Een reis door de tijd - Het veranderende landschap in en rond de Lieremandepressie

Page 1

HET VERANDERENDE LANDSCHAP IN EN ROND DE LIEREMANDEPRESSIE EEN REIS DOOR DE TIJD
DE LOEP
ONDER
2 1. INLEIDING p.4 2. TIJDSKADER p.4 3. POSITIE VIRTUELE CAMERA p.6 4. EEN REIS DOOR DE TIJD IN VIJF ETAPPES p.7 4.1 ALLERØD ————— p.7 4.2 VROEG-PREBOREAAL ————— p.10 4.3 LAAT-PREBOREAAL/BOREAAL ————— p.12 4.4 ATLANTICUM ————— p.14 4.5 POST-METAALTIJDEN: LATE MIDDELEEUWEN/NIEUWE TIJD ————— p.16 Deze gidsenhandleiding is een weerslag van de BIAXnotitie 390 ISSN: 1568-2285 © BIAX Consult Alle rechten voorbehouden.Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De reeks ‘Onder de loep’ focust op de resultaten van recent onderzoek.
gericht op actoren uit het erfgoedveld (gidsen, onderzoekers, …), laten deze rijk geïllustreerde brochures ook de liefhebber toe grondig kennis te maken met een
aspect
onroerend erfgoed in de provincie Antwerpen. Onder de loep 1 gaat in op
van veen uit Landschap De Liereman en voert ons terug tot de laatste
Hoewel
bijzonder
van het
het onderzoek
ijstijd.

VOORWOORD

Vandaag de dag ondervinden we met z’n allen de (in) directe gevolgen van de klimaatopwarming voor onze omgeving en levenswijze. In het verleden werden ook onze voorouders regelmatig met grote en kleine klimaatschommelingen geconfronteerd: in NoordwestEuropa volgden koude en warme periodes elkaar duizenden jaren lang op. De gevolgen ervan voor het landschap, de mensen en de dieren waren dikwijls extreem.

Recent onderzoek van enkele veensequenties in Landschap De Liereman die teruggaan tot de laatste ijstijd, is de directe aanleiding om dit veranderende landschap in de kijker te zetten. Veenpakketten zijn waardevolle archieven vol fossiele plantenresten van verdwenen landschappen. Micro- en macrofossielen, respectievelijk overwegend pollen en zaden, vertellen ons hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien.

Drie veensequenties laten ons terug in de tijd reizen, van de laatste ijstijd tot enkele eeuwen geleden. Ze tonen de evolutie van het landschap gedurende vele millennia, en ook de wisselwerking van landschap en mens. Paleo-ecologen bestuderen planten- en dierenresten en krijgen zo een idee van verdwenen landschappen. Artiesten als Ulco Glimmerveen beheersen dan weer de kunst om die ideeën in beelden om te zetten. Het samenbrengen van beide levert gedetailleerde, wetenschappelijk verantwoorde illustraties op die dit verleden tot leven brengen.

Landschap De Liereman is niet alleen een mooi en bekend natuurgebied met twee beschermde landschappen, een beschermde archeologische zone en tal van andere erfgoedrelicten en aardkundige waarden. Het biedt ons nu ook een kijkvenster in de tijd, zodat we de evolutie van dit unieke gebied, zijn fauna en flora en zijn bewoners ruim 13.000 jaar lang kunnen volgen.

In naam van de deputatie, Luk Lemmens, gedeputeerde bevoegd voor Erfgoed

3

INLEIDING

Vanuit het door Vlaanderen erkende Provinciaal Archeologisch Depot besteden we aandacht aan het onderzoek van en de publiekswerking rond onze collectie. Het is belangrijk de vergaarde kennis op een kwaliteitsvolle manier te delen, zowel met de gemeenschap als met een meer gespecialiseerd, wetenschappelijk publiek.

In opdracht van de dienst Erfgoed van de provincie Antwerpen schetst Ulco Glimmerveen hier in vijf illustraties een beeld van een deel van de zogenaamde Lieremandepressie op een lange tijdschaal. De geomorfologie van het landschap in zijn illustraties is gebaseerd op het hoogtemodel van dit gebied. Het paleo-ecologisch onderzoek van drie veensequenties die in Landschap De Liereman zijn aangetroffen, vormt de basis voor de invulling van het biotische landschap.

De resultaten van het palynologisch onderzoek naar pollen (stuifmeel), sporen en andere niet-pollen palynomorfen gunnen ons een blik op het regionale landschap, terwijl de resultaten van het onderzoek naar botanische macroresten (zoals vruchten en zaden) representatief zijn voor plantengemeenschappen op een lokaal niveau.

Hieronder bespreken we elk van de vijf landschapsreconstructies inhoudelijk en benoemen we elk zichtbaar detail.

2. TIJDSKADER

Uit het palynologisch onderzoek is gebleken dat er in het verleden grote veranderingen in de vegetatie hebben plaatsgevonden. Om te achterhalen wanneer, werden de lagen waaruit de stalen zijn genomen onderzocht met behulp van 14C-dateringen. Uit dit daterend onderzoek bleek dat deze grote verschuivingen in plantengemeenschappen plaatshadden in het laat-glaciaal en het holoceen.

Gedurende de laatste ijstijd, het Weichseliaan, was het over het algemeen koud in Vlaanderen en heel Noordwest-Europa. Na het glaciale maximum (‘ last glacial maximum’) nam de temperatuur toe. Dat weten we uit de vele paleo-ecologische studies, met name van meersedimenten en veenpakketten. Deze temperatuurstijging aan het einde van het Weichseliaan verliep niet lineair: de temperatuur schommelde in het laat-glaciaal sterk (zie figuur 1). De eerste echte opwarming vond plaats in het Bølling/ Allerød interstadiaal. Daarna volgde er weer een koude periode, de jonge Dryas, waarna het klimaat ‘definitief’ warmer werd vanaf de huidige tussenijstijd, het holoceen.

Als gevolg van deze klimaatveranderingen traden er grote veranderingen op in de vegetatie. Dat is het best vergelijkbaar met de huidige situatie in Europa: in Zuid-Europa komen andere bomen en kruiden voor dan in de meer gematigde streken, waar we veelal gemengde eikenbossen aantreffen. In Scandinavië vinden we dan weer boreale bossen met naaldbomen en berken, terwijl het hoogste Noorden boomloos is. Zo was Vlaanderen boomloos tijdens het pleniglaciaal en kwamen er in het Bølling/Allerød interstadiaal (14.600-12.800 kalenderjaar geleden) bossen tot stand met daarin (dwerg)berken en dennen. In de koude jonge Dryas (12.800-11.900 kalenderjaar geleden) zien we een sterke terugval van het bosareaal en wordt het landschap weer open. Vanaf het holoceen (11.900 kalenderjaar geleden tot nu) is de vegetatiesuccessie klassiek en kenmerkend voor Noordwest-Europa. Elke fase van het holoceen heeft een eigen vegetatie. We onderscheiden er vijf: het preboreaal, boreaal, atlanticum, subboreaal en subatlanticum (zie figuur 1).

Koudetolerante boomsoorten, zoals berk en den, vestigen zich eerst, in de vroegste fase van het holoceen. Zij worden gevolgd door meer warmteminnende loofbomen, zoals hazelaar, eik, linde en els.

4
1.

De stabiele zuurstofisotopencurve van de ijskern NGRIP uit Groenland kan ongeveer gelezen worden als een temperatuurcurve. Daarin stellen de laagste waarden de koudste perioden voor. Daarnaast is de biostratigrafische indeling te zien, net als de archeologische periodeaanduidingen. (© BIAX Consult)

5
δ
FIGUUR 1
18 O NGRIP

3.

POSITIE VIRTUELE CAMERA

Op basis van de palynologische gegevens werden landschapsreconstructies gemaakt van 1) het Allerød, 2) het vroeg-preboreaal, 3) het laat-preboreaal/boreaal, 4) het atlanticum en 5) de periode na de metaaltijden (meer specifiek de late middeleeuwen/nieuwe tijd). Hierbij is gekozen voor een virtuele camerapositie op 35 meter boven het maaiveld, boven de locatie van de belangrijkste veensequentie en kijkend naar het oosten, naar de Lieremandepressie. In de verte zien we de dekzandrug ten zuiden van de depressie.

