7 minute read

Tafelrede van de voorzitter

Next Article
Proeven in bodegas

Proeven in bodegas

Goeie avond beste vrienden, Als vijfde voorzitter wordt het er niet eenvoudiger op om met een tafelrede nog origineel te blijven. Mijn voorgangers hebben alles al gezegd. Maar ja, besturen (bestuurde, heeft bestuurd) is een regelmatig werkwoord, er moet dus regelmatig gewerkt worden en dat kende ik maar al te goed, ik doorliep eerder al 2 bestuursfuncties. Voorzitten (zat voor, heeft voorgezeten) daarentegen is een onregelmatig werkwoord, dat betekent dat er onregelmatig moet gewerkt worden, anders gezegd moet een voorzitter zo af en toe eens een tandje bijsteken; om een tafelrede te schrijven bijvoorbeeld. Vroeger heette dat een “ sterk werkwoord” , ik hou me sterk. Tot zover de grammatica-les. Mijn vuurdoop heb ik een naam gegeven: De doos. “In mijn tijd” , zo beginnen ouderen meestal een predik tegen hun kinderen/kleinkinderen… In mijn tijd was er geen overvloed, toen werd niets weggesmeten en al zeker geen eten of drank. Er was geen frigo waarin restjes vers konden blijven, er was enkel de kelder. En wie al eens zondigde, of wie al eens kieskeurig was werd steevast vermaand met de woorden: gij hebt den oorlog niet meegemaakt hé, anders zoudt ge dat wel weten, … met voedsel wordt niet gesold. En onder plichtsbewuste drang aten we dan wel eens wat minder fris uitziende restjes, of aten we die gehate plat gekookte en vies uitziende spinazie, dat bittere witloof, die stinkende spruitjes. We dronken er als kind het water bij van de pomp, water van eigen steenput, geen blikjes of flesjes cola of andere frisdrank. Tafelbier mocht af en toe wel eens maar dat was even wennen, die bitterzoete rare smaak bleef lang hangen in de mond en stiekem at ik dan nog een steenhard gedroogde maar goed gekruide en lekkere bloedpens van eigen slacht. Dat lustte ik dan wel, het was mijn dessert en het verdreef die brakke herinnering van de tafelbiersmaak of die al even brakke watersmaak uit eigen put. Wijn? Dat kenden we uit de godsdienstles, de pastoor dronk het in de mis en ook de rijken… tja, die kenden we niet, dat was een “ ver van mijn bed” wereldje. En nu? Wel nu gaan de restjes, als die al niet in de vuilbak zijn beland, naar de frigo om daar dan te worden vergeten en alsnog in de vuilbak te belanden. Vergeten restjes, het zou wat zijn geweest toentertijd in de kelder, een stank van jewelste! Toen ik laatst in de kelder ging om eens op te ruimen stootte ik op een vergeten doos met onbekende inhoud.

Om ergonomische overwegingen met name het sparen van mijn al wat oudere rug besloot ik de doos op een tafeltje te tillen. Fout dus, ze was loodzwaar en de bodem was door de tand des tijds een beetje vochtig, dus minder sterk geworden. Zo halverwege de hoogte van de vloer tot de tafel begaf de bodem het. Twaalf flessen vergeten wijn ploften op mijn voeten maar wonder boven wonder brak er slechts één enkele. Wijnvlekken alom sieren sindsdien mijn “ werkbroek” , een benaming die ze na tal van vergeefse waspogingen heeft gekregen, van mooi casual quasi nieuw naar werkbroek met wijnvlekken, het is een hele promotie. Pomerol … 1974 kon ik uit de besmeurde etiketten opmaken.

