Reineringen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Du
ivenstraat 22
Verschijnt driemaal per jaar • Jaargang 1, nummer 1 (mei 2010)
✎ Voorwoord
Nog een dorpskrant? Nee hoor, verwacht van ons geen nieuws van nu. Er valt echter zoveel te vertellen over het Kontich en het Waarloos van vroeger, dat we er een tijdschrift mee kunnen vullen. Ons dorp – of het nu Condacum of Conteka werd genoemd – was de eerste eeuwen van onze tijdrekening belangrijker dan de steden Antwerpen of Mortsel! Al vanaf 1943 hebben zich een aantal mensen in een kring voor Heemkunde verzameld om het waardevolle verleden van Kontich te verzamelen, te bewaren, te bestuderen, te ordenen en tentoon te stellen. Zo ontstonden er o.a. collecties textiel, aardewerk, glaswerk en archeologische vondsten die elke zondagnamiddag (14.00-17.00 uur) in het museum op het Sint-Jansplein kunnen worden bekeken. Op maandagavond (20.0022.00 uur) komen in het documentatiecentrum van de kring, Duivenstraat 22, een vijftiental enthousiaste vrijwilligers samen. Daar werken zij aan het ordenen, inventariseren en toegankelijk maken van collecties films, foto’s doodsprentjes, scapulieren e.a. Ook u kan hier komen zoeken naar Kontichse wetenswaardigheden, ontbrekende elementen in uw stamboom. Onze vrijwilligers zullen er u graag te woord staan. Ook buiten deze uren wordt er nog veel werk verzet. De vruchten van hun noeste arbeid (nou ja, soms toch) moeten kunnen worden geplukt. Daarom werden hun bijdragen in het verleden gepubliceerd in “Dorpsaard” onder impuls van J.Fl. Hellemans, uitsluitend bedoeld voor kringleden. Later verscheen “Kringkoppeling”, onder redactie van Ward Teugels, samengesteld voor een ruimer publiek.
Wij zijn er van overtuigd dat er nog meer mensen zijn die belangstelling hebben voor de geschiedenis van de gemeente waar ze nu wonen, of ze hier nu wortels hebben of niet. De bijval van onze artikels in het gemeentelijk informatieblad en in de dorpskrant Kontich-Waarloos Hier en Nu bewijst dat.
Maquette van de motte aan de Reep, met grachten, toren en schuur (toestand in de 11de eeuw): hier vlakbij lag Reineringen
Daarom willen we actieve leden van de kring een forum blijven bieden, en dat wordt vanaf nu “Reineringen”. Wij nodigen u dan ook uit om met ons mee te grasduinen door het eerste nummer van dit nieuwe tijdschrift. Wij rekenen erop dat u onze ploeg vrijwilligers blijft steunen. Want uiteraard is alléén dit eerste nummer gratis! Misschien krijgt de historische kriebel u ook te pakken? De redactie Frank Hellemans, Paul Catteeuw en Paul Wyckmans
INHOUDSTAFEL: Pagina 1: Voorwoord: Nog een dorpskrant? Pagina 2: Reineringen begot! Pagina 3: Lezing Tweede Wereldoorlog 1940: per fiets op zoek naar ons regiment Pagina 6: Onze familienamen Pagina 7: Vijf jaar Lapzussen Pagina 9: Een merkwaardige doodsprentje uit onze verzameling: Bisschop Maurice de Broglie (1766-1821) Pagina 10: 1943: Tranen over Mortsel Pagina 12: Avra: nieuws van onder onze eigen bodem Het verhaal van een tegelschilderij Pagina 14: Agenda Pagina 15: Goed nieuws!
“Reineringen” begot!
aangetroffen. In elk geval is Reineringen een onzekere –hem-naam op ons grondgebied.” En op de volgende bladzijde vermeldt hij nog dat er Gallo-Romeinse scherven nabij het Reineringenveld gevonden zijn. Een tijdschrift genoemd naar een plaatsnaam dus. Maar wel met oeroude wortels: hij kan in verband gebracht worden met een van onze oudste inwoners, de GalloRomein Reinerus of de Frankische Germaan Reiner. Eeuwen later werd er nog naar hem verwezen voor een veld, een bos en misschien een hof. Mogelijk lag dat op die bewuste mot(te), waarmee men een kunstmatig heuveltje bedoelt waar vroeger een kasteel op stond. Maar dat “hof van Reineringen” is een hypothese. In ieder geval ligt het bedoelde grondgebied buiten de dorpskom, in de richting van Waarloos. In feite pal in het midden van onze fusiegemeente! We maken van Reineringen dus het geografische centrum van onze gemeente. Maar los van deze historische, etymologische en toponymische beschouwingen kunnen we nog heel wat zinnigs met de naam Reineringen in verband brengen. Ons deed hij meteen denken aan “herinnering”, en dat willen we als vereniging toch doen: terugdenken aan wat vroeger was om het te bewaren. Misschien willen we zelfs “in het reine” komen met dat verleden. En “rein” kan je dan ook weer associëren met “helder, zuiver” en met “bron”. We willen verhelderen, terug (in het Latijn “re”) naar de bron!
Waar halen ze het? Dit vraagt iedereen zich uiteraard af. Zoals alle ouders een naam voor hun kind moeten zoeken, stonden wij ook voor dat probleem. Laat hem goed klinken, een zinvolle betekenis dragen en natuurlijk ook iets met Kontich te maken hebben … Met dat uitgangspunt begonnen we te brainstormen en onvermijdelijk gingen we ook bladeren in de boeken van de geschiedschrijver van Kontich bij uitstek, wijlen Wie wil mag ook denken aan andere mooie woorden in dezelfde sfeer, zoals “mijmeringen”, al hopen we onze tweede voorzitter, Robert Van Passen. toch een ietwat actievere impuls te geven aan onze In het hoofdstuk nieuweling! over het verste Frank Hellemans verleden van onze gemeente schrijft hij er al over op bladzijde 30: “In de Reepkenslei, tussen het Tanghof en de voormalige spoorweg, daar waar zich in de middeleeuwen de motte of Eekhoven zou verheffen op een reeds door GalloRomeinse bevolking bewoonde plaats (…), bevindt zich een toponiem Reineringen (attestaties XVIde en XVIIde E.). Dit alleszins zeer oud relict kan nog uit de ‘Landnametijd’ dateren, in geval het een patroniem is (afgeleid van Reiner) zonder –hem-toevoeging. Maar daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het een zogenaamd ‘ingweonisme’ is van Friese oorsprong (type Stertingen), dus van een andere periode. Ingweonismen waren relicten van een vóór-Frankische, wellicht FriesZeeuwse bevolking van vissers of kooplieden, en in het Antwerpse werden er wel meer van die relicten 2 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Lezing Tweede Wereldoorlog Op 11 juni 2010 om 20.00 uur komt Ward Adriaens spreken over een aspect van de Tweede Wereldoorlog. Ward Adriaens is conservator van het Joods Museum van Deportatie en Verzet in Mechelen. Dit museum is beter bekend als de Dossinkazerne, de plaats van waar de Belgische joden in de Tweede Wereldoorlog naar Auschwitz werden getransporteerd. Ward Adriaens is een uitstekende gids en een begenadigd spreker. Hij is een bevoorrecht getuige van de vele mensen die hun verhaal zijn komen doen. Bovendien is hij ook gespecialiseerd in de partizanenbeweging. Hij zal zijn voordracht wijden aan de levendige beweging tussen Leuven en Mechelen in de laatste oorlogsjaren. Deze lezing staat open voor alle Kontichnaars en is volledig gratis. U bent hierbij van harte uitgenodigd. Lezing: ‘De Partizanenbeweging tussen Leuven en Mechelen. 1942-1944’ Datum: 11 juni 2010 om 20.00 uur • Toegang: gratis Locatie: Zaal Sint-Jan op het gelijkvloers van het bibliotheek en cultuurgebouw, Sint-Jansplein.
