Reineringen
Duivenstraat 22
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verschijnt driemaandelijks • Jaargang 8, nummer 1 (januari -maart 2017)
W
Voorwoord
e zijn aan onze achtste jaargang begonnen. De redactie had dit echt niet durven dromen toen ze aarzelend in mei 2010 het eerste nummer aan Kontich en Waarloos voorstelde. We zijn nu 27 volledige nummers verder en het stijgend aantal abonnees en de positieve reacties op ons tijdschrift zeggen ons dat we nog steeds op de goede weg zijn. En toch kan het nog altijd beter. Op dit ogenblik bereiken we ongeveer één procent van de Kontichse bevolking. Ook al lijkt dit niet veel, toch moeten we voor elke abonnee vechten en ervoor zorgen dat alle mensen uit ons dorp worden aangesproken. Soms doen we dit met een speciaal nummer. Zo hebben we vorig jaar een heel nummer over Waarloos volgeschreven. En ons volgend nummer zal helemaal aan Kontich-Kazerne worden gewijd. Op de andere (sociale) media lees je heel wat over Kontich en Waarloos, wat er mis gaat, waar je met een verloren poes terecht kunt en of er toch weer iets moet worden gevierd, maar zelden lees je hoe ons cultureel erfgoed wordt geborgd. En toch lijkt dat vaak een open vraag, want op Facebook zien we in de groepen Ge zijt/Je bent van Kontich/Waarloos als ge …, naast vaak onzinnige gesprekken en zelfs vuilspuiterij allerhande, ook foto’s verschijnen met de vraag “Wie? Wat? Waar?”. Soms zijn die vragen hier al beantwoord. Of op onze website www.museumkontich.be onder de rubrieken Heemkundige sprokkels of Kontich-Waarloos Vroeger en Nu. Met andere woorden, als je van Kontich-Waarloos bent, dan ben je bij ons aan het goede adres. Dit nummer is daar alweer het beste bewijs van. Vertel het voort. De inhoud is deze keer zeer heterogeen. Er zijn twee uitnodigingen: eentje voor een wandeling door KontichKazerne, en eentje voor een boeiende lezing over voeding tijdens de Eerste Wereldoorlog. Er zijn ondertussen al enkele wandelingen op grondgebied Kazerne gebeurd en de deelnemers zijn laaiend enthousiast over het parcours en gids Frank Hellemans. Daarnaast zijn er ook twee verslagen van lezingen die vorig jaar hebben plaatsgevonden. Dorpsgenoot Pieter Serrien hield moeiteloos zijn publiek in de ban met zijn andere kijk op de Eerste Wereldoorlog. En Rik Verbeeck heeft uiteraard zijn sporen verdiend. Dat had hij allang bewezen door zijn onverdroten liefde voor de archeologische spade. Hij brengt ons opnieuw een stukje over de bewoningsgeschiedenis van Kontich. We zijn ondertussen in de tweede eeuw aanbeland. Beetje bij beetje wordt het vroegere Kontich voor onze ogen uitgerold. En dat we Waarloos niet loslaten, blijkt uit twee merkwaardige bijdragen. Het is in ieder geval een verrassing om te lezen dat Waarloos een rol heeft gespeeld aan een communicatiesysteem dat in zijn tijd revolutionair was. En anderzijds zijn er nog altijd mensen die een boom(pje) kunnen opzetten over de al dan niet geslaagde fusie tussen Waarloos en Kontich. Hoe het zo ver is kunnen komen, lees je ook in dit nummer. Bedankt voor jullie vertrouwen en veel leesgenot! Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Paul Wyckmans Koken kost geld. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt, maar toch wel heel erg de waarheid is. En dat geldt ook voor Reineringen. Ondanks alle mogelijke prijsstijgingen van drukkers, papier, … hebben wij zeven jaar lang het abonnementsgeld op vijftien euro kunnen houden. Een blik op gelijkaardige tijdschriften toont ons daarbij dat we echt wel goedkoop waren. En daarenboven doen we geen beroep op sponsoring van buitenaf, waardoor uw tijdschrift brandschoon en reclamevrij blijft. Maar nu zien we ons wel genoodzaakt om de prijs op te trekken tot twintig euro voor een jaar Kontichs leesplezier. Het is nooit leuk om meer geld te vragen, maar we hopen toch dat onze grote schare lezers hiervoor begrip kan opbrengen. En wees gerust, we zullen nooit toegeven op de kwaliteit. Die krijgt u van ons gegarandeerd. Vier nummers vol.
Op zoek naar ridders en trollen in het Kontichs Broek Een (imaginaire) wandeling door het oude en nieuwe Kontich-Kazerne
L
ang geleden, in de tijd van de Oude Belgen, was Kontich de belangrijkste plaats in de wijde omgeving. Antwerpen was van weinig of geen tel. Waar nu het Keltenveld is, stond een heiligdom met de allure van Stonehenge, maar dan in hout. En in de Gallo-Romeinse tijd bezorgde een tempel – nota bene opgetrokken in steen – voor het nodige prestige en bloeide er een nijverheid van allerlei ambachten. Het was de tijd van de legendarische Contios, die is herboren in onze 21e-eeuwse volkscultuur. Toen in de derde eeuw na Christus onze kleine stad van de aardbol verdween, bleef er alleen de ruigte van moerassen, heide, struweel en bossen over. De oude nederzetting kwam weer tot leven waar nu het huidige dorpscentrum van Kontich is. Alleen de sinistere burcht van Bautersem waakte nog over de verwilderde beemden. Overdag mochten de dorpelingen er hun vee vrij laten grazen. ’s Avonds werd het weer verzameld binnen de dorpsmuren op de dries bij de ganzenpoel. Daar waren ze veilig voor de vraatzuchtige beren en rondtrekkende roedels wolven… Stilaan kwam er weer menselijke bewoning in dit onherbergzame gebied. Er ontstonden kleine woonkernen: de Driehoek (nu kruispunt Meylweg, Kauwlei, Ooststatiestraat) en Duffelshoek. Het kleine gehucht Lint langs de weg naar Lier groeide uit tot een nieuwe parochie. Her en der verspreid lagen nog wat boerderijen, verbonden door zandwegen. Zo zag het er tweehonderd jaar geleden nog uit. Tot onze eerste koning het in zijn hoofd haalde om een spoorweg door Kontich te trekken. Met zowaar een halte in Lint. Nu kon deze achtergebleven hoek van de gemeente zich beginnen ontwikkelen. Zeker toen de tweede koning besliste om er ook nog twee infanteriedepots op te richten. Dat betekende nieuwe woningen voor de beroepsmilitairen en… cafés. Kontich-Kazerne groeide uit tot de grootste wijk buiten Kontich-centrum. Het bisdom stichtte er zelfs een school en een kapel die in 1927 werd ingewijd. En er kwamen een postkantoor, winkels en banken. Sinds vorig jaar organiseert de Koninklijke Kring voor Heemkunde nu ook ludieke zomerwandelingen door Kontich-Kazerne. Het traject is omvangrijk maar kan naar believen worden ingekort. Je maakt kennis met enkele bekende plekken maar ook verloren uithoeken van deze wijk. Een twaalftal bizarre, pakkende of verrassende verhaaltjes brengen je naar het verre verleden of naar het onbekende heden. Het gaat van een gestolen Mariabeeldje, een koppige freule en een koninklijke bastaard tot verdwenen treinsporen en wereldberoemde Kontich-Kazerners. Ach ja, wie ons kent weet dat we je soms graag op een verkeerd been zetten. Probeer dus te raden welke anekdote niet klopt wat betreft de geschiedenis van Kontich-Kazerne. Je wordt beloond met een pittige trofee! Deze wandeling kan geboekt worden door particuliere gezelschappen (families, vrienden…) of verenigingen. Ze kan alleen overdag plaatsvinden want er zijn enkele onverharde en onverlichte paden bij (door het Broekbos bijvoorbeeld). Ze kan ook alleen gestapt worden met kleine groepen in de periode half mei (einde broedseizoen) tot einde september (begin jachtseizoen). De kledij moet ook aangepast worden aan de weersomstandigheden: altijd stevige wandelschoenen, eventueel laarzen en regenkledij. Het parcours is gedeeltelijk niet toegankelijk voor kinder- of rolwagens, het traject kan eventueel wel aangepast worden en voor de enkele nog moeilijke stukken kunnen alternatieve routes voorgesteld worden. Vertrek: aan het station Kontich-Lint (aan het infobord van de Archeologische Fiets- & wandelroute) om 13.30 uur. Einde rond 17.30 uur in herberg De Vlaschaard. Deelnameprijs: 60 euro (voor een groep van maximum 15 deelnemers). Inlichtingen en inschrijvingen: heemkunde.kontich@gmail.com en tel. 03 457 63 24. (Frank Hellemans) Volgend nummer van Reineringen zal volledig gewijd worden aan Kontich-Kazerne.