Advertisement

We zouden hem eens moeten proeven dacht ik, de geur van de gebroken fles neigde in geen enkel geval naar azijn, noch naar kurk of naar geen enkel van de foutieve geuren die ik ooit heb ervaren en die me zijn bijgebleven. De geur van muf karton zou wel aan die gescheurde doos liggen vermoedde ik, hoewel met merlot… je weet maar nooit.??? Veel hoop op “lekker ” had ik echter niet, want gegoogelde wijsheid zei me dat 1974 geen groot jaar was in Bordeaux. Zou ik ze dan maar direct wegwerpen? Ge zijt zot zeker? Ik hoor het mijn vader en grootvader al roepen, gij hebt den oorlog niet gekend zeker? Voeding werp je zomaar niet weg! En wijn al zeker niet. In het slechtste geval draaien we die wijn wel in een stoofpotje, of in een coq au vin of we bereiden er van die lekkere varkenswangetjes mee, een lekker wijnsausje is nooit te versmaden. Het vooruitzicht op wekenlang stoofpotjes eten deed me weer aan vroeger denken, eten wat de seizoenen ons brachten, groenten uit eigen tuin, boontjes tot ze onze oren uitkwamen, … Ga ik die gevallen wijn nu met de benaming seizoensgroenten bestempelen? Nee, natuurlijk niet maar, jullie begrijpen me wel zeker? Ik werd wakker uit mijn nostalgische overpeinzingen en dacht aan de gekende spreuk, hoe luidt die nu ook alweer…: je mag het vel van de wijn niet verspillen voor hij geproefd is. Er zat niks anders op dan al die flessen te openen, ze te proeven, één fles op te offeren om de geproefde flessen terug aan te vullen en ze dan te herkurken. Wel, dat hebben we gedaan. Eén exemplaar hebben we soldaat gemaakt tijdens een bestuursvergadering bij ons thuis, de commentaren waren unaniem en vooral beleefd; mmm, die is nog verrassend lekker… voor zijn leeftijd. Vooral die laatste woorden: ” voor zijn leeftijd” waren veelzeggend. Dat zeggen sommige, al even beleefde kennissen soms ook tegen mij, ge ziet er nog goed uit voor uwe leeftijd, wat kalend, grijzend, rimpelig maar met een nog mooie sixpack, netjes verpakt in een beschermende speklaag. Beleefdheid, een mooie karaktertrek die de spiegel echter niet kent. Maar nu terug naar de kelder. Oude kelders kunnen iets griezelig hebben, zelfs met het licht aan zijn ze donker, ze ruiken muf, zijn kil en vochtig. Onze kelder daarentegen is niet oud en toch, soms toch ook griezelig, luister… Ik hoorde… geluiden in de kelder.

Zo ' n tijdje geleden , een drietal weken , heb ik mijn wijnen horen spreken. Ik kwam beneden in de kelder en hoorde klaar en helder:

De oude Bordeaux deed ambetant en riep naar de andere kant: "Zeg jij daar , bleke Rosé die kleur van jou , wat is daarmee? Ge zijt geen rooien of geen witten , zo ' n kleur zie ik niet zitten.

De Rosé antwoordde boze: " mijn kleur , meneer , is roze.

laat jij maar naar je stop eens kijken , hij lekt al jaren , zo zal blijken ,

laat er maar een nieuwe in stampen , dan kan je wijn niet meer verdampen.

Gelukkig hebben we nog af en toe nog een beetje poëtische fantasie… ik geef toe, infantiele fantasie soms, maar geen enkele spiegel kan het mooie daarvan tegenspreken. Infantiel! Willen we niet allemaal stiekem terug naar die onbezorgde mooie kindertijd, houden we niet allemaal van dat jeugdig sentiment waarin toekomst en voor ons zelfs wijn onbekende begrippen waren? Zijn we met zijn allen niet ieder jaar weer benieuwd wat de nieuwe, jeugdige wijn ons te bieden heeft en of die geboren is onder het goede gesternte van een groot wijnjaar? Onze wijnpassie maakt dat we echter ook even in onze “ wijnspiegel” kijken, geeft die ons niet af en toe een realistisch beeld, een spiegelbeeld in en voor de toekomst? We verlangen met zijn allen naar het bezit van een zo rijk mogelijk gevulde kelder, een kelder vol wijn met veel verouderingspotentieel. En als je die dan hebt, dan is er die onzekerheid, het verlangen om hem te proeven is onweerstaanbaar en daar gaan onze goede voornemens dan, die wijn zou op zijn best moeten zijn na 10 jaar, maar is dat wel zo? Is dat wel zo? Met een lichte plof ontkurken we slechts één fles van die dure kist. En miljaar, miljoen keer een miljaar, die heeft dan kurk, om dood te vallen is dat.Een tweede fles moet eraan geloven en ja, oef, die is lekker, gelukkig. Toch is het zonde om die jeugdige wijn zo vroeg te drinken. Wroeging overvalt ons, waarom zijn we toch zo ongeduldig? Het zal mij alvast niet meer overkomen denk ik dan. Nu die pomerol uit 1974 nog drinkbaar is gooien we die kurkfles dan maar in het stoofpotje, een beetje kurk met veel look, dat merk je niet. De rest van die tweede geproefde fles bewijst zijn superieure kwaliteit door de dag erna nog steeds lekker te zijn; de wroeging maakt plaats voor het gelukzalig besef dat er nog 10 flessen in de kist zitten, op zijn best binnen 10 jaar… Maar is dat wel zo? Is dat wel zo? je ooit twijfelen, ooit ongeduldig zijn… bel dan, er is hulp onderweg. Dank voor jullie aandacht en eet smakelijk. Frans Moens Coninxdonck 26 maart 2022

This article is from: