Gezocht: zwarte strepen Het moest zijn dat er ergens in de hemel een heel groot schaap naar de kapper ging, want op een bepaald ogenblik begon het te sneeuwen. De lucht, de bomen, de rivier, de grond en ook de dieren, al snel zag alles en iedereen helemaal wit. Alsof men weer van nul wilde beginnen. In het midden van het bos kwamen de mol, de muis en de rode mier (die nu dus wit was) in spoedberaad bijeen om te discussiëren over hoe alles er had uitgezien voor die eindeloze witheid. ‘Volgens mij was alles zwart, gewoon zwart’, meende de tamelijk blinde mol. ‘Nee, nee’, sprak de rode mier hoofdschuddend. ‘De lucht was rood, de bomen waren rood, de grond was rood en de rivier was rood.’ Net op het moment dat de muis zijn zegje wilde doen, kwam de zebra naar hen toe gerend. ‘Mijn zwarte strepen zijn verdwenen!’ tierde de zebra huilend. ‘Ze zijn weg!’ ‘Zwarte strepen?’ zei de mol. ‘Ik zie alleen maar zwarte strepen.’ ‘Wanneer heb je ze voor het laatst gezien?’ vroeg de rode mier op een rustige toon. ‘Daarnet nog!’ zei de zebra. ‘Daarnet had ik ze nog. En ineens waren ze weg. Ik begrijp er niets van.’ Zijn tranen druppelden op de sneeuw en maakten er kleine putjes in. ‘Nu ben ik gewoon een wit paard’, jammerde hij. De muis wilde zeggen dat hij witte paarden wel heel mooi vond, maar besloot te zwijgen. ‘Heb je ze ergens weggelegd, om je te wassen of zo?’ vroeg de rode mier. ‘Nee, ik hou ze altijd aan,’ zei de zebra, ‘altijd.’ ‘Hm.’ De mier dacht na. ‘Misschien moet je de marmot eens aan de tand gaan voelen. Hij durft weleens een streepje te stelen. En hij is echt vliegensvlug.’ De zebra liet het drietal achter en liep in galop naar de marmot. Die viel compleet uit de lucht. Hij zwoer op het hoofd van de kikker dat hij er dit keer niets mee te maken had. ‘En bovendien’, zei hij, ‘werk ik vandaag niet, met al die sneeuw.’
34
De zebra was radeloos, moedeloos. Hij begon overal te zoeken. Hij speurde het hele besneeuwde bos af, zocht achter bomen en onder struiken, keek bij de rivier. En hij vroeg het aan iedereen. Maar het leverde niets op. Hij vond zijn strepen niet terug. Triest en uitgeput legde hij zich op de sneeuwwitte grond neer. Hij dacht na over waar hij nog kon zoeken, wat hij nog kon doen, wat hij over het hoofd zag, en sukkelde toen in slaap. Kort daarna stopte het met sneeuwen. De zon kwam tevoorschijn, waardoor de sneeuw langzamerhand begon te smelten. Overal in het bos begonnen druppels smeltwater uit de bomen te vallen, alsof het lichtjes regende. De sneeuwlaag op de grond verschrompelde langzaam maar zeker. Wat wit was geworden, kreeg weer kleur. De zebra werd op een gegeven moment wakker door een paar druppels die op zijn kop vielen. Hij geeuwde, wreef in zijn ogen en keek rond. En toen zag hij het opeens: ze waren terug… zijn zwarte strepen waren terug! Alsof ze nooit waren weggeweest! Hij sprong op en schreeuwde het uit van blijdschap. ‘Jippieeeee! Ik heb ze terug! Hahaaa!’ Waarna hij joelend door het bos rende en iedereen die hij tegenkwam omhelsde. De olifant, de rode mier (die weer rood was), de hyena, de marmot, en ook de mol, die verbaasd mompelde: ‘Zwarte strepen? Ik zie alleen maar zwarte strepen.’
Waarom een bos geen ramen heeft Korneel De Rynck en Joris Thys 96 blz.