en
ng
eri
in Re 8.1
2
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Kontich-Waarloos, gedwongen fusie tussen twee verschillende werelden
A
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
l in 1975 werd de fusie een onvermijdelijk gespreksthema: het Ministerie van Binnenlandse Zaken kwam met een aantal voorstellen voor het samensmelten van buurgemeenten. Een optie bestond erin, Waarloos bij Kontich te voegen, terwijl een alternatief plan de samenvoeging van Kontich, Lint en Waarloos beoogde. Dadelijk reageerde de gemeenteraad van Waarloos door te stellen dat het niet nuttig of voordelig was om Waarloos bij Kontich of bij gelijk welke andere gemeente te voegen. De Raad was bovendien verwonderd dat niet meer werd gesproken over een eerste voorstel: fusie van Waarloos met Duffel. Om in deze problematiek, die toch niet meer te ontwijken was, enigszins klaarheid te scheppen, drukte de gemeenteraad van Waarloos zijn wil uit de ganse bevolking, ouder dan 18 jaar, te raadplegen in verband met de fusie. Dit kwam neer op het organiseren van een referendum. In zitting van 7 april 1975 bevestigde de Raad andermaal zijn zienswijze waarbij het fusioneren met Kontich of met Kontich-Lint van de hand werd gewezen. Inderdaad, op 30 maart 1975 was de bevolking Gemeentehuizen van Kontich en Waarloos in 1977 (Fototheek KHK, Kontich) geraadpleegd en zagen de resultaten er als volgt uit: 90% van de inwoners had zich uitgesproken voor het behoud van Waarloos als zelfstandige gemeente; 2,5% was onverschillig en slechts 7,5% van de bevolking was tegen het behoud van Waarloos. Plots duikt dan het idee op van een grenscorrectie, om aldus toch tot een herstructurering te komen: de wijk Wild Veld, die aldus de redenering van de Raad te Waarloos, voor tal van aangelegenheden op Waarloos was aangewezen, zou van Kontich kunnen losgemaakt en bij Waarloos kunnen worden gevoegd. In zitting van 16 mei 1975 werd het standpunt van Waarloos nogmaals verduidelijkt: resoluut spreekt men zich uit voor zelfstandigheid van Waarloos en men voegt er de idee van de grenscorrectie met Kontich, dus overheveling Wild Veld, opnieuw met nadruk bij. Tijdens de vergadering van het schepencollege te Kontich op 14 september 1976 werd besloten dat dringend voorbereidende werkzaamheden met het oog op de naderende fusie dienden uitgevoerd. De secretaris van Waarloos, Jef Van Peer, zou daar vanzelfsprekend bij worden betrokken. Nieuwe nationale verkiezingen voor gemeenteraden waren immers gepland op 10 oktober 1976. Met het oog op de nakende fusie per 1 januari 1977 wordt op 14 december 1976 het grondgebied van de nieuw te vormen gemeente onderverdeeld in 3 Een grapjas die het gemeentebord kieswijken: Waarloos met zijn grensgebied met Kontich, het Wild Veld, aanpaste (Fototheek KHK, KONTICH) Kontich-Kazerne en het Centrum. De grens tussen deze twee laatstgenoemde kieswijken wordt gevormd door de tussenliggende Astridlaan. De kranten publiceerden “het einde van Waarloos” samen met een verslag van de laatste gemeenteraadszitting op 22 december 1976 – ondanks enkele guitige of schampere toespelingen op de nieuwe en de oude naam.
