefd door geallieerde genietroepen. Een stenen opvolger is er nooit meer gekomen. Wat ooit de Kerkelei in Waarloos was, wordt later de Statiestraat en nog later de Beekboshoek. In 1908 wil Geniebrug na de bevrijding in september Wa a r l o o s 1944 gebouwd. een stoptrein voor reizigers en voor goederen, liefst al om vijf uur ’s morgens om de werklieden naar Antwerpen en Mechelen te voeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het spoorlijntje tijdelijk buiten gebruik gesteld. De Duitsers breken de sporen zelfs op. Een krant bloklettert: ’Waarloos, een vergeten dorp’. Waarloos krijgt zijn station dan toch in 1920. Het zal tot in 1926 duren vooraleer reizigers weer op deze lijn mogen sporen. Maar, … in 1939 gaat de N.M.B.S. over tot de afschaffing van reizigerstreinen Station Van Waarloos te Waarloos. De bevolking en het Schepencollege protesteren maar de spoorwegmaatschappij haalt de dalende rendementcijfers boven. Op een vraag van Waarloos uit 1943 luidt het antwoordt al even negatief. Het station wordt in 1948 volledig buiten gebruik gesteld, dus ook het telegraafkantoor(tje) dat er gevestigd is. Voortaan wordt er getelefoneerd naar het gemeentehuis en moet de veldwachter vandaar de berichten per fiets komen ophalen en afleveren in de gemeente. Het station van Waarloos wordt in 1970 gesloopt. Oorspronkelijk hadden de Oude Waarloossteenweg en de Statiestraat bruggetjes met een dubbele haakse bocht in de weg. Ook het bruggetje in de Wildemansstraat / Zilverbergstraat vereiste een heel eind klimwerk over de kasseien om boven tweemaal haaks te manoeuvreren en de weg dalend verder te zetten. Gelovige landbouwers met paard en kar Lijn 25 A door Waarloos en Kontich
zullen wellicht regelmatig oneerbiedig met hun schepper gesproken hebben, wanneer hun Brabants trekpaard deze hindernis slechts moeizaam verwerkte. Later werd de Ferdinand Maesstraat rechtdoor getrokken, richting Duffel over een brugje in het verlengde van de straat. Pas na de sloop van de spoorlijn vanaf 1970 krijgen Statiestraat (nu Beekboshoek) en Wildemansstraat hun huidig uitzicht, terwijl de Zilverbergstraat van dan af zal doodlopen op het natuurgebied.
Brug Mechelsesteenweg
Brug Reepkenslei
Brug Kruisschanslei
Verder naar Kontich volgden de bruggetjes elkaar op: Mechelsesteenweg, Reepkenslei, Kruisschanslei, Brug Drabstraat Drabstraat. Het artikel ‘Per trein van Waarloos naar Kontich’ van onze voorzitter Frank Hellemans beschrijft deze tocht. Nog altijd ingegraven kon je toen aan de halteplaats Kontich-Nieuwe Lei omhoog klimmen tot wat toen nog als Korte Drabstraat bekend stond. Over een betonnen voetgangersbrug bereikte je de Nieuwe Lei die vanaf 1930 door het gemeentebestuur werd omgedoopt tot Rubensstraat. Straten met een beroemde schildersnaam vormden toen een Kontichse hulde ter gelegenheid van het Belgische eeuwfeest. De spoorlijn liep verder onder de vorig jaar beschreven ijzeren spoorwegbrug van lijn 61 (Boom-Kontich) en door achter de Kontichse tuinwijk. . Voeg hierbij nog dat de N.M.B.S. de halteplaats KontichNieuwe Lei rond 1938 opdoekt en als compensatie hiervoor halteplaats Kontich-Molenstraat aanlegt, nou ja, Molenstraat? Ze lag aan het bruggetje van de Groeningenlei, bestaande uit twee afgedankte houten spoorwegwagons, twintig minuten te voet verwijderd
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 11
van het centrum, ongeveer waar vandaag links, vlak voor de brug over E19, het fietspad richting Sint-Rita begint.
spoorwegateliers te Antwerpen-Noord en Hoboken. Concreet is er sprake van zeven omgebouwde treinen waarvan er zeker vier actief deelnemen aan de beschieting van vijandige stellingen vanop Kontichse spoorlijnen, richting Lier, Duffel en Walem. De eerste pantsertrein wordt gevormd op 28 augustus 1914 en uitgerust met een mortier van 210 mm uit de redoute van Blauwgaren. De opdracht bestaat erin Duitse batterijen te bestoken die buiten het bereik staan van de verdedigingskanonnen op de forten rond Antwerpen.