1940: per fiets op zoek naar ons regiment Inleiding 1. De Tweede Wereldoorlog
In 1940 werd ons landje onder de voet gelopen door het Duitse leger. Voor de tweede keer op nog geen dertig jaar tijd. Nu, zeventig jaar later, dreigt de herinnering aan die nachtmerrie te vervagen. De laatste getuigen verdwijnen. Het is de taak van een geschiedkundige kring om hun relaas te bewaren en door te geven. Het mag nooit vergeten worden. Zo probeert één van onze leden, Paul Wyckmans, de geschiedenis te reconstrueren van de joodse meisjes die ondergedoken waren in het internaat van Altena en bij Kontichse families. Veel betrokkenen zijn nog in leven. Een ander verhaal is dat van vijf Kontichnaars, jonge mannen nog, die in 1940 “gemobiliseerd” werden. Complete chaos, tien dagen later was de overgave een feit. De vijf konden via Frankrijk ontsnappen naar Engeland. Zij voegden zich bij de brigadePiron, maakten in 1944 de landing in Normandië mee en waren erbij toen België bevrijd werd. Tientallen jaren later vertrouwden zij hun avonturen toe aan een cassetterecorder. Ook hun getuigenis is een aparte publicatie waard. Maar in dit nummer beginnen we met het verhaal van vijf andere Kontichnaren.
Na zijn overlijden werd de tekst – zeven dicht op elkaar getypte bladzijden – ons bezorgd door zijn zoon, André Van Elshocht. Het gaat over vijf vooraanstaande Kontichnaars die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden opgeroepen om hun vaderland te gaan verdedigen tegen de Frans Van Elshocht inval van de Duitsers. Deze “mobilisatie” verliep nogal chaotisch, om het zacht uit te drukken. Zij vertrokken per fiets vanuit Kontich op donderdag 16 mei 1940 om 21 uur. Behalve de twee eerder vernoemden waren er ook nog bij Jos Sermeus, gemeenteontvanger, Joris Sansen, de latere notaris, en Louis Van Put. In dit nummer leest u het eerste deel van deze memoires.
Donderdag 16 mei
Eerste oponthoud op de steenweg van Sint-KatelijneWaver naar Walem, even voorbij het fort, alwaar Frans 2. De Hoofdrolspelers Frans Van Elshocht zullen velen zich nog herinneren als Van Elshocht verplicht was zijn band te plakken. Aan de politiecommissaris van onze gemeente. In augustus het kruispunt der banen waren reeds militairen aan het 1983 tikte hij het manuscript uit met de herinneringen voorbijtrekken. van Joseph Coveliers, in leven gemeentesecretaris van Verder ging de tocht over Mechelen, langs de steenweg Kontich. op Dendermonde, die we moesten verlaten in de Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 3
nabijheid van de brug van Willebroek (dit op bevel der militairen). Op de autostrade gereden tot over de derde (linker) rechter steenweg (sic) – voorts langs kleine gemeenten naar Steenhuffel, alwaar andermaal bandbreuk Jos Coveliers aan de fiets van Frans. Ten einde raad belden we aan de eerste woning aan waar licht door de rolluiken scheen. Dit bleek bij brouwer Moortgat (1) te zijn. Door het venster van ’t verdiep kwam een vrouwenhoofd tevoorschijn. We vroegen of het mogelijk was om daar te logeren en de vrouw des huizes stond het toe. Onze knoken zouden echter ’s anderendaags wedervaren welk onthaal ons was te beurt gevallen. Tussen haakjes, het was half één alvorens we onze nog niet al te moede ledematen op de balatum van het salon uitstrekten of ons neervlijden onder of aan de tafel in de hoopvolle verwachting zoete dromen te hebben. Edoch het was nog maar twee uur of er werd gebeld aan hetzelfde huis. Een weinig nadien trad niemand minder binnen dan generaal X, bevelhebber van de 2de legeromschrijving. De brouwer stond voor hem in positie als een kleine schooljongen wiens les afgevraagd werd. De generaal zei: “We zijn niet verslagen, we zijn enkel wat achteruitgegaan, en de Engelsen volgen ons op.” Een wijl nadien hoorden we hem vragen of de brouwerij ver van de statie der gemeente verwijderd was. Nadat de generaal nog een tijd van gedachten had gewisseld met de hem omringende stafofficieren, waaronder notaris Dewinter van Aalst, viel de conversatie stil en vielen wij andermaal met tussenpozen in slaap. Onze dromen zullen misschien Jos Sermeus deze keer zoeter geweest zijn, want toen de generaal door de kamer waar wij lagen passeerde om naar de volgende te gaan, zei hij: “Och die vluchtelingen, die arme mensen, die kruipen overal!”