3
Op 3 januari 1977 worden dan 25 gemeenteraadsleden beëdigd en geïnstalleerd als gevolg van de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1976: Voor de Christelijke Volkspartij (C.V.P.): L. Verhaert, F. Van de Velde, A. de Bruyn, J. Dom, A. Hellemans, K. Laurent, J. Plasmans, L. Scheers, J. Van linden, M. Bulckens-Van Acker, A. Janssens, F. Campaert, C.Wachters, L.Willems, Voor de Volksunie (V.U.): J. Steurs, L. Verbaet, E. Van den Hauwe, M. Olyslaegers-Smedts, G. Jaeken, Jonckers-Van Clé; Voor de Belgische Socialistische Partij (B.S.P./SP): J. Van den Wijngaert, J. Kennis, B. Birchen-Selfslag Voor de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (P.V.V.): G. Kempenaers, E. Aenspeck; De verkiezingen van vijf schepenen op 18 januari leverden een sjerp op voor L. Verhaert (C.V.P.), J. Steurs (V.U.), J. Van den Wijngaert (B.S.P.), G. Kempenaers (P.V.V.) en F. Van de Velde (C.V.P.) Over de burgemeesterssjerp ontstond heel wat heibel en het duurde Een partij publiceert zelfs al een bijna een jaar voor dit officieel kon worden geregeld. officiële overlijdensbrief (Van Passen, Intussen had men de hoofdzetel van de fusiegemeente officieel in Geschiedenis van Kontich) Kontich gevestigd (10 februari 1977) en het oud-gemeentehuis van Waarloos werd een bijkantoor. Om verwarring bij postverdeling te vermijden besloot men in op 15 maart 1977 nieuwe straatnamen in Waarloos toe te kennen of bij te stellen: Gasthuisstraat en Schuurveld als straatnaam ontstonden, een deel van de Duffelsesteenweg werd F. Maesstraat, de Oude Duffelsesteenweg werd herdoopt in Oude Waarloossteenweg, Reetsebaan werd gedeeltelijk Kiezelweg en Nonnenbos, Stationsstraat werd Beekboshoek en Tulpenstraat werd Pastoriestraat. In Kontich bleef het beperkt tot Groeningenlei voor een gedeelte van de voormalige Albertlei. De nieuwe fusiegemeente benoemde A. Dela Ruelle definitief tot gemeentesecretaris en P. van Cleemput tot gemeenteontvanger. Diezelfde dag, 15 maart 1977, kreeg Jef Van Peer, voormalig gemeentesecretaris van Waarloos, de titel van ere-gemeentesecretaris. Hij zal tot in 1978 moeten wachten om aangesteld te worden als secretaris van het Kontichse O.C.M.W. Om uit de impasse te geraken met betrekking tot het burgemeesterschap, zal een K.B. VAN 22 december 1977 J. Van den Wijngaert (S.P.) tot burgemeester van de nieuwe “fusiegemeente” benoemen. Een naam die in het politieke bestel van het nieuwe KontichWaarloos ontbreekt is die van Marcel Meert, voormalig burgemeester van Waarloos. Hij zal in een viering van 8 mei 1977 in zijn gemeentehuis te Waarloos worden gehuldigd en de titel van ere-burgemeester mogen dragen. Ook de andere scheidende raadsleden worden voor hun gepresteerde diensten in de afscheidsspeeches betrokken. Einde jaren ‘80 van de vorige eeuw onderzocht de universiteit van Antwerpen de groot- en kleinstedelijke invloed op de gemeenten in de provincie Antwerpen. Bleek dat de inwoners van de voormalige gemeente Kontich vooral op Antwerpen gericht waren, terwijl de Waarlozenaren eerder richting Duffel en ook Mechelen trokken. De breuklijn liep, wonder boven wonder, aan de Babbelkroonbeek en het Wild Veld. Terecht een wetenschappelijke bevestiging van wat de inwoners instinctmatig al decennia aanvoelden. Gevraagd naar de indrukken van een echte Waarlozenaar voegt Eddy Verbist, nog altijd politiek actief, een vrij nuchtere analyse aan dit artikel toe: Inwoners van Waarloos moesten zich noodgedwongen schikken in hun eerder bescheiden rol binnen het grote Kontich, maar bleven tot op vandaag trots op hun eigen gemeenschapsaard en het erg landelijk karakter van hun regio. Voor ons bleef Kontich bourgeoisie, vervolgt hij, maar je leert er wel Jean Van de Wijngaert burgemeester (Collectie
en 8.1
4
ng
eri
in Re
Kring voor Heemkunde, Kontich)
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
mee leven. Trouwens de hedendaagse bewoners denken minder in hokjes en dat is ook zichtbaar geworden in de samenstelling van verenigingen en overlegstructuren. Toch blijven de Veteranen en de veel later opgerichte dorpsraad Waarloos-Wild Veld zich inzetten voor het Waarloos zoals het is: eigen-aardig en trots op de kleinschaligheid en het landelijk karakter. Achteraf viel het allemaal nogal mee, besluit Verbist. Waarloos bleef vertegenwoordigd in de nieuwe gemeenteraad en de adviesorganen en leverde met Jef Van linden zelfs tweemaal de burgemeester. Socio-economisch bleek later de fusie van de brouwerij Maes met de brouwerij in Alken-Limburg, het overbrengen van de productie naar daar en als pijnlijke doodsteek het overplaatsen van de hoofdzetel naar het industrieterrein van Mechelen-Noord een veel belangrijker item. Er bleek in Waarloos immers geen familie te zijn of er werkte wel iemand van bij Maes. In de voorbije veertig jaar werden de scherpste kantjes er wel afgevijld, met mooie realisaties als de bouw van een nieuw kinderdagverblijf ‘’t Wisterke’ en het behoud van de ingeburgerde pastorie van Waarloos als een van de vergaderlokalen van de vele lokale verenigingen, zij het niet altijd zonder slag of stoot. Vergeten we het oudgemeentehuis aan de Ferdinand Maesstraat niet dat voorlopig zonder functie en zonder bewoners verweesd achterblijft. Toch blijft de fusie zichtbaar in kleine details met soms merkwaardige financiële gevolgen. Zo telefoneer je in Waarloos in de zone 015 (Mechelen), terwijl Kontich van oudsher mag bellen in zone 03 (Antwerpen). Ook voor water kan men niet bij dezelfde leverancier terecht al lijkt dat door de grote fusie tussen een aantal Vlaamse Watermaatschappijen niet altijd zichtbaar. Historisch ligt Kontich van bij de oprichting van de Antwerpse Waterwerken te Walem (einde 19e eeuw) langsheen de bevoorradingslijnen voor Antwerpen. Dit water komt uit het Albertkanaal via Oelegem naar Lier en Walem waar het wordt gezuiverd. Waarloos daarentegen wordt net als Duffel bediend door de Provinciale Drinkwatermaatschappij van de Provincie Antwerpen (Pidpa) die haar water uit de ondergrond pompt. We tappen dan maar, zij het met enige aanpassing, een mopje, gelezen op een kalenderblaadje “Rake antwoorden”: De Jef van Waarloos is kasseier en moet in Kontich een straat herstellen. De Sus staat in de deur met gekruiste armen en vraagt: “Wel, Jef, gastarbeider?” Jef werkt nog even verder, kijkt dan omhoog en zegt: “Neen, Sus, ontwikkelingshulp.”
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
Paul Wyckmans en Eddy Verbist
5
De bewoningsgeschiedenis van Kontich - van de prehistorie tot de middeleeuwen. Het archeologische verhaal - deel VI
D
e midden-Romeinse periode (70-175 na Christus) – fase 2. In dit deel behandelen wij de Romeinse bewoning te Kontich vanaf keizer Hadrianus tot aan de regering van keizer Commodus van 117 tot 177 na Christus. We maken een onderscheid tussen de bewoning op de site Kontich-Kazerne en de losse bewoning elders te Kontich. Tijdens de regering van keizer Hadrianus, op het einde van het eerste kwart van de 2e eeuw, wordt aan de site te Kontich-Kazerne een belangrijke functie toegekend. Dit manifesteert zich in de uitbreiding van het bestaande rechthoekige heiligdom, de vervanging van het belangrijke gebouw met zuilengaanderij, beide uit vorige periode (zie deel V), en de aanleg van een belangrijke straat. Het rechthoekig heiligdom, waarvan de fundatie uit Doornikse kalksteen bestaat met daarop muren uit vakwerk, wordt omgeven door een zuilengaanderij met een fundatie en opstand van Romeinse dakpannen met daarop houten zuilen ter ondersteuning van een afdak. De GalloRomeinse tempel met cella en portiek, met een totale grootte van 17 bij 20 m, is een feit. De binnenmuren zijn bepleisterd en beschilderd met stroken in Zilveren munt van keizer Hadrianus donkerblauw, groen, geel en rood. De vloer bestaat uit eenvoudige keitjes (Š AVRA) in de kleuren zwart, wit en roodbruin. Binnen deze centrale binnenruimte bevindt zich een sokkel voor het godenbeeld en een zogenaamde offerkuil met daarin meerdere Romeinse munten en belangrijke bronzen sieraden. De ingang bevindt zich aan de oostzijde alwaar een trap van minstens twee treden de toegang vormt. Het is niet bekend welke godheid er in het Romeinse Kontich werd vereerd. Wel vonden we resten van de godenbeeldjes Minerva en Venus en een gem of intaglio met de attributen van de god Apollo als Sol of Helios: een korenaar, een hoorn des overvloeds en een raaf op een halfzuil.