Brug Korte Drabstraat/Nieuwe Lei (Rubensstraat)
Deze trein vuurt vanop de spoorlijn AntwerpenZuid naar Waarloos om zo de verdediging van de Netestelling te ondersteunen. De bemanning bestookt ook de Duitse mitrailleurs die opgesteld staan in het park rond het kasteel van Rozendaal. De trein zelf wordt natuurlijk ook door de Duitse artillerie onder vuur genomen. Belangrijk detail: deze trein moest wel erg dicht tot bij de vijandelijke linie rijden, zijn mortier droeg maar 3700 m en bovendien liet het daarbij gebruikte zwarte buskruit bij elk salvo een ferme zwarte rookwolk opstijgen. Opsporing door de vijandelijke waarnemers wordt hierdoor wel erg gemakkelijk, zelfs al bleef de trein verborgen in het ingesneden tracé doorheen Kontich en Waarloos. Hij reed dan ook na elk salvo zo snel mogelijk vooruit om de vijand zo van korter bij te bestoken en de indruk te wekken van een geslaagde aanval ofwel een behoorlijk eind achteruit om positiebepaling onmogelijk te maken.
bestaat uit Lt. Michel, twee onderofficieren, drie kanonniers, twee korporaals, zes mitrailleurs, veertig soldaten, een stoker en twee machinisten. Behalve de onderofficieren en de kanonniers worden de anderen gerekruteerd uit de detachementen van de Antwerpse forten, vrijwilligers dus. Eén verkenner-locomotief rijdt steeds de gepantserde trein vooraf. Op 2 oktober 1914 moet Lt. Michel zich met trein nr.1 ter beschikking stellen van de derde sector van de bevelvoerder over de regio Antwerpen. Deze geeft bevel zich naar Duffel te begeven om de overtocht van de Nete te verdedigen tot op het ogenblik dat geniekapitein Thys de spoorwegbrug in de lucht laat vliegen. Vanaf 10.00 tot 20.00 uur die dag blijft de trein dan in en rond Duffel rijden om de Duitsers te bestoken. De trein wordt zelf ook regelmatig beschoten door de Duitsers. Om dit te vermijden rijdt hij heen en weer tussen het station van Duffel en de brug nabij de buurtspoorweg, 800 m verder gelegen. Na het opblazen van de spoorwegbrug volgt het bevel om terug te sporen naar Kontich. Lt. Michel, gewond, wordt vervangen door onderluitenant Gouttierre die de volgende dagen nog enkele verkenningen doet. Dit wordt bevestigd door het dagboek van de 52e Duitse RIRI-eenheid die melding maakt van hevig artillerievuur, o.a. van op een Belgische gepantserde trein die heen en weer reed en obussen afvuurde richting hun eerste bataljon en dit ten zuiden van Duffel.
