BRECHT - RINGLAAN POTSTALHUIZEN NAAST EEN GRAFVELD
UIT HET DEPOT
Dat Brecht een rijk archeologisch verleden heeft, is al langer geweten. Toch waren zelfs de archeologen verbaasd na hun onderzoek aan de Ringlaan. Millennia vóór het ontstaan van het huidige dorp boerde, at, sliep en begroef men al mensen op de twee oevers van de Stapelheideloop.
VAN DE STEENTIJDEN TOT DE MIDDELEEUWEN
De aanleg van een weg en de uitbreiding van de industriezone aan de Ringlaan in Brecht waren de directe aanleiding voor een grootschalig archeologisch onderzoek (2011 tot en met 2013). De bodem bestaat er uit droge tot matig natte zandgronden met plaggen, met daaronder oude cultuurlagen en restanten van een podzolbodem. De Stapelheideloop doorkruist het terrein in noordwest-zuidoostelijke richting. Het niveauverschil tussen de hoger gelegen zandruggen en de beekvallei bedraagt ongeveer twee meter. In totaal is ruim 10 hectare opgegraven. De oudste aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid op de site zijn voorwerpen uit de steentijden. In totaal werden 79 artefacten van silex of Wommersomkwartsiet aangetroffen. Negen ervan dateren uit het finaal-paleolithicum (ca. 12.000-11.000 2
v.Chr.). Negen andere, vooral zogenaamde schrabbers en spitsen, dateren uit het laat-mesolithicum (ca. 6500-4500 v.Chr.). Hoewel het losse vondsten zijn, geven ze duidelijk aan dat er in die lange periode regelmatig rondtrekkende jagers-verzamelaars in dit valleitje gebivakkeerd moeten hebben. Eén crematiegraf uit de midden-bronstijd (ca. 1800-1200 v.Chr.) werd vrij centraal in het plangebied aangetroffen. Op korte afstand daarvandaan vonden de archeologen een woonhuis. Het graf en het gebouw dateren wellicht uit dezelfde periode, hoewel in het geval van het gebouw ook een datering in de late bronstijd mogelijk is (ca. 1200-800 v.Chr.). Het hoogtepunt van de menselijke activiteiten aan de Ringlaan situeren we vanaf de late bronstijd tot en met de midden-Romeinse periode
Selectie van laatpaleolithische artefacten (© Monument Vandekerckhove nv)
Duits gasmasker
EEN HOEVE AAN DE BEEK. STRIJDTONEEL IN 1944
(ca. 1200 v.Chr. tot 250 n.Chr.). Hier gaan we in de volgende bladzijden op in. Na het opgeven van de Romeinse nederzetting is het wachten tot de volle middeleeuwen tot er opnieuw sprake is van bewoning. In de tweede helft van de 12de eeuw en de vroege 13de eeuw richt men een omgracht woonerf in, in het westelijke deel van de opgegraven zone. Behalve een woning omvat het erf nog drie bijgebouwen, enkele afvalkuilen en een hooiberg. Na het opgeven daarvan stopt de bewoning. Geleidelijk aan evolueert het terrein naar een landschap van met heggen begrensde akkers en weilanden ten noordwesten van het centrum van Brecht. Die situatie houdt aan tot in het begin van de 21ste eeuw.
