OUD-TURNHOUT DE LIEREMANDEPRESSIE UNIEKE GETUIGE VAN BIJNA 14.000 JAAR VEGETATIE
UIT HET DEPOT
Hoogtemodel van de Lieremandepressie met de aanduiding van paleogeulen van de Aa (groen: laag, bruin: hoog; © GDI-Vlaanderen en GATE bvba)
Een archeologische evaluatie van de Lieremandepressie en omgeving leidde in 2013 tot de ontdekking van verschillende veenpakketten in de depressie. Dankzij onderzoek van dit veen hebben we nu een beeld van de evolutie van het landschap en de vegetatie in en rond de depressie. Het verhaal begint vanaf het einde van de laatste ijstijd, ruim 13.800 jaar geleden.
2
DE LIEREMANDEPRESSIE. EEN ONDERGRONDS ARCHIEF, UNIEK MAAR KWETSBAAR
De Lieremandepressie ligt op circa 2,5 kilometer ten noordoosten van het centrum van Oud-Turnhout. Deze laagte in het landschap is altijd vochtig tot zeer nat geweest. Ze is oost-west georiënteerd, meet circa 5 bij 2 kilometer en wordt omgeven door dekzandruggen, uitgestrekte duincomplexen. De Aa, een zijrivier van de Kleine Nete, loopt nu van noord naar zuid door het westelijke deel van de laagte. Op het einde van de laatste ijstijd, het laat-glaciaal (ca. 12.500 tot 9600 v.Chr.), was dit een sterk meanderende rivier met een wisselende, ‘verschuivende’ bedding. Tijdens het laat-glaciaal kreeg de Aa, zoals vrijwel alle rivieren in Vlaanderen, een min of meer stabiele bedding. De oude bedding verlandde langzaam, maar bleef een lagergelegen, nat deel in het landschap. Daarin ontstond veengroei die vaak millennia lang aanhield, tot ver in het holoceen, de tussenijstijd die rond 10.000 v.Chr. begon.
Een recente archeologische evaluatie van de Lieremandepressie en haar directe omgeving had als doel te komen tot een betrouwbare inschatting van de aanwezigheid en de waarde van gekende en ongekende archeologische resten in het gebied. Een onderdeel van de evaluatie waren grondboringen, die inzicht moesten geven in de opbouw van het terrein. Hierbij kwamen op meerdere plaatsen veensequenties aan het licht. Dat er in de Lieremandepressie veen aanwezig is, was gekend, ook uit historische bronnen over de ontginning ervan in het gebied. Het recente specialistische onderzoek van drie veenpakketten maakte voor het eerst het unieke – en dus ook kwetsbare – karakter ervan duidelijk. We hebben te maken met een bijna 14.000 jaar lange, vrijwel ononderbroken vegetatiegeschiedenis, die aanvangt tijdens de laatste ijstijd. Op de volgende pagina’s duiken we in deze verborgen geschiedenis.
Beschrijving van een bodemstaal tijdens het veldwerk (© GATE bvba)
Foto Kris Vandevorst, © agentschap Onroerend Erfgoed
HET ONDERGESCHOVEN ERFGOEDBROERTJE? AARDKUNDIGE WAARDEN. Door de bank worden aardkundige waarden omschreven als onderdelen van het landschap die iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied. Het gaat dan over aspecten zoals dekzandruggen, veengebieden, klei- en leemafzettingen, stuwwallen en oude rivierbeddingen. Deze verschijnselen worden bestudeerd in de bodemkunde, geologie, geomorfologie en geohydrologie. In Vlaanderen is er tot nu toe relatief weinig belangstelling voor dit aardkundige erfgoed. Toch is kennis van deze bouwstenen van een gebied niet alleen voor archeologen belangrijk. Hun aanwezigheid heeft direct of indirect invloed op de mens. Ook voor een breder publiek kan inzicht in de opbouw en geschiedenis van een gebied een stapsteen zijn om interesse op te wekken. In Landschap De Liereman hebben ze dit goed begrepen en krijgen aardkundige waarden de nodige aandacht. Het bekendste voorbeeld is de zogenaamde bodemschuif, een informatiepaneel dat je letterlijk uit de grond trekt. Op het twee meter hoge paneel is als het ware een snede bevestigd van de onderliggende bodem. Zo krijgen de bezoekers letterlijk en tot in de kleinste details een beeld van de grond onder hun voeten.