6
Hoogtebeeld van het onderzoeksgebied (wit = laag, zwart = hoog). De zwarte stip geeft de locatie van de virtuele camera aan. (© Ulco Glimmerveen) FIGUUR 2

EEN REIS DOOR DE TIJD IN VIJF ETAPPES

4.1

ALLERØD

Figuur 3 geeft de landschapsreconstructie van De Liereman weer in het Allerød, ruim 13.000 jaar geleden. In deze relatief warme periode in de laatste fase van het Weichseliaan kwamen bossen tot stand. De Lieremandepressie stond onder water, waarschijnlijk een gevolg van het smelten van permafrost in de ondergrond, op zijn beurt het resultaat van een warmer klimaat.

4.1.1

Regionale vegetatie

In deze bossen kwamen berk en den het meeste voor, zowel de lager groeiende dwergberk als de hoger groeiende varianten (ruwe/zachte berk). De dennen zullen er niet hebben uitgezien zoals de meeste in ons huidige landschap. Die zijn rechtgroeiend, omdat ze dicht op elkaar geplant zijn in productiebossen. De dennen uit het Allerød zullen meer op vliegdennen hebben geleken. Omdat ze de ruimte hadden om te groeien, vertoonden ze een wat ‘wilder’ karakter. Naast berk en den kwamen op de nattere plekken ook de struikwilg en ratelpopulier voor. Op open plekken tussen de bomen groeiden grassen.

4.1.2

Lokale vegetatie

In de depressie zelf kwamen waterplanten voor. Aan het wateroppervlak dreven bladeren van de waterlelie en gele plomp, en onder water groeiden vederkruid, fonteinkruid en kranswieren. Er was wat grasland en aan de rand van het water groeide een rietachtige vegetatie.

4.1.3

Dieren

In het bestudeerde veen werden resten van mestschimmels gevonden, schimmels die zich voeden met mest. Omdat grote herbivoren de grootste mestproducenten zijn en de schimmelsporen indicatief zijn voor

het lokaal voorkomen van dieren, zijn in de illustratie ook dieren getekend: oerrunderen (rechts, cirkel 1) en een eland (links, cirkel 2). Zij kwamen in deze periode voor. De kudde oerrunderen, typische dieren voor rivieren en moerassen, telt een dertigtal individuen, veelal vrouwtjes met jongen (roodbruine kleur). In zo’n kudde is er plaats voor één mannetje. Twee mannetjes (donkerbruin, groter dan de vrouwtjes) strijden hier dan ook met elkaar. De (Europese) eland is een zwartbruin mannetje en heeft een fluwelen bast.

In de lucht zien we een vlucht koolganzen (cirkel 3).

4.1.4

Bijzonderheden en details

Er is gekozen voor de zomerperiode: de berken staan vol in blad, de waterlelies bloeien, de rietachtige vegetatie is groen en de eland heeft een fluwelen bast. De belichting laat zien dat het een late namiddag is.

In de verte zien we enkele rookpluimen (cirkel 4). Zij geven aan dat in het Allerød de mens het gebied bezocht. De rook is afkomstig van vuren in Federmesserkampementen op de zuidelijke dekzandrug. Iemand vaart in een kano, op zoek naar eten. Denk daarbij aan vissen en vruchten (cirkel 5).

7 4.
8
Landschapsreconstructie van het Allerød in De Liereman. (© Provincie Antwerpen-Dienst Erfgoed. Tekening Ulco Glimmerveen)
3 5 2
FIGUUR 3
9 1. Oerrunderen 2. Eland 3. Vlucht koolganzen 4. Rookpluimen 5. Kano 4 1

VROEG-PREBOREAAL

Figuur 4 geeft de landschapsreconstructie van De Liereman weer in het vroegpreboreaal, zowat 11.500 jaar geleden. Ná het Allerød kwam de laatste koude fase (jonge Dryas) van het Weichseliaan, waarin het landschap zeer open was. De illustratie stelt het landschap voor in de allervroegste fase van het holoceen. Opnieuw hebben zich bossen ontwikkeld op de hoge, droge delen van het landschap, zoals in het Allerød. Het waterniveau in de Lieremandepressie zelf was flink gedaald in vergelijking met het Allerød. Dat er in deze periode veenvorming optrad, geeft aan dat het drassig moet zijn geweest op de onderzoekslocatie.

