VOORWOORD
De Kleine Nete en haar vallei zijn niet weg te denken uit Herentals. Beide hebben niet alleen bijgedragen aan het ontstaan en de evolutie van de stad, ze spelen ook nu nog een belangrijke en diverse rol.
Meer dan ooit is duidelijk dat veerkrachtige valleigebieden cruciaal zijn in de steeds fellere strijd tegen de ogenschijnlijk tegengestelde gevolgen van de klimaatverandering: meer droogte én meer wateroverlast. In en om Herentals is het niet anders. Tegelijkertijd biedt het gebied nog talrijke andere troeven. Je vindt er nog steeds relatief gave landschappen met natuur-, landbouw- en erfgoedelementen – ook ondergronds – gekoppeld aan recreatie en toerisme.
Deze mix zorgt voor een resem ontwikkelingsmogelijkheden. Dat geeft nu al aanleiding tot verschillende acties in de vallei van de Kleine Nete, telkens met een eigen dynamiek en eigen kenmerken. Zowel in de Hellekens als in Bruggenbeemd heeft dit recent tot archeologisch onderzoek geleid. De oude veenlagen die er aangeboord zijn, werden onderzocht. Dat leverde verrassende resultaten op.
Veenpakketten zijn waardevolle archieven vol fossiele plantenresten van verdwenen landschappen. Micro- en macrofossielen, respectievelijk overwegend pollen en zaden, vertellen ons hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Paleo-ecologen bestuderen plantenen dierenresten en krijgen zo een idee van verdwenen landschappen. Artiesten als Ulco Glimmerveen beheersen dan weer de kunst om die ideeën in beelden om te zetten. Het samenbrengen van beide levert gedetailleerde, wetenschappelijk verantwoorde illustraties op die dit verleden tot leven brengen.
Het onderzoek in de Hellekens en in Bruggenbeemd biedt ons een ideale kijk op de evolutie van dit unieke gebied. We kunnen de flora, fauna en de bewoners ruim 14.000 jaar lang volgen. Het landschap van de Kleine Netevallei en de rivier zelf is meermaals radicaal veranderd. Ook de constante wisselwerking tussen landschap en mens heeft sporen nagelaten. Deze gidsenhandleiding biedt hierop een mooie terugblik en is meteen ook een voorsmaakje op wat de riviervallei op termijn aan Herentals en omgeving zal geven.
In naam van de deputatie, Luk Lemmens, gedeputeerde bevoegd voor Erfgoed
1. INLEIDING
De Kleine Nete loopt ten noordoosten van Herentals langs de zuidflank van de rug van Lichtaart, de zogenaamde Kempense heuvelrug, en is daar nu een gekanaliseerde rivier. Ooit kronkelde ze er vrij door het landschap.
De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft een breed rivierherstelprogramma opgezet om extra bergingscapaciteit te creëren, verloren gegane natuurwaarden te compenseren en structuurherstel van de waterloop te realiseren. Een van de projecten is van 2016 tot 2021 uitgevoerd aan de Hellekens, langs de Kleine Nete, tussen de Oud-Strijderslaan en de spoorlijn Antwerpen-Hamont. In de jaren 1960 opgespoten grond werd opnieuw afgegraven en afgevoerd. Het afgegraven terrein dient als waterbergingsgebied. Bij grote waterpieken kan het overstromen en zo een massa water tijdelijk ophouden. Een onderdeel van de herinrichting was ook de aanleg van een op de rivier aangetakte meander. De werkzaamheden gaven in 2019 en 2020 aanleiding tot een archeologisch basisonderzoek.
Tijdens dit onderzoek zijn enkele veenpakketten aangetroffen. Al snel bleken ze de getuigen van een lange en boeiende landschapsgeschiedenis. In opdracht van de VMM heeft Ulco Glimmerveen op basis van de studie van de geomorfologie en de vegetatie vijf digitale landschapsreconstructies gemaakt. In deze brochure tonen we deze reconstructies en beschrijven we ze inhoudelijk, met specifieke aandacht voor de vegetatie, maar ook voor mens en dier.
Vrijwel tegelijkertijd liep in Bruggenbeemd – de zone tussen de Olympiadelaan, de spoorlijn Antwerpen-Turnhout en het centrum van Herentals – ook een archeologisch basisonderzoek. Dit kaderde in de opmaak van een Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) voor dit gebied. Het vinden van een harmonieus evenwicht tussen stedelijke functies, recreatie, erfgoed, natuur en water is hier het doel.
Bruggenbeemd ligt in vogelvlucht op 1,3 km ten westen van de Hellekens en bevindt zich ook in het valleigebied op de linkeroever van de Kleine Nete. Ook hier is veen aangetroffen en onderzocht. De resultaten zijn grotendeels gelijklopend voor de oudste perioden maar verschillend voor de meer recente.
2.
TIJDSKADER
De veensequenties die werden aangetroffen in Herentals zijn zowat 14.000 jaar oud en voeren ons terug naar een tijd toen onze streken nog bevolkt werden door rondtrekkende jagers-verzamelaars. De overgang van de laatste ijstijd, het Weichseliaan, naar de daaropvolgende tussenijstijd, het Holoceen – de periode waarin we nog steeds leven –, gebeurde niet door een continue, geleidelijke temperatuurstijging, maar werd gekenmerkt door een reeks schommelingen (zie figuur 1). Deze overgangsperiode wordt het laatglaciaal genoemd (periode van ca. 14.700 tot 11.700 jaar geleden). De studie van plantenresten uit deze periode toont dat
Positie van de zes gereconstrueerde fasen ten opzichte van de klimaatevolutie en de geologische en archeologische tijdsindeling. De stabiele zuurstofisotopencurve (δ18O) is een aanwijzing voor temperatuurschommelingen: blauwe zones staan voor koude periodes, roze voor warme. In de geologie rekent men in kalenderjaren vóór het jaar 1950 (linkerschaal: cal B.P.), in de archeologie in jaren voor en na Christus (rechterschaal: v.Chr./n.Chr.).
deze klimaatschommelingen, zij het met enige vertraging, ook verandering teweegbrachten in de vegetatie. Mens en dier pasten zich op hun beurt aan de veranderingen in het landschap en de vegetatie aan.
Figuur 1 toont na de volle ijstijd (pleniglaciaal) een snelle temperatuurstijging, zowat 14.700 jaar geleden. Dit is de start van het ‘Groenland interstadiaal 1’ (GI-1). Ondanks de behoorlijk hoge temperaturen ging dit niet meteen gepaard met het opkomen van een weelderige vegetatie. In onze streken ontwikkelde zich een toendralandschap.
Pas eeuwen later volgde een bosvegetatie, eerst met berken en later ook met dennen. Aan deze warmere periode kwam ca. 12.900 jaar geleden een einde met de laatste koudepiek van het Weichseliaan: het ‘Groenland stadiaal 1’ (GS-1). Het bos kon niet standhouden en een toendralandschap keerde terug. Ca. 11.700 jaar geleden volgde uiteindelijk de temperatuurstijging die het begin van het Holoceen inluidde. Opnieuw startte de bebossing met berken en dennen, maar door het aanhoudende warme klimaat konden ook meer warmteminnende boomsoorten zich geleidelijk vestigen. De jongste 10.000
jaar worden onze streken gekenmerkt door een loofbosvegetatie met onder andere eik, hazelaar, iep en later ook linde en beuk. Tijdens het LaatHoloceen (ca. 4000 jaar geleden tot nu) werd de invloed van de mens steeds groter en maakte meer en meer bos plaats voor menselijke activiteiten.
WERKWIJZE
FIGUUR 2
Locatie van de Hellekens (1) en Bruggenbeemd (2) in de vallei van de Kleine Nete en positie van het camerastandpunt (rode pijl) op de geologische kaart en digitale hoogtekaart (groen = vallei; geel = dekzandgebied buiten de vallei; rood = historisch Herentals. Bron: geopunt.be).
FIGUUR 3
Zicht op het landschap voor de hermeandering vanuit het camerastandpunt gebruikt voor de reconstructiebeelden (Bron: Google Earth).