en 8.1
6
ng
eri
in Re
Maquette Gallo-Romeinse Tempel. Ontwerp H. Verbeeck, realisatie D. Clerbaut
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Het belangrijk rechthoekig gebouw uit vorige fase maakt plaats voor een houten gebouw waarvan de fundatie bestaat uit houten liggers met daarop vakwerk. Het bestaat uit een centrale binnenruimte van 17,25 bij 8 m met daarrond meerdere kleine kamertjes van 1,5 m breedte en ca. 3 m lengte. In één van deze kamertjes bevond er zich een amfoor, afkomstig uit Zuid-Spanje, met daarop een ingekraste tekst die in vertaling als volgt luidt: ‘Tijdens het consulaat van Barbarus en Regulus op de 8e dag voor de iden van januari (dit is 6 januari), gemaakt door Felix’, wat op een productiedatum van 6 januari 157 na Christus wijst. Naast dit gebouw bevindt er zich een toilet. Terzelfdertijd wordt er een straat aangelegd die vanuit het zuiden in de richting van de tempel loopt maar net voor de tempelommuring naar het oosten afbuigt. Deze straat bestaat uit een ca. 4 m breed wegdek, geflankeerd door diepe afwateringsgreppels. Links en rechts van de straat bouwt men rechthoekige tweebeukige houten huizen van ca. 15 bij 6,25 m, Intaglio van Kontich-Kazerne (© AVRA) die telkens met de korte zijde naar de straat staan. Aan de straatkant krijgen deze gebouwen een afdak, waardoor deze zijde als winkel/atelier wordt geïnterpreteerd. Aan de achterkant bezitten deze woningen een stalgedeelte met boxen voor het vee. De tussenliggende ruimte vormt de eigenlijke woning. Achter deze straatbebouwing verschijnen meerdere boerenerven, bestaande uit een woonstalhoeve, een waterput en één of meerdere bijgebouwen, die via een ca. 2,3 m brede weg met de straat zijn verbonden. De vicus van Kontich is een feit. Dit 2e-eeuwse gestructureerde straatdorp met zijn vrij grote tempel moet een meer dan regionale functie hebben gehad. Het Graffiti op Spaanse amfoor (© AVRA) vormde de administratieve draaischijf voor een ganse regio. Een plaats van algemeen religieus belang, waar jaarmarkten werden gehouden, waar de belastingen werden geïnd en van waaruit de organisatie en het transport van de surplus aan dieren en granen uit een groot achterland werden gedirigeerd en geregistreerd. De gevonden stili of schrijfstiften en de inktpot in terra sigillata zijn hiervan het bewijs. Ondertussen verschijnen, verspreid over het ganse grondgebied van Kontich, woonstalhoeves, dit zijn boerderijen bestaande uit een woon- en een stalgedeelte, die een belasting in natura Maquette winkel/atelier/woonstalhoeve. Ontwerp H. Verbeeck, realisatie D. Clerbaut moesten mogelijk maken. Deze surplus, vermoedelijk in de vorm van rund, varken, geit of schaap - waarvan er beenderresten werden gevonden -, werden op regelmatige tijdstippen verzameld en langs de heirwegen via Grobbendonk en Tongeren naar de rijksgrens in Duitsland getransporteerd. De bewoning te Kontich kende in deze fase haar grootste bloeiperiode met naast mooi versierd aardewerk, ook prachtige metalen en glazen voorwerpen, ja zelfs houten meubelfragmenten werden teruggevonden. Rond 160 na Christus brandde de Gallo-Romeinse tempel af. Het tempelterrein werd opgeruimd, vermoedelijk met het doel om hier een nieuwe tempel te bouwen. Door de onlusten en de invallen van de Chauken rond 170 na Christus, zal er echter Terra sigillata inktpot geen nieuw tempelgebouw verrijzen, maar blijft de omheinde tempelruimte wel als openluchtheiligdom in gebruik. Maar hiermee belanden we dan in de volgende periode van ons verhaal.
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
Henri Verbeeck (wordt vervolgd)
7
Lezing van Brecht Demasure: ‘Boter bij de vis’
H
et verhaal van de Eerste Wereldoorlog in België bleef lange tijd beperkt tot het analyseren van de militaire en politieke aspecten. Voor het leven van alledag was er geen aandacht. Naar aanleiding van de herdenking van de oorlog in 2014-2018 groeit de interesse voor het verhaal van de gewone man tijdens de moeilijke oorlogsjaren. De Eerste Wereldoorlog zette het land volledig op z’n kop. Alle aspecten van het dagelijks leven werden beïnvloed door de jarenlange strijd. Zo viel al bij het begin van de oorlog de import en export van levensmiddelen stil. De beschikbare voedselvoorraden slonken zienderogen en wat er nog restte, werd vaak opgevorderd door de Duitse bezetter. Ook in de landbouwsector ging het slecht: de nodige grondstoffen ontbraken en vee en paarden werden opgeëist. Bovendien was er door de bezetting van de zeehavens van visserij weinig sprake. De hele oorlog lang heerste er voedselcrisis. Maar de bevolking was creatief: ze organiseerden openbare soepbedelingen of gebruikten stadsparkjes als moestuin. Alle middelen waren goed om de honger te bestrijden. Maar ook de zwarte markt floreerde. Sommige landbouwers en handelaars boekten opmerkelijke winsten. In deze lezing wordt dieper ingegaan op de impact van de Groote Oorlog op de landbouwsector en de voedselbevoorrading. Op basis van dagboeken, kranten, aanplakbrieven en contemporaine literatuur wordt een beeld geschetst van de situatie in bezet en onbezet gebied, zowel tijdens als vlak na de oorlog. Brecht Demasure, projectmedewerker bij het Centrum Agrarische Geschiedenis, het erkend expertisecentrum voor het erfgoed van landbouw, platteland en voeding, onderzocht de landbouw en de voedselbevoorrading tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Hij publiceerde daarover twee boeken: ‘Boeren, boter en bezetters’ (2013) en ‘Boter bij de vis’ (2014). Deze lezing vindt plaats in de Altenakapel op 11 mei 2017 om 20.00 uur.
en 8.1
8
ng
eri
in Re
© Collectie stadsarchief Ronse
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Stond Waarloos mee aan de wieg van de moderne communicatie?