4 • Reineringen 1
Vrijdag 17 mei
’s Anderendaags hadden we de gelegenheid om te bestatigen dat de brouwerij er maar vervallen uitzag en waarschijnlijk al lang over haar hoogtepunt heen was. Vanuit Steenhuffel vertrokken we vroeg in de morgen en we belandden een weinig later te Peisegem, waar we ontbeten. Daarna wilden we Dendermonde bereiken, en langs onmogelijke paden kwamen we in de gemeente Opwijk aan, waar we de heer Edward Dehandschutter ontmoetten. Die zei ons dat het absoluut uitgesloten was in Dendermonde binnen te raken. Zulks werd bevestigd door militairen aan wie we de vraag stelden. We zouden dan maar op Aalst bollen. Weerom langs veldpaden. Overal waren de hoofdwegen voorbehouden voor troepentransporten, Engelsen en Fransen passeerden bij de vleet. Langs de banen hele karavanen vluchtelingen, met alle Joris Sansen mogelijke voorwerpen overladen en te voet of per fiets sukkelend van de ene naar de andere gemeente. Rond de middag bereikten we Aalst. Wederom hadden we pech. We mochten niet passeren over de brug die toegang verleende tot de stad. Doch na regen komt zonneschijn en deze maal hadden we geluk. We stonden op het punt om de stad weer te verlaten toen we eraan dachten een biefstuk voor ons vijven te kopen. We vroegen de weg naar de beenhouwer en Frans trok met een meisje uit de buurt naar de slachter. Naderhand werden de steaks gebakken bij de ouders van het meisje. We kregen er nog spinazie en aardappelen bij en achteraf een puike kom koffie. Vóór het maal konden we onze vermoeide ledematen even rust gunnen op de gazon achter de hoeve en na het middagmaal eveneens. Toen we uitgerust waren vertrokken we vol goede moed in de richting van Oudenaarde, ditmaal wel over de voorheen verboden brug. Aalst bood een treurig schouwspel: gans de buurt van ’t station was bestookt geworden. Toen we de stad doortrokken, vlogen er vliegtuigen overheen. We spoedden ons dan ook in de richting van Oudenaarde. Een wijle over de steenweg op Gent moesten we in een weide vluchten voor overtrekkende vliegtuigen en dan weer langs zijwegen aangezien de hoofdwegen voorbehouden waren voor militaire transporten. In Bambrugge even oponthoud en dan weerom verder langs tal van kleine gemeenten.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Georges (Joris) Sansen begon te klagen van pijn aan de Maandag 20 mei rechter grote teen. Te Velzeke-Ruddershoven hielden we halt en vonden er logement in een leegstaande woning. De volgende ochtend moesten we eierkoeken eten, en alles gratis. De voet van George bleef echter evenveel Dus alweer op planken slapen. ontstoken en het werd hem meer en meer onmogelijk zijn schoen aan te trekken. Aangezien we binnen korte Zaterdag 18 mei ’s Anderendaags ’s morgens ontbeten we bij liefdadige tijd toch van elkaar zouden moeten scheiden en gezien buren van het leegstaande huis, en verder ging de tocht. het onmogelijk was voor George om verder te rijden, Tegen de middag bereikten we Deinze, waar we bij stelde hij zelf voor bij het echtpaar Gunst te blijven. een beenhouwer enkele schellen hesp kochten, die we Hij kon het in feite niet beter treffen. Daarom liet ik lieten braden in een herberg. Vanuit Deinze reden we op hem dan ook – zij het met wat tegenzin – in hun handen Meulebeke, waar logement gevonden werd voor twee achter. man in “Vlaanderens Gasthof” en voor drie anderen Wij van onze kant bolden verder en hielden ’s middags bij brouwer De Jonghe, juist ernaast. Het waren er halt te Loo, bij familie van apotheker Matthijs van lieftallige mensen, en er hoefde niets te worden betaald Kontich. We hadden vooraf een doos zalm gekocht, en voor het overnachten. kregen van de mensen van ’t hotel aardappelen erbij; Nadien heb ik nog een glas pale ale gedronken, en of het Zondag 19 mei ’s Zondagsmorgens vertrokken we verder, nadat we smaakte! Tussen haakjes gezegd, mijn rechterknie was om kwart over acht de Mis te Meulebeke hadden al een paar dagen aan ’t zeer doen. Bij momenten was bijgewoond, over Ingelmunster naar Rumbeke, waar de pijn zelfs zeer hevig. In de namiddag arriveerden we te Veurne, waar we gedacht hadden de heer Gijsen te we andermaal een biefstuk kochten en lieten braden in ontmoeten. We hebben hem echter tevergeefs gezocht. een herberg naast de kerk. In de namiddag bereikten we Naar het scheen was hij al verder getrokken. Vanuit Roeselare, waar we naar de plaatscommandant gingen Veurne reden we naar Koksijde, waar we overnachtten om te vragen wat er ons te doen stond. Daar werd ons bij een agent van de douane. Ondertussen begon mijn gezegd dat we ons over Diksmuide en Adinkerke naar knie verschrikkelijk pijn te doen. Duinkerke moesten begeven, waar men ons wel een verdere bestemming zou aanduiden. We ontweken Dinsdag 21 mei echter de grote baan, hielden even oponthoud te ’s Anderendaags bolden we naar De Panne. Ten gevolge Poelkapelle, waar we een Brits militair kerkhof van de hevigheid van de pijn in mijn knie was het me bezochten. We tekenden er in het register ad hoc. onmogelijk veel te rijden. We besloten dan wat rust te Georges Sansen begon danig te klagen van pijn aan de nemen aan het strand. ’s Middags dineerden Frans en teen en gans de voet. We rustten nog wat in een herberg ik in het hotel Rivoli in De Panne, voor 26 frank, drank te Poelkapelle, en verder ging de tocht naar Langemark, inbegrepen. In de namiddag reden we naar de grens via waar we een geneesheer gingen raadplegen voor het Adinkerke. De grens was evenwel gesloten. De makkers geval van Georges’ teen. Die gaf comprimés om de pijn duwden me op mijn fiets vooruit om beurt, gezien te onderdrukken en de inflammatie te voorkomen. Ook de pijn in mijn knie. Aan de grens ontmoetten we de moest hij regelmatig voetbaden met zout nemen. douanier bij wie we in Koksijde gelogeerd hadden. Hij Toevallig herinnerde hij zich dat de echtelingen Gunst raadde ons aan ’s anderendaags in de voormiddag weer (Gomst) te Bikschote woonden. Dit echtpaar was familie te keren. Voor logement gingen we te rade bij mevrouw van Madame Peeters van Leuven, bij wie hij in pension Gonthier, die ons een leegstaande villa aanwees, Villa was geweest. We begaven ons daar naartoe. Logement Jeanne,waar we tamelijk goed sliepen. werd voor allen gevonden. George kon overnachten (1) Waarschijnlijk wordt hier brouwer Van Roy bedoeld, bij de echtelingen Gunst zelf, en wij met ons vieren in van brouwerij Palm in Steenhuffel. een lege aanpalende woning, waarvan Madame Gunst de sleutels bezat. Het verliep er opperbest. De heer en mevrouw Gunst waren heel lieve aanminnige mensen.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 5
Onze familienamen Heel lang geleden, toen Kontich nog niet Kontich heette, woonden hier ook mensen. Niet zoveel als nu, maar in een nederzetting hier en daar. En al die voorouders hadden uiteraard een naam. Een voornaam. Elk kind dat geboren werd kreeg een andere naam. Vergissingen uitgesloten. Bij de Germanen was dat meestal een naam met twee stammen, zoals Adelbrecht: “hij die schittert door zijn edele inborst”. Ooit, toen de mensen Frans geleerd hadden, hebben ze daar “Albert” van gemaakt. Veel later woonden er al heel wat meer dorpelingen bij elkaar en waren de namen uitgeput. Maaike – en ook haar man Jan een beetje – verwachtten een kindje. Het werd een zoon, Robrecht. Nu hadden Trien en Peter ook al wel een zoon met die naam, maar Robrecht klinkt zo mooi en stoer: iets anders mocht het niet worden. Geen probleem: de mensen spraken over Robrecht “Jans zoon” en Robrecht “Peters zoon”. Nu moet ik eraan toevoegen dat de uitspraak toen wel anders was en dat men op de duur ook graag verkortte, maar zo kwamen in ieder geval “Janssens” en “Peters” in zwang. En de mensen verhuisden of trouwden met iemand van een ander dorp. Weer geen probleem: ze noemden Trien “Van Lint” en Marieke “Van Reeth”. Of ze oefenden een verschillend beroep uit: Maarten “De Backer” bakte brood en Maarten “De Smedt” smeedde het ijzer als het heet was. Soms zocht men het iets verder: zo werd Peter die turf stak en droogde “Torfs” genoemd. Uiteraard waren bijnamen ook toen populair: iemand die veel in de zon gelopen had, werd “De Bruyn”, en met “De Vos” werd verwezen naar wie iedereen te slim af was!
Meer dan één derde van de familienamen zijn afgeleid van een plaatsnaam: Hellemans (“van der helle” betekent “afkomstig van een lager gelegen plaats, een helling” – en wat is er lager gelegen dan de hel? Maar in dat geval werd er waarschijnlijk wel verwezen naar een uithangbord…); het middeleeuwse woord voor brouwerij was “camme”, vandaar Vercammen; verder vind je verwijzingen terug naar hoeve, lindeboom, schuur, moerassige weide (zoals het Broekbos) en naar gemeenten zoals Hove, Reet en Dessel. Verder zijn 6 familienamen afgeleid van een beroep, respectievelijk dat van de smid, de vlasteler (of Braeckman die het vlas “braakt” of breekt), de turf(steker), de kok (al was in de middeleeuwen de “coc” of “scarpcoc” ook de scherprechter of … beul!) en de kuiper (die de vaten moest “afzomen” of van hoepels voorzien: vandaar Somers). Crauwels verwijst naar de gaffel of drietand, die de boeren gebruikten bij het hooien; het had mogelijk ook te maken met een huisnaam.
Toen kwam Napoleon. Er waren al zoveel mensen bijgekomen dat hij er niet goed meer aan uitkon. Iedere man moest zich dan maar laten registreren met zijn achternaam. En al zijn familieleden moesten zijn achternaam overnemen. En zo werden de familienamen vastgelegd die we nu nog kennen. De meest voorkomende namen in Kontich-Waarloos zijn de patroniemen of vadersnamen: bijna de helft, terwijl we in de top-50 slechts één metroniem of moedersnaam vinden, namelijk Mariën, wat je zou kunnen verklaren als “kind van Maria”. De tien populairste zouden dus afstammelingen kunnen zijn van respectievelijk Peter, Jan, Jacob, Wouter (ook Wuyts), Nicolaas (zowel Claes als Cools), Goswin (vleivorm van Goos), Adam (Dom is hier dus niet het tegengestelde van slim!), Arnoud, Maarten en Olivier (Fierens).
6 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Ten slotte gaf men vroeger even graag bijnamen als nu: iemand die De Haes werd genoemd was misschien snel, of was hij eerder vreesachtig, laf? Vaak weet je het niet zeker, het is ook al zo lang geleden. Zo zou De Herdt kunnen verklaard worden als de afleiding van een plaatsnaam: het huis dat zo genoemd werd of dat een uithangbord met een hert had. Vroeger kenden de dorpen immers geen straatnamen en huisnummers, alle huizen droegen een naam! En is De Bruyn mogelijk een afstammeling van een zekere Bruno? Of werd de naam misschien geïnspireerd door de bruine beer, een der “helden” uit het wereldberoemde dierenepos van de vos Reinaert? Nu moet ik eerlijk toegeven dat ik niet zelf al die familienamen hier ben gaan tellen.
Dat heeft de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand & Energie – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie gedaan. Wat volgt is de Top 50 voor de gemeente Kontich van de Veel voorkomende familienamen in 2006. Recentere gegevens zijn nog niet gepubliceerd, maar zullen waarschijnlijk weinig of niets verschillen. Wie wil weten hoe deze statistiek eruit ziet voor andere gemeenten of heel de Vlaamse gemeenschap moet maar eens naar deze site surfen of googelen. Wie wil weten wat zijn familienaam betekent kan hem opzoeken in het tweedelige naslagwerk van Frans Debrabandere: Woordenboek van de familienamen in België & NoordFrankrijk. In ons Documentatiecentrum is er steeds een exemplaar ter inzage. Frank Hellemans
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 13. 14. 16. 17.
Peeters Janssens Hellemans Jacobs Wouters Claes De Vos Vercammen Cools Verhoeven Verlinden Wuyts Goossens Dom Smets Verschueren Van den Broeck
224 133 115 109 91 84 73 69 68 67 65 65 64 63 63 61 60
18. 19. 20. 21. 22. 23. 26. 28. 30. 31. 32. 33. 34.
Van Hoof De Haes Aerts Mertens Fierens Maes Op de Beeck Van Reeth Crauwels Van Dessel Lauwers Lemmens Hendrickx Vermeulen Ceulemans De Herdt Van Camp
59 58 57 57 56 54 54 54 53 53 51 51 50 48 47 47 47
35. 39. 43. 44. 47. 48.