Boring de Hellekens
Studiegebied de Hellekens
Vallei van de Kleine Nete
De gekanaliseerde Kleine Nete
Rug van Lichtaart
Paraboolduinen in de vallei
Buiten de vallei
Voor de reconstructiebeelden werd steeds hetzelfde camerastandpunt ingenomen, met telkens dezelfde kijkrichting en -hoogte. We krijgen een beeld van het landschap in de vallei van de Kleine Nete, ter hoogte van de Hellekens, en kijken naar het noordoosten. Het centrum van Herentals ligt achter ons (zie figuren 2 en 3).
De topografie is geënt op het huidige reliëf. De basislaag is een digitaal hoogtemodel, gecombineerd met het paleolandschap – depressies en hoogtes – zoals dat uit de boringen naar voren kwam. De ‘aankleding’ van het landschap is gebaseerd op het onderzoek van de paleo-ecologen en archeologen.
De afgebeelde plantensoorten zijn aangetroffen in het pollen (stuifmeel) en in de zogenaamde macroresten (zaden, vruchten) in twee boven elkaar liggende veenpakketten. Die werden opgeboord in het uiterste westen van het gebied (zie figuur 2). Het onderste veenpakket is
ca. 10 cm dik en dateert uit een warme periode van het laatglaciaal (ca. 14.00012.800 jaar geleden). De humeuze zandlaag tussen de twee veenpakketten dateert uit de laatste koudeperiode van het laatglaciaal (ca. 12.800-11.700 jaar geleden). Het bovenste, 1 m dikke veenpakket dateert uit het Holoceen (de laatste 11.700 jaar).
Voor een waarheidsgetrouwe weergave van diersoorten en menselijke activiteiten werd geput uit kennis van archeozoölogische en archeologische vondsten in de wijdere regio.
De vijf afgebeelde perioden werden gekozen op basis van het contrast in het landschap, om aan te geven hoe groot de verschillen zijn geweest: één reconstructiebeeld tijdens de warme en één tijdens de koude periode van het laatglaciaal, één bij het begin van het Holoceen en twee tijdens het Laat-Holoceen, met name tijdens de bronstijd en de middeleeuwen.
In Bruggenbeemd werden twee sedimentpaketten bestudeerd: een veenpakket van 1 m dik dat dateert uit het Holoceen (de laatste 11.700 jaar) en een ruim 2 m dik zand- en veenpakket dat een jongere, diepere rivierinsnijding uit de ijzertijd (ca. 2700 tot 2000 jaar geleden) opvult.
Hoewel gekozen werd om de Hellekens in beeld te brengen, weten we op basis van het veenonderzoek dat het landschap in Bruggenbeemd zeker tot de start van het Laat-Holoceen zeer gelijkaardig moet geweest zijn. De afbeeldingen van het laatglaciaal tot en met de bronstijd, de figuren 5 tot en met 8, kunnen dus moeiteloos overgenomen worden om de situatie in Bruggenbeemd te schetsen. Bij uitbreiding nemen we zelfs aan dat deze gegevens en de bijbehorende landschapsreconstructies grotendeels kunnen geëxtrapoleerd worden tot de hele benedenloop van de Kleine Nete. Om herhaling te vermijden wordt bij de beschrijvingen dan ook niet apart ingegaan op de situatie in Bruggenbeemd.
4.
EEN REIS DOOR DE TIJD IN ZES ETAPPES
De eerste reconstructietekening toont een warmere periode tijdens het laatglaciaal. Centraal zien we een brede moerassige strook (II). Dit is het restant van de brede, meanderende rivier die hier stroomde bij het begin van het laatglaciaal, maar die rond 13.300 jaar geleden grotendeels opgevuld is met sediment en plantenresten. Alleen de diepste delen van de voormalige geul staan nog onder water. De hogere delen aan de randen van de vallei (III)
blijven droger. Het moeras is aan beide zijden geflankeerd door bos, gelegen op de hoger gelegen delen buiten de eigenlijke vallei (I en IV).