A
ccurate berichtgeving is altijd van groot belang geweest, zowel voor koningen, keizers, edellieden en militairen als voor gouverneurs, landvoogden en verantwoordelijken voor lokale besturen. Of die berichten nu via ijlbodes, ruiters, diligences of duiven werden overgebracht, maakte niet zoveel uit. Vandaag zijn we zo vertrouwd met radio, tv, pc, satelliet en gsm dat berichten en beelden (bijna) overal kunnen worden gecapteerd. Weinig gebeurtenissen blijven zo nog onder de radar. Toch is het ooit anders geweest…
Mensen willen met elkaar kunnen communiceren.
De mens zocht reeds voor onze tijdrekening naar gebaren, geluiden, rooksignalen, koeriers, schrifttekens en talen, naar systemen voor communicatie en hij ontwikkelde hiervoor ook netwerken. Langeafstandscommunicatie bleef lange tijd wel een kwestie van véél geduld. Het overbrengen van geschreven boodschappen werd eerst toevertrouwd aan bodes te voet: 6 km per uur en een week geduld om vanuit Antwerpen een Parijse correspondent te informeren. Vooruitgang werd er pas geboekt wanneer men brieven met ruiters kon meegeven die hun galopperende paarden tot 20 km per uur deden afleggen. Wanneer men ook reizigers wou meenemen in een diligence ging het uiteraard weer langzamer. Gekoppeld aan een Europees netwerk van wisselposten voor de paarden of een aflossingssysteem met verschillende ruiters kon bijvoorbeeld de firma Thurn en Taxis voor onze Oostenrijkse bezetters de verbinding WenenBrussel-Antwerpen binnen een redelijke termijn verzekeren. Intercontinentaal bleef men natuurlijk aangewezen op de wisselvallige snelheid van de zeilscheepvaart.
Een belangrijke stap vooruit.
Claude Chappe werd geboren op kerstdag 1763 in Brûlon, 200 km ten zuidwesten van Parijs. Hij groeide op te midden van zes broers en drie zussen, waarvan er enkele op jonge leeftijd overleden. Hij volgde eerst een priesteropleiding maar voelde zich meer aangetrokken tot de natuurkunde. Een verordening tijdens de Franse Revolutie van 1789 betekende echter dat geestelijken geen vergoeding meer ontvingen. Chappe trok zich daarom terug in zijn geboortestadje en experimenteerde daar samen met zijn drie broers met optische telegrafie. Op 2 en 3 maart 1791 vergaapten de inwoners van de Franse stadjes Brûlon en Parcé (departement Sarthe) zich aan een vreemd schouwspel. De gebroeders Claude, René en Pierre-François Chappe gaven er een demonstratie van de mogelijkheden van een nieuw communicatiemiddel, de ‘semafoor’, een optische telegraaf. Onder de leiding van Claude werd op een plat dak van het Château de Brûlon een slingeruurwerk geplaatst. Bij deze klok verrees een vier meter hoge stelling, waarin een vierkant houten paneel kon draaien. Dat paneel was aan één kant zwart en aan de andere zijde wit. Op een huis in Parcé, 15 km verder, werd eveneens eenzelfde klok en een verrekijker geplaatst (de telescoop Portret van Claude Chappe werd circa 1600 uitgevonden). Korte tijd later arriveerden er een aantal gemeentelijke autoriteiten en begonnen de Chappes met hun experiment, het overbrengen van een bericht van Brûlon naar Parcé. De gemeentelijke functionarissen dicteerden een bericht aan René dat hij vervolgens in code vanuit Brûlon naar Parcé seinde. Daar gaf Claude de waargenomen seinen door aan Pierre-François, die vervolgens het bericht decodeerde en noteerde. Deze demonstratie was een succes. Op 12 juli 1793 mocht Claude een demonstratie geven in Parijs, door toedoen van zijn oudste broer Ignace, intussen lid van de ‘Assemblée Législative’ geworden, en dit ten aanschouwe van regeringsvertegenwoordigers. Het lukte hem om foutloos berichten over te brengen over een afstand van 35 km tussen Ménilmontant en St. Martin-du-Tertre.
Hoe werkt de semafoor en wat heeft waarloos hiermee te maken?
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
De betekenis van dit alles voor Waarloos volgt later, eerst moeten we nog uitleggen hoe de optische telegraaf van Chappe eigenlijk werkte. Deze semafoor, die het uitzicht had van een reuzenspin, bestaat uit een verticale ladder waaraan een dwarsbalk, de ‘régulateur’, is bevestigd. Aan beide uiteinden is de ‘régulateur’ voorzien van een soort vleugel, de ‘indicateur’. Deze twee indicatoren zijn zwart geschilderd om de zichtbaarheid sterker te maken tegen
9
de achterliggende blauwe lucht en/of grijze wolken. De ‘régulateur’ kon met behulp van koorden en katrollen in 4 standen worden gezet, en de twee ‘indicateurs’ ieder in zeven verschillende standen. Daardoor waren er 196 verschillende combinaties mogelijk (4 x 7 x 7 = 196). Hiervan werden er in de praktijk meestal maar 96 frequent gebruikt. Elk van die posities vormde een code voor een letter, een cijfer, een woord of een deel van een woord of een zin. Een telegraafstation werd door twee personeelsleden bediend. Zij moesten enkel de stand van de seinarmen instellen en doorseinen. Met sterke verrekijkers werden de buurtposten op vaste tijden geobserveerd. De ontvangen seinen werden gekopieerd en vervolgens naar de volgende observatiepost gestuurd. Het De eerste telegraaflijnen missen van een sein of niet correct doorseinen werd met forse geldboetes bestraft. Alle berichten waren in code en op de eindpunten waren codeboeken aanwezig om de berichten te ontcijferen. Hierdoor werd geheimhouding verzekerd. De telegrafisten kenden dus de codes niet, enkel de verzender en de ontvanger. In 1793 begint Ignace, oudste broer van Claude Chappe, met de voorbereiding voor de aanleg van de lijn Parijs-Lille. Tijdens de winter van dat jaar reisde hij meerdere keren te paard langs de slechte en onveilige wegen, om de juiste plaatsen voor de telegraafstations te bepalen. Er is geld voor vijftien stations die met een tussenafstand van 15 tot 20 km moeten worden opgericht. Groot probleem is echter dat niet altijd op die afstand een geschikt hoog punt werd gevonden, en teveel afwijken van de rechte lijn vergrootte inderdaad de kans op fouten bij het seinen. In april 1794 werden dan toch de eerste berichten tussen Parijs en Lille uitgewisseld. Op 30 augustus 1794 arriveerde een bericht dat de telegraaf van Chappe in één klap wereldberoemd maakte. Vanuit Lille werd die dag de herovering van de stad Condé sur l’Escaut op de Oostenrijkers doorgeseind. Dit bericht slaat in als een bom. De snelheid waarmee de Chappelijn werkt is verbluffend. De 220 km tussen Parijs en Lille wordt in 13 minuten overbrugd, waar een koerier te paard er minstens 20 uur over zou hebben gedaan. Dit succes geeft de uitvinding een extra elan en nieuwe lijnen worden aangelegd. Wanneer Napoleon in 1799 aan de macht komt, ziet hij het militaire belang van de snelle communicatie. De optische telegraaflijnen worden door zijn toedoen nu ook buiten Frankrijk aangelegd. Gedurende tientallen jaren zal het net zich verder uitbreiden. In 1846 bevindt de Chappelijn zich op zijn hoogtepunt met een totale lengte van 5000 km en 535 telegraafstations.