Na de overgave van de stad Antwerpen te Kontich in de villa ‘Rest and be thankful’ op de Antwerpsesteenweg verdwijnen al deze treinen uiteraard uit onze regio. Ze volgen gedeeltelijk de terugtrekkende soldaten via Boom, Dendermonde, Aalst (Dender) en Gent (Schelde) en verder naar het westen van ons land achter de IJzer. Enkele ervan eindigen als blinde treinen die, op volle snelheid gestookt en naar belangrijke spoorwegstations en/of knooppunten geleid, zich te pletter rijden op stilstaande treinen in stations of ontsporen op spoorknooppunten en daar een ontzettende materiële ravage aanrichten. Eén pittig en merkwaardig detail nog: aan dezelfde tafel waar ooit Duitse militairen en Antwerpse politici de ‘Conventie van Kontich’ afsloten waarbij de stad Antwerpen werd overgegeven aan de Duitse agressor, vergaderen vandaag maandelijks nog altijd de bestuursleden van uw Koninklijke Kring voor Heemkunde van Kontich. Paul Wyckmans Bronnen en foto’s: - VAN PASSEN R., Geschiedenis van Kontich, Gemeentebestuur van Kontich, 1988 - VAN PASSEN R., Geschiedenis van Waarloos, Gemeentebestuur van Kontich, 1998 - DELANNOO E., Onze gepantserde treinen in 1914, in Shrapnel, nr. 1, The Western Front Association, België (WFA), 1998 - Heemkundige kring Dr. Croquet, Walem via Jan van Buggenhout: Lange Zandstraat, blokpost Walem, Netebruggen - Heemkundige kring Eugène Goeyvaerts van Lint: foto station Nieuwe Lei - Kon. Kring voor Heemkunde van Kontich: diverse foto’s - Wikipedia: foto binnenzicht tunnel
Zo een treinkonvooi bestaat uit een lange platte wagon (35 ton), vooraan aan beide kanten beschermd door scheepsplaten van 18 mm dik, opgesteld onder een hoek van 25°, om bij beschieting kogels te laten afschampen. Het dak bestaat uit 12 mm dikke stalen platen waardoor Brug Groeningenlei een observatietorentje steekt. Vooraan is een kanon gemonteerd van 57 mm samen met twee mitrailleurs, Pantsertreinen in 1914 één langs elke kant. Voeg daarbij 18 gleuven in het staal Tot slot willen we de lezer een weinig gekende episode om met geweren te kunnen vuren. Op deze wagon liggen uit de Kontichse geschiedenis niet onthouden. Bij de verder ook nog spoorstaven en materiaal om eventueel Duitse invasie in augustus en september 1914 werden beschadigde rails te kunnen herstellen. In het midden pantsertreinen op Kontichse spoorlijnen ingezet. Vooral bevindt zich de gepantserde locomotief en daarachter op onze ‘diepe route’, spoorlijn 25A kwamen er enkele een kleine wagon. Die zorgt voor rugdekking door één in actie tijdens het beleg van Antwerpen. mitrailleur en weer de nodige gleuven in de staalplaten Deze gepantserde treinen werden omgebouwd in de om geweervuur mogelijk te maken. De bemanning
Begin september 1914 tenslotte besluit de First Lord of Admirality van Engeland, Winston Churchill (jawel, hij), de Belgische artillerie rond Antwerpen te versterken met Engelse marinekanonnen. Op 9 september komt lieutenant-commander Littlejohns aan in Antwerpen met zes kanonnen van 4,7 inch (ongeveer 12 cm) en twee van 6 inch (15 cm) samen met zes kanonniers. De eerste kanonnen kunnen granaten afvuren van 22,5 kg. Ze hebben een draagwijdte van 10 km. De militaire verantwoordelijken beslissen om deze kanonnen op te stellen op spoorwegwagons en zo drie zwaar gepantserde Belgo-Engelse treinen te vormen. Het werk wordt uitgevoerd in de spoorwegplaatsen te Hoboken en de eerste trein kan al zes dagen later vertrekken. Een tweede zou nog voltooid worden terwijl de derde vertrekt naar Oostende samen met de twee kanonnen van 6 inch waar hij verder wordt afgewerkt. Van 28 tot 30 september komen deze treinen nog in actie tussen de forten van St.-Katelijne-Waver en Walem, maar ook op spoorlijn 25A in Duffel en Waarloos. Men vuurt op vijandelijke troepen, eerst van op circa 5500 m, waarna men langzaam vooruit rijdt om ze van op kortere afstand te bestoken. Zo worden de Duitsers gedwongen zich terug te trekken. De treinen zelf liggen natuurlijk ook onder hevig shrapnelvuur dat gelukkig te hoog wordt gericht.