Vegetatie op droge grond Buiten de vallei groeit een dicht berkenbos (A). Door de vele houtskoolfragmenten in het veen weten we dat er regelmatig bosbranden woedden (B). Op de open plekken die zijn ontstaan als gevolg van deze branden (C) groeiden tijdelijk meer lichtminnende kruiden, zoals grassen en bijvoet. Dergelijke open plekken groeien na enkele jaren opnieuw dicht met
jonge berkenboompjes, waardoor het bos een grotendeels gesloten karakter behoudt.
Vegetatie in de vallei
In het moeras heeft zich een veenpakket gevormd, waarop planten groeien die houden van natte voeten, zoals zeggen, moerasspirea, waterdrieblad en lisdodde (D). De centrale zone was boomloos.
Op beide oevers groeien op de overgang naar het droge bos wilgen (E).
Dieren
Aan de horizon zien we een vlucht wilde eenden (1). Op de achtergrond, aan
FIGUUR 5
Landschapsreconstructie van de vallei van de Kleine Nete tijdens een warmere periode in het laatglaciaal, ca. 13.300 jaar geleden. (© Provincie Antwerpen - Provinciaal Archeologisch Depot. Beeld Ulco Glimmerveen).
I. Rug van Lichtaart
II. Moerassige vallei van de Kleine Nete III. Hogere zone binnen de vallei
IV. Zuidrand van de vallei
A. Berkenbos B. Bosbrand
C. Open plek enkele jaren na een bosbrand D. Zeggen en andere moerasplanten E. Wilgen
1. Vlucht wilde eenden 2. Kudde edelherten 3. Eland 4. Kamp van jagers-verzamelaars 5. Twee honden
de rand van de vallei, staat een kudde edelherten (2). Een eland (3) waagt zich tot in de plassen, centraal in het moeras.
Mens
Een groepje jagers-verzamelaars (4) koos een open plek, die enkele jaren eerder was ontstaan door een bosbrand, om haar kamp op te slaan. Tussen de zwartgeblakerde boomstammen staan hun met dierenhuiden beklede tenten. Te midden van de spelende kinderen maakt een volwassene een huid schoon. Een man versnijdt een pas gevangen edelhert. Twee honden vergezellen de groep (5).
Dit beeld toont de situatie tijdens de laatste koude periode van het laatglaciaal. Sinds de sterke afkoeling ca. 12.800 jaar geleden is het landschap sterk veranderd. Het bos is verdwenen en het kale oppervlak staat bloot aan wind- en watererosie. In de vallei stroomt er weer water in een relatief ondiepe bedding. De meestal traag stromende rivier heeft meerdere geulen met verschillende ‘eilandjes’ ertussen (III).
Landschapsreconstructie van de vallei van de Kleine Nete tijdens de laatste koude periode van de laatste ijstijd, ca. 12.000 jaar geleden. (© Provincie Antwerpen - Provinciaal Archeologisch Depot. Beeld Ulco Glimmerveen)
I. Rug van Lichtaart II. Paraboolduinen in de vallei, aan de voet van de rug van Lichtaart III. Vlechtende rivier in de vallei van de Kleine Nete IV. Zuidrand van de vallei A. Open vlakte met grassen en kruiden B. Verspreide bomen en struiken (berk, jeneverbes) C. Wilgen op de oevers D. Water- en oeverplanten E. Aangespoelde bomen
We hebben gekozen voor een beeld van het ontdooiende landschap in het voorjaar. Het smeltwater wordt in grote hoeveelheden afgevoerd. Het gevolg is een sterke stroming die de rivierloop vrijwel elk jaar verandert. Eilandjes verschijnen en verdwijnen, en de buitenbochten van de rivier kalven af. In de binnenbochten, waar de stroming minder sterk is, wordt sediment afgezet en ontstaat nieuw land. Langs de rechteroever (achteraan links) vormt 1. Kudde rendieren 2. Dode, aangespoelde rendieren
Drie zeearenden
Groepje jagers
de wind tijdens deze periode grote paraboolduinen, zowel op de rug van Lichtaart (I) als in de vallei zelf (II) (zie ook figuur 2).