Het einde van de Tweede Wereldoorlog verliep in Brecht woelig. Op diverse plaatsen in de gemeente vonden in september-oktober 1944 hevige gevechten plaats tussen de Duitse bezetter en de oprukkende geallieerden. Een kleine hoeve net buiten de opgegraven zone was ingenomen door de Duitsers. Rond de hoeve en langs de beek hadden zij loopgraven met schuttersposten gegraven. Een deel hiervan hebben de archeologen, die erop stootten, onderzocht. De talrijke bomkraters en de bijbehorende vondsten zijn de stille getuigen van de strijd die er gewoed heeft. Maar er kwamen niet enkel wapens, munitie of militaire uitrustingsstukken tevoorschijn. Gebruiksvoorwerpen, zoals borden, flessen en tandenborstels, geven een inkijk in het dagelijkse soldatenleven. 3
TOT OP HET BOT. MODERNE TECHNIEKEN VOOR OUDE URNEN Alle urnen zijn tijdens het veldwerk in hun geheel gelicht om hun inhoud in gunstigere omstandigheden te kunnen onderzoeken. Dertien urnen werden eerst in een 3D-scanner geschoven. Die techniek levert zeer scherpe, driedimensionale beelden op die in alle richtingen gedraaid en bekeken kunnen worden. Meer nog dan de traditionele 2D-röntgenfoto’s geven ze een goed beeld van de inhoud van de urn (gecremeerd bot, bijgaven…) en van waar de verschillende elementen zich exact bevinden. Deze techniek biedt niet louter ‘mooie plaatjes’. Doordat de archeologen nu de inhoud van de urne en de samenhang ervan kennen, kunnen ze gerichter de urn uithalen en boeken ze dus betere resultaten.
Urn in situ. Het blekere zand is de grafkuil (© Monument Vandekerckhove nv).
VEEL GRAVEN, SLECHTS ENKELE FAMILIES
De eerste aanwijzingen voor een intens gebruik van de gronden langs de beek duiken op tijdens de late bronstijd (ca. 1200-800 v.Chr.). In deze periode en tijdens de daaropvolgende vroege ijzertijd (ca. 800-500 v.Chr.) vormt er zich langs beide oevers een uitgestrekt grafveld. In totaal troffen de archeologen 87 graven en 48 monumentale structuren aan. Het cremeren van overledenen en het verzamelen van de resterende botten in een urn die vervolgens in een grafkuil begraven werd, was toen de standaard in de omgang met de doden. Bij uitzondering kreeg de dode een potje of een klein metalen voorwerp, zoals een haar- of kledingspeld, mee. Dit beeld zien we ook aan de Ringlaan. In 83 graven is een urn gedeponeerd en slechts bij vier ervan zijn giften aangetroffen: driemaal wat aardewerk en eenmaal gaat het om de onherkenbare resten van een verbrand bronzen voorwerp.
2D-beeld van urn met bijpotje (graf 3103; © Monument Vandekerckhove nv)
4
Een opmerkelijk fenomeen uit deze periode is de aanleg van monumentale, veelal cirkelvormige grafmonumenten. Archeologisch blijkt dat uit de vondst van zowel ronde greppels als zogenaamde palenkransen. Hierbij zijn palen cirkelvormig in de grond geplant, in allerlei variaties qua onderlinge afstand en aantallen, maar altijd met een grote regelmaat. Dikwijls werd
binnen dit areaal nog een lage heuvel opgericht. Onder of in de heuvel werd men begraven. De diameter van de 48 opgegraven exemplaren varieert tussen vier en dertien meter. 34 grafmonumenten hadden een kringgreppel, dertien een palenkrans en één monument bestond uit een combinatie van beide. Dit lijken grote aantallen, maar toch nemen we aan dat dit grafveld slechts aan enkele families toebehoorde, die gespreid over decennia in de onmiddellijke omgeving gewoond hebben. Een deel van de bewoners verbleef wellicht zelfs in een van de vier woonstalhuizen die bij de opgraving gevonden zijn. Mensen en vee woonden er onder hetzelfde dak. Samen met een reeks kleine bijgebouwen, afvalkuilen en waterputten vormden dit vier erven waar enkele boerenfamilies aan landbouw en veeteelt deden.
Urn en bijpotje na restauratie (graf 3103)
Voorbeeld van een cirkelvormige grafgreppel (© Monument Vandekerckhove nv)
Vanaf de volgende periode, de middenijzertijd (ca. 500-280 v.Chr.), zijn er geen sporen meer gevonden van begravingen. Integendeel, van de zes woonstalhuizen uit deze periode zijn er twee aangelegd boven op grafstructuren uit de voorgaande periode. Dit geeft aan dat de funeraire functie van de plek niet langer zichtbaar was, of dat het respect ervoor verdwenen was.
5
HOGEROP MET DE ROMEINEN. EEN NEDERZETTING OP DE ZANDRUG
Een archeoloog bereidt de staalname van een waterput voor (© Monument Vandekerckhove nv).