4.2.1

Regionale vegetatie

In de eerste helft van het preboreaal domineren berken en in mindere mate ook dennen het regionale landschap, met name op de hoger gelegen delen van het landschap, zoals de dekzandrug.

4.2.2

Lokale vegetatie

De plekken die in het Allerød onder water stonden en in het vroegpreboreaal bijna ‘droog’gevallen zijn, zijn begroeid met grassen, waaronder riet en andere planten van oevers en moerassen, zoals cypergrassen (o.a. zeggen, biezen). Op de natte plekken kwamen ook varens, populier, wilg en berk voor.

4.2.3

Dieren

Ook in het veen uit deze periode werden resten van mestschimmels aangetroffen, een aanwijzing dat er dieren door het gebied liepen. Linksonder (cirkel 1) loopt een kudde edelherten en in de lucht vliegen vier kraanvogels (cirkel 2). Die passen beide in het preboreale beeld van De Liereman.

10 4.2
Landschapsreconstructie van het vroeg-preboreaal van De Liereman. (© Provincie Antwerpen-Dienst Erfgoed. Tekening Ulco Glimmerveen) FIGUUR 4
1
11 1. Edelherten 2. Kraanvogels 2

LAAT-PREBOREAAL/ BOREAAL

Figuur 5 geeft de landschapsreconstructie van De Liereman weer in het laat-preboreaal en boreaal, zowat 10.000 jaar geleden. Na het vroeg-preboreaal maken de berken steeds meer plaats voor dennen, een fenomeen dat over heel Noordwest-Europa voorkomt.

4.3.1

Regionale vegetatie

Dennen hebben zich in deze fase in de wijde regio massaal verspreid, ten koste van de berk. Aan de bosranden zullen ze een vliegdenachtig karakter hebben gehad, in het midden van de bossen groeiden ze wat meer in de hoogte. Op open plekken in de dennenbossen, en ook aan de rand van de dennenbossen, zien we een zoom van hazelaarstruiken. Een andere boomsoort die in deze periode in Vlaanderen voor het eerst verschijnt, is de eik. Die is dan ook met enkele exemplaren vertegenwoordigd in de illustratie (cirkel 1).

4.3.2

Lokale vegetatie

In de directe omgeving waren nog wat graslanden te vinden, maar hun areaal was kleiner dan in het vroeg-preboreaal. In de depressie kwamen op de natte plekken wilg en waarschijnlijk ook zachte berk voor. Op de drassige plekken, waar zich veen vormde, zag je cypergrassen en paardenstaarten.

4.3.3

Dieren

In het veen vinden we in deze periode slechts sporadisch resten van mestschimmels. Daarom zijn er in deze illustratie maar weinig dieren getekend. Aan de bosrand loopt één zwijn (cirkel 2).

4.3.4

Bijzonderheden en details

Rechtsonder (cirkel 3) zien we een jachttafereel: twee mannen proberen met pijl en boog een zwijn te schieten. Opvallend zijn de donkere rookwolken in de verte (cirkel 4). Ze suggereren bosbranden. Uit onderzoek van microscopische, verkoolde deeltjes blijkt immers dat er in deze fase branden woedden in de omgeving. Hoe ze ontstonden weten we niet

met zekerheid, maar een natuurlijke oorzaak is het waarschijnlijkst. Dennen onttrekken veel vocht aan de ondergrond en de droogte kan leiden tot blikseminslagen en bosbranden. Omdat de verkoolde deeltjes in het veen zeer klein zijn, gaan we ervan uit dat de branden niet zeer lokaal hebben gewoed, maar dat ze verder van de boorlocatie plaatsvonden. Bij een eerdere blikseminslag zijn enkele dennen verbrand (cirkel 5).