EEN WARMTEPIEK OP HET EINDE VAN DE LAATSTE IJSTIJD Het veen in de Lieremandepressie bleek een speeltuin te zijn voor botanici. Door het onderzoek van vooral pollen (stuifmeel) en sporen kunnen zij het regionale landschap reconstrueren. De studie van vruchten en zaden doet hetzelfde voor de plantengemeenschappen op lokaal niveau. En de aanwezigheid van mestschimmels in het veen is dan weer een aanwijzing voor het voorkomen van grote herbivoren. Als je dat allemaal combineert met de archeologische informatie over het gebied, kun je landschapsreconstructies maken met veel aandacht voor details. Vrijstaande dennen (© Frederike Verbruggen)
In de Lieremandepressie start het verhaal circa 13.800 jaar geleden, in een relatief warme periode tijdens de eindfase van de laatste ijstijd, de zogenaamde Allerødfase. Aangenomen wordt dat de gemiddelde zomertemperatuur toen 15-17°C was, enkele graden kouder dan in onze tijd. De Lieremandepressie stond onder water, na het smelten van permafrost in de ondergrond als gevolg van het warmere klimaat. Op de hogere delen in het landschap had zich een bos ontwikkeld met berk en den als dominante soorten. Op open plekken tussen de bomen groeiden grassen. In de depressie zelf kwamen planten zoals de waterlelie en gele
4
© GATE bvba
EEN PRIMEUR: DE EERSTE BESCHERMDE ARCHEOLOGISCHE ZONE IN DE KEMPEN
Impressie van de Lieremandepressie tijdens de Allerødfase
plomp voor. Eromheen groeide een rietachtige vegetatie en was er wat grasland. Door dit landschap trokken onder andere elanden en oerrunderen. In en om het heldere water moet het gekrioeld hebben van het leven. Tijdens deze warmere periode, die overeenkomt met het einde van het paleolithicum, werden de Kempische zandgronden, voor zover we nu weten, voor het eerst bewoond door de moderne mens, de Homo sapiens. Rondtrekkende jagers-verzamelaars maakten hun opwachting, aangelokt door de ecologische rijkdom van de omgeving van de Liereman. Op de zandruggen rond de depressie doken kampen op met tijdelijke woonstructuren, wellicht tenten. Daar verbleven kleine, economisch onafhankelijke groepen van enkele families. Het afval dat ze na hun bezoeken achterlieten – veelal silexfragmenten – vinden de archeologen na zoveel millennia nog terug.
Op de zuidelijke rand van de duinengordel ten zuiden van de Lieremandepressie zijn over meer dan 3 kilometer een reeks archeologische vondsten uit het finaal-paleolithicum en het mesolithicum aangetroffen (ca. 12.000 tot 5000 v.Chr.). De bewaringstoestand van de sites is er goed tot uitstekend. Vele artefacten bevinden zich nog in de oude, afgedekte bodems, op de plaats waar ze soms meer dan 10.000 jaar geleden achtergelaten zijn. Aansluitend is in zuidelijke richting een veenpakket aangetroffen met de ouderdom van de omliggende sites. De duinengordel en het veen vormen dus twee aparte delen van een groter geheel. Wellicht is de zone dan ook slechts een uitsnede van een veel groter, goed bewaard prehistorisch landschap. Sinds 4 juni 2013 is dit geheel, het ‘Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex De Liereman’, beschermd als archeologische site. Na de Antwerpse burchtzone in 2010 was dit de tweede archeologische bescherming in de provincie Antwerpen.
JAGERS-VERZAMELAARS IN EEN VERANDEREND LANDSCHAP
Impressie van een vroegmesolitisch kampement
Rond 10.000 v.Chr. begint het holoceen, de tussenijstijd of warme periode waarin wij nog altijd leven. Vanaf dan zien we in en rond de Lieremandepressie een klassieke vegetatiecyclus. Koudeminnende boomsoorten, zoals berk en den, groeien het eerst. In de latere fasen van het holoceen worden zij weggeconcurreerd door meer warmteminnende loofbomen, zoals hazelaar, eik, linde en els. Dit evolueert ten slotte naar een zogenaamd climaxbos, een dicht loofbos. Uitzonderlijk aan de veenpakketten in de Lieremandepressie is dat we een nagenoeg ononderbroken sequentie hebben vanaf het holoceen, vanaf circa 10.000 v.Chr. Voor het eerst in de Antwerpse Kempen kunnen we op één plaats de volledige vegetatieontwikkeling vanaf het mesolithicum reconstrueren en ons zo een idee vormen over de steeds meer beboste omgeving waarin de toenmalige jagers-verzamelaars leefden. In de beginfase van het holoceen, het vroeg-preboreaal (ca. 9500 v.Chr.), lijkt de vegetatie gelijkaardig aan deze van de Allerødfase. Een belangrijk verschil is wel dat de waterstand in het gebied flink gedaald is en dat delen van de depressie vrijwel drooggevallen zijn. Berken beheersen nu het landschap. 1500 jaar later, tijdens het laat-preboreaal en het boreaal, maken de berken plaats voor dennen. Zowat heel Noordwest-Europa is dan overwegend begroeid met uitgestrekte dennenbossen. Als gevolg hiervan – dennen zuigen massa’s water uit de grond – daalt de waterstand in het gebied nog meer en verkleint de wateroppervlakte in de Lieremandepressie. Toch blijven grote delen vochtig tot nat, met veel wilg, cypergrassen en kattenstaart. In deze periode verschijnt voor het eerst de eik.
6
Impressie van de Lieremandepressie tijdens het vroeg-preboreaal
Wellicht woeden er door de droogte ook vaak grootschalige bosbranden. Vanaf het atlanticum (ca. 6500 v.Chr.) evolueren de dennenbossen naar vrij dichte, gemengde loofbossen. Op de hogere gronden spelen eiken een belangrijke rol, maar ook soorten als linde, iep en es breiden zich sterk uit. Hazelaars vinden we in groten getale terug op open plekken in het bos en aan de bosranden. In de zone van de depressie blijft het nat tot drassig. Wellicht is er nog altijd een open water. Hier groeien vooral elzen, maar ook wilgen zijn er thuis. In deze hele periode moet de omgeving rond de Lieremandepressie, met haar uiteenlopende ecologische niches op korte afstand van elkaar, een plek geweest zijn met een grote aantrekkingskracht op de mesolithische mens. De vondsten her en der in de omgeving leveren hiervan het bewijs.
EEN PASTORALE EPILOOG. AKKERS, HEIDE EN VENNEN Zeker vanaf de volle middeleeuwen (ca. 900 tot 1200) grijpt de mens op grote schaal in in ons landschap. De resultaten van het onderzoek in de Lieremandepressie bevestigen dit beeld. Een groot deel van de bossen is gekapt, op zowel de droge als de natte gronden. Op de droge gronden zien we, naast beboste stukken, vooral akkerland en heide. Op de akkers worden onder meer rogge, tarwe en/of gerst en boekweit verbouwd. Tussen de granen groeit akkeronkruid, zoals korenbloem. In het lagere, nattere deel groeien elzen, samen met natte heide, hoogveen en veel varens. Ondanks de verlanding is er in delen van de Lieremandepressie nog water zichtbaar. Aan de randen van de laagte zijn (vloei)weides en sloten aangelegd, ideaal voor het vee. Deze situatie blijft eeuwenlang grosso modo ongewijzigd. We vinden ze nog terug op 18deen 19de-eeuwse kaarten.