Woonstalh uis
6
met achter aan de in ra sters opgegr aven
Na de eeuwenlange bewoning en begraving in en op de flanken van de beekvallei zien we in de late ijzertijd (ca. 280-50 v.Chr) een verschuiving van de bewoning naar de hoger gelegen delen van het gebied. Vier woonstalhuizen dateren uit de overgangsperiode naar de vroeg-Romeinse periode, twee uit de vroeg-Romeinse periode (ca. 50 v.Chr-50 n.Chr.). In tegenstelling tot de verspreide bewoning in de vroege en midden-ijzertijd zien we nu geclusterde woonstalhuizen met de bijgebouwtjes en andere erfstructuren eromheen.
potstal (© M onument
Vandekerck
hove nv)
Fragment van een zogenaamde EBARAS-beker met afbeelding van een ruiter. EBARAS (naamstempel) is vermoedelijk de pottenbakker (breedte: 25 mm) De vier bijlen uit de potstal
Vanaf de midden-Romeinse periode (ca. 50-250 n.Chr.) concentreert de nederzetting zich op de top van de zandige opduiking ten zuidwesten van de beek. Het gaat om woningen met een potstal. Ook hierin woonden mens en dier onder één dak, maar het vee stond in een verdiept stalgedeelte (de potstal). Die werd gevuld met heideplaggen en vegetatie. Als dat met de uitwerpselen van de dieren was vermengd, werd de stal geruimd en reed men de vruchtbare inhoud uit over de akkers. Waar en wanneer het fenomeen ‘potstal’ ontstaan is, is nog onduidelijk maar de oorsprong van deze bemestingsmethode zou wel eens in deze periode op de arme zandgronden in de Kempen kunnen liggen. Aan de Ringlaan zijn tien potstalhuizen opgegraven. Bij wijze van experiment zijn de potstallen hier voor het eerst zowel handmatig onderzocht als nat gezeefd op een maaswijdte van 0,5 millimeter. 15 tot 30% van de vondsten werd verzameld bij het veldwerk, 70 tot 85% komt uit de zeefresidu’s. Het veldwerk leverde hoofdzakelijk aardewerk en bouwkeramiek, de ‘traditionele vondsten’, op. Het zeven resulteerde vooral in veel kleinere fragmenten, ook van metalen en glazen voorwerpen. Deze aanpak zorgt duidelijk voor meer vondsten in meer diverse materiaalsoorten. Na hun datering en analyse geven ze meer inzicht in het sociale en economische leven van de woning en nederzetting. De nederzetting aan de Ringlaan verdwijnt rond 250 n.Chr. Pas een millennium later zien we opnieuw bewoning.
VIER OP EEN RIJ. EEN UNIEKE REEKS BIJLEN Eén Romeins huis biedt een glimp van de geloofswereld van de bewoners. De bovenste laag van een potstal uit de late tweede tot de eerste helft van de derde eeuw n.Chr. bevatte een unieke reeks van vier bijlen. De oudste is een gepolijste vuurstenen bijl. Die gaan veelal terug tot het midden- en finaal-neolithicum (ca. 4500 tot 2000 v.Chr.). De fragmenten van twee bronzen kokerbijlen dateren uit de late bronstijd (ca. 1200 tot 800 v.Chr.). De vierde bijl is een ijzeren exemplaar uit de Romeinse periode. Het gaat hier om een verlatingsdepositie. Sporen van dergelijke praktijken treffen we vaak aan op Romeinse erven. Deze voorwerpen bevinden zich niet ‘op hun plaats’. Ze moeten bij het opgeven van de woning of het verlaten van het erf doelbewust en met welbepaalde rituelen op een specifieke plaats gelegd zijn. Dergelijke deposities zijn divers van aard, maar vaak gelinkt aan het agrarische leven. Wet- en maalstenen bijvoorbeeld komen in deze contexten dikwijls voor. Voor het Brechtse kwartet, vier gelijkaardige voorwerpen uit zeer verschillende periodes en in verschillende materialen, zijn er zelfs internationaal geen vergelijkbare vondsten. Deze bijlencombinatie is uniek. 7
COLOFON PROVINCIAAL ARCHEOLOGISCH DEPOT Het Provinciaal Archeologisch Depot van de provincie Antwerpen is een door de Vlaamse overheid erkend onroerenderfgoeddepot. We bewaren en beheren archeologische ensembles uit 46 gemeenten en steden in de provincie Antwerpen. Het beheer en beleid van het depot gebeurt volgens de regels van de kunst, in samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed en met de andere erkende depots. Ons depot maakt deel uit van het Vlaamse netwerk van onroerenderfgoeddepots en coördineert het overleg tussen de depots in de provincie Antwerpen. Naast de bewaarfunctie besteden we ook aandacht aan onderzoek en publiekswerking. Wij helpen studenten en onderzoekers aan interessant studiemateriaal. We voeren een actief en gericht bruikleenbeleid en stimuleren initiatieven zoals publicaties, lezingen of tentoonstellingen. www.depotwijzer.be/depot
Het Kempuseum ligt centraal in de gemeente, gevestigd in het voormalige huis Sint-Huybrecht. Het museum verzamelt en toont het veelzijdige en rijke verleden van Brecht. Maar het kijkt ook over de gemeentegrenzen en legt linken met de ruimere omgeving. Archeologische vondsten, de Brechtse humanisten, het dagelijks leven rond 1900, de verschillende oorlogen… Bekende en minder bekende verhalen worden bijeengebracht. Naast de permanente collectie is er ook ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen. Als toeristisch satellietpunt verbindt het Kempuseum het verleden met het heden. Het wijst bezoekers de weg naar bezienswaardigheden in de buurt.
LITERATUUR BRACKE M. & CROMBÉ P., 2014. Steentijdvondsten aan de Ringlaan te Brecht (prov. Antwerpen, B.), Notae Praehistoricae, 34. BRACKE M., SCHELTJENS S., VAN QUAETHEM K. & DE CLERCQ W., 2014. Fragmenten van een zgn. “EBARAS”-beker uit Brecht, Signa, 3. BRACKE M., DE MULDER G., DE CLERCQ W., BOURGEOIS I., SCHELTJENS S. & MESTDAGH B., 2015. Ritueel gedeponeerde bijlen in een Romeinse potstal aan de Ringlaan in Brecht (prov. Antwerpen, België), Lunula. Archeologia protohistorica, 23. BRACKE M., MESTDAGH B., SCHELTJENS S. & WYNS G., 2017. Archeologische opgraving Brecht AZ Ringlaan (prov. Antwerpen). Basisrapport, Ingelmunster: Monument Vandekerckhove nv (onuitgegeven rapport).
Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen: Voorzitter Cathy Berx, gouverneur Leden Luk Lemmens, Kathleen Helsen, Jan De Haes en Ludwig Caluwé, gedeputeerden Provinciegriffier Danny Toelen Departementshoofd Wim Lux Opgraving BAAC Vlaanderen bvba en Monument Vandekerckhove nv Bewaarplaats ensemble Provinciaal Archeologisch Depot, Antwerpen Tekst Maarten Bracke, Bert Mestdagh, Sofie Scheltjens en Ignace Bourgeois Foto’s Stefan Dewickere, © Dienst Erfgoed / Provinciaal Archeologisch Depot, tenzij anders vermeld Vormgeving Toast Confituur Tekstredactie Patrick De Rynck Drukwerk Antilope De Bie Printing Coördinatie Ignace Bourgeois Redactie Ignace Bourgeois, Joke Bungeneers, Serge Migom en Sofie Scheltjens Contactadres Dienst Erfgoed Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen www.provincieantwerpen.be Wettelijk depot D/2020/0180/14
VAN NUENEN F. & GIERTS I., 2014. Archeologische opgraving, Brecht, Ringweg – Fase 2, Mariakerke: BAAC Vlaanderen bvba (onuitgegeven rapport). VAN QUAETHEM K., SCHELTJENS S. & BRACKE M. 2016. Romeinse potstallen aan de Ringlaan in Brecht: een vernieuwende aanpak, Signa, 5.
Uit het depot. Archeologie in de provincie Antwerpen 6