Braeckmans Michiels Torfs Willems De Bruyn De Cock Van de Velde Verbist Thys Hermans Van den Bergh Van den Eynde Bosmans Bertels Mariën Pauwels Somers
46 46 46 46 45 45 45 45 44 43 43 43 42 41 41 41 41
Vijf jaar Lapzussen In oktober 2003 was een deel van de merklappen van ons heemkundig museum te bewonderen op een prestigieuze tentoonstelling in Brunoy nabij Parijs. Natuurlijk moesten we daar een kijkje gaan nemen. Terwijl wij met ons gammele busje ontelbare keren verkeerd reden, kwam de vraag van een aantal dames om een merklappengroep op te richten. Op 9 maart 2004 werd onze merklapgroep boven de doopvont gehouden. We kozen voor een twee- of driemaandelijkse bijeenkomst waarop we onze patronen zouden uitwisselen, elkaar met raad en daad bijstaan bij het borduren, dieper ingaan op de symboliek en geschiedenis van de merklap, samen tentoonstellingen bezoeken enz. want we wilden geen gewoon handwerkclubje zijn.
van 18 mei 2004 waren er weer nieuwe leden en zo groeide ons groepje gestaag. Wat hebben we de voorbije vijf jaren nog allemaal gedaan? We gingen regelmatig op stap: naar het textielmuseum in Tilburg, we bezochten de privéverzameling van Mariëtte Verheggen in Dieteren, gingen naar “Kreativa” in Brussel, vergaapten ons aan eeuwenoud textiel van
We startten met veertien enthousiaste borduursters: drie uit Edegem, twee uit Lint, zeven uit Kontich en twee dames uit het verre Limburg. Op de vergadering Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 7
de Kopten in de Katoennatie, reisden naar Leeuwarden om een tentoonstelling te bezoeken, gingen op bezoek bij een thuiswever enz. Ook onze borduuravonden bleven een groeiend succes. Mijn collega-bestuurslid Chris Claes bedacht een naam voor ons clubje: de lapzussen. Een grappige en gepaste naam. Ons groepje bestond ondertussen al uit 26 leden.
En de lapzussen … Zij deden voort. Wij leerden een stoplapje maken en een knottendoek, we kwamen in de krant en in het ledenblad van KVLV, reisden naar Arnhem en onze pronkrol werd een echt juweel. We waren zo trots als we een nieuw merklappenboek kochten en met een onbekend patroon konden uitpakken.
Wij besloten om iedere maand een borduuravond te houden want het was telkens zo gezellig en we hadden steeds veel plezier. En de plannen voor de tentoonstelling groeiden, evenals onze groep met bijna 40 leden. Dankzij de hulp van het gemeentebestuur konden we zelfs een internationale merklappenwedstrijd organiseren.
En daar kwam dan onze tentoonstelling “’t Zijn weer lappen”. Wat was ik trots op de merklappen die de lapzussen toonden. Ze waren van een ongekend hoge kwaliteit en onze pronkrol was een blikvanger.
Onze conservator Guido Theys maakte een dvd van Ja, de lapzussen hadden het druk. We organiseerden onze borduuravonden en wat bleek? Wij kunnen een boeken- en roodwerkjesveiling, bezochten de borduren en praten tegelijkertijd. koninklijke manufactuur Gaspar De Wit, gingen kijken naar oude lingerie en we begonnen te denken We organiseerden een Altenaverkoop met de aan een nieuwe merklappententoonstelling in 2008. borduurnalatenschap van Zuster Joanna en konden zo Een van ons opperde zelfs het idee om samen een heuse €150 storten voor Artsen zonder Grenzen en €150 voor de kankerliga. pronkrol te maken.
In december mocht ik met 2 lapzussen naar Ackworth in Yorkshire, Groot-Brittannië. Wij hebben daar onze merklapverzameling gepromoot en merkten dat onze prachtige verjaardagskalender daar reeds bekend was. Op 10 maart begon de borduuravond zoals gewoonlijk tot onze voorzitter Paul Catteeuw verscheen en uit een grote doos een prachtige quilt tevoorschijn kwam. Mijn madammen maakten die om 5 jaar lapzussen te vieren. Zo’n mooi dekentje had ik nog nooit gezien. Lekker warm maar ook gemaakt met veel warmte en dat is wat ons samenhoudt. Vijf jaar geleden waren wij een groepje gepassioneerde merklapfanaten, nu zijn wij een groep vriendinnen die gepassioneerd zijn door merklappen. Hilde Schollen
8 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Een merkwaardige doodsprentje uit onze verzameling: Bisschop Maurice de Broglie (1766-1821) Zijne Hoogheid Prins Maurice Jean Magdelaine de Broglie (spreek uit: de Breuil) was misschien een echte Europeaan: hij was geboren in Frankrijk als telg van een adellijk geslacht en werd in Trier (Duitsland) tot priester gewijd. Daarna werd hij proost van het domkapittel in Poznan (Polen). In Parijs werd hij tot bisschop gewijd en vervolgens benoemd in het bisdom Acqui in Italië, om ten slotte bisschop van Gent te worden. In het begin had bisschop de Broglie de reputatie een trouwe vazal van keizer Napoleon te zijn. Als beloning voor zijn onderdanigheid mocht hij van het relatief kleine bisdom Acqui in Piëmont (Italië) naar het belangrijke bisdom Gent verhuizen. Na korte tijd stelde hij zich echter heel onafhankelijk op en hield weinig rekening met de richtlijnen die vanuit Parijs kwamen. Hij vertikte het nog langer herderlijke brieven te schrijven die de keizer verheerlijkten en de keizerlijke politiek ondersteunden, onder meer in verband met de verplichte legerdienst. Napoleon, die prins de Broglie de titel van baron d’Empire had verleend, wilde hem later opnieuw aan zich binden door hem ridder van het Légion d’Honneur te maken, wat de bisschop echter weigerde. Zoals de andere bisschoppen moest de Broglie in 1811 deelnemen aan het nationale concilie dat door de keizer was bijeengeroepen om nog grotere macht over de Kerk te verwerven, ten nadele van de paus. De Gentse bisschop stelde zich echter aan het hoofd van de oppositie en het concilie weigerde op de eisen van Napoleon in te gaan. Woedend liet Napoleon de Broglie arresteren en onder niet aanvaard, zodat de zetel in Gent onbezet bleef. zware druk moest die tot tweemaal toe zijn ontslag als Ondertussen zou de Broglie drie jaar in gevangenschap bisschop ondertekenen. Dat werd echter door de paus doorbrengen. In 1813 stuurde de keizer een nieuwe door hem benoemde bisschop, Jacques de la Brue (1760-1832) naar Gent, maar die kreeg van de paus geen canonieke bevestiging en kon niet worden gewijd. Slachtoffers van die strijd werden de seminaristen, die vanwege hun weigering de la Brue te erkennen, in een strafcompagnie werden ingelijfd en naar Wezel in Duitsland verbannen. Van de meer dan honderd kwamen er verschillende nooit terug: ze stierven van ontbering en door ziekte. Zij die overbleven konden begin 1814 ontsnappen en werden op 14 mei feestelijk in Gent onthaald, waar ze hun seminariestudie hervatten. ‘Hij was in Wezel’ bleef, zolang er overlevenden van die odyssee waren, binnen Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 9