12 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Halteplaats Nieuwe Lei (tot ca. 1930)
Genieluitenant Michel van de spoorcompagnie liet op 31 augustus 1914 drie licht gepantserde treinen bouwen in de werkplaats van de spoorwegen in Antwerpen-Noord. Na 5 dagen en nachten was de eerste klaar. Alleen deze eerste speelt een rol in de verdediging van onze regio, de andere twee niet. Zij opereerden ten noorden van Antwerpen en de derde raakte eigenlijk pas helemaal afgewerkt toen de troepen zich al richting kust terugtrokken.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 13
Pinten, pegels en dubbele seef Ivan Derycke over Antwerpen Bierstad – Acht eeuwen biercultuur Vrijdag 8 juni 2012 ’t Moet niet altijd even ernstig zijn. Tegen de zomer aan past eens een sappig onderwerp, dachten we, en we nodigden Ivan Derycke uit. Beroepshalve bibliothecaris van de Karel de Grote-Hogeschool, in zijn vrije tijd samensteller van het indrukwekkende en uitvoerig geïllustreerde standaardwerk Antwerpen Bierstad. Hij bleek ook een enthousiast en boeiend verteller te zijn. Met als leidraad een powerpointpresentatie, ook al met interessant illustratiemateriaal. Tot onze verwondering zou bier brouwen oorspronkelijk een vrouwenaangelegenheid geweest zijn. Waarschijnlijk ontdekten zij dat in water gedrenkt oud brood begon te gisten en een na een tijdje een opwekkend drankje opleverde. Priesteressen in Mesopotamië maakten er gebruik van bij hun godsdienstige rituelen. In een tijd dat er nog geen sprake was van Antwerpen… Daar werden al van in de middeleeuwen massa’s bier verzet. Water was immers te bezoedeld om te drinken, tenzij het gekookt was. En om bier te brouwen moesten ze dat doen. Zelfs zuigelingen kregen dagelijks een portie “klein bier”! Desnoods werden ze gezoogd via een houten nepborst. Van Schoonbeke zorgde later echter voor de aanvoer van zuiver water. De brouwers mochten in de watten gelegd worden, want zij zorgden voor meer dan 60% van de inkomsten voor de stadskas. De import werd aan banden gelegd, de export werd aangemoedigd. In de 19e eeuw was Antwerpen dan ook uitgegroeid tot een bierstad bij uitstek, met talrijke brouwerijen en een florissante cafécultuur. Brouwers behoorden tot de meest invloedrijke burgers. Dankzij het feit dat er in Antwerpen geen “pegel” bestond, kon er een uiteenlopend gamma van smaken geproduceerd worden. Die pegel bepaalde in andere steden bijvoorbeeld van welke grondstoffen bier moest gebrouwen worden en welke verboden waren. Zo werd de zo populaire “seef” destijds gebrouwen op basis van haver, boekweit en bakkersgist. Het was goedkoper dan gerstebier en werd vooral door werkmensen gedronken. Zo geliefd was het dat er een hele wijk naar vernoemd werd: de Seefhoek. Ook in Kontich was er geen pegel en was de seef van brouwerij De Sleutel vermaard tot in Antwerpen. Dat soort bier werd trouwens op verschillende plaatsen verkocht, ook in Brussel en Gent.
Ivan Derycke in actie voor een aandachtig publiek
We konden het tijdens de pauze (en achteraf) proeven: het wordt sinds kort weer op de markt gebracht, maar dan als “dubbele seef” en dus straffer (6,5°) dan de armemensendrank van weleer. Het heeft een moeilijk te definiëren maar verfrissende smaak, is troebel maar donkerder dan het vertrouwde witbier. In ieder geval een welgekomen dorstlesser!
