DE GEUS APRIL 2021

Page 1

MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN

Nieuwe werkelijkheden scheppen AAN TAFEL MET HANNAH ARENDT

Woordkunstenaar Hind Eljadid OVER VEERKRACHT

Boekenroof INDOCTRINATIE EN VERZET IN NAZI-DUITSLAND

ISSN0780-2989 › P608277 › VERSCHIJNT DRIEMAANDELIJKS › JAARGANG 53 › NR. 2 › APRIL 2021 › PRIJS LOS NUMMER €4


INHOUD

2  >  april 2021

VAN DE REDACTIE Een hoogst onaangename verjaardag

3

PLAKKAAT Word niet ziek!

4

ACTUA Waarom COVID-scepsis zo verleidelijk is Boekenroof, indoctrinatie en verzet in nazi-Duitsland Nieuwe werkelijkheden scheppen

5 8 14

BESCHOUWING Humanisme en diversiteit

18

VRAAGSTUK Hind Eljadid

22

MENSELIJK Ik zal het laatste woord hebben

28

FILOSOOF OVER FILOSOOF Jan Blommaert

30

COLUMN Lentemoeheid

33

CULTUUR De dikke Van Canneyt

34

POËSTILLE In brand bij de Vesuvius

37

BOEKENREVUE Sieg Heil! Richard Wagner, de man die opera voor het volk maakte Het bijziend oog van de geschiedenis

38 39 42

FILM Muidhond

46

MUZIEK Pablo Hasél en Juan Carlos de Dwazekloot

48

ABECEDARIUM De P van p

50

COLOFON

51

DEGEUS


VAN DE REDACTIE

Een hoogst onaangename verjaardag Maart vorig jaar werd de ernst van het coronavirus in Europa pas goed duidelijk door de ramp in Italië, waar vooral in Bergamo een hele generatie werd weggevaagd. Niet veel later ging België in lockdown, en werden we geconfronteerd met de pijnlijke gevolgen van een epidemie waar we nu nog steeds mee worstelen. Her en der werd de eenjarige verjaardag van COVID-19 al herdacht – ook door deMens.nu overigens. Tijd om ook hier eens stil te staan bij de conclusies na één jaar corona die voor onze vrijzinnig-humanistische levensbeschouwing van belang zijn. Eén conclusie dringt zich duidelijk op: de rol van het vrijzinnig humanisme in de samenleving is nog lang niet uitgespeeld. De coronacrisis bracht een hele hoop lijden met zich mee: rouw, verlies, afscheid moeten nemen in de meest eenzame en onaangename omstandigheden, angst, onzekerheid. Veel van die problemen zijn niet (enkel) medisch, maar ook existentieel van aard. Het is dan ook maar normaal dat er mogelijkheden zijn voor niet-medische, niet-religieuze ‘existentiële’ begeleiding van mensen die moeilijkheden ondervinden. Onze vrijzinnighumanistische consulenten doen goed en belangrijk werk voor de samenleving. Een tweede observatie: religies menen nog steeds dat ze aanspraak kunnen maken op een of ander ‘speciaal statuut’. Hoeveel uitzonderingen werden er niet gevraagd, en in bepaalde gevallen ook toegestaan, voor de ‘erediensten’? Dat religieuzen nog steeds de pretentie hebben om te menen dat wat zij in hun kerken, synagogen en moskeeën doen belangrijker is dan een bezoek aan de opera, een concert, de nachtclub of de parenclub, doet anno 2021 de haren te berge rijzen en getuigt van grote arrogantie. Het recht opeisen om met tientallen of honderden mensen samen te komen om een imaginaire vriend te vereren terwijl mensen niet eens hun écht bestaande vrienden mogen ontmoeten, of denken dat de volksgezondheid ondergeschikt is aan hun drang om samen liedjes te zingen voor de grote tovenaar in de lucht is – excusez le mot – van de pot gerukt. Voorts werd ook duidelijk dat de rol die vrijzinnighumanistische organisaties spelen in het promoten van een rationeel wereldbeeld en het voor een breed publiek ontsluiten van kritisch denken en de basale wetenschappelijke kennis die nodig is om een goed leven te leiden, verre van overbodig is. De complottheorieën over corona, het wantrouwen tegenover wetenschap en expertise en de pseudowetenschappelijke onzin van de antivaxxers is immers niet langer een probleem van enkele nutcases, maar vormt intussen een reëel gevaar voor de volksgezondheid. Dat zou voor alle rationeel ingestelde mensen moeten werken als een rode lap op een stier: aux armes, citoyens! Maar laat ons die strijd voeren zonder

DEGEUS

die mensen te veroordelen en zonder woede. De meesten handelen niet uit kwaad opzet, maar uit de oprechte overtuiging dat ze het goede doen. Onze menselijke psychologie zit zodanig in elkaar dat we nu eenmaal heel vatbaar zijn voor coronagerelateerd complotdenken en COVID-scepsis. Hoe dat precies zit leest u even verderop in deze Geus. Laat u door dit voorwoord overigens niet afschrikken: we hebben als Geusredactie begrip voor uw coronamoeheid en redeneerden dat u ook wel eens over iets anders wil lezen in uw vrije tijd. Dat betekent niet dat de overige artikels in deze Geus op minder pregnante wijze de relevantie van vrijzinnig humanisme vandaag zouden aantonen. Zo gaat de vrijzinnigheid al eeuwenlang de strijd aan met dictaturen, autoritarisme en met elke vorm van totalitaristisch gedachtegoed. Naar aanleiding van de vijfenzeventigste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog schreef Arnoud Van Der Straeten, coördinator van de schitterende bibliotheek Utopia in Aalst, een boeiend artikel over hoe boeken een belangrijk strijdtoneel werden in de propaganda-activiteiten van het naziregime in het Derde Rijk. Het toont aan dat een absolute nultolerantie voor censuur, waakzaamheid voor de pretenties van totalitaire denkstromingen en strijd voor het vrije woord essentieel is voor een democratie en voor ‘het goede leven’. Want, zoals Heinrich Heine al schreef: ‘Wo mann Bücher verbrennt, verbrennt man auch am ende Menschen’. Het Vermeylenfonds heeft daar trouwens een mooie fototentoonstelling over gemaakt: Brand. Het is wel te hopen dat progressief Vlaanderen daarbij niet enkel het vizier richt op (extreem-)rechts. Tegenwoordig is het boek opnieuw een strijdtoneel voor een ware Kulturkampf. Het censureren en cancellen van auteurs en boeken is een kenmerk van alle totalitaire denksystemen, niet alleen het fascisme maar ook – en in toenemende mate – van het hedendaagse ‘woke’-progressieve denken (denk maar aan de strapatsen rond de vertaling van de tekst van Amanda Gorman). Elke rechtgeaarde vrijzinnig humanist zou zich ook tegen dat identitaire en tribalistische gedachtegoed met hand en tand moeten blijven verzetten. Daarnaast steekt onze vaste columnist Willem de Zwijger u een hart onder de riem, kunt u bijleren over Hannah Arendt of Jan Blommaert, nadenken over het humanisme met Rik Pinxten of genieten van de poëzie van Filodemos van Gadara. Kortom: voldoende leesplezier om de derde golf mee door te komen! De Redactie

april 2021  >  3


PLAKKAAT

Word niet ziek! Lezer, wist u reeds dat als u ziek wordt, u geselecteerd zal worden om wél of niet medisch behandeld te worden? ‘Prioritering’ heet dat proces, een neologisme dat nog ontbreekt in mijn Van Dale (maar die uitgave is verouderd), beter: newspeak (zie 1984, George ­Orwell). Het is de titel van de aanbeveling door het Comité Bio-ethiek, die kort voor kerstmis de wereld werd ingestuurd. Wie de negentien bladzijden wil lezen, vindt de link in de blog van het Humanistisch Verbond. Nu moet ik eerlijk blijven: het Comité schrijft tweemaal, dat prioritering aan de orde komt bij worst case scenario’s waarbij door een piek aan besmettingen de capaciteit van de zorg acuut zou worden overschreden en er bijgevolg beslist zou moeten worden welke patiënten toegang krijgen tot schaars geworden middelen en welke niet’. Enkele bladzijden verder wordt er nog aan toegevoegd: ‘een complete saturatie van de afdelingen Intensieve Zorgen die niet kan worden ondervangen door een transfer van patiënten naar andere ziekenhuizen’. Ook stelt het Comité voor om zorgpersoneel van andere afdelingen en studenten in te zetten. Maar over de medische diensten van het Belgisch leger, het terugroepen van gepensioneerden, de extra 290 miljoen van het federaal Zorgpersoneelfonds, de zorgbuddy’s, Artsen Zonder Grenzen, de vooruitgang van de therapeutische technieken, de diverse lockdownregels die de toevloed van nieuwe zieken doelmatig afremmen, en de vaccinaties: over al deze bijdragen tot een oplossing spreekt het Comité niet. WIE GAAT DAT BESLISSEN? Nu wil u natuurlijk weten, lezer, wie die prioritering op u gaat toepassen op het ogenblik dat u ziek wordt. Onze mi-

4  >  april 2021

nisterpresident (‘Da gade gij niet beslissen’)? De pastoor van de parochie waar u gedoopt werd, of uw leraar godsdienst, of uw Chiro-leider? Oei, sorry hiervoor, nu vergis ik mij van lezer. Het Comité heeft die vraag beantwoord: de beslissing wie voorrang krijgt, moet genomen worden door een team, met liefst ook een arts die u niet kent. Of uw eigen huisarts erbij is, wordt niet gepreciseerd. Het voordeel is, volgens het Comité: ‘De betrokkenheid van het team verdeelt bovendien de morele last van deze zware beslissingen over meer schouders. Dezelfde collegialiteit is aangewezen bij elke evaluatie waarbij patiënten worden doorverwezen’. Ik weet niet, lezer, wat u nu voelt. Ik krijg hier koude rillingen van. Want wie is er dan nog verantwoordelijk en aansprakelijk? Hoeveel vertrouwen in onze ziekenzorg blijft er over? Durven we onze gezondheid, dus onze toekomst in de handen leggen van dát anonieme team? Overdrijf ik nu niet? Want op voorwaarde dat de juiste selectie gemaakt wordt, is er geen probleem, toch? Als u, en ik natuurlijk, maar geprioriteerd worden: moeten we dan gewoon het team van artsen en anderen niet hun werk laten doen? (want ze zijn van goede wil, en door COVID de uitputting nabij. Het is niet het moment om hen te bekritiseren). Wat zegt het Comité over u en mij? Nu komt de kat op de koord: over de criteria van selectie bestaat geen unanimiteit; het Comité geeft daarom ‘geen concrete richtlijnen’, maar ‘ethische overwegingen’. Maar we hebben in de kranten

kunnen lezen dat in de feiten reeds in maart 2020 diverse artsenverenigingen en meerdere ziekenhuizen hun eigen richtlijnen hebben toegepast, en dat artsen in ziekenhuizen vertellen over hun schrik dat alle bedden vol zouden zijn, en over de moeilijke keuzen die ze maken. Patiënten moeten ‘revalidatiepotentieel’ hebben, zegt de professor: ‘Wie op voorhand al te verzwakt is …’ Lezer: koester dus uw revalidatiepotentieel. Best is niet oud te worden, want dat is een risicofactor, dat herhaalt iedereen. En pas op wanneer u een formulier ‘vroegtijdige zorgplanning’ voorgelegd krijgt: daar ondertekent u welke behandelingen u weigert, en of u wilt sterven in een vertrouwde omgeving. Sommigen interpreteren dit zeer letterlijk. Och, is het eigenlijk te verwonderen dat er na jaren besparingen bij de overheden, in de ziekenhuizen, in de ziekteverzekering, de rusthuizen, op het aantal artsen, nu ook de zieken aan de beurt zijn? Ieder op tour, zeiden we vroeger, we kunnen toch niet iedereen redden? Zoals we ook niet alle bootjes op de Middellandse Zee gered hebben. Wir schaffen das, ja, maar wie gelooft dat nog? De laatsten aan wie we mogen verwijten maken, zijn onze vermoeide dokters en verplegenden als ze hun gedrag afstemmen op die besparingen. Voor u, lezer, en voor mij vanzelfsprekend, is het dus cruciaal niet ziek te worden. Blijf gezond! Frank Roels

Over de auteur: Frank Roels is arts, emeritus professor van de Universiteit Gent en de VUB. Zijn e-boek over eigen, tijdse moraal staat is terug te vinden op de blog van het Vermeylenfonds.

DEGEUS


ACTUA

Waarom COVID-scepsis zo verleidelijk is Op sociale media kom je regelmatig mensen tegen die niet geloven dat COVID-19 een ernstige ziekte is. Sommigen geloven zelfs dat het Sars-Cov-2-virus gecreëerd is door Big Pharma of Bill Gates om miljarden winst te kunnen maken met vaccins. Nog anderen verdenken de regering en de virologen ervan dat ze de strenge coronamaatregelen eindeloos willen verlengen omdat ze de bevolking onder de knoet willen houden. Hoe komt het dat complotdenken en hardnekkige scepsis over corona zo courant is? Thomas Rotthier

In een poging die vraag te beantwoorden worden de sociale media vaak met de vinger gewezen. Dankzij het internet kunnen valse geruchten en desinformatie zich met de snelheid van het licht verspreiden. Maar complotdenken is veel ouder dan het internet of sociale media. Tijdens epidemieën flakkert het altijd weer op. Zo werden de joden in de middeleeuwen ervan verdacht de pest te verspreiden door waterputten te vergiftigen. Er gingen geruchten dat ze alle christenen willen uitroeien. In de veertiende eeuw wist men niks over bacteriën en virussen, dus niemand had een verklaring waarom epidemieën plots ‘uit het niets’ uitbraken.

Complottheorieën vervullen een belangrijke behoefte: ze geven een gevoel van controle over de werkelijkheid Het aanwijzen van een zondebok gaf mensen het gevoel dat ze de situatie beter onder controle hadden. Ze wisten daardoor wat hen te doen stond: © .Pinterest

DEGEUS

april 2021  >  5


ACTUA

ze moesten de joden vervolgen en doden zodat de waterputten niet meer vergiftigd werden. Deze zondeboktheorie nam het gevoel van machteloosheid weg en bood hoop op verlossing.

was op de loop van de geschiedenis. Gebeurtenissen zoals de moord op Franz-Ferdinand vormen als het ware de eerste omvallende dominosteentjes die maken dat een volledig bouwwerk

De frustratie die lockdowns en andere coronamaatregelen veroorzaken kan snel omslaan in het zoeken van zondebokken. In onze tijd zijn niet zozeer gemarginaliseerde groepen de kop van

Op elk moment is de waarschijnlijkheid dat er een zwarte zwaan opduikt erg klein, maar op lange termijn is het haast onvermijdelijk ZWARTE ZWANEN Complottheorieën vervullen dus een belangrijke behoefte: ze geven een gevoel van controle over de werkelijkheid. Het probleem is dat dit gevoel vaak een illusie is. De wereld is immers complex en onvoorspelbaar. Er gebeuren voortdurend dingen die (bijna) niemand ziet aankomen en niemand kan controleren. Zulke gebeurtenissen worden ‘zwarte zwanen’ genoemd omdat ze zeer zeldzaam zijn: denk aan pandemieën, financiële crises, tsunami’s of grote meteorietinslagen. Op elk moment is de waarschijnlijkheid dat er een zwarte zwaan opduikt erg klein, maar op lange termijn is het haast onvermijdelijk. Je kan het vergelijken met het gooien van een dobbelsteen. Als ik probeer om tien keer na elkaar zes te gooien zal het me hoogstwaarschijnlijk niet lukken. Maar als ik een paar miljard keer zou proberen (gesteld dat ik daar de tijd voor heb) dan zou zo’n reeks bijna zeker plaatsvinden. Zwarte zwaan-gebeurtenissen verontrusten en verwarren ons, omdat ze vaak in een verborgen hoekje schuilen. De bron van het Sars-Cov-2-virus was waarschijnlijk een kleine vleermuis die in Chinese grotten leeft. De financiële crisis van 2008 begon als een lokale huizencrisis in California. Het startschot voor de Eerste Wereldoorlog werd gegeven door een onbekende Servische nationalist die aartshertog Franz-Ferdinand vermoordde. De kranten in 1914 besteedden destijds weinig aandacht aan de moord. Pas achteraf bleek hoe groot de impact

6  >  april 2021

Een exponentiële curve: doordat ‘de aanloop’ van de curve vrij zacht is, onderschatten mensen hoe snel exponentiële groei kan gaan eens ze ‘op dreef’ is.

instort. Het coronavirus was ook zo’n dominosteentje. Dat een minuscuul, onzichtbaar virus in een mum van tijd de wereld lam kan leggen is voor velen moeilijk te aanvaarden. Het plotse besef van kwetsbaarheid zorgt voor cognitieve dissonantie: ‘Hoe kan het dat onze hoogtechnologische beschaving dit virus zo moeilijk de baas kan? Waarom moeten we ons verlaten op primitieve maatregelen als lockdowns, isolatie en quarantaine?’

De frustratie die lockdowns en andere coronamaatregelen veroorzaken kan snel omslaan in het zoeken van zondebokken. In onze tijd zijn niet zozeer gemarginaliseerde groepen de kop van jut, maar wel de elites

jut, maar wel de elites: Big Pharma, de overheden en de ‘mainstream media’. Zij zouden onder één hoedje spelen om de gevaren van COVID-19 op te kloppen zodat er meer vaccins en pillen verkocht worden.

DE GEESTLOZE KOPIEERMACHINE Het feit dat mensen naar zondebokken wijzen, vloeit voort uit het feit dat we maar moeilijk greep krijgen op wat een virus nu precies is. Virussen zijn dan ook buitengewoon bizar. Ze zijn niet echt dood, maar ook niet echt levend: ze hebben geen metabolisme en kunnen zich niet zelfstandig verplaatsen. Het enige waar een virus goed in is, is het binnendringen van onze lichaamscellen en ze omvormen tot virusfabriekjes. En hoe meer virusfabriekjes er ontstaan, hoe zieker we worden. De verspreiding van virussen is natuurlijke selectie in zijn ruwste vorm. De virussen die er het best in slagen om zichzelf te kopiëren met behulp van hun gastheer, zullen zich als een

DEGEUS


ACTUA

bosbrand verspreiden doorheen menselijke populaties. Dit is een puur mechanisch proces zonder plan of doel. Een virus denkt of voelt niks: het doet gewoon wat een virus doet.

Bij een schokkende gebeurtenis zoekt ons brein bijna automatisch naar een bewuste actor die er achter zou schuilen Het feit dat dit een puur mechanisch, ‘geestloos’ proces is, is voor veel mensen onbevredigend. Bij een schokkende gebeurtenis zoekt ons brein bijna automatisch naar een bewuste actor die er achter zou schuilen, ook als die er helemaal niet is. Deze neiging zien we ook terug in natuurreligies, denk maar aan het geloof in de god van de bliksem en de donder. Op een analoge manier komen mensen uit bij het idee dat een groep boosdoeners het virus in een labo heeft gemaakt en op de wereld heeft losgelaten.

EXPONENTIËLE GROEI Naast complotdenken vormt ook onderschatting een groot gevaar bij epidemieën. Dat heeft alles te maken met het feit dat we weinig vertrouwd zijn met het fenomeen van exponentiële groei. Eens virussen zich nestelen in een gastheer groeit hun aantal in een waanzinnig tempo aan. Binnen een mum van tijd zijn er 1.000 virussen, dan 2.000, vervolgens 4.000, 8.000, 16.000, 32.000, 64.000 … in ons lichaam aanwezig. Geen enkel organisme plant zich zo snel voort als een virus. Exponentiële groei is de superkracht van het virus. Ze maakt dat virussen in staat zijn om gastheren die miljoenen keer groter zijn dan zichzelf te verschalken. Als die gastheren, wij dus, ook nog eens beginnen hoesten of niezen, springt het virus over naar een andere gastheer en begint de hele cyclus van razendsnelle replicatie opnieuw. Zo komt er een nieuw exponentieel proces op gang: dat van besmetting. Ondertussen weten we

DEGEUS

hoe snel dat kan gaan. Tot nog toe zijn er reeds 100 miljoen mensen besmet geraakt met het coronavirus. Ongeveer 2,5 miljoen stierven reeds aan COVID-19. Daarnaast heeft een veelvoud daarvan nog steeds last van langdurige COVID-symptomen. Deze aantallen zullen helaas nog oplopen tot aan het punt waarop voldoende mensen gevaccineerd zijn.

Een andere bron van onderschatting is de relatief lage mortaliteit van COVID-19 in vergelijking met pandemische ziekten uit het verleden. De mortaliteit van COVID-19 ligt tussen de 0.5% en 0.8%. De Spaanse griep liep in ongeveer 10% van de gevallen dodelijk af en de builenpest doodde maar liefst 30 à 60% van de patiënten.

ZICH STOTEN AAN DEZELFDE STEEN

Hoe meer inzicht we krijgen in onze eigen psychologische mechanismen, hoe rationeler we met de volgende pandemie zullen omgaan

Doordat we exponentiële groei niet goed vatten, laten we ons telkens weer vangen door nieuwe epidemieën. We zien de alarmsignalen altijd pas als het te laat is. Het verraderlijke aan een exponentiële curve is dat de groei in de beginfase niet spectaculair lijkt. Maar op een gegeven moment wordt de curve steiler en steiler. Op dat moment is het reeds te laat om de epidemie te stoppen. Duizenden mensen per dag raken besmet en zij besmetten op hun beurt weer anderen. Na een paar dagen worden dat er tienduizenden of meer. Dan helpen enkel nog de meest drastische maatregelen zoals lockdowns om de toestroom van patiënten naar de ziekenhuizen te remmen.

Doordat we exponentiële groei niet goed vatten, laten we ons telkens weer vangen door nieuwe epidemieën HET GEVAAR VAN ONDERSCHATTING Zodra mensen beseffen dat er een epidemie gaande is hebben ze maar één wens: dat ze zo snel mogelijk voorbijgaat. Dit soort wensdenken maakt het onderschatten van het gevaar erg verleidelijk. De verraderlijke aard van het Sars-Cov-2-virus werkt die onderschatting bovendien nog in de hand. Ten eerste zijn de beginnende symptomen van COVID-19 weinig alarmerend. Ze lijken een beetje op die van de griep: hoesten, hoofdpijn en koorts. Pas in een latere fase richt de ziekte zware schade aan de longen en andere organen.