De semafoor van Waarloos.
In 1804 wordt de lijn Parijs-Lille doorgetrokken naar Brussel. Omstreeks 1809 komt er een verbinding naar Antwerpen en een vertakking naar Vlissingen. Datzelfde jaar krijgt Ignace Chappe de opdracht om de noordelijke lijn door te trekken naar Amsterdam. Om de lijnen optimaal te kunnen benutten werden telegraafposten op hoge plaatsen geïnstalleerd. Hier werden meestal kerktorens voor gebruikt waarvan de spits werd verwijderd. Zo gebeurde ook te Waarloos. Komende van Walem richting Waarloos, stijgt de baan zeer sterk om uit de Netevallei te geraken. Het uitzichtpunt vanop de kerktoren van Waarloos levert de kijker zowel naar Kontich, Antwerpen (N) als naar Duffel (O), Walem en Mechelen (Z) als naar Reet (W) een prachtig panoramisch uitzichtpunt naar al deze herkenningspunten.
en
ng
eri
in Re 8.1
10
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Het afbreken van de torenspits was daarvan het onvermijdelijke gevolg. Vervolgens werd een platform gebouwd waarop de semafoor of seintelegraaf werd geïnstalleerd. Dit alles gebeurde onder fel protest van de maires (burgemeesters) en pastoors. De telegrafisten waren meestal Franse oud-militairen. Er zijn in Waarloos enkele torenwachters bij naam bekend gebleven die als seingever op de kerktoren dienst deden. Zo kennen we tussen 18 september 1809 en 5 juni 1811 Jacques Berceau en een zekere Labrousse. Van begin augustus 1812 fungeerde Penneman, waarschijnlijk een Vlaming. In 1813 een zekere Moyé die elf maanden torendienst heeft verricht. En nog in 1813 ontmoetten we Leon Mariage en Claude Durand. Het is niet bekend of zij dag en nacht op de toren verbleven of aflossing kregen na een bepaald aantal uren dienst. Zij hadden wel logies in Waarloos. Slechte weersomstandigheden en de nacht speelde soms parten tijdens het overbrengen van berichten. ’s Nachts trachtte men in de mate van het mogelijke de semafoor te verlichten maar bij slecht weer was seinen vaak onmogelijk. Toen we in 1815 onder het gezag van de Hollanders kwamen (koning Willem II), werd het bevel gegeven om alle telegraafinrichtingen te verwijderen uit vrees voor spionage. De maires en pastoors die reeds eerder hadden geprotesteerd tegen het verwijderen van hun torenspitsen, vroegen nu schadevergoeding om herstellingswerken te kunnen uitvoeren. Regen en andere slechte weersomstandigheden hadden immers waterschade aan de toren aangericht en die dreigde uiteraard steeds erger te worden. Wie de schade aan de kerk en de toren van Waarloos uiteindelijk heeft vergoed is niet duidelijk aan te tonen.
De vooruitgang stopte toen ook niet.
De optische telegraaf in onze streken hield op te bestaan vanaf het Hollandse bewind, maar zoals eerder vermeld bleef hij nog jarenlang in gebruik in Frankrijk met een hoogtepunt in 1846. In 1853 werd hij dan ook in Frankrijk stopgezet. In Zweden bleef deze technologie in gebruik tot 1890. Toen Faraday omstreeks 1831 de magnetische inductie uitvond en Joseph Henri de elektromagneet verbeterde (eerder uitgevonden door William Sturgeon in 1832) was dit de voedingsbodem voor Samuel Morse om zijn ‘morsecode’ op de markt te brengen. Toen hij op reis per brief het overlijden van zijn vrouw ontving, ging hij op zoek naar een methode om berichten nog vlugger over te brengen. In 1835 vond hij de elektrische telegraaf uit waarmee hij zijn morsecode via draad kon versturen. Sindsdien stond de evolutie in de communicatie niet meer stil. Claude Chappe stierf in 1805. Zijn broer Ignace zette zijn werk voort tot de ontwikkeling van de elektrische telegrafie, die geen last had van slechte weersomstandigheden, de semafoor overbodig maakte. Waarloos is dus zeker niet zo onbeduidend geweest als het aantal inwoners in het verleden deed vermoeden.
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
Robert Verrycken en Paul Wyckmans
11
Archeologisch onderzoek op de Steenakker en het Kapelleveld te Kontich
Synthese van de opgravingscampagnes op de site Kontich-Kazerne tussen 1964 en 1993. Monografie 3 – 2016 Verslag voordracht op 22 januari 2017 in het HalfDiep door Henri Verbeeck
O
p zondagnamiddag 22 januari 2017 stelde Henri Verbeeck, beter bekend als Rik, zijn boek voor over de archeologische opgravingen op de site Kontich-Kazerne. Het gemeentebestuur van Kontich en de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA) zorgden voor de omkadering. Dat gebeurde in het HalfDiep, een toepasselijke locatie voor iemand die al zijn hele leven lang in het maaiveld gedreven op zoek is naar historische sporen. Nogal wat leden van de Kring hebben destijds meegeholpen aan de opgravingen op de site Kontich-Kazerne. De Kring kon uiteraard niet afwezig blijven op een dergelijk evenement, een mijlpaal in de ontstaansgeschiedenis van de gemeente Kontich, zoals Bart Seldeslachts, burgemeester van Kontich, zou aangeven. De voorzitter van AVRA, mevrouw Kathy Sas, nam de rol van gastvrouw op zich. Bart Seldeslachts leidde de hoofdspreker in. De burgemeester, van opleiding historicus, betreurde dat het nieuwe erfgoeddecreet niet langer toelaat dat vrijwilligers participeren aan archeologische opgravingen. Hij gaf nog mee dat in het gemeentearchief een vaste plaats voor archeologie wordt voorbehouden. Luc Lemmens, provinciaal gedeputeerde, met als algemene bevoegdheden o.a. cultuur en erfgoed, nam vervolgens het woord. Hij herinnerde zich de viering van het 50-jarige bestaan van AVRA, in 2013, toen er zelfs Romeinse soldaten de viering opluisterden. Dergelijke enscenering steekt af bij de grote en minder appellerende verzameling
en 8.1
12
ng
eri
in Re
Van links naar rechts: Luc Lemmens, Bart Seldeslachts, Rik Verbeeck, Kathy Sas
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
