DE GEUS JUNI 2021

Page 1

MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN

Lieve Thienpont na het proces Tine Nys ‘HET MOEST ER OOIT VAN KOMEN’

Ik ga leven LALE GÜL KOOS VOOR DE MOEILIJKE WEG

De Belgische tricolore hangt op schaamrood PLEIDOOI VOOR EEN NIEUWE VLEUGEL VOOR HET AFRICAMUSEUM

ISSN0780-2989 › P608277 › VERSCHIJNT DRIEMAANDELIJKS › JAARGANG 53 › NR. 3 › JULI 2021 › PRIJS LOS NUMMER €4


INHOUD

2  >  juli 2021

VAN DE REDACTIE Ode aan samenheid

3

PLAKKAAT Een nieuwe vleugel voor het AfricaMuseum?

4

ACTUA Wij en Zij De Spaanse genadedood

5 9

VRAAGSTUK Vonkelen

22

BOEKENREVUE Sterven als mensenrecht

18

COLUMN Paranoia

22

BESCHOUWING Better safe than sorry

23

VRAAGSTUK Alles Kapot

27

MENSELIJK Een kijk als dokter-patiënt

30

CULTUUR Het Humanistisch Sculpturenpark Neem eens een ruwe steen in huis

34 40

IN MEMORIAM Etienne Vermeulen

45

POËSTILLE Een fluisterende ster

46

BOEKENREVUE Ik ga leven Meervoudige identiteit

47 49

MUZIEK Het creatieve parcours van een eeuwige debutant

52

FILM The New Gospel

56

ABECEDARIUM De Q van QAnon

58

COLOFON

59

DEGEUS


VAN DE REDACTIE

Ode aan samenheid Drie weken geleden zat ik op een stoel in het vaccinatiecentrum. Ik had me voorgenomen om in de vijftien minuten wachttijd na de inspuiting niet te grasduinen in de verschillende apps op mijn smartphone, maar dit moment volop te beleven. Ik keek om me heen en voelde in elke vezel van mijn lichaam hoe uniek dit gebeuren is. We beleven hoe dan ook geschiedenis, op dit eigenste moment. De vrijwilligster die instond voor het ontsmetten van elke stoel in de wachtruimte heette Dora. Het enthousiasme spatte ervan af en algauw sloegen we een praatje. Ook de dokter kwam goeiedag zeggen en uitte zich als auteur van een eerder verschenen artikel in dit magazine. De coördinator van de vrijwilligers in dit centrum bleek een ex-voorzitter van het Humanistisch Verbond Gent te zijn, de totziensdame aan de uitgang een vrijwilliger van het Gentse Feest Vrijzinnige Jeugd. Het deed deugd te zien hoeveel Geuzen zich inzetten voor het welzijn van ons allemaal! Er hing een speciale sfeer in het centrum, iedereen is er vrolijk en vriendelijk, de vrijwilligers zijn terecht fier op hun engagement en voeren hun taken met veel goesting uit. Zelf werd ik overmand door emoties van opluchting, blijheid, verlossing. Na anderhalf jaar van isolement is het Rijk der Vrijheid eindelijk in zicht. We leefden maandenlang als gevangenen, wellicht met iets meer voordelen dan echte gedetineerden. Meermaals dwaalden mijn gedachten naar hen af, hun lot liet me niet onberoerd. Uiteraard is vrijheidsberoving soms een noodzakelijke straf, al is het maar om de samenleving te beschermen. Maar wat levert jarenlange opsluiting op als er geen begeleiding of zinvolle tijdsbesteding mogelijk is, wat doet isolement met een mens? Je wordt er alleszins niet beter van, je wordt een beetje gek. Deze crisis heeft ons doen inzien dat de mens een sociaal wezen is, we hebben mensen rondom ons nodig. Het verhaal van Lale Gül treft me dan ook diep. Een jonge vrouw wordt verstoten uit de gemeenschap waarin ze is opgegroeid, alleen maar omdat ze zelf keuzes wil maken voor alles wat haar persoonlijk aanbelangt. Het is een recht waarbij wij amper nog stilstaan. Eind juni stelt ze haar boek voor in het Geuzenhuis, de opname van haar gesprek met onder andere onderzoeksjournalist Hind Fraihi kan online herbekeken worden op Youtube. Met deze activiteit willen we Icorn onder de aandacht brengen, het International Cities of Refuge Network. Dit netwerk verzamelt steden en organisaties die bedreigde auteurs uitnodigen en hen niet alleen onderdak maar ook verdere ondersteuning bieden. Samen met het Vermeylenfonds streven we ernaar om van Gent een Icornstad te maken. De vrijheid van mening blijft voor ons een belangrijk goed.

© Gerbrich Reynaert

We strijden ook voor andere vrijheden, zoals de vrijheid om zelf te beslissen over ons levenseinde. Ondanks de progressieve Belgische wetgeving blijft dit nog steeds een heikel punt. Vorig jaar nog kwamen psychiater Lieve Thienpont en haar organisatie Vonkel in een mediastorm terecht tijdens het euthanasieproces van Tine Nys. Thienpont werd uiteindelijk vrijgesproken en schreef haar ervaringen neer in het boek Beschuldigd van gifmoord. In tegenstelling tot wat velen denken, gaat Thienpont bij een aanvraag eerst op zoek naar alternatieven en wordt euthanasie in de meeste gevallen uiteindelijk niet toegepast. Als er toch gekozen wordt om waardig te sterven, doet ze er alles aan om dit correct en sereen te laten verlopen. België is echter lang niet meer het enige land waar euthanasie toegepast wordt, en gelukkig maar. Spanje keurde recent als eerste Zuid-Europees land euthanasie bij ondraaglijk lichamelijk en psychisch lijden goed. Lag de ontroerende film Mar Adentro aan de basis? Dat sterven ook mooi kan zijn, bewees Marja Havermans op Stoicon-X Gent, een festival over de Stoïcijnse levensfilosofie, aangeboden door huisvandemens Gent en het Geuzenhuis in het kader van een focus op praktische humanistiek. Zij vertelde over haar partner en hoe hij omging met zijn ongeneeslijke diagnose. Hoe je hiermee omgaat, ligt immers binnen je eigen macht. Haar advies was niet te focussen op ‘ik ga toch dood’, maar op wat je nog kan doen. Stop je emoties niet weg en aanvaard dit verdriet, aanvaarding leidt tot gemoedsrust. Havermans bracht een sterk persoonlijk verhaal, dat binnenkwam bij de vele (online) toeschouwers. Ze eindigde met een pleidooi voor veel mensen om je heen: als je einde nadert en je nagaat wat je belangrijk vindt in het leven, besef je dat het de mensen zijn die ertoe doen, al de rest vervalt in het niets. Een ode aan meer ‘samenheid’, een prachtig woord ooit in het leven geroepen door kunstenaar Ben Benaouisse. Het verhaal van Havermans kunt u lezen in haar boek Sterven als een Stoïcijn maar ook online herbekijken via Youtube. Ook de andere TED-Talks van deze Stoïcijnse conventie kunt u hier raadplegen. Conclusie van dit alles: omarm uw dierbaren en geniet van elkaar, zolang het kan. Yolo! Griet Engelrelst

DEGEUS

juli 2021  >  3


PLAKKAAT

Een nieuwe vleugel voor het AfricaMuseum? Een VN-expertengroep die racisme tegenover mensen van Afrikaanse herkomst bestudeerd was in 2019 snoeihard in haar rapport over België. Zo drong ze erop aan dat de Belgische overheid zich excuseert voor de wreedheden uit het koloniaal verleden en leverde kritiek op het AfricaMuseum dat volgens hen niet ver genoeg zou gaan in het kaderen van dit koloniale verleden. Nu, twee jaar later, lijkt er met die kritiek weinig aangevangen. Paul Van Hoorick

‘De inertie, de vrees of de onwil om het eigen koloniale verleden recht in de ogen te kijken sleept dus al decennia aan. Als burger kan ik alleen, samen met zovele anderen, hopen dat hierin snel verandering komt.’ Het is een citaat uit een artikel van Guy Vanthemsche (De feiten moeten kloppen, ook over Congo – De Standaard – 22 februari 2019). ‘Wat men ook denkt van het recente deskundigenverslag van de VN, België wordt hierin niet voorgesteld als een ergere kolonisator dan de anderen. België wordt echter wel bekritiseerd voor haar volkomen onvermogen om haar koloniale verleden onder ogen te zien.’ Het is een citaat uit een artikel van Amandine Lauro en Benoit ­Henriet (‘Geschiedschrijving vermag veel, maar kan niet alles: 10 misvattingen over de Belgische kolonisatie’ – Knack – 30 juni 2019). Beide artikels waren in maart 2021 nog te vinden op de site van het AfricaMuseum en werden daar gepresenteerd als standpunten. Vreemd. De site brengt eveneens het interes-

4  >  juli 2021

sante weetje dat de beeldengroep van ­L eopold II in het park niet onder hun bevoegdheid valt. Met alle sympathie maar wie nog wat verder rondneust op de site op zoek naar beleid en visie komt al gauw terecht in een slaapverwekkende toestand, een geur van mottenballen, een processie van ­Echternach … Hierbij twee jaar na de artikels in De Standaard en Knack een poging tot een short-cut, een dwarse oversteek over het ronde punt vlak voor het AfricaMuseum, een sprint in plaats van een surplace. Ineens een invuloefening voor de herinrichting van een complete museumvleugel naar keuze. Het is dringend. De Belgische tricolore hangt op schaamrood, zoals een VN-rapport stelt. De afgelopen jaren zijn in heel wat Europese steden herdenkingsmonumenten en musea voor verborgen koloniale geschiedenis en slavenhistoriek opgericht (Lissabon, Parijs, Nantes, Bordeaux, Liverpool, Amsterdam …). Tot voor 1830 waren er geen ‘Belgen’ betrokken bij de slavenhandel of toch? En Leopold II, roi-marchand, royaal schaakmeester-

manipulator, was hij een uitzondering of past hij naadloos tussen andere Europese vorstenhuizen? Onderstaande invuloefening hoort thuis in een cahier de brouillon of nog liever in een Atoma-schrift, waarbij de decors eindeloos kunnen wisselen. Om per decor een ander achterkantje geschiedenis voor de spots te schuiven. Licht en muziek laat ik over aan specialisten, maar mag ik toch een mengelmoes van klaagzangen in Yoruba, fado en flamenco, tambores, steelband en kamermuziek met harp en viool bepleiten? Om de blues niet te vergeten … Verfdecors met brede strepen zoals in de botsauto’s, buiten de lijnen! Hierbij een schets van enkele decors van die nieuwe museumvleugel.

DECOR 10: 1890-1897 In Antwerpen laat Leopold II eenendertig duizend kilo ivoor veilen. De formele verkoper is de Caisse Hypothécaire Anversoise op de Meir, zijn Antwerpse bankier. Het is slechts de helft van de voorraad, de andere helft

DEGEUS


PLAKKAAT

houdt een toespraak waarin hij stelt dat de triomfbogen van de Cinquantaire rusten op afgehakte handen. In 1908 neemt de Belgische Staat KongoVrijstaat van Leopold II over. De overname is een kluwen, een staaltje van royale manipulatie. In 1909 sterft Leopold II, op zijn sterfbed trouwt hij nog met zijn minnares. Zij erft een fortuin. In 1911 ondertekent de Belgische Staat een contract met Lever over de ontginning van palmolie, de basisgrondstof van zeep.

De Belgische tricolore hangt op schaamrood, zoals een VN-rapport stelt DECOR 13: 1960-1961

© Paul Van Hoorick

is afgeleid naar Liverpool. Antwerpen staat op het toppunt van zijn architecturale grandeur dankzij de koloniale haven. In Kongo heeft een zwaarbewapend leger na veertig maanden de ‘ivoor-oorlog’ gewonnen. Big business wordt rubber door de boomende markt van de auto-industrie. Het levert Leopold II de financiële armslag om een versnelling hoger te schakelen in zijn megalomane bouwprojecten in Brussel en Oostende. Het gebied van Kongo-Vrijstaat is ondertussen door militaire bezetting uitgebreid richting Angola. In de Britse pers verschijnen artikels over de barbaarse praktijken ten opzicht van de inheemse bevolking.

sels burgemeester Buls en Anna Lippens, dochter van Hippolyte ­Lippens, voormalig burgemeester van Gent, uitgenodigd. In Antwerpen lossen ondertussen frequent fraaie Kongoboten hun lading rubber, ivoor en mineralen. De Antwerpse haven is een wereldspeler voor diverse producten. En in Oostende wordt in 1900 de eerste steen gelegd voor de Venetiaanse gaanderijen. Een geheime tunnel verbindt het nabije koninklijk chalet met de Villa Carolina van de piepjonge minnares van de koning. Zij mag, met grote voorsprong, la plus grande horizontale van Parijs worden genoemd. Leopold II is ondertussen de grootste landeigenaar aan de Franse Rivièra geworden.

DECOR 11: 1897-1906 Tijdens de Wereldtentoonstelling in Tervuren worden tweehonderdzesenzeventig Kongolezen tentoongesteld. Een splinternieuwe elektrische tram verbindt Tervuren met de hoofdlocatie, het Jubelpark. Eind 1898 is de spoorlijn die het Kongolese binnenland verbindt met de Kongo-monding klaar. Deze is cruciaal voor de export. Bij de plechtige inhuldiging zijn Brus-

DEGEUS

DECOR 12: 1906-1911 In 1906 wordt de ‘Union Minière’ opgericht om de kopermijnen in Katanga uit te baten. Katanga is zes keer groter dan België. Ook de ontginning van tin en diamant wordt op grote schaal opgestart. Leopold II en de Société Génerale zijn de hoofdaandeelhouders. De socialistische volksvertegenwoordiger Emile Vandervelde

In juni 1960 wordt Congo onafhankelijk. De piepjonge Koning Boudewijn is present en krijgt van eerste minister Patrice Lumumba een speech over tachtig jaar kolonialisme gepresenteerd. Begin 1961 wordt Lumumba vermoord. Bij de moord zijn Belgische politiemannen fysiek aanwezig, zonder enige twijfel gedekt door hun superieuren. Over de betrokkenheid van de Belgische politieke en zakelijke elite zwijgen wij in alle talen. Oorverdovend. Al lang. En à propos, wat ik nog vergat over de passende muziek bij de decors: liturgische gezangen in het Frans met een West-Vlaams accent, een draaiorgeltje uit de Marollen met op de achtergrond mitrailleurvuur, het hoort er voor mij allemaal bij … Ik laat het verder over aan theater- en decorbouwers, die er verstand van hebben. Over de auteur Paul Van Hoorick organiseert kritische wandelingen en reizen waaronder de stadwandeling Wandel mee in de schaduw van Leopold II in Brussel, die start in Matonge en eindigt in Schaarbeek. Meer info: pvanhoorick@hotmail.com.

juli 2021  >  5


ACTUA

Wij en Zij OVER BEGRIPPEN ALS XENOFOBIE, RAS EN RACISME, DE MINDERHEID EN DE MEERDERHEID Er is een grote verscheidenheid in (negatieve) attitudes ten opzichte van de etnische ander. En dus is er ook niet één onveranderlijke vorm van discriminatoire doctrines en praktijken. Wijlen de Amerikaanse historicus van racisme en white supremacy (en tevens Pulitzerprijswinnaar) George M. Fredrickson maakte een duidelijk onderscheid tussen racisme, racialisme en xenofobie. Xenofobie, een (irrationele) angst voor wie anders is, is een eeuwenoud en nagenoeg universeel fenomeen. Het komt voor onder alle volkeren en in alle lagen van de bevolking en elk van ons heeft er wel eens last van. Eric Hobsbawm noemde het ooit ‘waarschijnlijk de enige wereldwijde (negatieve) massa-ideologie’. Racisme en racialisme zijn daarentegen sociale en historische constructies uit de recente, moderne tijd. Dominiek Dendooven

Welke definitie je ook hanteert, racisme heeft altijd twee componenten: verschil en macht. Fredrickson beschrijft in erg duidelijke termen wat racisme is: ZIJ zijn anders dan WIJ en de verschillen tussen ons zijn permanent en onoverbrugbaar. Dit onoverbrugbaar anders-zijn is een reden om de ethno-raciale Ander te behandelen op een wijze die als wreed of onrechtvaardig zou beschouwd worden mocht het van toepassing zijn op onze eigen groep. Terwijl racisme een geloof is, met name dat sommige rassen superieur zijn aan anderen en dat deze anderen daarom een verschillende behandeling behoeven, was racialisme een term die eerder gebruikt werd om de verschillen tussen rassen aan te duiden (zonder daar per se begrippen als inferioriteit of superioriteit aan te koppelen).

Racisme heeft altijd twee componenten: verschil en macht Precies omdat het een historische constructie is, blijft ras een moeilijk concept, zo betoogt ook de Britse socioloog Ali Rattansi. Vanwege zijn louter culturele oorsprong is het als

6  >  juli 2021

begrip soms moeilijk te onderscheiden van dat andere moderne idee van ‘etniciteit’ dat op zichzelf ook alweer moeilijk te omschrijven valt. De Noorse antropoloog Thomas ­Hylland Eriksen beschouwt racisme als de categorisering van de Ander, terwijl etniciteit betrekking heeft op hoe men zichzelf identificeert. Racisme heeft dus betrekking op de Ander, etniciteit op Onszelf.

‘WETENSCHAPPELIJK’ RACISME Het is belangrijk te benadrukken dat zowel ras, racialisme als racisme culturele constructies zijn die op geen enkele wijze gebaseerd zijn op een biologische werkelijkheid. Echter, op het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw geloofden velen dat dat wel het geval was. Dat ‘wetenschappelijke’ racisme gebruikte de taal en sommige technieken van de wetenschap om steun te vinden voor theorieën als zouden bepaalde groepen of volkeren van nature minderwaardig zijn dan anderen op het vlak van intelligentie, ‘beschaving’ of andere sociaal gedefinieerde attitudes. Een aantal ‘menselijke rassen’ waren volgens de rassentheorieën aantoonbaar minderwaardig eenvoudigweg omdat hun veronderstelde

achterlijkheid gelinkt kon worden aan hun meest opvallende lichaamskenmerken. Er werd bijvoorbeeld van uitgegaan dan een grotere schedelinhoud gelijk stond met een grotere intelligentie.

Zowel ras, racialisme als racisme zijn culturele constructies die op geen enkele wijze gebaseerd zijn op een biologische werkelijkheid Het erg succesvolle Europese imperialisme leek die ‘wetenschappelijke argumenten’ voor racisme ook te ondersteunen, waardoor de aanname van de superioriteit van het blanke ras legitiem en vanzelfsprekend leek. Gecombineerd met sociaal darwinisme (‘het recht van de sterkste’) konden dergelijke racistische zienswijzen zelfs oorlogen verantwoorden als een vorm van natuurlijke selectie. Want in die opinie was een oorlog niet meer dan de ultieme test op raciale fitheid. Een ander gevolg van de verwetenschappelijking van racisme was de algemeen heersende opvatting in de late negentiende en vroege twintigste eeuw dat ‘raciale vermenging’ of ‘mis-

DEGEUS


ACTUA

cegenatie’ te allen prijze moest vermeden worden omdat zoiets onvermijdelijk zou leiden tot de ‘degeneratie’ van het superieure ras. Deze angst was een belangrijk argument voor segregatie. Een voorbeeld uit eigen streek: tijdens de Eerste Wereldoorlog werden nietEuropese arbeiders zoals Chinezen, Indiërs en Afrikanen in aparte kampen opgesloten en nauw in de gaten gehouden. Op die manier wilde men vermijden dat ze in contact zouden komen met het vrouwelijke deel van de plaatselijke bevolking. Al voor de Eerste Wereldoorlog was het heersende racisme verfijnd en werden tal van schakeringen, aangetoond, gebruikt en misbruikt. Tal van ‘genetische’ verklaringen werden bedacht. Zo waren sommige ‘inferieure’ rassen niet volledig inferieur meer. Het ene ras leverde goede soldaten, terwijl het andere ras geacht werd uit hardwerkende domme krachten te bestaan. Naast louter fysieke kenmerken (zoals huidskleur) werd

etniciteit een belangrijk criterium om te differentiëren en te discrimineren. Ook daarvan zijn er voorbeelden uit de Eerste Wereldoorlog: zo was bijvoorbeeld het Indiase leger, dat hier aanwezig was, samengesteld op raciale basis. In India werden er grosso modo twee hoofdrassen onderscheiden: aan de ene kant een sanskriet-sprekend, krijgshaftig volk met blekere huidskleur dat uit de ‘Arische’ stam kwam, en aan de andere kant een donkerder, minderwaardiger ras. Maar volgens de racistische theorieën waren ook de oorspronkelijke ‘Ariërs’ gedegenereerd door vermenging met de donkergekleurde Dravidiërs. Alleen de Brahmanen (de hoogste kaste) werden beschouwd als echte ‘Ariërs’ terwijl de andere kastes beschouwd werden als afstammelingen van inferieure rassen. In handboeken over de ‘krijgshaftige rassen’ werden de etnische groepen uitgekozen op grond van hun krijgskunsten en hun (vermeende) loyaliteit aan de Britse overheersers. Die

keuze was gebaseerd op zowel interne als uiterlijke kenmerken. Zo werden bijvoorbeeld alleen Sikhs met ongeknipt haar en tulband beschouwd als echte leden van een krijgshaftig ras, terwijl bijvoorbeeld de als ‘verwijfd’ bekendstaande Bengalen uitgesloten werden van het leger. Dat onderscheid tussen wat de Britten martial en non-martial races (krijgshaftige en niet-krijgshaftige rassen) noemden, bepaalde dus wie er in onze streek zou dienen als soldaat (de krijgshaftige rassen) en wie als arbeider (nietkrijgshaftige rassen).

Gecombineerd met sociaal darwinisme (‘het recht van de sterkste’) konden racistische zienswijzen zelfs oorlogen verantwoorden als een vorm van natuurlijke selectie

Indiase soldaten in Bournemouth. Ze recupereren van verwondingen opgelopen in Vlaanderen, ca. 1917.

© Underwood Archives


ACTUA

Ondanks het feit dat de hoogdagen voor het officiële racisme voor Europa in de jaren 1930 valt te situeren, en sommige overheden (zoals het ZuidAfrikaanse apartheidsregime) het nog vele decennia zouden toepassen, werden de theorieën van het wetenschappelijk racisme na de Eerste Wereldoorlog (en voor een stuk ook vanwege die oorlog) steeds meer ondergraven. Zo toonde de Belg Théophile Simar reeds in 1922 met zijn Étude critique sur la formation de la doctrine des races au XVIIIe siècle et son expansion au XIXe siècle aan hoe er geen enkele wetenschappelijk grond was voor het concept van ‘ras’ en hoe de term enkel voor politieke doeleinden was tot stand gekomen.

HUIDSKLEUR GEEN MUST VOOR RACISME Hoewel racisme vaak gelinkt wordt aan huidskleur, is deze band geen must. Antisemitisme is bijvoorbeeld een vorm van racisme waarbij de huidskleur van geen tel is. Ook binnen de Europese legers van de Eerste Wereldoorlog zien we bijvoorbeeld vormen van discriminatie die op dergelijke vormen van racisme gebaseerd zijn. Zo werden er voor de Corsicanen in het Franse leger geen uitzonderingen toegestaan, zoals het statuut van familievader, en aan het front wachtte hen de vuilste karweien. Aan Britse zijde waren de Ieren vaak de slachtoffers. De Corsicanen en de Ieren vormden binnen hun respectievelijke legers een etnische minderheid. Dat begrip covert elke groep die a) getalsmatig in de minderheid is ten opzichte van het gros van bevolking in een bepaalde welomschreven samenleving, b) die politiek geen overwicht heeft en c) die geduid wordt als een etnische categorie. Een minderheid kan dus slechts bestaan als er ook een meerderheid is (en vice versa) en kan alleen als dusdanig begrepen worden binnen welomschreven grenzen, gewoonlijk staatsgrenzen. Dat wil dus zeggen dat de verhoudingen kunnen veranderen wanneer de grenzen veranderen. Om opnieuw de Sikhs als voorbeeld te nemen: in de republiek India vormen

8  >  juli 2021

zij een kleine minderheid (ongeveer 2% van de bevolking), maar in de deelstaat Punjab vormen zij een meerderheid (meer dan 60%). Als op een dag een onafhankelijke Sikh-staat tot stand zou komen, dan zou de Sikhmeerderheid er geconfronteerd worden met een Hindoe-minderheid van vijfendertig procent. Dichter bij huis is er het voorbeeld van de Vlaamse Brusselaar (of Brusselse Vlaming): een kleine minderheid in Brussel maar wel deel van de meerderheid in de Belgische context. Er zijn verschillende strategieën die een staat kan toepassen ten opzichte van zijn minderheden: ¬ Assimilatie (zoals in Frankrijk): terwijl dit op sociaal vlak voordelen biedt, veroorzaakt dit onder de doelgroepen-minderheden veel leed, onder meer door een verlies van waardigheid: er wordt immers te verstaan gegeven dat de eigen tradities van weinig waarde zijn. ¬ Overheersing/dominantie (zoals onder het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en de gesegregeerde Verenigde Staten): vaak wordt er gesegregeerd op etnische gronden, wat gewoonlijk gerechtvaardigd wordt door de veronderstelde culturele minderwaardigheid van de ondergeschikte groepen. Vaak wordt het als schadelijk beschouwd om volkeren te vermengen waardoor het in stand houden van duidelijke grenzen als een noodzaak wordt gezien. ¬ Het overstijgen van etnisch-nationalistische ideologieën en het aannemen van een ideologie van multiculturalisme (of een gedecentraliseerd federaal model dat een hoge mate van lokale autonomie biedt). Minderheden kunnen grosso modo op drie verschillende wijzen reageren op de overheersing door de staat of een groep. Eriksen vat het uiterst kort maar to the point samen als: exit, voice en loyalty.