Bloeiende boekweit (© Frederike Verbruggen)
7
PROVINCIAAL ARCHEOLOGISCH DEPOT Het Provinciaal Archeologisch Depot van de provincie Antwerpen is een door de Vlaamse overheid erkend onroerenderfgoeddepot. We bewaren en beheren archeologische ensembles uit 46 gemeenten en steden in de provincie Antwerpen. Het beheer en beleid van het depot gebeurt volgens de regels van de kunst, in samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed en met de andere erkende depots. Ons depot maakt deel uit van het Vlaamse netwerk van onroerenderfgoeddepots en coördineert het overleg tussen de depots in de provincie Antwerpen. Naast de bewaarfunctie besteden we ook aandacht aan onderzoek en publiekswerking. Wij helpen studenten en onderzoekers graag aan interessant studiemateriaal. We voeren een actief en gericht bruikleenbeleid en stimuleren initiatieven zoals publicaties, lezingen of tentoonstellingen. www.depotwijzer.be/depot
LANDSCHAP DE LIEREMAN Midden in de Kempen, tussen Oud-Turnhout en Arendonk, vind je Landschap De Liereman, een van de oudste natuurgebieden van België. De bossen, heide, graslanden, stuifduinen en vennen van dit unieke gebied zijn al eeuwenlang een thuis voor de wulp, de nachtzwaluw, de rugstreeppad en de klokjesgentiaan. Tijdens je wandeling tussen kurkdroge landduinen en kletsnatte veenmoerassen ontmoet je schapen en konikpaarden. Landschap De Liereman omvat ook twee beschermde landschappen, een beschermde archeologische zone en tal van andere erfgoedrelicten en aardkundige waarden. Landschap De Liereman investeert om zowel in situ als ex situ ‘boeiende verhalen uit de ondergrond’ te vertellen. www.deliereman.be
BRONNEN
COLOFON
Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Finaalpaleolithisch en mesolithisch sitecomplex De Liereman [online], https://id.erfgoed. net/erfgoedobjecten/140136 (geraadpleegd op 5 april 2019).
Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen:
LITERATUUR NOENS G. & LALOO P. (red.), 2013. NIR LIEREMAN Archeologische studie, Bredene: GATE bvba, 217p. + 73p. (GATE-rapport 58, 2 delen). VERBRUGGEN F., 2016. Beschrijvingen vijf illustraties t.b.v. landschappelijke reconstructies De Liereman, Zaandam: Biax Consult (BIAXnotitie 390). VERBRUGGEN F., BOURGEOIS I., CRUZ F., BOUDIN M., BASTIAENS J. & CROMBÉ P., 2018. Late Glacial and Holocene vegetation history inferred from peat sequences in the Liereman depression (Prov. of Antwerp, Belgium), Notae Praehistoricae, 38. VERBRUGGEN F., BOURGEOIS I., CRUZ F., BOUDIN M. & CROMBÉ P., 2019. Holocene vegetation dynamics in the Campine coversand area (Liereman, N Belgium) in relation to its human occupation, Review of Palaeobotany and Palynology, 260.
Voorzitter Cathy Berx, gouverneur Leden Luk Lemmens, Kathleen Helsen, Jan De Haes en Ludwig Caluwé, gedeputeerden Provinciegriffier Danny Toelen Departementshoofd Wim Lux Veldwerk (2012-2013) GATE bvba Veenonderzoek (2015) BIAX Consult Bewaarplaats ensemble Provinciaal Archeologisch Depot, Antwerpen Tekst Frederike Verbruggen, Philippe Crombé en Ignace Bourgeois Tekeningen Ulco Glimmerveen, © provincie Antwerpen-dienst Erfgoed, behalve pagina 6, © De Vlaamse Waterweg Vormgeving Toast Confituur Tekstredactie Patrick De Rynck Drukwerk Antilope De Bie Printing Coördinatie Ignace Bourgeois Redactie Ignace Bourgeois, Joke Bungeneers, Serge Migom en Sofie Scheltjens Contactadres Dienst Erfgoed, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen www.provincieantwerpen.be Wettelijk depot D/2019/0180/16 Illustratie op het omslag Wie het kleine niet eert ... © GATE bvba
Uit het depot. Archeologie in de provincie Antwerpen 4