Goed dat er weer een verdwenen bier terug op de markt is gekomen. Want de grote brouwerijgiganten hebben te veel voor nivellering gezorgd. Zij hebben kleine brouwerijtjes opgekocht en hun ambachtelijke bierproductie telkens afgebouwd en opgedoekt. Ook Alken-Maes, helaas. Trouwens, precies op de plek waar de lezing gehouden werd stond tot honderd jaar geleden brouwerij Huybrechts, destijds de grootste van de vijf die waren overgebleven. Bijna was de laatst overgebleven Antwerpse brouwerij ook verdwenen. Rond vorige eeuwwisseling werden er nog veel Duitse bieren gekopieerd, een mode die een einde kende met de Eerste Wereldoorlog. De Koninck koos dan maar voor een Engels ale-type. En dat bier blijft voorlopig bestaan. Dankzij de steun van een ander familiebedrijf: Moortgat. En een van de kopstukken van Duvel en Vedett heeft zijn carrière in Breendonk opgegeven om in Antwerpen Seef te brouwen. En zo is de cirkel weer rond! Wie de lezing gemist heeft kan zich het boek in de meeste boekhandels aanschaffen. Vrienden van het museum kunnen het natuurlijk ook altijd ontlenen in ons Documentatiecentrum. Het is de moeite waard! Frank Hellemans 14 • Reineringen 3.2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Waddisdaffeuriet? Weet je waarvoor dit ding werd gebruikt, stuur dan je antwoord (met als onderwerp “Wedstrijd Reineringen”) naar reineringen@gmail.com – een klassieke gele briefkaart naar ons adres (Reineringen, Duivenstraat 22, 2550 Kontich) telt ook. Laat ons ook weten met welke prijs we jou een plezier kunnen doen: een merklappenverjaardagskalender, het fotoboek “Archiefbeelden Kontich” of twee flessen cava. We verwachten je mail of briefkaart ten laatste op 31 juli! In ons volgende nummer geven we uiteraard de oplossing. En een nieuwe opgave. In de vorige Waddisdafeuriet gaven we de afbeelding van een toch wel totaal in onbruik geraakt voorwerp. Misschien daarom dat we slechts één juiste inzending kregen. We toonden een stamper voor de was. Met die stamper kon men de was in het water onder drukken, waardoor het bewegende water beter alle lagen van de was kon bereiken. Jo Van Gestel stuurde nog een echte gele briefkaart in. Ze koos voor een merklappenverjaardagskalender (een echt woord voor het scrabblebord!).
Agenda en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids, behalve in juli en augustus en op feestdagen. Het archeologisch gedeelte van ons museum is vernieuwd, nu werken we hard aan de verbeterde presentatie van onze overige collecties. Vooral de afdeling textiel (met onze merklappen, tekendoeken e.a.) krijgt een prominente plaats in het “voorzaaltje”, waar nu ook al enkele van de fraaiste spinnewielen te zien zijn van de meer dan vijftig die we vorig jaar hebben verworven. Voorlopig worden al enkele van de mooiste en interessantste stukken van onze textielcollectie tentoongesteld. Om de kleuren te beschermen houden we voortaan de ruimte vrij van daglicht tijdens de sluitingsuren. Daarom zijn alle vensters verduisterd en hangen er gordijnen. Nieuw is echter de monitor die continu een kleurenfilmpje vertoont met een overzicht van ons museum, zichtbaar voor iedereen. Kwestie van toevallige passanten – en de deelnemers aan de fietszoektocht van Femma – nieuwsgierig te maken naar de schatten die er kunnen ontdekt worden. De inwijding van het vernieuwde museum is voorzien voor volgend jaar, onze trouwe lezers worden uiteraard als eersten op de hoogte gesteld van de juiste datum. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht.
Abonnement
Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Wens je het verder te ontvangen, hernieuw dan zo snel mogelijk je abonnement voor 2012 (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 15 euro. Te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 3.2 • 15
Reineringen Reineringen 3 (2012), 2 Driemaandelijks (januari - februari - maart 2012) Afgiftekantoor Kontich P912187
België Belgique P.B. 2550 Kontich BC 31956
INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Elke straat haar naam: van Abelenlaan tot Zwarthoutstraat Pagina 4 Commissie straatnaamgeving Pagina 4 Mijn schooljaren te Kontich Pagina 6 175 jaar spoorwegen in Kontich (deel 4) Pagina 14 Pinten, pegels en dubbele seef Pagina 15 Waddisdafeuriet Pagina 15 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 3 (2012), 2 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Grafische vormgeving: Bruno Catteeuw Druk: Drukkerij Hendrickx, Schelle Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2012 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euro Te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com
Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be