Vegetatie op droge grond Buiten de vallei bestaat het landschap vooral uit grasland (A), met hier en daar een berk, een jeneverbessenstruik of wat heide (B). In de zomer is hier een kleurrijke bloemenpracht te zien, met onder andere zandblauwtje. Nu, in de
nasleep van de winter, is de grond nog te koud en grotendeels bedekt met sneeuw.
Vegetatie in de vallei Waar de stroming van de rivier te sterk is of waar veel sediment wordt afgezet, krijgt plantengroei weinig kans. Uitzondering hierop is wat pioniervegetatie. In depressies die zijn afgesloten van al te sterke stroming komt waterlelie voor, en meer naar de
oevers toe ook egelskop en lisdodde (D). Op de oevers liggen enkele bomen die met de stroming meegesleurd zijn en hier aanspoelden (E). Op de stabielere oevers groeien wilgen (C).
Dieren
Een kudde rendieren is begonnen aan de oversteek van de rivier (1). De karkassen op de oevers (2) tonen dat de oversteek niet zonder gevaar is voor verzwakte en jonge dieren. Enkele
zeearenden (3) cirkelen boven het water op zoek naar voedsel.
Mens
Een groepje jagers (4) gebruikt de vegetatie om dichter bij de rendieren te komen, een bron van voedsel maar ook van gebruiksmateriaal, zoals huiden en pezen.
Na de opwarming bij het begin van het Holoceen (ca. 11.700 jaar geleden) veranderde de voormalige geul tijdens het Vroeg-Holoceen opnieuw in een moerassige zone (II). Het grondwater schommelt steeds net onder of aan het oppervlak. In de diepste delen bevindt zich een snoer van plassen. Die worden na verloop van eeuwen steeds kleiner doordat ze dichtgroeien met veen.
Vegetatie op droge grond
Buiten de vallei (I, III) zien we zover het oog reikt een dicht berkenbos (A). Ook de paraboolduinen die tijdens de laatste koude periode gevormd werden (I), zijn nu bedekt met bos. Dennen hebben nog geen groot aandeel in dit bos, maar zijn aan een opmars bezig.
Vegetatie in de vallei
In de drogere delen van de vallei van de Kleine Nete komen wel reeds dennen voor (B). Ook zachte berk en wilgen voelen zich thuis in dit voedselarme moerasbos. In de nattere zone binnen de vallei groeien moerasplanten (D) zoals waterdrieblad, wateraardbei, echte valeriaan, harig wilgenroosje en moerasvarens. In de verte woedt een bosbrand.
Dieren
Boven het moerasbos zweeft een zwarte ooievaar (1). In het moeras nemen everzwijnen (2) een modderbad om zich van parasieten in de vacht te ontdoen.
Mens
Een familie jagers-verzamelaars verblijft tijdelijk aan de rand van de vallei in een met berkenbast beklede tent (3). Enkele volwassenen en kinderen trekken het moeras in, op zoek naar voedsel en bruikbare materialen (4).
FIGUUR 7
Landschapsreconstructie van de vallei van de Kleine Nete bij het begin van het Holoceen, ca. 11.000 jaar geleden. (© Provincie AntwerpenProvinciaal Archeologisch Depot. Beeld Ulco Glimmerveen)
Rug van Lichtaart
Moerassige vallei van de Kleine Nete
Zuidrand van de vallei
Dennen- en berkenbos
Nat grasland
Moerasplanten zoals moerasvarens en waterdrieblad
Zwarte ooievaar
Groep everzwijnen, een zogenaamde rotte
Tent bekleed met berkenbast en mensen die een dierenhuid schoonmaken
Groepje mensen dat vruchten verzamelt
Landschapsreconstructie van de vallei van de Kleine Nete tijdens de bronstijd, ca. 4000 jaar geleden. (© Provincie Antwerpen - Provinciaal Archeologisch Depot. Beeld Ulco Glimmerveen)
I. Rug van Lichtaart
II. Uitdrogend moeras in de vallei van de Kleine Nete
III. Zuidrand van de vallei
A. Loofbos, gedomineerd door eik B. Ontboste zone met grasland en vegetatie van verstoorde grond C. Elzenbroekbos D. Moerasvarens en zeggen
1. Edelhert
2. Jagers met buit
3. Drie grafheuvels
De stijging van het grondwater is in de loop van het Holoceen gestagneerd. In de bronstijd (ca. 4000 tot 2800 jaar geleden) zakt de waterspiegel tijdens droge periodes van het jaar regelmatig onder het oppervlak in het voormalige moeras (II), waardoor de top van het veen verdroogt. Er is al helemaal geen open water meer.