12 4.3
5
Landschapsreconstructie van het laat-preboreaal/boreaal in De Liereman. (© Provincie Antwerpen-Dienst Erfgoed. Tekening Ulco Glimmerveen) FIGUUR 5
13 1. Eik 2. Zwijn 3. Jachttafereel 4. Bosbranden 5. Verbrande dennen 3 2 4 1

ATLANTICUM

Figuur 6 geeft de landschapsreconstructie van De Liereman weer in het atlanticum, zowat 7500 jaar geleden. De vegetatie is geëvolueerd van het berken-dennenbos in het vroegpreboreaal en het dennenbos in het boreaal naar een oerbos met verschillende loofbomen in het atlanticum.

4.4.1

Regionale vegetatie

In het atlanticum ontstonden gemengde loofbossen met hoge bomen, zoals de illustratie laat zien. Op de hoge, droge gronden speelden eiken een belangrijke rol, naast andere loofbomen, zoals linde, iep en es, die zich in deze periode sterk uitbreidden. Hazelaars kwamen op open plekken in de bossen en aan de bosrand voor, net als varens in de ondergroei van de bossen. In de gemengde eikenbossen groeiden kruiden. Klimop was een typisch boskruid in de atlantische loofbossen. Het groeide langs de boomstammen (cirkel 1).

4.4.2

Lokale vegetatie Op de nattere gronden, zoals in de Lieremandepressie zelf, kwamen andere boomsoorten voor dan op de drogere. In de natte tot drassige depressie domineerden elzen (cirkel 2). Her en der zal ook wilg hebben gestaan. Ook daar zullen varens een onderdeel hebben gevormd van de ondergroei van de elzenbossen, vooral in de tweede helft van het atlanticum. Op de boorlocatie zelf (waar de camera direct op kijkt) zal het nog steeds nat tot drassig zijn geweest: veen vormt zich in dergelijke omstandigheden.

4.4.3

Dieren

In het veen, dat een atlantisch pollenspectrum laat zien, werden geen resten van mestschimmels gevonden. Er verschijnen daarom geen grote herbivoren in deze illustratie. In de lucht vliegen twee zwarte ooievaars (cirkel 3). Die kwamen voor in gebieden met een dichte begroeiing. Het atlantische bos van De Liereman was de plek bij uitstek voor dergelijke dieren.

4.4.4

Bijzonderheden en details

Er is gekozen voor een zomerse setting: alle bomen staan volop in het blad. In het daglicht aan de rechterkant zien we twee moeders en enkele kinderen (cirkel 4). Ze dragen manden waarin ze noten, vruchten, bessen en wortels kunnen verzamelen. Uit het palynologisch onderzoek blijkt dat hazelaars in deze periode in het landschap voorkwamen. Hazelnoten zullen dan ook volop voorradig zijn geweest.

14 4.4
2
Landschapsreconstructie van het atlanticum in De Liereman (© Provincie Antwerpen-Dienst Erfgoed. Tekening Ulco Glimmerveen) FIGUUR 6
1
15 1. Klimop 2. Els 3. Zwarte ooievaar 4. Moeders met kinderen 3 4

POST-METAALTIJDEN:

LATE MIDDELEEUWEN/NIEUWE TIJD

Figuur 8 geeft de landschapsreconstructie van De Liereman weer in de periode ná de brons- en de ijzertijd. Er is gekozen voor een laat-of postmiddeleeuws beeld, enkele honderden jaren geleden. We zien dat de mens grootschalig heeft ingegrepen in het landschap. Akkerbouw (en veeteelt) speelde een belangrijke rol. Dit blijkt niet alleen uit het palynologisch onderzoek, maar ook uit de Ferrariskaart van 1777 (zie figuur 7).