de Gentse geestelijkheid als een brevet van heldenmoed en trouw aan de Kerk gelden. Zie de afbeelding hierbij van het doodsprentje van priester Van Ooteghem (ook uit onze collectie). Na deze periode van verbanning kon bisschop de Broglie triomfantelijk zijn zetel weer in bezit nemen. De Franse overheersing was voorbij en onze gewesten maakten voortaan deel uit van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bisschop de Broglie had echter in gevangenschap zijn strijdlust niet verloren. Hij trok nu van leer tegen de nieuwe grondwet, waarvan hij de onverschilligheid in godsdienstzaken veroordeelde. Koning Willem daagde de bisschop wegens ongrondwettelijke activiteiten voor de rechtbank. In februari 1817 vluchtte hij naar Frankrijk en werd bij verstek zwaar veroordeeld. In juli 1821 stierf de Broglie. De afbeelding van de heilige Petrus op de voorkant van zijn doodsprentje verwijst ongetwijfeld naar zijn trouw aan Rome, de paus en de kerk. Het zou meer dan acht jaar duren voor een nieuwe Gentse bisschop werd benoemd... Herman Jacobs
1943: Tranen over Mortsel In 2008 was het 65 jaar geleden dat Mortsel getroffen werd door het zwaarste bombardement ooit in België. Amerikaanse bommenwerpers wilden de Duitse vliegtuigfabriek Erla treffen. Met beperkt succes. De drukke woonkern in Oude God kreeg echter de volle lading. Balans: 1259 vernielde of zwaar beschadigde woningen, 1342 gewonden en 936 doden, waarvan 209 kinderen. Tweehonderd scholieren uit Mortsel interviewden 65 jaar later de nog levende getuigen van het bombardement. Hun verhalen zijn verzameld in een rijk geïllustreerd boek dat verscheen bij Standaard Uitgeverij: Tranen over Mortsel. De jonge Kontichse historicus Pieter Serrien deed de eindredactie. Hij noemt zichzelf een regisseur, die de getuigenissen selecteerde, ordende en tot een samenhangend geheel uitwerkte. In een tiental hoofdstukken wordt telkens een andere getroffen locatie belicht vanuit verschillende invalshoeken. Onder de slachtoffers waren ook 34 Kontichnaars. Het toeval wou dat de bus naar onze gemeente op het plein stond, klaar om te vertrekken. Door een bom werd ze een brandende val voor de meer dan dertig inzittenden. Op de kaftfoto zie je de onthutste mensen bij de hoop schroot staan die ervan overbleef. Ook onder de gedode schoolkinderen waren er vele van Kontich. Ze werden begraven op een ereparkje. Kontich was ook een van de eerste gemeenten om hulp te bieden aan de getroffenen. Talrijke inwoners van Mortsel die dakloos waren geworden, vonden een onderkomen in Kontich en Waarloos. Eén van die Mortselse kinderen die hier terechtkwamen, is ons medelid Herman T’Seyen (° 30 juni 1935). In volgende bijdrage trachtte hij zijn herinneringen als kind aan die fatale dag zo getrouw mogelijk weder samen te stellen.
Herinneringen aan 60 jaar geleden
Een prachtige lentedag. Veel kon ik er niet van genieten, ik was thuis, vrij ernstig ziek. Ik hoorde moeder spreken over de mogelijkheid van een “waterfleuris”. Moeder was ook thuis, in zwangerschapsverlof. Zij was onderwijzeres in de Sint-Lutgardisschool in Oude-God. Vader was eveneens thuis met ziekteverlof. Hij werd geplaagd met een pijnlijke tandontsteking.
10 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Het was inderdaad een van die uitzonderlijke vroege zomerdagen, die vijfde april 1943. Moeder wilde mijn bedje bij het raam zetten zodat ik iets van het straatgebeuren kon zien. De dokter, die ’s morgens nog was geweest, vond dat niet opportuun. Er kon mogelijk een tocht door de ramen komen en gezien de ernst van mijn toestand moest dat in elk geval vermeden worden. Gelukkig maar of ik was enkele uren later waarschijnlijk met bed en al op straat beland. In de vroege namiddag was er plots alarm. Naar men mij later vertelde trokken Amerikaanse bommenwerpers een eerste cirkel boven hun doelwit, de Erla-fabrieken, een tweehonderdtal meter achter onze tuin. Helaas bevond die cirkel zich op grote hoogte zodat het doel bijna volledig gemist werd. De bommen vielen op Oude-God. Bij het horen van de eerste bominslagen riep vader dat moeder mij moest nemen om samen zo vlug mogelijk in de kelder te gaan schuilen. “Jeanne, kom naar de kelder!” Er volgde een reeks zware knallen en ontploffingen die het hele huis deden trillen en reeds gedeeltelijk verwoestten. Ik weet nog goed dat ik aan moeder vroeg of we zouden sterven. Plots een relatieve rust en stilte. Wij kwamen de kelder uit en liepen over het puin de straat op. Overal brokstukken, ramen en deuren waren weg. Ontzettend veel rook en stof. Hier en daar geschreeuw en geween. Ik herinner me dat een jonge overbuur aan vader vroeg hem op zijn fiets te helpen. Helaas, de man had een been verloren en was zwaar gewond. Vader, moeder en ik vluchtten de straat in, richting brug. Bij de koekjesfabriek Jespers aangekomen volgde een tweede bommenregen. Samen met andere getroffenen schuilden we in de kelder van Jespers. Na de luchtaanval trokken we door het zwaar vernielde Oude God, richting Mortsel-Dorp waar we bij een broer van moeder onderdak vonden. Hij woonde in de Rubensstraat. Een beeld dat mij als kind in het geheugen gegrift werd is de brandende autobus op het Gemeenteplein. Van de verdere tocht , via de Sint-Benedictusstraat blijven mij geen beelden over. Hoe mijn drie broers, die in de Luithagen naar school gingen, in de Rubensstraat geraakt zijn weet ik niet meer. Ook mijn zus is vanuit de Sint-Lutgardisschool daar aangekomen. Kort na de luchtaanval brandde ons huis en vele andere volledig uit en stortte het in. Alles weg, alles verloren. Slechts één ding werd later uit het puin gehaald: de trouwring van vader. Hij had die op de kast gelegd. Dan volgde een periode van dolen: Waarloos, Wiers (Henegouwen, tijdens de V-bommen), terug Waarloos, Oude God (A. Segerslei) en ten slotte na de wederopbouw weer in de Van Peborghlei nr. 64. Het was in mijn herinneringen als kind ook een reuze tijd. Enkele weken na het bombardement speelde ik gewoon buiten, volledig genezen. Volgens de dokter later zei was dat een gevolg van luchtdrukverschil. Een reuze tijd: weinig naar school en zeer veel spelen in bos en wei, maar vooral op straat. Herman T’Seyen
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 11
Avra: nieuws van onder onze eigen bodem Ons medelid Rik Verbeeck is dé expert wat betreft onze Kontichse bodem. Hij is bestuurslid van de AVRA, de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie en opgravingsleider voor onze gemeente. Aanvankelijk kregen hij en zijn talrijke medewerkers een onderkomen op de zolders van de Abraham Hansschool in de Molenstraat. Sinds kort zijn zij met al hun materiaal verhuisd naar het oud-gemeentehuis. En aangezien daar binnenkort de toeristische dienst van onze gemeente wordt geïnstalleerd, komt er weer een verhuis aan … Op dit moment zijn zij druk bezig met alle vondsten van de Gallo-Romeinse nederzetting in Kontich-Kazerne te bestuderen. Het kwaliteitsaardewerk werd vorig jaar onder handen genomen, evenals de stempels op de terra sigillata (het gestempelde aardewerk) en het glas. Nu zijn ze begonnen met de studie van de mortaria of wrijfschalen. Ook de sieraden en dolia (voorraadkruiken) zullen dit jaar aan bod komen. Bij hun onderzoekswerk worden ze bijgestaan door deskundigen uit heel het land: Peter Cosijns van de VUB, glasspecialist van België; Alain Vanderhoeven van VIOE-Tongeren voor determinatie van de wrijfschalen… Daarnaast verlenen een aantal studenten archeologie van de universiteiten van Brussel, Gent en Leuven hun medewerking, o.a. voor de studie van het glas, de pottenbakkersoven en het regionaal aardewerk. De resultaten en een algemeen opgravingsplan zullen gepubliceerd worden in de bulletins van AVRA. En nu vraagt de modale lezer zich misschien af of al die moeite wel verantwoord is? Tja, als je weet dat 1900 jaar geleden Condacum waarschijnlijk de belangrijkste plaats was van de regio en het toenmalige “Antwerpen” maar bestond uit enkele schamele hutten… Dan zijn wij blij dat al die enthousiaste AVRA-medewerkers daar hun tijd in stoppen! En daarom zullen wij onze lezers in elk nummer ook op de hoogte houden van hun vorderingen. Volgende keer beslist meer over de plannen om de afdeling archeologie in ons eigen museum – uniek in de provincie Antwerpen – totaal te vernieuwen. Frank Hellemans
Het verhaal van een tegelschilderij Wat niemand durfde te geloven is dan toch geschied. De alom gekende brouwerij Maes te Waarloos, vermaard om zijn pils en Grimbergenbier, is afgebroken. De aanloop hiernaartoe is een lang verhaal, en de eerste tekenen van dit onheil werden zichtbaar toen halverwege de jaren ’90 de bierproductie werd afgebouwd. De daaropvolgende jaren volgden er nog verscheidene herstructureringen en afvloeiingen tot de definitieve sluiting in 2002 een feit werd. De onomkeerbare afbraak van de brouwerij was het gevolg hiervan, enkel het administratieve hoofdgebouw bleef staan, want de hoofdzetel van de brouwerijen AlkenMaes mocht te Waarloos gevestigd blijven.
De gevolgen voor de brouwerijen Alken-Maes bleven dan ook niet uit. Er volgde een herstructurering: om economische redenen werd beslist alle brouwactiviteiten te centraliseren in Alken. Zo zouden ze een moderne en concurrentiebestendige brouwerij kunnen uitbouwen waar de populaire Maes-pils, Cristal en de Grimbergen-abdijbieren geproduceerd worden. De brouwerij te Waarloos werd afgebroken en de vrijgekomen terreinen zouden plaats bieden aan nieuwe werkgelegenheid. De hoofdzetel bleef gevestigd te Waarloos en het administratieve gebouw kreeg een grondige renovatie. Vervolgens werd de afbraak van de oude brouwerijgebouwen een feit.
Al jaren hebben de meeste bierproducenten te kampen met een dalend omzetcijfer tengevolge van een strengere wetgeving. Die houdt in dat het gebruik van alcohol beperkt wordt voor, onder andere, mensen achter het stuur. Maar ook de verscheidenheid van dranken die op de markt verschijnt, zijn oorzaak van het minder consumeren van bier in het algemeen.
Kostbare materialen en voorwerpen werden verwijderd en verkocht aan geïnteresseerden, tot er enkel nog de lege bedrijfsgebouwen overbleven. De afbraak was in volle gang toen enkele mensen tot de ontdekking kwamen dat er, althans in hun ogen, nog een opmerkelijk kunstwerk was achtergebleven dat dreigde te worden vernietigd als er niet werd ingegrepen.
12 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Deze mensen hadden te veel brouwerijliefde om dit zomaar te laten geschieden. De bevoegde personen werden aangesproken met het verzoek het bewuste tegelschilderij, van iets meer dan één vierkante meter groot, te mogen verwijderen. Na enkele praktische afspraken en met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften werd toelating gegeven tot het redden van het paneel. Het kunstwerk waarvan sprake betreft een keramieken tegelpaneel van ongeveer 1,13 op 1,0 meter, ingemetseld in een muur van de trappenhal die naar de oude gistkuipen leidde. Dit paneel is beschilderd met een tafereel van een oude herberg waar de waard de klanten met bierkruiken aan ’t bedienen is. ’t Lijkt een beetje breugeliaans maar het is natuurlijk geen Breugel. Het schilderij is ondertekend met “I. Verwilghen” en gedateerd 1953. Geert Van Gaver en ikzelf hebben vele vrije middaguren besteed aan het behoedzaam loskappen van de 72 tegels, want omwille van breekgevaar moesten we voorzichtig te werk gaan. Ook de tijd was beperkt daar de afbrekers van de lege gebouwen steeds dichter in de buurt kwamen. In plaats van de boterhammetjes te eten ‘s middags, want het mocht niet tijdens de werkuren geschieden, kapten we tegels los. Uiteindelijk brachten we dit monnikenwerk tot een goed einde. Er werden
slechts 3 tegels gebroken maar gelukkig wel zodanig dat we ze nog konden restaureren. Het geheel hebben we schokvrij verpakt en opgeborgen in de kelders van het administratieve gebouw tot er een bestemming voor gevonden werd. We beschouwden dit kunstwerk als een stukje patrimonium en wilden het ook in die aard graag bewaard zien. Met die vraag stapten wij naar de directie, en daar werd beslist het pronkstuk te schenken daar waar het het meest thuishoort, aan de Koninklijke Kring voor Heemkunde van Kontich. In het documentatiecentrum in de Duivenstraat te Kontich werd begonnen aan de restauratie van de tegels. Daarna werden ze weer in elkaar gepuzzeld en op een houten plaat bevestigd waarna het geheel vervolgens met een houten kader werd omsloten. Vele weken werden hieraan besteed maar het eindresultaat mag er best wezen. Nu moest nog een goede plaats gevonden worden voor het tableau. En informatie over de ontwerper van het schilderij. Omdat het hier ging over een ontwerp uit 1953 betrokken we de heer Herman De Nayer erbij, die begin jaren vijftig in dienst trad van de brouwerij en er tot zijn pensioen in 1985 werkzaam is gebleven. Die herinnerde zich nog heel goed dat destijds de opdracht voor dit project door Eduard Maes werd gegeven ter verfraaiing van de gebouwen. Eduard Maes behoorde tot de directie van de brouwerij en Herman De Naeyer was bij hem in opleiding. Naamgenoten van Verwilghen werden opgezocht in telefoonboeken en opgebeld. Via een ver familielid (een kleermaker) kwam men terecht bij de heer Bernard Verwilghen, oudste zoon van de schilder die voluit Ignace, François, Marie, Joseph Verwilghen heette, geboren te Sint-Niklaas op 7 april 1925. Bernard Verwilghen, jurist van beroep, was heel verheugd over de belangstelling voor zijn vader en schonk ons de informatie waar we naar zochten. Zijn vader, Ignace, studeerde aan de Kunsthogeschool Sint-Lucas te Brussel. Hij werd keramist bij de keramiekfabrieken van Hemiksem, die later door het Maastrichtse Sphinx werden overgenomen. Hij leidde daar ook de decoratieafdeling. Hij tekende en schilderde en vervaardigde eveneens mozaïekpanelen op bestelling.