Ondertussen is vrijwel het hele landschap begroeid met een dicht bos.
Daardoor is het onderscheid tussen het uitdrogende moeras in de riviervlakte (II) en de droge grond buiten de vallei (I, III) moeilijk zichtbaar. Aan het verschil in boomsoorten kunnen we toch de ligging van de vallei herkennen.
Vegetatie op droge grond Buiten de vallei zien we een dicht en divers loofbos (A), met onder andere eik, linde, iep, hazelaar en berk. Op de voorgrond zijn enkele open
plekken ontstaan (B). Die zijn eerder de uitzondering dan de regel in deze periode. Op deze plekken dringt meer zonlicht door en krijgen struiken, grassen, varens en andere kruiden meer kans.
Vegetatie in de vallei Hoewel het moeras aan het uitdrogen is en het veen niet meer aangroeit, is het hier nog steeds natter dan elders in het landschap. Dit vertaalt zich in
een bostype dat typisch is voor de valleien van het Scheldebekken sinds ca. 8600 jaar geleden: het elzenbroekbos (C). Vanuit de lucht zien we vooral de kruinen van de elzen, maar in de ondergroei schemeren hier en daar ook moerasvarens, zeggen en moerasspirea door (D).
Dieren
Op de open plek op de voorgrond zien we een voorzichtig edelhert (1).
Mens
Twee mannen keren met hun jachtbuit huiswaarts (2). Ze lopen door een open plek met enkele opvallende cirkelvormige heuvels met een ondiepe greppel eromheen. Dit zijn grafheuvels (3). Eén ervan is recent aangelegd. De aarde is er nog niet begroeid. De heuvel heeft dan ook nog een donker uitzicht. De andere twee zijn wel al begroeid met gras. Hoewel grafheuvels in de Kempen zeer algemeen waren,
zijn er op deze specifieke locatie geen directe aanwijzingen voor. Hoe dan ook waren grafheuvels – vaak kwamen ze gegroepeerd voor – samen met de toenmalige nederzettingen de meest markante menselijke structuren in het landschap.
Bij het begin van de ijzertijd, ca. 2800 jaar geleden, deed zich een belangrijke klimaatverandering voor: het werd natter. Waarschijnlijk was dit fenomeen de oorzaak van de veranderingen in vrijwel alle riviersystemen in NoordwestEuropa. Dikwijls zien we in deze periode rivieractiviteit terugkomen in de uitdrogende veenmoerassen.
In het veenpakket van de Hellekens vonden we deze fase niet terug, wel in
een geulopvulling in Bruggenbeemd. Hier zien we dat het water tijdens deze fase van hernieuwde rivieractiviteit een nieuwe bedding van ruim 2 m diep uitschuurde. Het sediment dat we er terugvinden, toont aan dat dit riviertje voldoende snel stroomde om zand te vervoeren. Voor zover we weten is dit de eerste keer sinds het begin van het Holoceen dat er weer een dergelijke actieve stroming was in de Kleine Netevallei.
Ook ter hoogte van de Hellekens valt in deze periode een nieuwe rivierinsnijding te verwachten. We moeten ons de rivier voorstellen als een kleine, sterk kronkelende stroom die steeds van vorm verandert door de erosie van de steile oevers in de buitenbochten en de afzetting van sediment in de binnenbochten, waar het water trager stroomt. Afgesneden meanderbochten vormden meertjes die langzaam opgevuld raakten met veen.
Vegetatie op droge grond Buiten de vallei groeide er in de ijzertijd een overwegend eiken-beukenbos.
Toch liet de toenemende menselijke invloed op het landschap zich reeds gelden, wat resulteerde in open plekken met heidevelden en graslanden.