¬ Loyalty omvat vaak assimilatie, hetzij vrijwillig, hetzij onder dwang. Het kan gebeuren dat deze mogelijkheid expliciet aan een etnische minderheid wordt ontzegd, bijvoorbeeld wanneer een andere huidskleur of een veronderstelde culturele minderwaardigheid volgens de dominante groep assimilatie in de weg staat. ¬ Voice: soms verzetten minderheidsgroepen zich actief tegen assimilatie. In dat geval kunnen de minderheden zich ofwel neerleggen bij hun ondergeschikte positie of andere manieren zoeken om in vrede te kunnen samenleven met en in de staat. Zij kunnen bijvoorbeeld een beperkte autonomie voor bepaalde aangelegenheden onderhandelen, of kunnen het anders-zijn van hun groep op een meer informele manier gaan benadrukken. ¬ Exit of afscheiding, ten slotte, is de derde optie voor minderheden, maar het is er een die niet compatibel is met de politiek van een staat. Vanzelfsprekend zijn bovenstaande strategieën, of ze nu door een staat of door een minderheid worden toegepast, slechts ideaaltypes. In de realiteit kan een staat assimilatie combineren met segregatie, terwijl minderheden vaak verdeeld zijn over het onderwerp (volledige) onafhankelijkheid. Wat al deze begrippen gemeen hebben is dat ze draaien rond macht en de houding ten opzichte van de Ander. Over de auteur Dominiek Dendooven is historicus en wetenschappelijk medewerker van het In Flanders Fields Museum. Hij bestudeert er onder meer de geschiedenis van niet-Europese troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

DEGEUS


ACTUA

De Spaanse genadedood Enkele dagen voor Spanje het jaar 2020 afrondde in een bevreemdend kerstlicht met duizenden afwezigen aan de feesttafel, werd een belangrijke stap naar de goedkeuring van een definitieve euthanasiewet gezet. Drie maanden later werd die wet bekrachtigd door tweehonderdentwee volksvertegenwoordigers. Honderdachtendertig parlementsleden stemden tegen, twee onthielden zich. Zo werd Spanje dit voorjaar het eerste Zuid-Europese land dat ondraaglijk lichamelijk en psychisch lijden erkende als maatstaf voor het recht op waardig sterven en verdween euthanasie uit het strafwetboek. Sarah De Vlam

In een officieel rapport over de misdaadcijfers tussen 2000 en 2007 (INE. Anuario Estadístico de España 2009. Seguridad) staat euthanasie onverbloemd onder de noemer dood© Susana Vera | Reuters

slag: moord met voorbedachte rade, onvrijwillige doodslag, moord en euthanasie. Hoewel in de praktijk de strafmaat voor de euthanasieverleners aanzienlijk milder was dan voor

criminele, passionele of occasionele moordenaars, was dat allerminst een licence to kill. Dat die personen nu niet meer vervolgd kunnen worden voor doodslag betekent een fundamen-


ACTUA

teel verschil. Maar de vraag is of zij daarmee ook verlost zijn van de maatschappelijke stigmatisering. Een opiniestuk uit de krant ABC, samen met het dagblad La Razón en de katholieke radiozender Cope, de spreekbuis van rechts-conservatief Spanje, noemde het applaus na de stemming in het Spaanse halfrond: ‘vier sinistere minuten ter viering van de dood’, de euthanasiewet: ‘een recept voor de dood’, en de euthansieaanvrager: ‘iemand die ziekte niet trotseert’. Michel Houllebecq, een beroemde enfant terrible van de hedendaagse Franse literatuur, zette die laatste mening kracht bij in zijn compromitterend artikel ‘Une civilisation qui légalise l’euthanasie perd tout droit au respect’ (Le Figaro) door de doodsstrijd als een vast onderdeel van het leven te beschouwen. Uit Spaanse extreemrechtse hoek, met een brede aanhang voor de steeds populairder wordende xenofobe en ultraconservatieve partij Vox, klinkt nog straffere taal. Vox noemt de huidige linkse coalitie van gematigde socialisten (PSOE) en het linkse Unidas Podemos ‘de regering van de dood’. In het politieke spectrum vonden de tegenstemmers, Partido Popular en Vox, alleen nog bijval bij de conservatieve carlistische partij Unión del Pueblo Navarro.

De stemming over de legalisering van euthanasie, zowel in wettelijk als in maatschappelijk opzicht, is geen zuivere links-rechts discussie De stemming over de legalisering van euthanasie, zowel in wettelijk als in maatschappelijk opzicht, is echter geen zuivere links-rechts discussie. Zowel de Catalaanse als de Baskische conservatieven stemden vóór de wet, en het rechts-liberale Ciudadanos schaarde zich uitdrukkelijk achter de legalisering. Ook de Spaanse bevolking steunt het buiten vervolging stellen van euthanasie. In de pers werd melding gemaakt van meer dan

10  >  juli 2021

vijfentachtig procent voorstanders. Hoe onverifieerbaar en weinig wetenschappelijk peilingen vaak zijn, het is een zichtbaar feit dat de hele kwestie met een razend gemak doorgespoeld werd: ‘de Spanjaarden’, die graag op straat komen om hun mening te ventileren en ook snel naar de spuitbus grijpen om hun grieven en eisen op muren, gevels en andere oppervlakten te kladden, kwamen niet in actie voor het recht op ‘de goede dood’ – de etymologische betekenis van het woord euthanasie. Dat kan alleen maar betekenen dat waardig sterven algemeen aanvaard wordt.

Alleen in de rechts conservatieve pers werd de wet groot voorpaginanieuws EUTHANASIE GEEN ISSUE Alleen in de rechts-conservatieve pers werd de wet groot oorpaginanieuws. ABC kopte: ‘De dood als een sluipweg. Zonder debat.’ (La muerte como atajo) Ik treed het tweede deel van die krantenkop bij: euthanasie is in de Spaanse samenleving eigenlijk geen issue. Dat kan misschien verbazen in Vlaanderen, waar de legaal-ethische omlijning van euthanasie – en vooral de uitbreiding van het begrip ondraaglijk lijden – vaker onderdeel is van een maatschappelijk en publiek debat dan in het zogenaamde ‘katholieke Spanje’. Maar onder de vele clichés over Spanje, gaat een heel andere realiteit schuil. Het ‘katholieke Spanje’ is vandaag vooral een land van religieuze tradities en veel praal en glitter, maar niet van geloof. Spanje is op wereldniveau een voortrekker in progressieve ethische dossiers: in 2005 werd de wet op het homohuwelijk goedgekeurd, in 2007 de Historische Herinneringswet en de Gelijkheidswet en in 2010 de uitbreiding van de abortuswet na de softe wet van 1985 waarmee abortus legaal werd in het geval van zwangerschap door verkrachting. Telkens onder socialistisch mandaat, dat zeker, maar met de noodzakelijke parlementaire steun van een breed gamma aan partijen die lang niet altijd gekend

staan als vooruitstrevend. In tegenstelling tot het euthanasiedebat is de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en meisjes om hun zwangerschap te onderbreken om welke reden dan ook wel erg actueel, al moet die gezien worden binnen de brede context van een ontzettend actieve en publiek zichtbare Spaanse feministische beweging en breed gedragen emancipatiestrijd. Echter, precies omdat het debat over het recht op zelfbewust waardig sterven geen tandem kan vormen met een andere sociale of politieke eis, blijft het euthanasiedebat verweesd achter. In Spanje, en zeker in Catalonië, is de enorme kracht van maatschappelijke verschuivingen nooit het gevolg van Begraafplaats Puigcerdà © Sarah De Vlam


ACTUA

een sologevecht. In Catalonië gaat de regionale ontvoogdingsstrijd hand in hand met feminisme, vrijdenken, culturele emancipatie, republicanisme en zelfs traditionalisme. In Spanje zal je geen voorstanders vinden van de wet op het eerherstel van de republikeinse slachtoffers die niet staan voor een moderne, progressieve en egalitaire maatschappij ver weg van ‘het Spaanse spook’ (Giles Tremlett, Ghosts of Spain, Walker and Company, 2007). En ook de (extreem)rechtse vleugel verbindt gedachten die in se onafhankelijk van elkaar zouden kunnen bestaan.

Precies omdat het debat over het recht op zelfbewust waardig sterven geen tandem kan vormen met een andere sociale of politieke eis, blijft het euthanasiedebat verweesd achter Euthanasie kan echter moeilijker geclaimd worden door een specifiek groepsprofiel of gekoppeld worden aan een ander strijdpunt omwille van de ‘geëmancipeerde’ aard van de dood zelf: sterven is niet exclusief vrouwelijk, nationalistisch, neofascistisch, ecologisch, links-rechts, blank-gekleurd, atheïstisch of religieus. Of om de logica van de Spaanse schrijfster Rosa Montero te volgen over het zich toe-eigenen van de publieke ruimte: wat van niemand is, wordt bezit

van iedereen. Zo vergaat het ook de dood. Al is het moment van de waarheid altijd eenzaam, zoals in de song van Candlemass: ‘I long for my time to come. Death just means life to me. Please let me die in solitude.’

EEN MOEILIJKE WEG Dat de recente euthanasiewet geen stof deed opwaaien en wellicht niet meer in de actualiteit zal komen tot de eerste toepassingen ervan deze zomer, betekent niet dat de weg naar de legalisatie een makkelijke was. In 2004 kwam de zeer pakkende film Mar Adentro van de Chileens-Spaanse filmregisseur Alejandro Amenábar in de cinemazalen met in de hoofdrol een van Spanjes lievelingen, Javier Bardem. Mar Adentro vertelde het waargebeurde verhaal van de schrijver en ex-marine, Ramón Maneiro, die door een zwaar ongeval volledig verlamd werd en slechts een bedlegerig leven als toekomst had. Maneiro hield het bijna dertig jaar vol tot hij in 1998, met de hulp van een vriendin, zelfmoord pleegde. De Oscar-beloonde film opende het – toen nog – controversiële debat over euthanasie. 2004 was geen makkelijk jaar om het doodsverlangen bespreekbaar te maken: bij de door Al Qaida gepleegde terroristische aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 kwamen honderdeenennegentig mensen om het leven en werden meer dan tweeduizend slachtoffers verwond. Ik woonde toen in Madrid. De schok was enorm en de posttraumatische naweeën elke dag

voelbaar. Ik denk niet dat Spanje op dat moment mentaal klaar was om dood te kunnen onderscheiden van gruwel. En misschien zou dat ook niet het geval geweest zijn zonder die fatale elfde maart. Het land had – zeker toen nog – een moeilijke relatie met de dood door de aanslagen van de Baskische afscheidingsbeweging ETA én door de onverwerkte herinnering aan de Spaanse Burgeroorlog en de naoorlogse repressie, waarvan nog steeds een generatie rechtstreekse getuigen in leven was.

Lijden is een inherent en waardig onderdeel van het leven, stelt de Spaanse Kerk DE MEDIA ALS HEFBOOM Tussen 2004 en 2011 duwden de socialistische meerderheidsregeringen er drie belangrijke symbolische en bevrijdende wetten door, maar geen zelfbeschikkingsrecht op waardig sterven. Daarna kwam de conservatieve Partido Popular – allergisch aan vooruitstrevende ethische dossiers – aan zet, tot in 2018 een progressieve linkse coalitie het roer overnam. Toch was het wederom de media die als hefboom diende om euthanasie onder de aandacht te brengen. In april 2019 zond de commerciële zender La Sexta, een documentaire, uit over een arts die in 2004 veroordeeld werd voor het plegen van ‘illegale euthanasie’ op een terminale tweeëntachtigjarige bejaarde vrouw. Hij riskeerde tien jaar cel, maar kreeg na een ‘gedwongen’ schuldbekentenis voor moord – ten gevolge van een pact met de Openbare Aanklager – één jaar cel met uitstel. Echter, niet de veroordeling maar de stigmatisering had zijn carrière verwoest en zijn gezin zwaar op de proef gesteld, getuigde hij. Diezelfde maand publiceerde het digitaal platform van de centrumlinkse krant El País de kortfilm El viaje a Islandia van César Vallejo, het verhaal van multiple sclerose patiënt Luis de Marcos Vera die gedurende twintig dagen een verschrikkelijke doods-

juli 2021  >  11


ACTUA

strijd voerde tot zijn lichaam eindelijk de rust vond waarnaar hij zo had verlangd. Zelf noemde hij zijn lijden een leven in een duikpak vol scherven. Marcos Vera werd ongeneeslijk ziek toen hij veertig werd. De ‘goede dood’ had echter geen genade voor zijn jarenlange hellepijn. Hij stierf pas tien jaar later de ‘marteldood’. Op een manier zou hij, net zoals Ramón Maneiro, een martelaar worden. Echter niet voor Rome en ook niet voor de het Comité Bioético de España, doch om twee totaal verschillende redenen.

DE SPAANSE KATHOLIEKE KERK De Spaanse katholieke Kerk voelde het heilige huis daveren toen de Spaanse linkerzijde in 2018 de eerste coalitieregering van het moderne Spanje ging vormen. Telkens links Moncloa (de Spaanse Wetstraat) bemande, sneuvelde er een belangrijk religieus ‘monument’: de exclusiviteit van het heterohuwelijk, het verbod op abortus … en nu wellicht de strafbaarheid van de bespoedigde levensonderbreking. In het document Sembradores de Esperanza; acoger, proteger, acompañar en la etapa final de la vida (2019) leidde de Bisschoppelijke Conferentie haar standpunt in met een citaat uit het Oude Testament: Quítate las sandalias de los pies, pues el sitio que pisas es terreno sagrado, sprak God tegen Mozes aan de voet van de Horeb, die zich onderwierp aan het ontastbare principe dat het leven heilige grond is. Hoewel het document het debat niet ontwijkt, blijft de dood een onwrikbaar lot waarvan de pijn kan en mag verzacht worden, maar in geen geval veroorzaakt door iemands eigen wil of door een andere ‘verlosser’ dan God. Lijden is een inherent en waardig onderdeel van het leven, stelt de Spaanse Kerk, maar omdat de mens gemaakt is om gelukkig te zijn zal het pijn afwijzen. De geneeskundige vooruitgang helpt de pijn te verlichten en dat is de taak van de palliatieve zorg. Bij het naderende levenseinde is de ‘vrijwillige dood veroorzaken ontoelaatbaar, maar de aanvaarding van de onvermijdelijke dood is dat wel,’ stelt de tekst. Sedatie kan, euthanasie niet.

12  >  juli 2021

Dat de Kerk en bepaalde Spaanse artsencolleges een essentieel onderscheid maken tussen waardig sterven – euthanasie – en sterven in waardigheid – palliatieve sedatie – klinkt, denk ik, vele Spanjaarden technisch in de oren. In de volksmond krijgen terminaal zieken ‘altijd een spuitje’, de losse tongen beweren graag ‘dat de familie daar op aangestuurd heeft’ en ‘de arts het begrepen’. En niet zelden volgt ook nog de opmerking ‘dat iemand levensmoe was’. Volgens de Kerk huist de zonde niet in een vage barmhartigheid, maar in de kern van euthanasie: de vrije keuze om zelf te sterven.

De staat kan de autonomie van de euthanasiepatiënt niet garanderen, als die zelf niet autonoom is HET SPAANS BIO-ETHISCH COMITÉ Dat is niet de bezorgdheid van het bio-ethisch Spaans comité, dat aan de hand van God voorbijgaat maar eveneens uitdrukkelijk voorvechter is van de palliatieve zorg en sedatie. Zij plaatsen zich in de positie van Vrouwe Justitia, en wegen ethiek en recht af in het voordeel van het legislatieve purisme, dat volgens hen het zwaartepunt van de rechtsstaat moet zijn. Die staat kan niet betrokken worden bij de wil tot sterven omdat, volgens hen, euthanasie verlenen indruist tegen de strikte autonome wilsbeschikking. Er is altijd een handlanger nodig. En de publieke staatsgeleide zorg – zoals die in Spanje bestaat en gratis is voor iedereen – kan die taak niet op rechtelijke grond op zich nemen. De staat heeft als redelijk, verantwoordelijk en plichtschattig organisme de kerntaak niemand in de steek te laten. Compassie – hoe menselijk ook – is voor het comité geen legaal maar ethisch criterium en dat dient zo te blijven. Zij zien in de regularisatie van interpreteerbare criteria voor het toedienen van de dood een staatsinterventie, niet alleen door euthanasie binnen het recht te brengen, maar door er rechtstreeks,

via de artsen, aan deel te nemen. Hoe beschermt de staat zich dan nog tegenover zichzelf, vragen zij zich af. Ze creëren met andere woorden een patstelling: de staat kan de autonomie van de euthanasiepatiënt niet garanderen, als die zelf niet autonoom is. Palliatieve sedatie vergt geen legaal kader, en stelt de staat buiten alle verantwoordelijkheid. Het comité vindt dit een humane en de enige wenselijke vorm van voorbarig sterven. Zwartkijkers, zoals de Franse schrijver Houllebecq, wijzen op het gevaar van het instrumentaliseren van de grenzen voor het toekennen van euthanasie en hebben sterke twijfels bij de meetbaarheid van het lijden. Zij geloven niet in een absolute autonomie van het doodsverlangen. Extreemrechts neemt die redenering ter harte om euthanasie te reduceren tot een doodsfabriek. Daar scoren ze mee bij wie waardig sterven verkeerdelijk begrijpt als een manier om de ‘nuttelozen’ te elimineren. Ze spelen in op angst: hoé ver staan we dan nog af van Hitleriaanse praktijken – ook staatsgeleid – om het mensdom te zuiveren? En dat is wél een paradox: Vox is voorstander van de doodstraf én een zo Spaans (raszuiver) mogelijk Spanje en spreekt zo zichzelf en de etnische realiteit van het land tegen. Spanje heeft deze lente gekozen voor een ander pad. Of het de patroonheilige van de goede dood – Sint Jozef – is of de hand van een dierbare die de ondraaglijk lijdende vergezelt op zijn laatste levensrit, is een vrije keuze geworden. Over de auteur Sarah De Vlam is historica en auteur en woont in La Seu d’Urgell in de Catalaanse Pyreneeën. In 2020 verscheen haar debuut Passage Pyreneeën. Een vergeten verhaal van Belgische vluchtelingen tijdens De Tweede Wereldoorlog.

Hold my breath as I wish for death. (One - Metallica)

DEGEUS



VRAAGSTUK

LIEVE THIENPONT (°1952) - Psychiater, therapeut en LEIFarts - Voorzitter van vzw Vonkel/LEIFpunt Gent waar mensen terecht kunnen met levenseindevragen - Werkt mee aan wetenschappelijke publicaties omtrent euthanasie en psychisch lijden - Werd vrijgesproken van gifmoord op Tine Nys, die 11 jaar geleden euthanasie kreeg op basis van psychisch lijden - Auteur van Libera me. Over euthanasie en psychisch lijden (2015), De pijn van anders zijn. Getuigenissen van (on)draaglijk lijden met Asperger (2017) en Beschuldigd van gifmoord (2020)

© Gerbrich Reynaert

Vonkelen Interview met Lieve Thienpont Vonkel, een instaphuis en ontmoetingsplaats voor omgaan met sterven, dood en rouw, kwam in the picture door het assisenproces Tine Nys. Bezieler en psychiater Lieve Thienpont werd gedemoniseerd, kwam onschuldig op de beklaagdenbank terecht maar werd uiteindelijk vrijgesproken. In haar boek Vrijgesproken van gifmoord blikt ze terug op dit euthanasieproces. Dat Vonkel werd voorgesteld als ‘een plaats waar je als het ware met een vingerknip euthanasie kunt krijgen’, maakte haar kwaad. Gie van den Berghe

Waarom koos u destijds voor de studierichting psychiatrie? Bij mij thuis, ik ben de jongste van vier, waren het allemaal pedagogen en psychologen die daar veel over spraken en dat boeide mij. Maar ik wou dat op de een of andere

14  >  juli 2021

manier wat meer wetenschappelijk gefundeerd benaderen. Daarnaast wou mijn vader eigenlijk geneeskunde studeren maar de oorlog verhinderde dat. Hij werd eerst onderwijzer en later pedagoog. Het feit dat hij geen geneeskunde heeft kunnen studeren,

zette mij ertoe aan om dat wel te doen. Het doel was evenwel vanaf het begin om psychiatrie te studeren. Na een stage in de psychiatrie werd ik bang voor het streng medisch model, ik vreesde daarvan de gevangene te worden. Daarom heb ik eerst

DEGEUS


VRAAGSTUK

tien jaar in De Sleutel gewerkt, een therapeutische gemeenschap.

LEIF deed een rondvraag bij artsen. De enen zijn blijkbaar echt bang geworden, willen niet in de gevangenis belanden, terwijl de anderen meer dan ooit op de barricade gaan staan Wat deden de aanklacht en de rechtszaken – eerst correctioneel, dan assisen – met u? Wat waren uw eerste reacties? Ik herinner mij vooral de reactie van Tony [Van Loon, haar levensgezel, nvdr] die zei dat het eigenlijk nog lang heeft geduurd gezien de moeilijke materie waarmee ik bezig ben. Het moest er ooit van komen. In het begin stelde iedereen mij gerust dat het allemaal wel los zou lopen, maar ik hield er in mijn achterhoofd toch rekening mee dat het ooit wel eens hommeles kon worden. Nu, wij zijn goed bevriend met Marleen Temmerman – die zelf gepionierd heeft voor seksuele en reproductieve rechten voor vrouwen – en zij zei heel steunend dat dit er nu eenmaal bij hoort als je pioniert. Dat heeft mij toen enorm geholpen: de aanklacht was niet tegen mij persoonlijk gericht, het hoorde er ‘gewoon’ bij. Op die manier was ik in zekere zin een beetje voorbereid.

Het besef groeit dat we zelf zorg moeten dragen voor ons levenseinde – terwijl dit in Vlaanderen lang in de handen van God lag In uw boek schrijft u dat u al geruime tijd doelwit was van ‘kritiek en hoon van antieuthanasie-lobbyisten’. Dan is het vermoedelijk geen toeval dat de aanklacht zo snel na de oprichting van Vonkel kwam.

DEGEUS

Dat is juist. Vonkel werd in 2009 opgericht, Tine overleed in 2010 en de aanklacht dateert van 2011. Of dit rechtstreeks met elkaar verbonden is, weten we niet zeker. Die mogelijkheid is heel groot, want er is wel degelijk een beweging die het niet ziet zitten dat mensen die psychisch lijden beroep kunnen doen op stervenshulp. Let wel, in het begin was er ook heel wat verzet tegen euthanasie voor mensen die fysiek terminaal zijn, maar dat is zo goed als verleden tijd. Men heeft vooral nog moeite met euthanasie bij dementie, psychiatrie en levensmoeheid. Wat dementie betreft, haalt u in uw boek even Etienne Vermeersch aan, die klaar en duidelijk stelt dat ‘je moet respecteren wat de betrokkene gevraagd heeft vóór zij of hij wilsonbekwaam was. De betrokkene is nadien niet van mening veranderd, zij of hij heeft geen authentieke wil of mening meer’. Dat is Etienne Vermeersch ten voeten uit. Ik vroeg hem ooit hoe we het dan moeten oplossen als die demente persoon zich dan verzet tegen de euthanasie. Hij zei daarop: ‘Je doet iets in mijn soep waarvan ik in slaap val en dan voer je mijn laatste wil uit.’ Daar was hij zeer helder over. En zelf wil ik dat ook zo! Heeft u enig zicht op wat het assisenproces kan betekenen voor Vonkel, ook al is dat mogelijk niet glashelder ten gevolge van de coronacrisis? Onze werking liep gewoon door, desnoods telefonisch. We hebben ongeveer evenveel consultaties gehad als in de vorige jaren. Vragen werden opgevolgd, enkel het onthaal lag wat stil. Daar komen ook niet echt mensen terecht met een euthanasievraag, wel om informatie over bijvoorbeeld het invullen van wilsbeschikkingspapieren. We hadden wel verwacht dat artsen ten gevolge van het proces terughoudender zouden worden tegenover euthanasie en wij dus meer aanvragen zouden krijgen, maar dat gebeurde niet. LEIF (LevensEinde InformatieForum)

deed wel een rondvraag bij artsen. Sommigen zijn blijkbaar echt bang geworden, ze willen niet in de gevangenis belanden. Anderen zijn dan weer meer dan ooit op de barricade gaan staan. Het proces heeft ook wel wat opgeleverd: mensen spreken meer over euthanasie en sereen sterven. Op sociale media zag je dat de overgrote meerderheid de artsen hierin steunden. Het besef groeit dat we zelf zorg moeten dragen voor ons levenseinde – terwijl dit in Vlaanderen lang in de handen van God lag. Mensen komen nu ook vroeger bij ons, vijftig procent van de vragen zijn toekomstgericht, hebben met wensen en verwachtingen te maken. Veel vragen gaan over de angst voor ongeneeslijke chronische ziektes, aftakeling, dementie. Slechts in de helft van de gevallen zijn het acute vragen. Dat is toch wel winst. We proberen sterven terug een plaats te geven in de maatschappij; mensen meer zelfbeschikking te geven. Maar we zijn zoekende, we kunnen anders dan in sommige andere culturen niet terugvallen op eenvoudiger omgang met onze sterfelijkheid en dood.

Wij respecteren de doodswens, maar vinden het logisch eerst te zoeken naar andere mogelijkheden In uw boek vermeldt u dat huisarts Marc Van Hoey, die terechtstond wegens een mogelijk niet correct uitgevoerde euthanasie, werd vrijgesproken omdat hij geen injectie had gegeven maar de betrokken persoon het aangereikte euthanaticum (dodelijk medicijn) zelf heeft uitgedronken. Dat laatste werd geïnterpreteerd als ‘hulp bij zelfdoding’ en dat is niet strafbaar. Zou je dan kunnen stellen dat artsen het drankje moeten aanbevelen? Die huisarts is vrijgesproken omdat die rechtbank er zo over oordeelde. De Orde der Artsen en de Federale

juli 2021  >  15


VRAAGSTUK

Controle en Evaluatiecommissie Euthanasie (waar de euthanasieuitvoeringen gecontroleerd worden) hebben inderdaad besloten dat euthanasie ook met een drankje kan. Dus kan een andere rechter evengoed oordelen dat het aanreiken van het drankje wél euthanasie is.

Vonkel heeft verscheidene functies: geruststelling, samen zoeken naar alternatieven, helpen bij het sterven

Sommige mensen vragen zelf om het drankje. Ze willen zelf de daad bij het woord voegen. Het kan de ‘uitvoerende’ arts ook enigszins ontlasten. Maar waarom kiezen veel artsen voor intraveneuze euthanasie? Wel, omdat het medischtechnisch eenvoudiger is, zo goed als complicatievrij en zekerder. Met dat drankje kunnen mensen braken, waardoor je niet zeker bent of ze voldoende ingenomen hebben en dan moet je toch nog intraveneus werken. Als leek krijg je de indruk dat de Orde en de Evaluatiecommissie zich vooral bekommeren over het administratieve aspect van de euthanasie: of op papier alles volgens de regeltjes is gebeurd, of het verslag tijdig is ingediend en dergelijke meer. Dat maakt Justitie ervan. De Federale Evaluatiecommissie heeft niet echt getild aan het feit dat bijvoorbeeld in het geval van Tine Nys het aangifteformulier te laat werd ingediend. Zij vonden dat geen reden om aan Justitie door te spelen, de enige casus was trouwens die van Marc Van Hoey. Maar dat had vooral te maken met een ongelukkige televisie-uitzending waarin ze een vrouw lieten zien die vlak voor ze euthanasie zou krijgen nog op een hometrainer zat, heel blij dat haar aanvraag was goedgekeurd. Je moet mensen met een euthanasievraag meemaken om dat te kunnen

16  >  juli 2021

plaatsen. Als je dat als leek ziet, lijkt er iets niet te kloppen. Terwijl ik ervan overtuigd ben dat die arts de euthanasie correct heeft uitgevoerd en op een manier die strookte met wat de vrouw wou. Bij Vonkel komen nogal wat mensen aankloppen die dood willen omdat ze geen zicht meer hebben op enige verbetering van hun fysiek, psychisch en/of sociaaleconomisch leed. Ze hopen op een milde dood, op euthanasie. Waarom probeert u hen op andere gedachten te brengen? Ik wil hen niet per se op andere gedachten brengen, ik respecteer hun wens. Maar we vragen toch eerst en vooral waarom mensen niet meer willen leven, en we bekijken of we iets anders kunnen aanbieden dan ophouden met leven. Uit de praktijk blijkt dat velen hierbij gebaat zijn. Zo was er bijvoorbeeld een man die absoluut wou sterven, zijn vrouw en zoon bevestigden zijn lijdensweg. Hij had een depressie en was aan een rolstoel gekluisterd. Toen ik de man alleen sprak, bleek dat er eigenlijk financiële problemen waren waarvan hij zijn omgeving niet op de hoogte durfde te brengen. Na een lang gesprek waarbij we alle mogelijke opties van hulp overliepen, vroeg hij bedenktijd om alles met zijn gezin te bespreken. We hebben hem niet meer teruggezien. Wij respecteren de doodswens, maar vinden het logisch om eerst op zoek te gaan naar andere mogelijkheden. Zo’n gesprek(ken) en zoektocht lonen de moeite. Sommige suïcidale bijvoorbeeld durven daar uit schrik voor een verplichte opname niet over te spreken. Zij zetten dan die zelfdodingsideeën om in een euthanasievraag. In Vonkel kunnen ook zij vrijuit spreken over hun doodswens. Samen met de betrokken persoon en belangrijke derden onderzoeken we de vraag. Als we besluiten dat er werkelijk geen andere redelijke optie is dan euthanasie, dan ondersteunen we de aanvraag. Bij het zoeken naar alternatieven hebben mensen er heel veel baat

bij om te weten dat ze op een milde dood kunnen rekenen als blijkt dat niets anders werkt. Zo was de fysicus Amy – die voor haar overlijden op papier heeft gezet dat ik van haar alles mag vertellen – constant bezig met het uitzoeken van absoluut veilige middelen om suïcide te plegen. Eens ze wist dat ze kon sterven met hulp, viel dit zoeken weg. Ze kreeg weer tijd en ruimte – zuurstof noem ik dat – om te kijken wat ze wel nog zou kunnen aanvangen met het leven.


VRAAGSTUK

Vonkel heeft verscheidene functies: geruststelling, samen zoeken naar alternatieven, hulp bij het sterven. Eén van de grote misverstanden die het assisenproces in het leven heeft geroepen, iets dat me werkelijk boos maakte, is dat Vonkel werd voorgesteld als een plaats waar je als het ware met een vingerknip euthanasie kunt krijgen. Niets is minder waar! Kijk maar naar de cijfers op onze website en in onze jaarverslagen. [Uit onderzoek blijkt, zo © Gerbrich Reynaert

lezen we in Beschuldigd van Gifmoord, dat ‘De meeste patiënten die op consult komen in Vonkel niet binnen een korte termijn sterven. In de periode tussen juli 2015 en december 2018 overleed 17,5 procent van de patiënten die ons consulteerde. In 2019 hadden we 129 intakes. Eind 2019 was meer dan 90 procent nog in leven.’ Nvda.] Samen met andere partijen werkt u aan een wetsvoorstel om de Wet voor Euthanasie aan te passen en uit te breiden. Wat zijn de doelstellingen en vooruitzichten? Om verder te kunnen, zouden we terug een geschikte politieke constellatie moeten hebben. Maar ik ben wat dit betreft onvoldoende geïnformeerd om hierover goeie uitspraken te doen. Er zijn wel contacten met Wim Distelmans om te bekijken wat Vonkel op dit vlak kan bijdragen. Bijvoorbeeld teksten opstellen, aan debatten deelnemen … We hopen heel erg dat de mogelijkheid van euthanasie uitgebreid wordt, vooral tot alle nietaangeboren wilsonbekwaamheid, dementie voorop. Maar liefst van al zou ik euthanasie losgeweekt willen zien van dit specifieke wettelijke kader, het zou veel beter ingeschreven kunnen worden in de patiëntenrechtenwet, zodat levenseindezorg gewoon goede zorg wordt. Artsen die hun medewerking verlenen aan euthanasie moeten dan niet langer vrezen voor een wet die als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt.

We hopen heel erg dat de mogelijkheid van euthanasie uitgebreid wordt, vooral tot alle niet-aangeboren wilsonbekwaamheid, dementie voorop

de moeilijkheidsgraad van het stervensproces. Heel ons wezen verzet zich tegen sterven, we willen overleven. Wie zegt dat je de ‘laatstewilpil’ – die bovendien nog niet voorhanden is – niet gaat uitbraken? Dan lig je daar mogelijk verlamd, maar niet dood.

Euthanasie zou veel beter ingeschreven kunnen worden in de patiëntenrechtenwet zodoende dat levenseindezorg gewoon goede zorg wordt Dat kan toch geregeld worden door de pil alleen aan een arts te overhandigen en die in aanwezigheid van een arts te laten doorslikken? Natuurlijk, maar die pil bestaat nog niet en uiteindelijk val je dan toch weer terug op een arts die al dan niet zijn medewerking wil verlenen. Niet iedereen wil een laatstewilpil op het nachtkastje, sommigen zijn bang dat ze dan in een impulsief moment en niet weloverwogen tot suïcide zouden overgaan. En de meeste mensen willen ook niet alleen overlijden maar wel goed en warm omringd door hun geliefden. Met dank aan Liza Janssens voor het uittikken van het interview.

VONKEL, EEN LUISTEREND HUIS Zwijnaardsesteenweg 41-43, 9000 Gent 09 330 40 51 welkom@vonkeleenluisterendhuis.be www.vonkeleenluisterendhuis.be Wegens COVID-19 voorlopig alleen telefonisch bereikbaar

Wat vindt u van ‘Vloeken in de kerk’, mijn voorstel om euthanasie te demedicaliseren? Ik sta er zeker niet voor te springen dat we een arts nodig hebben bij het levenseinde, maar we onderschatten

juli 2021  >  17


BOEKENREVUE

Sterven als mensenrecht Gie van den Berghe

Eind april 2010 kreeg de achtendertigjarige Tine Nys na een psychiatrische lijdensweg van dertig jaar en na een maandenlange ontradingsprocedure eindelijk een milde dood. Haar familie die de euthanasie bijwoonde, legde zeven maanden later klacht neer omdat Tine’s levensbeëindiging op onheuse wijze zou zijn gebeurd. Goed zes jaar later oordeelden procureur en rechter in Dendermonde dat geen van de drie betrokken artsen fout gehandeld had. De familie ging vrijwel onmiddellijk in beroep. Eind 2018 besliste de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling dat de artsen voor het hof van assisen moesten verschijnen op beschuldiging van gifmoord. Midden januari 2020 begon het eerste euthanasieproces ooit. Vrijwel iedereen begreep dat het in wezen niet om de beschuldigden ging maar om euthanasie in het algemeen, meer bepaald bij psychiatrische patiënten. Het proces werd een bijwijlen onthutsend schouwspel. De advocaten haalden alles uit de kast om de tegenpartij in een kwaad daglicht te stellen. Niemand kwam hier ongeschonden uit. Zeker niet de al jaren in onzekerheid verkerende beschuldigden die nu nog eens extra vernederd en beklad werden. Na beraadslaging oordeelde de assisenjury dat er geen sprake was van moord. Psychiater Lieve Thienpont en de voormalige huisarts van Tine werden van alle blaam gezuiverd. De arts die de euthanasie had uitgevoerd, Joris Van Hove, heeft vermoedelijk verscheidene inbreuken gepleegd tegen de euthanasiewet, maar omdat dit niet sluitend bewezen kon worden, werd ook hij vrijgesproken. Tegen die vrijspraak kon de familie Nys in cassatie gaan en dat gebeurde. Midden september vorig jaar werd het arrest verbroken omdat het

18  >  juli 2021

vonnis onvoldoende geargumenteerd was. Het nieuwe proces tegen Van Hove begon begin dit jaar voor de correctionele rechtbank te Dendermonde.

Velen kloppen aan in de hoop euthanasie te krijgen, maar voor Vonkel is dat geen doelstelling, wel een ultieme mogelijkheid Walter Van Steenbrugge, een van de advocaten van Van Hove, heeft in het assisenhof en in enkele media de generaal-overste van de Broeders van Liefde, René Stockman, ervan beschuldigd ervoor gezorgd te hebben dat de zaak voor assisen kwam. Voor zover bekend baseerde de advocaat zich op een gerucht dat hem ook nog eens werd ingefluisterd door de arts die hij verdedigde. Stockman, die nooit onder stoelen of banken stak dat hij mordicus tegen euthanasie is, dagvaardde de advocaat wegens laster. Het parket vond dat Van Steenbrugge zijn boekje

te buiten gegaan was, maar uiteindelijk kreeg de man zelfs geen tikje op de vingers omdat, zo luidde het, de vrijheid van pleidooi verder reikt dan de rechtszaal. Ook meesters zijn niet gelijk voor de wet.

FONKELEN

DEGEUS


BOEKENREVUE

Na de vrijspraak van de drie artsen, eind januari 2020, legde de coronacrisis zozeer beslag op onze aandacht dat weinigen stilstonden bij de mogelijke gevolgen van het geruchtmakend assisenproces. Het is dan ook een prima zaak dat Lieve Thienpont, medeoprichtster en voorzitster van Vonkel, er in Beschuldigd van gifmoord wel aandacht aan besteedt.

Lieve Thienpont betreurt de medicalisering en de machtspositie van artsen

© Gerbrich Reynaert

eindevragen mogen er zonder afspraak binnenlopen. Goed opgeleide vrijwilligers staan hen te woord, geven informatie en documentatie. Bij een euthanasievraag verwijzen ze door naar het multidisciplinair medisch team. Oproepen per telefoon, mail of brief worden zorgvuldig beantwoord, maar ontmoeting staat centraal. Wie steun verlangt bij de zoektocht naar nieuwe levensmoed of, als dat niet lukt, raad en hulp wil om op serene wijze uit een niet meer leefbaar leven te stappen, kan een beroep doen op een vrijwilliger als buddy. Vonkel draait op enthousiasme, giften en subsidies. De artsen, psychiaters en een dertigtal vrijwilligers doen er alles aan om in onderling overleg, op een respectvolle, empathische en eerlijke wijze het leven van de hulpzoekenden draagbaarder te maken, opnieuw zin te geven. Velen kloppen aan in de hoop euthanasie te krijgen, maar voor Vonkel is dat geen doelstelling, wel een ultieme mogelijkheid. Het perspectief op een milde dood zorgt er overigens voor dat velen hun doodswens kunnen pauzeren om samen naar alternatieven te zoeken.

MEDICALISERING EN ZELFDODING Mensen die bij Vonkel aankloppen hebben meestal een ontluisterend psychiatrisch parcours achter de rug met meerdere zelfdodingspogingen. Ze zijn, zegt psychiater Thienpont, gepsychiatriseerd: ze ondergingen behandelin-

De bestaande wetgeving rond patiëntenrechten, palliatieve zorg en euthanasie biedt heel wat mogelijkheden, maar er blijven veel onduidelijkheden en twijfels. Daarom werd Vonkel in 2009 opgericht (vernoemd naar de fonkelende Zuid-Afrikaanse drank, een soort cava). Mensen met levens-

DEGEUS

gen die meer schade aangericht hebben dan geholpen. Lieve Thienpont heeft het herhaaldelijk over de onwenselijke omnipotentie van de psychiatrie, met haar onzekere tot vaak foute diagnoses, overdreven gebruik van zware medicatie en therapeutische hardnekkigheid. Nogal wat patiënten getuigen dat hoe minder ze aan de verwachtingen van artsen en hulpverleners konden voldoen, hoe harder ze botsten op ‘onbegrip, verwijten, tot extreme maar geen zeldzame uitwassen van geweld met nodeloze isolatie, fixatie en straffen’.

Gezien de noden van onze samenleving moet verder gekeken worden ‘dan het wettelijk kader inzake euthanasie om het leven van een patiënt die niet (meer) voor euthanasie in aanmerking komt te beëindigen’ Thienpont betreurt de medicalisering en de machtspositie van artsen. Zij kleven etiketten, bepalen aard en duur van de medicatie, beslissen over eenzame opsluiting en vrijlating, houden euthanasie zo lang mogelijk tegen. Het valt haar almaar zwaarder. Ze vindt dat als de patiënt, helder van geest, herhaaldelijk en weloverwogen blijft aangeven, al dan niet in overleg met de familie, dat er geen behandelmogelijkheid meer is en om stervenshulp vraagt, die geboden moet worden zonder tegen de euthanasiewet te zondigen. Nu behoort een humaan levenseinde niet de mens-in-nood toe, maar juridische en medische instanties. Mede hierdoor zijn er te veel zelfdodingen, gemiddeld drie per dag in Vlaanderen. Vonkel doet daar iets aan. Van de zeshonderdvierenzeventig wanhopige mensen die van juli 2015 tot eind 2020 op consult kwamen, pleegden maar elf mensen zelfdoding. Driehonderdvijfentwintig (48,2%) zetten de

juli 2021  >  19


BOEKENREVUE

euthanasiewens tijdelijk stop om alternatieven uit te proberen. Honderdzeventien mensen kregen euthanasie (17,4%), doorgaans uitgevoerd door hun huisarts.

NA ASSISEN Te vrezen valt dat nogal wat artsen en vooral psychiaters (nog) terughoudender zullen worden bij een euthanasieverzoek. De angst voor het eigen hachje zou wel eens vaker voorrang kunnen krijgen op goede zorg en therapeutische hardnekkigheid in de hand kunnen werken. Psychiatrische patiënten vrezen dat stervenshulp krijgen nu nog moeilijker wordt. Voor en tijdens het assisenproces kregen de beschuldigde artsen heel wat steun van publiek en media. Mensen zijn zich bewuster geworden van de nood van psychiatrische patiënten en de ontoereikendheid van de euthanasiewet. Vonkel staat meer dan ooit op de sociale kaart. Meer en meer hulpverleners, vrijwilligers en hulpbehoevenden vinden de weg. Gezien de noden van onze samenleving moet verder gekeken worden ‘dan het wettelijk kader inzake euthanasie om het leven van een patiënt die niet (meer) voor euthanasie in aanmerking komt te beëindigen’. Actieve stervenshulp bij dementie op hoge leeftijd en de ‘laatstewilpil’ worden almaar bespreekbaarder. Vonkel probeert dan ook met zoveel mogelijk betrokken partijen te overleggen om een wetsvoorstel uit te werken voor aanpassing en uitbreiding van de euthanasiewet.

LIEVER STERVEN In Liever sterven gaat bioloog en filosoof Geerdt Magiels grondig in op zelfgekozen dood bij psychisch lijden. Zelfdoding is voor niemand goed. Ze gebeurt in eenzaamheid en wreedheid, sommigen overleven met zware verminkingen en nabestaanden blijven achter met kwellende vragen en schuldgevoelens. Magiels’ analyse van het psychisch proces dat tot suïcide leidt, is verhelderend. Terloops wijst hij op de be-

20  >  juli 2021

langrijke rol van sociaaleconomische factoren en tekortkomingen van de psychiatrie.

Euthanasie wegens een psychiatrische diagnose is uiterst zeldzaam, één tot twee procent van de geregistreerde gevallen. Toch willen sommigen de lat nog hoger leggen en sleurt men artsen voor assisen Door de structuur van het boek en omdat Magiels benadrukt dat voor het over euthanasie bij psychische problemen kan gaan, eerst ‘het donkere terrein van de zelfdoding’ verkend moet worden, wekt hij de indruk euthanasie als oplossing te zien voor zelfdoding. Verderop luidt het evenwel dat zelfdoding noch euthanasie iets oplossen, aangezien volgens hem op een oplossing iets goeds volgt. Alsof een eind maken aan ondraaglijk lijden niet goed is.

WARM EN KOUD BLAZEN Euthanasie wegens een psychiatrische diagnose is uiterst zeldzaam, één tot twee procent van de geregistreerde gevallen. Toch willen sommigen de lat nog hoger leggen en sleurt men artsen voor assisen. Magiels treedt de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie bij: uiterste zorgvuldigheid is geboden, ‘de hoop op beterschap mag nooit opgegeven worden’, ‘een nieuwe experimentele therapie kan nog uitkomst bieden’, ‘het leven weer draaglijker maken’, ‘als je maar genoeg tijd geeft en blijft investeren in hulp’. Gelukkig voegt de auteur er telkens aan toe dat dit ‘liefst niet mag leiden tot zich nog langer voortslepende procedures waar de aanvrager het slachtoffer van wordt.’ Magiels gaat uitvoerig in op het werk van psychologe en ervaringsdeskundige Ann Callebert (Herstel als antwoord op euthanasie?, Leuven, 2017). Callebert paste de herstelvisie toe op enkele

mensen die na goedkeuring van hun euthanasieaanvraag beslisten toch in leven te blijven. In die herstelvisie worden door diepgaande (groeps)gesprekken sprankeltjes hoop aangewakkerd om de levenskwaliteit enigszins te vergroten. Tijdens dit leerproces kunnen houding, waarden, gevoelens, doelen, vaardigheden en rollen veranderen, kan ‘men de ingrijpende gevolgen van de aandoening ontgroeien en nieuwe betekenissen en doelen in het leven ontwikkelen’. Volgens Magiels haalt het niet veel uit. Het blijft in bijna alle gevallen bij een erg wankel evenwicht. Elke dag opnieuw moeten deze mensen met de moed der wanhoop de worsteling met de doodswens aangaan. Maar misschien, oppert Magiels toch, kan deze aanpak ‘de kloof dichten tussen de voorstanders en de tegenstanders van euthanasie in de psychiatrie.’ Magiels vermeldt niet dat Callebert gebruik maakte van de werking en het wetenschappelijk onderzoek van Vonkel. Elders verwijst hij alleen in een eindnoot naar dat onderzoek, maar voor de rest doet hij er het zwijgen toe over Vonkel. Ook wanneer hij betreurt dat de Belgische controle- en evaluatiecommissie voor euthanasie weinig inzicht geeft in haar gegevens, gaat hij glad voorbij aan de wel beschikbare cijfers, hoe summier ook, in jaarverslagen van Vonkel.

Volgens Geerdt Magiels zou ‘medisch geassisteerde eigendoding’ een oplossing kunnen bieden HET KIND EEN ANDERE NAAM GEVEN Volgens Magiels zou ‘medisch geassisteerde eigendoding’ een oplossing kunnen bieden. Mensen die hun leven willen beëindigen zijn immers meestal ‘in staat zelf een middel in te nemen of een infuuskraantje open te draaien’. De daad bij het woord voegen, zegt hij, ‘is het ultieme bewijs van de overtuiging te willen sterven.’ Bovendien, vervolgt Magiels, is het ‘acceptabeler voor veel betrokken artsen’, want assisteren bij sterven is hulp bij zelfdoding, geen

DEGEUS


BOEKENREVUE

euthanasie. ‘Medisch geassisteerde eigendoding’ is in België niet verboden, ‘dus kun je niet worden vervolgd’. Magiels beweert dat in ‘de psychiatrie velen expliciet vragen zelf de laatste stap in hun lang parcours te mogen zetten.’ Best merkwaardig, want uit het Vonkel-onderzoek blijkt dat op vijfendertig mensen (uit een groep van honderd) die uiteindelijk euthanasie kregen, het dodelijk middel intraveneus werd toegediend terwijl slechts vier mensen voor het drankje kozen. In de periode 2012-13 waren er op 3239 euthanasie-uitvoeringen in België ook slechts zesentwintig meldingen van dergelijke ‘perorale toediening’.

De bijna religieuze verheerlijking van leven-totter-dood is best verwonderlijk als je bedenkt dat mensen en gezaghebbers veelal achteloos, roekeloos, onverschillig en gewelddadig omspringen met eigen en vooral andermans leven Magiels besluit dat euthanasie en ‘medisch geassisteerde eigendoding’ vormen van rationele zelfdoding zijn. Mogelijk, maar dan wel als de beslissing niet bij een arts berust (want dan is het euthanasie) en op voorwaarde dat de ellenlange procedure serieus wordt ingekort. Natuurlijk moet er ‘meer gepraat, gediscussieerd worden over dood, zelfdoding en euthanasie’, maar daarom niet met mensen die al vele jaren meer dan wanhopig zijn. Veel ondraaglijk leed wordt (mee) veroorzaakt door sociaaleconomische ongelijkheid- en onrechtvaardigheid, en door een te veeleisende maatschappij. Mensen die hieronder bezwijken hebben recht op hulp. Dan wordt het aanschuiven op lange wachtlijsten. Maar wat moeten ze als ze erin slagen nieuwe moed bijeen te schrapen? Terug naar een kille maatschappij, naar hun door hun verleden geruïneerd bestaan, zonder veel begeleiding of steun?

DEGEUS

VLOEKEN IN DE KERK Leven an sich betekent niets, het moet beleefd worden. Leven heeft maar zin als je er zin aan geeft. Het is geen geschenk, geen ‘gegeven’ iets, maar een gegeven waar niemand zelf kàn om gevraagd hebben. Het is iets dat je overkomt. Wie eruit wil, moet recht hebben op een milde dood. De bijna religieuze verheerlijking van leven-tot-ter-dood is best verwonderlijk als je bedenkt dat mensen en gezaghebbers veelal achteloos, roekeloos, onverschillig en gewelddadig omspringen met eigen en vooral andermans leven (verkeer, vluchtelingen, oorlog …). Om maar te zwijgen van de ontelbare dierenlevens die we doen leven voor de slacht. Ondanks enorm respect en bewondering voor artsen die euthanasie ernstig nemen, vraag ik me toch af of de medicalisering niet omzeild had moeten worden of – dromen staat vrij – ongedaan gemaakt moet worden. Natuurlijk hebben we geneeskunde, artsen en psychiaters nodig, maar niet om te beslissen of iemand dood mag. Bij euthanasie heeft men de mond vol van zelfbeschikkingsrecht, maar in feite heeft de aanvrager weinig in de pap te brokken. Artsen hebben het laatste woord, zelfs als er niets meer te genezen valt. Genezers kunnen immers ook doden. Mede daarom hebben ze van oudsher de plicht zoveel mogelijk te genezen. Bijgevolg moet je (in vredestijd) ongeneeslijk zijn om dood te mogen. Daarom heten artsen het best geplaatst te zijn om te beslissen over de uitzichtloosheid van iemands leven en situatie. Vraag is of iemands nood en autonomie niet minstens even zwaar moeten wegen, en of iemand die in vergelijkbare omstandigheden leeft niet minstens even geschikt is om de uitzichtloosheid in te schatten. Hét probleem bij euthanasie is dat iemand moet doden. Niet niks. Wie dat op zich neemt, koppelt daar vanzelfsprekend voorwaarden aan vast. Wordt het doden overgelaten aan wie dood wil, dan is dat probleem van de baan en meteen ook het bedenkelijke

ongeneeslijkheidsargument. Een wilsbekwaam persoon van bijvoorbeeld vijfenzeventig, met een weloverwogen en volgehouden stervenswens, moet onder wettelijk te regelen voorwaarden over een laatstewilpil kunnen beschikken. Die moet aangevraagd kunnen worden bij een LEIFarts (LevensEinde Informatie Forum). Blijft de betrokken persoon na een wettelijk bepaalde termijn (drie maand bijvoorbeeld) bij zijn/haar standpunt, dan wordt het middel besteld, aan de arts overhandigd en in diens aanwezigheid, dus in gecontroleerde omstandigheden, ingenomen. Hoe minder lang iemand geleefd heeft, hoe minder vanzelfsprekend dit wordt. Nog moeilijker wordt het bij (tijdelijk) wilsonbekwame personen. Idealiter beschikt men over een door de wetgever verplicht te stellen laatstewilsverklaring. Die kan zolang men wilsbekwaam is – dementie dus uitgesloten – te allen tijde gewijzigd worden. Bij uitzichtloos psychisch lijden kan ook een beroep gedaan worden op een medisch deskundige die samen met mensen die in een vergelijkbare levenssituatie zitten als de persoon in kwestie (eventueel vooraf door haar/ hem aangewezen) knopen kan doorhakken. Homo sapiens kan dit sluitend uitwerken.

Sterven en dood zijn aan herwaardering toe Sterven en dood zijn aan herwaardering toe. Ze moeten niet uit het leven gebannen worden, niet stiekem gebeuren, maar deel uitmaken van het leven. Sterven na een rijk gevuld leven of een niet meer leefbaar leven, mag een waardig afscheid zijn.

Thienpont Lieve, Beschuldigd van gifmoord. Euthanasie voor assisen. Een persoonlijk verhaal, Houtekiet, 2020, 250 blz. Magiels Geerdt, Liever sterven. Zelfgekozen dood bij psychisch lijden, Polis, 2020, 223 blz.

juli 2021  >  21


COLUMN

Die donderdag ben ik al om 14.00 uur in Gent. Onderweg bedenk ik dat er drie scenario’s mogelijk zijn: ofwel zie ik ze daar allebei en nodig ik ze uit om samen een glas te drinken; ofwel is zij daar alleen en gaan we hoe dan ook een glas drinken; ofwel daagt de sukkel alleen op en geeft Amélie verstek. Misschien nodig ik hem dan toch uit om samen een glas te drinken. Aan de Capitole zoek ik naar een geschikte observatieplek. Het busstation aan de overkant lijkt me prima, hoewel een schare puberende schoolmeisjes mijn aandacht afleidt. Zijn het de meisjes van Sint-Bavo of die van Twee Bruggen, ik blijf in het ongewisse omdat ze op het eerste gezicht geen uniform dragen. Ik posteer me achter een dikke linde en richt mijn vizier op de overkant. © Wikipedia

Paranoia ‘Beste Amélie, ik moet je zeggen dat ik mij nog nooit zo onrustig gevoeld heb bij het schrijven van een brief. Ik weet eigenlijk niet waarmee ik moet aanvangen. Ik zou je kunnen schrijven dat ik je in mijn onbewuste altijd lief heb gehad. Doch ik weet niet of dit waar is. De zeer toevallige ontmoeting welke ik met jou zaterdagavond had, heeft mij zo aangegrepen en zo ontroerd dat ik thans niets anders meer doe dan aan mijn oud-lievelingsleerlinge denken, hartstochtelijk denken, met de hoop haar zo vlug mogelijk te zien om haar te zeggen wat men niet schrijven kan.’ Zo begint de mysterieuze twee vellen tellende brief die ik enkele dagen geleden toevallig (?) aantrof op de secretaire van Amélie, mijn beminnelijke wederhelft. Of had ze die brief daar zo open en bloot laten liggen zodat ik hem wel moést zien? Ik las hem snel diagonaal door, want Amélie liep ergens rond in huis en kon mij betrappen en ik wou niet verdacht worden van indiscretie. Maar op het einde gaat de briefschrijver die ondertekent met Jo Vervust wel ver: ‘Voor de rest zal ik nu donderdag om 14.30 uur eens langs de cinema Capitole passeren. Moest ik je daar aantreffen, dan zou je me toch echt gelukkig maken.’ Ja maar … Amélie vierde onlangs haar vierenzeventigste verjaardag, dus moet die oud-leraar een man van een stuk in de tachtig zijn. Oude liefde roest niet? En waar was Amélie die bewuste zaterdagavond? Waar heeft ze die lefgozer ontmoet? En wat gaat er in die hoogbejaarde om? Beweren dat je iemand onbewust altijd lief hebt gehad en daar onmiddellijk aan toevoegen dat je niet weet of dit waar is. Ja zeg … Een vermetel plan kwam spoedig in mij op. Wat belette mij om donderdag eens langs de Capitole te passeren? Dit is geen kwestie van jaloezie, Amélie en ik vieren binnenkort onze gouden bruiloft, maar die brutale Jo Vervust maakt me dodelijk nieuwsgierig.

22  >  juli 2021

De tijd verstrijkt, het wordt halfdrie. Aan de Capitole geen verdachte bewegingen. Amélie is niet te bespeuren en Jo ken ik niet, maar ik kan me een verliefde tachtiger best voorstellen. Een undercover agent loopt achteloos voorbij, blijft een poos staan en ik krijg het wat benauwd. Wie weet ziet hij in mij een verkapte pedofiel, op de loer naar Sint-Bavomeisjes? En neen, aan de Capitole gebeurt niets, ook niet nadat het al ruim drie uur is. En dan daagt plots het licht, er is een vierde scenario dat mij ontging: stel dat géén van de partijen opdaagt? Dat kan natuurlijk ook: Amélie die, intelligent als ze is, niet in die opzichtige val trapt, en Jo Vervust die het op het laatste moment te benauwd krijgt en lafhartig zijn snode plan laat vallen. Ietwat teleurgesteld vat ik de terugweg aan. Thuisgekomen geef ik een verwarde uitleg over mijn onverwacht tochtje naar Gent. Amélie lijkt alleszins in haar gewone doen. Nonchalant vertelt ze dat ze een merkwaardig document vond bij het opruimen van haar archief. En plots zwaait ze met de brief van Jo Vervust. ‘Kijk eens hier’ zegt ze, ‘dat is een brief van mijn oud-leraar fysica. Die brave man stelde zich voor dat hij bij mij een kans maakte. Echt gênant, dat doe je toch niet tegenover een leerling.’ Ik krijg het schrijfsel toegestopt en doe uiteraard alsof mijn neus bloedt. Nu pas bemerk ik ook hoe verfrommeld en lichtelijk vergeeld die brief is. En zie ik de datum: 21 maart 1966. Om mijn vege vel enigszins te redden vraag ik langs de neus weg (die neus alweer) of ze toen naar die afspraak is geweest. ‘Neen, natuurlijk niet, wat dacht je?’ ‘Goed zo. Trouwens Jo Vervust was er ook niet.’ ‘Hoe kan jij dat weten?’ ‘Ik heb het zelf gezien.’ Amélie fronst de wenkbrauwen, zucht even en zegt: ‘Soms begin ik echt te denken dat je dement wordt, Willem’. Dat heb ik alvast opgestoken van de Stoïcijnen: men kan de risee zijn zonder een krimp te geven. Willem de Zwijger

DEGEUS


BESCHOUWING BAANBREKER

Better safe than sorry Belgische experten en beleid pasten voorzorgsprincipe toe bij vaccinatie In De Standaard van 18 maart 2021 stelt een artikel terecht de vraag ‘Is vaccinatiestop een foute toepassing van het voorzorgsbeginsel?’ In een opinie in hetzelfde nummer maakt Maarten Boudry een karikatuur van voorzorg. Hij vertrekt van een redelijk uitgangspunt bij de COVID-19-crisis en noemt terecht het coronavirus gevaarlijker dan de zeldzame bijwerkingen van vaccinatie. Dan neemt hij een loopje met het voorzorgsprincipe dat hij de basis noemt van de hypervoorzichtige reactie op vaccinatie van diverse Europese regeringen (op de Belgische na). Hij doet dat zoals in het nucleair debat in populistische stijl met niet-wetenschappelijke interpretaties en oppervlakkige veralgemeningen (5G, ggo’s). Hij noemt het voorzorgsbeginsel een diep conservatief vooroordeel dat niet-handelen verkiest waardoor de wereld enorme voordelen van innovatie ontzegd wordt, wat zijn ecomodernistische verhalen ondersteunt die op een nucleaire kruistocht gaan lijken. Gilbert Eggermont

Voorzorg tracht juist technologische problemen en risico’s niet te verdrinken in mooie verhalen. Voorzorg is met gezond verstand omgaan met risico’s; zoals de Belgische beleidsverantwoordelijken hebben gedaan met de AstraZeneca-vaccinatie op advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR). De UNESCO-definitie van voorzorg voorziet bij gebrek aan volle zekerheid over eventuele schade toch actie te nemen om schade te verminderen, in casu vaccinatie. Enige wetenschappelijk situering van dat beginsel en van de toepassing ervan in milieu en gezondheid kan dat verduidelijken. Zowel virusbesmetting als radioactiviteit zijn gekenmerkt door de onzichtbaarheid van het risico en door exponentiële karaktertrekken. Het zijn wetenschappelijk complexe domeinen waarbij technologieproblemen en risico’s grote onzekerheden

DEGEUS

kunnen vertonen en waarover mensen uiteenlopende waardeoordelen hebben. Voortschrijdend inzicht is er inherent aan en wetenschappers zijn genoodzaakt hun wetenschappelijk inzicht te toetsen aan de maatschappelijke context. Virale en nucleaire risico’s vergen een op rede gebaseerde, evenwichtige wetenschappelijke aanpak boven de belangengroepen. Dit moet snel en krachtdadig gebeuren in crisisomstandigheden. Voor zulke problemen en omstandigheden is een voorzorgsbenadering juist de aangewezen aanpak.

Virale en nucleaire risico’s vergen een op rede gebaseerde evenwichtige, wetenschappelijke aanpak boven de belangengroepen

Het voorzorgsprincipe is één van de vijf principes voor duurzame ontwikkeling die met het verdrag van Rio dertig jaar geleden in de United Nations Organisation (UNO) vorm kregen door inzet van veel wetenschappers en politici met toekomstvisie zoals Bruntland. De observaties van het Europees Milieuagentschap (zoals onder meer met asbest) speelden daarbij mee. De Europese toekomststudies (FaST) werkten aan structuren om dit wetenschappelijk te onderbouwen zoals Technology Assessment. Ricardo Petrella in de Europese Commissie en bij ons ook wijlen oud-VUB-rector Roger Van Geen hadden een capaciteit om vanuit dichte observatie van baanbrekende studies lijnen te trekken naar de toekomst in de technologische ommekeer. Ze steunden concepten met pionierswerk in Technology Asssessment die naast veel tegenwind vooral vorm kregen in gezondheidse-

juli 2021  >  23


BESCHOUWING BAANBREKER

valuatie. De brede aanpak van duurzaamheid en voorzorg leidde in de UNO uiteindelijk tot het alarmsignaal in het klimaatakkoord van Parijs terwijl Petrella met zijn groep van Lissabon onze volgende kwetsbaarheid blootlegde rond watervoorziening. Door die dynamiek van de UNO-conferentie in Rio is het concept duurzame ontwikkeling vertaald naar een Belgisch wettelijk kader in 1997. Het groeide uit van vijf principes tot zeventien concrete doelstellingen die het planbureau verder uitwerkte en daarbij de HGR betrok. Deze Sustainable Developmentgoals (SDG) werden pas recent ook in het Vlaamse innovatiebeleid opgepikt. In België gaf het doctoraat van collega professor Edwin Zaccai (ULB) Le Principe de Précaution, significations et conséquences, met interactie op internationaal niveau, in 2000 verder invulling aan voorzorg. Op gebied van gezondheid ging een internationale werkgroep over voorzorg van start in de Nederlandse Gezondheidsraad die het referentieboek Voorzorg met Rede/ Prudent Precaution opleverde in 2008. Maarten Boudry, als titularis van de Leerstoel

Etienne Vermeersch, heeft er zich duidelijk niet in verdiept, pour le besoin de sa cause, om nieuwe instrumenten voor duurzame ontwikkeling op de helling te zetten.

Voorzorg is geenszins identiek met het tegenhouden van activiteiten waarbij een dreiging bestaat met enige kans op impact Voorzorg is een strategische ingesteldheid tot actie om ernstige bedreigingen voor gezondheid of milieu te voorkomen of te beperken. Voorzorg is geenszins identiek met het tegenhouden van activiteiten waarbij een dreiging bestaat met enige kans op impact. Het is evenmin het verbieden van producten bij twijfel over de veiligheid hoewel dat kan aangewezen zijn. Voorzorg is geen beslisregel maar beoogt alert, zorgvuldig, redelijk en transparant op onzekerheden in te spelen, situatie-specifiek. Het impliceert bij plausibele dreiging het verzamelen en analyseren van relevante gegevens, het vooraf opbou-

wen van internationale netwerking en uiteindelijk het transdisciplinair beoordelen en toetsen in gestructureerde adviesorganen. Een voorzorgsbenadering is wat de HGR systematisch doet zowel op gebied van COVID-19 als op nucleair vlak. De Hoge Gezondheidsraad weegt al meer dan een eeuw op het gezondheidsbeleid en ondersteunde de crisisaanpak van het laatste jaar met onder meer adviezen voor mondmaskers, het agenderen van aerosolrisico’s en de precisering van vaccinatiecondities vanuit een lang opgebouwde ervaring. De Hoge Gezondheidsraad onderschreef en werkte ook mee aan het Nederlands rapport en refereert al tien jaar naar voorzorg. Ook de Koninklijke Academie voor Geneeskunde gaf op een studiedag verder vorm aan uitwerking ervan in de geneeskunde. Het beleidsadvies aan de minister om met AstraZeneca-vaccinatie door te gaan is dus juist een illustratie van een voorzorgsbenadering. Het gaat in de HGR vergezeld van nauwgezette bewaking van belangenconflicten. De academische onafhankelijkheid van de politiek is daar meer verzekerd dan bij overheidsorganen.

© Belga


BESCHOUWING BAANBREKER

Bij de aanpak van de pandemie was er veel te doen over hoe disciplines daarbij kunnen samenwerken in de beleidsadvisering. Daarbij worden de laatste decennia ook vaak menswetenschappelijke disciplines actief betrokken om de economie, publieke perceptie en de ethiek zijn plaats te geven. Een voorbeeld hiervan is het PISA programma (Programme of Integration of Social Aspects into nuclear research) van SCK-CEN. Complexe problemen vereisen immers een transdisciplinaire aanpak, met andere woorden een interactieve samenwerking van alle betrokken disciplines gericht op oplossing van problemen. Dit liep bij COVID-19 fout in oktober 2020 omdat de hiërarchie van disciplines niet duidelijk erkend werd. Voor COVID-19 is dat virologie en epidemiologie waar de besten qua inzicht met Europese of zelfs wereldfaam de toon moeten kunnen zetten. Voor het nucleaire is dat nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. We zagen in beide domeinen hoe de niet-erkenning van die hiërarchie van disciplines tot falend beleid kan leiden. Als beschouwende wetenschappers vanuit politieke opportuniteit, geloof (ook in technologie) of bedrijfsbelangen de leiding nemen, loopt het snel mis, zeker in crisismanagement en gaat het vertrouwen verloren dat juist bij elke crisis zo nodig is.

Maarten Boudry richt zich bij nucleaire problemen en technologieën op simplificatie in verhalen die historische lessen negeren Op nucleair vlak bestaat een variant van het voorzorgsbeginsel, het ALARA principe: hou blootstelling aan straling zo laag als redelijk mogelijk. Dat leidde onder meer tot beperking van het CT-gebruik in de geneeskunde via de HGR, het stimuleren van voorbereiding op nucleaire ongevallen na Fukushima en de zorg voor oplossing van nucleaire afvalproblemen. Net als voorzorg roept

dat nog veel weerstand op in de verwende cultuur van de sector omdat het weer draait om billijke verdeling van lasten en lusten, inclusief verzekeringen.

lijk proces ontworpen op UNO-vlak om irreversibele (acute) milieu- en gezondheidsproblemen planetair aan te pakken, niet om innovatie te beletten maar om ze zin te geven.

Maarten Boudry richt zich bij nucleaire problemen en technologieën op simplificatie in verhalen die historische lessen negeren. Als beschouwende wetenschapper haalt hij er een element uit, zoals CO2-reductie, om achterliggende uitdagingen te verbergen, innovatiebubbels op te blazen en uit hun industriële context te halen en milieuprincipes in vraag te stellen. Voorzorg, verantwoordelijkheid, vervuiler betaalt, billijke verdeling van lasten en lusten over generaties en andere, kortom principes voor duurzame ontwikkeling, zijn nochtans via een wetenschappe-

Terwijl Etienne Vermeersch al in 1976 mee pleitte voor voorzorg en duurzame ontwikkeling avant la lettre in de nucleaire expansie van toen, verkondigt de titularis van de leerstoel naar hem genaamd nu de afbraak van die concepten. Over de auteur Gilbert Eggermont was professor stralingsbescherming aan de VUB, met een indrukwekkend curriculum in de nucleaire sector. Hij is expert van de Hoge Gezondheidsraad en coauteur van Voorzorg met Rede (GR, Den Haag 2008).

la montaña de sabores rustpunt in het zuiden vrijzinnig-humanistische ontmoetingsplek Bolulla (Costa Blanca, Spanje) rust - natuur - gastronomie aandacht voor corona-veiligheid in kleinschalig project persoonlijke begeleiding vertrekkend vanuit úw wensen vraag uw gratis kennismakingsgesprek aan via www.montanadesabor.es


ANTON VAN DYCK (°1993) - Afgestudeerd in de Rechten (VUB) en bijkomende studie Public Administration (Queen Mary University of London) - Directeur juridische zaken & overheidsrelaties deMens.nu - Wereldberoemd sjoelbakfenomeen in Dilbeek - Auteur Alles Kapot! Een pleidooi voor natiebouw

© Gerbrich Reynaert


VRAAGSTUK

Alles Kapot INTERVIEW MET ANTON VAN DYCK Een boek met als omslagfoto een hamer en als titel Alles kapot!, het schept een zekere sfeer. Het interview verloopt gelukkig niet zo heftig als de titel van het boek doet vermoeden. Ik ontmoet de auteur van dit eigenzinnig essay over identiteit en natiebouw, Anton Van Dyck, mensenrechtenlobbyist bij deMens.nu, digitaal op een regenachtige meidag. Het wordt een gesprek over identiteit, populisme, zwarte piet, cultuurrelativisme en waardensystemen. Aan thema’s geen gebrek. Linde Waeyaert

De titel van uw boek is ‘Alles kapot’, vanwaar de keuze voor deze titel? Ik had veel moeite met het bedenken van de titel en kwam enkel op pompeuze, pretentieus klinkende titels. Tot ik het nummer Alles Kapot van de Nederlandse groep Goldband hoorde: ‘Ik maak alles kapot maar niet bij jou’, zongen ze. Ik hoorde daarin een referentie naar de Duitse beweging na de Tweede Wereldoorlog. Veel kunstenaars en schrijvers hadden toen het gevoel dat hun kunst was misbruikt en gemobiliseerd in de uitbouw van het Derde Rijk. Zij vonden dat ze de kunst moesten neerhalen en zichzelf opnieuw heruitvinden. Het idee van het opnieuw starten, gecombineerd met de nataliteitsgedachte die je ook terugvindt bij Hannah Arendt, komt terug in die twee woorden Alles Kapot. Bovendien gaat het boek voor een deel over populisme en er is niets populistischer dan luid te roepen dat alles kapot moet of is. Ik wou een titel die reactie uitlokt, maar nuanceer het populistische ervan met de ondertitel Pleidooi voor natiebouw. Om op een positieve manier aan natiebouw te doen, en om onze samenleving en democratie te versterken, is volgens u identiteit belangrijk. Wat hebben die zaken met identiteit te maken? Op het politieke niveau zie ik een grote onzekerheid als het over identi-

DEGEUS

teit gaat. Die onzekerheid leidt ertoe dat we rigide gaan denken en dat we de structurele zwaktes van ons eigen functioneren, zowel als politieke beweging maar ook als natie, niet meer zien. Met als gevolg een sterke polarisering en een vertrouwensbreuk tussen burgers onderling en tussen burgers en de staat.

In plaats van één normenen waardenstelsel voor elf miljoen burgers moeten we gaan naar elf miljoen verschillende normenen waardenstelsels ANTIFRAGIELE IDENTITEIT We moeten dus met meer zelfvertrouwen over identiteit durven nadenken. Maar u pleit er wel voor om dat helemaal anders te doen dan in het huidige identitaire discours van bijvoorbeeld De Wever. Hoe dan? Identiteit heeft voor mij ook te maken met waarden, maar dan niet opgevat als afvinklijstjes van zaken waaraan je moet voldoen om tot een bepaalde identiteitsgroep te behoren. Je kan waarden niet op die manier verabsoluteren. Het gaat erom hoe je waarden beleeft en er een invulling aan geeft. Dat kan voor iedereen verschillend

zijn. Ik pleit dus voor een flexibele aanpak. Het is verkeerd om waarden en de invulling ervan op één, exacte manier te willen definiëren. Je kan waarden immers op verschillende manieren beleven en invullen. In plaats van één normen- en waardenstelsel voor elf miljoen burgers moeten we gaan naar elf miljoen verschillende normen- en waardenstelsels, waarin we dan op zoek kunnen gaan naar overlappingen. Die overlappingen moeten we dan aanmoedigen via natiebouw en verbindingsprojecten. Loert, met elf miljoen waardensystemen, het relativisme niet om de hoek? Is er in uw visie nog plaats voor universele waarden, die overal gelden, of voor waarden die collectief gedeeld worden? Nee, er is geen sprake van relativisme want het is zoals ik zei mogelijk om overlappingen te vinden in al die verschillende belevingen en waardenstelsels. We kunnen er een aantal gemene delers uithalen en van daaruit kunnen we gaan naar iets dat we universele waarden kunnen noemen. Denk bijvoorbeeld aan de Verlichtingswaarden, aan principes als vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Maar het is uiterst belangrijk om die niet al te rigide in te vullen. Het is belangrijk dat die principes en waarden uitgedaagd worden, zodat ze in permanente ontwikkeling blijven.

juli 2021  >  27


VRAAGSTUK

Die permanente ontwikkeling noemt u in uw boek – met een verwijzing naar het werk van Nassim Nicholas Taleb – ‘antifragiliteit’. Een samenleving moet gestoeld zijn op antifragiele waarden, wat betekent dat ze continu bevraagd en onder druk gezet moeten worden. Inderdaad. Antifragiliteit is het omgekeerde van fragiliteit. Het wordt juist sterker door het onder druk te zetten. Dit moeten we eveneens toepassen op identiteit. Identiteit kunnen we onder druk zetten door uit de bubbel van zelfbevestiging te treden en contact op te nemen met mensen die een andere visie en zelfbeeld uitdragen dan dat van onszelf. We moeten durven toegeven dat we niet alles weten en de stap naar de ander durven zetten. Dat betekent dus dat we moeten praten.

Het is belangrijk dat principes en waarden uitgedaagd worden, zodat ze in permanente ontwikkeling blijven Dat heeft niets te maken met afglijden in cultuurrelativisme. Integendeel: ik pleit er voor om het eerste artikel van onze grondwet te wijzigen; en daar duidelijk in te stellen wat voor samenleving we willen bouwen. Ik denk dan aan duurzame ontplooiing van individuele vrijheid, maatschappelijke solidariteit en gelijkheid onder mensen. Het is niet verkeerd om doelen te stellen en te zeggen dat wat buiten die doelen valt, niet oké is. Een concreet voorbeeld is besnijdenis. Ik vind dat je moet kunnen duidelijk maken dat we willen dat iemand op zo’n manier wordt opgevoed dat wanneer een geschikte leeftijd van zelfbeschikking bereikt wordt, hij of zij alle keuzes moet kunnen maken die hij of zij wil maken. Maar dat houdt ook in dat je besnijdenis om religieuze of culturele redenen op een leeftijd waarop een kind zelf nog niet kan duidelijk maken of het dat al dan niet wil, moet kunnen veroordelen als kindermishandeling.

28  >  juli 2021

BRUGGEN BOUWEN U haalt aan dat we de verkiezingsuitslag van 26 mei 2019, waarbij Vlaams Belang negentien procent van de stemmen kreeg, niet mogen herleiden tot het feit dat ‘de Vlaming’ racistisch geworden is. Hoe verklaren we deze tendens dan wel? Voor mij – en dat is een controversieel standpunt – is het Vlaams Belang een intersectionele beweging. Het is een coalitie van boze mensen die verenigd zijn in hun verontwaardiging. Wanneer je de politieke berichtgeving van die partij onderzoekt, zie je enorm veel inhoudelijke spanningsbogen: progressief, conservatief, nationalistisch, liberaal, socialistisch. Die hebben zichzelf verenigd in een frustratie die voortkomt uit loze politieke beloftes. Eigenlijk hebben we het partijen zoals het Vlaams Belang gemakkelijk gemaakt door voornamelijk in te spelen op het communicatieve en minder op het inhoudelijke. Met oneliners kunnen we nooit concurreren met een populistische partij. Daarom moeten we ook durven veranderen zodat we dergelijke partijen inhoudelijk segmenteren. Binnen het Vlaams Belang heb je wel degelijk een groepering mensen die racistisch is, dat kunnen we niet ontkennen. Maar er is een groter deel van mensen die dat (nog) niet zijn, die boos en verontwaardigd zijn, en het zijn die mensen die we niet mogen verliezen. Naar hen moeten we een brug slaan. Als we dat niet doen, verenigen ze zich met de mensen die wel racistisch zijn en die zullen hun wereldbeeld beïnvloeden.

nistische counseling gebeurt: mensen op verhaal laten komen, niets in hun plaats invullen, maar tegelijk niet blijven steken in een klaagverhaal en een ‘aanbidding van het probleem’. Ik heb de indruk dat dit op maatschappelijk niveau niet gebeurt. Het model dat me voor ogen staat is dat van de Zuid-Afrikaanse waarheids-en verzoeningscommissies, zowel wat betreft de Vlaamse kwestie als bij het koloniale verleden en de dekolonisatiebeweging.

We moeten durven toegeven dat we niet alles weten en de stap naar de ander durven zetten. Dat betekent dus dat we moeten praten Neem nu de discussies over de aankleding van de publieke ruimte en de standbeelden. Die zouden we meer een kind van hun tijd kunnen laten zijn, maar toch op periodieke momenten een publiek debat erover voeren met vragen als ‘Wie mag er een standbeeld krijgen? Hoe gaan we om met iets dat is afgebeeld?’ Dat gebeurt vandaag niet en dat is een verlies. Het is immers valide om de vraag te

U schrijft dat mensen ook een geschiedenis met zich meedragen zoals kolonialisme en de Vlaamse Beweging. Het is belangrijk om zaken te benoemen en frustraties of pijn aan te spreken en ze te laten zijn, zegt u. Is dit ook de manier om om te gaan met de Black Lives Matter beweging? We moeten over onze crisissen kunnen praten. Een beetje op de manier waarop dat in onze vrijzinnig-huma-

DEGEUS


VRAAGSTUK

stellen of er nog standbeelden van ­L eopold II moeten staan, wetende dat ze zijn opgericht voor de glorificatie van die man. Wat Leopold II heeft gedaan is een misdaad tegen de mensheid, dat kunnen we niet ontkennen. We moeten kijken hoe we hiermee omgaan.

Voor mij is het Vlaams Belang een intersectionele beweging In het Museum voor Moderne Kunsten in Antwerpen zag ik een tijd gelden het standbeeld On Monumental Silences. Het is van rubber en stelt een priester voor die actief was in de koloniale beweging van Leopold II. Vanop afstand ziet het eruit als een glorificatie maar wanneer je het in detail bekijkt, geeft het standbeeld een compleet andere boodschap. De tweeledigheid van het standbeeld komt sterk naar voor: enerzijds heb je de boodschap dat mensen de kolonisatie ooit hebben verheerlijkt en anderzijds is het duidelijk dat we nu compleet anders naar kolonialisme kijken. Kan je zo’n methodiek ook toepassen op andere identitaire discussies zoals het zwartepietendebat?

Zeker. Het verschil tussen de Nederlandse houding in dat debat en de Belgische was vrij frappant. In Nederland hebben ze meteen het concept heruitgedacht zonder de publieke opinie te beluisteren. Al snel kreeg je heel fel gekleurde pieten die veel wrevel opwekten bij de brede bevolking. Zij hadden immers niet het gevoel gehoord te zijn. Die artificiële implementatie had niet de tractie die het zou moeten hebben, waardoor het hele debat ontspoorde. Het was daar op het randje van ultragewelddadig, er werden zelfs mensen opgepakt met koffers vol met molotovcocktails. De Belgische oplossing was dan weer hilarisch: zwarte piet is zwart door het roet van de schoorsteen, dus we gaan vanaf nu roetvegen schilderen. Laat ons eerlijk zijn, je krijgt niet ineens een gouden oorbel en rode dikke lippen van door een schoorsteen te kruipen. Er zit wel degelijk een raciaal element in. Maar de manier waarop we het voor het grootste gedeelte hebben aangepakt, leek me vrij goed. Dat merkte je aan de mensen: het leefde een pak minder in België dan in Nederland. U pleit ervoor om al van jongs af aan op school meer burgerschap aan te leren. Toch bent u geen fan

van een apart vak Burgerschap. Hoe moeten kinderen en jongeren volgens u dan burgerschap leren? Via een horizontale integratie in de vakken die er al zijn. De levensbeschouwelijke vakken spelen hierin een belangrijke rol, de leerkrachten zedenleer hebben daarover al een belangrijke expertise opgebouwd. Maar ook in andere vakken kan dit beter, zo is bijvoorbeeld de rol van het vak lichamelijke opvoeding (LO) hierin niet te onderschatten. Dat vak draait immers niet enkel om fysieke fitheid maar ook om een gezond zelfbeeld. Bij dat laatste is er nog werk aan de winkel. De leermethodes ervan schieten hun doel soms voorbij. Neem een oefening waarbij negentig procent van de leerlingen de oefening goed doet en tien procent hun best doet maar bij wie het niet lukt. Als er dan niet op een positieve manier wordt gereageerd, kan al snel het beeld leven dat een leerling lui is. Als dat beeld door anderen wordt verdergezet, bestaat de kans dat die leerling dat internaliseert. Dan zijn we niet goed bezig.

Het is oké om te falen Ten slotte, is er iets wat mensen op persoonlijk vlak van uw boek moeten onthouden, los van de abstracte discussies over waarden en identiteit? Dat het oké is om te falen en dat het oké is – zelfs als je gaat voor zelfontplooiing en zelfontvoogding – om eens een baaldag te hebben. Je moet niet kapot gaan aan verplichtingen die je jezelf oplegt. Het is steeds een balans die we moeten zoeken tussen een goed mens zijn en gelukkig zijn. Dat is iets waar je oog voor moet hebben, anders is het maar een zwaar bestaan. Het is zoals Camus het zegt: het leven heeft misschien geen opgelegd doel maar we moeten dat radicaal accepteren en er voor gaan. En de absurditeit van het leven in acht nemen.

Anton Van Dyck, ALLES KAPOT! Een pleidooi voor natiebouw, VUB Press, 2020, 144 pagina’s © Gerbrich Reynaert

DEGEUS

juli 2021  >  29


MENSELIJK

Een kijk als dokter-patiënt Onze artsen zijn goed opgeleid, ze zijn onderlegd in ziektepatronen, behandelingsopties, genezingsprognoses … Maar wanneer een arts plots patiënt wordt, stelt hij vast dat artsen ook moeten leren hoe met zieke mensen om te gaan. Want als patiënt, als zieke persoon, heb je niet alleen nood aan een goede diagnose, mogelijke prognoses en een duidelijk behandelingsplan. Rudy Van Giel

Het staat buiten kijf dat wij van een arts in de eerste plaats verwachten dat hij een deskundig therapeut is, op de hoogte van de recentste wetenschappelijke inzichten, met de vaardigheid in zijn vingers die de hoogtechnologische ingrepen tegenwoordig vereisen. Op dat vlak zijn wij in België gewoonweg verwend met al onze topdokters. Toch bestaat er ook een keerzijde. Een zieke is namelijk meer dan alleen maar een koetswerk, er schuilt ook een mens achter de kwaal, een wezen met gevoelens en emoties. Voor dat aspect hebben wij, dokters, geen tijd. Alles moet ook zo vlug gaan, want de volgende patiënt staat al te wachten. Trouwens, communicatie is niet onze sterkste kant; een gesprek voeren over iemands leven en dood is best ingewikkeld, we zijn hier niet vertrouwd mee, we voelen er ons onwennig bij. Uiteraard kan je niet verwachten dat een arts het leed van de hele wereld op zich neemt. Daarom staat er best een professionele opvang klaar na het meedelen van een omineuze diagnose, zodat alles eens rustig overlopen kan worden. Want de toehoorder klapt dicht, luistert niet meer, kan het niet behappen. Élke toehoorder! Niet enkel

30  >  juli 2021

de leek. Zelfs een patiënt die medisch geschoold is. En reken maar dat ik weet waarover ik spreek. Tijdens de consultatie waarop het woord kanker viel, zakte de grond onder me weg. Toch kreeg ik terstond ook de meest verschrikkelijke therapieën voorgespiegeld – snijden, bestralen, chemo, hormonen – net als alle neveneffecten die hieraan waren verbonden … In één adem mocht ik incasseren met welke behandelingen ‘we’ deze nare gevolgen dan weer te lijf zouden gaan. Al moest er natuurlijk wel eerst uitgesloten worden of er geen uitzaaiingen bestonden, onderzoeken waarvoor ‘we’ meteen de nodige afspraken gingen vastleggen … En heel dit informatiebombardement kreeg ik in amper vijf minuten op me afgevuurd.

Een mens die zonet te horen heeft gekregen dat hij misschien doodgaat, reageert niet meer normaal, hij is verdoofd Lucht. Ik hapte naar lucht. De vragen rezen pas achteraf. Een gelijkaar-

© Gerbrich Reynaert

dige ervaring had een hoogleraar me beschreven, die in diezelfde kliniek nochtans diensthoofd was van haar afdeling. En op identiek dezelfde manier was het verlopen bij een collega wiens vrouw aan een hersentumor leed: ook hij stond sprakeloos na de slechtnieuwsconsultatie. Vandaar de gouden raad: ga nooit alleen naar dit soort raadplegingen, zelfs in tijden van corona. Een Nederlandse kankerspecialist die zelf door een kwaadaardige tumor getroffen werd, gaat nog een stap verder: hij stelt voor het gesprek op te nemen, want ‘dokters geven in korte tijd veel belangrijke informatie.’

DEGEUS


MENSELIJK

tie nog altijd zeggen, hoe zijn brein weigerde te luisteren naar elke verdere informatie die volgde. Want een mens die zonet te horen heeft gekregen dat hij misschien doodgaat, reageert niet meer normaal, hij is verdoofd. En hem dan ook nog eens willen ontmannen!

Het is een kwelling om iemand drie uur te doen wachten in een krap bemeten ruimte, tezamen met twintig, dertig angstige lotgenoten, in wier hoofd zich allemaal dezelfde film afdraait Van veel mensenkennis getuigt een dergelijke aanpak niet. Een vrouw een borstamputatie in het vooruitzicht stellen, of een man tot in de kern van zijn wezen raken … een arts zou toch op zijn minst mogen beseffen wat voor een impact zijn taalgebruik heeft. Zo’n dingen zeg je niet zomaar tussen neus en lippen weg. Als een jarenlange academische opleiding niet in staat blijkt enige tact bij te brengen en zich enkel beperkt tot het uitspuwen van hoogtechnologische vakidioten, is het dan niet verstandiger de klus te laten klaren door psychologisch personeel dat wél getraind is in gesprekstechnieken?

Wat er op zo’n moment tegen je wordt gezegd, je kan het niet de baas, of je nu medisch geschoold bent of niet.

TAALGEBRUIK Tijdens een Zoomsessie van de VUB leerde ik hoezeer het fout kan lopen met de aanpak van sommige van mijn collega’s. Stel je een consultatie voor; een patiënt heeft nog maar net te horen gekregen dat hij aan prostaatkanker lijdt en meteen hierop aansluitend valt de term ‘castratie’. Het woord alleen al! ‘Dat is iets dat je met honden en katten doet! Toch niet met mensen!’ Ik hoor het de man in kwes-

DEGEUS

Kennelijk doet het er niet toe of de resultaten goed of slecht zijn, het weten neemt meteen alle spanning weg Nochtans meende ik dat slechtnieuwsgesprekken tegenwoordig in de opleiding van de medische studenten waren opgenomen. In mijn tijd, meer dan veertig jaar geleden, was zoiets niet nodig natuurlijk. Want je deelde patiënten gewoon geen ongunstige diagnoses mee. Dat gold toen als een beroepsfout. Je bracht alleen boodschappen van hoop en liet de zieke met het verstrijken van de tijd zelf ondervinden dat het allicht niet goed ging aflopen … en dat jij, als dokter, dus een aartsleugenaar was.

Plato had al gesteld dat elke arts getroffen diende te worden door de kwaal die hijzelf behandelde. Ergens had deze Griekse filosoof wel een punt, meende Warner Prevoo, toen hij getroffen werd door een longtumor, een ziekte die hij als geneesheer-specialist dagelijks had behandeld. Kanker was zijn vak, nu opeens werd het zijn lot. ‘Dat is een aardverschuiving,’ zei hij ‘die mijn hele visie op de ziekte heeft veranderd.’

WACHTEN Het wachten bijvoorbeeld. Sinds ook ik in die administratieve mallemolen terecht ben gekomen, snap ik niet hoe het op dat vlak zo verkeerd kan lopen. Niet de schuld van de hulpverleners of de verpleegkundigen, wel die van het management: laat ik hopen dat het geen gevolg is van onverschilligheid, maar enkel getuigt van een complete onkunde. Natuurlijk kan er al eens wat fout lopen en natuurlijk duiken overal onvoorziene omstandigheden op. Maar toch niet systematisch! Dan hapert er iets aan de organisatie. Of aan een totaal gebrek eraan. De nucleaire geneeskunde met zijn scans bijvoorbeeld. Het is een kwelling om iemand drie uur te doen wachten in een krap bemeten ruimte, tezamen met twintig, dertig angstige lotgenoten, in wier hoofd zich allemaal dezelfde film afdraait: ‘Heb ik het of heb ik het niet? Hoeveel tijd is me nog gegund? Welke pijn staat er me te wachten?’… De spanning in zo’n ruimte is niet te beschrijven: dit is een plaats vol patiënten die doodgaan of die bang zijn dat te zullen doen. Collega Prevoo schreef deze wachttijden in zijn ziekenhuis toe aan de diverse wetenschappelijke onderzoeken die lopen: patiënten moeten gescand worden, niet vanwege hun ziekte, wel vanwege de studie waar ze deel van uitmaken. Dat zorgt voor extra werkdruk bij de radiologen vanwege de bijkomende verslagen die moeten gedicteerd worden. Dan de oneindig lange tijd die verstrijkt vooraleer je de resultaten op je bord krijgt! Dit is zonder meer de hel. Ik denk hier aan een collega van me,

juli 2021  >  31


MENSELIJK

een professor, die een onveilig seksueel contact gehad had en vierentwintig uur moest wachten op zijn hiv-test. Hij liep gewoonweg de muren op. Hij weet zich alleszins wel voor te stellen wat het betekent als je pas na tien dagen te weten kunt komen of je tumor uitgezaaid is, wáár hij dat precies gedaan heeft en of je al dan niet binnen de kortste keren zal overlijden.

Plato had al gesteld dat elke arts getroffen diende te worden door de kwaal die hijzelf behandelde Zelf was ik maar een patiënt zoals alle anderen. Tenminste, zo had ik het me voorgenomen. Ik zou de uitslag van mijn scan dan ook pas te weten komen na het verstrijken van de geëigende tijd, net als dat voor iedereen het geval was. Maar de dagen die volgden op mijn scan zijn onbeschrijfelijk: angst regeerde, paniek, slapeloosheid, beven, zweten … Onmogelijk om aan iets anders te denken; je wereld is gereduceerd tot het vooruitzicht op die dag des onheils, de dag dat je een afspraak hebt met je collega, de dag dat je vonnis onherroepelijk zal vallen. Neen, die situatie was onhoudbaar voor me; ik werd gek van de zenuwen. En dus deed ik een beroep op mijn voorrecht als arts. Ik nam contact op met een collega en bekwam de informatie ‘vóór mijn tijd’, een privilege dat een ‘gewone’ patiënt natuurlijk niet vergund is. En kennelijk doet het er niet toe of de resultaten goed of slecht zijn, het weten neemt meteen alle spanning weg. Bij élke kankerpatiënt. Waarom slagen onze klinieken er dan niet in deze zaken beter aan te pakken? Slechter kunnen ze op dat vlak alleszins niet scoren! Wachten! Je laat een patiënt niet wachten. Op dit punt zijn Yvo Smulders en Max Nieuwdorp het roerend eens, sinds ze zelf als zieken in het hospitaal waren beland. Beiden zijn hoogleraar inwendige ziekten te Amsterdam en beiden snapten pas ten volle wat het belang is om zich punctueel aan

32  >  juli 2021

een afspraak te houden, toen ze zelf langs de andere zijde belandden van het medische bedrijf. Wanneer je verhinderd bent of te laat komt – wat elke arts bij het uitoefenen van zijn werk nu eenmaal kan voorvallen – verwittig je patiënt dan op voorhand: ‘Wees niet ongerust als het iets later wordt’; iedereen heeft er begrip voor dat er zich in een kliniek al eens iets onverwachts kan voordoen. Maar laat een patiënt niet nodeloos wachten! Zo herinnert een van de twee professors zich maar al te goed, hoe wanhopig hij was toen zijn collega hem niet op het afgesproken tijdstip belde met de uitslagen van het lab. Beeld je de situatie dan eens in mocht er helemaal geen telefoon zijn gevolgd – wat effectief ook kan gebeuren – want dan wordt iemand compleet gek! Dominique Verhagen, internist, voegt hieraan toe dat dokters er vaak geen idee van hebben hoe afhankelijk hun patiënten van hen zijn: ‘Als je zegt dat je die middag nog een keer langs het bed komt, doe dat dan ook!’ Dit roept een uitspraak bij mij op van mijn eigen huisarts, toen hij een ingreep ondergaan had. Hij keek ernaar uit dat de chirurg hem nog even gedag zou zeggen, hoewel diens doortocht uiteraard niets bijdroeg aan de deskundigheid waarmee de operatie an sich was uitgevoerd. Hij had dit bezoek gewoon nodig om zich aan op te trekken. Maar blijkbaar behoorde zo’n visite niet tot de normale geplogenheden; het was een gunst omdat de behandelde patiënt een collega was.

EMPATHIE Zelf had ik die gunst ook mogen smaken, hoewel ik er geen ogenblik bij stil had gestaan welk voorrecht ik daarmee genoot. Toch kan ik het belang van dit contact niet voldoende benadrukken. Zo vergeet ik niet hoe – vlak voor mijn laatste ingreep – de professor in het operatiekwartier tegen me zei: ‘We gaan er zo meteen aan beginnen.’ Die ene zin, en de warmte waarmee die gezegd was, deed een gemoedsrust over me neerdalen. Het nam mijn bezorgdheid weg. Ik voelde dat ik in goede

handen was. Opnieuw denk ik aan Max ­Nieuwdorp en het belang dat hij hecht aan psychologische steun wanneer je aan een ernstige ziekte lijdt. Waar hij er als therapeut in zijn ziekenhuis minder bij had stilgestaan, is zijn visie hierop veranderd sinds hijzelf ervaren heeft wat het betekent om patiënt te zijn. En wat een steun het je geeft als gewoon iemand vraagt hoe het met je gaat. Die kleine, simpele dingen. Want empathie, je hebt het of je hebt het niet. Iets dat des te meer blijkt tijdens het brengen van slecht nieuws: ‘Aan de operatietafel kun je een groene doek over de patiënt heen trekken en je gevoel uitschakelen,’ om collega Warner Prevoo nogmaals te citeren. Maar deze tactiek gaat niet op in een contact van mens tot mens. Inlevingsvermogen kun je niet aanleren in rollenspelen. Veinzen kun je het al evenmin. Het zit in de aard van het beestje.

Vlak voor mijn laatste ingreep zei de prof in het operatiekwartier tegen me: ‘We gaan er zo meteen aan beginnen.’ Die ene zin, en de warmte waarmee die gezegd was, deed een gemoedsrust over me neerdalen

Livestream van de boekvoorstel


MENSELIJK

Ook geeft het mij de indruk dat de Antwerpse oncoloog, Sevilay Altintas, milder is geworden nadat zijzelf de dood in de ogen heeft gekeken. Vroeger luidden haar woorden: ‘Ik schrik er niet voor terug om tegen patiënten te zeggen dat ze niet flauw moeten doen, als ze een stadium één hebben met vijfennegentig procent overlevingskans.’ Vraag is of zij zich vandaag de dag nog altijd bedient van dezelfde doktersmodus – de gemakkelijkste weg, want aangeleerd. Sinds ze met een ernstige COVID-19 in de kliniek werd opgenomen en ervaringsdeskundige werd als patiënt, klinkt zij toch enigszins anders: ‘Nu weet ik wat het als zieke betekent wanneer iemand je hand vasthoudt.’ ‘Meeleven met een patiënt, dat beperkt zich niet tot holle retoriek als ‘Ik begrijp het’ of ‘Ik wens u sterkte’,’ is nog zo’n uitspraak van Warner Prevoo. ‘Want wat heb ik aan sterkte als ik weet dat ik bezig ben met dood te gaan?’ En eerlijk gezegd, hoe zou een buitenstaander erin slagen te begrijpen? ‘De belevingswereld van ernstig zieke mensen gaat ons voorstellingsvermogen eenvoudigweg te boven,’ poneert professor Yvo Smulders. ‘Als gezonde man had ik mij nooit gerealiseerd hoe allesoverheersend pijn kan zijn,’ vult professor Max Nieuwdorp hem aan. Sinds Udo Kischka, professor neurologie, zélf getroffen is door een

lling Kan Keren in het Geuzenhuis © Gerbrich Reynaert

beroerte, zou hij heel andere vragen stellen aan zijn patiënten: hij zou niet meer zeggen ‘Ik weet wat u heeft’, maar wel: ‘Wat betekent deze ziekte voor u? Hoe voelt u zich eronder?’

Voor medeleven heb je tijd nodig. En die heb je als arts niet in onze huidige ziekenhuisindustrie Identiek hetzelfde gaat op voor mij, want ik wéét nu wat het betekent incontinent te zijn, de lichamelijke én psychische weerslag ervan! En ik besef dat je geen donder hebt aan ‘goede’ raad van niet te treuren om wat niet meer is, maar je integendeel te richten op wat er wél nog overblijft. Dergelijk advies is een gemakkelijkheidsoplossing, misschien goedbedoeld, maar vooral achteloos en gratuit gezegd vanuit de veilige doktersmodus. Dat erváár je, al moet je er allicht eerst zelf patiënt voor worden. Want hoe oprecht is dat medeleven? Voor medeleven heb je immers tijd nodig. En die heb je als arts nu eenmaal niet in onze huidige ziekenhuisindustrie. Want de volgende patiënt staat namelijk al aan je deur te wachten. Ook die heeft recht op zijn portie ‘aandacht’. Maar hoe wil je, in dit soort geolied systeem, dat er een goeie communicatie verloopt tussen de therapeut en zijn doelobject?

Ziek zijn is geen wedstrijd. Getallen zijn inhoudsloos als je aan een ernstige ziekte lijdt: niemand die hoop weet te putten uit gemiddelden of algoritmes In plaats van terug te grijpen op aangeleerde automatismen is het soms beter van helemaal niets te zeggen. Nonverbaal contact ‘klinkt’ vaak een heel stuk oprechter. Maar voor een medicus getuigt het van moed om toe te geven dat hij het niet weet. Nochtans – zo ervaart de patiënt het – dán voelt zijn dokter echt met hem mee en deelt hij in de verslagenheid. Artsen die zelf pa-

tiënt zijn geweest, getuigen doorgaans van meer empathie en leggen meer geduld aan de dag. En laten we ons toch niet altijd schuilhouden achter statistieken. Je helpt er een patiënt geen millimeter mee vooruit, want een zieke richt zijn aandacht niet op het percentage bij wie zijn aandoening een gunstig verloop heeft gekend, hij concentreert zich integendeel op het aantal lotgenoten bij wie het dat juist niet heeft gedaan. Trouwens, een mens is geen cijfer: hij herkent zich niet in een blokje uit een grafiek of in een balletje uit de loterij. Kom niet opdraven met overlevingscurves: die zeggen nooit wat over de specifieke patiënt langs de andere kant van het doktersbureau. Over het individu. Ziek zijn is geen wedstrijd. Getallen zijn inhoudsloos als je aan een ernstige ziekte lijdt: niemand die hoop weet te putten uit gemiddelden of algoritmes. Het verloop van een levensbedreigende aandoening is gewoonweg onvoorspelbaar. Het draait vaak heel wat minder om de dood zelf dan om het proces dat ernaartoe leidt: de gevoelens die een mens overmeesteren tijdens de laatste fase van zijn leven. Op zijn weg naar het einde.

Over de auteur Dr. Rudy Van Giel stond een leven lang ten dienste van zijn patiënten, maar net wanneer hij zijn witte jas wou opbergen, wierp het leven hem in een wrang rollenspel: hij kreeg te horen dat hij aan een levensbedreigende ziekte lijdt. Als arts wist hij beter dan wie dan ook wat er op hem af zou komen. Door zijn aandoening leerde hij de medische wereld anders kennen. Van Giel Rudy, Kankeren. Een arts wordt patiënt, Borgerhoff & Lamberigts, 2021, 174 p. Herbekijk de boekvoorstelling in het Geuzenhuis op Youtube.

juli 2021  >  33


CULTUUR

Het Humanistisch Sculpturenpark KUNST OP DE CAMPUS VAN DE VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL Het principe van het University Sculpture Park, waarbij universiteiten de sculpturen uit hun kunstcollectie op de campus tentoonstellen en omkaderen als een waar openluchtmuseum, is voornamelijk in de Verenigde Staten goed gekend. Daar zijn er zo’n veertigtal voorbeelden van te vinden. Hoewel het concept in Europa nog niet veel ingang heeft gevonden, moeten we vanuit Vlaanderen niet ver reizen om zelf een universitair sculpturenpark te kunnen bezichtigen. Er bevindt er zich namelijk een op de Brussels Humanities, Sciences & Engineering Campus van de Vrije Universiteit Brussel (VUB), en wel met een zeer bijzondere insteek: het Humanistisch Sculpturenpark. Bjorne Baeten

Veertien monumentale openluchtsculpturen vormen samen de permanente collectie van het Humanistisch Sculpturenpark. De komende twee jaar wordt de verzameling bovendien aangevuld door tien tijdelijke openluchtsculpturen van opkomende kunstenaars. Met hun zorgvuldige inbedding in de groene, open ruimtes van het universiteitsterrein vormen de kunstwerken een unieke, culturele bezienswaardigheid. Het ontdekken van kunst in de open lucht stimuleert de zintuigen op een manier die onmogelijk nagebootst kan worden in – vaak haast steriele – museum- en galerieruimtes. Een confrontatie met openluchtsculpturen kan dan ook nooit tweemaal op dezelfde manier ervaren worden. Denk maar aan de veranderende omgevingsomstandigheden zoals de seizoenen en het weer, die de kunstobjecten letterlijk telkens in een ander daglicht plaatsen. Ook de vrijheid van de toeschouwer om zich rond de sculpturen te bewegen en ze vanuit verschillende perspectieven te bekijken, creëert een vrij spel van wisselende indrukken. Geen alledaags museumbezoek dus.

34  >  juli 2021

De collectie openluchtsculpturen van het Humanistisch Sculpturenpark vond haar oorsprong in 1980, ondertussen ruim veertig jaar geleden. De eerste sculptuur kwam er als een schenking door de Oudstudentenbond aan de VUB. Het doel van de verenigde oud-studenten was in de eerste plaats om het esthetische uitzicht van het universiteitsterrein te bevorderen. Sinds de bouw van de campus, die aanving nadat de VUB zich in 1969 als een autonome Nederlandstalige universiteit afsplitste van de Franstalige Université Libre de Bruxelles, werden er op het voormalige militaire oefenplein in Etterbeek verschillende functionele, grijze gebouwen opgetrokken. Daarbij was er tijdens de beginjaren van de universiteit nog weinig aandacht voor de aanleg van de omgeving. De komst van de eerste openluchtsculptuur bracht daar verandering in. Sindsdien breidt de verzameling openluchtsculpturen tot op heden verder uit dankzij het initiatief en de expertise van professor emeritus Willem Elias, die gedurende zijn loopbaan aan de VUB bijzonder hard gestreefd

heeft naar de aanwezigheid van kunst op de campus. Zo ontstond er doorheen de jaren een universitaire sculpturencollectie met een humanistische insteek als rode draad. De kunstenaars die met hun werk gerepresenteerd zijn in het Humanistisch Sculpturenpark resoneren dan ook niet enkel als invloedrijke namen uit de Belgische kunst, maar kunnen ook beschouwd worden als vrijdenkers pur sang. Ze gaven op artistieke wijze uiting aan principes zoals het Vrij Onderzoek, vrijzinnigheid, wetenschap, democratie, vriendschap en compassie. De humanistische boodschap die de openluchtsculpturen inhoudelijk verbindt, is echter geen toevalligheid, maar vormde de expliciete aanleiding voor de verwerving en plaatsing van de betreffende sculpturen op de campus. Kortom, de verzameling fungeert als een visuele herinnering aan de waarden en de filosofie van de VUB, of stelt ze net in vraag.

DEGEUS


CULTUUR

verwijst ook naar de wilde kracht en de spontaniteit van de jeugd. Het is bovendien een symbool voor de eeuwige, innerlijke strijd van de mens tussen faalangst en vechtlust.

LIN YANG-CAI – MEMORIAL TIANANMEN (1990)

GEORGES DOBBELS – GEEN TITEL (1980) Deze titelloze sculptuur, door Dobbels met hamer en beitel uit Euvillesteen gehouwen, is opgebouwd uit abstracte vormen die elkaar lijken te verdringen. Het object symboliseert de groeikracht die voortkomt uit de confrontatie tussen tegengestelden. De harmonieuze volumes creëren bovendien een visueel spel tussen licht en schaduw dat onder invloed van de weersomstandigheden geprojecteerd wordt op de omgeving.

PAUL VAN GYSEGEM – ENKIDOE (1985) Van Gysegem liet zich voor de creatie van de sculptuur Enkidoe inspireren door het gelijknamige personage uit het Gilgamesj-epos, een heldendicht dat teruggevonden werd op kleitabletten en toebehoort aan een van de oudste beschavingen ter wereld: de Sumer. Het verhaal beschrijft hoe Enkidoe en Koning Gilgamesj, twee boezemvrienden, op zoek gaan naar het eeuwige leven en daarbij de goden uitdagen. Geen van beide slaagde er echter in om de onsterfelijkheid te verkrijgen. De sculptuur is niet alleen een ode aan de vriendschap, maar

DEGEUS

Het Memorial Tiananmen herdenkt alle slachtoffers die tijdens de nacht van 3 op 4 juni 1989 vielen op het Tiananmenplein in Peking. Het Chinese leger smoorde er de wekenlange studentenprotesten voor meer democratie in de kiem door het vuur te openen op de demonstranten. Tijdens de protesten plaatsten de betogers een replica van het Amerikaanse Vrijheidsbeeld op het Tiananmenplein als symbool van hun idealen. Eén jaar na de feiten, in 1990, werd het Memorial Tiananmen op de campus van de VUB geplaatst als een beeld van de vrijheid. De gedenkplaat bevat een toepasselijke versregel van de Chinese dichter Bei Dao: ‘Door de kogelwonden ontelbaar als de sterren aan de hemel daagt een bloedrode ochtend.’

JOS DELBROEK – CAROTTE (1993) Delbroek wil de toeschouwer doen stilstaan bij de lange en bijzondere geschiedenis van de stenen waaruit de sculptuur Carotte is opgebouwd. Die ontstonden namelijk zo’n driehonderdvijftig miljoen jaar geleden en gaan de mens ver vooraf. Geologische processen brachten levende materie tot stilstand en transformeerden het tot steen, een onveranderlijk en an-


CULTUUR

organisch materiaal. Het steenblok belichaamt de dood niet enkel symbolisch, maar ook concreet door de aanwezigheid van verschillende fossielen van ooit levende organismen in het materiaal. Volgens de kunstenaar slaagt de steen erin om mensen te confronteren met hun eigen tijdelijkheid.

CAMIEL VAN BREEDAM – LIBERTAD I & II (1995) De sculpturen Libertad I & II, samengesteld uit cortenstaal en assemblages van roestige objecten, stellen op een eigenzinnige wijze twee ‘vensters’ voor. Van Breedam beschouwt het

venster als een symbolische grens tussen binnen en buiten. Enerzijds kan een venster een beschermende functie hebben. Denk maar aan een gevangenis, waar vensters de doorgang van binnen naar buiten afsluiten, of aan een fort, waar ze de toegang van buiten naar binnen verhinderen. Anderzijds kan een open venster ook een vriendelijke uitnodiging zijn om binnen te kijken in een gastvrije woonplaats. In dat geval symboliseert het venster de vrijheid die de mens heeft om met een open blik naar de wereld te kijken.

WILLY VANDENDORPE – DENKER IN ALLE STATEN (2006) De iconische Denker in alle staten is hét boegbeeld van de VUB. De rode figuur met de windwijzer op het hoofd staat dan ook symbool voor de basiswaarde die de universiteit als onderzoeks- en onderwijsinstelling hanteert, namelijk het Vrij Onderzoek. Dat principe stelt dat wetenschap steeds beoefend dient te worden zonder inmenging van dogma’s, vooroordelen, politiek of geloof. De Denker

BART SOUBRY – FIN DE SIÈCLE (1996-2000) Zowel de vormelijke gelijkenis met een zonnewijzer als de titel Fin de Siècle, die verwijst naar de overgang van de twintigste naar de eenentwintigste eeuw, brengen de toeschouwer op een dwaalspoor bij de interpretatie van dit kunstwerk. De werkelijke boodschap van Fin de Siècle zit vervat in de stenen zuil, die een beitel voorstelt en door de kunstenaar op een voetstuk geplaatst werd. De sculptuur vormt

36  >  juli 2021

in de eerste plaats een ode aan de beeldhouwkunst en een verwijzing naar de kappers van de ruwe steen. De beitel herinnert bovendien aan de oorsprong van het schrift. De ironie van het kunstwerk zit volgens Soubry in het materiaalgebruik: de steenbeitel die normaal bestaat uit metaal, is hier voorgesteld in steen, het materiaal dat hij eigenlijk dient te bewerken.

DEGEUS


CULTUUR

mel, dat een rustgevende zekerheid geeft, maakt plaats voor een onvoorspelbare beweging, een beangstigende onzekerheid. Met het desolate, disfunctionele object slaagt Waeghe erin om een gevoel van vervreemding op te roepen bij de toeschouwer.

MARK CLOET – MIA CASA (2003) Mia Casa bestaat uit vijf elementen: de werktafel, het spreekgestoelte, de kist, de schrijftafel en … de toeschouwer. Elk van deze objecten draagt een

in alle staten die op de campus van de universiteit prijkt, is een reproductie op ware grootte van Auguste Rodin’s De Denker uit 1880, een westers symbool voor de rede. De opkomst van onder meer dogmatisme, fundamentalisme, kernwapens en concentratiekampen hebben ondertussen aangetoond dat een onbegrensd rationalisme gevaarlijk is. Met de windwijzer die Vandendorpe aan zijn eigen denker toevoegde, bekritiseert hij de mogelijke manipulaties van het rationele denken, die vermeden kunnen worden door het uitoefenen van een kritische blik op de feiten.

COLIN WAEGHE – TEENAGE WASTELAND (2009-2010) De sculptuur Teenage Wasteland, in de vorm van een schommel, lijkt op het eerste zicht een zorgeloos kindertafereel voor te stellen. Niets is minder waar: de gespleten constructie en de metalen touwen maken het speeltuig onbruikbaar. Het kunstwerk symboliseert een doorgesneden band met een onschuldige jeugd. De eenheid is verscheurd. Het zitvlak, dat normaal een harmonieuze slingerbeweging maakt, kan hier twee verschillende richtingen uit. Het zachte wiegen van de schom-

DEGEUS

individuele betekenis. Zo verbeeldt de werktafel de stilte. Het is een plaats die zowel naar de geboorte als naar de dood verwijst en waar het woord overbodig is. Het spreekgestoelte staat symbool voor het declameren van het gesproken woord en vormt een plek waar de vrije gedachte wordt geuit. De kopieertafel verwijst naar het verinnerlijken van kennis door diepgaande studie, herhaling, interpretatie en reflectie. De kist symboliseert een verborgen inhoud, veilig bewaard in


CULTUUR

een omhulsel van mogelijkheden. Volgens Cloet maken de toeschouwer en diens persoonlijke interpretatie bovendien onmisbaar deel uit van het kunstwerk.

JOHAN TAHON – EROS/EROOS (2014-2019) De sculptuur Eros/Eroos is vernoemd naar de gelijknamige god uit de Griekse mythologie, gekend als de personificatie van liefde en fysieke lust. Het monumentale, bronzen kunstwerk is opvallend aanwezig op de campus en dat heeft voor Tahon een belangrijke reden. Het fungeert namelijk als een ontmoetingsplek waar nieuwe vriendschappen en misschien zelfs prille liefdes kunnen ontstaan. De kunstenaar nodigt voorbijgangers uit om fysiek contact te maken met Eros/Eroos door het aan te raken of er even bij te gaan zitten. Tahon hoopt dat de sculptuur zich kan manifesteren als een mythisch wezen dat een positieve energie verspreidt onder de studenten die hier wonen, werken en ontspannen.

NICK ERVINCK – REDNOYER (2019)

JEAN BILQUIN – DE STAP (2001)

Met zijn blauwe kleur en golvende vorm doet de sculptuur REDNOYER denken aan water, snelheid en beweging. Kortom, een kunstwerk dat perfect aansluit bij zijn locatie: het zwembad van de VUB. Ervinck had de intentie om een visueel aantrekkelijke sculptuur te ontwerpen waar mensen een warm en gelukkig gevoel van kunnen krijgen. De glanzende laklaag van het kunstwerk reflecteert de omgeving, de wolken en de zon.

De Stap is een vreugdebeeld dat het ontstaan van de VUB herdenkt. Vrijdenkers zoals Pierre-Théodore Verhaeghen lagen aan de basis van het ontstaan van de universiteit, omdat ze van mening waren dat het Vrij Onderzoek in onderwijs en wetenschap steeds gegarandeerd moet zijn. De sculptuur vormt niet enkel een herinnering aan wat deze initiatiefnemers in het verleden voor de VUB gedaan hebben, maar verwijst naar iedereen die zich in het heden inzet om de vrijzinnige waarden van de universiteit te realiseren en zo haar bloeiende toekomst garandeert. Studenten denken bij het zien van De Stap misschien wel terug aan de sprong in het diepe die ze maakten bij hun start aan de universiteit: een nieuwe opleiding, nieuwe ontmoetingen en eventueel zelfs in een nieuwe stad. Een stap in het onbekende creëert geen angst, maar is het spannende begin van een nieuw avontuur, klein of groot.

DEGEUS


CULTUUR

PHILIP AGUIRRE Y OTEGUI – MONUMENT VAN TROOST (2009) Aguirre baseerde het Monument van troost op een krantenfoto uit 2003 die een grote indruk op hem naliet. Deze foto toonde het beeld van een Spaanse politieagent die zijn jas over

een aangespoelde bootvluchteling probeerde te leggen als een gebaar van troost. De sculptuur ondersteunt de doelstelling van de VUB om tegen 2021 een ‘Meelevende Universiteit’ te worden waarin het begrip compassie structureel verankerd is. Met het Monument van troost biedt de universiteit haar gemeenschap een bezinningsplek waar men zich kan terugtrekken om troost te zoeken bij tegenslag, verlies of verdriet.

ETIENNE DESMET – POWER (2009) De sculptuur Power, die de confrontatie tussen twee monumentale vuisten voorstelt, visualiseert de menselijke levenskracht. Of meer nog: het vormt een aanmoediging om tegenstrijdige levensvisies gecontroleerd met elkaar in botsing te laten komen, een ervaring die kan leiden tot een genuanceerd en immer evoluerend wereldbeeld. Het pluralisme aan denkrichtingen en opvattingen in onze samenleving komt tot haar recht dankzij het respectvolle debat als retorisch medium. Power staat echter niet alleen symbool voor kracht, maar is daarnaast ook een toonbeeld van de vriendschap. Het geven van een vuist uit zich als een gemoedelijke, kameraadschappelijke begroeting onder vrienden en gelijkgezinden.

UITBREIDING In de periode van 2021 tot 2023 wordt de permanente sculpturencollectie bovendien aangevuld door tien tijdelijke openluchtsculpturen van opkomende, hedendaagse kunstenaars. De artistieke opdracht van de deelnemende kunstenaars bestond eruit om een sculptuur te scheppen die verband hield met de universiteit en haar vrijzinnig-humanistische karakter. Verschillende van deze recente kunstwerken spelen in op het thema activisme, dat de universiteit promoot in haar recente campagne ‘De Wereld Heeft Je Nodig’. Andere sculpturen vormen dan weer een visuele reactie op de sociale en architecturale context van de campus. Het tijdelijke sculpturenproject is een initiatief van Pilar, het cultuurcentrum dat gevestigd is op de campus van de universiteit. Dit ‘Huis voor Kunst en Wetenschap’ programmeert niet alleen concerten, theater, debatten en kunsttentoonstellingen, maar biedt ook actieve ondersteuning aan het culturele ondernemerschap van jongeren. Bjorne Baeten is productiemedewerker bij Pilar, het Huis voor Kunst en Wetenschap in de VUB. Foto’s © Gerbrich Reynaert

Het Humanistisch Sculpturenpark is 24/7 toegankelijk en gratis te bezichtigen. De QRcodes bij de kunstwerken geven toegang tot online lees- en luisterfragmenten. Breng een smartphone en een hoofdtelefoon mee voor een optimale ervaring. Pleinlaan 2, 1050 Elsene Parkeermogelijkheid via ingang 8 www.vub.be/humanistischsculpturenpark#permanente-sculpturen

DEGEUS

juli 2021  >  39


CULTUUR

Neem eens een ruwe steen in huis Willem Elias neemt u mee in zijn reflecties over een meubelontwerp van Sofie Neirynck, een zetel in natuursteen. Zijn mijmeringen monden uit in een levensbeschouwelijk verhaal dat we u niet willen onthouden, waarbij ‘de stoel gezien kan worden als de basis van het humanisme, de kont als zitting van het cogito ergo sum, in tegenstelling tot de knie als knieling als basis van de religie.’


CULTUUR

HET SERENDIPITEITS-HANDELEN Serendipiteit is de term die in zwang gebracht werd om aan te duiden dat men iets onverwacht vindt dat bruikbaar is voor iets anders dan dat waarnaar men op zoek is. Hoewel het woord van recente datum is, lijkt het me toch een fenomeen te zijn dat het oudste vermogen aanduidt van dat dier dat in zijn communicatiesysteem een teken ontwikkelde: ‘creëren’. Het gebruikte dit eerst om zijn oorsprong mee te begrijpen, alleen een god schept uit het niets, om het vervolgens, vanuit een zelfgenoegzame reflectie, die later ‘humanisme’ genoemd werd, aan te wenden voor het mooiste van zijn eigen handelingen. © Gerbrich Reynaert

Een eigenaardig dier dat wist te overleven en zelfs te overheersen door één orgaan te ontwikkelen dat het moest weten te redden bij gebrek aan een degelijk gebit, nagels die meer geschikt leken om gekleurd te worden dan om te klauwen en een vel dat met kaalheid bedreigd is, in plaats van behaard verwarmende bescherming te bieden: de hersenen. Een orgaan dat in staat gebleken is om zowel het goede als het kwade te doen, zowel het mooie als het lelijke voort te brengen, de waarheid zowel als de leugen te verwoorden. Dit heeft genoopt dat door het uitzetten van dat ene lichaamsdeel, de mens in dat communicatiesysteem het teken om de dingen aan te duiden zoals ze zijn, de ‘natuur’, heeft moeten aanvullen met dat wat dat dier ervan gemaakt heeft: ‘cultuur’. Dit nog met de voortdurende betrachting dat maaksel als cultuur even gegrond te vinden als dat wat er natuurlijk is, of er zelfs al eens een overtreffing in te zien. Dat kunst ‘mooier’ zou zijn dan wat de natuur voortgebracht heeft, is daar een goed voorbeeld van.

Over de mannelijkheid van de godachtigen maakt niemand spel. Vrouwen weten immers dat het ei er eerst was en niet de haan Terloops als voorbeeld van serendipiteit in het denken, besef ik hier dat mijn nietzscheaanse driestheid om een mens een ‘dier’ te noemen, het voordeel heeft het genderprobleem in het taalgebruik afzijdig te houden door de neutraliteit van het onzijdige lidwoord. Zou het zo simpel zijn om het voortaan over ‘het mens’ te hebben? Allicht niet, want in de volkstaal heeft men het over een vrouw als men over ‘het mens’ spreekt. Die taal toch! In het begin was dus niet het woord, maar de ‘serendipiteit’, hoewel dat niet geboekstaafd werd. De betekenis sluit immers te nauw aan bij ‘contingentie’, lievelingsbegrip van atheïsten: het is zo, maar het zou ook anders kunnen zijn. Die gedachte past niet in heilige

geschriften. Sommige beschouwelijke genootschappen spreken graag aangaande de oorsprong van alles over de ‘grote architect’ of over de ‘bouwmeester van het heelal’, wanneer men meer in ingenieurs vertrouwen heeft dan in esthetici. Allicht een ongegrond wantrouwen, want cultuur is een zaak van vormgeving, niet van stabiliteit. Mocht zo een oorspronkelijke plannenmaker ooit, bijvoorbeeld bij het laatste oordeel, het moment van de oplevering van de tempel der mensheid, de rekening sturen, weet ik nog niet zo goed of ik mee zou betalen.

Kunst wordt bij het carnaval gemaakt, niet tijdens het vasten Terloops, over de mannelijkheid van de godachtigen maakt niemand spel. Vrouwen weten immers dat het ei er eerst was en niet de haan. Ik had het over de rekening betalen. Al bij al hebben we het meeste zelf moeten doen. Het vuur, het warm water en het wiel uitvinden, naar de maan gaan, het is niet min. Voor het ‘uitvinden’ komt het zo maar vinden. Een omgevallen boom naast een afgesleten rots en de eetplaats was geleverd, eenvoudiger dan deze van Ikea, die nog in elkaar moet geraken, en duurzamer. Het leven kan ook simpel zijn. De mens houdt echter niet per se van matigheid. Cultuur snelt naar exuberantie. Het heeft tot de twintigste eeuw geduurd vooraleer less is more de regel werd van een stroming in de esthetiek, het minimalisme. Godsdiensten hadden zich wel al vergewist van het vermogen van de soberheid voor de beoefening van hun geloof. De Japanse zentuinen zijn daarin onovertrefbaar. De schrale protestantse kerken zijn dan weer van het weinige te weinig. Kunst wordt bij het carnaval gemaakt, niet tijdens het vasten. De ijver tot meer was allicht vervlochten met het betekenis producerend vermogen van de cultuurwording van de mens. De gevonden platte steen was goed om op uit te rusten. In de buurt

juli 2021  >  41


CULTUUR

kon men de aangebeten bout even uit de hand leggen op een andere rots, later ‘tafel’ genoemd. Al vlug vond de oudste, de slimste of de sterkste dat deze superlatieven symbolisch konden geïnstitutionaliseerd worden door op een hogere steen te gaan zitten. Symboliek is ingevoerd door mensen die het beu waren die vermeende superioriteit steeds maar te moeten bewijzen of door sluwen die een dergelijke meerwaardigheid konden voorwenden. Het blote zitvlak zal al vlug ervaren hebben dat hout warmer aanvoelt dan steen. Verplaatsbaarder wordt een zitje ook wanneer een volle blok uitgehold wordt tot een driepikkel. Of heeft men de stevige vierpotigheid van dieren als model gebruikt om de stoel te ontwerpen? Hoe dan ook kreeg het gemaakte zitmeubel een geschiedenis van melkstoel tot koningstroon. De prothese wordt gauw profetie.

HET PROTHETISCHE VERSUS HET PROFETISCHE DENKEN De achillespees van het ontstaan van cultuur is precies het vermogen van de taal om de werkelijkheid te vervangen. Bij de ‘prothese’ moet men iets vinden dat men ergens voor (pro) plaatst (these). De profeet hoeft het alleen maar voor (pro) te zeggen (feet van feimi: spreken). Het prothetische denken heeft de techniek voortgebracht. Het huis (etymologische verwijzing naar ‘bedekken’) is een belangrijke prothese voor de mens die sedentair geworden is. Eerst het gestoelte (sedes), stronk of rots, beklinken, dan de dakloosheid verhelpen om zich tegen regen en wind te beschermen, want een boom verliest zijn bladeren. Het woord ‘wonen’ draagt etymologisch de sporen van het er al gewoon zijn en dat men er graag vertoeft. Dit inclusief de gedachte dat het de accommodatie verbeterde voor het eren van de godin Venus, toen Christus’ kruis de schouw nog niet bezette. ­Heidegger, ik geef toe, een betere filosoof dan een filoloog, ging nog een stap verder en vond in ‘bouwen’ een oorspronkelijke betekenis van zijn: ‘ik ben’. Dan is er het profetische denken. Dat betreft alles wat in woorden vast-

42  >  juli 2021

gelegd kan worden. Zelfs de wetenschap behoort daartoe, daar waar ze niet bewijsbaar is. Haar geschiedenis spreekt boekdelen. Doorgaans gaat het over minder werkelijkheidsgetrouwe verhalen die door luchtverplaatsing in de keel of door inktvloeisel op papier voortgebracht worden. Er zijn de af- en gewone goderijen, de tegensprakerige filosofieën, met de theologie en de ideologie als dogmatische varianten, zelfs de journalistiek bazelt mee. Allerlei kletskoek waarvan we het democratische hoogtepunt nu beleven, via de sociale media. ‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God’ (Johannes 1:1-18). Dit zegt begot veel over het onwerkelijke van het woord.

‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God’ (Johannes 1:1-18). Dit zegt begot veel over het onwerkelijke van het woord Kunst wordt gevormd uit een mengeling van zowel het prothetische als het profetische. Ze is een doen met een boodschap, een praxis met een theorie. Allicht ontstaan als prothese om de goden beter te bereiken, oefende ze later haar invloed uit om moraliserend te profeteren. Ze diende als instrument om de macht te verwerven en de hebbers ervan te roemen en hun bezittingen opschepperig te etaleren. Een geschiedenis lang heeft ze maatschappijbevestigend gefunctioneerd, met nu en dan hoogstens eens een ironische speling in het beeld. Pas midden de negentiende eeuw ging ze kritisch worden, maar dit kenmerk is niet onverenigbaar met het profeetschap. Ze ging vooral zichzelf bevragen en schreef autonoom haar regels voor, aldus impliciet haar boodschap ten beste gevend.

ODE AAN HET NUTTELOZE Belang van de kunst in de geschiedenis van de menswording is het invoeren van het tijd nemen voor het nutteloze, onlosmakelijk verbonden aan de waar-


CULTUUR

dering van het spel. Deze gedachte is ook de basis voor Georges Bataille om het verschijnsel van de grotschilderingen te begrijpen. Niet het prothetische, getekende dieren als doel om te oefenen voor de jacht, noch het profetische, het verhaal dat de kansen verhogen op succes, bieden voor hem een inzicht in het ontstaan van de rotstekeningen. Wel een culturele omwenteling die erin bestaat dat de mens vrijetijd ging nemen om nutteloze dingen te doen. Men kan moeilijk beweren dat de geschiedenis van de kunst deze is van de nutteloosheid. Laat in de moderne kunst krijgt

© Gerbrich Reynaert

juli 2021  >  43


CULTUUR

dat aspect toch de overhand. De serendipiteit werkt in de kunst dan ook omgekeerd: op zoek naar niets, iets onbruikbaars vinden. Het autonome houdt hier dan ook niet in dat men zelf de wetten in handen heeft en niet afhankelijk is. Wel dat er geen wetten zijn en men dus zelf regels kan opstellen, waar niemand van wakker ligt, zolang ze de normale zeden en gewoonten niet overtreden. Wat al eens gebeurt, dat is zo met spelen. Wegens het spelkarakter gaan dergelijke stormen in een glas water snel liggen. De autonome artistieke regels leiden ook niet tot onafhankelijkheid. De hoofdregel bestaat uit het ontwikkelen van nieuwe vormen en hun onderlinge verhoudingen. Het doel is het zintuigelijk systeem te behagen, anders dan dat het dit gewoon is. De kunsthandel, bijvoorbeeld, kan zelfs een grote afhankelijkheid opleveren. Vergeten we niet dat ‘prostitutie’ etymologisch betekent: ‘voor verkoop tentoonstellen’. Schoolvoorbeeld van de omgekeerde serendipiteit, ik zoek niets en vind iets dat onnodig is, is wel de Fontein van Marcel Duchamp. Ondertussen is geweten dat de vondst, een urinoir als kunstwerk voor een tentoonstelling indienen, zelfs niet van hem was, maar van een vriendin, Elsa von Freytag-Loringhoven (1874-1927). Hoewel het een van de vele vrouwmiskennende voorbeelden uit de kunstgeschiedenis is, kon deze verwisseling de pret niet bederven. Het object werd via een door Marcel georganiseerde aankoop tot kunstwerk verheven. Symbool van de onnuttigheid zelve. Toen een student uit een kunstschool in een museum in één van de replica’s – dus zelf eigenlijk geen kunstwerk – van de Fontein wou plassen, werd de politie erbij geroepen.

‘De kunstenaar zoekt niet, hij vindt’, wist Picasso ons te vertellen Voorlopige moraal van het verhaal is de volledige zinloosheid van de trend sinds midden de jaren negentig in het hoger kunstonderwijs om kunstenaars

44  >  juli 2021

‘onderzoek in de kunst’ te laten uitvoeren. Hoewel ik zelf auteur ben van een wetenschappelijke publicatie over de belangrijkheid van ‘doctoraten in de kunst’ voor kunstenaars, moet dit gezien worden als een bijdrage aan de onderwijskunde. Kunstfilosofisch is dat nonsens. De rechercheur onderzoekt wie de misdadiger is. De wetenschapper zoekt verklaringen. ‘De kunstenaar zoekt niet, hij vindt’, zoals Picasso ons wist te vertellen.

Een ruwe steen is pure materie die ligt te wachten op bewerking door de ontdekker TERUG NAAR HET PROTHETISCHE Bovenstaande mijmeringen werden me ingegeven door een ontwerp van Sofie Neyrinck. Ze koos een ruwe steen. Reeds de eerste blik, die zo’n rotsfragment teweegbrengt als pars pro toto, doet wonderen met onze ervaring voor wat de natuur aan vormen en kleurvarianten te bieden heeft. Betreft het de lapis philosophorum, de steen der wijzen of deze des aanstoots? Misschien betreft het gewoon een rustplek na een lange wandeling? Sowieso trekt hij de aandacht met zijn gretig ogende grilligheid en zijn eeuwenoude bruin tintenpallet. Sofie Neyrinck heeft hem gekozen als haar grondvorm. Hij kan bezien worden als een omgekeerde readymade, want hij werkt niet als een gebruiksvoorwerp dat onnuttig gesokkeld gepresenteerd wordt zoals de Fontein. Misschien kan hij bekeken worden als een ‘objet trouvé’. Dit is een synoniem voor de readymade, met dit verschil dat er ook natuurlijke vormen kunnen toe behoren, die niet ‘made’ zijn.

Sofie ­Neyrinck zorgt ervoor dat de lijn goed zit. Deze zittende potentie wordt verzacht door nog een voorbeeld van de oerserendipiteit. Geen sedentair geworden jager heeft ooit een gans geslacht om van het dons een kussen te maken. Misschien is hij in de pluimenput getuimeld en wou hij die zachte landing bestendigen? Er ontbreekt nog iets aan het comfort. Neus en tong willen meeprofiteren. Een effen vlak voorziet ruimte voor fles en wijnglas. Wie heeft zonder zoeken gevonden wat gefermenteerde druiven vermogen? De rots is zitbank geworden, maar natuur gebleven, in het groen van de weide rond het huis. Geschikte plek om over alles en nog wat uit te weiden. Het is nog geen ‘meubel’, geworden term dat zijn oorsprong gevonden heeft in ‘mobiel’. Het robuuste roept daar niet toe op. Of toch? Het contrast binnen een modernistische architectuur van de transparantie, waar Walter Benjamin het over had, zou dit designobject pas echt tot zijn recht laten komen. Wie neemt deze gedematerialiseerde ruwe steen in zijn door glas verlichte huis? Willem Elias

Los van deze bedenkingen is zo’n ruwe steen pure materie die ligt te wachten op bewerking door de ontdekker. De vormgever past biometrisch de ruwheid aan, vanuit de ingeschatte zachtheid van het menselijk vlees. Zitvlak en ruggensteun zijn nodig om de drukte van onze psyche uit te blazen.

DEGEUS


IN MEMORIAM

ETIENNE VERMEULEN

Gent, 23 oktober 1932 - 31 mei 2021 Herinnering aan Etienne Vermeulen, jarenlang conciërge en gevestigde waarde in het Geuzenhuis. Een mooie, loyale mens die een feestje nooit afsloeg, maar ons ook etiquette aanleerde. Hij zag er steeds piekfijn uit en ging nooit de deur uit zonder kostuum. Sinds zijn aantreden weten we hoe en welke glazen, borden en bestek we best gebruiken, welke drank bij elke gelegenheid in ons centrum wenselijk is. En zo hebben we heel wat gelegenheden, recepties en feesten in zijn aanwezigheid doorgebracht. Etienne was ook een fiere papa en grootvader, die trots de foto’s van zijn kroost etaleerde. De collega’s en bestuursleden van het Vrijzinnig Centrum Geuzenhuis, maar ook de talloze vrijwilligers, gaan hem nooit vergeten. Dikke zoen voor jou, Etienne. © Gerbrich Reynaert


POËSTILLE

Een fluisterende ster CLAUDE VAN DE BERGE VERENIGT ALZIJN EN LEEGTE Claude van de Berge is een begeesterd beoefenaar van een in onbruik geraakt literair genre: de mystiek. Hij confronteert zichzelf en zijn lezers in zijn bundel Gebed tot de leegte (Poëziecentrum vzw, 2021) met het mysterie van het zijn. Dat mysterie is waarschijnlijk zo oud als de mensheid, zeker is dat het de dichter obsedeert. Het woord mysterie komt in de bundel een dertigtal keer voor waaronder zes maal in één gedicht. De bundel opent met een ‘Poëtica’ waarin iets unieks gebeurt: het gedicht wordt gepersonifieerd en niet de dichter krijgt een goddelijke status, maar zijn schepping, het gedicht. Er gebeurt in Gebed tot de leegte iets wat grote poëzie en mystiek kenmerkt: de woorden overschrijden zichzelf. Universele vloeibaarheid van het woord (de titel van de cyclus waaraan ons kadergedicht is ontleend) is een mystieke metafoor voor het ‘alzijn’ – en meteen een fraaie definitie van mystiek. Is het meer dan een boutade te schrijven dat Claude van de Berge de Heidegger is van de poëzie? Hij evoceert het alzijn van het niets. Of beter: hij dicht over het alzijn van de leegte. Alzijn en leegte: twee fundamentele begrippen, twee abstracta die in het denken van de dichter synoniemen blijken te zijn. Het begrip ‘niets’ komt niet voor – behalve in een initiaal motto ontleend aan de mysticus Eckhart: ‘Aan alle geschapen dingen bespeurt men de schaduw van het niets’. Niets en leegte zijn geen synoniemen: leegte veronderstelt ruimte – in deze poëzie een dominerende categorie. De leegte is een aspect van het alzijn, of – subtiel verschil – valt ermee samen: dan zijn leegte en alzijn analoog. Dat lijkt bevestigd te worden door het vers: ‘Het alzijn van de leegte die in zichzelf is.’ Een ruimte waaruit alle kleur is geweerd – de ruimte is doorschijnend en wit.

De ruimte was sprakeloos. In de verre bedding lag de laatste ster. Steeds als we haar aanraakten, fluisterde ze, alsof ze reeds lang was gestorven. Het diepste in ons was eindeloos in haar verzonken. Het diepste in ons was het onbestaande, daar waar het onbestaande is voorbij het diepste en voorbij het diepste, in het diepste, zichzelf is en als zichzelf versmelt. En steeds als de gestorven ster in onze handen fluisterde, was het alsof het onbestaande fluisterde, in een droom door zwanenklanken meegevoerd op het glazige avondstrand.

Rond het kernmotief leegte wentelen met obsederend effect – ook in deze bundel is de repetitie een geliefde stijlfiguur – woorden die tien, twintig, dertig maal worden herhaald en het denkpatroon funderen: ruimte, stilte, droom … Naast de repetitie is ook de paradox een geliefkoosde troop. Er is ‘De heelheid van de leegte die ieder heelal doorstraalt’; er is ‘het atoomloze van het heelal’ en ‘ieder atoom in het heelal is een woord’. Dat zijn niet de enige poëtische paradoxen die de logica weerstaan. We lezen ook nog ‘De extase die ons voert naar de onzichtbare wereld, naar het wezen van wat niet bestaat’; ‘Zie, er is een verborgenheid die niet verborgen is. / Een openbaring die niet geopenbaard is.’ Permanent aanwezig is de dood – veroorzaakt door woorden. Dood en leven vallen samen, zoals leegte en alzijn ‘We weten dat onze woorden leiden naar de dood. / We weten dat de stilte leidt naar de dood.’

‘Alzijn’ zonder hoofdletter. Er is een merkwaardig verwantschap met de mystiek van zo’n duizend jaar geleden, van Hugo van Sint-Victor – maar zonder Christus, zonder God.

Gebed tot de leegte is ook een hymne aan de leegte. ‘We waren verzonken in de beschouwing van een verheven leegte. / En de schoonheid van het mystieke kwam over ons.’

Heelal, open of gesloten, roept ruimte op. Het concept heelal (heelal ook te lezen als gedicht) wordt in de suite ‘Het lied van de leegte’ gepersonifieerd. ‘Het [heelal] verlangde ons te weerspiegelen, diep in zich. / We waren de ruimte waar het voor altijd wilde zijn.’ Daarmee is een verlangen uitgedrukt naar eenwording, naar een vereenzelviging met het alzijn die uiteindelijk in het laatste gedicht wordt bereikt.

Het gebruik van de meervoudsvorm ‘we’ tilt de beschouwing boven het personalisme uit. Het ‘ik’ is in deze context geen valabele categorie, het gaat op in de leegte, ook in deze sublieme, profane mystiek.

46  >  juli 2021

Renaat Ramon

DEGEUS


BOEKENREVUE

Ik ga leven ‘Was ik maar met de stroom meegegaan, dan was me dit niet overkomen, dan was ik niet verworden tot een verschoppeling’, zo begint Lale Gül (1997) haar autobiografische roman Ik ga leven. Gül houdt echter haar snavel niet in haar pluimen en rekent genadeloos af met haar oerconservatieve Turks-islamitisch milieu, met een gemeenschap waarvan de religieuze bagage een rem op de integratie zet. Ze kreeg het verwijt ‘nestbevuiler’ naar het hoofd geslingerd en haar getuigenis kwam haar op uitsluiting, verstoting en zelfs doodsbedreigingen te staan. John Cossement

Büsra, het hoofdpersonage in Güls openhartige boek, groeit op in de Kolenkitbuurt, een achterstandswijk in Amsterdam. Ze ontpopt zich als een pientere en belezen jonge vrouw die meer en meer in opstand komt tegen de rigide religieuze regels van de orthodoxe islam. Gül weet meesterlijk de verbale en fysieke agressie en de beklemming binnen het gezin en de conservatief-islamitische geloofsgemeenschap op te roepen. Ze moet constant op eieren lopen – altijd loert de vrees voor het morele oordeel van een gemeenschapsgenoot om de hoek zodat zelfs een onschuldige profielfoto met haar neef op Whatsapp woedende reacties uitlokt – en steeds achtervolgen de strenge vestimentaire voorschriften van de conservatieve islam en het angstbeeld van het uithuwelijken haar. Ze fulmineert tegen de hoofddoek, die het lichaam van de vrouw objectiveert en seksualiseert, ook dat van jonge meisjes.

Gül weet meesterlijk de verbale en fysieke agressie en de beklemming binnen het gezin en de conservatief-islamitische geloofsgemeenschap op te roepen De liefdesrelatie met haar Nederlandse vriend Freek, een blanke kaffer volgens haar gemeenschap, moet ze verborgen houden. Haar ouders worden in de roman steevast ‘verwekkers’ genoemd; vooral Moeder, de poortwachter van de ongeschreven wetten van de Code der Turkse Conservatieven, moet

DEGEUS

het daarbij zwaar ontgelden: Gül noemt haar Karbonkel (een analfabeet monster uit een Nederlands jeugdprogramma) of allitererend ‘een zure zeverzak’, ‘een belligerente bloedhond’, ‘een Khomeini met een kut’. Vader is ondernemender en nuchterder dan de godvrezende moeder maar kan zich nooit ontworstelen aan zijn devote milieu. Güls ouders hangen als Koranvaste moslims allerminst het kemalisme, de politieke ideologie van Atatürk, aan. Broer Halil zit in een spreidstand; geheel vrijgevochten en verlicht wordt hij niet omdat hij de voordelen van het hebben van een snikkel – zoals Gül het doorheen de roman verwoordt – kent. Nieuwsgaring gebeurt via de schotelantenne, die feitenvrije, melodramatische propaganda en regelrechte leugens in de Turks-Nederlandse woonkamers uitbraakt en bij de reactionaire kijker gretig aftrek vindt. Ook de Koranschool van de stichting Milli Görüs, verstard en pro-Erdogan, wordt te kijk gezet als een instituut waar hypocrisie, ongerijmdheden, indoctrinatie en intellectuele mutilatie welig tieren. Dat maar liefst negenendertig procent van de Turkse Vlamingen in een bevraging van drie jaar geleden verklaarden dat het geloof boven de Belgische wetten staat, hoeft in dit opzicht niet te verbazen.

juli 2021  >  47


BOEKENREVUE

Woedend is de schrijfster ook op islamofascistische strekkingen in Turkije met een lange arm in Nederland en op de Nederlandse overheid die met subsidies orthodoxe en militante moslimorganisaties in stand houden. Linkse partijen worden de mantel uitgeveegd (‘Religiekritiek zou een links stokpaardje moeten zijn’): de scene waarin een autochtone dame van de Nederlandse partij PvdA in de Koranschool naar de stem van reactionaire moslims hengelt is veelzeggend. Na het vertrek van de foldervrouw wordt de les in misogynie hervat: de man heeft het recht van God gekregen de vrouw een corrigerende tik te geven, zolang ze er geen gebroken ledematen aan overhoudt. Precies dit onzalige verbond tussen links politiek-correct denken en onverdraagzaam religieus radicalisme kaart Luckas Vander Taelen in zijn talrijke columns aan.

De schrijfster is woedend op islamofascistische strekkingen in Turkije met een lange arm in Nederland en op de Nederlandse overheid die met subsidies orthodoxe en militante moslimorganisaties in stand houden Als Vader zijn stemgedrag aan zijn dochter oplegt – stemmen op Tunahan Kuzu van DENK – reageert Gül furieus. Een bedenkelijke partij die zich maar al te graag wentelt in paranoia en (mohammedaans) slachtofferschap, te pas en te onpas de racismekaart bovenhaalt en zelf de polarisatie op de spits drijft, is ze verre van genegen. Ronduit tragisch zijn de passages over haar zomervakanties die steeds in de geboortestreek van haar ouders worden doorgebracht. De geestdodende gesprekken met ontelbare familieleden zijn een hel voor de introverte jonge vrouw (‘Ik mis een sociaal gen’). De plaatselijke bevolking gaat gebukt onder verveling, seksuele frustratie, schrijnende armoede en door de talrijke neef-nichthuwelijken vallen de mensen met een fysieke of psychische afwijking er – in wat de schrijfster een genetisch afvoerputje noemt – niet meer te tellen. Elke zomervakantie snakt ze naar beschaving en kritisch denken. De erudiete Gül steekt haar bewondering voor Nietzsche, de filosoof met de hamer, en voor godsloochenaar en libertijn Multatuli niet onder stoelen of banken: ze noemt de moederfiguur al eens Droogstoppel, een zelfingenomen, bekrompen karakter uit Max Havelaar, de imam wordt dan weer als imam Wavelaar (een wauwelaar, dus) betiteld, verwijzend naar dominee Wavelaar uit datzelfde meesterwerk van D ­ ouwes Dekker. Ik ga leven is een pleidooi voor secularisering en voor beter onderwijs. Voor humor, individualiteit, nieuwsgierigheid, zelfontplooiing en levenskunst (‘Bij goede filosofie neemt zowel hoop als angst af, in tegenstelling tot theologie. En dat is een bevrijding’). Gül wil deuken in de Absolute Waarheid slaan en vaart uit tegen emotionele chantage, domheid, de orwelliaanse dynamiek van een rigide religie en de maagde-

48  >  juli 2021

lijkheidscultus. Als tegenzet tegen een bespottelijke seksuele moraal beschrijft Gül haar seksleven met Freek in enkele expliciete scenes. Ze foetert tegen de zedenpredikers van een mensonterende ideologie en tegen de gesel van (links) cultuurrelativisme dat al met al populistische vreemdelingenhaat voedt en vice versa. Ook vriend Freek is met zijn cultuurchristen-conservatisme niet altijd een steunpilaar in haar strijd tegen onderwerping en obscurantisme en dus enigermate in hetzelfde bedje ziek. Literair gezien is Ik ga leven zeker geen hoogvlieger. Enerzijds etaleert Gül in haar boek een aanzienlijke taalrijkdom (die al eens naar pronkzucht neigt), anderzijds verliest ze zich soms in puberaal, onelegant en gekunsteld taalgebruik. In het boek staan talrijke doordachte uitspraken die het optekenen waard zijn (‘Het leveren van kritiek is een kwestie van beschaving, en niet het opeisen van fatsoen. Fatsoen is voor kannibalen die satire bedrijvende mensen opeten met tafelmanieren’), maar soms komt Gül niet verder dan banale tegelwijsheid. Het boek is opgedragen aan Oma (die als medestander ­Büsra/ Gül een toevluchtsoord biedt) en aan haar jongere zusje Defne. Het meisje zit nu op de Koranschool en Gül hoopt dat ze aan de tentakels van dit centrum van onwetendheid en levensvijandigheid zal kunnen ontsnappen, in het besef dat hoop ‘meestal uitbesteding van de eigen verantwoordelijkheid is.’ Hoed af voor Lale Gül want ze komt uit een milieu waar ze allerminst intellectueel gestimuleerd werd, uit een ultrareligieus systeem dat een angst- en doodscultus en een benauwend patriarchaat cultiveert en afkerig staat tegenover ongebreidelde lust for life. In interviews laat Gül weten dat ze van haar geloof is afgestapt, maar dat ze omwille van het gevaar voor haar leven aan zelfcensuur zal doen en niet meer over de islam zal schrijven. ‘Ware de vrouw (want het gaat om de vrouw en haar vrouwelijkheid) een ras geweest, dan was de ophef over de behandeling die haar ten deel zou vallen oorverdovend geweest.’, schreef auteur en doorwinterd islamcriticus, de betreurde Hafid Bouazza, in zijn vlammend pamflet De akker en de mantel. Zoals Franca Treur in Dorsvloer vol confetti over haar ontsnapping uit een enggeestig gereformeerd milieu verhaalde, demonstreert Lale Gül met Ik ga leven hoeveel lef het vraagt om van religie af te geraken en anderen daar deelgenoot van te maken, kortom, om een vranke vrijdenker te worden. Gemakzucht, lafheid en zelfgenoegzaamheid spelen in heel wat gevallen mee om je aan de banden van je gemeenschap (‘een soort oriëntaalse SGP’) en haar ingesleten, hinderlijke religieuze tradities te houden. Gül kiest voor de moeilijke weg, die van moed en zelfstandig denken. Darya Safai, Claire Koç, Fatima El Mourabit, Halima Boutahar, Ayaan Hirsi Ali, Assita Kanko, Zineb El Rhazoui, Chahdortt Djavann …: Lale Gül hoort nu thuis in dit rijtje moedige, mondige vrouwen. Lale Gül, Ik ga leven, Prometheus, 2021, 304 pagina’s.

DEGEUS


BOEKENREVUE

Meervoudige identiteit Identiteit, enkelvoud, het lijkt zo eenvoudig. Identiteit werd afgeleid van het Latijnse identitas, de kwaliteit van wat hetzelfde (identiek) is, individu, ondeelbaar. Een identiteitskaart volstaat om iemand staatsrechtelijk als een uniek individu te identificeren. Die overkoepelende identiteit kan beter persoonlijkheid genoemd worden: een complex van identiteiten die al dan niet onafhankelijk van elkaar kunnen evolueren. Denk aan leeftijd, scholing, ideologie, beroep en hun onderlinge verbanden. Op je vijfde en twaalfde ben je in tal van opzichten iemand anders dan op je vierentwintigste of vijftigste. Gie van den Berghe

Identiteiten zijn labels (etiketten, benamingen) die mensen zichzelf opplakken en/of opgeplakt krijgen, eigenschappen waarmee men zich identificeert en/of wordt gelijkgeschakeld. Identiteiten hebben betekenis voor wie ze draagt, ze bepalen delen van het gedrag en gevoelens op manieren waarvan men zich niet altijd bewust is. Ze verbinden gelijkgestemden en bepalen tot op grote hoogte hoe anderen je zien, benaderen, behandelen.

We behoren niet gewoon tot de mensheid; wij geven de voorkeur aan onze eigen soort Identiteiten ontstaan vrijwel altijd door tegenstelling. De gemeenschap waartoe men behoort wordt niet zelden gedefinieerd door contrastering met wie er niet bij hoort. Identiteiten verbinden en verdelen. Dat ze mensen tegen elkaar kunnen opzetten heeft vooral te maken met het feit dat men er veelal van uitgaat dat in de kern van elke identiteit een essentie zit die ‘identieke’ mensen bindt. Verondersteld wordt bijvoorbeeld dat een uiterlijk verschil als huidskleur innerlijke verschillen weerspiegelt waardoor ‘anderen’ intrinsiek van ons afwijken. Wat vreemd is wordt als vreemdeling behandeld.

DEGEUS


BOEKENREVUE

ONWAARHEDEN In De leugens die ons binden (The lies that bind) toont Kwame Anthony Appiah, hoogleraar filosofie en recht in New York, overtuigend aan dat dit onjuist, ‘een leugen’ is. Identiteiten gaan niet terug op ingebakken essenties, het zijn door mensen bedachte, sociale categorieën. Ze delen je in bij een groep, passen je in een sociale wereld in. Ze voorzien in contouren, gedeelde waarden, betekenissen, doelen, wederzijds respect en erkenning.

Identiteiten gaan niet terug op ingebakken essenties, het zijn door mensen bedachte, sociale categorieën Identiteiten verbinden en binden, bevorderen groepsvorming en samenhorigheid. Ze bepalen tot op zekere hoogte hoe anderen zich tegenover jou horen te gedragen en hoe ze je werkelijk benaderen en behandelen. Van groter belang is dat identiteiten doorgaans aan de basis liggen van hiërarchieën van status en respect, grondslag van en rechtvaardiging voor gebruik en misbruik van macht. Solidariteit binnen de groep gaat vaak gepaard met een clan- of kliekjesgeest, met discriminatie, uitsluiting en vervolging van outsiders. We zijn ‘kliekerige’ wezens (clannish creatures), schrijft Appiah, we ‘behoren niet gewoon tot de mensheid; wij geven de voorkeur aan onze eigen soort en zijn gemakkelijk over te halen om ons tegen buitenstaanders te keren.’

Religie is meer werkwoord dan zelfstandig naamwoord In het zog van identiteiten ontstaan stereotype beelden, onwrikbare ideeën over hoe een typisch lid van de eigen of andermans groep eruitziet en zich gedraagt. Eens vrouw of man, altijd vrouw of man, en je wordt verondersteld je te gedragen naar de voor jouw sekse ‘natuurlijk’ geachte regels. Wat gender betreft weten we ondertussen

50  >  juli 2021

beter, al zijn er nog zat mensen die vastgeroest denken over hetero- en homoseksualiteit, biseksualiteit en geslachtsverandering. Eens zwart altijd zwart. In juli 2009 werd Henry Louis Gates, een zwarte hoogleraar, gearresteerd en gevangengezet door een witte politieofficier die hem van inbraak verdacht toen de man samen met zijn chauffeur de klemzittende deur van zijn eigen huis wou forceren. Veel sociale identiteiten zijn van relatief recente datum. In de voorbije zeven decennia werden er almaar meer geconstrueerd, opgeëist en toegeschreven. Appiah belicht achtereenvolgens gender, religie, natie, ras en cultuur.

CANONIEK Religieuze overtuigingen heten gewaarborgd te zijn door heilige, canonieke teksten. Appiah maakt brandhout van de christelijke essentie, de Bijbel. Zowel het Oude als het Nieuwe Testament zijn een samenraapsel uit een veel groter geheel van teksten en mondelinge overleveringen. Beide ‘getuigenissen’ zijn ook van latere datum dan wordt beweerd en in de loop der tijd werd er veel aan toegevoegd en uit verwijderd. Joden, protestanten, katholieken en andere christenen zijn het ook niet eens over welke teksten in de ‘echte’ bijbel thuishoren. Elke tekst wordt bovendien in een bepaalde context gelezen. Ook Bijbelboeken kunnen niet zonder eigentijdse interpretatie. Ze zijn of te duidelijk (wie gelooft nog in Adam en Eva of Noahs ark?), niet meer aanvaardbaar (de door Jahweh verordende genocides), te onduidelijk (de Apocalyps) of spreken elkaar flagrant tegen. Overigens, als de heilige geschriften niet vatbaar waren voor interpretatie dan hadden ze geen leidraad kunnen blijven door alle eeuwen heen. Religie is meer werkwoord dan zelfstandig naamwoord. Fundamentalisten dwalen: hun fundamentele teksten bevatten geen code die de essentie van hun religie onthullen kan.

GRENZELOOS RAS Het moderne rasbegrip, met racisme in zijn spoor, ontstond in de negentiende eeuw. Tot dan gebruikte men taal als onderscheidend kenmerk tussen volkeren. Debatten over verschillende huidskleur en gebruiken gingen niet over overgeërfde fysieke kenmerken maar over de rol van klimaat en geografie. Het woord biologie werd overigens pas rond achttienhonderd bedacht (voordien was het natuurlijke historie). Ras is geen essentieel maar een oppervlakkig verschijnsel. Vanuit biologisch standpunt zijn rassenverschillen verwaarloosbaar. Alle normale mensen hebben grotendeels dezelfde genen en ze delen die tot op zekere hoogte met de grote mensapen. Groot verschil met die mensapen is dat de erfenis van mensen biologisch én cultureel is. We zijn verstandige mensapen (homo sapiens) omdat ‘onze genen hersenen maken die ons in staat stellen dingen van elkaar over te nemen die niet in onze genen zitten.’

Alle normale mensen hebben grotendeels dezelfde genen en ze delen die tot op zekere hoogte met de grote mensapen Ook natie is een vrij recent begrip en nationaliteiten zijn niet essentieel maar voor verandering vatbaar. Tal van mensen zijn in de loop van de geschiedenis van nationaliteit veranderd zonder te verhuizen. OostenrijkHongarije hoorde nu eens bij Italië, dan weer bij Duitsland. Het Joegoslavië en de Joegoslaven die in 1917 in het leven geroepen werden, bestaan alweer niet meer.

OP DE EINDSTREEP GEBOREN Het begrip klasse is eeuwenoud. De oude Grieken en Romeinen kenden al sociale hiërarchieën. Karl Marx maakte duidelijk dat klassen als kapitalisten en proletariërs – andere klassen liet hij buiten beschouwing –

DEGEUS


BOEKENREVUE

identiteiten waren: ze hebben normatief belang voor wie ertoe behoort. Sociale hiërarchieën zijn ‘zozeer ingebakken in onze cultuur en geschiedenis dat zelfs onze alledaagse termen voor lof en blaam erin geworteld zijn.’ Termen als hoffelijk (courtois, courteous) verwijzen naar omgangsvormen aan hoven; honor (eer) en honestus (eerlijk) refereren aan Romeinen van hoge komaf.

Als mensen niet alleen op intelligentie, opleiding, beroep en macht beoordeeld zouden worden, maar ook op goedaardigheid, moed, medeleven en grootmoedigheid dan zouden de kansen om een rijk gevuld leven te leiden gelijker verdeeld zijn Mensen die behandeld worden naar hun ‘mindere’ sociale status nemen te makkelijk aan dat wie dat doet zich niet uit de hoogte gedraagt maar superieur is. Die aanvaarding van het klassensysteem zorgde ervoor dat dergelijke ‘vormen van zelfverachting als natuurlijk werden beschouwd.’ Een meritocratie – loon naar verdienste – biedt weinig soelaas. Mensen hebben en krijgen niet van meet af aan dezelfde kansen. Wie niet in de schoot van een welstellend, hoogopgeleid en – in het Westen – wit gezin geboren wordt of niet over héél uitzonderlijke gaven beschikt, kan vrijwel nooit verwezenlijken wat iemand met dergelijke privileges vrij moeiteloos bereikt. Status en vermogen worden in grote mate bepaald door status en vermogen van de (voor)ouders. ‘Het is’, stipt Appiah aan (zelf de neef van een Ghanese koning), ‘geen prestatie om op de eindstreep geboren te zijn.’ Amerikaanse elite-universiteiten nemen meer studenten uit de bovenste één procent van de inkomensverdeling aan dan uit de onderste zestig procent.

DEGEUS

Een hoge status is geen bewijs van verdienste of waarde. Er bestaat geen schaal waarop de waarde van mensenlevens vergeleken kan worden. Als mensen niet alleen op intelligentie, opleiding, beroep en macht beoordeeld zouden worden, maar ook op goedaardigheid, moed, medeleven en grootmoedigheid dan zouden de kansen om een rijk gevuld leven te leiden gelijker verdeeld zijn.

CIVILISATIE Ook cultuur wordt dikwijls gezien als een essentiële bron van identiteit. Nogal wat westerlingen blijven ervan overtuigd dat de westerse beschaving de hoogste vorm van civilisatie is. Andere culturen heten minder beschaafd, primitief of barbaars te zijn. Die opvatting zit eigenlijk ook verscholen in het begrip ‘ontwikkelingslanden’. Men ziet niet alleen voorbij aan vroegere hoogstaande beschavingen en culturen, maar ook aan het genadeloze geweld waarmee ‘het Westen’ die landen heeft verkracht en onderworpen. ‘Westerse beschaving? dat zou pas een goed idee zijn!’ zou Mahatma Gandhi daar ooit op geantwoord hebben. Europa en het Westen waren aanvankelijk slechts geografische aanduidingen. Dat veranderde door de strijd tegen ‘de Arabieren’ die in de zevende eeuw Europa hadden veroverd. Het begrip Europeaan werd voor het eerst gebruikt in de tegenstelling christendom en beschaving versus islam, christenen tegen moslims. Europa was in oorsprong een bijna religieuze term.

Elke beschaving is een samenraapsel van kennis, geloof, zeden, recht, kunst en gebruiken uit eigen en andermans cultuur Het begrip ‘westerse cultuur’ is van zeer recente datum. Het kreeg zijn huidige vorm in de jaren 1940-50, tijdens de Koude Oorlog. In de kilte van die strijd werd een ‘groots van-Plato-

tot-NATO-verhaal verzonnen over de Atheense democratie, de Magna Charta, de Copernicaanse revolutie, enzovoort.’ De westerse cultuur heette in tegenstelling tot de onvrije wereld ‘in de kern individualistisch en democratisch en vrijheidslievend en tolerant en progressief en rationeel en wetenschappelijk’ te zijn. Dat het premoderne Europa dit alles niet was, en ‘dat tot de vorige eeuw democratie een uitzondering in Europa was, iets waar weinig aanhangers van het westerse denken een goed woord voor over hadden’ – geen mens die erom maalde. In het waanidee dat de westerse beschaving de rechtstreekse erfgenaam is van de Griekse en Romeinse cultuur is geen plaats voor de minstens even belangrijke joodse, christelijke en islamitische invloeden.

The lies that bind is een magistraal werk van een bevlogen denker Elke beschaving is een samenraapsel van kennis, geloof, zeden, recht, kunst en gebruiken uit eigen en andermans cultuur. Culturen bestuiven elkaar. Ze zijn niet ongerept en puur, maar rommelig en warrig. Cultuur zonder essentie: dat maakt ons vrij. Geen eigendom maar gedeeld, deelbaar en te delen bezit. The lies that bind is een magistraal werk van een bevlogen denker. De vertaling is verdienstelijk maar het origineel is duidelijker en genuanceerder.

Appiah Kwame Anthony, The lies that bind. Rethinking identity. Creed, country, color, class, culture, New York/London, Liveright Publishing Corporation, 2018, 256 p. De leugens die ons binden. Een nieuwe kijk op identiteit, Amsterdam/Antwerpen, Pluim, 2020, 335 p. Vertaling Maarten Polman.

juli 2021  >  51


MUZIEK

Het creatieve parcours van een eeuwige debutant INTERVIEW MET PETER VERMEERSCH Peter Vermeersch (°1959) volgde als muzikant een atypisch parcours. Hij groeide op in Waregem maar vestigde zich uiteindelijk in Gent om er architectuur te studeren. Terzelfdertijd zette hij als amateur-klarinettist zijn eerste stappen in de muzikale wereld. Hij werkte zich op tot componist van Anne Teresa De Keersmaeker en Wim Vandekeybus, producete een plaat van dEUS en speelt zelf in meerdere bands. Francis Cromphout

Als componist verwierf je bekendheid toen je voor Anne Teresa De Keersmaeker de muziek maakte voor Rosas danst Rosas. Hoe is dat eigenlijk verlopen? Via Josse De Pauw van theater Radeis. Ik leerde hem kennen op de openingsdag van De Brakke Grond in Amsterdam, waar ik met enkele muzikanten – als vorm van protest – ging spelen. Ik woonde toen in een huis van Simpletones-dirigent Johan De Smet. Ik had geen telefoon en kon alleen maar bereikt worden langs een babyfoon, die mij met de telefoon van mijn huisbaas verbond. Op een avond ging die baby(tele)foon, het was Anne Teresa. Zij was toen met Thierry De Mey bezig met Rosas. Maar dat ging niet vooruit en Josse had haar over mij gesproken. Ik had slechts een beperkte kennis van dat soort muziek, maar dat was ook het plezante van die opdracht. Er waren geen computers toen en het was een tijdrovende maar ook erg intensieve manier van werken. Knip en plakwerk met geluidsbanden, zeg maar. Zowel de dansers als de muzikanten speelden hun ideeën door naar elkaar. Doorheen deze interactie ontstond die muziek. Nu zou dit compleet anders gebeuren, maar er stak een soort glans in door die naïviteit, dat doodeerlijke, wat volgens mij de bijzonder waarde van die muziek uitmaakt. Het was een soort Jongens en Wetenschap en ik heb daar enorm veel bijgeleerd.

De compositie van Rosas was een soort van Jongens en Wetenschap Je componeerde niet alleen voor ballet maar ook voor toneel, film en opera. Hierbij kwamen allerlei

52  >  juli 2021

DEGEUS


MUZIEK

muziekgenres aan bod zoals rock, avant-garde, jazz … een kruisbestuiving die wellicht het resultaat is van de tijdsgeest waar jij je ding van hebt gemaakt. Ik werk zeer intuïtief. Ik ben een spons: ik ben zeer nieuwsgierig en wil constant nieuwe dingen ontdekken, iets waar ik zeer blij van word. Ik verwerk dat tot iets persoonlijk, afhankelijk ook van de muzikanten waarmee ik werk. Ik vind het fantastisch als het resultaat authentiek is en dat ook zo overkomt.

Ik ben een spons Je was ook producer, onder andere voor dEUS, samen met gitarist Pierre Vervloesem. De productie met Pierre was eveneens een debuut. Ik voel me trouwens in alles een eeuwige debutant. Ik werd gecontacteerd, ben naar hun optredens gaan luisteren en voelde meteen dat hun muziek authentiek was. Voor ons was producen een manier om mensen te helpen met het realiseren van wat er in hen zit. We wilden hen muziek doen maken en hen doen vergeten dat zij een cd aan het opnemen waren in een studio. Het geluid komt van de muzikanten, de producer moet zich daar niet mee moeien. Het resultaat van een opname moet zijn dat je de performance voelt.

Rosas danst Rosas 1997 © www.nova-cinema.org

© flatearthsocietyorchestra.com

Ultima Vez - What the Body Does Not Remember © www.ultimavez.com.

Er was de avant-garde punkrock band X Legged Sally en dan was er ook Flat Earth Society (FES). Je hebt wel een voorliefde voor bijzondere namen voor je bands. Ik wou iets met een X en een meisjesnaam en zo bedacht ik X Legged Sally. De naam Flat Earth Society is een ander verhaal. Ik beschouw het als een geuzennaam. Die is er gekomen door Louis Colan en Gene Velocette, de muzikale compagnons van de Engelse saxofonist Xero Slingsby. Toen Slingsby overleed heb ik een tijdje met hen gespeeld. Zij vertelden mij dat in Leeds, waar zij vandaan komen, nog mensen leefden die dachten dat de aarde een platte schijf was. Dat werd de naam van onze groep. Die muzikanten heb ik daarna uit het oog verloren. Later maakte ik dan Trage Kogels, muziektheater voor Theater Antigone met een achttal muzikanten. Daar zijn nog een zevental muzikanten bijgekomen, die de Flat Earth Society band hebben gevormd. Van FES zeg je ergens dat die de meest onbetrouwbare (most unreliable) muziek speelt sinds 1999. Is dit een allusie op het verrassingselement dat constant op de loer ligt in deze muziek? Klopt, het is een negatieve manier om iets positief te zeggen. De trend bestaat bij critici en organisatoren om enkel

DEGEUS

juli 2021  >  53


MUZIEK

af te gaan op zaken die ze al kennen. ‘We kennen het niet en laten het dan ook niet horen of schrijven er niets over.’ Dat creëert een vicieuze cirkel die wij doorbreken door de aandacht te trekken. Neem bijvoorbeeld de muziek van Ligeti. Weinig mensen waren bekend met zijn muziek, tot Stanley Kubrick deze muziek integreerde in A Space Odyssey, met een woweffect tot gevolg bij het grote publiek.

Flat Earth Society is een geuzennaam Ook Boggamasta is een bijzondere naam, en een bijzonder concept. Boggamasta is een verbastering van de naam burgemeester. Het idee is ontstaan tijdens een bezoek aan Gambia. Samen met David Bovée was ik op zoek naar muzikanten voor een project van Theater aan Zee in Oostende. Gambia was onderworpen aan de dictatuur van president Jammeh. Wij hebben daar kunnen observeren hoe dat in zijn werk ging. Die idolatrie rond zo’n machtspersoon, het narcisme dat wij wellicht allemaal wat in ons hebben. Daar zijn de songs op geïnspireerd. Ik zie het niet als een concrete aanklacht tegen die persoon, maar eerder het oproepen van een geestestoestand. Het nummer Sit/Rise suggereert bijvoorbeeld de onderwerping van een gemanipuleerde massa. Of ook zaken die de tijdsgeest aan de kaak stellen zoals Cryptoman, een satire over het paswoordengedoe die de vraag doet stellen naar het waarom. ‘Wie of wat is het dat ik niet vertrouw of mij niet vertrouwt?’ ... Ook een nummer over zelfrijdende auto’s, Carbon based, waar de laatste chauffeur op aarde die in het verkeer zit, dialogeert met al die zelfrijdende auto’s. Ik heb ook een cover ingelast uit het Jungle Boek: Kaa, de slang, zingt Trust in me en manipuleert Mowgli in slaap. Een echte Boggamasta tekst ...

Spot en satire houden de toehoorder een spiegel voor De onderwerpen van Boggamasta, zoals machtswellust en manipulatie, zijn ernstige zaken. Toch krijgt de toehoorder de indruk dat je jezelf niet au sérieux neemt. Hoe ga je om met die contradictio in musica? Ik denk dat wanneer de tegenstelling zodanig groot is, men aan de andere kant weer uitkomt. Spot en satire zijn wellicht de beste manier om het over iets te hebben. De komedie houdt de toehoorder een spiegel voor. De penningmeester van de plaatselijke petanqueclub kan eveneens dezelfde dictatoriale trekjes hebben als hij begint te manipuleren. Bij het beluisteren van deze muziek merkte ik allerlei muzikale referenties. Ik dacht in de eerste plaats aan Frank Zappa en ook aan Ellington. Wat Zappa betreft, moet ik je tegenspreken. Ik ben niet echt een Zappa-luisteraar. Ik denk dat er wel onderliggende elementen zijn die ik met hem gemeen heb, zoals attitude.

54  >  juli 2021

Dat bizarre, speelse dat ik eigenlijk vooral als Ensoriaans aanvoel. Maar dat is dan onbewust. Wat Ellington betreft, is dit niet onbewust. Ik ben in grote mate autodidact, maar bij hem ben ik op mijn manier in de leer gegaan. Zo heb ik verschillende arrangementen van hem op het gehoor neergeschreven, niet in het perspectief van de functionele harmonie, maar instrument per instrument. Ik ontdekte dat hij in zijn arrangementen omkeringen hanteerde die een klassiek akkoord een bevreemdende klank verlenen. Ook was er de gedurfde orkestratie van de ‘right wrong note’ die hij aan welbepaalde spelers toevertrouwde. Sinds Rosas ontstaat je muziek deels uit interactie met de uitvoerders. Geldt dit ook voor FES, of bepaal je zelf veel op voorhand?

DEGEUS


MUZIEK BIO In 1983 gaf choreografe Anne Teresa De Keersmaeker Vermeersch de opdracht om samen met cineast/muzikant Thierry De Mey de muziek te maken voor haar wereldsucces Rosas danst Rosas. Wim Vandekeybus gaf hem op zijn beurt opdrachten voor zijn dansgroep Ultima Vez. Samen met Thierry De Mey, Eric Sleichim en zijn oude schoolmakker Walter Hus speelde hij in 1984 bij Maximalist!, wat voor hem een initiatie betekende in de repetitieve muziek van de New Simplicity in de stijl van Michael Newman, Steve Reich en Terry Riley. Van deze laatste maakte hij recent een streaming van In C met exotische muzikanten van eigen bodem. In 1989 waagde hij zich aan punkrock met X Legged Sally (XLS). Parallel hiermee componeerde hij werken voor klassieke ensembles zoals het Arditis Quartet en het Spectra Ensemble en op uitnodiging van Gerard Mortier maakte hij de opera Heliogabal. Samen met XLS gitarist Pierre Vervloesem produceerde hij dEUS. Hij waagt zich ook aan filmmuziek met de soundtrack van de jeugdfilm Minoes van Vincent Bal en de Oesterprinses van Ernst Lubitsch (1911), een soundtrack die live werd opgevoerd door zijn Flat Earth Society. Momenteel doceert hij ook een cursus filmmuziek in het Gentse KASK. Voor Theater Antigone maakt hij de muziek van Trage Kogels, met onder andere de recent overleden multiinstrumentalist Tom Wouters. In 1999 lanceerde hij Flat Earth Society (FES) in de Beursschouwburg te Brussel, waarmee hij menige concerten gaf over de hele wereld in zijn kenmerkende absurdistische, hybride stijl. Zijn laatste project is Boggamasta, dat hij in 2017 in mekaar stak samen met David Bovée, de FES gitarist van het eerste uur die zichzelf 9½ noemt omdat hij bij een ongeluk een halve vinger verloor. Eind mei van dit jaar kwam de release van een nieuwe versie onder de naam Boggamasta III. Voor nummer II waren ze te laat en hebben ze die dan maar overgeslagen (dixit Peter Vermeersch). Vermeldenswaardig is ook nog dat in 2004 Peter Vermeersch de eerste stadscomponist werd van de Stad Gent.

© Phile Deprez

In de band spelen meestal dezelfde mensen, die ik allen goed ken. Ze bezitten dezelfde skills: ze kunnen goed lezen en improviseren en ze hebben allemaal een eigen persoonlijkheid. Hiermee ga ik in interactie. Zo schrijf ik geen drumpartij uit, maar vertrek ik van de structuur van het nummer. De drummer (in casu Teun Verbruggen) werkt dit dan uit met eigen ideeën. Ik wil niet uit een algemeen gegeven vertrekken. Zo vraag ik soms ongewone zaken, bijvoorbeeld dat wat hij speelt op de toms verplaatst zou worden naar de Hi-Hat, of omgekeerd. Belangrijk is dat elke speler met zijn eigen naturel speelt. Maar de impact van een blazer (zij zijn met velen) is minder groot dan dat van een drummer. Die laatste is de motor, zeker in de context van een bigband. Dat zie je ook bij Danny Richmond, Charlie Mingus of Sam Woodyard bij Ellington.

DEGEUS

COVID-19 heeft ook de activiteiten van FES stilgelegd. Hoe zie je het FES avontuur verder verlopen? Plannen genoeg! Tijdens deze COVID-19 periode ben ik blijven doorwerken, maar noodgedwongen op een andere manier. Normaalgezien wordt eerst het repertoire vastgelegd en repeteren we daarna, in een paar dagen nemen wij dan op. Aangezien we niet kunnen samenkomen, moeten wij die opnames op een andere manier organiseren, waarbij we toch zoveel mogelijk het live gevoel proberen te behouden. Dat impliceert een grotere tijdsinvestering. Om terug met een grote band te spelen, mik ik op de postcoronaperiode. Wij blijven dingen maken in opdracht. Theaterprojecten zoals de monoloog Orfeus van Koen De Graeve, die vertellingen brengt op onze muziek (voorzien voor 2023). Of de herneming van R.I.P., een geënsceneerd concert waarbij gradueel telkens een muzikant dood gaat en bijgevolg afvalt. Op het einde blijft er één muzikant over. Als ook die eeuwige rust kent, komen ze allemaal weer samen. Inspiratie hiervoor vond ik bij het verhaal Blues pour Gaston van Roland Topor.

juli 2021  >  55


FILM

© NOISE Film

The New Gospel DE VELE LAGEN IN DE NIEUWSTE OPENBARING VAN MILO RAU Van wie is de aarde? Van de mensen die haar bewerken of van de mensen die haar als hun eigendom beschouwen? Van de zee die haar opslorpt of vrijgeeft? Van de bomen en planten die haar sieren? Misschien is de aarde enkel eigendom van de lagen waaruit ze bestaat. Van het gesteente dat haar stevigheid biedt, haar gloeiende kern en de schokken die haar dooreenschudden. Of ze behoort toe aan de tijd. Aan die duizenden, miljarden jaren dat ze bestaat. Aan de energie en krachten waarmee ze onophoudelijk rond haar as en om de zon draait. Maar zelfs al is de planeet niet van ons, ze bestaat om zich, weliswaar tijdelijk, te schenken. Dat is een van haar bekwaamheden. Ze scheurt, ze spuwt, ze beeft, ze draagt en schenkt bloesem. In cycli koelt ze af en warmt ze weer op, ze verzandt, ze vervormt, ze verkleurt groen, geel, bruin en soms rood. En met al die transformaties vormt ze sinds millennia het strijdtoneel van menselijke belangen. Jean-Pierre Vanhee

The New Gospel vertelt het verhaal van een gebied in de laars van Italië, de Basilicata, rond de stad Matera. Het is een verbluffend ruwe maar bloedmooie streek. Zo mooi dat ze door de legendarische Pier Paolo Pasolini als de beste bijbelse filmlocatie ter wereld werd bestempeld — en Mel G ­ ibson gaf hem gelijk. Vandaag is Basilicata tevens de locatie van

56  >  juli 2021

een van die afschuwelijke kampen voor vluchtelingen: Felandina in Metaponto di Bernalda. Dat is waarom ook Milo Rau hier de setting vond voor zijn artistiek, sociaal, politiek en ecologisch drama. Met vluchtelingen en locals, moslims en katholieken, mensen mét en zonder papieren. Het werd opnieuw een Jezusfilm.

DEGEUS


FILM

Naar verluidt gebeurde dat niet voetstoots. De regisseur aarzelde. Het idee wenkte maar hij liet het niet meteen toe. De zoveelste processie van de man met het kruis in dat deel van Italië ... Kon zo een idee wel waar maken wat het belooft? Zijn aarzeling deed hem gaandeweg het project heroverwegen en uiteindelijk herschrijven. Zoals je een bestaand doek blijft overschilderen of aan een melodielijn noten en wendingen toevoegt. Het resultaat is een film met meerdere verhaallijnen die door elkaar lopen, zoals de verschillende lagen van de aarde zelf.

De Christus van dienst is een zwarte moslim Jezus wordt gespeeld door de Kameroense activist Yvan Sagnet en niet door een vrouw wat misschien te veel stof had doen opwaaien. Hij komt al jaren op voor de rechten van de landarbeiders in Italië. Slaven zijn het. Ze verdienen vijf euro per uur terwijl ze in een ruïne verblijven waar de politie ze weer uitzet wanneer de plaatselijke vruchten geoogst zijn. De plaatselijke Pilatus wast zijn handen in onschuld terwijl de donkere seizoenarbeider op zoek is naar een rechtvaardiger lot. Dat Sagnet een moslim is, staat een steengoede vertolking van de Christusrol niet in de weg. Van de vierhonderdvijftigduizend seizoenarbeiders in Italië zijn er in Matera minstens twaalf rebel geworden. Ze stichtten hun eigen land- en tuinbouwbedrijf en kwamen zo in opstand tegen een politiek die enkel wegkeek. Appelsienen, citroenen, tomaten, olijven en vijgen: dat zijn de vruchten van de aarde, de zon en hun vele uren werk in eigen beheer. De Rivolta della dignita of de Opstand van de Waardigheid heeft echt effect. Zo zijn er houses of dignity gekomen waar de figuranten zelfvoorzienend wonen en werken. Eén bedrijf verkoopt tomatensaus onder het motto ‘gemaakt zonder maffia’. Hoe waardigheid een logo wordt. Van wie is het land? Ook van hen dus.

De verhaallijnen van vluchtelingen, plaatselijke boeren, notabelen en politie, acteurs en crewleden vormen een overtuigende film ‘Werk traag’ is hun adagium, een variatie op ‘festina lente’. Ook de film haast zich maar langzaam vooruit. De Christus van dienst is een zwarte moslim. De optocht door de straten is een langgerekt moment van medeleven. Het lijden is universeel. Het onderscheidt mensen van robotten en avatars. Ook al is het verhaal verzonnen, zowel toen als nu, het wil ontroeren. Het komt in fijne laagjes tot stand. Lijzig maar niet loom vormen de verhaallijnen van vluchtelingen, plaatselijke boeren, notabelen en politie, acteurs en crewleden een overtuigende film. Rau weet hoe je sequenties ineenvlecht, zodat de film niet uit elkaar valt. Maar wat is nu de blijde boodschap? Dat het lijden van revolutionairen helpt voor de naleving van mensenrechten?

DEGEUS

© www.ntgent.be

Dat dapperheid (soms) beloond wordt? Of wil de film zelf bijdragen tot een beter lot voor de seizoenarbeiders? Ongetwijfeld. De aarzeling van de scenarist was in ieder geval de voorzet voor een hybride, sociaal-politiek geëngageerd project. Het is zoals met de Bijbel: je haalt eruit wat je erin wil lezen. Dat oude en nieuwe tijden veel van elkaar kunnen leren. Dat identiteit geen kwestie is van kleur en herkomst, maar wel van je houding ten opzichte van de wet. Dat het leven niet rechtvaardig is maar evenmin gedetermineerd. En in een zeldzaam geval komen dreigement en belofte, geluk en verschrikking, trauma en herstel als bij toeval historisch dicht bij elkaar. Om dat te beseffen heb je de Bijbel niet vandoen, integendeel.

The New Gospel van Milo Rau, met Yvan Sagnet, Papa Latyr Faye, Samuel Jacobs, Yussif Bamba, Jeremiah Akhere Ogbeide, Mbaye Ndiaye, Duitsland - Zwitserland - Italië, 2020, 1u47m. De film is te downloaden via Cinema bij je thuis, Sooner en Zed.

juli 2021  >  57


ABECEDARIUM

De Q van QAnon Complottheorieën! Een nieuw fenomeen? In geen geval, de hele menselijke geschiedenis is er een van complotten, samenzweringen, oplichterij, bedrog, misleiding en malafide leugens en dan heb ik het nog niet eens over de academische wereld. Toch lijken ze vandaag aanweziger te zijn dan ooit. (Misschien is dat wel een complot op zich?) De waanzinnigste variant is ongetwijfeld de Amerikaanse QAnon beweging, betrokken in de bestorming van Capitol Hill op 6 januari 2021, op Driekoningen dus. Alleen was het een dubieuze Sjamaan die de meute aanvoerde en veel mirre, wierook en goud was niet te bespeuren, laat staan veel wijsheid. En uit het oosten kwamen ze ook al niet, eerder vanuit het diepe zuiden. Hoe waanzinnig ook, het is en blijft een curieus en interessant fenomeen en dus veel studie waard. In deze beperkte ruimte kan ik daartoe moeilijk een bijdrage leveren en daarom wil ik maar een enkel punt maken dat mij al een tijdje bezig houdt. Het gaat om het volgende. Stel: er gebeurt iets of er valt iets te melden. Een maanlanding, een aanval op twee torens, een vaccin, een presidentsverkiezing … Wie hierover rapporteert en probeert zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven waarover het gaat, doet iets waar je niet meteen meer hoeft achter te zoeken. De reporter of verslaggever probeert naar beste vermogen de situatie zo te benaderen dat anderen kunnen zeggen, ‘ja, dat is wat er gebeurd is’. Er kan discussie ontstaan over de interpretatie, zeker, maar over een aantal feiten zal weinig of geen discussie bestaan. Er is – en dat is het belangrijkste element – niet meteen een reden om te veronderstellen dat de persoon in kwestie misleid is geweest om de waarheid te vertellen. Dat geldt ook voor kleinere dingen. Op

58  >  juli 2021

café maakt de kelner de rekening, laat die zien, je controleert, alles klopt en je betaalt. Zou het niet gek zijn om je dan de vraag te stellen: ‘Hmm, dit klopt allemaal, waarom heeft die ober dat gedaan?’ De vraag zal maar komen als de rekening niet klopt. Tenminste, dat is wat je zou verwachten. Een complotdenker – ik gebruik liever de term complotzuchtig, analoog aan drankzuchtig – zal ook bij een correcte rekening zich de vraag stellen wat er hier aan de hand is. Toegegeven, ongetwijfeld zijn er scenario’s te bedenken waarin de ober jou wil laten geloven dat het allemaal klopt zodat je geen aandacht besteedt aan iets wat jou ontsnapt. Ze zijn jou aan het misleiden en blijkbaar doen ze het zo verdomd goed dat je het niet eens doorhebt. Zo kom ik langzaam tot mijn punt of beter mijn driestappenplan: Stap 1: De complotzuchtige veronderstelt bij een gebeurtenis dat er een instantie aan het werk is die hem of haar iets wil laten geloven wat niet het geval is, hoewel dat is wat hij of zij waarneemt. Maar moet je dan niet voor elke situatie de mogelijkheid openlaten dat er een instantie is die mij het slachtoffer wil maken van een complot? Complotten alom dus! Stap 2: De complotzuchtige verzekert ons dat hij of zij de zaak doorheeft. Hij of zij is niet langer het slachtoffer van een complot want het is blootgelegd. En daar komt stap drie vrolijk aan. Stap 3: De complotzuchtige beweert de waarheid te weten. Waarheid? Hoezo? Terug naar stap twee. Is de situatie waarin hij of zij denkt de waarheid te weten niet zelf het resultaat van een complot? Uiteraard, want er zijn complotten alom! De ‘waarheid’ is de waarheid niet – nooit gedacht dat ik

© gettyimages

ooit eens zo’n zin zou neerschrijven. Een concreet voorbeeld mag helpen: misschien is het wel een heel snood plan van Biden en co. om de mensen te laten geloven dat de verkiezingen vervalst zijn zodat ze al hun aandacht daarop richten en daardoor Biden de mogelijkheid geven ondertussen zijn goesting te doen (wat hij ook doet, ziedewel!). Zou het niet kunnen dat, ik zeg maar wat, Trump door sublieme voodoo methodes de onzin uitkraamt die hij uitkraamt? Of dat het een acteur is, betaald door het Pentagon? Of een mislukte robot ontsnapt uit het MIT? Dus misschien is er wel nog een derde complot aan het werk want, als Biden de Satan in menselijke vorm is, dan kan het toch zijn dat … en je bent weer vertrokken zonder enig eindpunt in zicht. Maar grote teleurstelling, wat doen complotzuchtigen? Na amper één complotje geven ze al op, waardoor ze dat tot waarheid verheffen! Dus verrassende conclusie: complotzuchtigen realiseren zich dit niet maar ook zij zijn waarheidslievend! Willen ze dat vermijden dan moeten ze de complotten blijven opstapelen, niets aan te doen. En, om eerlijk te zijn, als je er even bij stilstaat, weet je wel zeker dat die Sjamaan geen FBI-agent is, betaald door China én Rusland om de USA te overmeesteren en iedereen tot slaaf (van de zwarte bevolking) te maken? Of een robot (samen met robot Trump ontsnapt)? Of een alien? Of een hologram? Of een reïncarnatie van Judas? Of …? In zo’n wereld blijft alleen meesterspion George Smiley over maar ja, die is dan ook bedacht door John Le Carré. Jean Paul Van Bendegem

DEGEUS


COLOFON Hoofdredactie

Eindredactie

LIDVERENIGINGEN VC-G Fred Braeckman

Griet Engelrelst

Jasmin M. De Waele

Thomas Lemmens

Liza Janssens

Foto & lay-out

Redactie

Gerbrich Reynaert

Kurt Beckers

Brecht Decoene

Willem de Zwijger

Frederik Dezutter

Willem Elias

Wouter Vandamme

Jean-Pierre Vanhee

Linde Waeyaert

Karim Zahidi

Druk: New Goff Verantwoordelijke uitgever: Wim Taels p/a Kantienberg 9, 9000 Gent Werkten aan dit nummer mee: Bjorne Baeten, John Cossement, Francis Cromphout, Dominiek Dendooven, Sarah De Vlam, Gilbert Eggermont, Willem Elias, Griet Engelrelst, Liza Janssens, Thomas Lemmens, Pierre Martin Neirinckx, Renaat Ramon, Jean Paul Van Bendegem, Gie van den Berghe, Rudy Van Giel, Jean-Pierre Vanhee, Paul Van Hoorick, Linde Waeyaert. Cover: Swim Reaper - Water Safety New ­Zealand

De Geus is het tijdschrift van het

Vrijzinnig Centrum-Geuzenhuis vzw en de lidvereni­g ingen en wordt met de steun van de IMD verspreid over Oost-Vlaanderen. Geuzenhuis Kantienberg 9, 9000 Gent 09 220 80 20 admin@geuzenhuis.be www.geuzenhuis.be U kan de redactie bereiken via Thomas Lemmens, thomas@geuzenhuis.be en Griet Engelrelst, griet@geuzenhuis.be of 09 220 80 20.

ABONNEMENTEN De Geus zonder lidmaatschap: €16 op rekening IBAN BE54 0011 1893 3897 van het VC-Geuzenhuis met vermelding ‘abonnement Geus’. Prijs per los nummer: €4. Het Vrije Woord gratis bij lidmaatschap Humanistisch Verbond en GGG. Combinaties van lidmaatschappen met of zonder abonnementen zijn mogelijk.

DEGEUS

LIDMAATSCHAPPEN Kunst in het Geuzenhuis €15 op rekening IBAN BE38 0013 0679 1272 van Kunst in het Geuzenhuis vzw met vermelding ‘lid KIG’. Grijze Geuzen €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid GG + naam afdeling (bv. lid Gentse Grijze Geuzen)’. Humanistisch Verbond €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid HV + naam afdeling (bv. lid HV Gent)’. Vermeylenfonds €15 (-26 jarigen gratis) op rekening IBAN BE50 0011 2745 2218 van Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent met vermelding ‘lidgeld naam, voornaam, geboortedatum, M of V’. Willemsfonds €15 op rekening IBAN BE39 0010 2817 2819 van WF Ledenrekening, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent met vermelding ‘lid WF’. Van Crombrugghe’s Genootschap € 15 (€ 25 duo lidmaatschap met partner / € 6 studenten) op rekening IBAN BE87 0013 9865 2494 van de K.M. Van Crombrugghe’s Genootschap met vermelding soort lidmaatschap + naam partner. Fonds Lucien De Coninck €15 (studenten gratis) op rekening IBAN BE53 0012 1780 1553 van Fonds Lucien De ­Coninck vzw met vermelding ‘lid FLDC + e-mail adres’. Nieuwsbrief tijdelijk enkel online beschikbaar

De Cocon vzw, Jeugdhulp aan huis info: 09 222 30 73 info@decocon.be - www.decocon.be De Maakbare Mens info: 03 205 73 10 info@demaakbaremens.org www.demaakbaremens.org Feest Vrijzinnige Jeugd vzw info: Thomas Lemmens - 09 220 80 20 thomas@geuzenhuis.be Feniks vzw info: www.plechtigheden.be huisvandeMens - 09 233 52 26 gent@deMens.nu Fonds Lucien De Coninck vzw info: www.fondsluciendeconinck.com fondsluciendeconinck@gmail.com Humanistisch Verbond Gent info: Brigitte Walraeve - 09 220 80 20 brigitte.walraeve@humanistischverbond.be Humanistisch Verbond Oost-Vlaanderen info: Tine Dekempe - 09 222 29 48 oostvlaanderen@humanistischverbond.be Gentse Grijze Geuzen info.gentsegrijzegeuzen@gmail.com Kunst in het Geuzenhuis vzw info: Liza Janssens - 09 220 80 20 liza@geuzenhuis.be SOS Nuchterheid vzw In Gent, woensdag en vrijdag (alcohol en andere verslavingen). info: 09 330 35 25(24u op 24u) info@sosnuchterheid.org www.sosnuchterheid.org UPV Gent Info: Geert Boxstael upv.kern.gent@gmail.com Van Crombrugghe’s Genootschap info: 09 233 90 08 info@vcg.be www.vcg.be Vermeylenfonds info: 09 223 02 88 info@vermeylenfonds.be www.vermeylenfonds.be Willemsfonds info: 09 224 10 75 info@willemsfonds.be www.willemsfonds.be Werkgemeenschap Leraren Ethiek vzw info: info@digimores.org www.digimores.org 't Zal Wel Gaan info: tzalwelgaan@gmail.com student.ugent.be/tzal

PARTNER De Geus van Gent open van ma t.e.m. vr vanaf 16:00 zaterdag vanaf 19:00 info: www.geuzenhuis.be 09 220 78 25 - geusvangent@gmail.com huisvandeMens Gent Het centrum biedt hulp aan mensen met morele problemen. U kan er terecht van ma t.e.m. vr van 9:00 tot 16:30 De hulpverlening is gratis! info: Kantienberg 9D, 9000 Gent 09 233 52 26 - gent@deMens.nu

Met de steun van


20/11 2021

FILOSOFIEFESTIVAL w w w. n a c h t v a n d e v r i j d e n k e r. b e

L E V E N D I N D E VO O R U I T

O N L I N E O P E N I N G O P 19 / 11

NACHT VAN DE VRIJ DENKER I n d e Vo o r u i t , i n s a m e n we r k i n g m e t

E e n o r g a n i s a t i e va n

M E D I A PA R T N E R

v.u.: Wim Taels - Kantienberg 9, 9000 Gent

T i c ke t s e n l i n e - u p b e s c h i k b a a r va n a f s e p t e m e r Vo l g o n s o p f a c e b o o k vo o r u p d a t e s

m e t d e s t e u n va n

@ nachtvrijdenker facebook.com/nachtvandevrijdenker


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.