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 13
Na zijn actieve loopbaan zette hij zich in voor gevangenen door hen teken- en schilderlessen te geven. Hij organiseerde ook exposities voor hen, meestal te Namen. Hij overleed op 19 september 1996 te Antibes, Frankrijk.
Met dank aan wijlen Herman De Naeyer, wiens hulp ertoe heeft bijgedragen dat we de oorsprong van het werk en de kunstenaar hebben kunnen opsporen.
Tevens dank aan de bereidwillige medewerking van de heer Bernard Verwilghen die ons een mooie bijdrage Zo zijn we te weten gekomen wie I. Verwilghen was leverde over zijn vader Ignace. Ook dank aan de directie en hoe het tegelschilderij in de voormalige brouwerij van Alken-Maes, want hun steun was onontbeerlijk om is terechtgekomen. Deze informatie vormt nu samen dit alles te kunnen realiseren. met het paneel een sluitend geheel. Bovendien is het kunstwerk bewaard voor de toekomst. Het maakt nu Robert Verrycken (Robert is een van de laatste werknemers van brouwerij Maesdeel uit van de weinige tastbare herinneringen die van Alken die in Waarloos kon blijven werken. Na zijn vervroegde de brouwerij zijn overgebleven. oppensioenstelling in 2006 werd hij een ijverige en handige maandagavondwerker voor de Kring. Sinds 2007 is hij lid.)
Agenda Zondag 23 mei 2010 van 10 tot ca. 12.30 uur herinneringswandeling n.a.v. het bombardement van Mortsel in 1943. Bijeenkomst aan de ingang van het Mark Liebrechtcentrum (Heilig-Kruisstraat 16, Mortsel). Onze gids is Pieter Serrien, auteur van het boek en de wandelbrochure. Deelname in de kosten: vrije gift. Brochure gratis. Inschrijven noodzakelijk. Tel.: 03 457 63 24 of frankhellemans@msn.com Vrijdag 11 juni 2010 om 20 uur: “De verzetsbeweging tijdens de tweede wereldoorlog tussen Leuven en Boortmeerbeek” lezing door Ward Adriaens. Bibliotheek- en cultuurcentrum, zaal Sint Jan. Toegang gratis. Zaterdag 3 juli 2010: autocarreis met stadsbezoek aan Goes en het museum “De Bevelanden”, namiddag vrije deelname aan de “nostalgische dag”. Inlichtingen : tel. 03 457 54 68 (Guido Theys) of heemkunde.kontich@gmail.com. Woensdag 7 juli 2010: Goes (Zeeland - NL) 15.00 uur: plechtige opening tentoonstelling “ Kontichse merklappencollectie” in de Grote of Maria-Magdalenakerk, gratis toegankelijk van 8 juli tot 11 augustus 2010. 14 • Reineringen 1
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Interessant tijdschrift? Zin om de volgende nummers te blijven ontvangen? Schrijf dan €15,00 over op rekening 415-5044221-42 van Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich vzw 2550 Kontich met vermelding van uw naam, adres, en “Reineringen”. U bent dan meteen ook lid van de “Vrienden van het museum”
Goed nieuws! Niet minder dan 140 merklappen uit ons museum worden van 8 juli tot en met 11 augustus 2010 in de Grote of Maria Magdalenakerk in het Nederlandse Goes tentoongesteld. Ze zijn elke weekdag gratis te bekijken in de “wandelkerk” van 11 tot 17 uur, zaterdag van 12 tot 16 uur. Dit initiatief gaat uit van het Historisch Museum De Bevelanden, een bijzonder interessant museum ondergebracht in een oud weeshuis dat vlak tegenover de kerk ligt (Singelstraat 13). Misschien een tip voor een vakantie-uitstapje? Zeeuws-Vlaanderen is immers vlakbij! Op zaterdag 3 juli is het nostalgische dag in Goes: dan worden de mooiste klederdrachten uit alle uithoeken van Nederland getoond. Indien u graag met de Kring voor Heemkunde van Kontich en de Lapzussen meerijdt, geef dan een seintje. Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich
Reineringen 1 • 15
De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun eigen bijdrage. • Eindredactie: Frank Hellemans Redactie: Frank Hellemans, Paul Catteeuw en Paul Wyckmans • Opmaak: Bruno Catteeuw © 2010 – Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Reineringen, Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich Verantwoordelijke uitgever: Agnes Dehandschutter Abonnementen (inclusief lidmaatschap “Vrienden van het museum”): 15 euro te betalen op rekeningnummer 415-5044221-42 met vermelding van uw naam, adres en “Reineringen” Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich, Documentatiecentrum Duivenstraat 22, B-2550 Kontich, +32 3 457 86 04 heemkunde.kontich@gmail.com 16 • Reineringen 1
Museum voor Heem- en Oudheidkunde Bibliotheek- en cultuurgebouw Sint-Jansplein, B-2550 Kontich www.museumkontich.be Drukwerk: Drukkerij Ouderits, Hove
Tijdschrift van de Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich