ANTWERPEN - RIVIERENHOF DUIZENDEN KNOKEN, HONDERDEN HONDEN
UIT HET DEPOT
Februari 2019. In het Antwerpse Rivierenhof legt een graafmachine een waterpartij aan. De grond scheurt niet maar kraakt. Kuilen vol botten en wat gebroken huisraad komen tevoorschijn. Op het eerste gezicht lijkt de vondst vrij banaal, maar schijn bedriegt. Het wordt de start van een onderzoek naar het samenleven van mens en dier, in het Antwerpen van iets meer dan een eeuw geleden.
De vondsten, netjes gewassen en klaar voor onderzoek Een van de kuilen, vol dierenbot en wat huishoudelijk afval
KUILEN VOL KNOKEN
SERVIES EN LEEGGOED DATEREN DE VONDST Het opgegraven huishoudelijk afval bestaat vooral uit flessen, kruiken en gebroken servies. Munten, waarop doorgaans een jaartal staat, ontbreken en dus moet het afval zelf een datering leveren. Stempels wijzen voor sommige flessen en kruiken op een productiedatum aan het eind van de 19de eeuw. Omdat het om leeggoed gaat, niet iets dat mensen lang bijhouden, moet de datering van de dump kort na deze tijd liggen. Enkele merktekens op faienceborden uit Maastricht duwen de datering na 1900. Vondsten die verwijzen naar de Eerste Wereldoorlog of de periode daarna, ontbreken geheel. De kuilen zijn dus wellicht gevuld in de eerste jaren van de 20ste eeuw. 2
De kraanman waarschuwt meteen de provinciale diensten, die op hun beurt het agentschap Onroerend Erfgoed op de hoogte brengen. De procedure Archeologische Toevalsvondst treedt in werking. Een opgravingsploeg van het agentschap komt ter plaatse. Met de hulp van een moedige winterzon wordt de inhoud van de kuilen op anderhalve dag onderzocht. De kuilen liggen op twee rijen. Een eerste rij telt zeven putten. Ze zijn op gelijke afstand gegraven, en zijn min of meer rechthoekig. Ze liggen barstensvol beenderen met daarbij ook wat afval en zijn zo’n halve meter diep. De tweede, parallelle rij bestaat uit zes ronde, iets minder diepe kuilen, met daarin naast wat oud ijzer en metaalslakken nauwelijks vondsten, en al helemaal geen beenderen. Alles lijkt in één beweging te zijn gegraven en snel weer opgevuld. De knoken uit de kuilen blijken dierenbotten te zijn, geen mensenresten. Al snel wordt duidelijk dat het vooral om honden gaat. Er liggen tientallen volledige schedels voor het oprapen, naast alle andere delen van het skelet. In het diepere deel van de kuilen, dat niet verstoord is door de graafmachine, liggen de beenderen in ‘anato-
E
eel en d
van
de k
uilen
den rij tij
s he
t veld
werk
misch verband’. Dat betekent dat ze ten opzichte van elkaar netjes op de plaats liggen, zoals bij het skelet van een levend dier. Al het materiaal uit de kuilen wordt ingezameld. Ter aanvulling scheppen de archeologen een flink volume grond uit de sporen, om later uit te zeven. Zo zal blijken of er bij de haastige opgravingsklus geen kleine vondsten zijn gemist. Op het terrein is duidelijk dat de opgegraven kuilen wellicht een deel van een groter geheel zijn geweest. Aan de ene zijde zijn ze weggegraven door een in 1950 aangelegde en intussen gedempte vijver. Aan de andere zijde lopen de sporen wellicht door onder het huidige grasveld. Even snel als ze gekomen zijn, zijn de archeologen weer verdwenen. Wat niet betekent dat hun werk erop zit. Nu begint het labo-onderzoek, waarin de meeste aandacht gaat naar de grote collectie dierenbotten. Die blijken een verhaal te vertellen dat we met z’n allen wat vergeten zijn. Het gaat over een dieptepunt in de relatie tussen de mens en zijn beste vriend, de hond.
3
Bovenkaak
van een ho nd met abno rmaal
sterk afgesle ten snijtand en
(foto Kris Va ndevorst,
© agentscha p
Onroerend
Erfgoed)
HONDEN IN ALLE MATEN EN GEWICHTEN
De bodem van het Rivierenhof verborg dus de resten van een groot aantal honden. Dat het om volledige skeletten gaat, was al bij de opgraving duidelijk. De studie van de botten bevestigt dit. Alle skeletelementen zijn aanwezig, in overeenkomstige aantallen. Zelfs de kleinste botjes van de vooren achterpoten vinden we volop terug in de zeefstalen. Om hoeveel honden gaat het? Om dat te weten zijn alle lange beenderen (zoals het dij- of scheenbeen) geteld en is van elk bot nagegaan of het uit de linker- of de rechterzijde van het lichaam kwam. Er werd bovendien een onderscheid gemaakt tussen volwassen en niet-volwassen dieren. De telling van het meest voorkomende bot uit een bepaalde lichaamszijde levert per kuil een schatting van het minimum aantal dieren op. Alles samen komt dit neer op minstens 284 honden! Zonder twijfel waren het er oorspronkelijk een stuk meer, want 4
er zijn/waren wellicht meer kuilen: sommige zitten misschien nog onder het aanpalende grasveld en de kraan had het bovenste deel van de kuilen reeds weggegraven. Aan het gebit en de vergroeiing van de schacht en de uiteinden van de lange beenderen valt af te leiden of de resten van een volwassen of een nog niet volgroeid dier komen. De honden uit het Rivierenhof blijken hoofdzakelijk op volwassen leeftijd te zijn gestorven. Er zitten zelfs een aantal flink oude dieren bij. Onvolgroeide, jonge honden maken slechts een vijfde van het geheel uit. Door metingen op de lange beenderen kunnen we de schofthoogte bepalen, dat is de afstand van boven op de schouder tot de grond. De dieren leggen een grote variatie aan de dag: het gaat van nauwelijks 25 tot 80 cm schofthoogte. Zeg maar: van kleine schoothondjes tot grote doggen.
KATTEN, KIPPEN EN EEN BIJZONDERE VIS
Joseph Stevens, Honden in de 19de-eeuwse stad, 1846 (Hermitage Museum, © Wikimedia Commons)
Dieren met een schofthoogte van 30 tot 40 cm, het formaat van een ‘schipperke’, komen het meest voor. Bij die kleine honden zitten echter ook forse exemplaren, met brede poten. Dan gaat het wellicht eerder om een mopshond of een kleine buldog. Bij een groot aantal honden is er sprake van een verregaande slijtage van de tanden, die trouwens niet altijd regelmatig verlopen is. Sterk afgesleten hoektanden zijn het gevolg van het bijten op de spijlen van een hok. Slecht geheelde breuken, ontstoken gewrichten en vergroeide wervels geven aan dat diergeneeskundige zorgen niet zo algemeen verspreid waren als nu. Slechts in twee gevallen zijn sporen gevonden van geweld, dat werd toegebracht kort voor of bij de dood van het dier (zie verder). Hak- of snijsporen ontbreken op het botmateriaal.
Er zaten in de onderzochte kuilen ook resten van andere dieren. Zo zijn er minstens 24 min of meer volledige skeletten van katten geteld. Andere soorten zijn als etensafval in de kuilen terechtgekomen: mosselen oesterschelpen, botten van kip, gans, rund, varken, schaap en konijn. Verder waren er botjes van kabeljauw, schelvis, tong, rode poon en een uitzonderlijke platvis: de hondstong. Deze soort leeft in diep water in de noordelijke Atlantische Oceaan en kwam pas na de Tweede Wereldoorlog, door de ontwikkeling van de moderne zeevisserij, volop in onze winkels terecht. Met een datering kort na 1900 is de hondstong uit het Rivierenhof een zeldzame en vroege vondst, de eerste ook uit een opgraving in Vlaanderen.
De hondstong (Glyptocephalus cynoglossus) (© VISwijzer)
Opperarmbenen van grote doggen tot kleine hondjes (foto Kris Vandevorst, © agentschap Onroerend Erfgoed)
5
TOT ER GEEN HOND MEER WAS
De Antwerpse verzamelaar Georges Hasse op wandel met zijn honden, ca. 1900 (© Felixarchief)
TEGEN DE WREEDHEID JEGENS DE DIEREN Het inperken van verwilderde hondenpopulaties wordt reeds vermeld in de late middeleeuwen, maar in de 19de eeuw nemen de verdelgingen een ongeziene omvang aan. Honden worden niet langer als stadgenoten gezien, maar als een bron van gevaar. De eeuwenoude band tussen de mens en zijn beste vriend lijkt verbroken. De wreedheid waarmee de hondenvangers tewerk gaan, stoot echter op verzet bij de bevolking en bij enkele notabelen in het stadsbestuur. Wellicht is het geen toeval dat in die tijd ook verenigingen worden opgericht zoals in 1883 de Antwerpsche Maatschappij tegen de Wreedheid jegens de Dieren. Na de Eerste Wereldoorlog zullen verdelgingen nauwelijks nog plaatsvinden. 6
Duizenden knoken, van honderden honden: wie is verantwoordelijk voor deze lugubere dumping? Kaartmateriaal en oude foto’s laten zien dat de onderzochte plek vóór de Eerste Wereldoorlog ideaal was om iets kwijt te raken. Tussen de stadsvesten en de kern van Deurne, op onbebouwde en natte grond in de vallei van het Schijn, was het een soort niemandsland met een verwilderde vegetatie en enkele volkstuintjes. Het botmateriaal is alvast geen afval van een hondenslager. Hondenvlees werd in het begin van de 20ste eeuw wel eens gegeten, maar dat was geen alledaags gebruik. Tijdens de oorlog werd het gedoogd en nam het aantal slachtingen aanzienlijk toe. Omdat de skeletten in anatomisch verband lagen en kap- of snijsporen ontbraken, kunnen we deze piste echter uitsluiten. Het gaat evenmin om afval van een leerlooierij. Hondenhuiden waren populair omdat ze vrijwel waterdicht zijn. Nu nog worden honden in India en het Verre Oosten om die reden gedood. Bij een dergelijke productie laat het villen sporen na op de snuit en de pootuiteinden, en ontbreken doorgaans de kootjes bij het botafval (die blijven aan de huid zitten). Bij de Antwerpse vondsten zijn die botjes er wél en ontbreken snijsporen op alle skeletelementen. Ook een link met het Provinciaal Laboratorium voor Bacteriologie, dat van 1922 tot 1934 was gevestigd aan de Turnhoutsebaan 232, niet ver van de vindplaats, is uitgesloten. Deze dienst gebruikte weliswaar proefdieren, maar zeker niet op de schaal waarmee we hier zijn geconfronteerd. Bovendien dateren de opgegraven skeletten van vóór de werking van het laboratorium. Er rest nog één andere mogelijkheid. Dat lijkt de meest logische conclusie van deze speurtocht, maar het is ook een sombere: de kuilen zijn gegraven om de stoffelijke resten van de slachtoffers van een grootschalige uitroeiingscampagne onder de
grond te stoppen. Uit angst voor hondsdolheid en om allerlei vormen van overlast te beperken organiseerden veel steden in de 19de en vroege 20ste eeuw de verdelging van loslopende honden. De dieren werden doorgaans verdronken, de goedkoopste en makkelijkste manier om zich van hen te ontdoen. Ook in het Antwerpse organiseerde men zo’n verdelging. Dat zou het scenario kunnen zijn waarin er tussen de stadsvesten en het Schijn een strak georganiseerde batterij van kuilen werd gegraven, waarin de honden werden gedumpt die men in de buurt had verdronken. Het zou in elk geval verklaren waarom het om zoveel dieren ineens gaat. De katten kunnen medeslachtoffers zijn. En zoals altijd gooide men huishoudelijk afval weg zodra de mogelijkheid zich aandiende.
