DE GEUS JULI 2019

Page 1

MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN

Socialisme en secularisme ERIK DE BRUYN ROEPT OP TOT MEER LAÏCITEIT OP LINKS

Marcus Aurelius DONALD ROBERTSON LEERT JE DENKEN ALS EEN ROMEINSE KEIZER

Zomerspecial 6 BOEKEN DIE JE MOET GELEZEN HEBBEN OM SLIMMER UIT DE ZOMER TE KOMEN

ISSN0780-2989 › P608277 › VERSCHIJNT DRIEMAANDELIJKS › JAARGANG 51 › NR. 3 › JULI 2019 › PRIJS LOS NUMMER €4


INHOUD

2  >  juli 2019

VAN DE REDACTIE Moe

3

PLAKKAAT God houdt niet van de sociale zekerheid

4

ACTUA Europa en de toekomst van de regionale identiteiten De eeuwige kop van Jood

6 10

VRAAGSTUK William Wauters Als opgroeien moeilijk is

12 17

POËSTILLE Interhaven

21

FILOSOOF OVER FILOSOOF Marcus Aurelius, leer denken als een Romeinse keizer

22

HET STEMHOKJE Verslaafd aan het algoritme

25

MENSELIJK Baby’s als ambassadeurs van empathie

30

COLUMN Baffen

33

CULTUUR Peter Beyls

34

BOEKENREVUE Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat Dames voor Darwin Als de dood voor sterven Ik moet nu gaan Terpoceen Door jouw ogen

38 39 41 44 45 47

MUZIEK Roel en De Kleine Revolutie

48

FILM Galloping Mind Moving

50 52

ABECEDARIUM De I van Icarus

53

NIEUWSBRIEF

54

COLOFON

55

DEGEUS


VAN DE REDACTIE

Moe Griet Engelrelst

Depri. Ongeloof. Zwarte zondag 2.0 hakt er stevig in. Dat het Vlaams Belang een hoge score zou behalen, lag in de lijn van de verwachtingen. Maar deze monsterscore niet. In Ninove stemde bijna de helft van de stemgerechtigden, 46% om exact te zijn, op een man die een foto van zwemmende Afrikaanse kinderen op Facebook post met als commentaar: ‘Vroeg op om de chocomousse klaar te maken voor ons Breughelfestijn. En het is niet van ’t paksken zenne’. En toch leeft er ook begrip voor het radicale stemgedrag, zowel op extreemlinks als op extreemrechts. Veel mensen voelen zich niet meer vertegenwoordigd door de heersende politiek, voelen zich partijloos. Ongerustheid over zorg, pensioen en migratie overheersen. Onze politici zijn er niet in geslaagd om een antwoord te bieden op de problemen van vandaag, waardoor de ongerustheid aanbleef. Partijbelangen werden boven het algemeen belang gesteld, de regering viel en het is nog steeds wachten op een langetermijnvisie. Politici vulden dit jaar met gekibbel op televisie, iedereen probeerde zijn grote gelijk te halen, waarbij vooral het fatsoen de grootste verliezer bleek. Velen onder ons zijn de politiek moe. Maar ook de media, al dan niet sociaal, dragen schuld. Facebook was het belangrijkste promotiekanaal voor het Vlaams Belang, dat met hun memes en ‘grappige’ groene kikker Pepe, een stripfiguur die tegen wil en dank uitgegroeid is tot de mascotte van de Alt-Rightbeweging, voornamelijk jongeren over de streep hielp om voor hen te kiezen. Hate speech werd bon ton, ook op Twitter en andere kanalen, waar de ratio het regelmatig liet afweten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt trouwens dat

DEGEUS

valse verhalen zich op Twitter sneller verspreiden dan waarheden. En dat is nog maar het begin, want ook Deepfake maakt steeds meer zijn intrede met nepvideo’s waarin woorden in de mond gelegd worden van bijvoorbeeld politici, die ze nooit hebben uitgesproken. Dit leest u in het interessante artikel van Rudi Van de Velde – dat nog lang zal nazinderen – in ons (hoe toepasselijk) STEMhokje. Of hoe ook fake news het kiesrecht kan beïnvloeden. Maar ook de traditionele media kunnen we in vraag stellen. Op nationale televisie werden extreemrechtse politici uitgenodigd om het woord te nemen in debatten alsof ze een gewone democratische partij zijn. Pas op de dag ná de verkiezingen schenkt De Morgen aandacht aan de inhoudelijke standpunten van het Vlaams Belang. Met dit resultaat als gevolg. Laat ons hopen dat de media zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid en dat traditionele partijen dit moment aangrijpen om aan introspectie te doen, te luisteren naar wat er echt onder de bevolking leeft en hiernaar te handelen. Uit elke crisis kan iets mooi groeien. In Plakkaat legt Erik De Bruyn alvast zijn vinger op een wonde van sp.a. Een steeds groter groeiend aantal vrijzinnig humanisten voelt zich niet meer thuis binnen deze partij. Hoe dat komt, maar ook wat een oplossing zou kunnen zijn om dit tij te keren, leest u op de volgende pagina. Opvallend: De Bruyn schreef zijn Plakkaat vóór de verkiezingen. We willen u echter niet om de oren slaan met alleen maar zwaarbeladen thema’s want, beste lezer, u heeft zowaar de allereerste zomereditie van De Geus in handen. Zomer betekent vakantie, en vakantie betekent meer tijd voor jezelf: me-time, een verschrikkelijk woord maar o zo noodzakelijk. En wat kan er tippen aan het lezen van een goed boek onder een boom, het ruisen van de wind in de bladeren, zonnestralen op de huid en een lekker koel drankje in de hand? Juist: niets, nada. Daarom trakteren wij u op een boekenspecial, met voor elk wat wils. Fictie, non-fictie en zelfs een boek dat je aanspoort tot engagement: het komt allemaal aan bod. Moe zijn is dus geen excuus, integendeel, schaamteloos lui zijn is bijna een plicht.

juli 2019  >  3


PLAKKAAT

God houdt niet van de sociale zekerheid Erik De Bruyn

De multiculturele samenleving heeft het moeilijk. Een grote groep Vlamingen is van oordeel dat wat ze de ‘multicul’ noemen veel te ver is doorgeschoten, dat ‘het eigen volk’ zich veel te veel moeten laten welgevallen door religieuze minderheden die erop staan dat hun gebruiken altijd en overal doorgang kunnen vinden. Aan de andere kant staat een ongeveer even grote groep die meent dat de gemiddelde Vlaming doordesemd is van racisme en dringend tot de orde dient te worden geroepen. Ongeveer driekwart van de Vlaamse linkerzijde heeft zich de strijd voor de rechten van religieuze minderheden toegeëigend: Groen, de PVDA en circa de helft van de sp.a. Een grote middengroep ziet het allemaal met lede ogen aan en is het wederzijdse opbod al lang beu. Terwijl levensbedreigende kwesties zoals de gevolgen van de klimaatopwarming, de groeiende kloof tussen arm en rijk en de daaruit voortvloeiende oorlogen en vluchtelingencrisissen al onze aandacht verdienen, zijn het de thema’s asiel, migratie en identiteit − die dan vooral religieus wordt ingevuld − die in heel Europa de politieke agenda overheersen, en dit al gedurende vele jaren. We staan er haast nooit meer bij stil dat een Marokkaan bijvoorbeeld een Berber of een Arabier, of zelfs negroïde of Joods kan zijn, elk met hun rijke cultuur en taal. Voor

4  >  juli 2019

ons, en vaak ook voor henzelf, zijn het allemaal ‘moslims’, punt aan de lijn. Zelfs iemand als professor Jan Blommaert die toch steeds de mond vol heeft van hyperdiversiteit staat daar nauwelijks bij stil. Een groeiend aantal kiezers haakt af, en diverse onderzoeken wijzen uit dat er in Vlaanderen ruimte is voor een linkse seculiere partij. Of er een connectie is tussen beide vaststellingen werd nog niet onderzocht, maar het vermoeden bestaat dat minstens een deel van de politieke onverschilligheid verklaard kan worden door het feit dat een groep kiezers verweesd achterblijft. Vrijzinnigheid heeft geen herkenbare politieke spreekbuis meer, individuele politici en opiniemakers niet te na gesproken. Religie des te meer.

Vrijzinnigheid heeft geen herkenbare politieke spreekbuis meer, individuele politici en opiniemakers niet te na gesproken. Religie des te meer In de praktijk herleidt de strijd voor rechten van religieuze minderheden zich vaak tot het opeisen van rechten

voor moslims. Zo wordt de neutrale kledingcode aan de overheidsloketten steevast herleid tot een ‘hoofddoekenverbod’. Waarmee de tegenstanders de hoofddoek meteen bombarderen tot een politiek in plaats van een religieus symbool, en daardoor de aanvaarding ervan aan een loket nog veel problematischer maken dan ze al was. ‘De multiculturele samenleving strandt waarschijnlijk niet op het alom gehypte racisme, maar op geloof. Echte gelovigen kunnen, willen en mogen zelfs niet integreren. Dat heeft dus niet zozeer met ras of huidskleur te maken maar met levensbeschouwing’, schrijft de Nederlandse psychiater Esther van Fenema, die in haar jeugd zelf gelovig was. ‘De gemiddelde fundamentalist zal er niet koud of warm van worden, maar mijn overtuigingen als kind waren allesbehalve tolerant. Ik wist precies wie deugde en wie niet. Mensen met een ander geloof of erger nog, geen geloof, waren zondig en kon je per definitie niet vertrouwen, laat staan intieme relaties mee onderhouden. Ik bad oprecht voor deze mensen in de hoop dat ze op een dag ‘gered’ zouden worden door

DEGEUS


PLAKKAAT

Veel kiezers die voor 26 mei via een stemtest terechtkwamen bij een rechtse partij werden daar door het algoritme naartoe gestuurd ten gevolge van hun antwoord op levensbeschouwelijke vragen. © Gerbrich Reynaert

het ware geloof en niet in de hel zouden belanden’, zo getuigt ze. Dat doet me denken aan mijn eigen jeugd, die ik doorbracht in een vrijzinnig gezin in een overwegend katholieke buurt. Ik beleefde wat van Fenema schrijft dus vanuit het tegenovergestelde, vrijzinnige perspectief. Mijn broer en ik moesten vaak optornen tegen de kinderen van onze katholieke buren: die aan de linkerkant waren met vijf, die aan de rechterkant, de CVP-familie Veltmans, met zeven. En wij twee werden bestempeld als bosmensen, want we liepen school in dat verderfelijke Antwerpse stedelijke onderwijs. Zo leer je je mannetje staan, dat wel.

Vandaag wordt het recht om niet te geloven in ons land even vanzelfsprekend beschouwd als het water dat uit de kraan komt, hoewel we bij die twee schijnbare evidenties stilaan twijfels mogen hebben

DEGEUS

Vandaag wordt het recht om niet te geloven in ons land even vanzelfsprekend beschouwd als het water dat uit de kraan komt, hoewel we bij die twee schijnbare evidenties stilaan twijfels mogen hebben. Een deel van de identitaire linkerzijde vindt laïciteit zelfs gevaarlijk en arrogant. Bert Anciaux bijvoorbeeld. Hij ging weliswaar niet zover als de voormalige Nederlandse vice-premier André Rouvoet, die ooit stelde: ‘Als we het hebben over gevaren die onze samenleving bedreigen, dan zijn bepaalde elementen van het secularisme minstens zo bedreigend als bepaalde vormen van extremisme.’

Anciaux bestempelde in de Senaat het laïcisme als ‘gevaarlijk’, en veegde meteen een mogelijkheid tot grondwetsherziening van tafel die de staat zou kunnen ontslaan van de plicht om in levensbeschouwelijk onderricht te voorzien Anciaux bestempelde in de Senaat het laïcisme ook als ‘gevaarlijk’, en veegde meteen een mogelijkheid tot grondwetsherziening van tafel die de staat zou kunnen ontslaan van de plicht om in levensbeschouwelijk onderricht te voorzien. Ik ben dus gevaarlijk omdat ik van oordeel ben dat de overheid zich over religies niet dient uit te spreken maar wél de individuele godsdienstvrijheid van eenieder in bescherming neemt. Ik ben dus gevaarlijk omdat ik nog steeds vind dat diezelfde overheid haar neutrale karakter dient te benadrukken door een neutrale kledingcode voor haar ambtenaren, net zoals vele gelovigen hun religiositeit benadrukken door een uitgesproken godsdienstige kledingcode te volgen. Want juist bij een stagnerende maatschappelijke secularisatie hebben we behoefte aan een streng doorgevoerde statelijke secularisatie.

De terugkeer van de religie is uiteindelijk erg corrosief gebleken voor onze sociale verworvenheden Ik word wat ongemakkelijk als ik kindjes van 5-6 jaar met een hoofddoekje zie rondlopen. Maakt dat van mij een racist? Die kinderen zullen nooit vrij kunnen kiezen. Ik wil daar zelfs niet op ingrijpen hoor. We leven nu eenmaal in een vrij land, waarin volwassenen van die vrijheid gebruikmaken om te bepalen wat de geloofsovertuiging is van hun kinderen. Maar ik vind wel dat ik er mijn bedenkingen mag bij hebben. Ik vind het ongezellig dat orthodoxe Joden in mijn buurt dwars door mij heen kijken omdat ik een goj (niet-Jood) ben. Wellicht maakt dat van mij een gevaarlijke antisemiet? En een Verlichtingsfundamentalist die het extreme individualisme en het vrije marktdenken van het kapitalisme omarmt? Ik word daar een beetje moe van. En in toenemende mate gepikeerd moet ik zeggen. Omdat extreme tolerantie ten aanzien van extreme intolerantie aan het einde van de rit zal leiden tot het verdwijnen van de tolerantie, om Karl Popper te citeren. Veel kiezers die voor 26 mei via een stemtest terechtkwamen bij een rechtse partij werden daar door het algoritme naartoe gestuurd ten gevolge van hun antwoord op levensbeschouwelijke vragen. En zo is de terugkeer van de religie uiteindelijk erg corrosief gebleken voor onze sociale verworvenheden. Eric De Bruyn is milieuambtenaar van de stad Antwerpen en was de bezieler van ROOD, een dieprode fractie binnen de sp.a. Tijdens de voorzittersverkiezingen van 2007 was hij de grote uitdager van Caroline Gennez. Begin dit jaar keerde hij terug naar de sp.a

juli 2019  >  5


ACTUA

Europa en de toekomst van de regionale identiteiten Het Europa van vandaag is divers. Om te komen tot een eerlijke vorm van samenleven wordt het leren luisteren naar en het onderhandelen met de ‘anderen’ essentieel. We moeten onze vastgeroeste opvattingen over levensbeschouwing en culturele identiteit durven in vraag te stellen en intercultureel vaardig worden, als dam tegen de zelfvernietiging van de mensheid. Een pleidooi voor een breder perspectief op de wereld. Rik Pinxten

Na de koloniale veroveringen (en de enorme rijkdom die voortkwam uit de slavenhandel – vooral voor Engeland en Nederland) was Europa rond 1900 een heel zelfbewuste, dominante aanwezigheid op wereldschaal. Tot dit continent een soort zelfmoordexpeditie ondernam met Wereldoorlog I. Het idee van een verzameling van natiestaten op dit kleine continent, met uitstraling over de rest van de wereld, kreeg toen een eerste opdoffer. Dat was echter niet voldoende, want amper drie decennia later begaven de natiestaat-mogendheden van toen zich nog een tweede keer op hetzelfde pad, en slaagden er bijna in om inderdaad de zelfmoord te voltooien in het bloedigste conflict ooit in dit gebied. Het conflict werd mee gestuwd door extreme identitaire ideologieën, die massa’s jonge mensen wisten te enthousiasmeren (of te dwingen) hun leven te geven voor een

6  >  juli 2019

nationalistisch model van exclusief samenleven dat toen al ‘uit de tijd’ was.

Het ‘blanke’ bevolkingsdeel van de mensheid is een kleine minderheid geworden. Nu nog 10%, binnen een generatie misschien hooguit 8% Na Wereldoorlog II werden Europese landen een soort militaire en economische vazal van de grote overwinnaars (de USA en de USSR), mogendheden die reeds verdwenen zijn of vandaag in ernstige moeilijkheden lijken te verkeren (volgens economen zoals J. Stiglitz, of politicologen zoals M. Albright). De politici van 1945 trachtten een terugkeer naar die

© Geoff McFetridge

suicidale structuren te voorkomen door een verenigd Europa op poten te zetten, eerst als een economische unie en later (vanaf de EU) als een politieke constructie. Het is hiernaar dat vaak verwezen wordt wanneer terecht geclaimd wordt dat dit voor zeventig jaar vrede heeft gezorgd in dit continent (als we Joegoslavië buiten beschouwing laten). Vraag is vandaag of dit zal standhouden. Voor het eerst zijn immers oude en nieuwe identitaire bewegingen en regeringen aan het groeien in veel Europese landen, lidstaten van de EU. Dat dit samengaat met diepe mondiale verschuivingen wordt amper gezegd,

DEGEUS


ACTUA

zijn totale bevolking net 1% van de wereldbevolking), maar bovendien is de economische en politieke suprematie razendsnel aan het afkalven. In het beste geval wordt het machtige Europa van een eeuw geleden een van de tiental grote spelers in de wereld. Als het tenminste blijft bestaan. Tijd om eens een breder perspectief op de wereld, en dus op ons onder het licht te brengen.

Er zou een soort organische identiteit bestaan tussen een volk en zijn staat. Het mag duidelijk zijn dat dit baarlijke nonsens is ÉÉN VOLK, ÉÉN TAAL, ÉÉN GODSDIENST?

De economische en politieke suprematie is razendsnel aan het afkalven. In het beste geval wordt het machtige Europa van een eeuw geleden een van de tiental grote spelers in de wereld maar is voor mij betekenisvol: niet alleen is ‘het blanke’ bevolkingsdeel van de mensheid een kleine minderheid geworden (nu nog 10%, binnen een generatie misschien hooguit 8% - een ‘groot’ land zoals het herenigd Duitsland is nu met

DEGEUS

Als antropoloog reken ik binnen een classificatiesysteem van culturele tradities, hier afgekort met het ongelukkige woord ‘culturen’: we kennen op dit moment nog steeds circa 4000 levende culturen op de aardbol. Daar staat tegenover dat tegelijk als gevolg van de Europese koloniaalpolitieke opdeling van de wereld er nu zo’n 190 staten zijn. Een eenvoudige rekening leert dat elke staat dan wel ‘multicultureel’ moet zijn, in de zin van: hij bestaat uit een samenleving van meerdere culturele tradities. Er zijn ook circa 6000 ‘echte’ talen (en talloze dialecten: neen, Antwerps is geen taal, laat staan een wereldtaal, maar een dialect) en minstens evenveel religies in de wereld. In de oude Europese opvatting (vanaf Herder en co bijvoorbeeld; 17de-18de eeuw en later) en vaak als reactie tegen een te universalistisch gewaande Verlichting werd de idee gemunt ‘één volk, één taal, één godsdienst/cultuur’, want er zou een soort organische identiteit bestaan tussen een volk en zijn staat. Het mag duidelijk zijn dat dit baarlijke nonsens is, die wel werkte om ‘orde’ − of onderschikking − gedaan te krijgen bij de mensen die in de staatskundige eenheden samenwoonden. Het gaf ook een instrument om middelen voor ordehandhaving, zoals belastingheffing en dienstplicht relatief efficiënt te

organiseren. Maar dit blijft natuurlijk een romantische invulling (vanuit de buik, vaak tegen het verstand) die bevolkingsgroepen aangepraat is. Wat had immers een wever of een landbouwer in Zuienkerke met België, of in Faugère met Frankrijk te maken? Historisch, cultureel, linguïstisch? Nagenoeg niets. Door de staatsstructuren en hun instrumenten (belasting, dienstplicht, scholing, de kerk) lukte dat wel gedurende een paar eeuwen. Tot op zekere hoogte althans. Tot de grenzen blijkbaar het gewin van de toplaag in de weg gingen liggen, en dan kreeg je oorlog, gemotiveerd door de ‘andersheid’ van die van over de grens: hun taal, hun huwelijkssysteem, hun ‘waarden en normen’ (de favoriete categorie van vandaag, blijkbaar) waren zo anders dat ze ‘minder’ waren en wij dus ‘superieur’. Dus mochten ze veroverd, geplunderd, gedood worden.

De romantische invulling van identiteit werkt niet meer zo goed: bijna niemand wil nog zijn leven geven voor het vaderland Ondertussen werkt die romantische invulling van identiteit niet meer zo goed: bijna niemand wil nog zijn leven geven voor het vaderland, zelfs bijna niemand van de nieuwe extreemrechtse identitairen. Niemand wil bananen of tabak missen, laat staan aardappelen of sinaasappelen (allemaal van ‘elders’), of de Congolese stof die je gsm doet werken of de Chileense stof die een batterij draaiende kan houden. Maar toch. Het idee dat inter-dependentie de feitelijke hoofdwaarde is (niet moet zijn, maar feitelijk is) in ons huidige levenspatroon wordt niet echt ter harte genomen. De negentiende-eeuwse bloed-en-bodem in-dependentie wordt door de nieuwe Romantiekers (altright, neonationalisten enzovoort) terug opgerakeld, want onze suprematie taant en we worden door de rest van de wereld niet meer als lichtend voorbeeld voor DE mensheid gezien. In plaats van zich hierover eens grondig te bezinnen,

juli 2019  >  7


ACTUA

de eigen inbreng juist in te schatten en wat bescheidener en respectvoller met ‘de anderen’ om te gaan, zien we vandaag terug een groeiend succes voor dat blinde, roekeloze, exclusieve cultureel identitaire dat we zo kwalijk hebben zien werken in de voorbije eeuw. Wij Europeanen schijnen het maar niet te leren.

We zien vandaag terug een groeiend succes voor dat blinde, roekeloze exclusieve cultureel identitaire dat we zo kwalijk hebben zien werken in de voorbije eeuw CUL-DE-SAC En zo kom ik toch weer op dat culturele. Cultuur is alles wat niet natuur is, zei men vroeger. Anders gezegd, het culturele is datgene wat we leren en aanleren aan volgende generaties, en de manieren van leren. In een geschreven cultuur − en dit zal vrij veel mensen toch nog verrassen − is het fundamenteel, meer in de diepte veranderen van culturele leervormen, opvallend moeilijk. In de gekende leervorm wat toevoegen (bijleren) is geen probleem, maar van vorm veranderen, afstappen van oude leerpatronen, onderhandelen over nieuwe perspectieven en dergelijke is moeilijker voor een geschreven cultuur dan voor veel gesproken culturen. Het is onder andere dat wat ons, Europeanen, nu parten speelt, denk ik. We hebben leren argumenteren door naar teksten te verwijzen, waaruit dan logisch moet volgen dat standpunt x redelijk of ‘juist’ is en ‘y’ niet, want het breekt met de veronderstelde ‘bewezen’ geleerde inzichten van vroeger. We nemen bijvoorbeeld aan dat de schoolse leervorm (via teksten leren over de wereld, om het heel kort door de bocht te zeggen) de beste vorm is, die bovendien kan ‘gemeten’ worden door examens, toetsen, enzovoort. Allemaal goed en wel, maar als we daarmee in een steegje geraken, een doodlopend straatje, dan geraken we daar enkel

8  >  juli 2019

uit door anders, opnieuw, weg van de gekende wegen te durven denken. Het schoolse, tekstuele, geschreven traject is dan meer een handicap dan een goede vorm. Anders, fundamenteel nieuw, ongewoon, voelt onwennig aan: is dan alles wat we tot nu toe geleerd hebben, wat ‘geleerden’ hebben samen geschreven onzinnig? Dat lijkt het begin van de eigen ondergang. Relativisme hoor ik al roepen. Maar, lees de grote denkers uit onze geschiedenis: ik bedoel duidelijk niet Plato, maar wel Montaigne; niet Hegel maar wel Diderot. Dan zie je oprecht bescheiden vragenstellers, veeleer dan logisch stringente systeembouwers. Dat zijn voor mij de interessante denkers, die het meeste aan te bieden hebben om in een cul-de-sac, een uitzichtloze en desnoods logisch perfect coherente beslissingssituatie buiten het platgeredeneerde paadje te gaan lopen. Zij hebben het niet ‘gevonden’, maar onderzochten vooral hoe je kan ‘zoeken’.

Wij Europeanen schijnen het maar niet te leren OEFENING IN BESCHEIDENHEID Wat heeft dat nu met Europa vandaag te maken? Ik denk dat we in de nieuwe mondiale situatie, waar als gevolg van onze ijzeren greep op de grondstoffen en de mensen van de hele wereld gedurende een paar eeuwen zich nu een aantal mondiale problemen manifesteren die de gehele mensheid bedreigen (klimaat, ongelijkheid, uitputting grondstoffen, demografische druk), de tijd gekomen is om bescheiden te leren luisteren naar de ‘anderen’ en samen met hen (geholpen door de wetenschappelijke kennis waar het kan) te proberen onderhandelen wat zinvolle, zo breed mogelijk gedragen actieplatforms zouden zijn die ons – mensheid – in staat zouden stellen om de ergste zelfvernietiging ooit te voorkomen en om te buigen naar een respectvollere, eerlijk verdeelde (geen grondstofuitputting, meer gelijkheid …) vorm van samenleven

te gaan verkennen, die intrinsiek en onvermijdbaar divers zal zijn in cultureel opzicht. Maar, zoals gezegd, Europa (en zeker de wereld) is divers. En daarvoor werden we niet opgeleid in onze ‘geleerde’ tradities. Daartoe moeten we dus ‘intercultureel vaardig’ worden. Daar bestaan methodes voor, en in ons en ander onderwijs zouden die kunnen aangeleerd worden (maar dat gebeurt niet!), zodat we niet in de nefaste romantische droom van eigen gelijk en identitair voorrecht omwille van vermeende superioriteit blijven vervallen. Mogen we dan geen identiteit hebben? Is het kwalijk dan wel net heilzaam om een identiteit te hebben als groep of gemeenschap? Neen, maar enkel ondergeschikt, op een tweede (of misschien derde) niveau: eerst deemoedig, nederig of bescheiden luisteren naar ALLE gesprekspartners en dan eerlijk intercultureel onderhandelen om te zien welke gemeenschappelijke afspraken we kunnen vinden, voor de gehele bonte mensheid. Er is daarvoor nog wel werk nodig: we moeten leren luisteren; er bestaan geen interculturele negotiatietheorieën; we hebben een monolitische (‘betonnen’) opvatting over levensbeschouwelijke en culturele identiteit die we moeten afbouwen of minstens downsizen; enzovoort. Maar is dat niet allemaal een prachtig programma voor vrijzinnig humanisten, in plaats van zoals een bijziende middeleeuwer te blijven zeggen dat wij het allemaal goed zien en al die anderen net het probleem zijn?

In een geschreven cultuur is het fundamenteel, meer in de diepte veranderen van culturele leervormen, opvallend moeilijk Hoop is het laatste wat elke mens rest, denk ik vaak. Ik mag dus hopen dat mijn boodschapje wat rustige aandacht krijgt.

DEGEUS


Denk voor jezelf. Zorg voor elkaar.

BOE TA

Zorg, een kernthema van


ACTUA

De eeuwige kop van Jood EEN GESCHIEDENIS VAN HET ANTISEMITISME Het antisemitisme is een van de oudste en tegelijk meest actuele problemen van onze beschaving. Het is zowel een test van onze tolerantie ten opzichte van religieuze en/ of etnische minderheden als een wapen in de strijd tussen hedendaagse voor- en tegenstanders van het zionisme. Deze controverse is zo emotioneel geladen dat het soms lijkt dat een echte dialoog hierover onmogelijk is. Als humanisten en erfgenamen van de verlichting kunnen we dit niet aanvaarden. We gaan daarom op zoek naar definities en argumenten die zo universeel mogelijk zijn, al was het maar om onnodige misverstanden, verdraaiingen en karikaturen te vermijden en ons te houden aan ‘heldere en ondubbelzinnige ‘ omschrijvingen in de geest van Descartes. Ludo Abicht

HET ANTISEMITISME ALS IJKPUNT VAN DE TOLERANTIE Vanaf de vierde eeuw vóór Christus duiken er in de Griekse en vooral Egyptische wereld documenten op die van een systematische judeofobie getuigen. De Joden worden vanwege hun monotheïsme beschuldigd van godslastering en uit bepaalde steden verbannen en hun synagogen worden vernietigd. In een cultuur waarin, zoals overal, religie en politiek in feite samenvielen werden hun godsdienstige opvattingen en rituele praktijken in bijna alle gevallen als staatsgevaarlijk beschouwd. Dit wantrouwen tegen de Joden werd uiteraard versterkt door de uit het jodendom ontstane sekte van het christendom, die de universaliteit en gelijkheid van alle gelovigen predikte en veel minder de nadruk legde op de trouw aan de vele voorschriften (mitsvot) dan de traditionele rabbijnen. Toen dit christendom in de vierde eeuw de officiële staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd, barstte de vervolging van de Joden, die als afstammelingen

10  >  juli 2019

van Godsmoordenaars en ontkenners van de goddelijke status van Jezus van Nazareth beschouwd werden, in volle hevigheid los. Godsdiensthistorici noemen deze periode (van de vierde tot de achttiende eeuw) het tijdperk van het religieus geïnspireerde anti-judaïsme. Dat betekende trouwens ook dat de Joden door echte of schijnbare bekering tot het christendom aan de vervolging en discriminatie konden ontsnappen.

Vanaf de vierde eeuw vóór Christus duiken er in de Griekse en vooral Egyptische wereld documenten op die van een systematische judeofobie getuigen Vanaf de zevende eeuw pasten de zegevierende islamitische heersers een andere, subtielere vorm van discriminatie toe ten opzichte van Joden en christenen: ze werden geduld als ‘volkeren van het Boek (de Tora, de Bijbel)’, maar ze hadden een lager statuut dan de

moslims die de ware gelovigen waren. Dat het echter niet alleen te maken had met religieuze verschillen bleek uit de houding van de katholieke Spaanse en Portugese vorsten van de Reconquista, die vanaf 1492 aan de bekeerlingen uit het jodendom en het christendom de regel van het ‘zuivere bloed’ oplegden, die als het ware een eerste schaduw vooruit wierp op het latere op ras gebaseerde antisemitisme. Omdat in het middeleeuwse christendom geld lenen tegen interest als woeker (en dus doodzonde) beschouwd werd, werden de Joden als geldhandelaars gebruikt en tegelijkertijd geminacht. Het scheldwoord ‘geldjood’ stamt uit deze algemeen verspreide praktijk. Naast het odium van de woeker kregen de Joden in de christelijke staten ook te lijden onder een reeks telkens terugkerende lasterverhalen, zoals het beruchte ‘bloedsprookje’, waarin Joden ervan beschuldigd werden christelijke knaapjes te doden om hun bloed te gebruiken bij het bereiden van hun rituele matses (ongedesemde broden).

DEGEUS


ACTUA

Of ze werden verantwoordelijk geacht voor de grote epidemieën die veroorzaakt werden door het water van de bronnen die de Joden zouden vergiftigd hebben. Toen vanaf het einde van de zeventiende eeuw de rede in het openbare discours in West-Europa begon te overheersen en de tolerantie gepredikt werd als antwoord op de vreselijke godsdienstoorlogen, leek het even alsof ook de eeuwenoude Jodenhaat zou verdwijnen. Niemand had toen kunnen vermoeden dat de zaken voor hen alleen maar erger zouden worden.

Naast het odium van de woeker kregen de Joden in de christelijke staten ook te lijden onder een reeks telkens terugkerende lasterverhalen, zoals het beruchte ‘bloedsprookje’ VAN ANTISEMITISCHE THEORIEËN TOT DE SJOA In het begin van de negentiende eeuw veranderde de Jodenhaat van religieus fanatisme naar pseudowetenschappelijk gedragen racisme. Dit ‘antisemitisme’ werd gevoed door de rancune tegen twee iconische gedaanten van de moderne Jood: de graaiende bankier en de subversieve intellectueel. De financieel succesrijke Joden werden als het ware het symbool van het opkomende kapitalisme. Er ontstonden wijd verspreide complottheorieën over Joodse ‘plutocraten’ die meer dan de nietJoden van het nieuwe liberale klimaat zouden geprofiteerd hebben om zich op de rug van de hardwerkende goj (nietjood) te verrijken. Ze slaagden daarin door hun wereldwijd netwerk van kapitalisten en hun connecties op de internationale beurzen en in de haute finance. Deze verhalen zijn niet minder grotesk dan de gruwelsprookjes uit de middeleeuwen, maar ze worden nu politiek vertaald in allerlei antisemitische partijen en drukkingsgroepen. De Joden werden nu collectief verantwoordelijk geacht voor zowat alle

DEGEUS

financiële schandalen, uitbuitingen en corrupties. Dit nieuwe virulente antisemitisme gaf op zijn beurt aanleiding tot het ontstaan van een Joods bevrijdingsnationalisme dat, zoals andere nationalistische bewegingen uit die tijd, naar autonomie en zelfbestuur streefde. Toen dit streven aan het eind van de negentiende eeuw gekoppeld werd aan het toen algemeen aanvaarde Europese kolonialisme (white man’s burden) kreeg het gestalte in het zionisme, dat ook voor de Joden naast die andere volkeren een eigen staat opeiste. Intussen was de kloof tussen de nietJoodse meerderheid en de Joden zo breed geworden dat hun extreemrechtse tegenstanders in een aantal Europese kernlanden wettelijk aan de macht konden komen en hun strijd tegen het ‘kosmopolitische judeo-bolsjevisme en de Joodse plutocratie’ tot en met de uitroeiingspolitiek van de nazi’s konden doorvoeren. Terwijl Joden vroeger nog door bekering aan de vervolging door het religieuze anti-judaïsme konden ontkomen was er voor hen geen uitweg meer onder het racistische antisemitisme. Nu waren de Joden niet langer schuldig omdat ze God zouden gelasterd hebben, maar gewoon omdat ze Joden waren.

ANTISEMITISME, HOLOCAUSTONTKENNING EN ANTIZIONISME NA WO II Merkwaardig genoeg duikt het antisemitisme na de Tweede Wereldoorlog opnieuw op, onder meer binnen de harde kernen van ex-nazi’s en hun aanhangers overal in Europa, maar ook bij mensen die om allerlei redenen de Holocaust ontkennen of op zijn minst minimaliseren. Daarnaast zijn er de zogenaamde neonazi’s, jongeren die hun afkeer van het huidige politieke systeem vertalen in het schenden van Joodse graven en in een soort van perverse nostalgie naar de goede oude tijd van het nationaalsocialisme. Het onverwacht snelle succes van het zionistisch project dat op vijftig jaar tijd van 0 % tot 54 % van het Pales-

tijnse mandaatgebied kon veroveren (en na de Zesdaagse Oorlog in 1967 zelfs een veelvoud van dat grondgebied in handen kreeg) lokte uiteraard het verzet van de lokale Palestijnse bevolking uit. Het ‘antizionisme ‘, dat vóór 1948 vooral gedragen werd door vrome Joden die het seculiere, in hun ogen dus goddeloze zionisme verwierpen, verspreidde zich nu onder de Palestijnen en vandaar onder de meerderheid van de mensen in de islamitische en Arabische wereld. Deze afkeer van het zionisme won ook aan populariteit in veel linkse kringen.

Het nieuwe virulente antisemitisme gaf aanleiding tot het ontstaan van een Joods bevrijdingsnationalisme dat, zoals andere nationalistische bewegingen uit die tijd, naar autonomie en zelfbestuur streefde De zionisten en de staat Israël proberen deze kritiek op het beleid van Israël ten overstaan van de Palestijnen als antisemitisme af te schilderen en wettelijk te laten verbieden, maar het onderscheid is duidelijk: het antisemitisme richt zich tegen de Joden als zodanig en is dus een verwerpelijke vorm van racisme, terwijl kritiek op het beleid van Israël en zelfs antizionisme (de verwerping van het project op zich) legitieme vormen van democratisch meningsverschil zijn. Men moet het daarmee helemaal niet eens zijn, maar men kan deze critici in een democratische samenleving het recht op deze mening niet ontnemen door middel van een semantisch weinig overtuigend en moreel onaanvaardbaar amalgaam. Ludo Abicht werkt bij het ter perse gaan aan een boek over de geschiedenis van het antisemitisme: De eeuwige kop van Jood. Een geschiedenis van het antisemitisme. Het verschijnt op 20 augustus bij Uitgeverij Vrijdag.

juli 2019  >  11


WILLIAM WAUTERS -- ° Gent 1937 -- Humaniora Latijn-Grieks Sint Barbaracollege -- Licenciaat Germaanse Filologie UGent -- 1963-1997 leraar Engels Provincie Oost-Vlaanderen -- 1964 mede-oprichter Lazy River Jazz Club -- 1974-1984 Stichter en voorzitter van Vlabbo: Vereniging Leefmilieu Assenede, Bassevelde, Boekhoute, Oosteeklo -- 1979 – heden: Stichter en beheerder William Wauters Galerie Oosteeklo © Gerbrich Reynaert


VRAAGSTUK

William Wauters De ‘Galerie William Wauters’ bestaat 40 jaar. Wie er al geweest is, zal beamen dat het om een sfeervol oord gaat, een bekoorlijk punt in de landelijke gemeente Oosteeklo. En zoals het vaak gaat met gedurfde plannen, kwam de galerij er dankzij een combinatie van moed en een goed idee op een, als bij toeval, juist moment. Het idee kwam van Jan Burssens en Paul Van Gysegem, twee kunstenaars-boegbeelden uit die periode, William was de moedige initiatiefnemer. Jean-Pierre Vanhee en Willem Elias

De galerij werd snel een vooruitgeschoven tentoonstellingsruimte voor Gentse kunstenaars. Van een kippenhok met vrijstaande woning werd het verbouwd tot een afgelegen kruis- en verzamelpunt van beeldende kunst. Het domein bestaat intussen uit een galerij, een woning, een bergplaats en een prachtige tuin die qua omvang eerder een bos is. De beelden in de tuin variëren qua kleur en vorm met de natuurlijke sculpturen van bomen en struikgewas. De gebouwen op het domein contrasteren dan weer mooi met het omringende groen en met het beeldenpark. Alle drie de ruimtes zijn naar binnen gekeerd en geven niet meteen al hun geheimen prijs. Wel nodigen ze uit tot kennismaking. Mits enige inspanning raken bezoekers vertrouwd met wat zich achter en binnen de muren bevindt en afspeelt. Kom je er meerdere keren, dan komt het domein langzaam als een geheel met een kwaliteitsvolle moderne sfeer tevoorschijn.

Ongeveer 340 kunstenaars exposeerden in zijn galerij, aan ondernemingszin ontbreekt het de galeriehouder dan ook niet William Wauters schat dat ongeveer 340 kunstenaars exposeerden in zijn galerij. Dat veronderstelt nogal wat initiatief. Aan ondernemingszin ontbreekt het de galeriehouder

DEGEUS

dan ook niet. Hij leeft voor het ondernemen en gaf jarenlang mensen de kans hun artistiek werk te tonen. Zolang het maar ‘expressionistisch, defiguratief tot abstract’ is en hem in het oog springt. Hij houdt van kunst met zijn ogen, niet met zijn oren. Wat anderen over kunstwerken vertellen, is niet altijd relevant. Hij wil het werk

William Wauters is veeleer een kunstverzamelaar dan een kunsthandelaar, al wordt er in de galerij, uiteraard, ook kunst verhandeld

Paul van Gysegem © Gerbrich Reynaert

altijd zelf zien, anders komen ze er niet in. William Wauters is dan ook veeleer een kunstverzamelaar

dan een kunsthandelaar, al wordt er in de galerij, uiteraard, ook kunst verhandeld. Van bij het begin stelde de eigenaar zijn ruimte gratis

juli 2019  >  13


VRAAGSTUK

ter beschikking aan muzikanten – daarmee getuigend van zijn gastvrijheid en van zijn muzikale gehoor. Want luisteren doe je dan weer niet met je ogen. William Wauters organiseerde festivals voor jonge violisten en recent nodigde hij de talentvolle violiste Jiska Lambrecht uit voor een concert in zijn galerij. Het is duidelijk dat zijn passie zich niet beperkt tot de beeldende kunst. Het architecturaal concept van de galerij is eenvoudig en functioneel. Weinig glas, enkele deuren en vooral veel muren. Het licht dat op de werken schijnt, is aanpasbaar. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen die de bezoeker nieuwsgierig maken, een gelijkvloers met twee kamers en een kelder met open haard. De haard doordrenkt het geheel, ook de piano’s in residence, met een tijdloze houtskoolgeur. De concertvleugel op het gelijkvloers is een ‘Grand Boudoir’ door John Broadwood & Sons in 1860 in London vervaardigd. Trots voegt William Wauters eraan toe dat ook Beethoven een gelijknamig ‘pianoforte’ in zijn bezit had. Deze keuze is typerend voor de wijze waarop hij alles wat in de galerij gebeurt, medieert.

’80 tot meer hedendaagse schilderijen of tekeningen. Aan de keldertafel licht William u graag de kracht van die werken toe. Hij zal niet nalaten om het talent en de volharding van de betrokken kunstenaars te roemen. Iets wat hij zegt bij hedendaagse jonge kunstenaars soms te missen. Het besef dat je niet afstudeert als kunstenaar, maar dat het een meesterschap is dat je met de jaren verwerft. Hij is de ontvangende persoon, het medium dat selectief gastvrij is voor de objecten die erin komen. Zijn toezegging gaat gepaard met een aanvoelen en inschatten, een kennen en herkennen van

kwaliteit. Misschien heeft hij dat wel ontwikkeld onder invloed van zijn opleiding bij de jezuïeten. Zes leerzame jaren lang verbleef hij immers in het schoolinternaat van het huidige Sint-Barbaracollege in de Savaanstraat te Gent.

Je studeert niet af als kunstenaar, het is een meesterschap dat je met de jaren verwerft Wauters: ‘Ik leerde er vanalles: naar klassieke muziek luisteren, tekenen en verschillende talen. Klassieke muziek was zestig jaar geleden overigens

Werk van Mieja d'Hondt / William Wauters aan zijn piano © Gerbrich Reynaert

Hij is de ontvangende persoon, het medium dat selectief gastvrij is voor de objecten die erin komen. Zijn toezegging gaat gepaard met een aanvoelen en inschatten, een kennen en herkennen van kwaliteit De bezoekende kunstliefhebber ondergaat een soort grotervaring. Hij gaat het duister in om beter te zien. Zijn ogen dienen zich aan de werken aan te passen en krijgen plastisch werk te zien dat vraagt om aandacht. Wie afdaalt in de kelder leert meer over de geschiedenis van de galerij. Er hangen werken die tot de ‘permanente collectie’ behoren en uit verschillende periodes komen: van de jaren ’70 en

14  >  juli 2019

DEGEUS


VRAAGSTUK

William Wauters in zijn tuin voor het werk van Mark Cloet © Gerbrich Reynaert

een echt curiosum. De beslissing van mijn ouders om mij daar te laten opgroeien, heeft mij geholpen om vlot en met succes universitaire studies in de Germaanse filologie af te werken. Mijn vader was trouwens ook een germanist. Ik heb daarna vijfendertig jaar lesgegeven aan het provinciaal taleninstituut te Gent, terwijl ik tegelijkertijd onbezoldigd bestuurder was van de galerij. Tijdens mijn periode aan de universiteit had ik mezelf gitaar leren spelen volgens de onvolprezen methode van Bob Davidse. Nadat ik enkele jaren als kreuner en gitarist deel had uitgemaakt van het universitair orkest Paralosdingos, vernoemd naar de in de jaren ‘50 opgerichte Paraguyaanse groep Los Paraguayos, richtte ik in 1966 samen met Jean-Pierre De Smet The Lazy River Jazzclub op. Die club bestaat nog altijd. Er wordt vooral Dixieland – New Orleans, met een knipoog naar Boogie-Woogie, Blues en Swing muziek geprogrammeerd. Dexter Gordon was een van onze muzikale gasten. Dankzij mijn grote

DEGEUS

liefde voor muziek raakte ik ook goed bevriend met pianist Mal Waldron.’

Je kan moeilijk over het hoofd zien dat vriendschap mee de olie in de motor van de Galerie William Wauters is. Zoals het ene niet zonder het andere kan, zijn vriendschappen ook nooit solitair Hoewel hij er tijdens ons gesprek niet over uitweidt, kan je moeilijk over het hoofd zien dat vriendschap mee de olie in de motor van de Galerie William Wauters is. Zoals het ene niet zonder het andere kan, zijn vriendschappen ook nooit solitair. Vrienden hebben vrienden en er ontstaat een netwerk van mensen die op een gelijkaardige manier dezelfde interesses delen. De Galerie William Wauters

maakt sinds jaren deel uit van een informeel netwerk van galerijen in Vlaanderen, Nederland, Duitsland en verder. Enkele van de vele namen van kunstenaars springen meteen in het oog: Pierre Vlerick, Karel Dierickx en Roger Raveel. Maar veel meer kunstenaars staan in zijn hart gegrift. Zoals Jos Verdegem, de enige van een vorige generatie die hij zeer weet te waarderen en tentoongesteld heeft. Zijn betrokkenheid en de veelzijdigheid, maken het moeilijk om twee maal twintig werken te selecteren voor de viering van 40 jaar Galerie William Wauters. Het is de keerzijde van een esthetisch keuzeproces. Hoe maak je, zonder aan de ethiek en esthetiek van vriendschap en kunst te verzaken, een onderscheid tussen mensen en werken die je in de loop der jaren in persoon hebt leren kennen en waarderen en in je persoonlijkheid hebt opgenomen?

Het levenswerk van William Wauters is een geheel van

juli 2019  >  15


VRAAGSTUK

kunstenaars, verzamelingen, beelden en tekeningen, doeken, gebouwen, vrienden, bewoners en ja, zelfs bomen, dat met de jaren in een passionele plooi gevallen is Het levenswerk van William Wauters is een geheel van kunstenaars, verzamelingen, beelden en tekeningen, doeken, gebouwen, vrienden, bewoners en ja, zelfs bomen, dat met de jaren in een passionele plooi gevallen is. Samen met op tijd en stond een glas vol convivialiteit, vormde hij zo de sfeer van de ‘Galerie’. De expressieve, en onderbroken lijn die in het logo van de Galerie eerst de initialen WW vormt, en daarna

liggend vooruitwijst, verbeeldt zo vooral de omvattende aanblik. De sferische vorm ervan verwijst naar de oorsprong van het woord ‘sfeer’: een bol of omspanning die het gebied rondom de aarde, het hemelgewelf aanduidt. Deze etymologie suggereert een ruimtelijk-materiële en een zingevende, existentiële sfeer. Iemand die in hemelse of aangename sferen vertoeft, wordt omgeven door datgene waar hij van geniet: muziek, mensen, vormen, kleuren, natuur, doeken en beelden. De sfeer is dan vooral materieel en zintuiglijk, insluitend en innemend van aard. Het existentiële karakter van een sfeer daartegenover is eerder uitsluitend of afwerend van aard. Het is de ruimte die het leven mogelijk maakt door een zingevende inrichting. De vraag wat een jonge man na zijn studies in een soms vreemde,

Wiliam Wauters voor een werk van Roger Raveel © Gerbrich Reynaert

40 jaar WW Galerie #2 30 juni t.e.m. 1 september 2019 Open: elke vrijdag, zaterdag en zondag van 14:00 tot 18:00 Antwerpse Heirweg 5, 9968 Assenede www.galeriewilliamwauters.be

landelijke omgeving aan moet, heeft William Wauters beantwoord met de inrichting van een plaats waar hij kan (samen) zijn. ‘Daarom is de vraag naar ons ‘waar’ zinvoller dan ooit, want ze richt zich op de plaats die mensen creëren om iets te hebben waarin ze kunnen zijn wie ze zijn. … De sfeer is het intieme, de ontsloten, gedeelde ronde die mensen bewonen, voor zover het hun lukt mensen te worden.’


VRAAGSTUK

Als opgroeien moeilijk is JEAN-PIERRE VANHEE IN GESPREK MET BRUNO VANOBBERGEN OVER JEUGDHULP, JONGERENWELZIJN EN JEUGDDELINQUENTIE Voormalig Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen is sinds 1 maart 2019 de algemeen directeur van het nieuwe Vlaamse Agentschap Opgroeien, het resultaat van de fusie tussen Kind & Gezin en Jongerenwelzijn. Het nieuwe agentschap is er voor alle kinderen, jongeren en hun gezinnen en heeft een breed takenpakket: preventieve gezinsondersteuning, pleegzorg, adoptie, jeugdhulp en de aanpak van jeugddelinquenten. De Geus nodigde Bruno Vanobbergen uit om in gesprek te gaan met Jean-Pierre Vanhee, voormalig algemeen directeur van het Agentschap Jongerenwelzijn. Voor het eerst spreekt Vanobbergen over zijn nieuwe functie, en het nieuwe jeugddelinquentierecht dat vanaf 1 september in werking treedt. Jean-Pierre Vanhee en Thomas Lemmens

De Geus: Mijnheer Vanobbergen, na tien jaar als Kinderrechtencommissaris bent u nu drie maanden aan de slag in uw nieuwe functie. Wat is uw eerste indruk? Bruno Vanobbergen: In één woord: overweldigend. Ik ben me nog volop aan het inwerken. Er zijn dan ook op korte termijn heel wat zaken veranderd: een nieuw jeugddelinquentierecht, de uitbreiding van de jeugdhulp tot vijfentwintigjarige leeftijd, de fusie met Kind en Gezin … maar ik amuseer me wel. De verschillende regio’s bezoeken om te kijken naar de dagelijkse praktijk in de jeugdhulp, dat boeit me op dit moment het meest. De Geus: U zit hier aan tafel met uw voorganger, Jean-Pierre Vanhee. Mijnheer Vanhee, wat zou u zelf aan uw opvolger willen vragen? Jean-Pierre Vanhee: Bruno, uit uw afscheidsinterviews als Kinderrechtencommissaris merkte ik een zekere bezorgdheid. Er is blijkbaar in onze samenleving te weinig tijd om goed met kinderen bezig te zijn, en dat is een maatschappelijk probleem. Ziet u daar een link met de jeugdhulp? Kan je zeggen dat als we meer tijd met onze

DEGEUS

kinderen zouden doorbrengen, er minder nood zou zijn aan jeugdhulp?

Het aantal jongeren die niet meekunnen is nu eenmaal ontzettend groot. Er zijn enorme wachtlijsten voor gepaste hulp Vanobbergen: Er zijn veel complexe problemen met kinderen en jongeren en de eerste, gratuite, reactie is dan om die allemaal door te schuiven naar de jeugdhulp. Maar evenmin als het onderwijs kunnen wij alle maatschappelijke problemen oplossen. Dat roept de vraag op naar wat de plaats is van jeugdhulp binnen de brede samenleving. Kijk naar jongvolwassenen die de jeugdhulp verlaten, en de problemen waarmee zij geconfronteerd worden op gebied van wonen en tewerkstelling. De jeugdhulp kan dat toch onmogelijk alleen aanpakken? Zelfs al breid je jeugdhulp uit tot vijfentwintigjarigen.

De Geus: De meest schrijnende illustratie van die problematiek was het overlijden van Jordy Brouillard.

Die jongen stierf van ontbering in een tentje aan de Blaarmeersen na zijn hele jeugd in diverse instellingen te hebben gezeten. Daarna werd hij aan zijn lot overgelaten. Vanobbergen: Onder meer. We moeten zo’n situaties zien als een gedeelde verantwoordelijkheid, en dringend andere actoren betrekken. Zo kunnen we evolueren naar meer vloeibare vormen van jeugdhulp, die niet specifiek aan één plaats gebonden zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan immokantoren, uitzendbureaus, OCMW’s en niet in het minst aan het onderwijs. We zien nu dat vijf- en zesjarigen met ernstige gedragsproblemen definitief worden uitgesloten op school. Hoe kan je die aan boord van de samenleving houden? Vanhee: Is dat een verdoken kritiek

op de voorbije jaren? In de jaren 2000 wisten we al dat we de schotten tussen de verschillende sectoren en departementen moesten weghalen en de link tussen preventie en jeugdhulp versterken. Zegt u nu dat we twintig jaar stilstand hebben gekend? Vanobbergen: Het is geen kritiek, maar een grote bezorgdheid. Het aantal jon-

juli 2019  >  17


VRAAGSTUK

geren die niet meekunnen is nu eenmaal ontzettend groot. Er zijn enorme wachtlijsten voor gepaste hulp. Een makkelijke reflex is dan om te zeggen dat we meer geld nodig hebben, maar er zal nooit een moment zijn waarop je kan zeggen: ‘nu zijn er genoeg middelen, nu is alles opgelost’. Het aantal jongeren dat een beroep doet op jeugdhulp neemt alsmaar toe en dat zal zo blijven. Kijk naar de afgelopen twee jaar: de uitbreiding van de jeugdhulp tot boven de achttien jaar is op zich een goede maatregel, maar zette die jeugdhulp ook onder nog meer druk. Om die druk te verminderen is het belangrijk om andere actoren en domeinen aan te spreken. Hetzelfde zie je ook in de discussie over inclusief onderwijs en het M-decreet. Dat was een belangrijke stap vooruit, maar er kwam al gauw kritiek dat er te weinig middelen zijn en nu gaan er stemmen op om er dan maar mee te stoppen. Terwijl ik vind dat je het kind niet met het badwater moet weggooien. Niet je doelstellingen verlaten, maar naar bredere oplossingen zoeken.

tocht naar een betere samenwerking tussen jeugdhulp en de geestelijke gezondheidszorg. Wanneer voorzieningen beroep kunnen doen op de expertise van externe partners, wordt het gemakkelijker om jongeren langer en kwaliteitsvoller aan boord te houden. Een ander voorbeeld is het idee om kinderen niet langer uit huis te plaatsen, maar om heel het gezin voor een bepaalde periode uit huis te halen en intensief te begeleiden. Daarmee zijn in Nederland al mooie resultaten geboekt. Die experimenten inspireerden het UZ Gent tot een nauwe samenwerking met de kinder- en jeugdpsychiatrie, waarbij aan ouders wordt gevraagd om twee weken lang van ’s morgens tot ’s avonds aanwezig te zijn. Dus: er gebeurt wel wat, en dat stemt optimistisch.

De Geus: Die vraag naar bredere samenwerkingsverbanden leeft blijkbaar al twintig jaar. Waarom is dat zo moeilijk, wat staat zo’n samenwerkingen in de weg? Vanhee: Ik ondervond dat de vraag om samenwerking wel langs alle kanten wordt gesteld, maar in de praktijk moeilijk te realiseren is. Zo zie je bijvoorbeeld in de geestelijke gezondheidszorg dat er veel partners tegenover elkaar staan met verschillende en vaak botsende visies: de arts, de psychiater, het ziekenhuis … Het is niet evident om alle violen gelijk te stemmen. Samenwerking is mooi, maar een aanvaarding van de scheiding van de verschillende opdrachten is evenzeer belangrijk. Hoe denk jij dat we de verschillende partners elkaar beter kunnen laten vinden?

Vanhee: Zo’n manier van werken kan

Vanobbergen: Een belangrijk concept daarin is outreach (koepelterm voor alle welzijnswerkvormen die de eigen organisatie verlaten om hun aanbod te brengen in de leefwereld van maatschappelijk kwetsbare mensen, n.v.d.r.). Een goed voorbeeld is de zoek-

18  >  juli 2019

Om de druk op de jeugdhulp te verminderen is het belangrijk om andere actoren en domeinen aan te spreken inderdaad het altijd aanwezige spanningsveld tussen kind, ouder, jeugdhulpverlener en therapeut opvangen. Het is dan ook hoopgevend dat die manier van denken doorgedrongen is in de praktijk van de hulpverlening en zelfs tot een aanpassing heeft geleid van het decreet over de rechtspositie van de minderjarige, met de mogelijke inzet van vertrouwenspersonen voor de ouders. Dat kan de afstand tot de jeugdhulpverlener effectief verkleinen, net als de afstand tussen de hulpverlener en diegene die de hulp moet ondergaan. Jeugdhulp verlenen betekent immers ook de ouders ondersteunen. Maar is dat altijd in het belang van het kind? Soms zie je dat kinderen of jongeren juist een tijdje door hun ouders met rust gelaten willen worden, dat ze even van hun ouders verlost willen zijn. Hoe ga je met dat spanningsveld om? Vanobbergen: Die vraag kan je niet in algemene termen beantwoorden, want dat is altijd sterk afhankelijk van de situatie. De vraag om ouders te betrek-

ken zal altijd blijven bestaan. Maximale erkenning van ouders in hun ouderschap moet altijd het vertrekpunt zijn. De meeste ouders hebben heel sterk het verlangen om goede ouders te zijn. Als dat niet lukt, is dat vaak een aangrijpende ervaring. Er leven dan gevoelens van schaamte, schuld, het idee mislukt te zijn als ouder. De basishouding van de hulpverlener moet altijd zijn: hoe verhoud ik mij tot zowel het kwetsbare kind als de kwetsbare ouder?

Jean-Pierre Vanhee en Bruno Vanobbergen in gesprek ‘Zijn we om de tuin geleid? Is de vrees terecht dat het is?’ ‘We zullen moeten afwachten wat het in de prakt


VRAAGSTUK

Binnen het Kinderrechtencommissariaat had ik gemengde ervaringen met vertrouwenspersonen voor de ouders. Soms kregen kinderen het gevoel dat die door de ouders werden opgedrongen en dat ze te weinig ondersteunend naar hen toe waren. Ik ben dus niet bij voorbaat enthousiast. Anderzijds zijn er ook veel positieve voorbeelden. We zullen wat moeten afwachten of die brugfiguren iets kunnen betekenen.

k over het nieuwe jeugddelinquentierecht: t eigenlijk een verdoken strafrecht tijk geeft’. © Gerbrich Reynaert

VISIES OP HULPVERLENING De Geus: Het agentschap Opgroeien is verantwoordelijk voor de organisatie van de jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Wat is eigenlijk jullie visie op hulpverlening? Zitten jullie op dezelfde golflengte? Vanhee: In mijn ogen is hulpverlening geslaagd als je vergeet dat het om een hulpverlener gaat. Dan is er sprake van een meer agogische situatie. Dat roept evenwel een spanningsveld op tussen professionele, deskundige en methodologische hulpverlening enerzijds en het agogisch werken anderzijds. Vanobbergen: Professionaliteit hoeft niet synoniem te zijn met afstandelijkheid. Je kan dat spanningsveld ontmijnen door als hulpverlener kwetsbaarheid te durven tonen. Door jezelf in de hulpverleningssituatie binnen te brengen. Goede hulpverlening is onlosmakelijk verbonden met zingeving, zowel bij de ouders als bij de jongere, maar ook bij de hulpverlener zelf. Als hulpverlener handel je immers in een situatie waarin jongeren in hun volle existentie geraakt worden. Je moet vanuit je eigen kwetsbaarheid kunnen en durven spreken. Dat vergt wel een grote zorg voor de hulpverlener zelf. Je kan je pas kwetsbaar opstellen als je je veilig voelt. Daarom maak ik me ook grote zorgen over de hulpverleners, want ze geven aan dat ze op hun limieten botsen. Onder meer door de toenemende druk op de jeugdhulp waar we het in het begin van het gesprek over hadden. We moeten hen maximale ondersteuning bieden, want als zij er niet zijn, wie gaat er dan nog voor die kwetsbare jongeren zorgen?

Jeugdhulp verlenen betekent ook de ouders ondersteunen Vanobbergen: Kijk naar de kinderarmoedediscussie, daar zie je veel van deze elementen terug. Je hoort vaak het argument dat je in kinderen moet investeren, zo niet betaal je later het zevenvoudige terug. Ik stel me dan de vraag of dáárin het dwingende karakter van kinderarmoedebestrijding schuilt. Is het geen belangrijker motief om alle kinderen te laten meegenieten van wat we als samenleving te bieden hebben? Dit raakt aan de opmerking van Jean-Pierre: wat is de ultieme legitimatie dat je via jeugdhulp tussenkomt in het leven van mensen? Voor mij bestaat die erin om alle kinderen en jongeren perspectief te bieden, om ze een menswaardig leven te laten leiden. Dat leidt tot een andere manier van denken en handelen dan de beleidsmatige, resultaatgerichte focus. Zeker als je daaraan allerhande evidence-based methodieken gaat koppelen die tot het beste resultaat zouden moeten leiden. De vraag moet zijn: wat het best mogelijke menselijke resultaat? Door de nadruk op evidencebased methodologie lijkt het alsof je wetenschap boven ideologie plaatst, maar in feite gaat het om ideologische keuzes. In Nederland heeft men zich daar serieus in verslikt.

De meeste ouders hebben heel sterk het verlangen om goede ouders te zijn. Als dat niet lukt, is dat vaak een aangrijpende ervaring

Vanhee: Hier raken we aan de kern van

hulpverlening, die volgens mij alleen in filosofische, existentiële terminologie is uit te drukken. Het schenken van vooruitzicht, een toekomst, zin in het leven. ‘Ik mag er zijn’, in plaats van ‘ik mag zo niet zijn’. Dat is essentieel, maar hoe valt dat te rijmen met een beleid dat – misschien niet onterecht – een return on investment verwacht? Het is erg moeilijk om die vraag naar return te koppelen aan het existentiële perspectief.

De Geus: Het lijkt toch maar normaal dat je je door wetenschap laat leiden in de keuze van methodes? Je kan toch geen plaats laten voor psychoanalytische therapie of Bachbloesems? Vanhee: Evidence-based heeft zeker z’n plaats, je moet dat ook niet verlaten. Maar ik ben van mening dat er ook andere indicatoren zijn om methodieken op succesvolheid te evalueren. Je moet kijken naar concrete, directe

juli 2019  >  19


VRAAGSTUK

situaties vanuit een poststructuralistisch mensbeeld. Dat komt neer op een erkenning van de onmogelijkheid om de veelheid en de volheid van de mens te vatten. Die kan je niet vertalen naar methodes die je top-downgewijs oplegt. In sommige gevallen kan yoga beter aangewezen zijn dan bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie. Je kan nooit methodieken opdringen, je moet breed denken. Ook als hulpverlener moet je blijven zoeken. Je werkt immers niet met algoritmen. De klemtoon op de volheid van de mens zou een basishouding moeten zijn, maar momenteel is de hulpverlening daarvoor te gecompartimentaliseerd.

Wat doen we met delictplegers tussen twaalf en achttien jaar? KRIJTLIJNEN EN BELANGRIJKSTE VERANDERINGEN

In mijn ogen is hulpverlening geslaagd als je vergeet dat het om een hulpverlener gaat

-- Meer aandacht voor de slachtoffers

-- Scheiding tussen jeugdhulp en reactie op jeugddelicten -- Delictplegers die in gemeenschapsinstellingen worden opgevangen niet meer gemengd met kinderen uit een verontrustende opvoedingssituatie (VOS) -- Trajecten blijven wel verbonden: openbaar ministerie kan de jeugdrechter vorderen om hulp op te leggen na een delict -- Meer aandacht voor de (eigen) verantwoordelijkheid van de jongere, maar geen geïndividualiseerd schuldmodel -- Snellere reacties mogelijk, maar met verhoogde rechtswaarborgen

-- Voorziet alternatieven voor de uithandengeving (waarbij een jongere berecht wordt volgens het volwassen strafrecht) -- In plaats van enkele maanden, kan de jeugdrechter nu jongeren voor twee jaar (vanaf twaalfjarige leeftijd), vijf jaar (vanaf veertien jaar) of zeven jaar (vanaf zestien jaar) opsluiten. -- Uithandengeving blijft behouden voor zeer uitzonderlijke gevallen, voorwaarden worden verstrengd -- Evidence-based: werking gebaseerd op kwantitatieve en/of kwalitatieve gegevens en wetenschappelijk onderzoek. Ruimte maken voor systemen als monitoring, rapportering en evaluatie

JEUGDDELINQUENTIERECHT De Geus: Laat het ons tenslotte hebben over het nieuwe jeugddelinquentierecht (zie kaderstuk). Het werd gepresenteerd als een belangrijke modernisering van ons vijftig jaar oude jeugdbeschermingsrecht, maar er kwam al vrij snel kritiek – onder meer door een grote groep van orthopedagogen, psychologen en onderzoekers – dat de balans tussen ondersteuning en bestraffing zoek is, met een te sterke nadruk op het tweede (De Morgen, 13/06/2018). Vanhee: Toen ik voor het eerst kennis nam van het nieuwe decreet, was ik enigszins verrast. Ik stond geen strikte scheiding tussen sanctie en hulpverlening voor omdat uit de praktijk voldoende blijkt hoezeer de zogenaamde verontrustende opvoedingssituaties (VOS) en als misdrijf omschreven feiten (MOF) aan elkaar gelinkt zijn. Het huidige maatschappelijke en politieke klimaat vraagt evenwel om meer en duidelijkere sanctionering van kinderen en jongeren die iets mispeuterd hebben. Met de scheiding van beide standpunten, sanctioneren of orthopedagogische en agogische opvolging, voorziet het jeugdsanctiedecreet ook in een zogenaamde derde vorderings-

20  >  juli 2019

grond waardoor beide toch weer samen kunnen ingezet worden. Het zal moeten blijken hoe sterk die twee gebieden elkaar raken en hoe vaak ze in elkaar zullen overlopen. Daarmee is de jarenlange ‘onduidelijkheid’ niet helemaal of helemaal niet verhelderd. De vraag blijft wel of die scheiding noodzakelijk en in het belang van de jongeren is, dan wel of ze toch theoretisch en vooral ideologisch van aard is. Zijn we om de tuin geleid? Is de vrees terecht dat het nieuwe decreet eigenlijk een verdoken jongerenstrafrecht is? Ik heb zo mijn reserves. Wat denk jij, Bruno?

Wat is de ultieme legitimatie dat je via jeugdhulp tussenkomt in het leven van mensen? Voor mij bestaat die erin om alle kinderen en jongeren perspectief te bieden, om ze een menswaardig leven te laten leiden Vanobbergen: De scheiding van de reactie op verontrustende opvoedings-

situaties en delicten is altijd een vraag vanuit de kinderberrechtenbeweging geweest. Ook bij de jongeren zelf speelde het gevoel dubbel gestraft te zijn: ‘mijn ouders kunnen niet voor me zorgen, én ik zit ook nog eens in een instelling’. Er zijn dus goede argumenten voor die scheiding. Het belangrijkste is dat jonge daders voortaan in een gemeenschapsinstelling worden opgevangen in leefgroepen die uitsluitend voor delictplegers bedoeld zijn. Ze worden dus niet meer gemengd met jongeren in een verontrustende situatie. Vroeger kwamen bijvoorbeeld slachtoffers van tienerprostitutie ook in gesloten instellingen terecht, terwijl je de vraag kan stellen of dit voor hen de ideale setting is. Voor hen gaat die scheiding zeker een verbetering zijn. In de praktijk zijn er echter veel situaties waarin die twee gebieden niet te scheiden zijn. Als het daarover gaat, ben ik zelf meer gehecht aan jeugdbescherming en jeugdhulp dan aan sanctionering. Je moet duidelijk maken dat sommige zaken niet kunnen, maar je hebt nog altijd met kinderen en jongeren te maken. Dus met pedagogisch werk. Ik begrijp je reserves, we zullen moeten afwachten wat het oplevert in de praktijk.

DEGEUS


POËSTILLE

Interhaven Nic van Bruggen zag een match Renaat Ramon

De sociologie van het voetbal is, voor zover ik weet, nog niet geschreven. Voor hetgeen volgt verlaat ik mij, voor wat de sport betreft, op gezegden van Antwerpse vrienden die ik vanuit mijn thuisland af en toe bezoek. Het schijnt zo te zijn dat voetbalclub Antwerp, ‘the great old’, (ooit) de voorkeur genoot van de katholieke elite, terwijl Beerschot de verkozene was (is?) van het volk.

Beerschot-Feyenoord Het stadion oud van ijzer, maar gras Licht als een biljart onder neon. En daarop, dierbaar maar droef wel, Kleur om kleur, geweld om geweld: Het schone schuldige recht van de sterke. Hier zijn de helden, tragisch als traditie, Dragen namen, nummers, data en doelpunten, Rauw applaus en herkenbaar antiek om Hun pracht, hardheid, praal en huid.

Matrakkensabbat (1967) is een neologisme dat als titel fungeerde voor een geschrift dat hij terecht een pamflet noemde. Hij schreef het als repliek op een inval van rijkswachters en accijnsbedienden in het lokaal van de Antwerpse privéclub VECU, Vereniging voor Europese Culturele Uitwisseling, destijds de place to be voor al wie in de wijde omgeving cultuurminnend was. Die inval was de reactie van het gezag op de gelijknamige expositie met ‘autentiek foto-materiaal betreffende het optreden van rijkswacht en politie te Zwartberg, Amsterdam, Leuven, Brussel …’ aldus zijn inleiding.

Dichter Nic van Bruggen (1938-1991) had een bijverdienste als beeldend De tijd is van koorts, de adem giftig, kunstenaar en was om den brode onGoedheid sterft eeuwig en eenzaam hier. der meer journalist. In deze hoedanigHet regent nu. Het lijf aan lijf, toornig heid heeft hij ook voetbalwedstrijden Trots, zeldzaam genadig, maar mooi verslagen; men zegt dat hij niet altijd En minzaam als een gestreelde broedermoord. Bert Peleman wordt niet met name geheel onpartijdig was. Hij was levensgenoemd, maar hij is wel de protagolang wat men daar ter plekke een ‘genist van de anekdote die van Brugstampte’ Beerschotsupporter noemt. gen in Uit het dagboek van een Pink Hij bleef dat ook nadat hij, samen met Poet (1975) heeft vastgelegd. Hij, van Patrick Conrad onder het genot van Bruggen, krijgt in 1974 de Blanka Gijselen Prijs. Hij wordt een legendarische coupe roze roomijs het elitaire gezelbij die gelegenheid stevig de hand geschud door de ‘voorschap Pink Poets had opgericht. Veel Beerschotsupporters malige SS-Kriegsberichter’ die met ‘een niet onluide lach waren daar niet bij. zegt: ‘Wel Pink Poet, gefeliciteerd in naam van de Black Zijn gedicht ‘Beerschot-Feyenoord’ is te vinden in de bunPoets’. Van Bruggen lachte niet. del Ademloos Seizoen (1974). Er wordt geklaagd, er wordt beweerd dat wij ons literair De eerste twee versregels beschrijven summier en met een verleden verwaarlozen en vergeten, dat Claus niet meer mooi beeld de historische site. gelezen wordt, dat Paul Snoek niet overleeft. Het valt wel mee. Carl de Strycker en Yves T’Sjoen verzamelden in Diep Daarna evoceert de dichter ritmisch met alliteratie en en binnensmonds, essays over de poëzie van Paul Snoek binnenrijm (‘En daarop, dierbaar maar droef wel’) en con(Gent, Poëziecentrum, 2019), Els van Damme en Yves duplicatio (‘Kleur om kleur, geweld om geweld’), de psyT’Sjoen hebben Gedichten van Victor Brunclair bezorgd chologie van het spel, de stemming van de spelers, de sfeer (Gent, Academia Press, 2016) en onder de titel Dag en van het stadion. De match wordt finaal beschreven als een Dauw voorbij, de gedichten gebundeld die Nic van Bruggen ‘gestreelde broedermoord’; ook het Rotterdamse Feyenoord van 1962 tot 1974 schreef (Antwerpen, Woolf, 2019). is een volksploeg. Van Bruggens sportieve voorkeur is symptomatisch voor zijn sociale instelling. In dezelfde bundel is de sarcastische suite Lang leve de Koning! opgenomen, een kostelijke ‘portrettengalerij van Hunne Doorluchtige Hoogheden de Coburgs van België’.

DEGEUS

Zelfs Bert Peleman, die in 1995 naar het eeuwige Oostfront vertrok, getrouw aan zijn Arische overtuiging, is nog niet helemaal vergeten.

juli 2019  >  21


FILOSOOF OVER FILOSOOF

Marcus Aurelius LEER DENKEN ALS EEN ROMEINSE KEIZER Marcus Aurelius was de laatste beroemde stoïcijnse filosoof van de oudheid. In zijn leven kende hij tegenslag, verdriet, verlies, verraad en worstelde hij met de moeilijkheden die het besturen van het enorme Romeinse keizerrijk met zich meebracht. Hij overkwam die uitdagingen dankzij de praktische wijsheid van de stoïcijnse filosofie. Cognitief gedragstherapeut Donald Robertson beschrijft het leven en de filosofie van Marcus Aurelius in Leer denken als een Romeinse keizer. Succesvol leven met Marcus Aurelius. Doorheen het boek introduceert Robertson stap voor stap de inzichten, oefeningen en cognitieve technieken die vervat zitten in de stoïcijnse levenswijsheid. Iedereen kan ze aangrijpen om een vervullend leven te vinden en mentale weerbaarheid te ontwikkelen. Het boek verschijnt in september bij uitgeverij Ten Have, maar u vindt hier al een exclusieve voorpublicatie. In november komt Robertson zelf naar de Vooruit in Gent voor het filosofiefestival Nacht van de Vrijdenker. DE DODE KEIZER Het is het jaar 180 na Christus. Terwijl men zich opnieuw opmaakt voor een lange en zware winter in het noordelijk grensgebied, ligt de Romeinse keizer Marcus Aurelius op zijn bed in het militaire kamp in Vindobona (het tegenwoordige Wenen). Zes dagen eerder werd hij geveld door koorts en zijn conditie is sindsdien snel achteruitgegaan. Zijn artsen beseffen dat hij het slachtoffer is geworden van een vreselijke epidemie – de Pest van Antonius (waarschijnlijk een pokkenvirus) – die het rijk al veertien jaar teistert. Marcus is bijna zestig jaar oud en lichamelijk zwak. Alle tekenen wijzen erop dat hij niet meer zal herstellen. Maar voor de artsen en hovelingen die aanwezig zijn is de keizer op een vreemde manier kalm, ja, bijna onverschillig onder dit lot. Hij

22  >  juli 2019

heeft zich vrijwel zijn hele leven op dit moment voorbereid. De stoïcijnse filosofie, waarvan hij een volgeling is, heeft hem geleerd om rustig en rationeel zijn sterfelijkheid te overdenken. Leren sterven is volgens de stoïcijnen afleren om als een slaaf te leven.

Leren sterven is volgens de stoïcijnen afleren om als een slaaf te leven Deze filosofische houding tegenover de dood was hem niet komen aanwaaien. Marcus’ vader was gestorven toen hij nog maar een paar jaar oud was, wat hem vroeg volwassen maakte. Toen hij zeventien jaar was werd hij geadopteerd door keizer Antonius Pius vanwege een opvolgingsplan dat was bedacht door zijn voorloper, Hadrianus. Hadrianus

had in ­Marcus als kind al wijsheid en grootsheid herkend. Niettemin kostte het de jongen grote moeite om het huis van zijn moeder te verlaten en in het paleis van de keizer te gaan wonen. Antonius zocht voor Marcus de beste leraren in de retorica en de filosofie om hem voor te bereiden op het keizerschap. Tot zijn docenten behoorden deskundigen op het gebied van het platonisme en aristotelisme, maar zijn belangrijkste filosofische scholing was die in stoïcisme. Al deze mensen werden voor hem als zijn eigen familie. Toen een van zijn meest geliefde docenten overleed zou Marcus zo hebben gehuild dat de paleisdienaren wanhopig hadden geprobeerd om hem te kalmeren. Ze waren bang dat men zijn gedrag ongepast zou vinden voor een toekomstig heerser. Maar Antonius vroeg de hovelingen om de jongen met rust te laten: ‘Laat hem

DEGEUS


FILOSOOF OVER FILOSOOF

voor één keer een mens zijn, want noch de filosofie noch het rijk nemen de gevoelens van de natuur weg.’ Jaren later, nadat hij meerdere kinderen op jonge leeftijd had verloren, werd Marcus opnieuw publiekelijk tot tranen geroerd tijdens een rechtszaak toen hij een advocaat in zijn verweer hoorde zeggen: ‘Gezegend zijn degenen die stierven door de pest.’

Als we werkelijk beseffen dat tegenspoed bij het leven hoort, hebben we niet langer de drang om erover te piekeren. Dan verlangen we niet meer naar dingen die onmogelijk zijn, omdat we helder en duidelijk inzien dat het zinloos is om dat te doen Marcus was van nature een beminnelijke en gevoelige man, die diep geraakt kon worden door verlies. In de loop van zijn leven verdiepte hij zich steeds meer in de filosofie van het stoïcisme om te leren omgaan met het verlies van dierbaren. Nu hij zelf op sterven lag, dacht hij opnieuw na over de mensen van wie hij afscheid had moeten nemen. Een paar jaar eerder was keizerin Faustina, die vijfendertig jaar lang zijn echtgenote was geweest, overleden. Hij had lang genoeg geleefd om acht van hun dertien kinderen te zien heengaan. Vier van zijn acht dochters leefden nog, maar slechts een van zijn vijf zoons, Commodus. De dood was overal. Tijdens Marcus’ regeringsperiode overleden miljoenen Romeinen in het rijk door oorlogen en ziekten. Die twee gingen hand in hand, omdat de militaire kampementen bijzonder kwetsbaar waren voor besmetting, vooral tijdens de lange wintermaanden. Om hem heen hangt nog steeds de sterke en zoete geur van wierook, waarmee de Romeinen tevergeefs de verspreiding van de ziekte hoopten te voorkomen. Al bijna tien jaar herinnerde de geur van rook en wierook Marcus aan het feit dat hij in de schaduw van de dood leefde en

DEGEUS

dat het dagelijks overleven niet als een vanzelfsprekendheid kon worden beschouwd. Besmetting met de pest was niet altijd fataal. Marcus’ beroemde hofarts, Galenus, had opgemerkt dat de slachtoffers stierven als hun ontlasting zwart werd, wat een symptoom was van interne bloedingen. Waarschijnlijk is dat de reden dat Marcus’ artsen wisten dat hij stervende was, maar het kan ook zijn dat ze zich realiseerden dat hij te zwak was door zijn ouderdom. Zijn hele volwassen leven had hij last gehad van chronische pijn op de borst en een maagkwaal. Hij was regelmatig ziek en had een slechte eetlust. Dit keer liet hij voedsel en drank vrijwillig staan om zijn dood te bespoedigen. Socrates vergeleek de dood met een kwajongen met een eng masker, die zich voordeed als een kwade geest om kleine kinderen de stuipen op het lijf te jagen. De wijze neemt echter voorzichtig dat masker weg en ontdekt dat er niets achter zit om bang voor te zijn. Nu de dood nadert is Marcus door zijn levenslange voorbereiding niet banger dan toen de dood nog ver weg was. Daarom vraagt hij zijn artsen om geduldig en tot in detail te beschrijven wat er gebeurt in zijn lichaam, zodat hij zijn fysieke gesteldheid kan overdenken met de bedachtzame onverschilligheid van een natuurlijke wijsgeer. Zijn stem is zwak en de blaren op zijn tong en in zijn keel maken het moeilijk voor hem om te spreken. Weldra is hij zo moe dat hij ze gebaart om te vertrekken, omdat hij zijn contemplatie in alle eenzaamheid wil vervolgen. Terwijl hij alleen in zijn kamer is, luistert hij naar het geluid van zijn ademhaling. Hij voelt zich allang geen keizer meer – hij is gewoon een oude zieke man, die stervende is. Hij draait zijn hoofd opzij en ziet een glimp van zijn spiegelbeeld in het gepolijste oppervlak van het gouden standbeeld van de godin Fortuna, die naast zijn bed staat. Van zijn stoïcijnse docenten had hij geleerd om in gedachten een oefening te doen bij het zien van zijn eigen spiegelbeeld. Het was een manier om emotionele veerkracht te

vergroten door jezelf te oefenen en vertrouwd te maken met je eigen sterfelijkheid. Terwijl hij met zijn ogen de reflectie van zijn gezicht zoekt, probeert hij zich voor te stellen dat een van de Romeinse keizers, die allang dood is, hem aankijkt. Eerst stelt hij zich Antonius voor, zijn adoptiefvader, en daarna zijn adoptiefgrootvader, keizer Hadrianus. Hij probeert in zijn spiegelbeeld zelfs de trekken te ontdekken van schilderijen en sculpturen van Augustus, die twee eeuwen eerder het rijk stichtte. Terwijl hij dat doet, zegt Marcus zachtjes tegen zichzelf: ‘Waar zijn al deze mensen nu?’ En hij fluistert ook het antwoord: ‘Nergens ... of in elk geval op geen enkele plaats waar wij woorden voor hebben.’

Hij probeerde op systematische wijze wijsheid en geestelijke veerkracht te ontwikkelen, waarbij hij zichzelf vormde naar het beeld van filosofen die dezelfde ideeën hadden […]. Hij onderzocht hoe ze hun leven in overeenstemming brachten met de rede en hoe ze de kardinale deugden van wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid wisten te integreren in hun dagelijks leven Ofschoon hij half in slaap is blijft hij geduldig de sterfelijkheid overdenken van de keizers die hem voorgingen. Er is niets over van hen behalve botten en stof. Hun illustere levens werden geleidelijk minder glansrijk voor volgende generaties, die hen nu al bijna vergeten zijn. Zelfs hun namen hebben hun glans verloren en lijken afkomstig uit een andere wereld. Als jongen was keizer Hadrianus bevriend met Marcus. Soms gingen ze samen op berenjacht. Maar nu zijn er jonge officieren in Marcus’ leger

juli 2019  >  23


FILOSOOF OVER FILOSOOF

die H ­ adrianus’ naam alleen nog kennen uit de geschiedenisboeken. Zijn levende lichaam is nu al weer lang geleden vervangen door levenloze portretten en standbeelden. Antonius, Hadrianus, Augustus – stuk voor stuk zijn ze dood en verdwenen. Iedereen van Alexander de Grote tot zijn eenvoudige ezeldrijver eindigt ten slotte in dezelfde grond. Koning en pauper wacht hetzelfde lot ...

Vanaf het moment dat we worden geboren sterven we, niet alleen in elke levensfase maar iedere dag een beetje Zijn gedachtestroom wordt ruw onderbroken door een hoestbui. Hij hoest bloed en weefsel op van de blaren op zijn keel. De pijn en de koorts wedijveren om zijn aandacht, maar Marcus richt zich op het volgende deel van zijn meditatie: hij zegt tegen zichzelf dat hij niet meer is dan een van deze dode mannen. Spoedig zal hij niets meer zijn dan een naam naast andere namen in de geschiedenisboeken. Ja, op een dag zal zijn naam helemaal vergeten zijn. Zo mijmert hij over zijn sterfelijkheid, waarbij hij gebruik maakt van eeuwenoude stoïcijnse oefeningen die hij leerde in zijn jeugd. Als we onze eigen vergankelijkheid werkelijk hebben aanvaard als een onontkoombaar lot in het leven, wordt het verlangen naar onsterfelijkheid net zo zinloos als het verlangen naar een lichaam dat hard is als diamant of kan vliegen als een vogel. Als we werkelijk beseffen dat tegenspoed bij het leven hoort, hebben we niet langer de drang om erover te piekeren. Dan verlangen we niet meer naar dingen die onmogelijk zijn, omdat we helder en duidelijk inzien dat het zinloos is om dat te doen. Aangezien bijna niets zo zeker is als de dood zou ze door een wijs mens het minst moeten worden gevreesd. Hoewel Marcus aan zijn filosofische scholing begon toen hij nog maar een jongen van twaalf was, werd zijn beoefening intensiever toen hij in de twintig was en bewust besloot

24  >  juli 2019

om stoïcijn te worden. Sinds die tijd deed hij dagelijks oefeningen. Hij trainde zijn geest en zijn lichaam om te gehoorzamen aan de rede en wist zichzelf zo als mens, maar ook als keizer, geleidelijk te transformeren in iemand die het stoïcijnse ideaal benaderde. Hij probeerde op systematische wijze wijsheid en geestelijke veerkracht te ontwikkelen, waarbij hij zichzelf vormde naar het beeld van filosofen die dezelfde ideeën hadden en van mensen voor wie hij grote bewondering had, zoals met name Antonius. Hij overdacht hoe ze allerlei vormen van tegenspoed met kalme waardigheid wisten te verdragen. Hij onderzocht hoe ze hun leven in overeenstemming brachten met de rede en hoe ze de kardinale deugden van wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid wisten te integreren in hun dagelijks leven. Ze voelden de pijn van het verlies, maar bezweken er niet onder. Marcus had zo vaak een geliefde verloren en zijn reactie daarop zo vaak geoefend dat hij niet meer onbeheerst huilde. Hij schreeuwde niet meer: ‘Waarom?’ en ‘Hoe kon dat gebeuren?’ Hij koesterde zulke gedachten niet langer. Dat de dood niet alleen natuurlijk is, maar ook een onvermijdelijk deel van het leven vormt, was nu echt tot hem doorgedrongen. Nu zijn tijd was gekomen verwelkomde hij de dood met een filosofische houding. Je zou zelfs kunnen zeggen dat hij had geleerd om vriendschap te sluiten met de dood. Hij kon nog steeds huilen en treuren om verlies, maar nu als een wijs man. Hij maakte het natuurlijke verdriet niet groter door te klagen en boos zijn vuisten op te heffen naar het heelal.

Als we dat beseffen wordt het gemakkelijker om los te laten: we kunnen het leven net zo min vasthouden als een rivier met stromend water

daarvoor had Marcus de laatste fase van zijn spirituele reis doorlopen. Terwijl hij daar zo lag, vol pijn en ontberingen, herinnerde hij zichzelf vol liefde aan het feit dat hij onderweg al vele malen was gestorven. Als kind al stierf Marcus toen hij als troonopvolger naar het keizerlijk paleis moest verhuizen, toen hij de titel Caesar kreeg na de dood van Hadrianus. Na Antonius’ dood stierf Marcus, de jonge Caesar, toen hij diens plaats moest innemen als keizer van Rome. En toen hij vanwege de strijd tegen de Marcomannen Rome moest verlaten om het commando op zich te nemen over de Romeinse legioenen stierf hij nogmaals: een overgang naar een leven vol oorlog en ronddwalen in een vreemd land. Nu, als oude man, keek hij de dood niet voor het eerst, maar voor het laatst in de ogen. Vanaf het moment dat we worden geboren sterven we, niet alleen in elke levensfase maar iedere dag een beetje. Ons lichaam is niet langer het lichaam waar onze moeder het leven aan gaf, schrijft Marcus. Niemand is dezelfde als gisteren. Als we dat beseffen wordt het gemakkelijker om los te laten: we kunnen het leven net zo min vasthouden als een rivier met stromend water. Donald Robertson Vertaling: Karl van Klaveren

Het boek ligt vanaf 3 september in de boekhandel. Op 9 november komt Donald Robertson samen met een twintigtal andere denkers naar de Nacht van de Vrijdenker. Meer info: www.nachtvandevrijdenker.be Donald Robertson, Leer denken als een Romeinse keizer. Succesvol leven met Marcus Aurelius. Vert.: Karl van Klaveren. Ten Have: 2019. ISBN 9789025907211.

Sinds het voltooien van zijn dagboek met filosofische reflecties enkele jaren

DEGEUS


HET STEMHOKJE

Verslaafd aan het algoritme DE IT-SECTOR IS DE WERELD AAN HET OPETEN Technologie komt steeds dichter bij ons. Een ontwikkeling is ingezet waarbij de afstand tussen technologie en de mens in hoog tempo kleiner wordt. Onze biologische en digitale wereld convergeren. Technologie nestelt zich tussen ons, in ons, heeft kennis over ons en komt steeds meer over ons aan de weet. Technologie wordt intiem van aard. Omdat ze mensen vaak rechtstreeks en persoonlijk raken, roepen deze technieken maatschappelijke en ethische vragen op en verdienen de volle aandacht. De gevoeligste liggen op het vlak van gedragsbeïnvloeding. De integratie en kruisbestuiving tussen nanotechnologie, biotechnologie, informatie en cognitieve technologie (NBIC-convergentie) stuwen elkaar voort en leiden tot twee megatrends. Concepten uit de biologie inspireerden het IT-domein zoals neurale netwerken in AI. Anderzijds wordt de machine mensachtiger: naarmate technologieën meer deel gaan uitmaken van ons eigen lichaam krijgt de mens meer weg van een machine. DNA is een computercode uitgevoerd in een cel dat zegt hoe ons lichaam gebouwd wordt, hoe het functioneert en hoe gezond we zijn. Bio is the new digital, schreef Negroponte (MIT). Artificiële Intelligentie (AI) neemt hierin een steeds dominantere plaats in. Rudi Van de Velde

AI: ALLES INTELLIGENT. VAN PROGRAMMEUR TOT COACH. DE BLACK BOX! Twee letters domineren sinds enkele jaren de technologiewereld: AI. Artificiële Intelligentie sluipt ons leven binnen. Ga naar Google, Bol.com, Facebook, Twitter; AI is de kerntechnologie achter al die toepassingen. Intelligentie, het belangrijkste aspect van wat het betekent mens te zijn, is het vermogen pro-

DEGEUS

blemen op te lossen, zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, te ruiken, te voelen: empathie. Maar AI-systemen kennen emoties noch instincten en helemaal geen bewustzijn of het vermogen om pijn, liefde en verdriet te voelen. In alle levende wezens gaan intelligentie en bewustzijn samen: wij lossen problemen op door bepaalde zaken aan te voelen. Ondanks

de verbazingwekkende ontwikkeling in computerintelligentie zijn er geen aanwijzingen dat computers bewust worden. Wij zijn de meest intelligente diersoort, maar andere dieren hebben evenveel bewustzijn. Een algemeen geaccepteerde test om intelligentie te meten is de Turingtest die erop neerkomt dat als een computer iemand kan laten geloven dat hij een mens is, de computer intelligent moet zijn. Vroegere klassieke computerprogramma’s gebaseerd op ‘if-then’-regels benaderen in zekere zin ‘zwakke intelligentie’. In AI is men echter afgestapt van klassieke programma’s op machine learning waarbij een computer getraind en gecoacht wordt door hem gelabelde data te geven. In plaats van een systeem te programmeren zijn het machines die zelf leren op basis van enorme hoeveelheden gegevens waarin het eigenhandig patronen detecteert. De essentie is dat het systeem zelf de logica invult, zonder dat alles op voorhand wordt uitgeschreven. Een derde benadering van machine learning geïnspireerd door de opbouw van neuronen in onze hersenen, zijn neurale netwerken. De doorbraak bestond erin om deze neurale netwerken enorm groot te maken door het aantal lagen en neuronen te vergroten – vandaar de benaming deep learning – en vervolgens enorme hoeveelheden gegevens door het systeem te jagen om het te trainen, zoals een kind. Deep learning wordt steeds vaker naar voren geschoven als dé oplossing voor veel problemen. Het grote competitieve voordeel met AI wordt niet enkel bepaald door de kwaliteit van de algoritmes maar evenzeer door de hoeveelheid en kwaliteit van data om die algoritmes te trainen.

juli 2019  >  25


HET STEMHOKJE

Ondanks de verbazingwekkende ontwikkeling in computerintelligentie zijn er geen aanwijzingen dat computers bewust worden. Wij zijn de meest intelligente diersoort, maar andere dieren hebben evenveel bewustzijn Een grote toekomst voor AI ligt ongetwijfeld in de geneeskunde. We hamsteren gegevens uit medische dossiers en hebben tot op heden weinig gedaan om zinvolle informatie hieruit te destilleren en te vergelijken met gegevens van andere patiënten met eenzelfde pathologie, teneinde de beschikbare kennis hieruit gedestilleerd te verbeteren. Om er nieuwe inzichten uit te putten red je het niet meer met klassieke statistische modellen. AI vormt wel degelijk een grote toegevoegde waarde en vergroot de efficiëntie onder andere in de medische beeldvorming. Het interpreteren en vergelijken van beelden over tijd, pixel per pixel, welke letsels stijgen in volume, welke niet, invloed van de behandeling in een paar seconden tijd tot identificerende indicatoren voor kanker in bloed en tumoren bij MRI-scans. Het doel is minder fouten en betere diagnoses. Tegenwoordig is beeldherkenning door machines die via deep learning zijn getraind, beter dan die van mensen.

EEN ALGORITME HERHAALT DIKWIJLS DE FOUTEN DIE ONZE SAMENLEVING MAAKT AI-systemen zijn op veel gebieden een zegen: zij nemen ons werk uit handen, zijn sneller en efficiënter dan mensen, raken niet vermoeid en hebben geen last van emoties. Maar nemen ze altijd betere beslissingen binnen systemen waarin ethische en maatschappelijke waarden een rol spelen? De computer baseert zich op harde gegevens, vrij van vooroordelen of fouten zou je denken. Maar die data kunnen ontbreken of onbewust ‘gekleurd’ zijn. Niet alleen onze machines hebben het waarden-

26  >  juli 2019

probleem op te lossen; ons waardensysteem wijzigt in de tijd, per continent, per land. Zoveel mensen, zoveel wensen. Mensen baseren hun beslissingen op waardensystemen en die kunnen variëren in functie van het land of het tijdvak. Volgens C. O’Neil leert een algoritme niet uit de fouten die de samenleving maakt, maar herhaalt ze die. Verder kunnen beslissingen geïnfecteerd geraken door fouten in de software. Bij beslissingen waarbij veel op het spel staat is het dus beter om mens en computer samen te laten oordelen en nooit een blind vertrouwen te stellen in AI-systemen. Maar hoe vertel je een computer wat ethiek is? Ethiek is niet te vertalen in enen en nullen. In geneeskunde heeft ethiek een centrale plek en dat ontbreekt vooralsnog in de Tech-wereld, ‘een gesloten cultuur waar hebzucht dikwijls de enige moraal is’. Zelflerende algoritmes zijn dikwijls zo complex en ondoorgrondelijk dat je niet weet hoe systemen tot een beslissing zijn gekomen. De bewerkingen van het neurale netwerk zijn groten-

deels ondoorzichtig, statistisch, ondoorgrondelijk, een oceaan van cijfers verspreid over een enorme reeks van meerdere rekenlagen. Zelfs ontwerpers van lerende algoritmen weten soms niet meer precies waarom een algoritme doet wat het doet. Voor het eerst in de geschiedenis maken mensen iets wat ze zelf niet meer tot in detail begrijpen, het is met andere woorden een zwarte doos.

Tegenwoordig is beeldherkenning door machines die via deep learning zijn getraind, beter dan die van mensen Hoe groter hun invloed, hoe meer recht we hebben op transparantie van hoe men tot een bepaalde beslissing is gekomen om die eventueel ook te kunnen aanvechten. Een instelling of overheid die AI-systemen gebruikt die morele oordelen moeten vellen, die le-

DEGEUS


HET STEMHOKJE

ons. Men biedt alles gratis aan, maar als iets gratis is ben je zelf het product zonder rechten. We geven iets waardevols op: onze identiteit. Het probleem ontstaat pas wanneer bedrijven aan de haal gaan met de informatie die je in feite niet met anderen wilt delen en die vervolgens gebruiken om je gedrag te manipuleren. De meeste gegevens worden momenteel gewonnen door datagiganten uit de Verenigde Staten en China. Deze evolutie leidt tot een soort ‘datakolonialisme’ waarin ruwe informatie gedolven in talrijke landen verwerkt wordt om ze vervolgens te gebruiken om controle uit te oefenen. De analytische kracht die AI los kan laten op onze persoonlijke data geeft ons verrassende inzichten, maar maakt ons ook kwetsbaar. Dat laatste bewees Cambridge Analytica, dat het model van Kosinski (mis)gebruikte om mensen te profileren, en ze vervolgens in een bepaalde richting te duwen en hierdoor medeverantwoordelijk was voor de keuze van de Brexit en Trump.

© Shutterstock

vens aanstuurt, moet dezelfde normen en waarden in acht nemen als wat men eist van haar werknemers. Wie draagt immers de verantwoordelijkheid mocht een besluit je niet bevallen of foutief zijn? Tenslotte zijn veel systemen, ook door de overheid gebruikt, gebouwd door private ondernemingen die hun algoritmes geheim wensen te houden. Moet er een rechtspersoonlijkheid of toezichthouder komen voor AIsystemen naar analogie met de Amerikaanse Food and Drugs Administration (FDA) die nieuwe medicijnen controleert vooraleer die op de markt komen? Er wordt veel geld in de ontwikkeling van AI gestoken, maar te weinig met de risico’s op misbruik. Men zou zich daar rekenschap moeten van geven.

NAAR DATAKAPITALISME & DATAKOLONIALISME Data speelt dus een fundamentele rol in AI. We hebben vandaag meer data en een veel gedetailleerder beeld van de wereld rondom ons dan een decennium geleden. Elke interactie met technologie verzamelt informatie over

DEGEUS

Bij beslissingen waarbij veel op het spel staat is het beter om mens en computer samen te laten oordelen en nooit een blind vertrouwen te stellen in AI-systemen ZONDER PRIVACY IS SAMENLEVEN ONMOGELIJK Wordt privacy ingeruild voor veiligheid? AI maakt gezichtsherkenningstechnologie mogelijk, dus ook massacontrole. Een maatschappij waarin de overheid ieder van ons overal in de gaten zal kunnen houden, mogelijk met inbreuken op onze privacy en toenemende discriminatie. Indien we bewakingstechnologie niet dringend reguleren lopen we met zijn allen het risico dat gezichtsherkenningstechnologie zal leiden tot een situatie zoals beschreven in George Orwells 1984. Het verlies aan privacy is niet inherent aan het internet, maar aan de verdienmodellen. Data vervangen stilaan geld als meest belangrijke asset. Het businessmodel van partijen die het aanbieden

doet bijna de kracht van het internet teniet. Het basisgevecht van deze eeuw dat steeds zichtbaarder wordt is dat je alleen maar kan nadenken over technologie als je een ander begrip krijgt van de economie.

Ethiek is niet te vertalen in enen en nullen EROSIE VAN ONZE DEMOCRATIE? SOCIALE MEDIA, FAKE & DEEPFAKE In een vrije samenleving wordt de wil van het volk gevolgd maar die kan nu meer dan ooit beïnvloed worden via sociale media, die dikwijls een arena lijken. In Ten Arguments For Deleting Your Social Media Accounts beschrijft Lanier dat gebruikers in een ijzeren greep worden gehouden dankzij krachtige algoritmes. Google en Facebook weten dit, maar toch wijzigen ze hun algoritmes niet, en richten hun producten nu ook op kinderen tussen 6 en 12 jaar. Met sociale media zijn we slechts één klik van elkaar verwijderd, maar of we ons echt verbonden voelen is zeer de vraag. Met amper 140 tekens is een andere visie van democratie in opkomst. Bepaalde politici dromen ervan rechtstreeks in contact te treden met de individuele burger en hopen op een bepaald moment zo veel volgers te hebben dat ze de klassieke media minder nodig hebben. Anderzijds is het ook dankzij die sociale media quasi onmogelijk dat een regime mensen uitmoordt zonder dat de wereld erachter komt. Maar er is ook een asymmetrie: negatieve emoties spreken meer mensen aan, zijn krachtiger, gemakkelijker op te roepen en winstgevender dan positieve emoties. In een wetenschappelijk artikel (Science 03/2018) bewijzen Soroush Vosoughi en zijn collega’s dat op Twitter valse verhalen sneller en verder gaan dan echte. Het verspreiden van valse informatie (fake news) via sociale netwerken bleek een aantrekkelijke en efficiënte manier om de aandacht vast te houden. Zij ontdekten dat tweets met onwaarheden significant jonger waren dan correcte berichtgeving. Dit leidt tot de nogal

juli 2019  >  27


HET STEMHOKJE

deprimerende conclusie dat negativiteit en contrasten in menselijke betrekkingen de overhand halen. De grootste onverlaten krijgen de meeste aandacht en weten de grootste roedel aan zich te binden.

Voor het eerst in de geschiedenis maken mensen iets wat ze zelf niet meer tot in detail begrijpen Ten slotte is er Deepfake, een technologie die het mogelijk maakt mensen dingen te laten zeggen en doen die ze nooit gezegd of gedaan hebben. Een tsunami van nepvideo’s komt op ons af en voedt de volgende fase van desinformatie via video. Valse audio- & videobeelden worden gecreëerd door middel van kunstmatige intelligentie via Generative Adversarial Networks (GAN’s). Deze Deepfake technologie ontwikkelt zich zo snel en wordt toegankelijker voor de massa. Technisch wordt het steeds makkelijker om video’s te vervalsen. Wat zijn de gevolgen van deze nieuwe technologie - veel verstuurd door beruchte misinformatiefabrieken (Troll Factories) uit Rusland en Iran - in een wereld waarin vertrouwen in de media en democratie meer en meer aan erosie onderhevig is?

AUTORITEIT VERPLAATST ZICH NAAR FIRMA’S Als je naar de herkomst kijkt van technologieën gaat dit grotendeels om Silicon Valley en Shenzen – de Chinese versie ervan. Silicon Valley gaat uit van het individu waar de technologie en niet het sociale overheerst, het individu dat in staat gesteld wordt om zijn eigen belangen na te streven, waar Tech-entrepreneurs een hyper­ individualistische toekomstvisie uitdragen. We hebben geen staat meer nodig, dankzij de technologie kan het individu zichzelf maximaal ontplooien. China daarentegen evolueert zeer snel van ‘copy- naar innovatiemode’: de staat gaat zorgen dat jij een goed mens bent. En dan is er Europa: steeds minder competitief en richtinggevend, en reeds lang aan het infuus van Silicon Valley. Europa zou voor haar gemeen-

28  >  juli 2019

schap het goede moeten nastreven, het sociale in de technologie zien, niet de verdienmodellen om zoveel mogelijk persoonlijke data te verkopen. Wij hebben op school geleerd te strijden tegen elke vorm van totalitarisme. Het totalitaristisch denken situeert zich vandaag in technologische hoek. Vier bedrijven meten en analyseren continu ons gedrag, en krijgen een steeds grotere rol in onze informatievoorziening. Hun technologische toekomstvisioenen worden nauwelijks ter discussie gesteld. Deze gigabedrijven doen zich toch voor als bedrijven die waarde creëren maar eigenlijk waarde ontnemen aan de samenleving. AI, de kerntechnologie achter hun bedrijfsmodellen, ontdekt patronen en op basis daarvan hun aanbod verbetert. Met hun financiële overmacht veroveren deze agressieve spelers nieuwe markten en grazen de wereld kaal. Wat wij vergeten is dat deze platformen er alleen maar gekomen zijn dankzij enorme overheidsinvesteringen die onder andere internet en GPS mogelijk hebben gemaakt, terwijl de opbrengsten vooral bij de grote bedrijven komen. Google verdient massa’s geld met de informatie die we hen zelf bezorgen. Met onze zoekopdrachten biechten we dingen aan Google op die we nooit zouden delen met derden. Google weet, vóór iemand anders het weet, wat je van plan bent te gaan doen. Het motto van Facebook: ‘Move fast and break things’. Een derde van de wereldbevolking heeft een Facebook­ account waardoor het bedrijf waarschijnlijk meer over ons weet dan welke organisatie in de geschiedenis ook. Het succes van Amazon is even simpel als meedogenloos: ‘veel verlies maken om snel te groeien. Hoe groter je bent, hoe meer je je leveranciers kunt uitknijpen’, en gebouwd op het werk van de bijna 600.000 onderbetaalde en overwerkte werknemers. Ze eist bij bedrijfsinplantingen enorme belastingvoordelen. Ten slotte is er Apple met hoge winstmarges, de grootste belastingontduiker in de geschiedenis van de VS.

Een instelling of overheid die AI-systemen gebruikt die morele oordelen moeten vellen, die levens aanstuurt, moet dezelfde normen en waarden in acht nemen als wat men eist van haar werknemers We moeten waakzaam blijven voor de enorme macht die van deze vier uitgaan en nefast is voor de economie en onze democratie. Deze bedrijven doen aan belastingontduiking, maken inbreuk op onze privacy en vernietigen banen om hun winst te verhogen. Hun agressieve tactieken worden soms afgewisseld door acties die een humane inslag lijken te hebben. Facebook en Google willen het internet naar de meest afgelegen streken op aarde brengen met drones en ballonnen, of willen ze gewoon nog meer klanten? Ze mogen technisch onderlegd zijn, ze hebben vaak geen oog voor sociale en ethische kwesties. Hoe meer tijd we met hen doorbrengen, hoe meer gegevens ze over ons kunnen verzamelen. Hoe meer inzichten ze gebruiken, hoe beter ze de beste ideeën spotten en beginnende rivalen opkopen. Hoe hoger hun onevenredig hoge bedrijfswinsten, hoe meer ze de slimste breinen aantrekken door hogere lonen uit te betalen. Op deze wijze dringen deze bedrijven, middels de informatiemacht die ze bezitten, andere sectoren relatief snel binnen en schudden ze de traditionele industrieën helemaal door elkaar. Dat is problematisch voor Europa en voor die firma’s die minder ‘datakapitalistisch’ zijn.

We geven iets waardevols op: onze identiteit AI KAN EEN ‘GLOBALE NUTTELOZE KLASSE’ CREËREN Ons gevoel van waardigheid en identiteit ontlenen we aan onze arbeid als kostwinner. Dat vorige automatiseringsgolven eerst hebben geleid tot ba-

DEGEUS


HET STEMHOKJE

nenverlies en sociale onrusten en vervolgens resulteerden in nieuwe banen en verhoogde levensstandaard is geen garantie aan de vooravond van deze vierde industriële revolutie dat dit weer zal gebeuren. Als mens kunnen we heel goed voorspellen wat verdwijnt maar niet wat er zich nieuw aandient. De verdeeldheid is groot en het blijft een discussiepunt of er genoeg nieuwe jobs zullen gecreëerd worden die bestaande jobs vervangen. Het is de eerste keer in de geschiedenis dat wij geen weet hebben hoe de jobmarkt er zal uitzien binnen 10-15 jaar. Dit is een mondiaal probleem. Nieuwe banen met jobprofielen die vooral doelen op creativiteit en flexibiliteit liggen in het verschiet, maar wat zal de impact zijn op het geestelijke evenwicht van mensen als die herhaaldelijk van job moeten wisselen? Een grote verantwoordelijkheid komt te liggen bij het onderwijs, nog geworteld in de industriële revolutie van een job voor het leven.

Deze evolutie leidt tot een soort ‘datakolonialisme’ waarin ruwe informatie gedolven in talrijke landen verwerkt wordt om ze vervolgens te gebruiken om controle uit te oefenen We evolueren ook naar een ‘klik-enkluseconomie’ – het verhaal achter Uber en Deliveroo. Iedereen wordt mini-zelfstandige of een eenmans­ onderneming zonder sociale zekerheid, zonder rechten ten overstaan van deze internetbedrijven. Die arbeidsrechten, waarvoor veel mensen hebben gestreden, wil Uber & Co afnemen. Ook hier was het de overheid die de basisinfrastructuur heeft gefinancierd, maar opnieuw onttrekken internetondernemingen waarde zonder waarde terug te geven. Meer nog: de overheid, de Europese Commissie financiert startups en als ze succesvol zijn, worden ze opgekocht door Google, Facebook, enzovoort. In dit technokapitalisme werkt democratie niet voor een deel van de bevolking. De band tussen ar-

DEGEUS

beid en sociale vooruitgang wordt verbroken en daarmee ook de belofte dat kinderen het ooit beter gaan hebben dan hun ouders. Het wordt een winnertakes-it-all-economie waarin een kleine minderheid zich buitenproportioneel verrijkt, welvaart en macht verzamelt, terwijl de rest van de maatschappij moet knokken om te overleven.

OORLOG OP AFSTAND: BLOEDDORSTIG & INTIEM Robotica en AI dringen dringen alsmaar dieper ons leven binnen. Robots, complementair aan de mens worden nooit moe, stijgen uit boven menselijke prestaties en kunnen mensen fysiek ondersteunen, denken we bijvoorbeeld aan exoskelleten een soort draagbare robotpakken. Er stellen zich vragen op gebied van aansprakelijkheid, wie is verantwoordelijk: fabrikant of gebruiker? Ik verwijs tevens naar Bill Gates in zijn ‘taxing the robots’. Ook autonome wapens doen hun intrede op het slagveld. Militaire investeringen in autonome AI-technologie werden aanzienlijk verhoogd. De vraag is niet meer of, maar wanneer deze autonome wapens hun intrede doen op het slagveld. De vrees aan het begin van een nieuwe wereldwijde wapenwedloop te staan met AI gestuurde autonome straaljagers (Boeing), tanks, onderzeeduikboten, killer robots … is reëel. Wapensystemen die doelen kunnen selecteren en aanvallen zonder betekenisvolle menselijke controle of beperkingen. Onbemande drones bediend op duizenden kilometers afstand door krijgers achter hun bureau, leven in twee werelden: tijdens werktijd op kantoor doodt hij op basis van live computerbeelden vijanden, maar voor het avondeten schuift hij aan bij zijn gezin. De grens om te doden komt op deze manier lager te liggen, grensverlaging die kan leiden tot grensvervaging. Voorstanders beweren dat menselijke soldaten een zeer hoog economisch en politiek prijskaartje dragen terwijl robots op het slagveld beter zullen presteren en burgers buiten de vuurlijn kunnen houden. In 2012 kreeg de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede. Vandaag maakt diezelfde Europese Commissie een miljardenpot aan

subsidies vrij voor het onderzoek en ontwikkeling van gewapende drones en autonome wapens.

Indien we bewakingstechnologie niet dringend reguleren lopen we met zijn allen het risico dat gezichtsherkenningstechnologie zal leiden tot een situatie zoals beschreven in George Orwells 1984 IK DENK VOORAL AAN MIJN KLEINKINDEREN Innovatie moet gestuurd worden, maar heeft een beleid nodig. Laat ons hopen dat de overheid de kracht vindt een visie op de toekomst te stellen. Maar politici lijken weinig beslagen, soms naïef, om de enorme macht van die firma’s in te dammen. Een aantal landen hebben een zogeheten toekomstinstituut om zich voor te bereiden op toekomstige uitdagingen. Zit de modale burger nog op de digitale trein? Ik denk vooral aan mijn kleinkinderen. Hoe gaan wij hen voorbereiden op zo’n veranderende wereld? Hoe kan je iemand op iets voorbereiden waarvan je zelf niet weet hoe ze eruit gaat zien? Er is nooit een betere tijd geweest om uitzonderlijk te zijn, en een slechtere om gemiddeld te zijn. Onderwijs wordt fundamenteel, maar besef dat wie zwak onderwijs zaait, ongelijkheid oogst. Alles draait rond data en de gedachte indien we alles in data vervatten dit het hoogste goed is, op gevaar de realiteit over de echte wereld te verliezen. Aldus word ik steeds minder een zelfstandig individu en steeds meer een verzameling data die gemanipuleerd en opgehitst kan worden. Ik ben geen subject, ik ben een object en de prooi. Dit is geen droom van gelijkheid, het is de nachtmerrie van de totale bewaking met inperking van onze vrijheid aldus wijsheid. Uiteindelijk leven wij in een wereld waarin alles gezien en alles gemeten wordt, geen droom van verbondenheid.

juli 2019  >  29


MENSELIJK

Baby’s als ambassadeurs van empathie Verschillen lijken onze samenleving te domineren. De recente verkiezingsuitslag bevestigt dit. Mensen die kozen voor extreemrechts ervaren andere levensbeschouwingen en culturele tradities als bedreigend. De overige 82% van de kiezers hamert op het verschil met extreemrechts. Bij die toenemende polarisatie wordt het moeilijk om elkaars menselijkheid te erkennen, om doorheen verschillen te ervaren dat mensen dezelfde dromen en behoeften delen. Aurélie Van de Peer

Het besef dat je raakvlakken hebt met de ander vereist empathie of het vermogen mee te voelen met de emoties van anderen, je in te leven in hun gedachten en hier gepast op te reageren. Laat onderzoekers net daar aan de alarmbel trekken. Zo schatten Amerikaanse jongeren zichzelf in als minder empathisch en narcistischer dan vorige generaties.

EMPATHIE OP SCHOOL Waar een empathietekort ons maatschappelijk bracht tot een nieuwe Zwarte Zondag, leidt gebrekkige empathie op het schoolplein ertoe dat 19% van de Belgische leerlingen zegt maandelijks meerdere keren gepest te worden (OESO-rapport How much of a problem is bullying at school?). Elke ouder, opvoeder en leerkracht kent de kwetsuren van pestgedrag. Het raakt kinderen in de fundamenteel menselijke behoeften van inclusie en verbinding. Bovendien ontnemen pesters anderen en zichzelf de kans om in de toekomst beter samen te leven

30  >  juli 2019

op school. Want net als rekenen en schrijven vraagt empathie vele oefenkansen. Een kind dat als slachtoffer uit de groep gestoten wordt of als pester nooit zijn eigen kwetsbaarheden deelt, mist kansen om de empathiespier te trainen.

Het besef dat je raakvlakken hebt met de ander vereist empathie of het vermogen mee te voelen met de emoties van anderen. Laat onderzoekers net daar aan de alarmbel trekken Hoe doorbreek je die vicieuze cirkel? Hoe voorkom je dat kinderen uitgroeien tot volwassenen die de wereld zien als een schoolplein met pesters, slachtoffers en omstaanders, waarbij de enige hoop van slachtoffers is om ooit in een andere rol te zitten? Psychologe Tirza Van Noorden on-

derzocht de effectiviteit van antipestprogramma’s op school. De meeste daarvan focussen op het cognitieve luik van empathie, door pesters het perspectief te laten innemen van het slachtoffer. Maar pesters missen net affectieve empathie, zegt Van Noorden. Zij voelen de pijn van hun slachtoffer niet. Een effectief beleid moet dus affectief zijn. In haar boek De kleine filosoof schrijft neuropsychologe Alison Gopnik dat ‘de terugkeer naar de intieme empathie van de kindertijd – dat onmiddellijke besef hoe andere mensen zich voelen – de meest succesvolle manier [kan] zijn om het gedrag van mensen te veranderen.’ Als je dit inzicht verbindt aan de aanpak van pesten op school, begrijp je hoe een schoolprogramma dat een kwetsbare baby in de klas brengt het tij doet keren bij antisociaal gedrag. Ontmoet Roots of Empathy.

19% van de Belgische leerlingen zegt

DEGEUS


MENSELIJK

Roots of Empathy is een internationaal lesprogramma gebouwd op het eenvoudige maar revolutionaire idee om kinderen te laten oefenen met empathie door ze veelvuldig in contact te brengen met een klasbaby

Het programma maakt van de baby een leerkracht © Roots of Empathy

maandelijks meerdere keren gepest te worden BABY’S KEREN HET TIJ Op de digitale kanalen van de Roots of Empathy-organisatie vind je vele filmpjes waarin schattige baby’s in de armen van hun ouders rondgedragen worden tijdens een kringmoment. In Rotterdam, waar het programma sinds 2017 loopt, geeft baby Mink het beste van zichzelf tijdens het welkomstlied. Mink begroet elke leerling. De kinderen maken oogcontact, sommige lachen. Baby Mink wordt met spartelende beentjes op het groene deken gelegd. De les begint. Roots of Empathy is een internationaal lesprogramma gebouwd op het eenvoudige maar revolutionaire idee om kinderen te laten oefenen met empathie door ze veelvuldig in contact te brengen met een klasbaby. Het werd opgericht door de Canadese sociale entrepeneur en voormalige kleuterjuf Mary Gordon. Het programma maakt van de baby een leerkracht, schrijft

DEGEUS

Gordon in Roots of Empathy: Changing the World Child by Child, omdat de liefde van baby’s grenzeloos is. Zij zijn nog blind voor maatschappelijke waardeoordelen.

Net als rekenen en schrijven vraagt empathie vele oefenkansen In een gesprek dat ik voerde met ­Gordon vertelt ze dat Roots of Empathy niet alleen draait om de baby. ‘Ik breng de hechtingsrelatie tussen ouder en kind naar scholen en laat kinderen deze relatie van dichtbij observeren. In combinatie met bezoekjes van de instructeur, waarin de kinderen alle aspecten van de ontwikkeling van de baby bespreken in relatie tot hechting, levert het hen een diep begrip op van hoe een liefdevolle relatie eruitziet. Inzicht in de emoties en emotionele signalen van de baby zet hen aan om op ontdekking te gaan in hun eigen emotionele belevingswereld en die van hun klasgenootjes’, zegt Gordon.

Roots of Empathy is een gestandaardiseerd onderwijsprogramma, wat inhoudt dat het curriculum hetzelfde is in elk van de dertien landen waar het momenteel loopt. Onder begeleiding van een getrainde instructeur brengen de baby en zijn ouder(s) gedurende één schooljaar negen bezoekjes aan de klas, steeds gevolgd door een voor- en nabezoek van de instructeur. Tijdens die momenten werken de kinderen rond de ontwikkeling van de baby, via opdrachten die kennis en socio-emotionele vaardigheden bijbrengen. De leeftijdsgerichte curricula (van 5 tot 13 jaar) besteden aandacht aan verscheidene pijlers, van een bespreking van de verschillende temperamenten bij baby’s tot een inleiding in neurowetenschap, waarbij de kinderen leren dat het babybrein zich ten volle ontwikkelt door liefde. Roots of Empathy zet in op zowel taal- als rekenvaardigheden. Zo vindt ­Gordon kinderliteratuur uitermate belangrijk om empathie te ontwikkelen. Ze wil dat Roots of Empathy zoveel mogelijk leerdoelen van het basisonderwijs integreert omdat ‘ik leerkrachten wil kunnen garanderen dat deelname een goede investering is van hun lestijd. Vandaar dat ik er alles aan heb gedaan om het programma te laten groeien samen met wetenschappers die de effectiviteit ervan bestuderen.’

De liefde van baby’s is grenzeloos. Zij zijn nog blind voor maatschappelijke waardeoordelen

juli 2019  >  31


MENSELIJK

Roots of Empathy werd opgericht door de Canadese sociale entrepeneur en voormalige kleuterjuf Mary Gordon © Roots of Empathy

TOT TRANEN GEROERD Gordon vertelt over haar ontmoeting met een van de grondleggers van de hechtingstheorie in de psychologie, Allan Schore. ‘Tijdens mijn lezing zat Schore op de eerste rij. Hij huilde. Toen ik zijn echtgenote nadien vroeg wat er mis was, zei ze ‘integendeel, alles voelde juist. Hij huilde omdat jij zijn levenswerk hebt geoperationaliseerd.’ Sinds die dag is Schore een van de pleitbezorgers van Roots of Empathy. Als je zo’n wereldvermaarde psycholoog en enkele gelauwerde neurowetenschappers tot je adviesraad kan rekenen, is de toegang tot het wetenschappelijke veld verzekerd. Sindsdien gaat het hard met het onderzoek naar Roots of Empathy. Zo toonde een meta-analyse van alle studies aan dat leerlingen in klassen die het programma doorliepen meer pro-sociaal en minder agressief gedrag vertonen. Pesten neemt af.

Wil België dat de toekomstige generatie volwassenen de medemens met vertrouwen benadert, dan is empathie de saus en roert onderwijs mee in de pot HOOP Volgens Gordon werkt Roots of Empathy met een pedagogie van hoop. Vorige week vertelde een kind haar nog: ‘Niemand lachte vroeger naar mij in de klas, nu heb ik vriendjes, iedereen speelt met elkaar en ik heb ‘s ochtends geen buikpijn als ik naar school ga.’ Als leerkracht word ook ik geconfronteerd met de gevolgen van empathiegebrek. De dag na de verkiezingen barstte een leerlinge van Marokkaanse origine in tranen uit toen ik haar vroeg naar de beleving van haar eerste keer naar de stembus. Hoop las ik niet in haar ogen. Kinderen zijn de burgers, ouders en

32  >  juli 2019

kiezers van morgen. Wil België dat de toekomstige generatie volwassenen de medemens met vertrouwen benadert, dan is empathie de saus en roert onderwijs mee in de pot. Roots of Empathy laat kinderen elkaar beschouwen als mensen met gedeelde ervaringen, die de menselijkheid van anderen erkennen in plaats van enkel huidskleur, socio-economische achtergrond en levensbeschouwing te zien. Als wij dit empathie-idee kunnen uitbreiden naar nog meer kinderen in meer culturen, kunnen wij de cirkel van polarisatie en ontmenselijking stoppen.’ Mary Gordon en Roots of Empathy zijn welkom in België.

Meer lezen? In juni publiceerde Charlie Magazine twee interviews met Mary Gordon. Over de auteur: Leerkracht gedragswetenschappen, journalist voor Charlie Magazine en verbonden aan UGent & ArtEZ University of the Arts (Arnhem)

DEGEUS


COLUMN

Baffen Willem de Zwijger

Trouwe lezers van De Geus: ook dit jaar hielden wij (uw redactieploeg) in volle lente ons traditioneel nieuwjaarssouper. Vroeger heette dat ‘gezellig samenzijn’, nu is dat ‘teambuilding’. Bij het apéritif maison nam de hoofdredacteur het woord om ons te bejubelen: ‘De redactieraad is een echte think tank geworden, het niveau stijgt van jaar tot jaar, we verheugen ons in een steeds jonger en uitgebreider team.’ Als enige senior in het gezelschap maak je je dan zo klein mogelijk. Maar het is exact, tijdens zo’n werklunch haalt ieder het beste uit zichzelf naar boven. De gespreksthema’s gaan, bijvoorbeeld, over vrijzinnig humanisme in tijden van globale opwarming, over hoe Tobias Leenaert het veganisme aan de man brengt, over Ulrich Libbrecht als bricolerend filosoof, of, eenvoudiger: waarom trivialiteit in de logica het best wordt uitgedrukt in de formule ðxðx (x = y # Þ y ß ÷ x ß÷) < € x = € y > A(x) {df x : ef y} B(x). Na het opdienen van de Ierse rundvleestartaar met sesamolie, gerookte haringparels, emulsie van Colatura di Alici di Cetara, en onder het toenemend genot van gul geschonken wijnen, hield een nog jong redactielid een pleidooi voor polyamorie. Hij beklemtoonde dat het openstaan voor het gelijktijdig hebben van meer dan één liefdesrelatie volkomen acceptabel is op voorwaarde dat het om consensuele, ethische en verantwoordelijke non-monogamie gaat. Zou dat geen mooi themanummer zijn? Toen kwam de rode poon met vadouvan, schelpdieren en zeemes met hazelnootolie. Nieuwe flessen veelbelovende wijn rukten aan. Een andere spreker kwam aan het woord (beste lezer, ik noem géén namen, dat zou tegen alle deontologische codes indruisen). Hij wees vooral op de praktische problemen van polyamoreus gedrag: hoe kan je dat managen? De agenda zit nu al overvol. En toen, bij het opdienen van de krokante kalfszwezeriken en gestoomde kreeft met verse morieljes, Mechelse asperges en tuinbonen, viel plots het woord ‘baffen’. Er viel een kleine stilte. Het redactielid keek triomfantelijk rond. ‘Kent niemand het begrip baffen?’ Niet dus. Welnu, baffen is het stimuleren van de anus met de tong. Nu kwamen de tongen los: beffen kende iedereen, baffen was een ander paar mouwen. Ik kan er mij wel iets bij voorstellen, maar zie dit toch eerder als iets dat bij een blind date komt kijken. ‘Je mag toch niet bang zijn voor gezichtsverlies als je zomaar in de anus van een partner duikt’, opperde ik. Gegniffel. De ober kondigde de Duivenborst van Enéour aan: gekruide duivenbout gevuld met marjolein en salie, verse erwtjes en paarse artisjok à la barigoule. Een vrouwelijk redactielid pareerde de eerste spreker: eigenlijk is baffen voor begin-

DEGEUS

Afbeelding van het schilderij 'In Weelde Siet Toe' uit 1663, geschilderd door de Nederlander Jan Steen, te zien in het Kunsthistorisches Museum, Wenen.

ners, de echte kenners gaan voor rimmen. Pardon? Dat is baffen voor gevorderden: je duwt je tong in de anus van je partner en maakt er rondjes mee. Omdat de spanning wat steeg, kwam een iets ouder redactielid met de vraag of iemand wist wat boffen was? ‘Boffen is ontsnapt zijn aan baffen’ klonk het. De hoofdredacteur begon ongemakkelijk op zijn stoel te schuiven, tenslotte worden we gesubsidieerd om het niveau van ons magazine op het hoogste peil te houden. Er volgde dan ook enige opluchting toen een redactielid met linguïstieke achtergrond wees op ons rijk taalgebruik: beffen, bafte, geboft … Het gezelschap kwam tenslotte tot een conclusie: baffen leek een zoveelste grapje van God, als deze dan toch zou bestaan. Iemand merkte nog op dat Goeleke Liedens, die als sinds mensenheugnis aan de seksuele weg van de modale Vlaming timmert, nog nooit deze terminologie hanteerde. Uiteindelijk werd, vrij unaniem, besloten om rond het baffen een dossier samen te stellen. Kende iemand een proctoloog voor een interview? Of zou een seksuoloog volstaan? Moeten we daar niet eerder een psychoanalyticus bij betrekken? Neen, dat is al lang geen wetenschap meer. Dan maar een filosoof? Onnodig te zeggen dat de gemoederen al behoorlijk verhit waren toen het dessert eraan kwam (aardbeiencrème, ganache met viooltjes, meringue van yoghurt met limoen en lichte pistache mousse met amandelmelk). Bij de pousse-café werd plots geïnformeerd naar mijn volgende column. Had ik al een thema? Het enthousiasme waarmee ik bevestigend antwoordde, leidde tot argwaan. ‘Je gaat het toch niet hebben over onze bijeenkomst, Willem? En, overigens, eigenlijk ben jij toch geen echt redactielid?’ Ik zei het niet, maar ik dacht: klopt, niet echt, wel een redactielid honoris causa. Iedereen verliet blijgemoed de Comme chez soi, sommigen ongetwijfeld met het voornemen om de partner bij thuiskomst te overtuigen om – al dan niet samen – een partijtje te baffen. Uw dienaar sloop naar zijn werkkamer, rolde een blanco vel papier in de schrijfmachine en tikte zonder aarzelen de titel van zijn nieuwste column in: BAFFEN.

juli 2019  >  33


CULTUUR

Peter Beyls DE COMPUTER ALS ALTER EGO Peter Beyls (°1950) is een in Gent belande Kortrijkzaan die kunst en wetenschap met elkaar verbindt. Als pionier sinds 1974 in de computerkunst, creëert hij beelden in combinatie met klanken door het opstellen van computerprogramma’s. Hoewel hij zeer graag onder een boom in zijn Gentse tuin schetsen maakt, verbleef hij in verschillende periodes internationaal om onderzoek te doen en te doceren. Nu stelt hij tentoon in de Verbeke Foundation in Stekene, een niet-gesubsidieerd privémuseum van collectioneur Geert Verbeke, half in openlucht. Foundation klinkt wel statig, maar de kunst die er getoond wordt, heeft niet echt een ‘stichtend fundament’. Misschien zou ‘reservaat’ een beter woord zijn. Een plek waar kunstenaars kunnen experimenteren en dingen doen die nergens elders kunnen, een ‘Reservaat van het Wilde Denken’. In de culinaire taal zou men zeggen: ça vaut le détour! Willem Elias

Wanneer men met Peter Beyls praat over zijn kunstenaarschap, botst men snel op een dubbelzinnigheid, namelijk dat het zijn streefdoel is de computer te vriend te houden, eerder dan hem als een machine te beschouwen. Zijn belichaamd mens-zijn blijft als subjectiviteit de overhand houden op de technologische objectiviteit. Vandaar dat hij zijn kennis van de wetenschappelijke basis van de computertechnologie niet tot in het oneindige wil uitbreiden als een kennis om de kennis, maar zich richt tot enerzijds de filosofische levensvragen en anderzijds inspiratie vindt in kunst die met de hand gemaakt wordt.

Een kenmerk van het werk van Beyls is dat er geen einde aan lijkt te komen Een eerste kenmerk van het werk van Beyls is dat er geen einde aan lijkt te komen. Deze gedachte van ‘er komt geen einde aan’ heeft hier niet de bijbetekenis van verveling. Het verwijst naar de filosofische verwondering over de eindigheid en oneindigheid en de grote vraag naar het verschil tussen beide én over het niemandsland waar het ene in het andere overgaat. Dit is zeer typisch voor zijn soort kunst. De eindigheid is immers het hoofdkenmerk van de klassieke kunst: het werk is af. Het werk is gemaakt door een ‘ik’, een auteur. Dat een kunstwerk ‘dit’ geworden is, betekent tevens dat het alle mogelijke ‘datten’ niet geworden is. Het ‘unieke’ is de waarde van dat soort kunst. Zelfs in die mate dat het nieuwe criterium van het schone van de troon gestoten heeft. De aanvoerder van de stoottroepen was Marcel Duchamp. Hij lachte met zijn naarstige voorgangers en tijdgenoten die

34  >  juli 2019

hun handen nog wilden vuil maken aan verf en terpentijn. Hij noemde hen ‘Bête comme un peintre’. Kunst moet aanzetten tot nadenken over de dingen. Ons doen nadenken zonder gevestigde moraal. Kunst moet ons op het verkeerde been zetten. Wie het unieke, dit en dus niet dat, van het object als een belangrijke waarde vooronderstelt, zoals in een groot deel van de kunst het geval is, gaat er ook vanuit dat het subject van de creatie uitzonderlijke kwaliteiten heeft die verscholen zitten in zijn ‘zelf’. De authenticiteit, als de verheerlijking van de kunstenaar die zich toont in het bijzonder unieke van een zelfgemaakt object, was niet alleen de wijze waarop de tot genie verklaarde moderne kunstenaar zichzelf concipieerde. Het werd ook door filosofen ondersteund. Walter Benjamin maakte zich vooral zorgen over de film als nieuwe kunst. Hij betreurde dat de aan de religie ontleende ‘aura’ van het beeld zou verdwijnen, waardoor ook de artistieke beleving niet meer was wat ze zou moeten zijn: ‘… de eenmalige verschijning van een verte, hoe nabij ze ook is’. Bij Benjamin ging het over het gevaar van de machinale massaproductie vanuit een kapitalistisch consumptiedenken. Het machinaal-technische was verdacht. Hij heeft het niet mogen meemaken, maar het idee alleen al dat, in een toen voor hem nog futuristische ontwikkeling, kunst door een computer zou gemaakt worden, had hem met afgrijzen vervuld. De vrij recente vraag of een robot kunst kan maken, met inmenging van de mens die niet verder gaat dan deze van de vader die een kunstenaar verwekt heeft, had hem doen besluiten dat hij er niet alleen goed aan gedaan heeft zijn zelfdodingspil te slikken om niet in handen te vallen van de nazi’s, maar ook omdat hij in zo’n technologi-

DEGEUS


CULTUUR

sche wereld niet wilde leven. Het zijn niet alleen wat Umberto Eco de ‘doemdenkers, de apocalyptici’ genoemd heeft, die de uniek-authentieke relatie als basis voor de kunstervaring geponeerd hebben. Ook de oude ontologie, die de ‘wat is?’ vraag centraal stelde als filosofische bezigheid, doet dat. Ze vertrekt van de overtuiging dat er voor dat ‘zijn’ ook een onderliggend fundament moet zijn, een ‘substantie’, die bepaalt wat ‘is’. Het kunstwerk verkrijgt zijn specificiteit door de uitdrukking van iets dat in de kunstenaar zit. Kunst creëren is dan als het uitknijpen van een tube waarin de creatieve ziel huist.

Kunst moet aanzetten tot nadenken over de dingen. Ons doen nadenken zonder gevestigde moraal Het is Nietzsche die als eerste deze dans ontsprongen is, door de waarheidsbetrachting te ondermijnen. De interpretaties komen eigenlijk los van de feiten vanuit verschillende invalshoeken. Zijn navolgers, de (post-)structuralisten, zoeken de betekenis niet meer ‘in’ het object, maar ‘er rond’. ‘In’ de ‘Fontein’ van Duchamp valt enkel te plassen, ‘er rond’ heeft zich een nieuwe kijk op kunst ontwikkeld. Ook de linguïsten leverenden hun bijdrage aan de wissel van de kijk. Charles Sanders Peirce (1839-1914) in Amerika en Ferdinand de Saussure (1857-1913) in Europa, gevolgd door taalwetenschappers als Roman Jakobson (1896-1982) en Noam Chomsky (1928). Jakobson bestudeerde, samen met Claude Lévi-Strauss, het gedicht Les Chats van Charles Baudelaire. Dat deed zowel de linguïst als de etnoloog, vanuit het kijken naar de structuur van het gedicht. De elementen en de relaties ertussen produceerden zelf betekenis, los van wat de boodschap van de dichter zou kunnen geweest zijn. Een dichter is voor alles een klankspecialist, eerder dan een gevoelige ziel. De schilder is een kleur- en een vormdeskundige, die structuren kan genereren.

Kunst creëren is als het uitknijpen van een tube waarin de creatieve ziel huist OMTRENT PETER BEYLS De computerkunst heeft de opvatting over het maken van kunst gewijzigd. Ze beslist niet over een vorm of kleur, maar speelt met de mogelijkheden die kleuren bezitten om betekenissen tot uitdrukking te brengen. Het woord ‘uitdrukking’ zegt al voldoende, dat gebeurt door een mens met de subjectiviteit als waarde. Van een computer moet men op dit vlak niet veel verwachten. Tenzij misschien een staalkaart van die mogelijke kleurexpressies. Daarin kan geen mens die machine overtreffen. Variaties weergeven lijkt me de hoofdkwaliteit van de computer. Door subjectiviteit te verbinden met haar alternatieven, wordt ze ‘geobjectiveerd’. ‘Objectieve kunst’ is niet voor niets synoniem van ‘computerkunst’. Hier

DEGEUS

© Tineke Schuurmans, Verbeke Foundation

juli 2019  >  35


CULTUUR

Daarnaast speelt hij met algoritmen. Het is boeiend om te zien hoe de technologie geëvolueerd is van medium om de externe wereld te beheersen, naar een ondersteuning van de innerlijke wereld (zie in deze Geus het artikel van Rudi Van de Velde). Iets dat ons helpt tellen, formuleren, opzoeken, onthouden, is zeer intiem, want het behoort tot onze innerlijke wereld. Vandaag gaan computers in grote mate mee ons eigen leven bepalen. Als vrienden gaan we ermee praten. Deze machine is een soort ‘alter ego‘ geworden, wat precies de definitie is van ‘vriend‘ volgens Aristoteles. Hij krijgt zowaar zelfs een aantal taken toevertrouwd die behoren tot deze van de levenspartner. Hij regelt ons geheugen en ondersteunt ons denken. Hij vertelt ons hoe het met onze gezondheid staat, daarenboven met kennis van zaken. Ik begrijp best waarom Peter Beyls hem als een soort ‘co-creator‘ beschouwt om kunst te maken, als een collega en niet als een technisch tuig, een elektronisch potlood buiten zijn lijf.

De computerkunst heeft de opvatting over het maken van kunst gewijzigd. Ze beslist niet over een vorm of kleur, maar speelt met de mogelijkheden die kleuren bezitten om betekenissen tot uitdrukking te brengen

Peter Beyls in zijn atelier © Gerbrich Reynaert

precies zit de dubbelzinnigheid van de activiteit van Peter Beyls. Het ‘objectieve’ behoort tot het domein van de wetenschappen, en dan nog maar in een deel ervan, deze die men het adjectief ‘exact’ toebedeeld heeft. ‘Objectief’ verbonden aan de kunst kan hoogstens metaforisch bedoeld zijn. Beyls is ook een wetenschapper, een onderzoeker met doctoraat. Het moet dus niet eenvoudig zijn om tussen S­ kylla en ­Charybdis te schipperen. Sneller dan tellen pleegt hij voorop te stellen dat zijn werk niet gebaseerd is op wiskunde of logica, maar op intuïtie en metaforen. Die evenwichtsoefening tussen wetenschap en kunst is voor Peter Beyls zelfs geen zaak van koorddansen, wel een keuze gebaseerd op hoe hij zich voelt. Die wetenschappelijke attitude is bij hem, zoals dat is bij een schrijnwerker. Hij weet hoe wetenschap moet uitgevoerd worden, maar voelt zich kunstenaar. Dat hij geopteerd heeft voor de informatica als artistiek medium doet daar niet veel toe. Hij had ook de tekeningen enkel met de hand kunnen uitvoeren. Iets wat hij samen met het ‘programmeren’ is blijven doen. Het is zijn manier van denken, even noodzakelijk als ademen en het kloppen van zijn hart.

36  >  juli 2019

De machine is wel zeer dicht in het ‘privé’ geraakt. Als vriend, met een eigen A.I., helpt hij creëren op zeer persoonlijke wijze. De ontwerper maakt zijn programma met stuurmogelijkheden zodat er een eindige reeks kunstwerken gerealiseerd worden met alle mogelijke variaties. Dit is er zo nieuw aan: in tegenstelling tot de ‘oude’ kunst, waar het ‘unieke’ de kwaliteit is, is nu de variatie interessant. Beyls schrijft zo gemiddeld twee programma’s per jaar en maakt daar reeksen variaties van. Dit algoritmisch denken in de kunst was nieuw. Niet voor niets was de naam van de organisatie die zowat de eerste tentoonstelling met computerkunst in 1968 georganiseerd heeft: Nouvelle Tendance.

Zijn werk is niet gebaseerd op wiskunde of logica, maar op intuïtie en metaforen Met dit soort kunst worden twee filosofische concepten belangrijk: het contingente en de serendipiteit. Deze maken ook dat als tak in de conceptuele kunst, deze manier van creëren, haar wortels heeft in het surrealisme. Het is een wijze van het ‘andere denken’.

CONTINGENTIE ‘Contingentie‘ betekent dat iets niet noodzakelijk is, maar evenmin toevallig. Het is zo, maar had ook anders kunnen zijn. Spinoza formuleerde het als volgt: ‘Bijzondere dingen noem ik ‘contingent’ (gebeurlijk) voor zover wij, uitsluitend lettend op hun wezen, niets vinden dat hun bestaan noodzakelijk stelt, noch het noodzakelijk uitsluit.’ (Ethica, Deel IV, def.3). Dit is de basis van het vrije denken en van elke

DEGEUS


CULTUUR OVER DE VERBEKE FOUNDATION

vorm van antidogmatisme of in de kunst anti-academisme. Het alternatief wordt hier zeer belangrijk. De identiteit is de waarde die gehecht wordt aan hetzelfde zelf dat zichzelf niet genoeg kan zijn en verschilt van al het andere. Al bij al vrij simplistisch als eigenheid: de kern, de pit, de noot, de ziel in zijn oude betekenis, kortom allemaal nogal essentialistische pogingen om de diversiteit op één aspect vast te pinnen.

Iets dat ons helpt tellen, formuleren, opzoeken, onthouden, is zeer intiem, want het behoort tot onze innerlijke wereld Veel rijker is een identiteit die opgebouwd is uit alternatieven, de som van wat is en wat zou kunnen zijn, samengesteld uit het zijn en de verandering ervan. In zijn boek Simple Thoughts‚ wijst Peter Beyls op het belang van de dynamiek tussen de alternatieven. Die dynamiek kan inderdaad conflictueus zijn. Beyls baseert zich hiervoor op de conflictpsychologie, maar reeds Heraclitus stelde dat de oorlog de vader is van alles, dus ook de oorsprong van de creativiteit. Alternatieven moeten iets delen met de identiteit, willen ze verrijkend zijn. Alle mogelijke reizen die een reisbureau aanbiedt zijn alternatieven. Ze zeggen iets over de identiteit van de touroperator. Thuisblijven is geen alternatief. Hetzelfde geldt voor een computerprogramma dat een machine alle mogelijke alternatieven laat materialiseren. Een ander programma is geen alternatief. Het kunnen zichtbaar maken van die ganse dynamiek aan alternatieven is het nieuwe aan de computerkunst. De identiteit is niet dat wat is in verschil met alles wat het niet is. Ze wordt meer zichzelf door de opsomming van wat ze ook is. Dit is de rijkdom van de algoritmische kunst. Ze toont zichzelf niet alleen als haar uniciteit, maar ook in relatie met haar serialiteit.

Deze machine is een soort ‘alter ego‘ geworden, wat precies de definitie is van ‘vriend‘ volgens Aristoteles Het concept ‘contingentie’ is sinds Thomas van Aquino (1225-1274) ingeburgerd in het filosofische jargon. Het beleefde zijn hoogtepunt bij de postmodernist Richard Rorty (1931-2007), die stelde dat alle ideeën contingent zijn.

SERENDIPITEIT De term ‘serendipiteit’ is nog niet opgenomen in filosofische woordenboeken. Het wordt doorgaans de ‘ongezochte vondst’ genoemd. Het speelt ook een rol bij de ontwerpen van Peter Beyls. Toegepast op de cybernetische kunst staat het concept ‘serendipiteit’ ver van de grappige invulling van de Amerikaan Julius Comroe: ‘Het zoeken naar een speld in een hooiberg en eruit rollen met een boerenmeid …’ . In de computerkunst is het toeval zelden van externe aard. Toch is het niet onmogelijk. Een aardbeving bijvoorbeeld zou de plotter een onverwacht interessante tekening kunnen laten

DEGEUS

De Verbeke Foundation toont kunstwerken uit eigen collectie en organiseert tijdelijke tentoonstellingen van hedendaagse kunst. Elk jaar vinden twee grote groepstentoonstellingen plaats: één opent in de zomer, de andere in de winter. Collages en assemblages worden in een aparte ruimte geëxposeerd. Gedurende het hele jaar wordt er gewerkt aan kleine en grote projecten, waardoor de tentoonstellingen altijd in beweging zijn en er bij elk bezoek iets nieuws te zien is. Er wordt gewerkt terwijl u kijkt, dus het kan ook regelmatig gebeuren dat u daardoor een blik achter de schermen krijgt. Bovendien verblijven er regelmatig kunstenaars in residentie waardoor u als bezoeker getuige kunt zijn van werk in wording. http://verbekefoundation.com COMING FULL CIRCLE – PETER BEYLS Nog t.e.m. 27 oktober 2019 Open: elke donderdag tot en met zondag van 11:00 tot 18:00 Verbeke Foundation, Westakker z/n, 9190 Kemzeke

maken. Ook gewoonweg machinale fouten kunnen een esthetisch effect hebben. Doorgaans zit het toeval in het programma. Het is het gevolg van het verschil tussen de computertaal waarin geprogrammeerd wordt en de zichtbaarheid van dat materiële product. Uiteraard worden er bij het programmeren veel keuzes gemaakt en nog meer niet gemaakt, wat ook toevalstreffend werkt. Er worden niet echt regels gevolgd. Initieel kan het programma alle kanten uit en in feite het onvoorspelbare produceren binnen bepaalde grenzen. Het oeuvre van Peter Beyls past binnen dit speelse concept. De belangrijkheid voor de cybernetische kunst was al duidelijk geworden door de tentoonstelling Cybernetic Serendipity in 1968 getoond in het Institute of Contempory Arts te London. Peter Beyls heeft dit concept omgezet tot een meer genuanceerde versie, die hij graag conceptual navigation noemt. Het bestaat uit het exploreren van een persoonlijke zoekruimte waarbij zich een dialoog afspeelt met een dynamisch medium. Het proces verloopt niet louter proceduraal.

In tegenstelling tot de ‘oude’ kunst, waar het ‘unieke’ de kwaliteit is, is nu de variatie interessant Ik denk te mogen besluiten met de gedachte dat Peter Beyls als pionier van de Belgische computerkunst, met internationale uitstraling, het machinale niet aanwendt als een nieuwe techniek, maar als een andere manier van denken, een medium dat hem toelaat zowel het intuïtieve als het filosofische te materialiseren, niet als een prothese, maar als een motor die een eigen wereld creëert, zijn wereld, knipogend naar de kunstwereld waar hij een onmisbaar deel van geworden is.

juli 2019  >  37


BOEKENREVUE

Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat HET NIEUWE BOEK VAN MAARTEN BOUDRY Een boek als dit recenseren bleek een nogal verraderlijke onderneming. Getuigt negatieve kritiek formuleren op een welkome stellingname tegen doemdenken van enige hybris? Zou ik daarmee niet slechts de facto de centrale these van het boek bevestigen? Verdikke, het leek wel een slinkse zet van een Popperiaanse denker. Brecht Decoene

Iemand gaf me de tip om dan maar niet zozeer te focussen op de inhoud van het boek, maar wel de schrijver zelf keihard ad hominem af te zeiken. Ik verkoos dat over te laten aan een ander soort magazine, krant of online nieuwssite. Sommigen zijn daar zeer bedreven in. Ieder zijn talent.

Onze percepties over het aantal gewapende conflicten, de wereldwijde toestand van de democratie, de graad van geletterdheid of armoede zijn vertekend en dus achterhaald In elk geval, wie al bekend is met de twee jaar geleden overleden arts en statisticus Hans Rosling of de op de laatste Nacht van de Vrijdenker nog springlevende Canadese psycholoog Steven Pinker, beseft al langer dat het nieuws ons geen correct beeld van de globale realiteit geeft. Het gaat er in de wereld op allerlei vlakken immers stukken beter aan toe dan dat. Onze

38  >  juli 2019

percepties over het aantal gewapende conflicten, de wereldwijde toestand van de democratie, de graad van geletterdheid of armoede zijn vertekend en dus achterhaald. Deze vraag rijst bijgevolg meteen: kan het boek van Maarten Boudry daar wel nog iets aan toevoegen? Het antwoord: jazeker. Uiteraard wordt één en ander opgefrist, maar dat gebeurt gelukkig summier, voor zover nodig als basis voor het verdere betoog. Geen nodeloos herkauwen dus van wat we al weten. Al van bij zijn inleiding is Boudry zo prikkelend zelfzeker – of desgewenst verdacht pedant – dat men zich gaat afvragen of hij wel in staat zal blijken om zijn vooruitgangsoptimisme op alle punten concreet te maken. Allerlei bedenkingen borrelen op, maar verrassend genoeg – voor sommigen wellicht frustrerend – zal Boudry die in zijn boek effectief allemaal behandelen. Op werkelijk alles heeft hij een antwoord klaar, waardoor hij op zijn minst de indruk geeft alles grondig te hebben doordacht, en hij stevig in zijn schoenen staat.

Eigenlijk slaat hij met dit boek helemaal geen nieuwe weg in, maar trekt hij consequent de lijn door waar die in zijn vorige eindigde. Ook met Illusies voor gevorderden (2015) beoogde hij een aantal waanbeelden te doorprikken. Nam hij daar nog de mensenmet-een-al-te-roze-bril onder handen, dan gaat hij nu de azijnpissers te lijf. Die belanden hier handig en overzichtelijk in vier categorieën. Uiteraard is dit een wat abstracte opdeling en past in werkelijkheid niet elke doemdenker netjes in één van de vier hokjes. In één individu huizen veelal meerdere types, maar verdorie: hoe herkenbaar! Ongetwijfeld herken je onmiddellijk enkele mensen uit je eigen omgeving. En waarschijnlijk betrap je jezelf erop ooit uitspraken te hebben gedaan die verwant zijn aan één of meerdere categorieën. Even verderop formuleert Boudry zowaar enkele nieuwe psychologi-

DEGEUS


BOEKENREVUE

sche wetten over pessimisme. Mijn persoonlijke favoriet is ‘de wet van behoud van gezeik’. Op bepaalde mensen hebben positieve trends en evoluties geen enkele impact. Want waar het goed lijkt te gaan, verhult dit voorzeker een gloednieuw probleem: ‘Misschien leven er minder mensen in armoede, [...] maar ondertussen neemt de ongelijkheid wel hand over hand toe. [...] We slaan elkaar wel minder vaak de hersenen in, maar door onze eigen agressieve impulsen te onderdrukken plegen we nu ‘inwendig’ geweld. We hebben wel vrijheid, maar we gaan collectief gebukt onder keuzestress. [...] Pessimisme wordt op die manier een soort bewegend doelwit, dat telkens op de vlucht slaat voor goed nieuws. [...] Hoe goed het ook gaat met de wereld, er zal altijd evenveel geklaagd worden. [...] In een gesloten denksysteem blijft de hoeveelheid gezeik altijd constant.’ (blz. 58-59) Na een algemeen inleidend hoofdstuk zoomt hij dieper in op zeer diverse

concrete issues, zoals racisme, economische ongelijkheid, vooruitgang en geluk, neoliberalisme, islamisering en het klimaat. Afhankelijk van diens positie in het politieke spectrum zal elke lezer zich bij de ene vaststelling wat makkelijker kunnen aansluiten, maar ook struikelen over een andere. Dat maakt dit boek bijzonder interessant. Omdat het zich baseert op feiten, valt het niet in een ideologische hoek te duwen. Dat zal voor de één frustrerend werken, en voor de ander een verademing betekenen.

Boudry formuleert enkele nieuwe psychologische wetten over pessimisme. Mijn persoonlijke favoriet is ‘de wet van behoud van gezeik’ Wie Boudry al wat langer volgt via de media, krijgt in zekere zin niet zoveel nieuws voorgeschoteld. Wel wordt

hier duidelijk dat er doorheen zijn ogenschijnlijk versnipperde bijdragen aan het maatschappelijke debat eigenlijk een mooie, coherente rode draad loopt. In een boek als dit krijgt hij uiteraard wél de ruimte voor een sterkere onderbouwing, om zijn discours te voorzien van nog wat meer body. Boudry verstaat bovendien de kunst om het evenwicht te bewaren tussen studies en cijfers, een aantrekkelijk en vlot verhaal, kruidige kwinkslagen en hier en daar een persoonlijke ontboezeming. Dit is geen saaie opsomming van statistieken, geen subjectief vertelseltje of pamflet, maar een naadloos aaneenvlechten van feiten en objectieve tendensen tot een coherent betoog. Had ik het veelgebruikte cliché al gebruikt om te zeggen dat dit een must read is?

Maarten Boudry, Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Uitgeverij Polis, 2019, 343 p., ISBN 9789463103091.

Dames voor Darwin GRIET VANDERMASSEN Met Dames voor Darwin heeft Griet Vandermassen een heus titanenwerk verricht. Verplichte kost voor iedereen met interesse in de strijd tussen de seksen, een gendergelijke samenleving, feminisme en de mens in het algemeen. Thomas Lemmens

In Dames voor Darwin neemt Griet Vandermassen bijna vierhonderd pagina’s lang het dominante denken binnen het feminisme onder de loep, dat psychologische verschillen tussen mannen en vrouwen als sociaal geconstrueerd beschouwt. Verschillen in psychologie en gedrag tussen de seksen zijn aangeleerd: baby’s komen als een nagenoeg onbeschreven blad

ter wereld, worden door hun omgeving blootgesteld aan sociaal leren en uiteindelijk internaliseren ze op die manier seksestereotypen. Dat leidt tot stereotiep gedrag en denken, en beïnvloedt interesses en voorkeuren. Zo worden sociale rolpatronen er diep ingebakken. Aangezien sekseverschillen vanuit dit denken zijn aangeleerd, is ook elk

juli 2019  >  39


BOEKENREVUE

­ andermassen overtuigend aantoont, V een veel vruchtbaarder perspectief. Mannen en vrouwen hebben een verschillend psychologisch profiel ontwikkeld als antwoord op de heel andere reproductieve uitdagingen waarmee ze evolutionair geconfronteerd werden. Zo is er een belangrijk verschil in ouderlijke investering in het nageslacht (geslachtscellen die in kwantiteit en kwaliteit sterk verschillen, interne bevruchting, zwangerschap en lactatie, …) en dus een verschil in voortplantingspotentieel. Dit alles stelde de mannetjes- en vrouwtjesdieren van onze soort voor heel uiteenlopende problemen en noopte hen tot heel andere probleemoplossingsstrategieën.

verschil in maatschappelijke positie ­– minder vrouwen in STEM-disciplines, minder vrouwen in topfuncties, de loonkloof op de arbeidsmarkt – bijgevolg het resultaat van systematische onderdrukking.

Natuurlijk zijn ‘de natuur’ en ‘onze biologie’ soms aangegrepen om wantoestanden en discriminatie te legitimeren, maar dergelijke denkfouten kunnen en moeten gecorrigeerd worden

Het ontkennen van aangeboren, in onze biologie gewortelde, seksespecifieke verschillen in psychologie en gedrag is gelijk aan het ontkennen van het licht van de zon

Vandermassens boek bevat karrenvrachten wetenschappelijk bewijsmateriaal, uit een brede waaier aan disciplines. Het bewijsmateriaal is zo overdonderend dat je gerust kan zeggen dat het ontkennen van aangeboren, in onze biologie gewortelde, seksespecifieke verschillen in psychologie en gedrag gelijk is aan het ontkennen van het licht van de zon.

© Gerbrich Reynaert

Er is evenwel een gigantisch probleem met dit paradigma: het gaat volledig voorbij aan het feit dat mensen biologische wezens zijn. Net als alle andere biologische wezens zijn wij het resultaat van vele miljoenen jaren evolutie door natuurlijke (en seksuele) selectie. En aangezien ons brein een orgaan is als alle andere, zou het nogal raar zijn dat die evolutie op een of andere manier aan onze nek is gestopt. Een evolutionaire en evolutiepsychologische benadering biedt, zoals

40  >  juli 2019

Toch zal al dat wetenschappelijk bewijs wellicht maar weinig indruk maken op doorwinterde (gender)feministen. Niet alleen hun mensbeeld is immers sociaal-constructivistisch, volgens sommigen is wetenschappelijke kennis op zich een sociale constructie. Wetenschap is het verhaal van de blanke man, en de ‘kennis’ die ze oplevert staat ten dienste van het legitimeren en consolideren van diens machtspositie. Ook met deze wetenschapskritiek rekent Vandermassen grondig af.

Natuurlijk zijn ‘de natuur’ en ‘onze biologie’ soms aangegrepen om wantoestanden en discriminatie te legitimeren, maar dergelijke denkfouten kunnen en moeten gecorrigeerd worden. Een reden te meer waarom feministen biologische kennis zouden moeten bestuderen en omarmen, in plaats van haar uit ideologische vooringenomenheid te negeren.

Een biologisch geïnformeerd feminisme maakt komaf met het beeld van vrouwen als willoze, gemanipuleerde marionetten, slachtoffers van een abstracte samenzwering van mannen Vandermassen laat overtuigend zien dat die vooringenomenheid niet in het belang is van vrouwen. Wie vertrekt van foute premissen en uitgangspunten, komt onvermijdelijk terecht in foute analyses en probleemoplossingen, of dat nu gaat over de gender- en loonkloof op de arbeidsmarkt, seksueel- en partnergeweld of de positie van vrouwen in STEM-gerelateerde opleidingen en sectoren. Bovendien maakt een biologisch geïnformeerd feminisme komaf met het beeld van vrouwen als willoze, gemanipuleerde marionetten, slachtoffers van een abstracte samenzwering van mannen. Op die manier kan het aanleiding geven tot een feministisch project dat veel meer mensen bekoort, aldus Vandermassen. Al deze onderwerpen (en nog veel meer!) in een boek van minder dan vierhonderd bladzijden behandelen, moet geen sinecure geweest zijn. Het is dan ook een compact en tamelijk veeleisend boek geworden. Toch is Vandermassen op briljante wijze in haar opzet geslaagd en heeft ze een boek afgeleverd dat ook de lezers van dit blad niet naast zich neer kunnen leggen. Aanrader!

Griet Vandermassen, Dames voor Darwin. Over feminisme en evolutietheorie. Uitgeverij Houtekiet: 2019, 368 p., ISBN 9789089247018.

DEGEUS


BOEKENREVUE

Als de dood voor sterven De Amerikaanse schrijfster en journaliste Barbara Ehrenreich (°1941) werd bij het grote publiek bekend met De achterkant van de Amerikaanse droom (2005, oorspronkelijk Nickel and Dimed, 2001). Daarin deed ze verslag van drie maand undercoverwerk als serveerster, verpleegster en vakkenvulster, kwestie van de wereld van de slecht betaalden te doorgronden. Blijkt dat mensen die Amerikanen bedienen in supermarkten, drankgelegenheden, restaurants en ziekenhuizen – vaak zwarten – met geen mogelijkheid kunnen deelnemen aan het consumptiefestijn en vaak een precair leven leiden. Werk genoeg, maar doorgaans zo slecht betaald dat je er niet behoorlijk kan van leven. Gevestigde kranten zoals The New York Times en The Washington Post besteden weinig aandacht aan de verholen armoede, haaks als die staat op de ronkende reclames voor allerhande luxeproducten. Daarom richtte Ehrenreich in 2012 het Economic Hardship Reporting Project op (economichardship.org), bedoeld voor undercoverjournalistiek die maatschappelijke ongelijkheid en onrechtvaardigheid blootlegt. Gie van den Berghe

In haar recentste boek, Natural causes: An epidemic of wellness, the certainty of dying, and killing ourselves to live longer, pakt Ehrenreich, die ooit promoveerde in de immunologie, de gezondheidsgekte en geneeskunde aan. De confronterende Nederlandse titel, Oud genoeg om dood te gaan, sprak me direct aan. Het vierenzeventig jaar oude lichaam dat ik ben is versleten, vol mankementen en pijn. Geneeskundigen zitten met de handen in het haar en loodsen me van de ene onwaarschijnlijke tot zotte diagnose (‘het zit allemaal in uw hoofd’) naar het andere lapmiddel. Dus ja, oud genoeg om dood te gaan. Gedaan met geloop, wachtzalen, pillen, placebo’s en panacees.

Als leven heilig is, een godsgeschenk, dan zijn sterven en dood taboe. Voortijdig sterven mag enkel en alleen voor het Vaderland DEGEUS

Aanvaarden dat leven opgeleefd wordt, geen beroep meer doen op een geneeskunde die niet genezen kan, wat niet te genezen valt. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het voelt aan als een op de lange baan geschoven zelfdoding. Dat vergt moed. Je bent ook niet alleen op de wereld. Je geeft om anderen, anderen geven om jou. Zolang er gegeven kan worden. En er is nog zoveel te beleven en te doen. Zoals dit boek lezen en aan jullie kenbaar maken.

STERVELINGEN We komen bleitend ter wereld en verlaten hem zelden met een glimlach op de lippen. Alleen hardleerse gelovigen zijn ervan overtuigd dat er na de dood leven is, een hiernamaals waar alles gelukzalig is. Sterven om herboren te worden. Maar niet iedereen kan of wil troost putten uit de gedachte dat er na een leven van ontzegging, ontbering, gehoorzaamheid en boete (het smalle pad uit de Jezus’ Bergrede) een hemel opengaat.

juli 2019  >  41


BOEKENREVUE

In de voorbije decennia is de ouderdomsgrens in het noordelijk halfrond flink opgeschoven. Gerontologen hebben het over jonge ouden – fysiek en mentaal gezond – en oude ouden. Maar de helft van alle vijfentachtigjarigen is of wordt dement. En dat in een overbevolkte en mede daardoor almaar onleefbaardere wereld. Toch wordt er ijverig gezocht naar levensverlenging en worden bedenkelijke levens ‘gered’. Vorig jaar mocht in Japan een in leven gehouden prematuurtje van 268 gram na anderhalf jaar het ziekenhuis verlaten. Als leven heilig is, een godsgeschenk, dan zijn sterven en dood taboe. Geen abortus, geen euthanasie, geen (hulp bij) zelfdoding. Palliatief lijden en afzien, hoe voltooid en verdoofd het overleven ook is. Voortijdig sterven mag enkel en alleen voor het Vaderland.

Ouder worden en doodgaan worden niet langer gezien noch ervaren als doodnormale fases in een levenscyclus, maar als een soort ziektes, behandelbaar en wel DE ZIEKTE-INDUSTRIE De gezondheidszorg, schrijft ­Ehrenreich, is veranderd van een vorm van huisnijverheid in een industrie die een gezond en lang leven belooft. Ouder worden en doodgaan worden niet langer gezien noch ervaren als doodnormale fases in een levenscyclus, maar als een soort ziektes, behandelbaar en wel. Je mag niet zomaar doodgaan. Alles wordt in het werk gesteld om je te ‘redden’. Ook wie duidelijk heeft gemaakt dat hij of zij in bepaalde omstandigheden op een natuurlijke, niet-gemedicaliseerde manier wil sterven, komt vaak nog ‘aan slangen en snoeren op de afdeling intensive care’ terecht. Sommige Amerikaanse artsen die weten dat die intensieve zorg ‘eerder tot gebreken dan tot een verbeterde gezondheid leidt’, hebben een tatoeage

42  >  juli 2019

laten zetten die duidelijk maakt dat ze onder geen beding gereanimeerd willen worden. Het stervensproces werd gemedicaliseerd en verlengd zonder dat er veel veranderde aan het ouderdomsproces. Dat blijft voor velen lang, onaangenaam, lastig, smerig en eenzaam.

OP STERVEN NA Als immunologe weet Ehrenreich dat het lichaam geen geoliede machine is ‘maar een plaats waar op celniveau een onophoudelijke strijd woedt die, tenminste in alle ons bekende gevallen, eindigt in de dood’. Kanker bijvoorbeeld – die ze zelf overwonnen heeft – is ‘een opstand van een groepje cellen tegen het organisme’. Je mag nog zo goed letten op je levensstijl, calorieën tellen, eindeloos fitnessen, niet roken, geen alcohol drinken, geen vlees eten – op den duur kunnen immuuncellen die het lichaam beschermen er zich tegen keren. Bij de voortdurende vernieuwing van immuuncellen treden met het verstrijken der jaren meer en meer foutjes op. Ehrenreich verwijst hiervoor naar de volgens haar alom geaccepteerde theorie van Claudio Franceschi, maar bij nazicht van enkele van diens publicaties blijkt een en ander toch iets ingewikkelder in elkaar te zitten. Toen Ehrenreich met het klimmen der jaren ‘geleidelijk aan tot de conclusie kwam dat [ze] oud genoeg was om dood te gaan, besloot ze dat ze tevens oud genoeg was om geen pijn, ‘ongemak of verveling meer te doorstaan ten gunste van een langere levensduur’. Daarom doet ze sinds enkele jaren niet meer mee aan verplichte of ‘raadzame’ medische onderzoeken. Er rest haar steeds minder tijd en dus ‘is elke maand en dag [haar] te kostbaar om in wachtkamers zonder ramen of onder het kille oog van een apparaat door te brengen. Oud genoeg zijn om dood te gaan is een prestatie, geen nederlaag, en de vrijheid die dat geeft is het waard om te vieren’. Leven, schrijft ze, is tenslotte maar ‘een onderbreking van de eeuwigheid waarin je niet bestaan hebt’, een korte gelegenheid ‘om de levende, altijd verrassende wereld om ons heen te observeren en ermee verbonden te zijn’.

Je mag nog zo goed letten op je levensstijl, calorieën tellen, eindeloos fitnessen, niet roken, geen alcohol drinken, geen vlees eten – op den duur kunnen immuuncellen die het lichaam beschermen er zich tegen keren BEVOLKINGSONDERZOEK Ehrenreich heeft geen boodschap aan al die op preventie gerichte bevolkingsonderzoeken. Artsen, ziekenhuizen en farmaceutische bedrijven verdienen geld aan volkomen gezonde mensen door ze aan testen en onderzoeken te onderwerpen die statistisch gezien veel te weinig opleveren. Mensen worden opgeroepen, bang gemaakt en ondergaan screenings die niet altijd ongevaarlijk zijn en foutpositieve of foutnegatieve resultaten kunnen opleveren. Een mammografie is behalve ongemakkelijk tot pijnlijk, ook ‘de enige omgevingsfactor waarvan met zekerheid geweten is dat die borstkanker kan veroorzaken’. Doorverwijzingen voor een mammografie zijn op weinig meer gebaseerd dan het fingerspitzengefühl van artsen. Grootschalige, internationale controlestudies tonen geen betekenisvolle verlaging van borstkankermortaliteit die te danken zou zijn aan regelmatig borstonderzoek. Hetzelfde geldt voor de screening op prostaatkanker. Het Amerikaanse College van Artsen meldde in 2014 dat de meeste gynaecologische controles geen enkele meerwaarde hebben voor gezonde volwassen vrouwen en ‘het ongemak, de angst, de pijn en extra kosten’ absoluut niet waard zijn. Vijftigplussers ontkomen ook niet aan de druk om zich aan darmonderzoek te onderwerpen terwijl ook daar foute uitslagen geregistreerd worden die ofwel overbehandeld dan wel niet behandeld worden. Veel mensen worden ‘behandeld voor een tumor die waarschijnlijk nooit voor problemen zal zorgen’. Een recent artikel in De Groene Amsterdammer leert dat veel van dit alles ook geldt voor onze

DEGEUS


BOEKENREVUE

contreien (Malou van Hintum, Tot de operatie was ik kerngezond, 24/4/2019).

die een door de overheid goedgekeurd medicijn had gekregen.

Overdiagnostiek neemt epidemische vormen aan. Botverzwakking of osteopenie bijvoorbeeld, is geen ziekte, maar vrij normaal bij vrouwen van boven de vijfendertig. Het hoort bij ouder worden. Maar wat blijkt: in de VS worden ‘de meeste botscans zwaar gepromoot en zelfs gesubsidieerd door de fabrikant van het medicijn. Sterker nog, het begunstigde medicijn bleek in de periode van [Ehrenreichs] diagnose juist de problemen te veroorzaken die het moest voorkomen – botontkalking en breuken’.

Toen Ehrenreich in wetenschappelijke publicaties ontdekte dat de ‘vijfenzeventig jaar oude remedie tegen verhoogde oogdruk die al aan tientallen miljoenen mensen was voorgeschreven’ niet werkzaam was, nadat zes studies uitwezen ‘dat de behandelde patiënten uiteindelijk slechter af waren dan de onbehandelde groep’, besefte ze ‘dat het medische besluitvormingsproces niet op harde feiten of een formele analyse berust, maar op drijfzand’. Dat moge dan een onterechte veralgemening zijn, geruststellend is dit allerminst. Bij nazicht van enkele van Ehrenreichs bronnen bleek ook dat artsen die dergelijke zaken door zorgvuldig onderzoek aantoonden, grote moeite hadden om hun bevindingen gepubliceerd te krijgen.

Moeilijk te beoordelen voor de medische leken die de meesten onder ons zijn. Zeker, de ziekte-industrie moet kritischer benaderd worden, maar wel oppassen dat je niet in het spoor raakt van anti-vaxxers.

Artsen, ziekenhuizen en farmaceutische bedrijven verdienen geld aan volkomen gezonde mensen door ze aan testen en onderzoeken te onderwerpen die statistisch gezien veel te weinig opleveren RITUELEN Veel medische handelingen en behandelingen zijn een soort bezweringsrituelen, vergelijkbaar met genezingsrituelen bij zogenaamd primitieve volkeren. Ze gebeuren op speciale plekken, worden uitgevoerd door gekostumeerde en vaak gemaskerde mensen, die magische en gevaarlijke middelen toedienen en instrumenten hanteren die buiten het bereik vallen van gewone mensen. Rituelen spelen een niet onbelangrijke rol in de medische zorg. Patiënten zijn ervan gediend en hebben er baat bij. Uit onderzoek blijkt dat de klachten van mensen met het prikkelbaredarmsyndroom die een pil kregen waarvan hen expliciet werd gezegd dat ze géén werkzame stof bevatte, evenveel baat hadden bij die placebo als de controlegroep

DEGEUS

SELFIES Het ‘zelf’, een strikt persoonlijke identiteit, is een relatief recente uitvinding, zeg maar de opvolger van de in ongebruik geraakte ‘ziel’ of ‘geest’. Door dat ‘zelf’ kunnen mensen zich maar moeilijk een wereld voorstellen waar ze geen deel meer aan hebben, een bestaan zonder hen. Maar vrijwel iedereen kan zich een wereld zonder andere mensen, zelfs zonder dierbaren voorstellen. Iedereen heeft een sterk bewustzijn van een eigen toekomst. Ons ego zit ons te veel dwars om te aanvaarden dat ook ons bestaan langzaam maar zeker ophoudt. Als remedie bedachten en bedenken mensen goden en hemels. Maar nu God plaats gemaakt heeft voor het ‘zelf’ wordt de uiteindelijke teloorgang nog onaanvaardbaarder. Oplossing? Hef het ‘zelf’ op en de angst voor de dood verdwijnt. Dat althans concludeert men uit klinische proeven waarbij kankerpatiënten een flinke dosis psilocybin (het actieve bestanddeel in zogenaamde magische paddenstoelen) krijgen toegediend om hun angst voor de dood, hun ‘existentiële smart’ te verminderen. De patiënt tript enkele uren in een rustgevend ingerichte kamer onder het toeziend oog van een arts. Eens de drug uitgewerkt, brengt de patiënt gedetailleerd verslag uit van

zijn of haar ervaring en wordt een en ander verder opgevolgd. Resultaat: de patiënten waren hun sterke doodsangst gedurende een zestal maanden kwijt. De drug heft, zo heet het, de identificatie met het lichaam op waardoor ‘de geest’ (het brein?) zich in een ego-vrije toestand bevindt. Het idee om aan stervenden een psychedelische drug te geven, werd het eerst geopperd door Aldous Huxley in The Doors of Perception (1954) en Huxley maakte er uiteindelijk ook zelf gebruik van. In de jaren zestig werd LSD succesvol gebruikt om doodsangst te bezweren en alcoholisten te behandelen, maar die experimenten waren slecht opgezet en onvoldoende gecontroleerd.

De ziekte-industrie moet kritischer benaderd worden, maar wel oppassen dat je niet in het spoor raakt van anti-vaxxers In haar enthousiasme vergeet ­Ehrenreich te vermelden dat het met die paddo’s toch niet allemaal koek en ei is. Bij de experimenten ermee waren er ook kwalijke effecten. Onder invloed van de drug krijgen de patiënten niet alleen mystieke maar ook angstaanjagende hallucinaties. Confrontaties met afzichtelijke monsters, het gevoel te stikken en te sterven. Geen nood, de patiënten werden voordien getraind om dit aan te kunnen. Gewoon omhelzen! Omdat ze de dood in ogen hebben gezien maar niet gestorven zijn, raken ze ervan overtuigd dat ze de dood van hun lichaam op de een of andere manier zullen overleven. Hopelijk leven patiënten nog lang maar dan zullen ze, gezien het feit dat de therapie maar relatief korte tijd helpt, nog duizend doden moeten sterven. Ehrenreich besteedt heel wat aandacht aan de fitnessideologie en de gezondheidsrage. Vooral vrouwen (moeten) alle moeite van de wereld doen om te beantwoorden aan het vrouwonvriendelijk beeld waaraan de meesten onder ons verknocht zijn. Wie niet meedoet,

juli 2019  >  43


BOEKENREVUE

wordt en is gezien. Dat armoede, beroep en ras (het gaat over de VS) een grote rol spelen in iemands gezondheid, daar wordt zelden rekening mee gehouden. De doctrine van de individuele verantwoordelijkheid betekent dat wie minder gezond is, dat aan zichzelf te wijten heeft. Toen Ehrenreich eind vorig jaar de prestigieuze Erasmusprijs kreeg, schreef De Volkskrant dat ze ‘de gave heeft om dingen die niemand graag ziet als eerste op te merken’. Het was een bekroning van haar ‘ondogmatische manier van kritisch denken’. Ehrenreichs ironisch-kritische kijk op het tijdsegment waarin we leven maakt ook de eigenheid, het tijds- en modegebonden karakter ervan duidelijk.

Ons ego zit ons te veel dwars om te aanvaarden dat ook ons bestaan langzaam maar zeker ophoudt Het boek is goed gedocumenteerd maar bij controle van enkele bronnen, blijkt dat Ehrenreich niet altijd even correct interpreteert en rapporteert. Ze veronderstelt ook heel wat en vindt zonder enig argument dat alternatieve geneeswijzen ‘ten onrechte als pseudowetenschappelijk worden afgedaan’. Ehrenreich besluit haar relaas met het laatste gedicht dat Bertolt Brecht in 1956 op zijn sterfbed zou geschreven hebben:

Toen ik in mijn ziekenkamer in de Charité Tegen de ochtend wakker werd En een merel hoorde zingen, begreep ik Het beter. Ik was al een tijd Niet bang meer voor de dood. Want er kan Niets meer met me aan de hand zijn Als ik zelf niets ben. Nu Kon ik ook genieten Van het gezang van iedere merel na mij Brecht herstelde, werd uit de Charité ontslagen, genoot nog van de zomer en gaf de briljante geest in eigen huis.

Barbara Ehrenreich, Oud genoeg om dood te gaan – Over de vragen die iedereen zich ooit moet stellen. Atlas Contact, 2018, 203 p., ISBN 9789045032665.

Ik moet nu gaan ‘Het is twee jaar geleden dat ik je diagnose hoorde en bijna twee jaar geleden dat je ervoor koos om via euthanasie dit voor jou zeer pijnlijk geworden leven te verlaten’ (p. 11). Zo opent de inleiding van dit boek geschreven door een moeder die afscheid neemt van een volwassen kind dat besloten heeft op een bewuste manier uit dit leven te stappen. Niet alleen neemt ze afscheid maar onvermijdelijk is er het rouwproces waar een mens doorheen moet. Zo geformuleerd is het boek dus een verslag van, zoals de ondertitel aangeeft, ziekte, euthanasie en rouw. Maar het is zo veel meer. Jean Paul Van Bendegem

Om te beginnen is er het dagboek, een rapport van de gebeurtenissen, feitelijk en neutraal. Maar dat wordt meteen gecompenseerd door, aangevuld en in spanning gebracht met de woorden van een auteur-moeder die zo diep betrokken is dat het relaas een schakering van kleuren krijgt waardoor het rapport een rijkgekleurd persoonlijk verhaal wordt. Maar er zit ook een duidelijk beschouwende component in

44  >  juli 2019

het boek. (Dat de auteur van opleiding een filosofe is zal hieraan wel niet vreemd zijn, durf ik te vermoeden.) Het willen afstand nemen om te begrijpen wat er allemaal gebeurt, wat een mens overvalt en bovenal waar een mens al of niet een greep op heeft. Hier zit een van de intrigerendste en, wat mij betreft, mooiste aspecten van dit boek: Mieke Maerten aanvaardt de, als ik het zo mag uitdrukken, ‘standaard’-cyclus

© Mirra Tanrverdieva

van het rouwen niet. Zonder enige twijfel is het gekendste voorbeeld de vijffasentheorie van psychiater KüblerRoss: ontkenning, protest of woede, onderhandelen en vechten, depressie

DEGEUS


BOEKENREVUE

en aanvaarding. Er wordt meestal aan toegevoegd dat niet alle fasen dienen doorlopen te worden en dat een fase geheel of gedeeltelijk kan beleefd worden maar wat wel duidelijk is, is dat er een opeenvolging moet zijn.

Er zit een duidelijk beschouwende component in het boek: het willen afstand nemen om te begrijpen wat er allemaal gebeurt, wat een mens overvalt en bovenal waar een mens al of niet een greep op heeft En het is nu net dat aspect dat hier ontbreekt. Hier loopt het allemaal door elkaar alsof het een symfonisch orkest is, niet noodzakelijk harmonieus maar vaak uitgesproken dissonant, met een af en toe afwezige dirigent, waar nu eens de violen aan bod komen terwijl de hoorns op de achtergrond klinken,

de fagot een solo krijgt en de bassen unisoon een continuïteit verzekeren. Evenwel is er nog een laatste element dat verdient apart vermeld te worden. Als ik de situatie even uitvergroot en een ruimer perspectief inneem, dan is dit boek ook van enorm belang als een ondersteunend document voor de euthanasiediscussie die tot nader order even fel blijft woeden als in de beginperiode en die soms gebukt moet gaan onder bizarre argumenten, zoals de vermeende lafheid aan Hugo Claus toegeschreven door een kerkelijke autoriteit. Die ‘lafheid’ die sommigen zo graag willen laten samengaan met oppervlakkigheid en lichtzinnigheid verdwijnt in het niets na het lezen van dit getuigenisboek. Hoe durft men het aan, om heel eerlijk te zijn, te denken dat mensen vrolijk en onbekommerd beslissen over leven en dood alsof het een aankoop was van een nieuwe fiets of een vernieuwd wasproduct? Het relaas van Mieke Maerten laat het dagaan-daggebeuren zien dat getuigt van de diepte, zo niet de afgrond, waartegen

mensen aankijken en die hen al te vaak al te duizelig maken. Voor hen kan dit boek, als het erop aankomt, zeker een steun zijn.

Hoe durft men het aan te denken dat mensen vrolijk en onbekommerd beslissen over leven en dood alsof het een aankoop was van een nieuwe fiets of een vernieuwd wasproduct? Tot slot vermeld ik graag dat een aantal tekeningen, met een voor mij melancholische toets, van de hand van Mirra Tanrverdieva de tekst ondersteunen op een mooie en indringende wijze en hetzelfde geldt voor het voorwoord van Johan Stuy.

Mieke Maerten, Ik moet nu gaan. Een triptiek: ziekte, euthanasie, rouw, Garant Uitgevers: 2019, 124 p., ISBN 9789085750734.

Terpoceen OVER JONGE NIEUWKOMERS IN DE STAD Of hoe wij in het ‘Terpoceen’ dralen met gastvrijheid. Dat is, kort samengevat, mijn vertaling van het wedervaren van zestig jonge nieuwkomers in België zoals beschreven in het gelijknamige boek. Het traject dat deze jongeren afleggen doorheen de formele instellingen en (in)formele netwerken, is bij velen gelijklopend. De taal leren, een geschikte opleiding en vrijetijdsbesteding vinden en, niet in het minst, vrienden maken. Jean-Pierre Vanhee

Uit onderzoek weten we hoe de integratie en identificatie met de nationale en de lokale cultuur van jonge nieuwkomers meestal verloopt. Naast contacten met leerkrachten en hulpen dienstverleners gaat dat vooral via concrete alledaagse ervaringen met leeftijdsgenoten en buurtbewoners. Dat laatste blijkt evenwel niet zo vlot

DEGEUS

te verlopen. De participatie aan de samenleving gaat heel langzaam want het sociaal netwerk van deze jongeren blijkt na een verblijf van meerdere maanden erg beperkt. Vermits participeren per definitie een tweewegsysteem is, mogen we stellen dat gastheren en gasten elkaar moeilijk vinden.

In Terpoceen lezen we waar dat wederzijdse aarzelen mee te maken heeft. Om te beginnen is er de internationale context. Volgens de Verenigde Naties zijn er vandaag wereldwijd 65,6 miljoen mensen gedwongen op de vlucht voor oorlog, vervolging, uitbuiting of conflict. Dat aantal is ongeveer gelijk aan het totale inwonersaantal

juli 2019  >  45


BOEKENREVUE GEZOCHT: BUDDY Zin om als ‘buddy’ voor deze jongeren op te treden? Contacteer Mirte Van Haver, teambegeleider team vrijwilligerscoachen in het CAW via mirtevanhaver@ cawoostvlaanderen.be van Frankrijk. Ongeveer de helft van deze mensen op de vlucht zijn minderjarig. Veel jonge nieuwkomers zochten het behoud van het leven en hebben de fragiliteit en instorting van een sociale en politieke orde beleefd. Dat kan hen sterker maken, maar niet zonder veel inspanningen. Iemand kan na zulke ervaringen vlot of juist heel terughoudend zijn in het leggen van nieuwe contacten. Veel van deze jongeren maken ook makkelijker contacten met lot- en landgenoten dan met mensen in de nieuwe omgeving.

CITY OF ARRIVAL De plek waar je als vluchteling terechtkomt is niet zonder belang. Veel jonge nieuwkomers verkiezen de grootstad als city of arrival. De stedelijke context biedt meer kansen tot studeren, werken, wonen en het leggen van sociale contacten. Kansen zijn belangrijk, zoals bijvoorbeeld Martha Nussbaum en Amartya Sen in de uitwerking van hun ‘capabilitytheorie’ laten zien. Over de mogelijkheden die onderwijs en hulp- en dienstverlening bieden, zijn de meeste jongvolwassenen in Terpoceen het eens: die zijn bijzonder waardevol. Ook al worden bepaalde studierichtingen omwille van de ingeschatte taalachterstand veeleer ontmoedigd, doorgaans steunen leerkrachten deze studenten heel nadrukkelijk. Voor het leggen van informele contacten vragen deze jongeren expliciet steun, ook al verblijven ze in een ogenschijnlijk ‘bruisende’ grootstad. Brussel is zo’n stad waar zoveel te doen en te ontdekken valt. Waar in Parijs slechts 25% en in New York 37% van de bevolking in het buitenland geboren is, ligt dat aantal in Brussel met 62% veel en veel hoger. Enkel Dubai doet beter met 83%. Je komt dus als jonge nieuwkomer in een stad als Brussel in een multiculturele

46  >  juli 2019

omgeving met eigen regels terecht waar je, zo blijkt, niet zomaar mee vertrouwd raakt. Veel van de bevraagde jongeren ervaren overigens dat het aantal regels en afspraken waar je op wordt aangesproken in België veel hoger ligt dan in hun land van herkomst. Zelfs in een stad als Brussel is dus enige extra hulp, steun en begeleiding bij het leggen van sociale contacten voor de integratie van deze jongeren noodzakelijk. Initiatieven om jonge vluchtelingen te betrekken bij de organisatie van het sociale leven, zijn volgens de onderzoekers meer dan noodzakelijk. In het boek worden enkele voorbeelden gegeven. Zo zet een organisatie als Jazz Middelheim in Antwerpen vluchtelingen in als vrijwilliger. En wie het altijd goed doet, is de vrijwilliger die een peterof meterrol opneemt. Die kennen de jongvolwassenen allemaal en ze ‘liken’ hem of haar massaal.

Extra hulp, steun en begeleiding bij het leggen van sociale contacten voor de integratie van deze jongeren is noodzakelijk EEN NIEUWE IDENTITEIT Veel van wat in het boek verteld wordt over het wedervaren van nieuwkomers weten we nog niet of niet meer. Het illustreert ook mooi hoe deze jongeren bijdragen tot de ontwikkeling van een nieuwe (mondiale) identiteit. Terwijl ze hun etnische achtergrond ervaren als een onvermijdelijke cultuur om zich mee te identificeren, proberen ze zich thuis te voelen in het gastland. Deze jongeren spreken per definitie meerdere talen, leren verschillende godsdiensten en culturele geplogenheden kennen en raken vertrouwd met diverse sociale milieus. Die gelaagdheid van voorkeuren en kenmerken vind je overigens in het nieuw samengesteld begrip ‘Terpoceen’ terug. Een ‘terp’ is een vluchtheuvel, een veilige plaats waarop je kan gaan staan in geval van een overstroming. ‘Terpenen’ zijn aromatische stoffen die in

veel planten voorkomen. Ze staan hier voor de aspiraties, verwachtingen en dromen van de nieuwkomers. Die sluiten, niet zo verwonderlijk, goed aan bij de onze: studeren, geld verdienen, reizen, onafhankelijk leven. Het achtervoegsel ‘ceen’ kent ‘nieuwheid’ toe aan het woord dat eraan voorafgaat. ‘Terpoceen verwijst dus naar een nieuw tijdperk waarin een samenleving en haar nieuwkomers op zoek zijn naar een nieuwe start, een nieuw leven, een nieuwe thuis.’ (pag 6). Het heeft zo qua betekenis wel overeenkomsten met wat we verstaan onder ‘nieuw samengesteld gezin’, met zijn mix van voorouderlijke, ouderlijke en kinderlijke leden. Om het met een ander hedendaags woord te zeggen: de aankomst in België is voor deze jongeren een disruptief gebeuren. Ze staan voor een nieuwe ‘uitdaging’, zich het leven in een hen voorheen onbekende samenleving eigen maken. Daarbij blijken vriendschappen, in verschillende graden van intensiteit, uitermate bevorderlijk te werken. Ik kan dan ook alleen maar besluiten dat we beter niet te lang dralen met die uitnodiging. Hoe sneller we deze jonge nieuwkomers leren kennen en zij ons, hoe mondialer ons aller blikveld en culturele scoop wordt!

Minne Huysmans, Dominique Verté en Jan Vanhee, Terpoceen. Jonge nieuwkomers in de stad. Uitgeverij ASP (VUBPress): 2018, ISBN 9789057187896.

DEGEUS


BOEKENREVUE

Door jouw ogen Een oefening in empathie Hoe bewaar je je menselijkheid in een omgeving die alleen bestaat uit modder, stank en kapotgeschoten lichamen? En die voordien vooral bestond uit een barbaarse vader en een zienderogen afkalvende boerderij in het Limburgse, waar de inkomsten stokten sinds je vader door de dood van zijn vrouw geen koeien meer wilde houden? In een meesterlijke roman beschrijft de Oost-Vlaamse auteur Hans Fiers hoe empathie het toch kan winnen van haat en vergeldingsdrang. Griet Vandermassen

Het is 1893. De kleine Driek beleeft een traumatische kindertijd. Zijn geliefde oudere zus verdwijnt kort na de onverwachte dood van hun moeder. Zijn vader wijt alles aan ‘die Duitsers’, Duitse seizoenarbeiders die al jaren instonden voor de vruchtenpluk op de boerderij en die zijn vrouw vermoord en zijn dochter verleid zouden hebben. Als Driek achttien is, staan er plots weer Duitse plukkers voor de deur. Hun opdrachtgever biedt een grote som geld voor de volledige appeloogst. Zijn vader weigert, hoewel het geld broodnodig is. Kort nadien breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Driek is vrijgesteld, maar meldt zich toch aan bij het leger, aangestuurd door haat voor het volk dat hem zijn moeder en zus ontnam.

DAGBOEK VAN EEN SOLDAAT Het idee voor het verhaal ontstond in 2007, vertelt Fiers mij. Hij stootte toen op een foto van drie Duitse soldaten die een vijand uit een bomkrater proberen te bevrijden. Het beeld greep hem enorm aan. Hij was toen al gefascineerd door de Grote Oorlog, vanwege de industriële brutaliteit en de omvang van de verwoesting. ‘Korrelige zwart-witfoto’s van

DEGEUS

grachten vol kapotgebombardeerde lijken, geen enkele superlatief kan dat uitdrukken’, verzucht hij. Het leidde tot intense jaren van opzoekwerk en nachtelijk schrijven. Fiers las onder meer dagboeken van Belgische, Duitse en Engelse soldaten, om zich voor te kunnen stellen hoe het is om in een totaal verwoeste omgeving te leven. Zo las hij het oorlogsdagboek van de uit een Gentse familie stammende Raoul Snoeck (uitgegeven door SnoeckDucaju, nvdr.). ‘Snoeck heeft het bijna vier jaar uitgezongen’, vertelt Fiers. ‘In het begin schreef hij bijna dagelijks, maar dat neemt af. Je merkt hoe hij steeds depressiever wordt. Hij sneuvelde eind september 1918, net voor het einde van de oorlog. Hij kreeg een voorlopig graf. Zijn familie is hem zelf gaan uitgraven, om hem te herbegraven op de Westerbegraafplaats te Mariakerke.’

Fiers stootte op een foto van drie Duitse soldaten die een vijand uit een bomkrater proberen te bevrijden. Het beeld greep hem enorm aan

EEN BETERE WERELD Fiers ging het graf bezoeken. Het was een zeer emotionele ervaring, tijdens een zeer emotioneel schrijfproces. Die grote betrokkenheid op zijn personages, Fiers’ zin voor spanningsopbouw en zijn nauwgezette opzoekwerk vertalen zich in een meeslepend, aangrijpend verhaal waarin elk detail klopt. ‘Zelfs het weer en het tijdstip van zonsopgang kloppen’, lacht hij. De parallel tussen familiedrama en werelddrama was echter niet bewust gepland. Het verhaal groeide organisch. Pas door het schrijfproces begon Fiers te begrijpen waarom Drieks vader zo’n vreselijk mens is. ‘Zijn karakter staat zo ver van het mijne af dat ik het erg moeilijk vond om hem de dingen te laten doen die hij doet. Alleen door groeiend inzicht in de oorzaken van zijn gedrag lukte dat.’ Het schrijven was dan ook een voortdurende oefening in empathie, uitmondend in een verhaal dat zo intens is dat het lijkt alsof het moest geschreven worden. Zo voelt Fiers het ook aan. Hij voelt zich geen schrijver, maar eerder het doorgeefluik voor een verhaal dat ontstond vanuit de drang om bij te dragen aan een betere wereld. ‘Ik weet hoe naïef dat klinkt’, lacht hij. Maar naïef of niet, Door jouw ogen is niet alleen een heel knappe roman, er gaat ook een groot moreel appel van uit.

Hans Fiers, Door jouw ogen. Uitgeverij Houtekiet: 2019, 312 p., ISBN 9789089247209.

juli 2019  >  47


MUZIEK

Roel en De Kleine Revolutie Roel Van Bambost, bekend van Miek & Roel, richtte begin dit jaar een nieuwe groep op: Roel & De Kleine Revolutie. Het Nederlandstalige protestlied is dus nog lang niet dood, het boort integendeel zelfs nieuwe thema’s aan. Eddy Bonte

Het allerlaatste optreden van Miek & Roel, op 18 maart 2017, kwam niet echt als een verrassing. Meer dan vijftig jaar had het duo alle prestigieuze podia en van God vergeten achterzaaltjes in Vlaanderen en Nederland aangedaan. Miek was het ronduit moe en zag vooral op tegen al dat heen- en weergerij. Exit Vlaanderens enige echte folkduo, tevens onze vertegenwoordigers par excellence van het protestlied. Gitarist, componist en zanger Roel Van Bambost daarentegen, kan de bühne en het publiek niet missen. Op zijn vijfenzeventigste zou hij zelfs nog een droom waarmaken: optreden met een professionele groep die zijn muzikale roots, nu gemeenzaam americana genoemd, extra zou beklemtonen. Roels muzikale compagnons de route Stef Wouters, Gijs Hollebosch en Alex Rambaut, gaven hun jawoord. Eenmaal dat voor elkaar, stonden Roel & De Kleine Revolutie begin 2019 helemaal klaar. De groepsnaam verwijst uiteraard naar Miek & Roels succesnummer De Grote Revolutie, meteen bewijzend dat met de erfenis van Miek & Roel zorgzaam wordt omgesprongen.

HOMMAGE AAN DIMITRI Roel Van Bambost: ‘Nog terwijl Miek & Roel aan het uitbollen was, bedacht ik met twee jongere muzikanten, Levien en Mathieu Engels, een hommage aan de overleden Dimitri van Toren. Miek en ik hebben Dimitri heel goed gekend en we stonden vaak samen op de affiche van kleinkunstfestivals. Met Elly & Rikkert speelden we ook op zijn begrafenis. Je moet weten dat Dimitri van Toren enorm veel heeft geschreven. In het weekend speelde hij bij wijze van spreken de nummers die hij in de week had gecomponeerd. Tot frustratie van het publiek weigerde hij vaak zijn hits te brengen, omdat hij als artiest zijn nieuwe werk wilde

48  >  juli 2019

© Robin Van Bambost

introduceren. In onze hommageshow brachten wij wel bekendere nummers, in een eigen jasje gestoken natuurlijk, en de formule kende behoorlijk wat succes. In elk geval, zijn weduwe en één van zijn zonen vonden onze aanpak ‘schitterend’. Toen Miek & Roel écht was afgelopen, begon ik met Hans de Booij en Erik Van Neygen te toeren als The Vintage Club. Tijdens de eerste helft van de show speelden we elk eigen nummers en na de pauze brachten we samen bekende songs, ik denk aan Fiets van Herman Van Veen, eigenlijk Girl On A Bicycle van Ralph McTell. Daar stopten we in februari van dit jaar mee, omdat ik al De Kleine Revolutie in mijn hoofd had zitten en Erik Van Neygen voor 2020 een verjaardagstournee met Sanne voorbereidt’.

Op zijn vijfenzeventigste zou Roel Van Bambost nog een droom waarmaken: optreden met een professionele groep die zijn muzikale roots, nu gemeenzaam americana genoemd, extra zou beklemtonen AMERICANA Daarmee is nog niet uitgelegd waarom Van Bambost uitgerekend opteerde voor de formule van De Kleine Revolutie. Los van zijn andere leven als journalist, presentator en filmkenner, kon Van Bambost ook muzikaal nog vele kanten op: hij speelt gitaar, zingt en componeert. Als tiener speelde hij zelfs rock-’n-roll in de Gentse groep The Ropes – een verwijzing naar de Gentse stroppen. Roel Van Bambost:

DEGEUS


MUZIEK

niet zo makkelijk om een groep als De Kleine Revolutie ‘verkocht’ te krijgen. De programmatoren van de culturele centra zijn grotendeels jonge mensen en die kennen ons lang niet allemaal van vroeger. Wel meer groepen zoeken optredens, vaak in kleine zalen zoals De Loge in Gent. Comedy lokt veel volk … Als je niet met je nieuwe plaat bij Van Gils & Gasten bent geweest, tel je als het ware niet mee. Het is bijna opnieuw beginnen en als ik de successen van Miek & Roel laat vallen, is het effectief van nul beginnen. Ik ben daar overigens geen voorstander van. Toen ik naar The Everly Brothers ging kijken als fan, wilde ik naast nieuw werk ook wel Cathy’s Clown en Bye Bye Love horen. Dus zingen wij graag liedjes als Jan met de pet of Koop een geweer, die klinken sowieso anders met deze groep. Er zitten nummers bij die we als Miek & Roel amper of nooit live speelden, zoals Victoria eet alleen. Op onze LP Miek en Roel zingen Tom Paxton, zingt Miek dat nummer enkel met pianobegeleiding. Natuurlijk voeren we geen Miek & Roelbis op, want een groot deel van de show bestaat dus uit folk en americana: Richard Thompson, Gerry Rafferty, Richard en Mimi Fariña, Tim Hardin, Derroll Adams, Bob Dylan … Zoals je weet, brengen we ook Als het schip verschijnt, dat is Bob Dylans When The Ship Comes In in de vertaling van Miel Appelmans. We repeteren nu She’s Far Away van Tom Paxton, ook vertaald door Appelmans’. 'Maar je kan het zowel interpreteren als ‘de koorden’ of als ‘de ak-koorden’! Ik ben inderdaad een grote rock-’n-rollfan, ik ben zelfs lid van de Everly Brothers fanclub. Iederéén heeft hun harmonieën overgenomen, inclusief The Beatles!' Zijn we naast het thema beland? Amper, eigenlijk niet zelfs. Roel Van Bambost: ‘Niet dat ik me daar op mijn zestienzeventiende bewust van was, maar de rock-’n-roll van The Ropes, die van The Everly Brothers bijvoorbeeld, gaat natuurlijk terug op die enorm rijke bron die we nu kennen als americana. Dat was de inspiratiebron van Miek & Roel en dat is de inspiratiebron van mijn nieuwe groep. Met De Kleine Revolutie krijg ik de kans om dat Amerikaanse geluid in de verf te zetten en dat geluid draagt veel verder dan country. Gijs Hollebosch accentueert dat met de mandoline en de dobro, terwijl de accordeon van Alex Rambaut een toets cajun toevoegt. Rambaut heeft nog opgetreden met Walter De Buck en Està Loco. Stef Wouters is een knap en veelzijdig gitarist, die kan alle solo’s aan. Bovendien zijn het alle drie muzikanten met wie ik al langer samenwerk, met Stef zo’n dertig jaar!’

ALTIJD REVOLUTIE Wat kan je als toeschouwer nu verwachten van een avond Roel & De Kleine Revolutie? Zoals gezegd, verwijst de groepsnaam naar De Grote Revolutie en dus naar het hitverleden van Miek & Roel. Het oude repertoire valt dus niet weg? Roel Van Bambost: ‘Het gebruikelijke repertoire blijft aanwezig om verscheidene redenen. Eerlijk gezegd, is het

DEGEUS

Paxton is een idool van Miek en Roel. Indertijd brachten ze een volledige LP met nummers van Paxton uit, toen een gedurfde zet. Ze is ver van hier, oorspronkelijk She’s Far Away, verhaalt over een Amerikaans tienermeisje dat naar Woodstock trekt. Voor haar is dat een plek vol magie en vernieuwing, die symbool staat voor een andere toekomst. De originele boodschap van Miek & Roel blijft dus overeind? Roel Van Bambost: ‘Absoluut. De alternatieve boodschap, het protest, dat is het DNA van Miek & Roel. Veel liedjes van toen zijn, jammer genoeg, nog altijd relevant: de fabriekssluitingen uit Jan met de pet of de oorlog en het militarisme uit Koop een geweer bijvoorbeeld. Met Miek & Roel boorden we ook nieuwe thema’s aan, die we blijven brengen. Victoria eet alleen spreekt over de toenemende eenzaamheid in onze materialistische samenleving’. In de Gentse Minard opende De Kleine Revolutie met De Titanic achterna, het titelnummer van hun cd uit 2007. Roel Van Bambost: ‘Dat lied behandelt de milieuproblematiek, de mensheid die de Titanic achternagaat. Absoluut relevant als thema. Ik stuurde het op naar de moeder van Anuna De Wever en die bleek het nog te kennen ook! Je zou denken: de relevantie van die oude protestsongs is toch evident, maar nee hoor. De jongste tijd werd ik meer dan eens aangesproken door toeschouwers die me vroegen waarom ik die protestliederen nog altijd zing. Eerlijk gezegd werd ik daar een beetje lastig van … Als de wereld zoveel beter was geworden, zouden we die nummers niet hoeven te brengen.’ Op zoek naar meer info? Ga naar https://miekenroel.be

juli 2019  >  49


FILM

© Danny Willems

Galloping Mind In galop door het drijfzand Een tweeling wordt bij de geboorte gescheiden en de jongen en het meisje groeien, zonder dat ze van elkaars bestaan afweten, in twee aparte werelden op. Het meisje in de middenklasse, haar broertje in een straatbende. Twaalf jaar later kruisen hun wegen opnieuw en ontdekken ze hun gemeenschappelijke lot, hen opgelegd door de volwassenen. Het is het begin van een bewogen ontdekkingsreis naar hun roots en hun onafhankelijkheid, maar geen van beiden is in staat het verleden te ontlopen. Jean-Pierre Vanhee

Wie dans- en theaterwerk van Wim Vandekeybus gezien heeft, weet dat hij zijn tegendraadse scenario’s niet lijnrecht presenteert. Hij leidt zijn publiek liever weg van de naakte vertelling,

50  >  juli 2019

die hij kunstig bewerkt en vervormt. Op zijn visuele excursie presenteert hij zoveel onwaarschijnlijke beelden dat je het verhaal meer aanvoelt dan begrijpt. Dat is ook het geval in Gal-

loping Mind. Hoewel het scenario zeker een rol speelt, gaat de aandacht van de kijker vooral uit naar de zeggingskracht van elke scène apart. De film creëert een nieuwe wereld. Het is geen droomwereld, wel een wereld die bestaat uit meerdere realiteiten tegelijk. Op elkaar gelegd tonen ze een eenheid met een eigen logica, waarin mensen tegelijk samenleven en volstrekt van elkaar gescheiden zijn. Dat is de paradox waarmee Galloping Mind je overspoelt, ontroert en beroert. Het Engels heeft er een mooi woord voor: to bemuse. Bestaat er een Nederlandse uitdrukking voor? De film verbijstert, verbouwereert, benevelt? De film brengt je in verwarring? Van je stuk? Van je melk? De vertalingen komen wel in de buurt, maar voldoen niet omdat ze

DEGEUS


FILM

de vertakkingen van het woord niet vatten. Bemused herinnert zowel aan de muze, de inspirerende godin van de kunst, als naar het blijven nadenken, zoals in ‘to muse over the movie’. Want dat doet de prent ook: hij blijft door je hoofd spoken. Vandekeybus beroert je eerst emotioneel om je daarna te dwingen om in alle nuchterheid na te denken over het waarom. Waar komt het onthutsende karakter precies vandaan? Waarom is de film niet enkel ontroerend maar ook verbijsterend?

De prent blijft door je hoofd spoken. Vandekeybus beroert je eerst emotioneel om je daarna te dwingen om in alle nuchterheid na te denken over het waarom GRIEKSE TRAGEDIE Galloping Mind is rijk aan onwaarschijnlijke beelden en scènes, maar toch is het geen zuiver visueel verhaal, integendeel. Het is een ruwe film, hard op het gevoel. Zonder ooit naar zuivere gruwel te verglijden, zijn sommige scènes wel echte thrillers door de harde en onverwachte logica waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgen. Neem nu de twee sleutelscènes op dezelfde brug. Iemand is in nood, er vliegen objecten in het rond, een vrachtwagen wordt beroofd, twee vrouwen snellen ter hulp, de kinderen blijken rovers te zijn en telkens komt er iemand om het leven. Maar het ongeluk grijpt om zich heen en treft nooit enkel zijn oorspronkelijke doelwit. De kinderen willen zich als bandieten verrijken maar komen er zelf berooid uit. De volwassenen die willen helpen komen er niet ongeschonden uit. Daders en slachtoffers wisselen voortdurend van rol. Het lot speelt een vuil spelletje en draaft met zijn wispelturigheden als een rode draad door de film. De rovers zijn straatkinderen waarvan er één, als in een Griekse tragedie, zonder het te beseffen zijn moeder en zus berooft. De betrokken volwassenen zijn ouders die

DEGEUS

zonder het te begrijpen hun kinderen verliezen. De scènes zijn ook tragisch in de Griekse zin: de vier protagonisten blijven met elkaar in botsing komen en dat voelt altijd zowel onverkwikkelijk als onafwendbaar aan. Ruw mag hier ook als rauw begrepen worden. Rauw en ongekookt. Het bloed zit nog in het vlees. Zoals in de scène waarin paarden, gevangen in containers op een schip in nood, een uitweg zoeken. Hun ontsnapping uit het labyrint van hoge metalen dozen is onvergetelijk. Misschien zijn er klassieke Westerns die de animale kracht van deze beelden kunnen evenaren, maar daar heeft Vandekeybus niets mee te maken. De paarden zwemmen naar de kust waar ze opgemerkt en opgevangen worden door de groep nomadische jongeren. De ontmoeting tussen de kinderen en de aan land gekomen paarden is magisch. Ze sluiten meteen vriendschap en horen vanaf dan bij elkaar als bloedverwanten. Alsof ze allebei mensen- en dierenbloed gemeen hebben.

Galloping Mind is rijk aan onwaarschijnlijke beelden en scènes, maar toch is het geen zuiver visueel verhaal, integendeel. Het is een ruwe film, hard op het gevoel DRIJFZAAD Even magisch is de inname van de stad door de bende ruiters. Dan wordt de film rauw en brutaal, maar de ravage is wel excellent. Het gebeuren rijst hoog boven het gemiddelde niveau van morele aanvaarding uit. We zien andere invullingen van jong leven dan de eeuwig voortreffelijke, die zo politiek en sociaal correct zijn. Deze jongeren grijpen naar de keel en tonen wat het leven ook is: de mogelijkheid van het tegengestelde, de dood. De passage is zo direct dat ze in de buurt komt van het onuitstaanbare. Het is een moment van omkering, van vervlechting van verschillende strengen. Elk leven ontstaat in ero-

tiek maar raakt vervlochten met het vernietigende, het weergaloze, het zich vergalopperende toeval dat ons in die andere eeuwig humane toestand stort: het ongeluk. In Galloping Mind voltrekt de catastrofe zich niet alleen in plotse accidenten. Ze doet zich ook voor als een wandeling op drijfzand. Drijfzand ligt er rustig bij zolang er geen kracht op wordt uitgeoefend, maar het keert zich bij elke druk of trilling. De zandkorrels zetten het op een lopen en nemen alles wat erop steunt met zich mee. Het leven geeft en vraagt terug. Haast ongemerkt verschuift de ordelijke wanorde van de volwassenen naar de wanordelijke orde van de kinderen en terug. Niemand blijft buiten schot.

De film wordt rauw en brutaal, maar de ravage is wel excellent. Het gebeuren rijst hoog boven het gemiddelde niveau van morele aanvaarding uit ‘Drijfzand’ staat in van Dale maar één woord verwijderd van ‘drijfzaad’. Drijfzaad verspreidt zich over binnenwateren en zeeën. Met zaad is de film begonnen en zonder zaad heeft hij geen betekenis. Luister naar de radiomaker die zijn woorden lukraak over de stad uitstrooit: ‘Er zit een paardje in mij. Ik verspreid zijn mest over de hele stad. Ik besmet jullie geest. Ik zing tegen jullie gedachten die zich als onkruid verspreiden. Ik maak van de stad een jungle.’ Dat is deze film ook: een jungle van paarden, honden, water, zand, stenen, de stad en een brug waarover de kinderen galopperend hun weg zoeken. Te ontlenen in stadsbibliotheek de Krook in Gent. Galloping Mind vind je terug in de G-schuif op de eerste verdieping. Wim Vandekeybus, Galloping Mind (België, 2015). Met: Jerry Killick, Natali Broods, Orsi Tóth, Balázs Mészáros, Zsofia Rea. Speelduur: 120’.

juli 2019  >  51


FILM

Moving Lopen om te leven Tim Deschaumes

Het gezin Urushiba heeft een breekpunt bereikt. Nazuna en Ken’ichi, de moeder en vader van Renko, kunnen niet meer samenleven. Er is iets gebroken tussen hen, op vage wijze. Ontgoochelingen en onverwoorde ergernissen monden uit in een laatste gezinsmaaltijd. Ingetogen beleefd in een serene ruimte suggereert dit samenzijn aanvaarding. Het is slechts stilte voor de storm, die Renko heet. Het meisje verzet zich tegen de voor haar onaanvaardbare ouderlijke breuk. Een vurige strijd met de wereld van volwassenen is het gevolg. Renko provoceert en verzoent. Ze vlucht en komt naderbij. Ze rent om haar ouders te ontvluchten, maar ook om afscheid te vermijden. Ze holt in de regen en binnenskamers. Hierbij tovert Shinji Somai het huis van de Urushiba’s, dat een eenvoudige structuur heeft, om tot een doolhof van ruimtes en gangen met voor de kijker onvermoede vluchtwegen. Na een zoveelste aanvaring met haar moeder zet Renko het op een lopen. Moeder en dochter rennen heen en weer. Ze maken schijnbewegingen als basketbalspelers. Plots lijkt Renko tegen een wand aan te botsen, maar ze verschuift een fusumu, waarna ze zich in een vooralsnog onzichtbare kamer opsluit. Haar verdwijntruc is de katalysator van een ruzie waarin alle familieleden verstrikt raken. Vader, broer Yukio en schoonzus Wako vervoegen de radeloze moeder in de gang die langs Renko’s schuiloord loopt.

Moving verweeft architectuur met psychologie. Schuifdeuren, trapgangen, spijlen en spiegels vertolken menselijke verhoudingen of veruitwendigen gemoedstoestanden Opeengestouwd in deze nauwe corridor voeren de vier volwassenen een onstuimige pas de quatre op. Hun posities wisselen voortdurend, van voor naar achter, van hurkend naar staand. De drijfveer voor hun claustrofobische choreografie is Nazuna’s verbale en Kin’ichi’s fysieke agressie. Yukio en Wako gebruiken lijf en leden – met zowel subtiele als bruuske gebaren – om de ouderlijke kemphanen uit elkaar te houden. Na het heftige, zelfs bloederige hoogtepunt van het conflict opent Somai opnieuw de ruimte. Emotioneel uitgeput verspreiden

52  >  juli 2019

Renko en haar kinderlijke volwassenen zich in belendende kamers. De fysieke nabijheid maakt plaats voor afstand, afgewende blikken, een gebogen hoofd in het duister. Moving verweeft architectuur met psychologie. Schuifdeuren, trapgangen, spijlen en spiegels vertolken menselijke verhoudingen of veruitwendigen gemoedstoestanden. Somai schenkt zijn personages niet alleen de geschikte ruimte, maar ook voldoende tijd om zich te tonen. De kern van de gangsequens bestaat uit een long take van ruim vier minuten. Die maakt het mogelijk om het lichaam in beweging ten volle weer te geven. In Somai’s wereld zijn mensen haast altijd on the move. Lopen verdient er de voorkeur op stilstaan. Finaal schenkt een gelouterde Renko haar moeder een roos, dansend. Shinji Somai, Moving/Ohikkoshi (Japan, 1993, Argo Pictures). Met: Tomoko Tabata, Kiichi Nakai, Junko Sakurada, e.a. Speelduur: 124’. Deze film is enkel beschikbaar op Japanse dvd bij Yesasia. Gelukkig kan je ook Engelse ondertitels vinden op opensubtitles.org. Helaas vindt niet elk meesterwerkje zijn weg naar een Europese of Amerikaanse distributeur.

DEGEUS


ABECEDARIUM

De I van Icarus Jean Paul Van Bendegem

De mythe van Icarus is ons allen bekend. In een notendop: vader (Daedalus) en zoon zitten gevangen wegens een niet geslaagde verhouding met de hogere machten, willen ontsnappen, en, zie eens, de vader is een knappe knutselaar en maakt houten vleugels met veren die met was zijn aangebracht, vader waarschuwt zoon niet te hoog te vliegen (en ook niet te laag trouwens wegens mogelijke turbulenties en de niet geslaagde verhouding met die hogere machten), de zoon luistert niet naar papa, komt te dicht bij de zon, de was smelt, de vleugels houden op functioneel te zijn en zoon stort te pletter (zoals vereeuwigd door Breughel / Breugel / Bruegel / Brueghel de Oudere in zijn Landschap met de val van Icarus, met de hoofdfiguur zelf nauwelijks zichtbaar, alleen twee beentjes die in een verloren hoek van het doek moeten gezocht worden, stijl ‘Waar is Wally?’). OK, niet echt een notendop, eerder een kokosnotendop. Wat ook ons allen bekend is, is dat de mythe aantoont waartoe hybris kan leiden: de dood (maar ook een schilderij en op zijn minst één column). Overmoed wordt genadeloos afgestraft. Maar – en hier begint de gedachte-oefening – hoe moeten we ons een hedendaagse Icarus voorstellen? Om te beginnen maken we best van de vader een ingenieurwetenschapper en van de zoon een wetenschapper-inopleiding, dat lijkt te kloppen. Het mag opgemerkt worden dat de uitvinding van de vader (en die duidelijk vergeten is een patent te nemen op zijn uitvinding, had hij dat wel gedaan dan was hij schatrijk geworden en zou de koning bij hem komen smeken om geld) van prima kwaliteit moet geweest zijn want de vader heeft de vlucht wel degelijk overleefd, getuige het feit dat in de mythe hij zijn zoon heeft begraven. Dus een knappe kop maar financieel onhandig. De zoon, dat is een ander paar mouwen. Een wat roekeloos, overmoedig karakter die het idee heeft dat de uitvinding van zijn vader niet haar volle potentieel laat zien. En daar wil hij verandering in brengen. Maar in contrast met de Griekse oudheid, kosten vandaag zulke ondernemingen geld en dus gaat hij op zoek naar fondsen. Dat betekent projectaanvragen schrijven voor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, voor de lokale overheden en voor Europa. Het klinkt simpel maar dat is het niet. Was de vroegere Icarus een Einzelgänger te noemen, vandaag moet hij in concurrentie gaan met andere vleugelconstructeurs en wasontwikkelaars. Dus moet hij de zaak goed weten te ‘verkopen’ en misschien wel iets sterkere claims maken dan hijzelf eigenlijk wel van plan was. Zoals de belofte dat als hij voldoende dicht bij de zon zou komen, hij van de gelegenheid zou gebruik maken om een satelliet in een baan rond onze ster te brengen.

DEGEUS

De echte struikelsteen moet echter nog komen. Aangezien er een experiment zal uitgevoerd worden met personen dienen alle ethische voorwaarden vervuld te zijn. Dus moet er ook een dossier ingediend te worden bij de ethische commissie voor dieren- en mensenexperimenten en de eisen zijn bijzonder streng. De toestemming van Icarus zelf volstaat niet, de eerste de beste gekke wetenschapper kan zichzelf om zeep helpen, daarvan hebben we genoeg voorbeelden. Dus moet ook duidelijk geformuleerd worden welke voorzorgsmaatregelen voorzien zijn om, bij tegenslag, de menselijke schade te beperken. Terzijde: het is uiteraard heel sympathiek van Breughel / Breugel / enzovoorts om Icarus in het water te laten vallen, maar stel eens dat hij op een schip was gevallen, uitgerekend op de roerganger, waardoor het ding onbestuurbaar wordt, tegen de klippen loopt en de voltallige bemanning (in die dagen klopte dat, dus bemensing of bepersoning hoeft niet) ellendig verzuipt, wat een schilderij zou dat opgeleverd hebben? Einde terzijde. Reservewas en -vleugels, opvangnetten, radioverbinding, een zwarte doos, … niet alleen werd hierdoor de hele onderneming met een paar jaar vertraagd maar de kosten zijn ondertussen vertienvoudigd. Voor alle duidelijkheid: er is nog geen euro binnengehaald want eerst moeten die ethische angels eruit gehaald worden. Dus kan Icarus niet anders dan op zoek te gaan naar sponsoring vanuit de privé. Hij vindt die wel maar nu ligt hij contractueel vast dat bij eventuele patenten – de zoon zal de fouten van de vader niet herhalen – de betrokken firma’s voorrang krijgen op de publieke fondsen. Wat een lijdensweg! Hoe is het allemaal afgelopen wilt u weten? Icarus heeft zijn fondsen binnengehaald, de testen zijn goed verlopen maar door de sluwe contracten met de privé, is hij nu lijnpiloot bij Sun Air, waar de zon voor iedereen binnen bereik ligt. Hij is niet in het water gevallen maar eigenlijk wel. Melancholisch postscriptum: Bovenstaande tekst, althans de eerste versie, is geschreven op een TGV van Nancy naar Paris Est. Via de website – prima internetverbinding, het moet gezegd – zie ik dat we snelheden hebben gehaald van iets meer dan 300 km per uur. Dat maakt van mij geen moderne Icarus, zeker geen Odysseus – binnen een uur of drie, vier ben ik thuis, iets korter dan zijn reis van Troje naar Ithaca – en ik zwijg van Prometheus, vuur brengen is mijn sterkste kant niet. Hybris, hoe zou dat voelen?

juli 2019  >  53


MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN

De nieuwsbrief verschijnt driemaandelijks. In deze nieuwskatern vindt u de activiteiten terug van juli t.e.m. september 2019. Alle bijkomende informatie is te vinden op www.geuzenhuis.be/agenda. De volgende nieuwsbrief verschijnt op 1 oktober 2019. Evenementen kunnen aangemaakt worden op onze website tot uiterlijk 31 augustus 2019.

DENDERLEEUW

do 26/9 14:00 De robot in dienst van de mens Prof. Dr. Ir.

Dirk Lefeber HV DENDERLEEUW 't Kasteeltje - Stationsstraat 7 - 0477 35 50 58

EEKLO

zo 18/8 14:00 Nova Mondo STAD EEKLO Heldenpark - Heldenpark - 09 218 73 50

di 24/9 14:00 Filmnamiddag: Still Alice HvdM Eeklo HvdM Eeklo - Boelare 131 - 09 218 73 50

GENT

vr 5/7 19:00 Kaasavond GGG Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 221 24 57

NIEUWSBRIEF

di 17/9 19:30 Filosofisch gesprek ‘tolerantie’ HV ZAHIR - Geuzenhuis, Kantienberg 9 – 0472 02 66 39 wo 18/9 20:00 Lezing ‘De schaduw van Caesar: intriges in Rome’ Jelle Dehaen UPV - Geuzenhuis, Kantienberg 9 – 02 614 82 20

do 19/9 14:00 Film met nabespreking GGG, HVDM, FENIKS - Geuzenhuis,

Kantienberg 9 – 09 233 52 26

do 03/10 14:00 Lezing ‘Creationisme’ prof. Achilles Gautier GGG - Geuzenhuis, Kantienberg 9 – 09 221 24 57

LIEVEGEM

vr 27/9 20:00 De islam en vrijheid van denken Darya Safai

VC ZOMERLICHT EN HVDM EEKLO Basisschool De Zandloper - Zandstraat 25 - 09 218 73 50

LOCHRISTI

wo 4/9 20:00 Over Mirakels Prof. Jean Paul Van Bendegem

DE GEUZEN LOCHRISTI Polyvalente zaal van de gemeentelijke bibliotheek Lochristi Koning Boudewijnlaan 6 - 0495 41 23 81

LITERAIR ZOMERLIEF

VF, KANTL EN TREFPUNT - Huis van Oombergen, Koningstraat 18 - 09 223 02 88

za 21/7 17:00 Tom Lanoye & Chokri Ben Chikha zo 22/7 17:00 Luuk Gruwez & Mia Doornaert ma 23/7 17:00 Ann De Craemer & Jean Paul Van Bendegem di 24/7 17:00 Bart Moeyaert & Freek Braeckman wo 25/7 17:00 Jozef Deleu & Caroline Pauwels do 26/7 17:00 Rachida Lamrabet & Nicky Aerts vr 27/7 17:00 Joke J. Hermsen, Dominique Willaert

RONSE

vr 5/7 13:30 Open Huis/Spelnamiddag & JazzBites HVDM,

VRIJZINNIG RONSE VC De Branderij - Zuidstraat 13 - 055 21 49 69

zo 7/7- vr 2/8- vr 6/9 17:00 Jazz Bites VC DE BRANDERIJ EN HVDM RONSE VC De Branderij - Zuidstraat 13 - 055 21 49 69 di 10/9 20:00 Het verdorven genootschap VC DE BRANDERIJ EN HVDM RONSE VC De Branderij - Zuidstraat 13 - 055 21 49 69 di 17/9 20:00 Lezing kritisch denken 'Fake news & sociale media' Tim Verheyden VC DE BRANDERIJ EN HVDM RONSE VC De Branderij Zuidstraat 13 - 055 21 49 69

VASTE ACTIVITEITEN

& Nawel Kalbi

za 28/7 17:00 Elvis Peeters & Peter Adriaenssens

VC LIEDTS - PARKSTRAAT 2-4, OUDENAARDE

wo 24/7 14:30 Henna-tattoos & kindergrime: Verwondering

MA 20:00 Workshop hatha yoga WF OUDENAARDE MA 14:00 & WOE 19:30 Bridgewedstrijd VC LIEDTS BRIDGE CLUB DI 19:30 Lessen ‘tai chi’ VC LIEDTS DI 20:00 Bijeenkomst SOS Nuchterheid

wo 24/7 20:00 Boma on the rocks Marijn Devalck HVDM Gent Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 233 52 26

1ste & 3de woe/mnd 19:30 > 21:00 Bijeenkomst van SOS Nuchterheid, zelfzorg bij verslavingen

ma 22/7 11:00 Café Chantant en gestreken mastellen HVDM GENT EN FENIKS Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 233 52 26

wo 24/7 14:30 Graffiti workshop HVDM GENT Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 233 52 26

VC DE BRANDERIJ - ZUIDSTRAAT 13, RONSE

in kleur HVDM GENT Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 233 52 26

vr 26/7 11:00 Literair aperitief Heleen Debruyne HVDM GENT EN

FENIKS Geuzenhuis - Kantienberg 9 - 09 233 52 26

vr 26/7 13:30 Theaterwandeling in de kuip van Gent Luc De

Schaepmeester, THEATERGIDS NT GENT HVDM GENT EN FENIKS Sint-Baafsplein - 09 233 52 26

do 12/9 9:00 Daguitstap Mechelen - Bezoek Kazerne Dossin KIG, GGG, HV GENT Verzameling VCG om 9u - Kantienberg 9 - 09 220 80 20

vr 13/9 14:00 Wat we niet weten, zonder dat te weten prof. em. Frank Roels GGG VC Geuzenhuis - Kantienberg 9 vr 13/9 20:00 Vernissage expo Lucien & Oscar Cornelis KIG Geuzenhuis, Kantienberg 9 - 09 220 80 20

54  >  juli 2019

VC GEUZENHUIS - KANTIENBERG 9, GENT

woe & vrij 20:00 Bijeenkomst van SOS Nuchterheid, zelfzorg bij verslavingen

Uw persoonsgegevens worden enkel gebruikt voor het verzenden van ons tijdschrift De Geus. Deze worden bijgehouden zolang u geabonneerd bent. U kan steeds uw gegevens opvragen of deze laten verwijderen uit ons bestand. De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerde artikels berust uitsluitend bij de auteurs. De redactie behoudt zich het recht artikels in te korten. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd of overgenomen worden zonder de schriftelijke toestemming van de redactie. Bij toestemming is bronvermelding – De Geus, jaargang, nummer en maand – steeds noodzakelijk. Het magazine van De Geus verschijnt driemaandelijks (4 nummers).

DEGEUS


COLOFON Hoofdredactie

Eindredactie

Fotografie & lay-out

LIDVERENIGINGEN VC-G Fred Braeckman

Griet Engelrelst

Thomas Lemmens

Philipp Kocks

Gerbrich Reynaert

Kurt Beckers

Brecht Decoene

Willem de Zwijger

Frederik Dezutter

Willem Elias

Wouter Vandamme

Jean-Pierre Vanhee

Linde Waeyaert

Karim Zahidi

Redactie

Druk: New Goff Verantwoordelijke uitgever: Wim Taels p/a Kantienberg 9, 9000 Gent Werkten aan dit nummer mee: Ludo Abicht, Eddy Bonte, Erik De Bruyn, Brecht Decoene, Tim Deschaumes, Willem Elias, Griet Engelrelst, Thomas Lemmens, Pierre Martin Neirinckx, Rik Pinxten, Renaat Ramon, Donald Robertson, Jean Paul Van Bendegem, Aurélie Van de Peer, Rudi Van de Velde, Gie van den Berghe, Griet Vandermassen, Jean-Pierre Vanhee. Coverfoto: Martin Parr - Magnum Photo's.

De Geus is het tijdschrift van het Vrijzinnig Centrum-Geuzenhuis vzw en de lidvereni­g ingen en wordt met de steun van de PIMD verspreid over Oost-Vlaanderen. Geuzenhuis Kantienberg 9, 9000 Gent 09 220 80 20 admin@geuzenhuis.be www.geuzenhuis.be U kan de redactie bereiken via Thomas Lemmens, thomas@geuzenhuis.be en Griet Engelrelst, griet@geuzenhuis.be of 09 220 80 20.

ABONNEMENTEN De Geus zonder lidmaatschap: €16 op rekening IBAN BE54 0011 1893 3897 van het VC-Geuzenhuis met vermelding ‘abonnement Geus’. Prijs per los nummer: €4. Het Vrije Woord gratis bij lidmaatschap Humanistisch Verbond en GGG. Combinaties van lidmaatschappen met of zonder abonnementen zijn mogelijk.

DEGEUS

LIDMAATSCHAPPEN Kunst in het Geuzenhuis €15 op rekening IBAN BE38 0013 0679 1272 van Kunst in het Geuzenhuis vzw met vermelding ‘lid KIG’. Grijze Geuzen €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HVV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid GG + naam afdeling (bv. lid Gentse Grijze Geuzen)’. Humanistisch Verbond €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid HV + naam afdeling (bv. lid HV Gent)’. Vermeylenfonds €15 (-26 jarigen gratis) op rekening IBAN BE50 0011 2745 2218 van Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent met vermelding ‘lidgeld naam, voornaam, geboortedatum, M of V’. Willemsfonds €15 op rekening IBAN BE39 0010 2817 2819 van WF Ledenrekening, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent met vermelding ‘lid WF’. Van Crombrugghe’s Genootschap € 15 (€ 25 duo lidmaatschap met partner / € 6 studenten) op rekening IBAN BE87 0013 9865 2494 van de K.M. Van Crombrugghe’s Genootschap met vermelding soort lidmaatschap + naam partner.

Met de steun van

De Cocon vzw, Jeugdhulp aan huis info: 09 222 30 73 info@decocon.be - www.decocon.be De Maakbare Mens info: 03 205 73 10 info@demaakbaremens.org www.demaakbaremens.org Feest Vrijzinnige Jeugd vzw info: Philipp Kocks - 09 220 80 20 philipp@geuzenhuis.be Feniks vzw info: www.plechtigheden.be huisvandeMens - 09 233 52 26 gent@deMens.nu Fonds Lucien De Coninck vzw info: www.fondsluciendeconinck.com fondsluciendeconinck@gmail.com Humanistisch Verbond Gent info: Brigitte Walraeve - 09 220 80 20 brigitte.walraeve@humanistischverbond.be Humanistisch Verbond Oost-Vlaanderen info: Tine Dekempe - 09 222 29 48 oostvlaanderen@humanistischverbond.be Gentse Grijze Geuzen info: gentsegrijzegeuzen@gmail.com Kunst in het Geuzenhuis vzw info: Kaat Ceusters - 09 220 80 20 kaat@geuzenhuis.be SOS Nuchterheid vzw In Gent, woensdag en vrijdag (alcohol en andere verslavingen). info: 09 330 35 25(24u op 24u) info@sosnuchterheid.org www.sosnuchterheid.org UPV Gent Info: Geert Boxstael geert.boxstael@proximus.be Van Crombrugghe’s Genootschap info: 09 233 90 08 info@vcg.be www.vcg.be Vermeylenfonds Oost-Vlaanderen info: 09 223 02 88 info@vermeylenfonds.be www.vermeylenfonds.be Willemsfonds Oost-Vlaanderen info: 09 224 10 75 info@willemsfonds.be www.willemsfonds.be Werkgemeenschap Leraren Ethiek vzw info: info@digimores.org www.digimores.org 't Zal Wel Gaan info: tzalwelgaan@gmail.com student.ugent.be/tzal

PARTNER De Geus van Gent open van ma t.e.m. vr vanaf 16:00 zaterdag vanaf 19:00 info: www.geuzenhuis.be 09 220 78 25 - geusvangent@gmail.com huisvandeMens Gent Het centrum biedt hulp aan mensen met morele problemen. U kan er terecht van ma t.e.m. vr van 9:00 tot 16:30 De hulpverlening is gratis! info: Kantienberg 9D, 9000 Gent 09 233 52 26 - gent@deMens.nu

juli 2019  >  55


huisvandeMens Gentse Feesten 2019 CafĂŠ Chantant Maandag 22/07 đ&#x;Œ´ 11u00 Vrijzinnige wandeling met Jean Paul Van Bendegem Woensdag 24/07 đ&#x;Œ´ 14u30 tot 16u30 Workshop Graffiti Woensdag 24/07 đ&#x;Œ´ 14u30 tot 16u30 Henna-tattoos & kindergrime Verwondering in kleur Woensdag 24/7 đ&#x;Œ´ 14u30 tot 17u30 Boma on the rocks - Marijn Devalck Woensdag 24/7 đ&#x;Œ´ 20u00 Literair aperitief door Heleen Debruyne Vrijdag 26/07 đ&#x;Œ´ 11u00 Theaterwandeling in de kuip van Gent Opgelet! Vertrek aan NT Gent (Sint-Baafsplein) Vrijdag 26/07 đ&#x;Œ´ 13u30 Locatie VC Geuzenhuis Kantienberg 9 te Gent Per activiteit 5â‚Ź

Feniks vzw

đ&#x;Œ´ Marijn Devalck 10â‚Ź

Reserveren verplicht via: T 09/233.52.26 gent@deMens.nu www.deMens.nu Reserveer vandaag nog, want VOL = VOL

een initiatief van

plechtigheden.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.