Vegetatie in de vallei Langs de oevers groeiden onder andere elzen en wilgen. In de rivier en de afgesneden meanderbochten
waren allerhande waterplanten te vinden, waaronder lisdodde, egelskop, waternavel en waterlepeltje.
CIRCA 1000 JAAR GELEDEN
We zien de middeleeuwse rivier in beeld: een sterk kronkelende, nog niet ingedijkte geul van zowat 10 m breed (II). Dit maakt dat de loop ervan, vooral als gevolg van pieken in de debieten, niet vastligt.
De waterstanden zijn sterk seizoensgebonden. In de zomer is de wateraanvoer beperkt en blijft de rivier binnen haar oevers (II). Tijdens de winter is het beeld totaal anders. De voormalige moerassige zone van de vallei dient nu als overstromingsvlakte (III) voor de Kleine Nete. We zien een beeld in het voorjaar, waarbij de overstromingsvlakte nog erg drassig is en de diepste delen zelfs nog onder water staan.
Vegetatie op droge grond
In Herentals is er op dit moment al bewoning – al moeten we ons deze woonkern nog niet voorstellen als een heuse stad. Toch merken we op ca. 1 km ten oosten van het huidige centrum (zie figuur 10) al een best wel sterke menselijke impact op het landschap. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor grasland, gebruikt als hooi- of weiland, en akkers (A).
Plantenresten tonen aan dat er in de omgeving graan (o.a. rogge), boekweit en mogelijk ook hennep gekweekt werd. Heidevelden (B) ontbreken niet. Ze evolueren niet tot bossen, vrijwel zeker door hun gebruik als graaszones. Op verdere afstand van Herentals is er
nog steeds een duidelijke bebossing (C). Naast eiken, berken en beuken maken nu ook haagbeuken deel uit van dit loofbos.
Vegetatie in de vallei
Binnen de vallei zien we vooral grasland (D) met snavelzegge, gewone waterbies en egelboterbloem: soorten die zich goed voelen bij natte voeten en regelmatige overstromingen. Oever- en waterplanten (E), zoals waterdrieblad, komen voor in de diepste delen van de vallei. Ook de wilgenbosjes (F) zijn typisch voor valleien met wisselende waterstanden.
Dieren
De natte vallei trekt onder andere heel wat vogels aan. We herkennen hier een
groep ooievaars (1) boven een plas. De natte graslanden zijn bovendien geschikt als graasland voor het vee. Op de voorgrond zien we een kudde koeien, onder het waakzame oog van een herder (2).
Mens
Enkele mensen zijn op een landweggetje tussen de velden onderweg met paard en kar (3). Het is lente en de velden liggen nog grotendeels braak. In de verte ploegt een landbouwer met zijn paard een akker (4). Rechts op de voorgrond is het eerste gewas al ontkiemd.
Vanaf de middeleeuwen ontwikkelde zich rond het huidige centrum van Herentals een woonkern. Vanaf dan is het landschap in Bruggenbeemd niet langer vergelijkbaar met dat in de Hellekens. Daar waar we in de Hellekens nog veel bomen aantreffen, zien we dat de bebossing in en om Bruggenbeemd grotendeels teruggedrongen was. Ook langs de rivier kwamen hier veel minder elzen of wilgen voor dan wat verder stroomopwaarts. Heidevelden, weilanden en graan akkers vinden we wel terug in de onmiddellijke omgeving van Bruggenbeemd.
PROVINCIAAL ARCHEOLOGISCH DEPOT
Het Provinciaal Archeologisch Depot van de provincie Antwerpen is een door de Vlaamse overheid erkend onroerenderfgoeddepot. We bewaren en beheren archeologische ensembles uit 46 gemeenten en steden in de provincie Antwerpen. Het beheer en beleid van het depot gebeurt volgens de regels van de kunst, in samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed en met de andere erkende depots. Ons depot maakt deel uit van het Vlaamse netwerk van onroerenderfgoeddepots en coördineert het overleg tussen de depots in de provincie Antwerpen. Naast de bewaarfunctie besteden we ook aandacht aan onderzoek en publiekswerking. Wij helpen studenten en onderzoekers aan interessant studiemateriaal. We voeren een actief en gericht bruikleenbeleid en stimuleren initiatieven zoals publicaties, lezingen of tentoonstellingen. www.provincieantwerpen.be/archeologiedepot
DIENST RUIMTELIJKE PLANNING
Duurzaam omgaan met de beschikbare ruimte: daaraan werkt de dienst Ruimtelijke Planning (DRP). We hebben immers nu én later ruimte nodig om te wonen, te werken, ons te verplaatsen, natuur te beheren… DRP bereidt een nieuw Provinciaal Beleidsplan Ruimte Antwerpen voor. Ze voert bovenlokale onderzoeken en projecten uit die o.a. leiden tot provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s). DRP ondersteunt en adviseert ook gemeentebesturen bij de opmaak en realisatie van hun ruimtelijk beleid. Ze deelt daarvoor haar expertise, legt de nodige contacten, brengt de juiste partners samen en stemt de visies op elkaar af.
GATE ARCHEOLOGIE
GATE Archeologie ontstond in 2010 als spin-off van de vakgroep Archeologie van de Universiteit Gent. Sindsdien zijn we uitgegroeid tot een volledig zelfstandig bedrijf met ruime expertise in alle facetten van archeologisch onderzoek. Dit gaat van advisering en de opmaak van archeologienota’s tot opgravingen, paleo-ecologisch onderzoek en materiaalstudies. De voorbije jaren hebben we bewust ingezet op het uitbouwen van onze geologische en topografische expertise. Op die manier bieden we een archeologisch en aardkundig totaalpakket aan. www.gatearchaeology.be
UNIVERSITEIT GENT
De onderzoekseenheid Prehistorie van de vakgroep Archeologie aan de Universiteit Gent verricht al meer dan dertig jaar intensief en interdisciplinair onderzoek naar de laatste jagers-verzamelaarsvissers en eerste landbouwers in het Scheldebekken (ca. 14.000 tot 4000 jaar geleden). Bijzondere aandacht gaat hierbij naar ‘natte contexten’, zoals het voormalige overstromingsgebied van de Schelde en haar zijrivieren, en naar kleinere beekvalleien. Naast grootschalige opgravingen van nederzettingslocaties zetten we ook sterk in op de reconstructie van het toenmalige landschap en klimaat. research.flw.ugent.be/nl/philippe.crombe
COLOFON
Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen:
Voorzitter Cathy Berx, gouverneur Leden Luk Lemmens, Kathleen Helsen, Jan De Haes en Mireille Colson, gedeputeerden Provinciegriffier Maarten Puls
Departementshoofd Wim Lux
Veldwerk en onderzoek GATE Archeologie en Universiteit Gent
Bewaarplaats ensemble Provinciaal Archeologisch Depot, Antwerpen
Tekst Annelies Storme Reconstructiebeelden Ulco Glimmerveen
Vormgeving Toast Confituur Studio Tekstredactie Patrick De Rynck Drukwerk Antilope De Bie Printing
Coördinatie en redactie Ignace Bourgeois en Joke Bungeneers Wettelijk depot D/2022/0180/09
BIBLIOGRAFIE
ROZEK J., CRUZ F. & LALOO P., 2020. Herentals. DTM-studie Nonnenvest, Begijnenvest, Olympiadelaan Landschappelijk bodemonderzoek Olympiadelaan, Bredene: GATE Archaeology, 99 p. (onuitgegeven rapport).
STORME A., ALLEMEERSCH L., CRUZ F., BOUDIN M., BOURGEOIS I. & CROMBÉ Ph., 2022. Holocene vegetation evolution in the Kleine Nete Valley in Herentals Bruggenbeemd (Antwerp, BE), Notae Praehistoricae, 42.
VAN DEN NOTELAER D., VAN MIERLO T., RACZYNSKI-HENK Y., PAULUSSEN R., VAN DE WATER A. & MACHIELS R., 2020. Afgraving Hellekens en hermeandering Kleine Nete. Rapport van een landschappelijk en archeologisch booronderzoek, en een proefsleuvenonderzoek, Geel: Vlaams Erfgoed Centrum bvba, 135 p. (VEC Rapport 609).