4.5.1

Regionale vegetatie

Een groot deel van de bossen is gekapt, zowel op de droge als op de natte gronden. Het landschap is dan ook veel meer open. Er is nog wel her en der gemengd eikenbos, met naast eik ook hazelaar, berk, linde, iep, hulst, den, een enkele beuk en haagbeuk, maar het bosareaal is sterk gereduceerd. In de wijde regio zien we op de droge gronden, naast beboste stukken, ook akkerland en heide. De heide verschijnt met name in de verte. Dat heide in deze periode een belangrijke rol heeft gespeeld, blijkt uit diverse gegevens: de toename van struikheipollen in deze periode, de Ferrariskaart van dit gebied en namen in de regio, zoals ‘de Hooge Heyde’, ‘Heydkant’ en ‘Heyhof’. De daar aanwezige struikhei zal het landschap paars hebben gekleurd (paarse structuur 1).

4.5.2

Lokale vegetatie

In de Lieremandepressie zijn elzen te vinden, maar ook daar was het bosareaal veel kleiner in de illustratie van het Allerød (bruine structuur 2). In de depressie vormden, naast elzenbossen, naar verwachting ook natte heide, hoogveen en grasland belangrijke vegetatietypen. Er zullen daar ook veel varens hebben gegroeid. Op de open plekken zien we grassen en cypergrassen; in de drassige strook waar het veen zich vormde staat nog wat water. Het stuk is grotendeels verland en er heeft zich hoogveen gevormd. Dat wordt gereflecteerd door een rode gloed in de illustratie.

Aan de flanken van de laagten waarin zich hoogveen vormde, zien we in de illustratie (vloei)weiden (zie groene structuren 3). Een sloot en een karrenpad scheiden ze van het akkercomplex. Dat is gepositioneerd volgens de Ferrariskaart. De meeste akkers van dit gebied concentreren zich in het westen en zijn dan ook niet te zien op de illustratie. Op de akkers werden diverse granen verbouwd: rogge, tarwe en/of gerst (gele velden in gele structuren 4). In de omgeving (groen veld, zoals onder in de linkerstructuur 4) werd ook het schijngraan boekweit verbouwd. Tussen de granen groeiden soorten akkeronkruid, zoals korenbloem. Enkele akkers zijn net geoogst, andere liggen braak (bruine velden in de rechterstructuur 4). Een boer prospecteert de mogelijkheden voor akkerbouw even buiten het complex (gele cirkel 5). Een karrenpad vormt de infrastructuur in dit gebied.

4.5.3

Dieren

In de weiden grazen schapen onder toezicht van een herder (cirkel 6). In de lucht vliegt een vlucht wulpen (cirkel 7).

4.5.4

Bijzonderheden en details

Voor deze illustratie is gekozen voor een beeld in de late zomer. Het graan staat nog deels op de akker, de struikhei bezorgt het landschap in de verte een paarse gloed en de bladeren aan de bomen zijn nog don kergroen. Een man rijdt met zijn kar vol met geoogst graan over het pad (cirkel 8).

16
4.5
FIGUUR 7 De Lieremandepressie tekent zich op de Ferraris kaart duidelijk af als een grote, groene vlek in het omringende heidelandschap.

Fragment uit de topografische kaart nr. 126 met toelating A3665 van het Nationaal Geografisch Instituut – www.ngi.be

17
18
FIGUUR
2 4 8 6 3 4
Landschapsreconstructie van De Liereman in de periode ná de metaaltijden, in dit geval de middeleeuwen (© Provincie Antwerpen-Dienst Erfgoed. Tekening Ulco Glimmerveen)
8
19 1. Struikhei 2. Depressie 3. (Vloei)weides 4. Akkers 5. Mogelijke akkerbouw 6. Herder met schapen 7. Wulpen 8. Man met kar vol geoogst graan 1 7 3 5 4

PROVINCIAAL ARCHEOLOGISCH DEPOT

Het Provinciaal Archeologisch Depot van de provincie Antwerpen is een door de Vlaamse overheid erkend onroerenderfgoeddepot. We bewaren en beheren archeologische ensembles uit 46 gemeenten en steden in de provincie Antwerpen. Het beheer en beleid van het depot gebeurt volgens de regels van de kunst, in samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed en met de andere erkende depots. Ons depot maakt deel uit van het Vlaamse netwerk van onroerenderfgoeddepots en coördineert het overleg tussen de depots in de provincie Antwerpen. Naast de bewaarfunctie besteden we ook aandacht aan onderzoek en publiekswerking. Wij helpen studenten en onderzoekers graag aan interessant studiemateriaal. We voeren een actief en gericht bruikleenbeleid en stimuleren initiatieven zoals publicaties, lezingen of tentoonstellingen.

www.provincieantwerpen.be Archeologiedepot

BIAX Consult

BIAX Consult is gespecialiseerd in archeobotanie en paleo-ecologie: de plantkunde van het verleden. We analyseren plantaardige resten die worden gevonden bij archeologische opgravingen en in oude, natuurlijke afzettingen. We onderzoeken naast grote resten, zoals hout, ook macroscopische resten, zoals zaden en houtskool. Op microscopisch niveau gebruiken we pollen, sporen, schimmel- en parasietresten en dansmuggen voor reconstructies van vroegere landschappen en voedingsgewoonten. Daarnaast onderzoeken we vezels, haren en organische aankoeksels. Onze expertise strekt van de vroegste prehistorie tot het heden. BIAX Consult is gecertificeerd voor specialistisch onderzoek en heeft 25 jaar ervaring opgebouwd op alle vlakken van de archeobotanie en paleo-ecologie.

www.biax.nl

LANDSCHAP DE LIEREMAN

Midden in de Kempen, tussen Oud-Turnhout en Arendonk, vind je Landschap De Liereman, een van de oudste natuurgebieden van België. De bossen, heide, graslanden, stuifduinen en vennen van dit unieke natuurgebied zijn al eeuwenlang een thuis voor de wulp, de nachtzwaluw, de rugstreeppad en de klokjesgentiaan. Tijdens je wandeling tussen kurkdroge landduinen en kletsnatte veenmoerassen ontmoet je schapen en konikpaarden. Landschap De Liereman omvat ook twee beschermde landschappen, een beschermde archeologische zone en tal van andere erfgoedrelicten en aardkundige waarden. Landschap De Liereman investeert om zowel in situ als ex situ ‘boeiende verhalen uit de ondergrond’ te vertellen.

www.deliereman.be

COLOFON

Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen:

Voorzitter Cathy Berx, gouverneur Leden Luk Lemmens, Kathleen Helsen, Jan De Haes en Mireille Colson, gedeputeerden Provinciegriffier Maarten Puls

Departementshoofd Wim Lux Tekst Frederike Verbruggen Reconstructietekeningen Ulco Glimmerveen

Vormgeving Toast Confituur Tekstredactie Patrick De Rynck Drukwerk Antilope De Bie Printing

Coördinatie en redactie Ignace Bourgeois en Joke Bungeneers

Wettelijk depot D/2022/0180/18

BIBLIOGRAFIE

NOENS Gunther & LALOO Pieter (red.), 2013. NIR LIEREMAN Archeologische studie, Bredene: GATE bvba, 217 p. + 73 p. (GATE-rapport 58, 2 delen).

VERBRUGGEN Frederike, 2016. Beschrijvingen vijf illustraties t.b.v. landschappelijke reconstructies De Liereman, Zaandam: Biax Consult, 16 p. (BIAXnotitie 390).

VERBRUGGEN Frederike, BOURGEOIS Ignace , CRUZ Frédéric, BOUDIN Mathieu, BASTIAENS Jan & CROMBÉ Philippe, 2018. Late Glacial and Holocene vegetation history inferred from peat sequences in the Liereman depression (Prov. of Antwerp, Belgium), Notae Praehistoricae, 38.

VERBRUGGEN Frederike, BOURGEOIS Ignace, CRUZ Frédéric, BOUDIN Mathieu & CROMBÉ Philippe, 2019. Holocene vegetation dynamics in the Campine coversand area (Liereman, N Belgium) in relation to its human occupation, Review of Palaeobotany and Palynology, 260.

Biologische Archeologie & Landschapsreconstructie Onder
1
de loep

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.