scherven, bewaard in het Provinciaal Archiefdepot. Hoewel hij geen geschiedkundige opleiding heeft genoten, is ook hij ervan overtuigd dat ook de volgende generaties geïnteresseerd zullen blijven hoe mensen vroeger in onze streken leefden. Hij maakte nog een schalkse opmerking over de niet zo bondige titel van het boek. De boeiende inhoud maakt dit evenwel ruimschoots goed. En dan kwam Rik fier zijn monografie voorstellen. Voor een leek in het vak was het soms aandachtig luisteren, als hij het had over de terra sigillata uit de Gallo-Romeinse vicus van Kontich-Kazerne. Termen die de gewone leek niet zo vaak gebruikt om gestempeld aardwerk uit de wijk van Kontich-Kazerne aan te duiden. Maar voor het geïnteresseerde publiek vormde deze vakterminologie geen obstakel. Op aangeven van dr. Robert Van Passen startte AVRA onder de leiding van dr. Lauwers in 1962 opgravingen tussen de Ooststatiestraat en de Kauwlei. Hij vermoedde er archeologische resten van vroegere bewoning te vinden. Dit vermoeden stoelde op de toponiemen van dat gebied: Steenakker en Kapelleveld. Later zijn die opgravingen voortgezet door Rik. Ook het huidig Vlaams Instituut voor het Archeologisch Patrimonium heeft aldaar nog systematische prospectie uitgevoerd van wegkoffers en bouwputten. Studenten archeologie van wel drie universiteiten hebben op de site ervaring opgedaan. Op één van de tijdens de lezing geprojecteerde beelden zag je een zwarte soutane: deken Jozef Van Herck stond mee op de foto. Je zag ook de omgeving veranderen. De gemeente werd bereid gevonden om het sleufwerk mechanisch uit te voeren. De lange smalle onderzoekssleuven werden alsmaar breder, vlakdekkend onderzoek werd mogelijk. De beschrijvingen werden alsmaar gedetailleerder. De interpretatie en de digitalisering van het werk van zijn voorganger beschouwt Rik nog altijd als een van zijn huzarenstukken. Er werden sporen gevonden van een kleine nederzetting uit het einde van de eerste eeuw voor Christus, vermoedelijk een Keltisch heiligdom, wat verder en uit een iets latere periode, een twee straten tellend Gallo-Romeins dorp met een tempel en aanpalende boerenerven. Aan de rand van dat dorp artisanale activiteiten zoals ijzerertsoventjes en een pottenbakkersoven. Van ruimtelijke planning gesproken. Uit de Merovingische tijd werd zelfs nog een kinderskelet in gehurkte houding aangetroffen. Welk verhaal of verdriet daarachter schuilgaat, zal wel nooit kunnen worden onthuld. Dit en nog veel meer en gedetailleerde verhalen kan je nalezen in de bedoelde monografie. Aangezien de druk van de monografie niet tijdig klaar geraakte, kunnen de voorintekenaars hun boek kunnen komen afhalen in ons museum voor Heem- en Oudheidkunde. Dan kan daar almeteen de half opengewerkte maquette van het Gallo-Romeins tempeltje worden bewonderd. Zo kwam ons museum ook onder de aandacht. Ik hoef vast niet te vertellen dat Rik nog een ruiker bloemen ontving en dat een geanimeerde receptie volgde. Met dank aan Avra, de gemeente Kontich en de provincie Antwerpen voor de goede organisatie.
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
Erwin Van de Velde
13
Oorlogsdagen, het leven tijdens WOI in Vlaanderen
O
Verslag lezing op 7 november 2016 door Pieter Serrien
en 8.1
14
ng
eri
in Re
p voorstel van de Gemeentelijke Erfgoedraad en onze Kring werd vorig jaar historicus en Kontichnaar Pieter Serrien uitgenodigd om zijn Ronde van Oorlogsdagen af te sluiten in Cultuurpunt Altena. Het betrof zijn ondertussen gerodeerde lezingenreeks rond het boek “Oorlogsdagen, Overleven in bezet Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog”. De lezing vond plaats op 7 november 2016, de dag dat striptekenaar Marc Sleen overleed (bij het uitbreken van WO II nog één van de Belgische jongens die door de Belgische overheid werden verplicht om naar Frankrijk te vluchten, maar dit terzijde). Tijdens zijn opleiding geschiedenis te Leuven viel het Pieter Serrien op dat het leven van de gewone burger tijdens WO I amper aan bod kwam. Een gat in de markt, vond onze dynamische onderzoeker. Aan de hand van uit de archieven opgediepte dagboeken en andere historische bronnen kon hij voldoende materiaal bijeensprokkelen voor een boek. En hieruit volgde dan weer een lezingenreeks. Aanvankelijk beschikte hij over 32 dagboeken, ondertussen uitgegroeid tot een verzameling van een 100-tal exemplaren. Uit die dagboekfragmenten blijkt dat het klokgelui of de belleman die in de zomer van 1914 de algemene mobilisatie afkondigde geen groot enthousiasme teweegbracht. De algemene idee was dat de oorlog van korte duur zou zijn, dat onze forten wel zouden standhouden. De bevolking had sinds Napoleon geen grote oorlog meer gekend. Hoe fout gedacht! Het kanongebulder, de Ulanen en de francs-tireurs joegen de angstpsychose aan. De Duitsers, verontwaardigd door de vertraagde opmars, waren furieus. De brand van Leuven, het bombardement op Mortsel, de val van Pieter Serrien Foto: © Koen Broos Antwerpen, de paniek was totaal. Op een bevolking van rond de 7,5 miljoen Belgen sloegen 1,55 miljoen burgers op de vlucht (1 miljoen naar Nederland, 300.000 naar Frankrijk, en 250.000 naar Engeland. Dit waren andere proporties dan deze van de huidige vluchtelingencrisis. Tijdens Wereldoorlog I werd België door de bezetter leeggehaald. Het administratief bestuur werd op Duitse leest geschoeid, het Duitse winteruur werd ingevoerd, en hoe dichter tegen het front hoe strenger. Alles werd geteld en gecontroleerd, voor elke verplaatsing was een reispas nodig. Uit de dagboeken blijkt dat er soms ook verwondering is: een zeppelin bracht altijd veel bekijks mee, het inzetten van duikboten – flink gepromoot door de Duitse pers - was nieuw. Duitse (volks)liederen waren voorheen onbekend. Kinderen speelden soldaatje op straat: een hoed met wortel moest een pinhelm voorstellen. Met Kerstmis versierden de Duitse soldaten een naaldboom, een traditie die zou worden overgenomen. Toen in 1915 de grens met Nederland met een dodendraad werd afgeschermd, werden de gevolgen van elektrocutie bekend. Naarmate de oorlogsjaren vorderden, maakten ouders zich meer een meer zorgen om hun kinderen, soms gevlucht naar het buitenland, of achter de IJzer. De bezettingsdruk werd steeds strakker en brutaler. Er werd overgegaan tot collectieve bestraffingen. Er ontstond een “regeltjesoorlog”. Om spionage tegen te gaan moesten zelfs de duiven worden afgemaakt. Gelukkig kwam er internationale voedselhulp op gang. Het afbranden van de Leuvense universiteitsbibliotheek werkte uiteindelijk in het voordeel van “poor little Belgium”. Verzet groeide: bij het spoor en in de Luikse steenkoolmijnen braken spontane stakingen