De vindplaats (cirkel), net buiten de Antwerpse stadsvesten (Institut Cartographique Militaire 1902, bron: Nationaal Geografisch Instituut)
Hondenschedel met indeuking boven de rechteroogkas (foto Kris Vandevorst, © agentschap Onroerend Erfgoed)
perbus’ rgrond de ‘Pe Op de achte ) stadsvesten. ren se de an erp tw Vla An de rchief Impressie van e Architectuura 1936 (collecti in Borgerhout,
7
COLOFON PROVINCIAAL ARCHEOLOGISCH DEPOT Het Provinciaal Archeologisch Depot van de provincie Antwerpen is een door de Vlaamse overheid erkend onroerenderfgoeddepot. We bewaren en beheren archeologische ensembles uit 46 gemeenten en steden in de provincie Antwerpen. Het beheer en beleid van het depot gebeurt volgens de regels van de kunst, in samenspraak met het agentschap Onroerend Erfgoed en met de andere erkende depots. Ons depot maakt deel uit van het Vlaamse netwerk van onroerenderfgoeddepots en coördineert het overleg tussen de depots in de provincie Antwerpen. Naast de bewaarfunctie besteden we ook aandacht aan onderzoek en publiekswerking. Wij helpen studenten en onderzoekers aan interessant studiemateriaal. We voeren een actief en gericht bruikleenbeleid en stimuleren initiatieven zoals publicaties, lezingen of tentoonstellingen. www.depotwijzer.be/depot
ONROEREND ERFGOED Onroerend Erfgoed is een agentschap en wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid. Het is bevoegd voor bouwkundig, archeologisch, landschappelijk en varend erfgoed. Het inventariseert en beschermt waardevol erfgoed, doet aan beleidsgericht onderzoek en voert het onroerenderfgoedbeleid uit in Vlaanderen. Verder ondersteunt Onroerend Erfgoed burgers, lokale overheden, ontwerpers, ontwikkelaars en andere instanties met adviezen en premies. Het beschikt over een erkend archeologisch depot, een archief en een bibliotheek. www.onroerenderfgoed.be
PROVINCIAAL GROENDOMEIN RIVIERENHOF Met z’n 135 hectare biedt het Provinciaal Groendomein Rivierenhof de grootste verademing van de Antwerpse metropool. Joggers, ravottende kinderen, wandelaars, fietsers, liefhebbers van minigolf, calisthenics, petanque, miniatuurtreinen en ook vissers komen er aan hun trekken. Het park herbergt een uitgebreide botanische collectie, tal van sportclubs, twee kastelen, een sprookjeshuis, kinderboerderij, kunstgalerij, speeltuinen, een doolhof, een loopparcours van 10 km en een openluchttheater.
LITERATUUR BELLENS C., 2016. Beestig Brussel & Animaal Antwerpen. Verandering in de positie van dieren door irritaties in Brussel en Antwerpen tussen 1840 en 1920, Antwerpen: Universiteit Antwerpen, 34p. (onuitgegeven bachelorscriptie Geschiedenis academiejaar 2015-2016). BUNGENEERS J. & ERVYNCK A., 1990. Honden niet toegelaten!, Scharnier (Antwerpen) 9&10, p.12-14.
Deze uitgave kwam tot stand in opdracht van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen: Voorzitter Cathy Berx, gouverneur Leden Luk Lemmens, Kathleen Helsen, Jan De Haes en Ludwig Caluwé, gedeputeerden Provinciegriffier Danny Toelen Departementshoofd Wim Lux Opgraving (februari 2019) agentschap Onroerend Erfgoed Onderzoek dierenresten An Lentacker, Anton Ervynck en Wim Wouters Archiefonderzoek Joke Bungeneers Bewaarplaats ensemble Provinciaal Archeologisch Depot, Antwerpen Tekst Anton Ervynck, Joke Bungeneers, An Lentacker en Geert Vynckier Foto’s Geert Vynckier, © agentschap Onroerend Erfgoed, tenzij anders vermeld Vormgeving Toast Confituur Tekstredactie Patrick De Rynck Drukwerk Antilope De Bie Printing Coördinatie Ignace Bourgeois Redactie Ignace Bourgeois, Joke Bungeneers, Serge Migom en Sofie Scheltjens Contactadres Dienst Erfgoed Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen www.provincieantwerpen.be Wettelijk depot D/2020/0180/05 Illustratie op het omslag Selectie hondenschedels (foto Kris Vandevorst, © agentschap Onroerend Erfgoed)
DESMET J., 2004. Van de liefde, van de hond, Amsterdam & Antwerpen: Atlas, 254p. VYNCKIER G., LENTACKER A., ERVYNCK A. & BUNGENEERS J., 2020. Honderden honden in het Antwerpse Rivierenhof. Eindverslag van een toevalsvondst, Brussel: agentschap Onroerend Erfgoed (onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed).
Uit het depot. Archeologie in de provincie Antwerpen 8