uit. Het bijhouden van een dagboek werd een risicovolle onderneming, was al een daad van verzet op zich. Een optocht in Antwerpen ter viering van de nationale feestdag op 21 juli 1915 groeide uit tot een protestmars. Als tekenen van verzet werden gele appelen, rode appelen en zwarte kersen naast elkaar gezet. Mantelpakjes in de nationale driekleur flaneerden over de Antwerpse Meir. Stilaan trad een lethargie op bij de dagboekschrijvers. Er wordt alsmaar minder genoteerd. Vanuit de verdeel-en-heerspolitiek zwengelen de Duitsers het tot dan sluimerende communautair conflict aan. Zo ontstaan er sociale spanningen tussen de “geleerde bourgeoisie” en het gewone volk. Om de luiheid van de werklozen tegen te gaan worden mini-jobs gecreëerd. In 1917 begint de samenleving echt uit elkaar te vallen. Op 5 april 1917 verklaart Amerika de oorlog aan Duitsland. Alle burgers moeten het frontgebied verlaten. Sommige dorpen vangen dan meer vluchtelingen op dan ze ingezetenen tellen. Er zijn plaatsen waar de pest en de cholera uitbreken. In de jaren 1917 en 1918 worden overal gelijksoortige verhalen genoteerd: eindeloos Duits geplaag, de hoop lijkt vervlogen dat die vervloekte oorlog ooit een einde neemt. Er volgt een opeenvolging van offensieven en tegenoffensieven. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
In volle zomer duikt een nieuwe griepepidemie op, de Spaanse griep. Dat wordt een pandemie met 60 miljoen doden op wereldschaal. De snelle verspreiding heeft te maken met de immense troepenverplaatsingen na de oorlog Uiteindelijk breekt de sociale onrust in Duitsland zelf het militaire vertrouwen. Er komt een wapenstilstand, die uiteindelijk nog met twintig dagen zal worden verlengd. Er wordt overeengekomen dat er een afstand van 10 km moet blijven tussen de terugtrekkende en de oprukkende legers. Een massa aan legermateriaal wordt achtergelaten. Met alle gevaar van dien. Na de wapenstilstand ontploft een wapendepot in Sint-Katelijne-Waver. In Asse komen twintig mensen om na een incident met gasbommen. En nog is het leed niet geleden. Na de bevrijding volgt de repressie, een repressie met opmerkelijke gelijkenissen met de repressie na WO II. Vrouwen wordt het haar afgesneden, terwijl weerklinkt: “Al die hebben gelopen met de Duitse krommepoten”. Hoe komt het dat wij die verhalen niet kennen? Een verklaring vindt Pieter in de terugkeer van de overlevende frontsoldaten. Zij hadden nog veel verschrikkelijker dingen meegemaakt. Het zijn zij die in de naoorlogse vredesoptochten centraal worden gesteld. De verhalen van de gewone man of vrouw raakten ondergesneeuwd, de dagboeken verstoften in een lade. Soms pas met de derde generatie werden die waardevolle getuigenissen herontdekt. Met dank aan Pieter Serrien (www.pieterserrien.be) en de GER. Erwin Van de Velde
Activiteitenkalender en Nieuws Museum voor heem- en oudheidkunde: elke zondag open van 14 tot 17 uur met gids. Het museum is wel gesloten tijdens de maanden juli-augustus en december-januari-februari. Ben je op zoek naar de oude nummers van Reineringen of publicaties die met Kontich te maken hebben? Surf dan gewoon naar www.issuu.com. Op deze webstek tik je bij zoeken gewoon “Reineringen” of “Kontich” in en je komt zo bij onze vroegere nummers terecht. Activiteiten in samenwerking met de Gemeentelijke Erfgoedraad naar aanleiding van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog (Data en onderwerpen onder voorbehoud) 11-05-17 Lezing Brecht Demasure: oorlogsvoeding en tentoonstelling: dagelijks leven en hygiëne tijdens WOI 30-11-17 Lezing Paul Catteeuw: De brieven van Jozef Van Herck tijdens WOI, met oorlogsliederen door Marc Hauman (o.v.) 09-03-18 Lezing Frank Hellemans en Paul Catteeuw: Dagboek Jozef Van Passen tijdens WOI 11-11-18 Afsluitende festiviteit: De bevrijding Abonnees van Reineringen – vrienden van het museum Graag houden we jullie op de hoogte van al onze activiteiten en publicaties. Dit is echter enkel mogelijk als u ons uw e-mailadres bezorgt via reineringen@gmail.com . Uiteraard kan u zich altijd laten uitschrijven op eenvoudig verzoek aan hetzelfde mailadres. Facebook Je vindt onze heemkundige kring nu ook op Facebook. We posten er op regelmatige basis foto’s uit de oude (en nieuwe doos). Enkele honderden mensen hebben de weg al gevonden. Hoe geraak je erbij? Zoek gewoon onder “Kontichse historische weetjes”. Ook op LinkedIn zijn we aanwezig. Daar vind je berichten i.v.m. de heemkundige kring.
Abonnement?
Re in
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
eri
ng
en
8.1
Als je van dit nummer van Reineringen houdt, dan ligt ook de toekomst van dit blad je nauw aan het hart. Nieuwe abonnees ontvangen ALLE nummers in 2017 door overschrijving van minimum 20 euro op rekening BE77 41550442-2142 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB.
15
Reineringen 8 (2017), 1 Driemaandelijks (januari-maart 2017) Afgiftekantoor Herzele P 912187 - Herzele
Retouradres: Koninklijke Kring voor Heemkunde Duivenstraat 22 2550 KONTICH
INHOUDSTAFEL: Pagina 1 Voorwoord Pagina 2 Wandeling Kontich-Kazerne Pagina 3 Fusie Kontich-Waarloos Pagina x De bewoningsgeschiedenis van Kontich – deel VI Pagina 8 Lezing Brecht Demasure Pagina 9 De semafoor van Waarloos Pagina 12 Lezing Rik Verbeeck Pagina 14 Lezing Pieter Serrien Pagina 15 Activiteitenkalender en nieuws Colofon Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, 8 (2017), 1 ISSN 2033-2742 Redactie: Paul Catteeuw, Frank Hellemans, Erwin Van de Velde en Paul Wyckmans Eindredactie: Paul Catteeuw Druk: Editoo, Erpe-Mere Verantwoordelijke uitgever: Paul Wyckmans, Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich Correspondentieadres: reineringen@gmail.com © 2017 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): minimum 20 euro. Te betalen op rekeningnummer BE77 4155-0442-2142 met de vermelding van uw naam, adres en “Reineringen 2017”. Het IBAN-kenmerk is KREDBEBB. Gelieve eventuele adresveranderingen zo snel mogelijk aan ons mee te delen. Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, BE-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com
Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, BE-2550 Kontich www.museumkontich.be