Toch is de dodentol van het coronavirus erg hoog omdat de ziekte zeer besmettelijk is én omdat de hele wereldbevolking er vatbaar voor is. Het gaat immers om een volledig nieuw virus waar niemand immuniteit tegen heeft opgebouwd. Het indammen van het virus met lockdowns en andere maatregelen was dus geen overbodige luxe. Een bierviltjesberekening toont hoeveel doden er zouden gevallen zijn als we het virus niet hadden afgeremd. Stel dat 70% van de wereldbevolking uiteindelijk besmet zou geraken. Dat zijn 5,5 miljard van de bijna 8 miljard mensen op aarde. De mortaliteit van COVID-19 ligt tussen de 0,5 en 0,8%. Bijgevolg zouden er tussen de 27 en 42 miljoen mensen sterven aan de ziekte. In dat scenario zouden de gezondheidssystemen volledig crashen waardoor het totaal aantal doden nog veel hoger zou liggen. Het is moeilijk om zoiets voor te stellen, aangezien zoiets nog nooit is voorgevallen in ons leven. Het zoeken naar complotten en zondebokken, het onderschatten van het virus, wensdenken over het verloop van de pandemie en het onvermogen om worst-case-scenario’s in te beelden … al deze zaken zullen ons ook bij toekomstige pandemieën nog parten spelen. Maar hoe meer inzicht we krijgen in onze eigen psychologische mechanismen, hoe rationeler we met de volgende pandemie zullen omgaan.

april 2021  >  7


ACTUA

Boekenroof, indoctrinatie en verzet in nazi-Duitsland Op 8 mei herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het is de dag dat ­nazi-Duitsland officieel capituleerde. Hoe meer tijd er verstrijkt – 1945 is per slot van rekening al vijfenzeventig jaar geleden – hoe kleiner de impact van de oorlog op onze samenleving en de jongere generaties. Toch is het ontzettend belangrijk de herinnering aan de oorlog levendig te houden en lessen te trekken uit de parallellen die er zijn tussen de aanloop naar de oorlog in de woelige jaren 30 en onze tijd. Arnoud Van Der Straeten

De Tweede Wereldoorlog ligt al meer dan vijfenzeventig jaar achter ons. Een totale oorlog, een Inferno zoals Max Hastings het omschreef in één van zijn beste boeken over de Tweede Wereldoorlog. Een oorlog die straks voor mijn kinderen evenveel zal betekenen dan wat de Napoleontische oorlogen voor mij betekenen. Een oorlog uit lang vervlogen tijden. Intussen begint de tijd de wonden te helen, en maar goed ook. De verscheurende impact van de repressie, collaboratie en verzet op jongere generaties wordt almaar kleiner. Ik ben niet meer opgegroeid in een wereld waar mensen gecatalogeerd worden in witten en zwarten. Het heeft, denk ik ook, geen zin om in het verleden te blijven leven. Dat wil niet zeggen dat we niet moeten leren uit ons verleden, want de geschiedenis rijmt en herhaalt zich.

8  >  april 2021

Zeker vandaag zijn er parallellen te trekken met 1930. Nu meer dan ooit moeten we het inferno en vooral de aanloop ernaar tijdens de jaren 30 analyseren en gebruiken als referentiekader.

Een oorlog die straks voor mijn kinderen evenveel zal betekenen dan wat de Napoleontische oorlogen voor mij betekenen In het nazi-Duitsland van de jaren 30 van de vorige eeuw deed er zich een massale culturele indoctrinatie en zuivering voor. De operatie was minutieus voorbereid en uitgevoerd. Het nazi-apparaat legde in het Derde Rijk beslag op alle geledingen van de

Frans Van der Perre was de overgrootvader van de Hij werd als verzetsstrijder doodgefolterd door de n

samenleving. De gevoerde indoctrinatie was mogelijks krachtiger dan alle Vergeltungswaffen samen. Het nationaal-socialisme was een eclectische beweging zonder een uniforme, bindende doctrine. Haar ideologisch perspectief was vaag en paradoxaal. De nazi’s verenigden antiliberalisme, anti-socialisme en antisemitisme met elkaar, de vraag naar

DEGEUS


ACTUA

Genootschap was belangrijk omdat ze aan de wieg stond van de Deutsche Arbeiter Partei (DAP), de voorloper van Hitler’s NSDAP. Centraal in het gedachtegoed van het Thule Genootschap stond het mythische Ultima Thule, het noordse equivalent van de verdwenen beschaving van Atlantis. Thule zou bewoond zijn geweest door een ras van supermensen die door middel van magie verbonden waren met de kosmos. Ook zouden ze hebben beschikt over psychische en technologische krachten die deze van de vroege twintigste eeuw ver te boven gingen. Doel van het Thule Genootschap was deze geheime kennis in te zetten om het Duitse vaderland te redden en een nieuw Arisch ras te vestigen, waarna een nieuwe Messias zou verschijnen om zijn volk te leiden. Dat velen hierin na verloop van tijd Hitler gingen zien, ligt voor de hand.

Het nationaal-socialisme was een eclectische beweging zonder een uniforme, bindende doctrine Een belangrijk voortraject ligt in ­Sebottendorfs tijd bij de Germanenorden, die een occulte, actieve werking hadden in tal van Duitse steden. In 1916 was hij hiervan lid geworden. Het Thule Genootschap was een dekmantel voor de rituele activiteiten van de Germanenorden.

auteur. nazi’s in KZ Neuengamme.

lebensraum met de vraag naar een rurale samenleving, het verwerpen van de moderne cultuur met anti-intellectualisme en volks enthousiasme, een militaire spirit met een sacraal nationalisme, racisme met de biologische genetica, het streven naar wraak voor de Eerste Wereldoorlog met fantasieën naar wereldmacht, een volks sociaal-politiek beleid met de vernietiging van vakbonden en liberalisme,

DEGEUS

anti-katholicisme met Germaanse christelijkheid.

ULTIMA THULE De ideologische wortels van het nationaal-socialisme zijn te zoeken in de Thulebeweging. Met de oprichting van het Duitse Thule Gesellschaft kreeg de theorie over Ultima Thule als het mythische land van herkomst van de noordelijke Arische rassen een grote impuls. Het was Rudolf von ­Sebottendorf die in november 1918 deze rechts-extremistische en antisemitische beweging stichtte. Het Thule

In 1933, wanneer de nazi’s aan de macht kwamen, publiceerde ­Sebottendorf het boek Bevor Hitler kam. Daarmee wou hij de vruchten plukken van de groeiende rechtse machtsinvloed in Duitsland. Hij trachtte duidelijk te maken welke bijdragen aan het nieuwe bewind híj had verwezenlijkt: het bloed van de gijzelaars van het Thule Genootschap die in 1919 werden terechtgesteld, steun aan de stoottroepen, de oprichting van een racistische orde en de vereniging van de Duitse arbeiders om nog te zwijgen van de oprichting van de Deutsche Arbeiter Partei en de

april 2021  >  9


ACTUA

koop van uitgeverij Eher. Het was die uitgeverij die de Volkischer Beobachter – de partijkrant van NSDAP – publiceerde en die later ook Mein Kampf zal uitgeven. Het opeisen van de intellectuele grondlegging van het nationaalsocialisme viel niet in de smaak bij de nieuwe regering, want volgens de officiële versie was die rechtstreeks afgeleid uit de inhoud van Mein Kampf en is de nationaal-socialistische ideologie de creatie van de Führer. Het boek van Sebottendorf werd daarop verboden en de schrijver werd begin 1934 gearresteerd.

ALFRED ROSENBERG EN DE BOEKVERBRANDINGEN De nationaal-socialisten hadden nood aan een nieuwe huisfilosoof en partijideoloog en die vonden ze in de figuur van Alfred Rosenberg, niet toevallig ook aangesloten bij het Thule Genootschap. Hitler benoemde in 1934 ­Rosenberg tot Reichsleiter en hoofd van de Auslandsorganisation van de NSDAP en werd daarmee chef van de wetenschappelijke en geestelijke afdeling van de partij. Rosenberg groeide op in Moskou. Tijdens het revolutiejaar 1917 komt ­Rosenberg in het bezit van De Protocollen van de wijzen van Sion. Het blijkt te gaan om een verslag van een geheime Joodse vergadering. Dit document wordt voor Rosenberg van doorslaggevend belang.

Het was een agressieve aanval op dissidente literatuur die leidde tot de boekverbrandingen In Rusland had extreemrechts in zijn propaganda al vroeg gebruikgemaakt van de ‘Joodse revolutionairen’ en met de Protocollen iets achtergelaten dat het nationaal-socialisme nog bijzonder goed van pas zou komen. De Protocollen van Sion was het zogenaamde verslag van een geheime Joodse bijeenkomst aan het einde van de negentiende eeuw, waarop een groep invloedrijke Joden, de wijzen van Sion genaamd, een samenzwering

10  >  april 2021

Officiële doodsbrief

zou hebben beraamd om de wereldheerschappij te veroveren. Via infiltratie en corruptie zouden de Joden met de hulp van kapitalisten en liberalen in de wereld achter de schermen aan de touwtjes moeten gaan trekken. Het boek is echter een vervalsing en de vergadering was fictief. Tot op de dag van vandaag spelen de Protocollen een belangrijke rol in de mythe rond de Joodse wereldsamenzwering. De Protocollen van de wijzen van Sion bekrachtigde de ideeën en waandenkbeelden die de jonge Rosenberg koesterde. Zeer waarschijnlijk is het ook Rosenberg geweest die het boek aan Hitler bezorgde. Het geschrift zou een even drastisch effect op Hitler hebben als op Rosenberg een paar jaar eerder. Vanaf 1933, na Hitlers machtsovername, startten de nazi’s met een systematische, openbare boekverbranding van boeken die niet strookten met de nazi-ideologie. Daarbij werden

honderden Joodse bibliotheken geplunderd, zowel privé- als openbare verzamelingen werden niet gespaard. De speciaal daarvoor opgezette Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg (EER) had tot doel de bibliotheken, de kunstgalerijen en verschillende bezittingen van Joodse herkomst te confisqueren en zo de NSDAP van materiaal te voorzien. De Einsatzstab bestond uit een groep deskundige Duitse bibliothecarissen die hun werk zeer grondig verrichten.

Om te beginnen dienden Duitsers hun eigen boekenkast te zuiveren Eens de nazi’s aan de macht waren, verschoof hun ideologisch strijdtoneel van de occulte Germanenloges naar het openbare leven. Culturele manifestaties werden systematisch verstoord; van onwelgevallige film-

DEGEUS


ACTUA

en telefoontjes. Er werden lijsten met ongewenste literatuur opgesteld, die werden gepubliceerd in de Völkischer Beobachter. Het was een agressieve aanval op dissidente literatuur die leidde tot de boekverbrandingen. De on-Duitse geest diende in openbare bibliotheken vernietigd te worden. De Duitse universiteiten moesten bolwerken van tradities van het Duitse volk vormen. Rosenberg plande gecoördineerde boekverbrandingen. Die verbrandingen moesten als een festival worden opgezet en comités, verspreid over Duitsland, werden aangespoord de evenementen aan de man te brengen, sprekers in te schakelen, brandhout te verzamelen en ondersteuning te zoeken bij studentenorganisaties en NSDAP-leiders.

De overlijdensakte zoals die bewaard is gebleven in KZ Neuengamme vermeldt als doodsoorzaak Herzmuskelschwächen, of zwakte van de hartspier. Een SS-eufemisme voor dood door foltering.

Op 10 mei 1933 planden de nazi’s een ideologische en culturele Kristallnacht; de aftrap voor de boekenverbrandingen. Diezelfde avond ging de vlam in meer dan negentig boekenstapels verspreid over heel Duitsland. Ze vonden plaats op centraal gelegen openbare pleinen en in ettelijke steden waren krachtige schijnwerpers aangerukt om het effect nog te versterken. In sommige steden werden de boeken op mestkarren met ossen ervoor naar de pleinen gereden, als waren ze op weg naar een terechtstelling.

LITERATUUR ALS SLAGVELD

Familiefoto vlak voor de mobilisatie, 1939

voorstellingen tot zogeheten entartete kunst. Woningen van schrijvers werden besmeurd. Progressieve auteurs zoals Thomas Mann ontvingen een niet-aflatende stroom dreigbrieven

DEGEUS

Om te beginnen dienden Duitsers hun eigen boekenkast te zuiveren. Naast de oogst uit de eigen boekenkast, werd er ook aangeklopt bij openbare bibliotheken en plaatselijke boekenhandelaren voor verderfelijke literatuur. Openbare bibliotheken hadden na de Eerste Wereldoorlog grote opgang gemaakt in Duitsland. Na 1914 konden door de economische crisis en de gierende inflatie steeds minder Duitsers zich de aanschaf van boeken nog veroorloven. De bestaande openbare bibliotheken konden de grote vraag naar boeken niet aan, waardoor er ruim 15.000 bibliotheken bij kwamen. Nazi-bibliothecarissen waren al langer gestart met een literatuurlijst die

het verbranden waard was. De eerste versie bevatte slechts twaalf namen, maar dit liep al vlot op tot 131 auteurs, ondergebracht in verschillende categorieën. Uiteindelijk waren op de lijst een groot deel van de Duitse auteurs terug te vinden die tijdens de Weimarrepubliek internationaal naam hadden gemaakt. Er stonden ook boeken van buitenlanders op. Communistische lectuur van Rosa Luxemburg, Trotski en Lenin was het allergevaarlijkst. Behalve bekende critici van het nationaal-socialisme belandden er op de lijst ook werken van historici bij wie de geschiedschrijving niet parallel liep met die van de nazi’s, vooral boeken over de Eerste Wereldoorlog, de Sovjet-Unie en de Republiek Weimar. Hetzelfde met denkers met een wereldbeeld waar de nazi’s niets van moesten hebben zoals Sigmund Freud en Albert Einstein. Zelfs boeken van buitenlandse herkomst die als decadent werden beschouwd of als uiting van westers liberalisme, belandden op de brandstapel: boeken van schrijvers als Franz Kafka, Ernest Hemingway, Jack London en Emile Zola.

Goebbels’ ministerie van Propaganda investeerde in een letterenbeleid dat in de Duitse geschiedenis en vermoedelijk in de hele moderne tijd zijn weerga niet kent Auteurs die het nationaal-socialisme een warm hart toedroegen, konden rekenen op forse beloningen. Nu ’s lands literaire grootheden emigreerden, vulden de voordien vaak veronachtzaamde auteurs de vrijgekomen plekken in Duitslands letterkundige academies, stichtingen en bonden in. Ze trokken ook nieuwe groepen lezers aan toen het regime de controle over de grote boekenclubs in Duitsland overnam. In 1933 telde de boekenclub Büchergilde Gutenberg 85.000 leden. Na de overname door de nazi’s groeide dat in een paar jaar uit tot

april 2021  >  11


ACTUA

330.000. Via een veelheid van boekenclubs, die samen miljoenen lezers bereikten, beschikte het regime over een kanaal om nationalistische en conservatieve auteurs te verspreiden. Goebbels’ ministerie van Propaganda investeerde in een letterenbeleid dat in de Duitse geschiedenis en vermoedelijk in de hele moderne tijd zijn weerga niet kent. In de rest van de jaren 30 kreeg het ministerie van Propaganda het Duitse boekbedrijf volledig in zijn greep, goed voor 2500 uitgeverijen en 16.000 boekenwinkels. Een van de eerste maatregelen om het boekenwezen van Joodse invloeden te zuiveren. Uitgeverijen, drukkerijen en boekhandels die in Joodse handen waren, werden geariseerd. Dat betekende dat ze Arische eigenaars kregen. De confiscatie en arisering van die uitgeverijen leidden tot enorme inkomsten voor de NSDAP.

De boerderij van Frans Van der Perre.

Indoctrinatie en het verspreiden van leugens vormen de essentie van autoritaire leiders Tegelijkertijd schonk men het Duitse Volk een nieuwe literatuur. In de jaren 30 kwamen er jaarlijks 20.000 nieuwe titels uit. Boeken die in de ogen van het ministerie van Propaganda ‘volksvormend’ waren, rolden en masse van de persen. Boeken die tot dan een beperkt leesbereik hadden gekend, behaalden gigantische oplagen. Toen Mein Kampf werd gedrukt in 1925 in een oplage van 850.000 exemplaren werden er slechts 9000 van verkocht. Na 1933 werden er minstens 6 miljoen van gedrukt. Elk huwelijkskoppel kreeg een exemplaar cadeau. Elk dorp, elke gemeente en elke stad was verplicht minstens één exemplaar aan te kopen. Duitsland bleef achter met miljoenen geroofde boeken. Het is een publiek geheim dat elke grote Duitse bibliotheek nog steeds over geroofde boeken beschikt. De Duitse bibliotheeksector tracht

12  >  april 2021

© Gerbrich Reynaert

tegenwoordig uit morele verplichting dikwijls op veel te kleine schaal haar eigen verleden recht te zetten. Alleen al in Berlijn zijn naar schatting een kwart miljoen boeken terug te linken op basis van naamkaartjes en exlibrissen, maar het is een sisyfuswerk om die te overhandigen aan de rechtmatige eigenaar of nazaten. De Duitse cultuuradministratie stimuleert met subsidies haar bibliotheken om restitutieprojecten op te zetten, maar de resultaten zijn als druppels op een hete plaat, de middelen ontoereikend.

TOEN EN NU Indoctrinatie en het verspreiden van leugens vormen de essentie van autoritaire leiders. Systematische oneerlijkheid, het verspreiden van com-

plottheorieën, het manipuleren van informatie en media vernietigen onze opvattingen over de realiteit en ons denkbeeld. En dat is juist de doelstelling van psychopatische populisten. In dat opzicht is er een grote gelijkenis tussen 1930 en 2021. Het boekenbedrijf en de filmindustrie waren in de jaren 30 toonaangevend als massamedium en bepalend voor de publieke opinie. Boeken waren het middel om de massa te bereiken en indien goed aangewend zoals de nazi’s meesterlijk deden, ook om te brainwashen. Vandaag heeft het internet en sociale media die rol van boeken overgenomen. Maar net als in 1930 staat de waarheid in de frontlinie en wordt die bestookt met flagrante, populistische complotten en onwaarheden. Boeken blijven relevant als cultuurdragers. Boeken zijn als vensters op de wereld. Het probleem is dat velen tegenwoordig in kamers zonder vensters leven. De trivialisering en verkleutering van het hedendaags medialandschap

DEGEUS


ACTUA

onderstreept de noodzaak van een kritische massa en diepgaandere standpunten en perspectieven. Bibliotheken zijn in dat opzicht meer dan maatschappelijk relevant en hoogstnoodzakelijk en zullen dat steeds blijven. De woorden van Groucho Marx, Amerikaans komiek, acteur en schrijver, vatten het mooi samen: ‘Ik moet zeggen dat ik televisie erg leerzaam vind. Op het moment dat iemand de televisie aanzet, ga ik naar de bibliotheek en lees een boek.’

DE ERFENIS VAN DE OORLOG Ik begon dit artikel met de verzoenende stelling dat we niet meer mogen denken in wit en zwart. Dat we moeten leren uit ons verleden in plaats van er ons blind op te staren. België telt veel families die nog steeds gebukt gaan onder de last van de Tweede Wereldoorlog. Ook in mijn familie is dat het geval. Mijn overgrootvader Frans Van der Perre, geboren op 25 mei 1900 te Meerbeke was landbouwer en actief als verzetsstrijder aangesloten bij de lokale cel van de Witte Brigade in Ninove.

Net als in 1930 staat de waarheid in de frontlinie en wordt die bestookt met flagrante, populistische complotten en onwaarheden Die verzetsgroep heette eerst De Geuzengroep en kreeg pas na de bevrijding de naam Witte Brigade, met als suffix Fidelio, om zich te onderscheiden van anderen die hun naam zouden gebruiken of misbruiken. Het was een Belgische verzetsgroep, in de zomer van 1940 in Antwerpen opgericht door Marcel Louette. Louette bood verzet onder het pseudoniem Fidelio, genoemd naar enige opera van de Ludwig van Beethoven. De opera vertelt hoe Leonore, vermomd als gevangenisbewaker, haar man bevrijdt uit een politieke gevangenis en zo redt van de dood. Beethoven vertaalt met zijn opera een verhaal van persoonlijke opoffering, heroïsme en uiteinde-

DEGEUS

lijk overwinning. Fidelio ontstond in het Antwerpse en kreeg snel gevolg met ondergrondse cellen van de kust tot Limburg en Wallonië. Ook in Aalst en Ninove waren er Fidelio-verzetsgroepen actief. Oorspronkelijk hield de verzetsgroep zich enkel bezig met het drukken van sluikpers. In die tijd werden er honderden titels clandistien verspreid in België. Hun verzetskrant Steeds Verenigd – Unis Toujours riep Belgen op om in opstand te komen. Al snel ging de groep over tot actief verzet en contraspionage. Na de Battle of Britain, wanneer het Europese luchtruim voor het eerst het decor werd voor een hevige luchtoorlog, specialiseerde Fidelio zich in het redden, bevoorraden en helpen ontsnappen van geallieerde valschermspringers en gestrande vliegtuigbemanningen. Daarnaast was de groep bezig met het verkrijgen van militaire inlichtingen over de haven van Antwerpen en een mogelijke Duitse invasie in Engeland die operatie Seelöwe werd genaamd. Seelöwe werd nooit uitgevoerd, mede door de verloren luchtveldslag om Engeland. Op 27 juli 1944, met de bevrijding van Ninove op 3 september 1944 in het verschiet, werd Frans Van der Perre verraden door een dorpsgenoot. De Gestapo lokte hem in de val en hij werd aangehouden door Feldgendarmen in Ninove. Hij werd gefolterd in de gevangenis van Oudenaarde om vervolgens op 8 augustus overgebracht te worden naar de Nieuwe Wandeling in Gent. Op 30 augustus, vier dagen voor de bevrijding van zijn geboortestad, werd hij vanuit Antwerpen samen met de nog resterende Vlaamse politieke gevangenen in een beestenwagon afgevoerd naar Neuengamme, Duitsland. Neuengamme, vlakbij Hamburg, behoorde samen met het bij Weimar gelegen Buchenwald tot de grootste concentratiekampen op Duits grondgebied. De keuze om een concentratiekamp te bouwen vlakbij Weimar, de cultuurstad waar de voor de nazi’s zo gehate Weimarrepubliek werd ge-

ïnstalleerd, is geen toeval. De kampen deden dienst als doorgangskamp en als werkkamp. KZ Neuengamme en KZ Buchenwald beschikten niet over gaskamers, maar wel over crematoria om de tienduizenden doodgewerkte, verhongerde of gefolterde gevangenen efficiënt te verassen. Heinrich ­Himmler voerde als SS-opperbevelhebber persoonlijk de onderhandelingen met Hamburg en Weimar voor de inrichting, organisatie en logistiek van beide kampen. 106.000 mensen verbleven tussen 1938 en 1945 in Neuengamme. 42.900 gevangenen lieten er het leven. Mijn familie vernam pas in oktober 1945 van het Belgische Commissariaat voor de Repatriëring het overlijden van Frans. Hij overleed te Neuengamme op 27 februari 1945 om 7 uur ’s morgens. De overlijdensakte zoals die bewaard is gebleven in KZ Neuengamme vermeldt als doodsoorzaak Herzmuskelschwächen, of zwakte van de hartspier. Een SS-eufemisme voor dood door foltering. Mijn overgrootvader heeft geen graf. Zijn lijk werd vernietigd in de massacrematieoven van het kamp.

Oude wonden geraken makkelijk terug opengereten Ik draag dit artikel op aan mijn overgrootvader, landbouwer, en verzetsstrijder Frans Van der Perre. Had ik een zoon gehad, zou ik hem de naam Frans hebben gegeven. Tijd heelt de wonden, maar laat ons vooral niet vergeten waar extremisme, haat, racisme, populisme, het gebrek aan nuance en debat, echokamers en polarisatie ons toe kan leiden. Oude wonden geraken namelijk makkelijk terug opengereten. Over de auteur Arnoud Van Der Straeten is diensthoofd van de stedelijke bibliotheek in Aalst. Onder zijn bezielde leiding groeide het concept ‘Utopia’ uit tot wat het nu is: zoveel meer dan een bibliotheek, een plek om te experimenteren, te ontmoeten en te beleven.

april 2021  >  13


ACTUA

Nieuwe werkelijkheden scheppen HET HANNAH ARENDT INSTITUUT In de vroege zomer van 2020 werd het Hannah Arendt Instituut vzw opgericht door de Vrije Universiteit Brussel, de Universiteit Antwerpen en de stad Mechelen. Aanleiding hiervoor waren de gesprekken een jaar eerder tussen deze actoren om sterker in te zetten op de verbinding tussen wetenschap en praktijk. Vele onderzoeksresultaten blijven immers opgesloten binnen de academische wereld zelf en de steeds complexere samenleving vereist nu meer dan ooit onderzoek naar burgerschap, stedelijkheid en diversiteit, maar ook het inzetten op meer wetenschapsvalorisatie en vorming of training voor zij die met deze thema’s aan de slag gaan. De drie initiatiefnemende partners vonden elkaar dan ook op deze inhoudelijk als ruimtelijke as, waarbij initieel de interdisciplinaire Urban Studies platformen van beide universiteiten zouden samenwerken op de common ground van de stad Mechelen om daadkrachtiger hun onderzoek te vertalen naar beleid en praktijk. Ondertussen hebben collega universiteiten, middenveldorganisaties en overheidsdiensten zich aangesloten bij dit initiatief. Christophe Busch

De uitdaging is groot. Van grootsteden tot kleinere gemeenten, allen worden geconfronteerd met het zoeken naar een betere aanpak van toxische polarisatie, desinformatie, discriminatie, migratie, integratie, diversiteit, democratische weerbaarheid en dergelijke meer. De centrale vraag hierbij is hoe je het samenleven formatteert in een wereld die steeds complexer, sneller en diverser wordt. Hoe voer je een gedegen beleid dat aanzet tot betrokken burgerschap, wie en wat ondersteun je in het opzetten

14  >  april 2021

van de noodzakelijke verbindingen?

Hoe voer je een gedegen beleid dat aanzet tot betrokken burgerschap, wie en wat ondersteun je in het opzetten van de noodzakelijke verbindingen? Vanuit deze benadering kom je evident uit op de figuur van Hannah

Arendt (1906- 1975). De DuitsAmerikaanse filosofe is de politiek denkster bij uitstek die deze thema’s uitvoerig behandelde en tot op vandaag blijft inspireren. De wereld van Arendt is een ‘gemeenschappelijke wereld’. Het scheppen van die ‘gedeelde wereld’ is dan ook het resultaat van politiek handelen dat niet enkel voor politici is weggelegd, maar voor ons allen door te ‘verschijnen en te spreken’ in de publiek ruimte. Haar politieke theorie kenmerkt zich door het

DEGEUS


ACTUA

Het kwaad situeerde Arendt in de systemische onderstromen die leidden tot een gedachteloosheid (niet nadenken over de gevolgen) en een gebrek aan oordelen en het nemen van verantwoordelijkheid. Haar boodschap is dat politiek handelen de wereld kan redden door betrokken te zijn op het publieke leven en bij te dragen aan de creatie van onze ‘gedeelde wereld’.

'Het gezamenlijke leven in de wereld betekent in wezen dat zich tussen hen die haar bewonen een wereld van dingen bevindt, zoals een tafel zich bevindt tussen degenen die eraan hebben plaatsgenomen; als door elk ander intermediair worden mensen door de wereld tegelijkertijd verbonden en gescheiden' H. Arendt

‘Macht wordt alleen verwerkelijkt waar woord en daad niet uit elkaar gegaan zijn, waar woorden niet leeg zijn, en daden niet brutaal, waar woorden niet gebruikt worden om intenties te verbergen, maar om werkelijkheden te onthullen, en waar daden niet gebruikt worden om geweld te plegen en te vernietigen, maar om relaties tot stand te brengen en nieuwe werkelijkheden te scheppen.’ Hannah Arendt, De menselijke conditie, University of Chicago Press, 1958.

DE TAFEL

verschuiven van de focus van de vita contemplativa (‘de wereld van ideeën’) naar de vita activa (de wereld van ‘de mensen en de zich aandienende dingen van de wereld’). Ze sprak toen al, haar hoofdwerk De menselijke conditie verscheen in 1958, over de problematische technologisering en atomisering van de mens. Het verlies van verbondenheid of een voortschrijdende ontworteling van de massa die kon leiden tot totalitarisme dat ze zowel bestudeerde als beleefde.

DEGEUS

Een van haar belangrijkste metaforen is deze van De tafel. Volgens Arendt wordt de wereld bewoond niet door De mens, maar wel door mensen die in interactie treden met elkaar, die dingen maken, scheppen, initiëren. ‘Het gezamenlijke leven in de wereld betekent in wezen dat zich tussen hen die haar bewonen een wereld van dingen bevindt, zoals een tafel zich bevindt tussen degenen die eraan hebben plaatsgenomen; als door elk ander intermediair worden mensen door de wereld tegelijkertijd verbonden en gescheiden.’

We nemen initiatief om mensen uit te nodigen aan onze tafel om elk vanuit zijn perspectief en waarnemingspositie de brug te slaan tussen het denken en het handelen

Het nieuwe Hannah Arendt Instituut poogt zo’n tafel te zijn. Een tafel tussen academia en professionals zoals beleidsmakers, ambtenaren, burgers, het middenveld ... We nemen initiatief om mensen uit te nodigen aan onze tafel om elk vanuit zijn perspectief en waarnemingspositie de brug te slaan tussen het denken en het handelen. De tafel maakt die bijeenkomst mogelijk en duurzaam. We moeten daarbij nadenken welke vorm de tafel aanneemt, welk materiaal, welke stoelen of banken we voorzien, wat we op de tafel leggen, wat we van de tafel weghalen. Een tafel ook die het verleden en het heden verbindt, net zoals historische

april 2021  >  15


ACTUA

zoeken naar werkbare oplossingen die een positieve impact hebben op het samenleven. Cruciaal daarbij zijn onze kernwaarden: kennis gedreven, impact gedreven, meerstemmigheid, dialoog gericht en originaliteit. Wat we doen, wat we zeggen moet feitelijk zijn, moet meerstemmig zijn. Klinkt logisch, maar is het niet in tijden van toenemende desinformatie en complotdenken.

We willen hiermee inspelen en meewerken aan een stabiele(re) samenleving, waarin iedereen zich betrokken voelt

Hannah Arendt

conferentietafels cruciaal waren in het maken van een nieuwe politieke en sociale orde. Het ‘aan de tafel komen’ met alle overeenkomsten en meningsverschillen lijkt dan in dit gepolariseerde informatietijdperk een van de belangrijkste uitdagingen. Beetje zoals onze recente podcast het reeds titelde: hoe zoeken we in tijden van het grote gelijk, naar de gemene delers van het samenleven? Te midden van deze pluraliteit aan mensen en meningen en onvoorspelbaarheid van hun handelen wil het Hannah Arendt Instituut zijn bijdrage leveren.

Het ‘aan de tafel komen’ met alle overeenkomsten en meningsverschillen lijkt in dit gepolariseerde informatietijdperk een van de belangrijkste uitdagingen IN DE PRAKTIJK In concreto zet het instituut in op vier grote activiteiten: beleid- of praktijkgericht onderzoek, wetenschapsvalorisatie en -communicatie, vorming en training en relationeel makelaar-

16  >  april 2021

schap. Het onderzoek dat we voeren moet dan ook steeds direct een vertaalslag kennen naar het identificeren van evidence- en practice based methoden en praktijken die werkzaam, haalbaar en impactvol zijn. Zo doen we bijvoorbeeld onderzoek naar sociale participatie en burgernetwerken in het licht van de vierde pijler inzake integratie en burgerschap. Of bestuderen we, samen met de Koninklijke Voetbalbond, hoe sport kan ingezet worden ter preventie van radicalisering of beter ter bevordering van het sociale weefsel en de betrokkenheid op het samenleven. Een onderzoek naar de werkzame ingrediënten die moeten leiden tot Red Coach trainingen. Maar ook willen we bestaand onderzoek omtrent burgerschap, stedelijkheid en diversiteit beter in kaart brengen en vertalen richting de samenleving. We willen hiermee inspelen en meewerken aan een stabiele(re) samenleving, waarin iedereen zich betrokken voelt. We trachten mensen de ogen te openen – zie ons logo ;-) – door wetenschappelijke kennis te verbinden met inzichten en ervaringen van beleidsmakers, organisaties en burgers. Samen met hen

Het nieuwe instituut is dan ook het toepassen van Arendt haar nataliteitsprincipe, met andere woorden de mens kenmerkt zich door de mogelijkheid steeds te herbeginnen, aanvang te nemen met iets, een relatie aan te gaan, het gesprek te starten. Het is een tafel die we plaatsen met een symbolisch lege stoel of bank om eenieder uit te nodigen deel te nemen aan de ‘gedeelde wereld’, door te denken en te handelen. Niet meer, niet minder. Of zoals Arendt het zelf formuleerde: ‘Wat ik beoog, is derhalve heel eenvoudig: het pretendeert niet meer dan nadenken over wat wij doen.’

Over de auteur Christophe Busch is de directeur van het Hannah Arendt Instituut. Busch is criminoloog van opleiding en expert in dadergedrag bij collectief geweld. Daarnaast haalde hij ook een master in de Holocaust en Genocide Studies (Universiteit van Amsterdam). Hij werkte twaalf jaar in de forensische psychiatrie. Hij was oprichter en voorzitter van het Center for Holocaust and Genocide Education vzw en startte in 2015 met het Network on Radicalisation & Polarisation (UFUNGU). Van 2012 tot november 2019 was hij algemeen directeur van het museum Kazerne Dossin.

DEGEUS


?


BESCHOUWING BAANBREKER

Humanisme en diversiteit Het humanisme heeft, zijn van oorsprong nobele uitgangspunten ten spijt, zich nooit kunnen bevrijden van christelijk discriminatiedenken en blijft nog steeds een ontwikkeld en Verlicht ‘wij’ tegenover een inferieur ‘zij’ plaatsen. Door het mens-gecentreerde denken dat in het humanisme besloten ligt, is het evenmin in staat om voldoende tegenwicht te bieden aan de uitbuiting van onze planeet en aan het om zeep helpen van het klimaat. Het humanisme moet zich dan ook grondig herbezinnen en zich transformeren tot een nieuw, inclusief en ecologisch humanisme. Rik Pinxten

HUMANISME: WAAROVER HEBBEN WE HET? Humanisme ontstond in het Europa van de vijftiende eeuw, met het terug bekend geraken van enkele bronnen uit de antieke oudheid. Dit was in de wereld van toen – in (West-) Europa gedomineerd door de centralistische kerk in Rome – een revelatie: Rome had immers met succes die bronnen deels vernietigd en uitgefilterd om de invloed van dat heidens denken minimaal te houden.

Het historisch Europese humanisme is niet voldoende geëmancipeerd geraakt uit het christelijke discriminatiedenken tussen de beschaafden (wij) en de onderontwikkelden (zij) Tegelijk werden er toen gegevens over andere culturen dan degene die de Heilige Schrift voorzag ontdekt. Zo

18  >  april 2021

schrijft Montaigne met oprechte en open verwondering over de eerste Indianen die in Europa werden ‘getoond’. Vrijwel onmiddellijk werd dat cultureel verschil theologisch aangepakt en geleerd geplaatst: die anderen (van Azië over Amerika tot Afrika en Oceanië) waren natuurlijk pre-christelijk, heidens en moesten vooral aan de norm (de christelijke Europeaan) aangepast worden. Verschil was dus achterstand, primitiviteit. Ook het humanisme ging steeds meer daarin mee en is zo nooit uit dat christelijk discriminatiedenken geraakt. Wij hadden toch de wetenschap, wij hadden de juiste moraal en wij hadden de wereld veroverd, dus moesten we dat verschil met ‘hen’ (allemaal samen) wel als hun achterstand zien. De zaak was dus om hen zo snel mogelijk op te voeden, te ontwikkelen (uit de wikkels te halen), stelden de meeste humanisten voor. Ontken ik vandaag dat wetenschap een meer betrouwbare kennis is dan


BESCHOUWING BAANBREKER

volkse opvattingen? Geenzins, de resultaten van wetenschappelijk denken zijn merkwaardig. Beweer ik dan dat de westerse inzet deels een zelfoverschatting is? Dat meen ik inderdaad. Wetenschap is een proces van voortschrijdend inzicht dat ons de meest betrouwbare kennis oplevert die we nu kennen. Maar samen met die kennis zijn er intuïties, morele en politieke waarden en economische en andere belangen die het onderzoek sturen of soms ook verhinderen. Als we dat erkennen, dan moeten we daarmee meteen toegeven dat het minderwaardig beschouwen van het grootste deel van de mensheid – omdat ze op die ene dimensie (wetenschappelijke kennis) niet mee evolueerden – verblindend kan werken. Of zoals Lévi-Strauss, een reus in sociale wetenschappen, zei: je wordt vlug een imposteur als je je verbergt achter wetenschap. Dat kan leiden tot uitbuiting en structurele ongelijkheid in levensverwachting en welvaart van andere culturen, zoals van sociale klassen. Dat is exact wat gebeurde met slavernij, kolonisering en handelsoorlogen als uitingen.

De impact van de eigen Europese (of westerse) houding tegenover de rest van de mensheid en de natuur wordt in hoge mate vergeten of zelfs ontkend Dat ook figuren die wij, humanisten, tot onze rangen rekenen daar gretig aan participeerden moet ons toch tot zelfkritiek kunnen brengen (Voltaire verdiende zijn hele leven aan slaven-

'Bij de ontologieën van andere, zogenaamd ‘primitieve’, culturen vinden we een arsenaal aan interessante intuïties en aansluitende waardenschalen die veel minder de exclusieve of uitzonderingspositie van de mens vooropstellen, maar eerder een systemische ‘habitat’-visie op mens en natuur aanhouden.' A smoky day at the Sugar Bowl - Hupa 1923 © Wikimedia Commons | Curtis, Edward S., 1868-1952, photographer .

april 2021  >  19


BESCHOUWING BAANBREKER

handel, om slechts een voorbeeld te noemen). Het historisch Europese humanisme is niet voldoende geëmancipeerd geraakt uit het christelijke discriminatiedenken tussen de beschaafden (wij) en de onderontwikkelden (zij).

Wij, de Verlichten, hebben grotendeels schuld aan de klimaatopwarming die de gehele mensheid morgen bedreigt Natuurlijk zijn er eervolle uitzonderingen die er alles aan deden om in hun denken voorbij de discriminatie te geraken, met name de eerste humanisten waren minder bevooroordeeld en toonden meer openheid van geest. Maar ook vandaag is de boventoon toch nog steeds die van de Verlichten (wij die beweren zo rationeel te zijn) die de dragers van een hoofddoek hun slechte gewoonten moeten afleren, de simpelen van geest vooral moeten overtuigen geen kinderen te maken, of die een andere one-issue-aanklacht (zoals beperkt materieel bezit: ze hebben zo weinig) over hen uitstorten en tegelijk zichzelf zo verheven achten. De impact van de eigen Europese (of westerse) houding tegenover de rest van de mensheid en de natuur wordt daarbij in hoge mate vergeten of zelfs ontkend. Bijvoorbeeld: ‘wij’ kennen democratie, dus waarom zien ‘zij’ niet in dat dit de beste weg is? Maar is dat wel juist? Wat met Trump, Bolsonaro of verkozenen van het Vlaams Belang? Kunnen we echt veel dictators in de huidige wereld vinden die niet door ‘ons’ aan de macht zijn geholpen of gehouden, voor onze belangen?

Diversiteit is voor mij een diep-structurele houding, ook ten aanzien van de natuur OPROEP TOT NEED-HUMANISME Ik voel meer en meer dat het urgent is om het humanisme opnieuw te enten op de wereld van vandaag, en daarbij te leren uit de fouten uit het verleden.

20  >  april 2021

Wij, de Verlichten, hebben ten slotte grotendeels schuld aan de klimaatopwarming die de gehele mensheid morgen bedreigt, en aan de structurele nieuwe ongelijkheid, terwijl wij ook via privébezit en patentrechten de natuur razendsnel leegroven en zo onder andere pandemieën veroorzaken. Ik stel voor dat we dringend werk maken van een update van het humanisme, die ik samenvat als NEED-humanisme: NietEurocentrisch, Ecologisch en Duurzaam Humanisme. Diversiteit is voor mij een diep-structurele houding, ook ten aanzien van de natuur.

NIET-EUROCENTRISCH Het humanisme van vandaag botst op steeds nieuwe golven van racisme (zie de VS, maar ook in Nederland met de opvattingen van Thierry Baudet) en diepgeworteld discriminatiedenken. Van dat laatste is de langzaam insijpelende term ‘omvolking’ (afkomstig uit de nazipropaganda) een voorbeeld. Die term – onder andere gebruikt door verkozenen zoals Dries Van ­Langenhove in Vlaanderen – houdt in dat de zogenaamd oorspronkelijke bevolking (wit, Vlaams of Hollands) in sneltempo vervangen wordt door vreemdelingen via immigratie of vluchtelingenstromen. Dat ook extreemrechts in de VS dit als argument gebruikt tegen zwarten, Chicanos, Aziaten en … Indianen, is natuurlijk kenmerkend voor de bijziendheid van die identitaire bewegingen: de witte Amerikaan was de inwijkeling, toch? En het zijn toch diezelfde witten die miljoenen Afrikanen als slaven importeerden voor eigen winsten, niet? Maar ook in onze streken, sinds de verovering door die schrijvende vreemdeling Julius Caesar (circa vijftig jaar voor onze jaartelling), weten we dat ongeveer iedereen hier gekomen en gebleven is. Dat geldt trouwens voor de hele corridor van de Oeral tot de Atlantische Oceaan, een transitgebied, waar we per definitie bastaardculturen hebben, als die term dan nog betekenis heeft. Elke humanist, uitgaand van het principe ‘de mens eerst’ en pleitbezorger van feiten boven geruchten of vage overleveringen, zou dat dus moeten

omarmen: de fierheid van intrinsiek bastaarddom. Dat impliceert als eerste stap dat we eindelijk de moordende discriminatievormen moeten afbouwen, waaronder die rond ras, gender en religie. Dit slechten van diep-structurele vooroordelen is één stap. Het positief en constructief ontwerpen van intrinsiek inclusieve alternatieven is de volgende stap. Vermoedelijk zullen die alternatieven meervoudig en (cultureel, raciaal, religieus …) intrinsiek gemengd zijn. De gedachte dat één alternatief meer universele geldigheid bezit dan alle andere is een relict uit het discriminerende verleden waaruit wij voortkomen. Uit studie van andere culturen (want sinds ongeveer honderdvijftig jaar zijn we voorzichtig begonnen met die wetenschappelijke studie) weten we dat religies bijvoorbeeld niet noodzakelijk geloof en geloofsopvattingen kennen (er zijn ongeveer zesduizend verschillende religies in de wereld), noch zelfs steeds een godsgeloof impliceren. We weten ook dat etnocentrisme en andere houdingen tegenover anderen en verschil in vele verschillende vormen voorkomen binnen de mensheid: racisme is maar één, extreme vorm. Een van exclusie. Een heel andere vorm, vermenging tussen volkeren, clans of andere eenheden, komt ook vaak voor. Soms zelfs als bewuste politiek. Meestal gebeurt dat door interhuwelijken, maar ook door economische transactievormen. De diversiteit op tal van vlakken is immens en zeer leerrijk voor een cultuur zoals de onze die zichzelf als de norm van ‘goede’ of ‘ontwikkelde’ vorm van de mensheid ziet. Dat de godsdiensten van het boek het daarmee moeilijk hebben en zichzelf, op basis van hun hiërarchisch godsmodel en ontologie, als enige of beste vorm van de mensheid zien, zou voor de humanist best heel duidelijk en expliciet als een soort kinderziekte kunnen worden gezien waar we eindelijk uitgroeien, nu de wereld feitelijk interdependent geworden is en niet meer vanuit één navel kan bekeken worden. Op dit punt ligt nog veel werk op de plank.

DEGEUS


BESCHOUWING BAANBREKER

De kwalitatieve en vergelijkende aanpak van de moderne sociale en humane wetenschapper (zeker in de antropologie, de politicologie en met aanzetten in psychologie, godsdienstwetenschappen en zelfs een beetje in de filosofie) kan hier helpen, onder andere met een praktische methodische aanpak in een vierstappenbenadering (nvda. Pinxten R., Kuifje wordt volwassen. Over dekolonisering van de geest, EPO, 2019). Zo kan de humanist de meer exclusivistische medeburger aanleren hoe de moderne wetenschapper stilaan methodisch leert te luisteren en te onderhandelen over ‘feiten’ rond cultuur en sociale identiteit, om zo tot kennis van de mens te komen.

De gedachte dat één alternatief verder, meer universeel geldig zou zijn dan alle andere is een relict uit het discriminerende verleden waaruit wij voortkomen ECOLOGISCH De voorbije paar generaties heeft vooral de westerse, technologisch versterkte vorm van roofkapitalisme de aarde progressief en nu zeer snel naar de afgrond gestuurd: de klimaatopwarming is een reële bedreiging voor miljoenen mensen in de komende generatie. Met aanhoudende temperaturen van meer dan veertig graden zullen grote gebieden de mens verdrijven of letterlijk doen stikken, schrijven onderzoekers van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dat treft zeker om en bij de vijfhonderdmiljoen mensen in de deltas van India en evenveel elders, bovenop wie zeker bedreigd zal worden door de stijging van de zeespiegel. Daarnaast is er de uitdroging en dus verschraling voor de landbouw in zeer uitgestrekte streken (van bijvoorbeeld Noord-Afrika tot de streek van Kortrijk, met een grote daling van bodemwaterpeil). Dat betekent noodzakelijk massamigraties, maar waarnaartoe? Hoe zien we dat vanuit humanistisch perspectief? In

DEGEUS

vergelijking daarmee stelt de hoeveelheid vluchtelingen van vandaag (zoals in de regio van de Middellandse Zee) niets voor. Tegelijk heeft het roofkapitalisme vanuit onze regio sinds Columbus ervoor gezorgd dat steeds meer de natuur (de andere soorten, en zelfs ook water en lucht) rechteloos aan onze wil onderworpen werd. We vernietigen nu aan recordtempo natuurgebieden en zorgen zo voor een immense reductie van biodiversiteit. Een bijproduct: zoönose (het overspringen van bijvoorbeeld virussen van vroeger onaangeroerde soorten op de mens) is al verantwoordelijk voor een meerderheid van ‘nieuwe’ epidemieën, alsook de verschraling van de diversiteit van soorten het totale genetische potentieel van de hele aarde betekent. Humanisme vandaag moet met die problemen bezig zijn. Meer nog, de oude visie moet dringend bijgesteld worden zodat een ecologische (en klimatologische) dimensie een intrinsiek onderdeel vormt van modern humanisme. Niet enkel rechten van dieren, maar zelfs van bossen en van lucht, water en andere natuurfenomenen moeten door de humanist best naast mensenrechten op tafel gelegd worden. Dit betekent dat het mens-gecentreerd denken (in de term ‘humanisme’ zelf zo duidelijk aanwezig) moet verlaten worden voor een intrinsiek inclusieve visie. Als antropoloog kan ik er op wijzen dat we hiervoor te rade kunnen gaan bij de ontologieën van andere, zogenaamd ‘primitieve’, culturen. Daar vinden we een arsenaal aan interessante intuïties en aansluitende waardenschalen die veel minder de exclusieve of uitzonderingspositie van de mens vooropstellen, maar eerder een systemische ‘habitat’-visie op mens en natuur aanhouden.

DUURZAAMHEID De vrije keuze waarvoor de humanist stond was er eerst en vooral een van negatieve vrijheid: het zich vrij maken van banden. Nu is de taak van de humanist om de verantwoordelijkheid ten opzichte van de gehele mensheid

in haar diversiteit, de natuur en zelfs de aarde op te nemen in de visie. Dat zal de individuele vrijheid beperken, zeker als duurzaamheid van de waardenkeuzen ernstig genomen wordt. Ik meen echter te mogen stellen dat we die oefening nu in een tweede fase van humanisme moeten maken, en wel dringend of onze oorspronkelijk nobele uitgangspunten (tegen de autoritaire achtergrond van Europese godsdienstige verknechting) worden mede verantwoordelijk voor een zekere ondergang.

Niet enkel rechten van dieren, maar zelfs van bossen en van lucht, water en andere natuurfenomenen moeten door de humanist best naast mensenrechten op tafel gelegd worden Werken aan een nieuw, inclusief humanisme is tegelijk ook werken aan een wervend alternatief voor de puinhoop en uitzichtloze terugval (zie de pandemie van vandaag) die we anders als enige uitzicht nalaten voor de volgende generatie. Misschien is de tanende belangstelling van de jongeren voor de humanistische verenigingen en voor de ‘liberale’ politieke modellen een teken dat we vooral niet mogen veronachtzamen. Voor de doorwinterde humanist is dat een hoopvol teken: we moeten aan dit project werken, met echt open vizier, want mensen kunnen (hopelijk en gedeeltelijk) wel een meer leefbare wereld maken. Over de auteur Rik Pinxten is emeritus gewoon hoogleraar in de antropologie en de studie van religies aan de Universiteit Gent. Hij was tussen 2003 en 2010 voorzitter van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (het huidige Humanistisch Verbond). In 2004 kreeg hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn boek De Artistieke Samenleving.

april 2021  >  21


HIND ELJADID (°1993) - Woordkunstenaar - Brengt haar gedichten en teksten op het podium - Geeft workshops slam poetry - Bouwde haar eigen platform ZonderWolk uit - Won in 2017 als eerste Belgische vrouw de Van Dale Spoken Word in de categorie poëzie - Won in 2019 de BILL Award voor jong cultureel talent - Debuteert in 2021 met Kruimeldief © David Degelin


VRAAGSTUK

Hind Eljadid KRUIMELDIEF Hind Eljadid (1993) is woordkunstenaar en holebi-activist. In haar debuut Kruimeldief vertelt ze over haar jeugd: hoe het was om op te groeien in armoede en hoe ze samen met haar zus voor hun zieke moeder moest zorgen. Het is een verhaal over onmacht, verdriet en kwaadheid maar ook over loyaliteit, verbondenheid en liefde. Hind Eljadid is een bewogen vrouw die gepassioneerd praat over de samenleving, stigma’s, geloof en vooral de liefde voor haar zus. We ontmoeten elkaar op een woensdagavond online. Hind Eljadid zit in de auto. Samen met haar vrouw rijdt ze ‘de ronde van Vlaanderen’, zoals ze het zelf verwoordt: meer dan driehonderdvijftig boeken zal ze persoonlijk aan haar lezers bezorgen. Haar boek is immers een persoonlijk verhaal en net om die reden wil ze zich ook verbonden voelen met haar lezers. Linde Waeyaert

Wanneer ik als vrijzinnighumanistisch consulent mensen ontmoet, is het vaak omdat er bij hen iets is dat wringt, dat hen uit balans brengt. We gaan dan samen op zoek naar veerkracht. Wat mij opvalt in jouw verhaal is jouw veerkracht. Als kind en als puber heb je een grote ‘zorgrol’ moeten opnemen voor je moeder, moest je een tijdlang op internaat, dan weer naar een instelling … Waar bleef je die veerkracht vandaan halen? Kunst heeft voor mij een grote rol gespeeld. Ik was als kind snel weg met taal en vond het heerlijk om te ontsnappen in een boek, in een andere wereld. Ik ontsnapte niet enkel in boeken maar in alles waarin ik creatief kon zijn. Ik wist al vroeg dat ik iets met woord op het podium wou doen. Ik denk dat mijn creativiteit me heeft gered. Naast de creativiteit was er ook de liefde van mijn zus. Ik kon alles met haar delen. Ik vind het dan ook zo mooi dat we samen dit boek hebben kunnen maken. Ik heb het boek geschreven en mijn zus Zahra heeft het geïllustreerd. Al van kinds af aan was ze enorm bezig met tekenen. De band tussen ons, in combinatie met onze creativiteit, heeft ons recht gehouden. Al heb ik evengoed dipjes gehad waarbij

DEGEUS

ik twee dagen niet uit bed kon. Maar ik ben geen opgever, ik ben een doorzetter. Een eigenschap die ik van mijn mama heb meegekregen. Ondanks het feit dat ze heel zwak en ziek was, was ze ook sterk. Ze bleef gaan, ze bleef leven. Ze had ons evengoed op jonge leeftijd kunnen opgeven omdat de zorg voor haar te zwaar was. Dat heeft ze echter nooit gedaan. Deze karaktertrek zorgt ervoor dat ik zelf blijf rechtstaan en ‘veerkracht’ heb ontwikkeld.

Veerkracht vertaalt zich in de kunst om creatief om te gaan met de situaties die zich aandienen Hoe geeft die veerkracht vorm aan je leven? Veerkracht helpt me eigenlijk in alles: als mama, als partner, in de kunst. Door corona is de kunstensector gesloten waardoor mijn inkomsten als performer wegvallen. Ik moest een switch maken, kijken hoe ik de zaken zou aanpakken om rond te komen. Het leven gaat immers gewoon door: mijn kinderen zijn afhankelijk van mij, ik moet mijn huur betalen … Een heftige situatie, zeker als jonge artiest. Ik ben hiermee inventief aan de slag moeten

gaan. Zo hebben we momenteel geen live boekpresentaties. Dat is jammer, want het persoonlijk contact met mijn lezers vind ik belangrijk omdat mijn boek een persoonlijk verhaal is. Nu lever ik zelf mijn boek aan de mensen die het hebben gereserveerd. We hebben al ongeveer driehonderd boeken geleverd en hebben er nog een zestigtal te gaan. Zo kan ik op een persoonlijke manier toch mijn verhaal delen. Veerkracht vertaalt zich hier in de kunst om creatief om te gaan met de situaties die zich aandienen. Jammer genoeg lukt dat bij sommige mensen niet. Ze zijn down en blijven in een put zitten omdat ze als het ware bevroren zijn. Ze zitten vast, ze geraken niet uit bed of zetel. In een samenleving waar productiviteit gelijk staat aan succesvol zijn, is dat nefast voor je zelfvertrouwen. We moeten meer begrip tonen voor de ander. We moeten elkaar de ruimte laten om eens een dag niet productief te zijn of om zaken uit te stellen. Die vorm van zelfzorg is zo belangrijk. Het probleem is dat van ons verwacht wordt dat we iedere dag glimlachen en productief zijn. Maar soms is het nodig om ons even terug te trekken en tijd voor onszelf te nemen in plaats van continu druk op onszelf te zetten.

april 2021  >  23


VRAAGSTUK

Via het woord geef je uiting aan je gevoelens en binnenwereld. Het is je creatieve uitlaatklep. Wanneer heb je dit ontdekt en wat doet dit met jou? Op mijn zesde wist ik al zeker dat schrijven mijn passie is. Maar eigenlijk startte het al vroeger omdat het meer is dan enkel schrijven. Ik hou van het creatieve proces van het schrijven, én van op het podium staan. Ik wou al heel vroeg met creatieve zaken bezig zijn en wist dat ik later iets met kunst wou doen. Ik was het kind dat voor de spiegel met de haarborstel als micro continu aan het zingen en performen was. Ik zat helemaal in mijn eigen wereldje. Het was voor mij inderdaad een manier om te ontsnappen. Als kind kan je nog zijn wat je wil, je fantasie is eindeloos. Een brandweerman, een zanger of iets anders, het kan allemaal en je gelooft het ook echt. Dat ‘ontsnappen’ deed ik al op heel jonge leeftijd. Mijn eerste liedje schreef ik op mijn zesde en ik kan nog altijd het refrein zingen (lacht). Ik maakte mijn eigen muzieknummers en eigen toneeltjes die ik verder uitwerkte met mijn zus en met mijn buurmeisje. Ik dwong hen eigenlijk om mee te doen, ze hadden weinig keuze (lacht).

Ik was het kind dat voor de spiegel met de haarborstel als micro continu aan het zingen en performen was Je boek is autobiografisch. Was het schrijven een soort terugkijkend afstand nemen van wat er gebeurde om zo een beetje controle of een overzicht te hebben? Het was zeker een verwerkingsproces. Schrijven is per definitie verwerking. Om die reden schrijf ik heel veel, maar niet alles moet gepubliceerd worden. Nadat mijn mama was overleden, voelde ik een nood om te schrijven. Ik moest schrijven. Het eerste wat ik toen schreef ging over het verzorgen en wassen van mijn mama. Dat deden mijn zus en ik iedere dag. Die handeling was enorm aanwezig tijdens mijn jeugd. Ik stuurde de tekst op naar mijn zus met

24  >  april 2021

de vraag er een tekening bij te maken. Zo namen we elkaar mee, hoofdstuk per hoofdstuk, illustratie per illustratie, in het creëren van een verhaal. Na een vijftal maanden schrijven, ontstond het idee om het te publiceren. Het duurde uiteindelijk nog twee en een half jaar voor mijn boek gepubliceerd werd. Een lange en emotionele weg. Geen enkel hoofdstuk en geen enkele tekening is gemaakt zonder te wenen. Ieder hoofdstuk heb ik meerdere keren herschreven en er dus ook meerdere keren bij geweend. Maar dat is verwerking. Omdat het emotioneel zo zwaar was, heb ik ook meerdere pauzes van enkele maanden moeten nemen om alles te laten bezinken, te herbeleven, opnieuw te schrijven, dingen toe te voegen, andere zaken te schrappen.

Het was dus heel zwaar voor je om bepaalde anekdotes neer te schrijven. Inderdaad, daarom dat ik die emotionele pauzes nodig had. Maar het is het waard geweest. Ik kan nu ook de meeste hoofdstukken lezen zonder te huilen. Ik kan op een andere manier naar bepaalde situaties kijken. Met sommige hoofdstukken blijf ik het moeilijk hebben, zoals het laatste waar mijn zus en ik mijn mama vinden en haar een laatste keer wassen. Ook de brief aan mijn mama is een lastige passage. Ik spreek mijn mama doorheen het hele boek nooit aan, vandaar dat ik het belangrijk vond om dat op een bepaald moment wel te doen. Het was dus heel heftig. Het creatief proces waar ik ben doorgegaan is meer dan schrijven al-

Hind Eljadid samen met haar zus Zahra. © David Degelin


VRAAGSTUK

leen. Elke vorm van expressie en meer in verbinding komen met jezelf, is op een bepaalde manier verwerken.

Geen enkel hoofdstuk en geen enkele tekening is gemaakt zonder te wenen Ik hoop dat mijn boek mensen inspireert. Vanbinnen zijn we immers allemaal hetzelfde. Ik heb het dan niet over de kleur van ons bloed, of botten of organen maar wel hoe we voelen. Ieder mens ervaart emoties. Wanneer we daarover meer in dialoog zouden gaan, kunnen we elkaar beter leren begrijpen. Verdriet, boosheid en frustratie kennen we allemaal. Daar wordt niet over gepraat, waardoor we ook niet met elkaar

in verbinding kunnen treden. We leven geïsoleerd van elkaar en moeten laten uitschijnen dat het goed gaat, omdat dat van ons verwacht wordt. Op die manier creëer je echter een neppe samenleving. We moeten meer stilstaan bij onszelf en de ander en proberen aanvoelen wat de ander voelt. Dan pas maken we verbinding met elkaar. Je hebt een heel hechte band met je zus Zahra. Zij verzorgde ook de illustraties voor je boek. Hoe was het voor haar om jouw ‘kant’ van het verhaal te lezen? Ik denk dat het ook voor haar pijnlijk was. We hebben alle passages besproken. Dat is ook de reden dat ik zo veel heb herschreven. We zijn samen op zoek gegaan naar de essentie van ons verhaal. Ik had nog honderdvijftig pa-

gina’s kunnen schrijven maar dan zou ik weggegaan zijn van de essentie. Het feit dat het allemaal herinneringen zijn — kruimeltjes, flarden — geeft ook veel stof om te bespreken. Herinneringen zijn voor iedereen anders en kunnen ook vervormen, zeker als er veel tijd over gaat. We maken dingen mooier of anders zodat we er beter mee kunnen omgaan. Er is bijvoorbeeld een illustratie waarop een muur met een olifant afgebeeld staat. Ik herinner mij dat er één olifant aan de muur hing terwijl mijn zus bij hoog en laag zweert dat er twee olifanten op de muur stonden. We hebben daar ontzettend lang over gediscussieerd (lacht). We hebben echt alles moeten bespreken en soms tot een compromis moeten komen van wat we wilden meegeven. En soms zijn de beschrijvingen hard omdat dat ook de realiteit was. Ondanks de zwaarte hebben we elkaar echt gevonden in hetgeen we wilden brengen. Het boek is dan ook niet op de klassieke manier tot stand gekomen. We hebben het boek samen gemaakt. Het is een creatie van ons beiden.

Ik kan het gevoel niet kwijt dat het samenvallen van Farahs geboorte met de sterfdatum van mijn moeder een soort toestemming is om het leven te vieren en niet enkel te treuren Je hebt in je jeugd een behoorlijke rugzak meegekregen. Je verloor je moeder op jonge leeftijd, je hebt in een internaat en een instelling gezeten. Je bent nu zelf mama. Heeft jouw moeder de geboorte van je kinderen meegemaakt? Mijn mama heeft mijn drie kinderen zien geboren worden. Een maand na de geboorte van mijn jongste kindje is ze gestorven. Mijn zus heeft twee kindjes waarvan de jongste, Fahra, een jaar na de sterfdatum van mijn mama – op 16 februari – is geboren. Ik herinner me dat ik onderweg was naar de begraafplaats van mijn mama, zoals ik altijd doe op belangrijke dagen of als ik er

april 2021  >  25


VRAAGSTUK

nood aan heb. Ik ontving een telefoon dat mijn zus aan het bevallen was. Ik ben onmiddellijk naar het ziekenhuis gegaan. Toen ik er aankwam was Zahra net bevallen van een dochter: Farah. Ik heb haar in mijn handen kunnen houden en haar eerste pampertje omgedaan. Het was een heel speciaal moment. Ik ben niet religieus maar ik geloof wel in mezelf, in mensen en in energieën. Ik kan het gevoel niet kwijt dat het samenvallen van Farahs geboorte met de sterfdatum van mijn moeder een soort toestemming is om het leven te vieren en niet enkel te treuren.

Ik ben niet religieus maar ik geloof wel in mezelf, in mensen en in energieën Je laatste hoofdstuk is een soort hommage aan je moeder. Hoe ben jij als mama? Welke zaken neem je mee? Ik probeer zo veel mogelijk vicieuze cirkels te doorbreken. Zo zijn mijn zus en ik uit de armoede geraakt. Hoewel ik zeker niet behoor tot de middenstand, zit ik voor een zevenentwintigjarige artiest wel goed. Mijn mama probeerde zelf ook vicieuze cirkels te doorbreken maar is daar niet in geslaagd. Ze kende een heel zware jeugd en had het bijvoorbeeld moeilijk om liefde te geven omdat ze het zelf nooit gekend had. Ze kreeg echter niet de ruimte om dit te verwerken, want ze zat constant in overlevingsmodus. Mijn zus en ik hebben wel de ruimte gehad om ons bewust te worden van bepaalde zaken en konden hierop inspelen. Wanneer je je bewust bent van je situatie en bepaalde vicieuze cirkels ziet, kan je er ook aan werken. Liefde is bij mij thuis alom aanwezig. Mijn kinderen worden dagelijks overspoeld met complimentjes. Ik zeg iedere dag hoeveel ik van ze houd, hoe mooi en getalenteerd ze zijn. Ik probeer ze positief te stimuleren en te laten ontdekken waar zij plezier aan hebben. Mijn oudste doet bijvoorbeeld ballet. Dat heb ik als kind nooit kunnen doen omdat het financieel niet mogelijk was en ik ook voor mijn mama moest zorgen. Mijn zus en ik

26  >  april 2021

hebben zelf onze creativiteit ontwikkeld en ik probeer mijn kinderen zo veel mogelijk tools te geven om ook hun creativiteit te ontwikkelen. Een andere eigenschap van mij is dat ik heel weinig geduld heb. Ik probeer daar aan te werken, net als aan mijn zelfbeeld. Mijn mama had een heel laag zelfbeeld, ze was een vrouw die niet van zichzelf hield. Ze sprak dit ook dagelijks uit: dat ze zich slecht voelde, hoe lelijk ze zichzelf vond. Ze keek in de spiegel en haatte wat ze zag, ze was

boos op zichzelf. Ik heb niet geleerd om mezelf graag te zien. Ik betrap er mezelf soms op dat ik bijvoorbeeld te lang in de spiegel kijk en mezelf moet toespreken dat het genoeg is, dat ik er goed uitzie. Ik heb zo veel geluk met de mensen rond mij want ik ben niet de enige die complimentjes geeft in huis, ik krijg ook veel complimenten terug. Mijn mama was heel geïsoleerd, ze had geen vrienden of iemand om zich aan op te trekken wanneer het wat slechter ging. Het betekent veel als je iemand hebt die je kan bellen, tegen wie je kan

DEGEUS


VRAAGSTUK

ventileren en bij wie je kan huilen. Mijn mama had dat niet, zij ventileerde tegen mijn zus en mij. Voor ons was dat traumatisch: we hoorden als kind veel te zware verhalen waar we nog te jong voor waren. Een portie geluk, doorzettingsvermogen, lef, creativiteit en mensen om mij heen, dat neem ik mee en daar ben ik ongelofelijk blij mee.

Wanneer je je bewust bent van je situatie en bepaalde vicieuze cirkels ziet, kan je er ook aan werken Mensen worden vaak in hokjes onderverdeeld. Je somt er in interviews zelf enkele op: lesbisch, Marokkaans. Je zus wordt gezien als ‘de vrouw met de hoofddoek’. Hoe kijk je zelf naar die hokjes? Die hokjes zijn nodig om op een bepaald niveau zaken te begrijpen, maar ik geloof sterk dat binnenkort niemand nog in hokjes zal denken. Onze samenleving verandert continu. De diversiteit wordt met de dag groter. Met diversiteit bedoel ik niet enkel huidskleur of afkomst maar ook gender en seksualiteit. Alles is fluïde. Je wordt niet ‘s ochtends wakker als de persoon die je gisteren was. Er zijn dagen dat ik wakker wordt en mama ben, er zijn dagen waarop ik artiest ben. Er zijn zo veel meer facetten aan een persoon en diens identiteit dan we zien. Mensen reduceren mijn zus inderdaad vaak tot ‘de vrouw met de hoofddoek’ terwijl ze nog zo veel meer is: ze is beatboxer, illustrator, schilder, ze maakt muurschilderingen, graffiti, het is echt een ‘grave griet’. Hokjesdenken zorgt ervoor dat je mensen reduceert tot één eigenschap. Het belemmert je om iemand te zien in zijn totaliteit. Je bent vanzelfsprekend meer dan een ‘hokjes-omschrijving’. Zoals je zelf zegt, bestaat ieder mens uit veel meer aspecten dan we op het eerste zicht zien. Je bent mama, je bent schrijver, je bent zus … welke aspecten horen nog bij jou? Ik ben queer, ik ben lesbisch, ik ben vrouw, ik ben een kritische denker, ik ben emotioneel, ik ben creatief, ik ben

DEGEUS

soms alleen, soms voel ik heel veel. Buiten de dingen die we dagelijks doen, die ons als persoon maken, bestaan we uit zo veel gevoelens die ons ook weer maken tot wie we zijn. En dat alles verandert iedere dag. Er zijn dagen dat ik me stoer voel en ik sneakers draag, een loszittende broek en een stoere vest en er zijn dagen dat ik strakke rokken en naaldhakken draag. Maakt mij dat minder vrouw? Zeker niet. Ik vind het jammer dat we ons zo vasthouden aan die hokjes. Nogmaals: ik begrijp dat mensen dat nodig hebben om dingen te plaatsen maar hoe mooi zou het zijn als die hokjes niet zouden bestaan. Een wereld waar je gewoon kan zijn wie je bent zonder daarover verantwoording te moeten afleggen. Als je vandaag met een vrouw samen bent en morgen met een man is dat allemaal prima. Al die zaken maken uiteindelijk niet uit. Het is belangrijk dat je gewoon jezelf kan zijn zonder dat je wordt nagekeken. Maar om dit te kunnen bereiken moeten we met elkaar in dialoog gaan. Dialoog is de manier om bewustwording te creëren, met elkaar te praten, gevoelens te delen. Dat is de manier om mensen te verbinden.

Liefde kan ervoor zorgen dat je de ander respecteert ook al gaat het in tegen de normen van de groep waartoe je behoort Je zus, Zahra, is een praktiserende moslima. Hoe was het voor jou om haar te vertellen dat je lesbisch bent? Oh, dat was niet zo speciaal. Ik ben heel open over wie ik ben. Toen ik Zahra vertelde dat ik een relatie had met een vrouw en ik niet lachte, wist ze dat ik serieus was. En dat was dat. Ik ben religieus opgevoed en binnen die gemeenschap word je een bepaalde richting uitgeduwd. Je probeert je te gedragen naar een bepaalde norm. Die norm is ook iets dat je al van jonge leeftijd meekrijgt: trouwen, kindjes … Je probeert je aan die norm te houden, maar ik realiseerde me dat ik zo niet kon leven. Ik ben niet wat de norm

Ik geloof sterk dat binnenkort niemand nog in hokjes zal denken voorschrijft en op dat moment heb ik voor mezelf gekozen, dat moest. Mijn zus heeft helemaal geen probleem met het feit dat ik lesbisch ben. Iets wat niet evident is vanuit de religie en dan heb ik het niet alleen over de islam maar iedere religie en alle vormen van groepsdruk. Het respect dat mijn zus en ik voor elkaar tonen, ook al is dit in contrast met een norm, betekent dat mensen die norm kunnen overschrijden en elkaar graag zien voor wie ze zijn. Hoe meer mensen naar buiten treden en open zijn over wie ze zijn, hoe meer het aanvaard zal worden tot het uiteindelijk de norm wordt. Zodat mensen niet raar kijken als ik op café zit met mijn zus en zij sinaasappelsap bestelt en ik cava. Of dat mijn vrouw en ik hand in hand op straat lopen zonder dat dat vreemd is. Ik ben er zeker van dat die nieuwe moraal de toekomst wordt. Mijn zus en ik zijn daar het voorbeeld van: lesbisch zijn gaat helemaal in tegen haar religie maar omdat ze van me houdt, vindt ze het oké. En dat is zo mooi: liefde kan ervoor zorgen dat je de ander respecteert ook al gaat het in tegen de normen van de groep waartoe je behoort. Hoe zien je toekomstplannen eruit? Momenteel leveren we nog steeds boeken, maar je kan het nu ook in iedere boekenhandel kopen. Dat vind ik echt fantastisch, vrienden sturen me af en toe een foto van mijn boek dat ze in een boekhandel zien liggen. Heerlijk is dat! En nu? Wachten op de tweede druk hoop ik. Ik zou het ook fantastisch vinden mocht mijn boek bewerkt worden naar theater of film. Daar ben ik zelf momenteel ook mee bezig. Daarnaast ben ik ook nog altijd aan het schrijven en performen en ik hoop dat ik dat tot mijn laatste dag kan doen.

Hind Eljadid, Kruimeldief. Epo 2021, 160 pg.

april 2021  >  27


MENSELIJK

‘Ik zal het laatste woord hebben.’* THOMAS MACHO SCHRIJFT EEN CULTUURGESCHIEDENIS VAN DE ZELFMOORD Waar en wanneer lees je een boek? Onderweg, in de trein, de tram of de bus? Tijdens vakantieperiodes? Thuis als je er (even) tijd voor kan maken? Voor het slapengaan? Een boek is een weergaloos slaapmiddel. Wanneer lees je best dít boek? Als je er klaar voor bent. Op het moment dat het voorplat, de titel en de inhoudstafel je danig aanspreken dat je het niet meer terug op de plank legt. Waarom? Omdat het thema van dit boek nogal bijzonder is. Jean-Pierre Vanhee

Thomas Macho finaliseerde met Van wie is je leven? Cultuurgeschiedenis van de zelfdoding een op het eerste zicht merkwaardige maar ongemeen boeiende studie. Geen sombere noch ontmoedigende – en beslist ook geen aanmoedigende – maar een beklijvende en bijzonder goed gedocumenteerde studie. Het is een boek dat, omdat het cultuurhistorisch en filosofisch is opgevat, je meeneemt op een reis doorheen eeuwen van onvoorwaardelijke verboden, aarzelende vraagstellingen, onthutsende gebeurtenissen, moeilijke discussies en, wat het uitvoeren van zelfdoding betreft, onwaarschijnlijke methoden en existentiële motieven. Het is een sociologische analyse maar ook een culturele exploratie. Macho laat je kennis maken met de wijze waarop zelfdoding sinds de romantiek werd geregistreerd en hoe er op werd gereageerd. Hij heeft voor dit meesterlijke overzicht geen roman,

28  >  april 2021

film, theater- of kunstwerk dat op het thema betrekking heeft gemist noch veronachtzaamd. Dit boek zet aan om zelfdoding vanuit verschillende historische maar ook cultuurfilosofische standpunten te overdenken.

De secularisering van het bestaan en de toename van onze levensverwachting maakten een herwaardering van de zelfdoding mogelijk Macho verdiept je reflectie en verbreedt je kennis over het thema. De kans is groot dat hij daardoor bijdraagt tot de beweging die zelfdoding uit de duisternis wil halen waarin het vandaag als een vorm van geestelijke aandoening nog te vaak gehuld is. Want niettegenstaande de talrijke preventieve campagnes blijft zelfdo-

ding moeilijk bespreekbaar, een soort van taboe, zelfs als het om euthanasie gaat. Daarom ook poneert de auteur zelfdoding als het leidmotief van de twintigste eeuw. Thomas Macho gaat dus niet als een psycholoog, noch als een moralist te werk. Het gaat er hem niet om suïcidale gedachten te analyseren, noch om een standpunt pro of contra te formuleren of om leef- en handelingsvoorschriften uit te werken. Neen, hij bestudeert ‘de zwarte eenzaamheid’ als een antropoloog die nagaat hoe en in welk context zelfdoding zich heeft voorgedaan en voordoet. Met stijgende verbazing neem je kennis van de meest vreemde manieren waarop mensen voor de mors voluntaria kozen of zich tot zelfdoding gedreven hebben gevoeld. Maar dat wat sinds kort ook going to Switzerland wordt genoemd, blijft voor iedereen die ermee te maken krijgt, confronterend.

DEGEUS


MENSELIJK

Achter de titelvraag ‘Van wie is je leven?’, gaat een reeks van bedenkingen schuil: is je leven van je voorouders en ouders, van God, van de staat, de gemeenschap of toch gewoon van jezelf? Vanaf welke leeftijd kan het leven van jezelf zijn? Vermits we het niet aan onszelf te danken hebben, is het leven ons geschonken. Hoe kunnen we dan zelf beslissen over de voortzetting ervan? Dat we niet konden instemmen met het geschenk, maakt sommige mensen overigens behoorlijk boos. En wat brengt het antwoord dat het leven, en dus ook de dood, aan de mens behoort verder allemaal met zich mee? Want als zelfdoding geoorloofd is, is dan niet alles geoorloofd? Toch lijkt de individuele vrijheid die het moderne bewustzijn kenmerkt onlosmakelijk verbonden te zijn met het idee dat wij, buiten de orde van de natuur en van de macht om, enkel onszelf rekenschap schuldig zijn over hoe wij leven en sterven. En ook aan de mensen met wie we dagelijks samenleven? De secularisering van het bestaan en de toename van onze levensverwachting maakten een herwaardering van de zelfdoding mogelijk. Thomas Macho ironiseert: ‘Het geloof in persoonlijke onsterfelijkheid heeft veel van zijn fascinatiepotentieel verloren. Tegelijkertijd schijnen opstanding en verder leven na de dood ons niet meer zo wenselijk toe als in de eerste eeuwen van de uitbreiding van het christendom.’ Dat tonen ons films over zombies of White Walkers (Game of Thrones). De eigen dood wordt meer en meer als een project beschouwd ter voltooiing van het individuele bestaan. Je geeft er best zelf vorm aan in plaats van het over te laten aan externe instanties of nabestaanden. Het wordt een zelftechniek die door steeds meer mensen, bijvoorbeeld anticiperend op terminaal lijden, beoefend wordt. Ze denken na over de beëindiging van hun leven, over hun dood en over hun postmortaal afscheid. Deze techniek maakt gebruik van wat Macho in zijn boek ‘de subjectsplijting’ noemt: de mens ziet zichzelf tegelijk als bezitter en als bezit, als

DEGEUS

auteur en als werk, als diegene die kan nadenken over het (on)voltooid zijn van het eigen leven en daarover een beslissing kan nemen. Was dit tot meerdere decennia geleden een luxe voor de happy few, vandaag staat de noodzakelijke informatie om na te denken over de eigen dood zo goed als iedereen ter beschikking.

Al dient er nog een hele weg afgelegd te worden in de humanisering van de psychiatrische hulpverlening, lijkt de vraag uit de titel van het boek ‘Van wie is je leven?’ in onze cultuur heel duidelijk beantwoord: van het individu Nu zelfdoding zo goed als in alle landen uit de criminele sfeer is gehaald, staat ook de pathologisering ervan meer en meer ter discussie. Dat gebeurt in allerlei debatten rond ouderdomszelfdoding, palliatieve geneeskunde en liberalisering van de hulp bij zelfdoding. Binnen de geestelijke gezondheidszorg ligt dit thema nog bijzonder moeilijk. Uiteraard bestaat ondraaglijk geestelijk lijden, maar in verhouding tot de somatische zorg is het punt waarop de geestelijke gezondheidszorg is ‘uitbehandeld’ wellicht moeilijker te bepalen. Bij alle maar zeker bij jonge mensen is dat een bijzonder heikel punt. De geestelijke gezondheidszorg stelt zich toch juist tot doel mensen te helpen bij hun geestelijk lijden? Tegelijk wordt ze niet alleen hulpverlenend maar vooral ook juridisch verantwoordelijk gesteld voor de veiligheid van haar patiënten. Waar isolatie en opsluiting nog vaak tot de standaardprocedure op een zelfdodingspoging behoort, gebeurt dat al te vaak op een harde, vrijheidsberovende en weinig inlevende manier. Wie zich daar wil van vergewissen leze het pakkende verhaal van Laura De Houwer in haar boek Ik moest braaf zijn. Veertig dagen opname in de psychiatrie.

De relatief jonge wetenschap van de suicidologie houdt zich dan ook vooral met zelfmoordpreventie bezig. Al dient er nog een hele weg afgelegd te worden in de humanisering van de psychiatrische hulpverlening, lijkt de vraag uit de titel van het boek ‘Van wie is je leven?’ in onze cultuur

Heb je nood aan een gesprek na het lezen van dit artikel? Je kan nu en later (24/7) anoniem terecht bij Tele-Onthaal op het gratis nummer 106. Chatten kan via www. tele-onthaal.be. Denk je aan zelfmoord dan kan je ook terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be.

heel duidelijk beantwoord: van het individu. Met deze bedenking besluit Thomas Macho zijn verhaal over suïcide en hoe dat verhaal in de loop van de jaren is veranderd. Het is boeiend, vlot, verhelderend en vol empathie geschreven. Eens je erin begonnen bent, wil je het boek beslist uitlezen. In de trein, de tram of de bus, in een wachtkamer of tussendoor. Zo (on) gewoon is het.

*Dit citaat wordt door T. Macho aangehaald en komt uit Roland Topor, Cent bonnes raisons pour me suicide tout de suite, nr. 33: ‘J’aurai le dernier mot’. Parijs, 2011. Thomas Macho, Van wie is je leven? Cultuurgeschiedenis van de zelfdoding, Utrecht, Ten Have, 2020, 501 p.

april 2021  >  29


FILOSOOF OVER FILOSOOF

Jan Blommaert TEGENDRAADS HUMANIST Op 7 januari overleed Jan Blommaert. Hiermee verloor progressief Vlaanderen één van zijn intellectuele zwaargewichten. Karim Zahidi

Jan Blommaert introduceerde verschillende generaties studenten aan de Gentse Universiteit, onder andere via de cursus ‘Racisme en beeldvorming’, tot de kritische discours­ analyse. De academische carrière van Jan speelde zich echter niet alleen af in de schaduw van de Gentse boekentoren. Hij doceerde aan tal van universiteiten verspreid over alle continenten. Van 2005 tot 2008 was hij hoogleraar aan de University of London, van 2008 tot 2010 was hij Finland Distinguished Professor aan de Universiteit van Jyväskylä. In 2007 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg waar hij aan het hoofd stond van het onderzoekscentrum Babylon. Tilburg werd vanaf 2010 zijn permanente academische uitvalsbasis, maar hij bleef zeer actief op de internationale academische scène. Zo was hij erehoogleraar aan

de Universiteit voor Taal en Cultuur te Beijing en de Universiteit van de Westkaap in Zuid-Afrika. Dat de Britse krant The Guardian op haar website een in memoriam voor Jan publiceerde kan gelden als een graadmeter voor Jans internationale renommée.

Zonder zich aan één partij te binden en wars van alle dogmatiek zag hij in het linkse, humanistische gedachtegoed de basis waarop een hedendaagse rechtvaardige maatschappijvisie gebouwd moest worden

© Jonathan Ramael


FILOSOOF OVER FILOSOOF

MAATSCHAPPELIJKE BETROKKENHEID Ook buiten de academische wereld was Jan invloedrijk. De lijst van werken over maatschappelijk-politieke thema’s voor een breder publiek is indrukwekkend. Boeken zoals Let op je woorden en U zegt wat we denken zijn praktische handleidingen die de lezer in staat moeten stellen om politiek taalgebruik te decoderen. Werken zoals De 360° werknemer en De paradox van Hayek (dat Jan samen met mij schreef) zijn toegankelijke, kritische analyses van de ideologie en praktijk van het neoliberalisme. Daarnaast verliet Jan op cruciale momenten in de sociale strijd de schrijftafel en de aula en ging hij de straat op of stak hij zijn schouders onder initiatieven die de linkerzijde in Vlaanderen konden versterken. Het kritisch middenveld kon steeds bij hem terecht voor raad en (vormings)daad. Jan profileerde zich, op het moment dat de linkerzijde steeds meer in de ban van het neoliberalisme kwam, ongegeneerd als linkse socialist en humanist (getuige hiervan zijn boek Socialisme voor (her) beginners). Zonder zich aan één partij te binden en wars van alle dogmatiek zag hij in het linkse, humanistische gedachtegoed de basis waarop een hedendaagse rechtvaardige maatschappijvisie gebouwd moest worden. Die maatschappelijke betrokkenheid is ook terug te vinden in zijn academisch werk. De academicus Jan Blommaert bestudeerde taal vanuit een pragmatische invalshoek. In de taalkundige pragmatiek onderzoekt men taal vanuit de vaststelling dat taal dient tot communicatie en dat communicatie steeds een bepaald doel beoogt. Taal is als communicatiemiddel een onderdeel van onze sociale interactie en kan dus enkel ten volle begrepen worden wanneer we ook de context begrijpen waarin taal functioneert.

Gevoeligheid voor de context waarin taal wordt ingezet is van cruciaal belang om naast de expliciete ook de impliciete betekenis van taaluitingen te ontcijferen Het bovenstaande mag misschien banaal lijken maar gevoeligheid voor de context waarin taal wordt ingezet is van cruciaal belang om naast de expliciete ook de impliciete betekenis van taaluitingen te ontcijferen (discoursanalyse). In zijn werk besteedt Jan aandacht aan al deze aspecten van taal en communicatie, en verweeft ze met een analyse van de brede maatschappelijke context waarin de communicatie plaats vindt.

DE STEMPEL VAN DE IDEOLOGIE Dit aspect van Jans werk komt sterk naar voor in zijn werk rond het zogenaamde ‘migratievraagstuk’ uit de jaren negentig. Samen met Jef Verschueren onderzocht Jan de manier waarop in de mainstream media en politiek gesproken werd over migratie. De vaststelling was dat er zich een grondige verschuiving had voorgedaan in de taal die werd gebruikt om over migratie te praten en dat die verandering

DEGEUS

een gevolg was van de opkomst van extreem-rechts. De migrant werd plots, niet alleen door het Vlaams Blok maar ook door voorstanders van de multiculturele samenleving, gezien als een probleem. Het discours van het Vlaams Blok werd, zo lieten Blommaert en Verschueren zien, weliswaar afgewezen door de mainstream, maar de onderliggende vooronderstellingen waarop dat discours werd gebouwd, werden gedeeld (onder andere de idee dat cultureel homogene samenlevingen de norm zijn en dat niet-homogene samenlevingen problematisch zijn; de idee dat andere culturen in hun politieke, morele en sociale opvattingen altijd onverenigbaar zijn met de westerse opvattingen; de idee dat samenlevingsproblemen altijd wijzen op botsende culturen). Dat het debat over de migrant in die specifieke termen werd gevoerd, werd door Blommaert en Verschueren verklaard door de beperkte maatschappelijke macht van de migrantengemeenschap.

Aangezien ideologieën zich verspreiden via massamedia was het voor Jan vanzelfsprekend dat mediakritiek een belangrijke rol moest spelen Deze analyse van Jan en Jef illustreert hoe Jan zijn academische en theoretische inzichten in stelling bracht om publiek te interveniëren in het maatschappelijk debat. Het werd hem trouwens niet altijd in dank afgenomen. Voor Het Belgische Migrantendebat werd geen uitgever gevonden en dus werd het in eigen beheer uitgegeven. Het bovenstaande voorbeeld geeft aan dat Jans taalonderzoek altijd ook een vorm van ideologiekritiek was. De woorden en uitdrukkingen die in het migrantendebat werden en worden gebruikt, waren geen neutrale termen om de werkelijkheid te beschrijven maar dragen de stempel van de ideologie van bepaalde groepen in de samenleving. Het gebruik van deze termen is dus nooit onschuldig. Jans analyses beperkten zich niet tot het discours over migratie, ook het discours van nationalisme of neoliberalisme werd kritisch ontleed en verbonden met socio-economische ontwikkelingen en de daarmee verbonden machtsverhoudingen.

De opkomst van het politiek populisme kon volgens Jan niet los worden gezien van de verschuivingen in de massamedia Aangezien ideologieën zich verspreiden via massamedia was het voor Jan vanzelfsprekend dat mediakritiek een belangrijke rol moest spelen. De transformatie die de massamedia in de jaren negentig doormaakten waarin de grenzen tussen amusement en informatieverstrekking steeds verder vervaagden, zag hij als onderdeel van de installatie van een populistisch spreekregime. Het is een proces waardoor massamedia steeds meer communiceren in een stijl waarvan werd gedacht dat dit de stijl was waarin ‘het volk’ zich her-

april 2021  >  31


FILOSOOF OVER FILOSOOF

kende. Mediaformats die gepast waren om leuke, snedige en vooral korte en hapklare brokken infotainment te verspreiden verdrongen steeds meer andere formats.

DWARSLIGGER

Een ander belangrijk fundament van het werk van Jan was de etnografie. Zoals hierboven al werd aangegeven is het taalgebruik enorm gediversifieerd. Om zicht te krijgen op het fenomeen taal, was het Jans benadering van dan ook van belang om de verschillende alledaagse taaluitingen, communicatietaal en communicatie methodes en -contexten te beschrijven en was een materialistische te onderzoeken. Uit dergelijk etnografisch onderzoek trok Jan opnieuw politieke conbenadering. Taaluitingen clusies. Dergelijk onderzoek laat immers werden door hem steeds zien dat de nationalistische taalideologie in Vlaanderen, volgens dewelke het verbegrepen als effecten van werven van de Nederlandse standaardtaal een materiële werkelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is om te kunnen functioneren in de maatschapDat ‘het volk’ daarnaar verlangde, zo pij, een mythe was. In superdiverse wijken argumenteerde Jan, was zelf een ideoblijken nieuwkomers in hun dagelijkse logische vooringenomenheid van een leven allerlei manieren te vinden om de hoogopgeleide media-elite. Deze vernoodzakelijke communicatie mogelijk schuiving was verre van onschuldig. De paradox van Hayek (dat Jan samen met te maken. De nadruk op standaardtaal Door de dominantie van specifieke mij schreef) is een toegankelijk, kritische is, aldus Jan, niet ingegeven vanuit een analyse van de ideologie en praktijk van formats wordt de bandbreedte van bezorgdheid voor de kansen van nieuwkohet neoliberalisme. het publiek debat verengd. Immers, de mers, maar dient veeleer als mechanisme boodschap of boodschapper die niet van uitsluiting. Jan ontkende het belang in het format past verdwijnt uit het maatschappelijke devan standaardtaal niet, maar bekritiseerde de manier waarbat. De mediaformats zijn met andere woorden volledig op op standaardtaal werd ingezet om machtsonevenwichten te maat geschreven van politieke populisten. De opkomst van bestendigen. het politiek populisme kon dus volgens Jan niet los worden gezien van de verschuivingen in de massamedia. Hij was er Hij zal gemist worden dan ook van overtuigd dat progressieven hun eigen mediakanalen dienden te ontwikkelen. Hij ondersteunde dan ook Over het werk van Jan Blommaert kan natuurlijk nog veel alternatieve mediakanalen (zoals De WereldMorgen en de meer gezegd worden, maar de hierboven aangehaalde voorwebsite van KifKif) en was een verwoed blogger. beelden illustreren de maatschappelijke betrokkenheid en het emancipatorische karakter van zijn werk. Het werd hem Kolonialisme, neokolonialisme en niet altijd in dank afgenomen. De jury van de Arkprijs van het Vrije Woord wist het werk van Jan Blommaert en Jef globalisering zijn fenomenen die onze Verschueren wél te waarderen en kenden hen de prijs toe. maatschappelijke realiteit en ons spreken Deze prijs bekroont jaarlijks ‘een dwarsligger, een eigenzinnig mens, een consequent voorvechter van een open en over de maatschappij mee hebben gevormd kritiseerbaar debat’ die ‘zijn nek moet hebben uitgestoken’. Een betere omschrijving voor Jan Blommaert is moeilijk te Jans benadering van taal en communicatie was een materigeven. Hij zal gemist worden. alistische benadering. Taaluitingen werden door hem steeds begrepen als effecten van een materiële werkelijkheid. Het is dus van belang om een duidelijk inzicht te krijgen in de Over de auteur: processen die onze maatschappelijke werkelijkheid mee vorKarim Zahidi is hoogleraar aan de faculteit wijsbegeerte (UA) men. Mede door zijn studie afrikanistiek was Jan doordronen voorzitter van het Masereelfonds. gen van het feit dat deze processen alleen konden begrepen worden vanuit een globaal perspectief. Kolonialisme, neokolonialisme en globalisering zijn fenomenen die onze maatschappelijke realiteit en ons spreken over de maatschappij mee hebben gevormd. In zijn werk putte hij dan ook uit diverse kritische, bij het marxisme aanleunde, tradities om zicht te krijgen op deze fenomenen.

32  >  april 2021

DEGEUS


COLUMN

Lentemoeheid ‘De mensen zijn COVID-moe en sommige lezers klagen erover dat De Geus veel te serieus geworden is. Jouw column is een beetje de uitzondering op de regel, Willem. Ons volgend nummer verschijnt in de lente. ’t Zou mooi zijn mocht je de inhoud daar een beetje op afstemmen. De lezers willen licht zien aan het einde van de tunnel.’ Dat was in essentie de boodschap van de hoofdredacteur toen ik op een doordeweekse coronadag door zijn telefoontje werd opgeschrikt. Nu ja, ik begrijp dat wel, ik zal mijn best doen en de lente is inderdaad een mooie metafoor voor heropstanding. Alles begint weer te floreren, te nestelen, te baltsen, te neuken en zich te reproduceren. Het sadistische universum in al zijn glorie, zoals W.F.Hermans dat zag: ‘de bedreigde, door willekeur gekenmerkte biotoop van de menselijke soort’. En bij uitbreiding van alle schepselen. Als ik aan de lente denk associeer ik dat in de eerste plaats met het vreselijke boek van Rachel Carson, Dode lente (1962). Voor onze prof biologie was dit voor zijn nog frisse eerstejaarsstudenten verplichte lectuur. De titel is een verwijzing naar de lente van het apocalyptische jaar dat de vogels niet meer zingen omdat zij door het massaal gebruik van pesticiden zijn uitgeroeid. We zijn ondertussen zestig jaar verder. Rachel roept nog steeds in de woestijn waar niemand haar hoort, de planeet maakt steeds dollere sprongen, de betonstop wordt nog even uitgesteld, de door COVID geplaagde burgerman wordt ongeduldig en wil weer snel naar het ‘vroegere normaal’. Dan liever beginnen met Camille Paglia, zo’n intelligente vrouw dat ze er furieus van werd. Wie schiet niet vol bij het aanschouwen van de eerste krokusjes en de uit hun voegen springende bloesems? ‘Zie hoe de natuur spuugt en spuit en zijn dol geworden zaadbelletjes eindeloos uitgiet tot ze te gronde gaan in die onmenselijke draaikolk van verspilling, verrotting en slachting.’ Zo zag Camille dat in haar baanbrekend werk Het seksuele masker, ook alweer gedateerd zeker (1992)? De ondertitel blijft nazinderen: Kunst, seksualiteit en decadentie in de westerse beschaving. Ze noemde de natuur ‘de ziedende overtolligheid van het zijn’. Een vrouw naar mijn hart! Alles rondom ons is gewelddadig en komt neer op een darwinistische verspilling van het bloedvergieten, het vuil en de verrotting die we uit ons bewustzijn moeten bannen om onze Apollinische integriteit als persoon te kunnen behouden. Als romantici – die we allen ooit waren – zijn we geneigd haar zwartgallige overpeinzingen aan de kant te schuiven. Maar dan valt het me plots te binnen dat de lente door talloze krijgsheren als een ideaal strategisch moment werd beschouwd om aan de slag te gaan (zachte temperaturen, goed zicht, optimale testosteronspiegels …). Generaal ­Ludendorff kwam op het briljante idee om uitgerekend op 21 maart

DEGEUS

1918 zijn lenteoffensief te lanceren. En met succes: de Britten verloren 236.000 manschappen, de Fransen 92.000 en de Duiters 348.000. In totaal pakweg 676.000 man. (Wie is toch de mysterieuze boekhouder die al die cijfers zo mooi bijhoudt op het slagveld?) Zeer toepasselijk kreeg dat offensief de naam Kaiserschlacht mee, een prepostuum eerbetoon voor de laatste Duitse keizer Wilhelm II. Maar ik dwaal af, terug naar de positieve boodschap. De lammetjes zijn terug! De komst van de eerste dartele lammetjes, de lente is in het land! Op Facebook verschijnen de eerste aandoenlijke foto’s: die lieve hulpeloze witwollige wezentjes in het groene gras, rusteloos op zoek naar lustige tepels. Prompt gevolgd door magnifiek gepresenteerde lamsboutjes en originele recepten. Lieve lezer, die waarschijnlijk geen lamskoteletjes schuwt, wist je dat een lentelam al tussen 3 tot 5 maand slachtrijp is? De liefhebber gaat wellicht voor een melklam, dit is een niet gespeend lam, meestal 4 tot 6 weken oud met een gewicht van 5,5 tot 8 kg. Maar de echte kenner verkiest een zuiglam, dat beestje kan al in de oven of op de BBQ als het amper 20 dagen oud is. Bij de betere keurslager worden ze aan de haak gehangen en versierd met een bosje peterselie in hun kontje. Wil ik in schoonheid eindigen, dan moet ik nu toch een andere toon aanslaan. Lentemuziek, dat verzacht de zeden! Dit is het seizoen waarop ik bij het ontbijt de requiems en lamentatio’s inruil voor de overheerlijke Frühlingsonate van Ludwig van Beethoven, om maar te zwijgen over Stravinsky’s Sacre du printemps. Je weet wel, dat ongelooflijk heftige loflied op de lente waarbij een jonge maagd is uitverkoren om zich dood te dansen als offer aan de Zonnegod. Wie herinnert zich de première niet, die 29ste mei 1913 in Parijs? Al direct na de eerste maten gingen voor- en tegenstanders met elkaar op de vuist. Inderhaast opgetrommelde gendarmes moesten de rust in de zaal herstellen. Dirigent Pierre Monteux ontsnapte via een wc-raampje aan een lynchpartij. ’s Anderendaags las men in een serieuze krant: ‘Ce n’est pas le sacre du printemps, mais le massacre du tympan.’ (slachting van het trommelvlies, nvda). Ach, prachtige lentetijden! Ziehier het sms’je dat ik na het verzenden van deze column van de hoofdredacteur ontving: ! + ? Korte maar duidelijke taal: waar blijft de beloofde positieve boodschap? Als dit correct is, ben ik in ongenade gevallen. Naar het voorbeeld van dichteres Delphine Lecompte, ongewild populair geworden BV na haar optreden in het infantiele circus van De Slimste Mens, overweeg ook ik mijn leven over een andere boeg te gooien. Scheepshersteller te worden in Helsinki of alpacafokker, of haiku’s schrijven in het Moldavisch. Willem de Zwijger

april 2021  >  33


CULTUUR

De dikke Van Canneyt INTERVIEW MET HILDE VAN CANNEYT Na de dikke Van Dale is er nu de dikke Van Canneyt: kunstjournaliste Hilde Van Canneyt krijgt maar niet genoeg van kunstenaars. Haar eerste boek Hilde Vraagt kreeg een vervolg met 4321 vragen aan 123 kunstenaars waarin ze opnieuw oprechte gesprekken aangaat met uiteenlopende beeldende kunstenaars uit Vlaanderen en Nederland. Willem Elias

Dit is jouw tweede boek. Heeft de ervaring en het succes van je eerste boek Hilde Vraagt ervoor gezorgd dat je zin had een tweede klepper uit te brengen? ‘Zin’ is een groot woord. Het zit zo: terwijl je een boek aan het ‘maken’ bent, wandel je intussen verder in de kunstscène, wordt er aan je haar getrokken voor opdrachten en interventies en voor je het weet stapelen de interviews zich op. Ook nu trek ik er verder op uit en komen de kunstavonturen op me af. Ieder atelier dat je binnenstapt is op zich ook een nieuw avontuur en een nieuw verhaal. Van iedereen leer je bij, leg je (kunst)linken en ontwikkel je op den duur een gedachtegoed. © Kaat Pype

Elk type kunstenaar heeft een eigen manier van redeneren en praten over het gemaakte werk Wat waren de reacties op jouw eerste boek? ‘Interessant, leerrijk, dat ik ‘durf te vragen’.’ Mensen zien natuurlijk af en toe een artikel passeren in een magazine, boek, expotekst of via mijn website. Velen kennen mijn werk al. Ik krijg vaak de reactie dat het lijkt ‘alsof je erbij bent’, in het atelier. Op een of andere manier geef ik altijd de juiste ateliersfeer weer. Al in de voorbereiding, het


CULTUUR

lees- en kijkwerk, ga je met die mindset vragen bedenken. Zo ga je al eerder sec of plastisch je vragen opstellen. Een HISK-er (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) benader je anders dan een Stürm und Drang-er van tachtig jaar. Elk type kunstenaar heeft een eigen manier van redeneren en praten over het gemaakte werk. En zo typ of schrijf ik dat uit. Ik behoud ook graag de taal van de kunstenaar. De ziel mag wat blijven hangen.

Bij jonge kunstenaars lijkt de losbandigheid in hun praktijk wat te zijn verdwenen. Kunst is hun job, meer dan een ‘zijnswijze’ Zijn er dingen die je fundamenteel a ­ nders hebt gedaan in het huidige boek? Ik zou het me makkelijker maken als ik wat kortere interviews zou afnemen. Maar ik vind het fijn alle facetten van het kunstenaarschap te ontdekken, dus blijf ik maar doorvragen. Achteraf typ ik dat integraal uit. Meestal worden voor een tijdschriftopdracht de meest saaie stukken geselecteerd. (lacht) Laat ons zeggen dat ik vroeger grondiger studeerde op mijn kunstenaars en meer dúrfde. Met de jaren op mijn teller ben ik wat braver geworden, vrees ik. En helaas ben ik volwassener geworden en ben ik mijn naïviteit en onbezonnenheid in en naar de kunstwereld wat kwijt. Je hebt een typische Van C ­ anneyt-stijl van interviewen. Of ik tactieken heb? Helaas! Zowel in de liefde, vriendschap als kunst, is dit een zwakke plek. (lacht) Ik denk dat mijn onbevooroordeelde en open houding ervoor zorgt dat kunstenaars weten dat ik hen geen pootje zal lappen. Ik ga hen in een interview niet als kunstcriticus bejegenen. Of misschien wel, maar dat ga ik niet publiekelijk botvieren. Uw interviews overschrijden de actualiteit, ze zoeken een blijvend beeld te geven, lijkt het. Ik maak portretten van kunstenaars. Op zich boeit ‘de laatste expo’ mij niet het meest. Wel de weg er naartoe. Ik pas als het ware een rewind toe. Ik vind het boeiend hoe je die eerste baksteen legt om tot je droomhuis te komen. Wie is nu geïnteresseerd in het nieuwtje van de dag? Hoe beslis je welke kunstenaar je gaat interviewen? Is dat het ‘toeval van het ontmoeten’ of zit daar een plan achter? Ik ben geen (wo)man with a plan. In het eerste boek, waarin mijn eerste vijfentachtig interviews van mijn website werden gebundeld, zag ik het meer als aankondigingen van tentoonstellingen. Maar mijn wandeling doorheen het kunstenlandschap loopt heel uiteenlopend: van spontane ingevingen tot opdrachten allerlei. En daar vloeit alles uit. Laat ons zeggen dat er nog veel interessante kunstenaars zijn die ik wil interviewen, die nog niet in mijn boeken staan. De cirkel is helaas nog niet rond. Zijn er, tussen de ­honderddrieëntwintig k ­ unstenaars

DEGEUS

die in jouw recente boek staan, kunstenaars die je verrast hebben? Allemaal natuurlijk! (knipoogt) De nu bijna honderdjarige Gentse kunstenaar Octave Landuyt, staat met stip op één. Ik had me intens verdiept in zijn zowat vijfenzeventig jaar kunstenaarschap, maar toen ik voor hem ging zitten kwam ik nog niet aan vraag drie toe. Hij begon te vertellen – tot over de buurvrouw van zijn grootmoeder toe – en ik kon niks anders dan mijn voorbereiding op mijn schoot leggen en genieten van zijn verhalen en mooie, sprekende gezicht. Beantwoordden de meeste k ­ unstenaars aan je verwachtingen? In de aanloop van een interview weet je veelal wat je inhoudelijk kan verwachten. Bij schilders en beeldhouwers, die soms bijna verliefd zijn op de materie waarmee ze werken – verf, steen, klei – voel je meer begeestering. De meer ‘lichamelijke’ kunsten als het ware. Soms ervaar je bij kunstenaars gewoon te veel dat de kunst zwaar doordacht is. En dan voelt voor mij de inhoud als materie te klinisch aan. Ik denk dat ik het ook meer ‘voel’ bij wat meer gepokte en gemazelde kunstenaars. Bij jonge kunstenaars lijkt de losbandigheid in hun praktijk wat te zijn verdwenen. Kunst is hun job, meer dan een ‘zijnswijze’. Misschien zijn de jonkies teveel bezig met die exposure? Waarschijnlijk ook omdat de digitale wereld veel afvlakt. Velen gaan voor instant genot van de likes en feedback, in plaats van het werk ietsje langer te laten rijpen. Soms voel ik bij hen ook minder de ‘urgentie’ van het creëren. Veel kunstenaars willen nu eerst een expo, waarnaar ze gaan creëren, in plaats van eerst werk te maken en dan te zien waar hen dat brengt.

Soms ervaar je bij kunstenaars gewoon te veel dat de kunst zwaar doordacht is Zijn er ook kunstenaars met enige naam, die in feite niet veel te vertellen hebben? Het lijkt me hier gepast om géén namen te noemen. (lacht) Meestal zijn ‘de groten’ ook pienter genoeg om te weten wat ze wél of niet moeten vertellen. Dan kan het nog allemaal het perfecte plaatje lijken op papier, op het werk en in het atelier, maar uiteindelijk gaat het in de kunst ook nog altijd om die spritz in the air. Op de radio vroegen ze aan cultuursocioloog Pascal Gielen waarom mensen het toch zo belangrijk vinden om naar de kapper te gaan. Daarop antwoordde hij: ‘In hun kapsel, hun zijn.’ Hij bedoelt daarmee natuurlijk dat hun kapsel weergeeft wat men wil zijn. Ook bij een kunstenaar geven zijn werken weer wat hij wil zijn. We horen allemaal graag dat kunstwerken het gevolg zouden zijn van een authentieke tube dat de kunstenaar uitknijpt. Maar dit is in feite niet zo.

april 2021  >  35


CULTUUR

Zelf probeer ik nog te geloven in de ‘romantiek van een kunstenaar’. Net zoals ik een schrijver probeer in te beelden op zijn zolderkamer al zwoegend op een verhaal, riek ik ook graag het zweet van een kunstenaar. Het gaat me ook om de ‘alenigheid’ van het creëren. Het eigen gevecht. Alleen in de rock- pop- en jazzmuziek hou ik van het gezamenlijk zweet. Hilde, je bezoekt veel expo’s. Als je al een paar expo’s van een bepaalde kunstenaar hebt gezien, klopt dat dan met het beeld dat je hebt van zijn leefwereld? Of zit daar een zekere discrepantie in? In vijfenzeventig procent is het voorspelbaar wat je kan verwachten. Maar een compleet gestoorde kunstenaar als het ware – enfin, hoe de buitenwereld hem percipieert – kan in zijn atelier bijna een neuroot zijn die al de penselen en tubes (te) netjes sorteert. En waar geen verfspat niet op zijn plaats is ‘gespat’. Soms voel je ook dat het atelier niet dient als ‘eigen werkcocon’ maar meer dient voor ‘wie het gaat bezichtigen’. Dat je bijna schilderspaletten ziet die dienen om in een uitstalraam te zetten. In the end denk ik dat discipline en doorzetting niet te onderschatten eigenschappen zijn van een kunstenaar. En wie weet koppigheid, al vind ik dat in het ‘mens’-zijn geen goede eigenschap.

Discipline en doorzetting zijn niet te onderschatten eigenschappen van een kunstenaar. En wie weet koppigheid Laten we de maatschappijkritische ­benadering belichten, de filosoof-kritische dimensie. Kom je nog veel gelovige kunstenaars tegen? Of heb je daar geen spoor van teruggezien? Hmm, ik herinner me niet dat ik al ergens een kruisbeeld heb zien hangen in een atelier. Geen idee of er veel kunstenaars zijn die zich laten inspireren door werken uit de christelijke traditie. Je zou toch denken van wel. Figuratief zeker. Inhoudelijk weet ik niet … Voor mijn eerste boek heb ik Pater Maur, alias Etienne van Doorslaer, geïnterviewd, een pater van de abdij van Zevenkerken. Een goede vriend ook van de abstracte schilder Dan Van Severen. Pater Maur maakte ascetisch contemplatieve schilderijen in monochrome kleurvelden en eindigde bij grijze en witte monochromen. Een flink deel van de kunstgeschiedenis behandelt het thema geloof, dat kan geen enkele kunstenaar negeren. Speelt dit nog direct dan wel indirect mee? Zelfs het straal negeren van deze traditie is een statement. Even een omgekeerde redenering: zijn er ­k unstenaars die uitdrukkelijk hun atheïsme, vrijdenkerij of humanisme exploreren? Is niemand je bijgebleven die rebellerend is? Het is tegenwoordig opnieuw gevaarlijk om antiklerikaal te zijn. Blasfemie bestaat terug … Ook het portret van Mohamed maken is

36  >  april 2021

nu niet aangeraden. Ik vraag me af of dit in jouw ervaring met kunstenaars al heeft meegespeeld. Oei, ik vrees dat ik je hier een spannend antwoord schuldig moet blijven … Ik vermoed dat de rol van de kerk in de hedendaagse samenleving in die mate is afgenomen, dat een-bakske-vol-met-stro-dingen vandaag niet langer shockerend zijn. Enfin, hier in de lage landen toch … Ben jij niet de kenner inzake die dingen? (knipoogt)

Ik denk dat we ons in België meer verliezen in moeilijkdoenerij Zie of voel je een verschil tussen Belgen en Nederlanders? Want er staan er een pak in je tweede boek. Ik denk dat we ons in België meer verliezen in moeilijkdoenerij. Ik lees of zie liever teksten of websites van Nederlanders, omdat die lichter en kleurrijker (lijken te) zijn. We gaan het hier in België soms wel érg ver zoeken. Zijn er verschillen tussen m ­ annelijke en vrouwelijke kunstenaars? Mag ik dat verschil eens uitleggen in een volgend interview? (lacht) Laat ons het erop houden dat er voor mij effectief verschillen zijn. Aan jullie om die te ontdekken! Is er geen enkele kunstenaar die u heeft willen verleiden? De meeste kunstenaars hebben gebrek aan rock’-n’-roll. En hebben ze dat wel, dan zijn ze soms al de viriele leeftijd voorbij. Daarbij, de interviews werden meestal afgenomen op een maagdelijk uur, dan concentreren we ons alleen maar op kunst. (lacht) Komt er een deel drie? Had je me dat na het corrigeren en nalezen van mijn duizend pagina’s gevraagd, had ik radicaal ‘neen’ geantwoord. Nu voel ik het wel kriebelen om terug op avontuur te gaan. Alleen vergeet ik dat ik na het gebeuren het negentig procent niet-avontuurlijke typen en redigeren moet ondergaan. In de ideale wereld komt er een derde boek. Als ik mecenassen vind – wie biedt zich aan? – zou ik graag een boek maken met als titel: 65 kunstenaars op (niet) pensioen. Panamarenko zou er alvast niet hebben bijgezeten, als een van de weinige kunstenaars die op z’n vijfenzestigste op pensioen ging.

Meer info Hilde Van Canneyt, 4321 vragen aan 123 kunstenaars, Gent, Borgerhoff&Lamberigts/Mer., 2020, 980 p.

DEGEUS


POËSTILLE

In brand bij de Vesuvius FILODEMOS BEMINT IN EPIGRAMMEN Renaat Ramon

De Heilige Drievuldigheid is, zo leert een kerkelijk woordenboek, het gronddogma van het christendom. Drie personen in één god, het is een merkwaardige gedachtenconstructie waarover de christenen onder elkaar hevig hebben geredetwist, met voor sommigen zeer onaangename gevolgen. Het afbeelden van de Drievuldigheid als drie-eenheid heeft ook problemen opgeleverd. De meest gedurfde, surrealistische beelding was deze: één lichaam met drie hoofden. De kerk heeft deze ongetwijfeld goed bedoelde voorstelling, die het karakter had van een karikatuur, in 1628 verboden. Daaraan moest ik denken toen ik het gedicht Drie-eenheid las, het laatste van de eenendertig epigrammen van ­Filodemos van Gadara, die Patrick Lateur onder de titel Eros bij de Vesuvius uit het Grieks heeft vertaald (Leuven: P, 2020). Filodemos, van oorsprong een Syrische Griek of Griekse Syriër, leefde, vooral onder de rook van de Vesuvius, van circa honderdtien tot dertig voor onze tijdsrekening. Hij kan dus het idee van drie personen in een god niet aan de evangelisten hebben ontleend. Drie goden in één beeld, het is wellicht een poëtische fictie van Filodemos, dixit Lateur. Fictie, zeker, maar een sculpturale realisatie is denkbaar – als macho maximus of als gedrocht. Een mythologische assemblage. Merkwaardig: in regel worden goden offers aangeboden, meestal in de hoop op een ruime compensatie, maar Filodemos’ driegod bedelt om een offergave. Verder heeft de dichter zich niet om de goden bekommerd. Hij had, epicurist zijnde, andere besognes. Hij richtte zich wel tot Eros en Selene, de maangodin, uiteraard in een amoureuze context. Erg kieskeurig was de dichter in de keuze van zijn partners niet. Lysianassa, waarschijnlijk een wandelhoertje, kostte hem slechts, zegt hij met nadruk, ‘Vijf drachmen (!) voor twaalf (!) beurten’. Xantho was zo mooi als het ‘wassen beeld / van dubbelgevleugelde Eroten’; de zestigjarige ­Charito beval hij aan. De Romeinse bourgeois Filodemos had weinig respect voor een meisje dat uit de provincie kwam en geen liederen van Sapfo wist te zingen, zoals Flora. Deze Flora was niettemin een vlam, waarvan een opwekkende beschrijving wordt gegeven: ‘O, die voet, dat been, die dijen / – ik besterf het, met reden! – / o, die billen, die kut, die heupen, / en ach, die schouders, die borsten, / die tere hals, die armen, / die

DEGEUS

ogen – ze maken me gek! – / o, die perfecte wiegende gang, / en o, die zalige zoenen / die kleine kreetjes – ach, sla me dood!’ Toch had hij soms het vrome verlangen om afstand te nemen van weelde en ontucht om huiselijk geluk te genieten:

Alweer witte viooltjes en snaargezang en weeral wijn uit Chios, nog maar ’s mirre uit Syrië, en altijd weer die feesten, en alweer een dronken deerne. Ik wil dat niet. Neen, ik haat die dingen, ze maken me gek. Maar omkrans me met narcissen, laat me genieten van de panfluit, zalf mijn lijf met olie van saffraan, maak nat mijn keel met wijn uit Mytilene. En leg dan in mijn bruidsbed een meisje, een thuisblijver. Maar de Moiren, de schikgodinnen, hebben anders beslist. ‘Mijn naam Filodemos’, schrijft hij, ‘kreeg ik van de Moiren. / Dat moet wel. Zij wilden dat ik voor altijd / van liefde zou branden voor iedere Demo.’ Demo’s ontmoette hij overal. Er was een maagd bij die nog niet wist wat liefde was, maar de meesten waren hetaeren, sekswerkers van het duurdere echelon. Er worden er dertien met name genoemd. Nu zijn de dichters discreter. Epicurisme beschouw ik als een joyeuze vorm van humanisme, maar je hoeft geen humanist te zijn om te genieten van de gloedvolle verzen van de multiminnaar Filodemos. Ik heb er hier, misschien niet helemaal terecht, een autobiografische lezing van gegeven, maar ik vermeld graag dat Filodemos ook ernstige traktaten heeft geschreven, onder meer over de angst en over de dood. Maar die heeft Patrick Lateur nog niet vertaald.

Drie-eenheid Drie onsterfelijken in deze steen. Het hoofd verraadt duidelijk Pan met de geitenhorens. Borst en buik wijzen op Herakles. De rest, dijen en benen, is van Hermes, de god met gevleugelde voeten. Voorbijganger, weiger niet langer te offeren. Dat ene offer van jou nemen wij, goden, met z’n drieën aan.

april 2021  >  37


BOEKENREVUE

Sieg Heil! Van mythische groet tot verderfelijke ideologie Het was alweer bijna tien jaar geleden dat we ons nog eens mochten te goed doen aan een nieuw boek van Gie van den Berghe. Eerder werk zoals Met de dood voor ogen (1987), De uitbuiting van de holocaust (1990) en De mens voorbij (2008) blijven voor mij verplichte kost betreffende dit onderzoeksdomein. Ondertussen kon men zich geregeld laven aan de immer snedige artikelen die we kunnen terugvinden op zijn website Serendib. Ook die staan meestal boordevol ongehoord interessante informatie en eigenzinnige analyses. Brecht Decoene

met grote prenten, schilderijen, filmstills en foto’s.

Sieg Heil is opnieuw een luchtiger boek, zoals Kijken zonder zien. Omgaan met historische foto’s dat was in vergelijking met zijn hierboven vermelde doorwrochte meesterwerken. Zonder daarmee te willen stellen dat dit geen grondig boek is. Net als Kijken zonder zien uit 2011 is deze publicatie eveneens van een verrassend groot formaat. Bij het openslaan ervan wordt begrijpelijk waarom: haast de helft van de bladzijden is uitbundig geïllustreerd

38  >  april 2021

Maar wat valt er nu zoal te vertellen over de Hitlergroet en haar oorsprong? Op het eerste zicht leek me die insteek en onderzoeksvraag wat banaal. Valt daar een boek uit te puren? Het antwoord daarop leek eenvoudig en kort. De groet was bekend bij de Romeinen en de nazi’s hebben veelvuldig reeds gekende symbolen gerecycleerd, zoals het hakenkruis, het doodshoofd, de adelaar, de zege-rune en het Odalruneteken. De fascistische groet was dus oorspronkelijk een Romeinse groet. Voilà. Dat blijkt echter helemaal níet te kloppen. De groet is immers hooguit 250 jaar oud. Met zulke hardnekkige mythes maakt van den Berghe dus komaf.

Claim het meesterschap op je blik terug, zodat we opnieuw op een meer objectieve manier naar historische beelden leren kijken! In Sieg Heil verwondert van den Berghe zich over de vele verscheidene

contexten waarin één van de bekendste armgebaren uit de geschiedenis voorkomt. Het is verbazingwekkend hoeveel dat er zijn. Veelal hebben ze zelfs volstrekt niets met elkaar gemeen, maar onze perceptie is zo besmet dat we ze enkel kunnen herkennen als de Hitlergroet. Ons denken is in deze kwestie zo beperkt en eenzijdig, dat we niet meer in staat zijn te overwegen dat de gestrekte arm talloze andere symbolische ladingen had – ook heel positieve en onschuldige. De nazigroet is slechts één onder de vele. Dat is waar dit boek wil op wijzen: breek dat dwingend interpretatiekader open! Claim het meesterschap op je blik terug, zodat we opnieuw op een meer objectieve manier naar historische beelden leren kijken! Sieg Heil is van den Berghe pur sang, waar hij zijn liefde voor beeld en fotografie opnieuw centraal stelt en en passant ons gebrek aan historisch bewustzijn opkalefatert. Uiteraard gebeurt dit alles tegen het decor van zijn andere expertise, namelijk: het nazisme. Van den Berghe wijst je op intrigerende details en neemt je ogen mee naar de hoeken van een foto of een schilderij. De manier waarop

DEGEUS


BOEKENREVUE

hij beelden dissecteert en analyseert is bijzonder leerrijk. Verrassende wetenswaardigheden doen je perceptie kantelen en ontsluiten zo nieuwe interpretaties. Hij attendeert ons op het feit dat we maar al te vaak geneigd zijn om ‘te kijken zonder te zien’. De dominante historische bagage kleurt onze blik op dwingende wijze in een bepaalde richting, wat het soms verdomd moeilijk maakt om daarvan los te komen. Het boek is niet zozeer een chronologisch verhaal waarbij hij de evolutie van de groet op een logische

manier brengt. Het is veeleer een caleidoscopisch aanbod van korte excursies, waarvan sommigen naar mijn aanvoelen wat te lang uitwaaieren en waar je bij anderen dan weer wat op je honger blijft zitten. In het begin vertrekt hij van een postkaart uit 1935, springt over naar beelden van Barack Obama in 2009, betrekt de tabloid The Sun die in 2015 beelden van de koninklijke familie uit 1933 publiceerde, om al gauw te belanden bij het schilderij De eed van de Horatii van Jean Louis David uit 1785. De keuze voor deze

aanpak maakt het af en toe wel wat verwarrend of minder overzichtelijk. Maar aangezien hij raakt aan de film, het theater, katholieke stoeten, jeugdbewegingen, de schilderkunst, Amerikaanse vaderlandslievendheid en de actualiteit blijft het verhaal rond het theatraal gebaar dat evolueerde tot fascistisch symbool immer fascineren. Gie van den Berghe, Sieg Heil! Van mythische groet tot verderfelijke ideologie, Epo: 2020, 192 p.

Richard Wagner, de man die opera voor het volk maakte In het najaar van 1997 leerde ik Freddy Mortier kennen, toen hij een voordracht had gegeven over Pierre Bourdieu. Hierin bracht hij Richard Wagner ter sprake, wiens muziekuniversum zich op dat ogenblik bezig was voor mij te ontsluiten. Een reden te meer om de spreker achteraf even aan te klampen en te praten over deze gemeenschappelijke passie. Opnieuw zou het de Duitse Meester zijn die ons nader tot elkaar bracht, en wel in 2014, toen ik de auteur op de allereerste dag van de lente – kan een datum symbolischer gekozen zijn? – kaarten wist te bezorgen voor Bayreuth. Een heiligdom opende zijn poorten, de Grote Tempel, waarmee Mortiers decennialang gekoesterde droom in vervulling ging. Zes jaar hierna valt zijn boek over Richard Wagner in mijn brievenbus. Rudy Van Giel

Een inleiding tot de muziek van ­Wagner is deze doorwrochte pil beslist niet. Het werk verwacht namelijk gedegen voorkennis, niet het minst van de verschillende Leitmotiven en van de instrumentatie waarop die berusten. Tegelijk is enige basiskennis van notenleer en toonaarden aangewezen

DEGEUS

voor het begrijpen van een reeks alinea’s. Desondanks levert de auteur op het einde van zijn boek een toegangspoort tot Wagners muziek, en dit aan luisteraars die absoluut niet vertrouwd zijn met het klankenwalhalla van deze kunstenaar: hoe bereid je je voor wanneer je kennis wil maken

met deze composities, waar moet je precies op letten, welke muziekexcerpten beluister je best even van tevoren, waar kan je ze bijvoorbeeld online vinden … Kortom, een vademecum om toegang te verschaffen tot Wagners heelal. En gewapend met deze kennis kan je je naar de schouwburg

april 2021  >  39


BOEKENREVUE

begeven om te genieten van een vier uur durend operaspektakel. Ik meende van Wagner te houden, maar bij de auteur van dit boek is het méér: hij is een fanaat. Zijn tekst reveleerde me dan ook vele aspecten die me verborgen waren gebleven in de klassieke biografieën. Uiteraard is er de filosofische insteek, zoals nu eenmaal te verwachten valt bij iemand die wijsbegeerte tot zijn vakgebied mag rekenen. Vanuit dit vertrouwde terrein toetst hij de libretti aan Hegel, Feuerbach, maar vooral aan Schopenhauer. Kennis van de denkwereld van deze laatste levert een belangrijke invalshoek en ontsluit diepere dimensies en betekenissen in het werk van de componist.

Een vademecum om toegang te verschaffen tot Wagners heelal Als wij tegenwoordig aan Wagner denken, associëren wij hem vaak met het nazisme. In tegenstelling tot andere bewonderaars tracht de auteur het antisemitisme van de componist niet te bagatelliseren en kadert hij het niet zonder meer in het wijdverbreide antisemitisme, een antisemitisme zoals dat in het toenmalige Europa bon ton was, met name bij de verlichte elites. Bij deze componist ging het wel degelijk verder: hij beschouwde de Jood als minderwaardig, al deed hij dit wel vanuit een culturele invalshoek, nooit vanuit genetisch oogpunt. En ja, hij gebruikte de term Übermensch. Toch kunnen we hem moeilijk verantwoordelijk stellen voor het ‘rassenhygiënische’ ideeëngoed dat het nationaalsocialisme er zoveel jaren na zijn dood uit gedestilleerd heeft. Dat doen we tenslotte evenmin met Karl Marx – óók een antisemiet – omdat Stalin en Pol Pot zich op diens gedachtegoed beriepen om hun massamoorden te verantwoorden. Wanneer zowel Wagner als Marx aansturen op de ondergang van de Jood, bedoelen zij beiden dat hij zich moet aanpassen, niet dat hij fysiek geëlimineerd dient te worden. De componist

40  >  april 2021

valt dus ‘niet [te] herleiden tot die twijfelachtige ondertonen, die wel het beeld van de man sinds de opkomst van het nazisme verregaand hebben bepaald.’ Trouwens, Wagner als ‘ultraconservatief’ beschouwen … het is een noemer waaronder hij niet gedurende zijn hele leven te vatten is geweest. Hij blijkt het volledige spectrum aan politieke strekkingen doorlopen te hebben. In het begin van zijn ‘carrière’ positioneerde hij zich duidelijk links, toen hij aan de zijde van onder andere Bakoenin een rol speelde in de mei-opstand uit 1849 te Dresden tegen de Pruisische troepen. Deze rol wordt vaak geminimaliseerd – zo ook door de componist zelf – maar Mortier toont in zijn boek aan dat Wagners deelname aan deze revolutie wel degelijk substantieel is geweest. Een quote van de Duitse Meester uit die tijd luidt: ‘Het echte wezen van de hedendaagse kunst is de industrie, haar moreel doel geldbezit, haar esthetische intentie het vertier van diegenen die zich vervelen.’ In die beginperiode ontbreekt bij hem de sterk nationalistische klemtoon zoals we die later wel zullen terugvinden. Hij beoogde op dat ogenblik een universalisme met nationale versieringen, wat in het laatste deel van zijn leven dus zou switchen naar een nationalisme met universele aanspraken. Het is dan ook de jonge Wagner die socialistische leiders en denkers inspireerde, met name Jean Jaurès, Edward Anseele, George Bernard Shaw, August Vermeylen …

Wagner blijkt het volledige spectrum aan politieke strekkingen doorlopen te hebben Het is deze politiek-filosofische framing die Mortier voor ons blootlegt in de opera’s, zoals het links-hegelianisme in Der Ring des Nibelungen of de rechts-antisemitische teneur in Der Meistersinger von Nürnberg. In Der Ring noteren we hoe de macht der goden vervangen wordt door een

vrije, zelfbevestigende individualiteit, hetgeen de grote ommekeer van de geschiedenis illustreert, te weten het ogenblik waarop de mens zich er bewust van wordt dat zijn enige god de mens zelf is. Begrijpelijkerwijze gaat de auteur zeer uitgebreid in op Parsifal, het is

DEGEUS


BOEKENREVUE

nooit echt voorgelegd, omdat men meende dat onder andere zijn openlijk antisemitisme en zijn antikatholicisme tot afwijzing zouden hebben geleid.

De parallel wordt getrokken met de vrijmetselarij: dit Bühnenweihfestspiel handelt namelijk ook over de inwijding van een leek in de broederschap

Freddy Mortier © Gerbrich Reynaert

­ agners laatste werk en allicht een W van zijn gaafste scheppingen. Stilstaan doet Mortier bij de vaststelling hoe de componist een modern ceremonieel formuleert – een ceremonieel zonder transcendentie of god – en hoe hij tal van begrippen losweekt uit de christelijke metafysica, om ze een plaats toe te kennen in ons reële, tastbare, menselijke bestaan.

In Der Ring noteren we hoe de macht der goden vervangen wordt door een vrije, zelfbevestigende individualiteit, hetgeen de grote ommekeer van de geschiedenis illustreert De parallel wordt getrokken met de vrijmetselarij: dit Bühnenweihfestspiel handelt namelijk ook over de inwijding van een leek in de broederschap, waarbij het rituaal zich net zo goed beroept op christelijke symbolen om die te veralgemenen. Wagner toonde zich overigens erg geïnteresseerd in de maçonnerie, getuige zijn aanvraag tot toetreding. Zijn verzoek is echter

DEGEUS

Een belangrijk deel van zijn boek besteedt Mortier aan Wagners intentie om muziek te maken voor de ‘massa’, het volk. Componisten in de Germaanse landen lieten de opera namelijk almaar meer los, een genre dat door zijn verhalend karakter uiteraard toegankelijker is voor een niet geschoold publiek. Sinds Beethoven legden ze zich liever toe op instrumentale muziek. Dit soort muziek, dat zich louter op de toonkunst sensu stricto concentreerde, creëerde nu eenmaal een grotere afstand tot de toehoorders. Kunstenaars legden normen vast waarbij ze rekening hielden met wat andere kunstenaars ervan dachten, níét met het publiek. Wagner wilde dit doorbreken. Het lag in zijn bedoeling ook de muzikale leek aan te spreken; heel zijn esthetica legde zich erop toe muziek als de drager van onuitspreekbare betekenissen te zien en dit vanuit zijn concept dat toonkunst gedemocratiseerd moest worden. Van dit voornemen is weinig in huis gekomen, als je ziet hoe het er vandaag in Bayreuth aan toegaat: het is ‘niet de plaats geworden waar het proletariaat de ketenen van de bourgeoisie van zich afschudt.’ Integendeel, het Festspielhaus heeft zich veeleer ontpopt tot een mondain défilé van de fortuinlijken (letterlijk!) dezer aarde: de ‘Place m’as-tu vu?’. Mortier, ondertussen zelf een geregeld bezoeker geworden van Bayreuth, beschrijft deze jaarlijks weerkerende society happening op een bijzonder treffende en vooral geestige wijze. Hij doet dit met zoveel

panache dat ik in een deuk lag bij het oprakelen van mijn eigen herinneringen. Zijn ironie siert hem, want zij toont hoe hij zichzelf weet te relativeren, een eigenschap die intelligente geesten nu eenmaal kenmerkt. Nog een obstakel voor de realisatie van Wagners droom is dat de systematische wijze waarop hij de chromatiek toepaste in zijn muziek, de eerste stap vormde in het loslaten van de toonaard: door de opeenvolging van halve noten begon het gevoel voor de tonica – de grondtoon – verloren te gaan en effende hij dus de weg naar de atonale en dodecafonische composities van de twintigste eeuw; daarmee ligt hij aan de basis van wellicht de meest ingrijpende vervreemding bij het brede publiek. Muziek vervelde opeens tot een hogere wetenschap, wat Mortier doet besluiten dat het niet ondenkbaar is dat de klassieke toonkunst, bij gebrek aan geschoolde toehoorders, in de toekomst grotendeels kan verdwijnen of nog moeilijker toegankelijk zal worden.

Wagners intentie was om muziek te maken voor de ‘massa’, het volk Samengevat moet ik toegeven dat ik slechts enkele punten aangehaald heb uit dit rijkgeschakeerde boek. Ik hoop hiermee de honger aangescherpt te hebben voor iedereen die geboeid is door deze grootmeester van onze westerse kunst. Lectuur van Mortiers tekst zal de lezer nog meer doen inzien wat deze figuur zo incontournable maakt voor ons hedendaags cultuurwezen.

Freddy Mortier, Richard Wagner - De man die opera voor het volk maakte, Kalmthout, Pelckmans, 2020, 259 p.

april 2021  >  41


BOEKENREVUE

Het bijziend oog van de geschiedenis FOTOGRAFIE EN KOLONIAAL GEWELD Daniel Foliard schreef met Combatte, punir, photographier een magistraal boek over de rol die de fotografie speelde in de eerste fase van de kolonisatie door Europese mogendheden (1870 – 1914). Het werk is een intellectueel festijn. Gie van den Berghe

en opsluitingsoorden (folteringen, executies, concentratiekampen). Wat hier niet meer kon, werd ginds uitgewerkt. Toen Europa zich in de tweede helft van de negentiende eeuw begon te bekommeren om gewonden op het slagveld, werd niet omgekeken naar de kolonies. Toen eind negentiende, begin twintigste eeuw oorlogsregels werden afgesproken, kwam de derde wereld ternauwernood ter sprake. De koloniale proeftuin kreeg, zoals bekend, in de twintigste eeuw een bloederig vervolg. Veel kolonisators kwamen met goede bedoelingen: ze wilden koste wat het kost hun ‘unieke’ beschaving, religie en moderniteit brengen. Kolonisators afschilderen als bloeddorstige monsters is van dezelfde orde als het ontmenselijken van inboorlingen. Het verhindert onderzoek naar beider cultuur en beschaving.

Hedendaagse morele denkroosters opdringen aan het verleden werkt als selffulfilling prophecy Publiciteit in La Dépêche coloniale illustrée, 15 juni 1907, p. 150.

De eerste fase van de kolonisatie ging gepaard met wat in Europa ‘kleine oorlogen’ werd genoemd, honderden expedities die ontelbare slachtoffers maakten. Europeanen herkenden noch erkenden de politieke structuren van Afrika en Azië. Ze gingen grenzeloos te werk. Inlanders die bezit en land verdedigden werden niet als verzetsstrijders of soldaten behandeld maar als barbaren die zich tegen ‘de’ beschaving keerden.

42  >  april 2021

De oorlog veranderde van aangezicht. Geen achter banieren optrekkende colonnes voorafgegaan door tromgeroffel en trompetgeschal, maar scherpschutters, lange afstandswapens, gasmaskers, kanonnenvlees, massaslachting. Er werd geëxperimenteerd met tactieken en technieken (uithongeren, platbranden), met nog dodelijkere wapens (gifgas en dumdumkogels die toen ze in 1899 verboden werden, koloniaal werden opgebruikt), met lijfstraffen

Hedendaagse morele denkroosters opdringen aan het verleden werkt als selffulfilling prophecy. Het levert een gesimplificeerde geschiedenis op waarin ontdekt wordt wat erin werd gestopt. Om een verleden te doorgronden moeten de toenmalig geldende denkroosters nagetrokken en toegepast worden. Niet alles wat in hedendaagse ogen onaanvaardbaar is, was dat in vroegere tijden en vice versa. Ook extreme menselijke ervaringen, daders en daden moeten objectief, passieloos bestudeerd worden.

DEGEUS


BOEKENREVUE

Trofeebeelden van gedode inlanders circuleerden eerst in beperkte kring, maar al gauw ook op ansichtkaarten en in de media In Combattre, punir, photographier stelt Daniel Foliard, verbonden aan de universiteit Paris-Nanterre, de chronologie van de oorlogsfotografie grondig bij. Anders dan gedacht brak die niet door met de Groote Oorlog maar tijdens die eerste kolonisatiefase (1870-1914). De gruwelbeelden uit de prille jaren van het fotojournalisme raakten bedolven in de collectieve herinnering, deels omdat het Westen ze graag aan de vergetelheid prijsgaf, meer nog omdat ze ondergesneeuwd raakten onder het beeldgeweld van de grote oorlogen die eenieders beschaving op het spel zetten.

Europeanen maakten de handen liever niet vuil, besteedden foltering en terechtstelling zoveel mogelijk uit. Zo praatten ze tegelijk de kolonisatie van die barbaren goed

LICHTGESCHREVEN Onderdeel van de moderniteit was de fotografie. Haar evolutie werd versneld tijdens en door de koloniale veroveringen. De toestellen werden kleiner en lichter, sneller en goedkoper, makkelijker in gebruik en aangepast aan koloniale omstandigheden. Rond negentienhonderd had tien procent van het koloniaal voetvolk een Kodak waarmee al het ongekende, exotische en fascinerende werd vastgelegd: landschappen, dieren, planten, hutten, gebruiksvoorwerpen, rituelen en … gewelddaden. De locatie deed er niet altijd toe: ‘Dorpsscène, om het even waar’, luidt het bij een foto die

DEGEUS

rond 1910 in China werd gemaakt. Militairen wisselden foto’s uit, verkochten ze aan plaatselijke drukkerijen van prentbriefkaarten en stuurden ze huiswaarts, gruwelbeelden inbegrepen, kwestie van duidelijk te maken hoe zwaar ze het te verduren hadden. Trofeebeelden van gedode inlanders circuleerden eerst in beperkte kring, maar al gauw ook op ansichtkaarten en in de media. Zoals de foto van enkele tientallen gewonde Soedanezen die in april 1898 op bevel van ­Horatio Herbert Kitchener met de bajonet waren afgemaakt, en het beeld van een guillotinering in 1899 in Senegal dat tot 1910 als ansichtkaart in omloop bleef.

De door Foliard besproken en geanalyseerde beelden waren niet uitzonderlijk of sensationeel, ze deden toen de ronde in kolonies en Europa. De pers publiceerde ze niet meteen maar met de opkomst van massamedia en schandaalpers, eind negentiende eeuw, zette ze alle schroom opzij en in onderlinge concurrentie publiceerde ze almaar meer beelden van slachtoffers van ongelukken, rampen, lijfstraffen en koloniaal geweld. In maart 1901 plaatste L’Illustration op haar voorpagina een foto van een inboorling met op een piek het hoofd van de sultan van Bornou (regio Tsjaadmeer). Het hoofd werd wekenlang tentoongesteld en dan naar Parijs gestuurd. Niet onbelangrijk is dat de dader een inlander is. Europeanen maakten de

april 2021  >  43


BOEKENREVUE

handen liever niet vuil, besteedden foltering en terechtstelling zoveel mogelijk uit. Zo praatten ze tegelijk de kolonisatie van die barbaren goed. De gruwelbeelden riepen in Europa weinig verontwaardiging op. Medeleven kent grenzen. Foto’s van ophangingen tijdens de Italiaanse interventie in Libië in 1911 deden het goed. Ook op beelden van de ophanging van veertien Turken in de Italiaans-Russische oorlog staan heel wat geïnteresseerde toeschouwers (zie Youtube: Public hanging of men during Italian-Turkish war – 1911, nvda). Hier en daar werd geprotesteerd tegen het ‘vertonen’ van geweld. Een minderheid keek verder dan de eigen neus en vanuit het besef van de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen keerde ze daderfoto’s tegen de daders zelf (onder meer beelden die Turken maakten van hun genocide op Armeniërs).

De gruwelbeelden riepen in Europa weinig verontwaardiging op VER-BEELDE VERNEDERING Bij een eerste confrontatie met een fototoestel hadden veel inlanders die het ding net zomin kenden als een vuurwapen er schrik voor. Ze gingen op de loop of keerden de fotograaf de rug toe. Eens ze foto’s hadden leren ‘lezen’ – een zwart-wit wereld in twee dimensies is verre van vanzelfsprekend – zagen velen het als tovenarij, magie die ze niet beheersten. Sommigen dachten dat de geest of het wezen van de gefotografeerde gevangen was, opgesloten zat in de verkleinde afbeelding. Toen eind negentiende eeuw een moeder met kind tegen haar wil werd gefotografeerd en het kind de volgende dag stierf, beschuldigde de vrouw de fotograaf ervan haar kind gedood te hebben. Anderen meenden dat fototoestellen gevoed werden met foto’s, ze nodig hadden om te overleven. Niet verwonderlijk dus dat op beelden uit die tijd inboorlingen niet meteen vrolijk kijken. Toch raakten velen vrij snel

44  >  april 2021

gewend aan fotografie en sommigen leerden poseren zoals van hen werd verwacht.

Foto’s zonder context of commentaar kunnen op verscheidene manieren gelezen worden De macht die inboorlingen aan het fototoestel toeschreven ontging de Europeanen niet. Foto’s van lijfstraffen en terechtstellingen, scènes die de machtsverhouding, de koloniale orde vestigden en bevestigden, werden getoond en uitgehangen om elke aanvechting tot verzet de kop in te drukken. Foto’s fungeerden als instrumenten ter vernedering en controle. De fotograaf, het toestel en de foto’s belichaamden de imperialistische macht. In handen van veroveraars en onderdrukkers was – en is – een camera geen neutraal, geen passief voorwerp maar een element van onderdrukking, in beeld gebrachte vernedering. Door de ogenschijnlijke waarachtigheid van wat door het licht geschreven heette te zijn, werden foto’s vanaf midden 1850 grafisch bijgewerkt, gemanipuleerd, in scène gezet. In Europa werden verscheidene koloniale taferelen nagespeeld om er toch maar beelden van te hebben. In 1912 bijvoorbeeld, werd in het bos van Vincennes een scène uit de Balkanoorlog overgedaan. De overtuigingskracht van de fotografie was dermate groot dat er probleemloos bij werd vermeld dat een en ander in scène was gezet. In 1907 drukte Illustrated London News een foto af van een koloniale oorlogssituatie met als titel Nagebootste oorlog, echt gemaakt door het fototoestel.

DODE MENSEN, DODE HOEKEN Verspreid in het boek geeft Foliard nuttige aanwijzingen voor de omgang met foto’s als historische bron. Elk archief, elke fotocollectie is de neerslag van opeenvolgende selecties. Die gemaakt door de fotograaf (wat vastleggen, wat ontwikkelen …), door de samensteller van de verzameling

Mlle Renée Bonnetain avec les crânes de ‘Sofas’, 1893. Ville de Paris/Bibliothèque Marguerite Durand (Sofas: soldats professionels, beroepsmilitairen) © Publiek domein. In overeenstemming met de Franse wet nr. 78-753 van 17 juli 1978, mag dit beeld vrij en gratis gebruikt worden in overeenstemming met de geldende wetgeving en het vermelden van de bron.

(album, archief …), door onderzoekers bij het afbakenen van hun onderwerp. Vastgelegd, bewaard en bestudeerd wordt wat in een bepaalde tijd en context waardevol of nuttig lijkt, als het al opgemerkt wordt. Grote gebieden van de geschiedenis van het geweld zijn aan de fotografie ontsnapt, denk maar aan ‘gewoon’ en structureel geweld.

Foto’s fungeerden als instrumenten ter vernedering en controle. De fotograaf, het toestel en de foto’s belichaamden de imperialistische macht Foto’s zetten de tijd stil, het zijn mo-

DEGEUS


BOEKENREVUE

dat te illustreren plaatste Foliard de foto hiernaast op het omslag van zijn boek. Een gruwelijk beeld, zoveel is duidelijk. Tot je achterop de handgeschreven boodschap van de fotografe leest. Raymonde Bonnetain verbleef begin jaren 1890 samen met man en dochter in Frans Soedan (het huidige Mali) en maakte er alledaagse foto’s. Maar voor dit beeld plaatste ze dochter Renée tussen doodshoofden. Achterop het beeld verklaart Bonnetain op ironische toon dat het schedels van zwarte soldaten zijn, mensen die door Franse militairen werden afgeslacht ter meerdere eer en glorie van de Franse natie.

mentopnames, fragmenten die de werkelijkheid amputeren. De door Foliard bestudeerde geweldfoto’s maken deel uit van een enorme reeks alledaagse foto’s die toen en daar gemaakt werden. Wie een beeld of een reeks beelden uit een collectie licht, vervormt het. Portretten dragen sporen van interactie. Wie in het vizier genomen wordt, verandert. Fotografen houden daar rekening mee, reageren er al dan niet bewust op. Voor koloniale foto’s geldt bovendien dat het toestel zo goed als altijd door een kolonist werd gehanteerd. Foto’s werden lange tijd niet systematisch bijgehouden, historici beschouwden ze als louter illustratie. Een ongekend aantal foto’s en albums werd vernietigd, ging verloren of zit nog in privéhanden. De gefotografeerde werkelijkheid is een uit de realiteit gelichte subjectieve presentatie, een verhaal van gemiste kansen. Archieven en collecties, schrijft Foliard nogal kras, zijn gemaakt om te vergeten.

DEGEUS

Hoe grondig een collectie ook wordt onderzocht, de verzameling werd hoe dan ook om andere redenen samengesteld en niet één tijdgenoot zag ze in haar geheel. Familiealbums lijken een uitzondering, maar ook die waren niet gericht op later onderzoek. Zonder eigentijdse commentaar zijn het beeldverhalen vol lacunes.

Grote gebieden van de geschiedenis van het geweld zijn aan de fotografie ontsnapt, denk maar aan ‘gewoon’ en structureel geweld INTERPRETATIES Foto’s zonder context of commentaar kunnen op verscheidene manieren gelezen worden. Elke interpretatie wordt automatisch gestuurd door wat de kijker kent, goed- of afkeurt, verwacht, hoopt, vreest, nastreeft … Om

Een en ander herinnert aan de foto op de kaft van het boek van Paul Van Damme, Wit-zwart in zwart-wit: een zwart kind in een papegaaikooi met aan weerszijden een wit meisje (zie De Geus oktober 2020, nvdr). Omdat er volgens Van Damme geen andere informatie beschikbaar was, oordeelde hij dat het beeld niet gebruikt mocht worden, maar plaatste het desondanks in en op zijn boek. Hier en nu zien we het als een verbijsterend, racistisch beeld. Foliards onderzoek laat een andere duiding toe. In het voor de rest onschuldige fotoalbum waar de foto uitmaakt, kan het beeld in scène gezet zijn als aanklacht tegen kolonialisme. Combattre, punir, photographier is een uitzonderlijk rijk boek. Jammer dus dat het geen register bevat en dat bijna alle foto’s te klein en te onduidelijk afgebeeld werden, een euvel waaraan nogal wat historische werken lijden. Maar de lectuur van dit magistrale werk is een waar intellectueel festijn.

Foliard Daniel, Combattre, punir, photographier. Empires coloniaux, 1890-1914, Paris, La Découverte, 2020, 455 p.

april 2021  >  45


FILM

Muidhond Patrice Toye verlaat de nabije oever

We bevinden ons op een braakliggend terrein. Het is een tussenruimte. Een gebied dat ’s nachts industrieel verlicht wordt, aan de oever van een grote rivier. Er wonen weinig mensen. Ze lijken zelfs een beetje verdwaald te zijn. Alsof ze allemaal samen in een tussentijd, in afwachting van een andere tijd, leven. Het daglicht brengt rust. Niet zoals het nachtelijke kunstlicht, dat de aarde omspant en mensen onrustig maakt. Jean-Pierre Vanhee

Jonathan, gespeeld door Tijmen ­Govaerts, is het hoofdpersonage. Hij is in de twintig. Een meisje van acht of negen dat Elke heet, maar door

46  >  april 2021

hem Bes genoemd wordt omdat ze dat mooier vindt, is zijn antagoniste. Wat een onwerkelijk puik acteerwerk van Julia Brown! Dan zijn er nog

haar moeder (Greet Verstraete) en de zijne (Ina Geerts). Moeders met een schaars eigen leven. Ze zijn vrij afwezig aanwezig in dat van hun kinderen.

DEGEUS


FILM

Wanneer Bes Jonathan toelaat in haar zorgvuldig verzonnen dierenclub op de oever gaan ze braakliggen. Dat is naast elkaar op je rug liggen tussen gele ganzenbloemen, bijvoeten en de gewone raketten. Zandbegroeiing is dat. Dan laat ze hem binnen in haar beestige luchtwoning. In de omrin-

voor vissen ongeveer hetzelfde betekent. Sommige mensen houden ook wel van een modderbad, maar vissen hebben daarin niet te kiezen. Veel daadkracht hebben ze trouwens niet. Hoewel ze veel kunnen teweegbrengen handelen ze niet zoals wij dat doen. Ze behoren tot het rijk van de zeeën, de rivieren, de vijvers, de moerassen, de kreken en de beken.

Sommige mensen houden ook wel van een modderbad, maar vissen hebben daarin niet te kiezen Hoewel vissen lang als gevoelloos werden beschouwd, weten we nu dat ze pijn voelen, dat ze vrienden maken en depressief kunnen zijn. Dat ze met andere soorten kunnen communiceren. Dat ze signalen kunnen opvangen en uitzenden. Dat ze deel kunnen uitmaken van een verhaal. Ze laten zich vangen, opsluiten, verzorgen en bekijken. Ze paren, vormen scholen en zwemmen tegen de stroom in. Doen ze dat bewust? In het rijk waar ze toe behoren gebeurt niets bewust, wat niet wil zeggen dat ze hersen- of gevoelloos zijn. Maar het gebeurt wel.

Jonathan telt op en af om zijn gevoelens te verschalken DE SCHAAL VAN NUL TOT TIEN

© Cinebel

gende struiken geeft ze haar dieren een plaats en bedenkt ze huisregels voor haar dierenclub zoals ‘Je mag hen nooit uitsluiten of zeggen dat ze stinken’.

Afleren en vervangen! MOEDER EN MODDER Een muidhond is een vis die tot de karperachtigen behoort. Hij wordt ook wel moethond genoemd. Het woord verwijst naar moeder en modder, wat

DEGEUS

Jonathan worstelt met zichzelf. Met het deel van zichzelf dat hij niet aanvaarden kan. Velen van ons, hoewel we het niet echt kennen noch ooit gevoeld hebben, vinden dat evenmin aanvaardbaar. Hij telt op en af om zijn gevoelens te verschalken. Hij registreert zichzelf: spanning op een schaal van nul tot tien? Vandaag vijf. Op de vraag ‘Wat voor iemand ben jij eigenlijk?’ antwoordt hij: ‘Dat ben ik vergeten.’ Enkele minuten later vult hij dat antwoord aan met ‘een monster’.

dat duidelijk niet. Nu moet hij de ene gedachte door de andere vervangen. Dat is bepaald niet zo eenvoudig als het blad van een boek omdraaien. Toch meent de psycholoog dat we samenvallen met onze gedachten en dus moet het kunnen. Patrice Toye regisseert glashelder dit mogelijke — maar zo onmogelijk moeilijke — veranderingsproces. Het is uitmuntende en poëtische cinema geworden. In alle soberheid koppelt zij een weinig benijdenswaardig lot aan een van de meest complexe vraagstukken van de menselijke natuur.

In alle soberheid koppelt Toye een weinig benijdenswaardig lot aan een van de meest complexe vraagstukken van de menselijke natuur Sommige handelingen zijn sociaalmaatschappelijk verboden. Al behoren ze tot die haast onweerstaanbare gevoelens die biologisch en evolutionair verankerd zijn, pedofilie valt onder de categorie ‘psychoseksuele stoornissen’ en wordt niet getolereerd. Wat Toye aan het licht brengt, is het grensgebied tussen het bewuste en het onbewuste handelen, waarin zich overigens menige strijd afspeelt. Na ampele introspectie, na dagelijks opgebouwde weerstand tegen de aandrang, is verandering van het handelen beslist mogelijk. Evenwel niet zonder crisis, zonder hulp, zonder muidhond.

Patrice Toye, Muidhond (België, 2019). Met: Tijmen Govaerts, Ina Geerts, Julia Brown, Line Pillet. Speelduur: 99’.

Na de vaststelling van zijn fysieke aantrekking tot kinderen is Jonathan iemand anders geworden. Al wilde hij

april 2021  >  47


MUZIEK

Pablo Hasél en Juan Carlos de Dwazekloot De Catalaanse rapper Pablo Hasél is de eerste Spaanse artiest die sinds de dood van Franco de gevangenis in vliegt voor liedjesteksten. Hij is echter niet de enige artiest die de laatste tijd voor liedjesteksten werd veroordeeld: dat overkwam ook een andere Catalaanse rapper, Valtonyc, die drie jaar aan zijn broek kreeg, maar zoals enkele Catalaanse politici het hazenpad koos naar België. Alle twaalf de leden van het rapperscollectief La Insurgencia (de opstand) werden tot zes maanden veroordeeld, maar behielden uiteindelijk hun vrijheid. Eddy Bonte

Deze veroordeling toont aan dat Spanje nog altijd een zeer autoritaire staat is. De justitie is er niet zozeer onafhankelijk, maar autonoom.

Vrije meningsuiting is of is niet. Zodra er een ‘tenzij’ of ‘maar’ bij komt kijken, kennen we de gevolgen al In 2014 werd de rapper Hasél door de Audiencia Nacional veroordeeld omdat hij in zijn liedjesteksten het terrorisme zou hebben verheerlijkt, met name ETA, Grapo, Terra Lliure (Catalaans voor ‘vrij land’) en Al-Queda. In 2018 werd hij door diezelfde rechtbank ook nog eens veroordeeld omdat een aantal tweets en zijn lied Juan Carlos el Bobón (een woordspeling op de Bourbons, het Spaanse koningshuis: een bobo is een dwaas, een hansworst) wegens verheerlijking van het terrorisme, het aanzetten tot geweld, belediging van de staatsinstellingen en majesteitsschennis. De hoogste juridische instantie heeft die uitspraken bevestigd en Hasél op dinsdag 16 februari 2021 laten opsluiten. Bovenop de geëiste negen maanden, komen de veroordeling van 2014 en de omzetting van onbetaalde boetes in gevangenisdagen.

48  >  april 2021

WAAROM HIER BELANG AAN HECHTEN? In Spanje, en vooral in Catalonië, doet dergelijke uitspraak meteen denken aan de onverbiddelijke censuur en de ‘justitie’ van Franco. Catalaanse zangers moesten per optreden, ook voor radio en tv, hun teksten voorleggen aan een censor. Geen wonder dat hieruit de nova canço is ontstaan, letterlijk ‘het nieuwe lied’, een variant op de Angelsaksische folk en het Franse chanson, waarbij een zanger zijn boodschap bracht enkel gewapend met een akoestische gitaar. Raimon en Lluís Llach zijn hiervan de bekendste voorbeelden, die ook internationaal succes oogstten.

De Catalaanse rapper Pablo Hasél is de eerste Spaanse artiest die sinds de dood van Franco de gevangenis in vliegt voor liedjesteksten Het is geen toeval dat Hasél werd veroordeeld door de Audiencia Nacional. Dat is een rechtbank die in 1977, nog voor de eerste vrije verkiezingen, werd opgericht ter vervanging van het Tribunal de Orden Público, een hooggerechtshof gespecialiseerd inzake ‘verstoring van de openbare orde’. Men kan

DEGEUS


MUZIEK

zich licht voorstellen wat ‘verstoring van de openbare orde’ betekent in een dictatuur. Hoewel met meer uitgebreide bevoegdheden bedacht, is de Audiencia Nacional de voortzetting van het franquistische Tribunal de Orden Público, een waar repressieapparaat. Zelden rijst de vraag waarom Spanje over dergelijk bijzonder systeem beschikt.

Deze veroordeling toont aan dat Spanje nog altijd een zeer autoritaire staat is Bijzonder is natuurlijk dat een burger van een lidstaat van de Europese Unie celstraf krijgt wegens de belediging van de staatsinstellingen, aangezien elke burger een deel is van de staat.

Bijzonder is ook dat in de Europese Unie nog gevangenis wacht wegens majesteitsschennis, te meer daar ondertussen is bewezen dat Koning Juan Carlos effectief een groot fraudeur was. Hij ontvluchtte zelfs zijn land en zijn opvolger, Felipe, heeft de erfenis van papa geweigerd, kwestie van de meubels te redden. Ook andere Bourbons kwamen de voorbije jaren in opspraak. Het is echter niet de majesteitsschennis die de conservatieve justitie zorgen baart, maar vooral Haséls alternatief: een república popular. Het woord ‘republiek’ alleen al, beroert de gemoederen, zeker met de Catalaanse politiek in het achterhoofd. Dit is wel degelijk het land waar Catalaanse politici tot strenge straffen werden veroordeeld omdat ze een republiek uitriepen, puur op papier, maar lang niet alleen daarvoor: toenmalig parlementsvoorzitster Carme Forcadell ging de bak in omdat ze het debat over de onafhankelijkheid had toegelaten – alsof dat niet de taak is van een parlementsvoorzitter.

Na de ‘overgang’ en de verkiezingen, bleven de franquisten netjes op hun plaats En, zoals gezegd, Hasél is niet de enige. De effectieve gevangenisstraf zal andere artiesten uiteraard twee keer doen nadenken.

RECHTS MAG DOEN WAT HET WIL, LINKS KRIJGT OP ZIJN KOP

Pablo Hasél © Wikipedia

DEGEUS

Is Hasél dan een simpele oproerkraaier? De ETA en Grapo zijn niet langer actief, maar het is vooral makkelijk om iemand van ‘terrorisme’ te beschuldigen omdat hij vraagtekens plaatst. De ETA kwam niet uit de lucht gevallen, daarover zwijgt iedereen als vermoord (sic). Vergeten we niet dat niemand, maar dan ook niemand, werd veroordeeld die onder Franco diende. Na de ‘overgang’ en de

verkiezingen, bleven de franquisten netjes op hun plaats. De terugkeer van de Bourbons was Franco’s wisselgeld voor een voorzichtige overgang naar meer formele democratie. Laten we wel wezen: Hasél komt uit een linkse beweging die we nog het best als ‘autonoom’ of ‘antifascistisch’ kunnen omschrijven. Dat zijn geen doetjes, maar voortrekkers. Die zijn niet bang van een beetje geweld, of beter: contrageweld. Als de flikken slaan, waarom mag een burger dan niet terugslaan?

De effectieve gevangenisstraf zal andere artiesten uiteraard twee keer doen nadenken Als Hasél als staatsgevaarlijk overkomt, dan is dat in hoofdzaak omdat ook de alternatieve en linkse politici, zoals Podemos, brave burgers zijn. Wat Hasél zingt, kan je in alle sociale media lezen. Het staat in Barcelona op muren geklad. Maar kijk, Hasél verspreidt zijn liedjes gratis op Youtube en dat wringt. En hij noemt zich communist. Luister: vrije meningsuiting is of is niet. Zodra er een ‘tenzij’ of ‘maar’ bij komt kijken, kennen we de gevolgen al. Rechts mag doen wat het wil, links krijgt op zijn kop. Op 16 februari brachten aanhangers van Vox in Madrid de falangistengroet, zeg maar de Hitlergroet. In publiek. Tijdens een herdenking van de gesneuvelden van de fascistische División Azul. De zaak wordt ‘onderzocht’. Zoals bij alle autoritaire regimes, is de vermeende remedie erger dan de kwaal. Nog nooit kreeg de zanger zoveel aandacht als de voorbije jaren. Op Youtube kan je hem beluisteren, in het Spaans. En de tekst? Ho maar, die vind je op het internet niet.

Deze tekst verscheen eerder in de Groene Belg, editie februari 2021.

april 2021  >  49


p

ABECEDARIUM

De P van Heeft iedereen het symbool herkend in de titel? Misschien was ‘De P van Pi’ duidelijker geweest maar ik kon het niet laten. Excuses! OK, Pi dus, enfin p dus. Roept het nog iets op? Een getal? Zeker. Iets met cirkels? Ja, dat ook. Oei, hoor ik de lezer denken, dat wordt hier een wiskundige column, ik ga er niets van begrijpen. Maar mag het voor één keer? Tot nu toe heb ik het in dit abecedarium qua wiskunde zeer rustig gehouden. Slechts twee keer is de koningin der wetenschappen ter sprake gekomen. In ‘De K van Knoop’, dat was een beetje onvermijdelijk, en in ‘De H van Humor’ en dat was onverwacht. Toegegeven, dat is niet meteen de sterkste motivering om het nu wel over wiskunde te hebben maar het punt dat ik wil maken is wel degelijk een filosofisch en geen mathematisch punt. Dat laatste hoort trouwens thuis in de meetkunde. Het gaat dus wel en niet over wiskunde. Laat ik starten met een eenvoudige opdracht om niemand kwijt te spelen. Neem een blad papier en teken twee cirkels, een grote en een kleine cirkel, naast elkaar. Streef geen perfectie na, als de figuren er cirkelachtig uit zien is dat al ruim voldoende voor wat komt. Bekijk die twee figuren. Wat hebben ze gemeenschappelijk? Welja, dat het cirkels zijn, zo van die ronde figuren. Nog iets? Euh, ze hebben alletwee een straal of een diameter. Ah wacht, beide hebben een ‘binnen’ en een ‘buiten’. Dat zal het wel zijn, neen? Niet helemaal. Neem een touwtje dat je probeert zo goed mogelijk langs één van de twee cirkels te leggen. Meet de lengte van het touwtje, dat geeft een maat voor de omtrek van de cirkel. Meet nu de diameter. Noem die getallen omtrek-cirkel-1 en diametercirkel-1, afgekort OC-1 en DC-1. Doe nu hetzelfde voor de andere cirkel. Op analoge wijze vinden we twee getallen OC-2 en DC-2. Pak een rekenmachine en bereken eerst OC-1, gedeeld

50  >  april 2021

door DC-1 en vervolgens OC-2, gedeeld door DC-2. In mensentaal: voor beide cirkels bereken je de verhouding van de omtrek tot de diameter. Zelfs met niet al te precieze tekeningen zal je zien dat je hetzelfde getal bekomt. Dat getal is p! Die verhouding blijft dus ongewijzigd. Hoe groot of hoe klein ook de cirkel, de verhouding van de omtrek tot de diameter blijft hetzelfde getal. Wat betekent dit?

Het antwoord heeft te maken met schaal. De kleine cirkel kunnen we zien als een schaalmodel van de grotere cirkel. Op het eerste gezicht lijken ze duidelijk verschillend op alle vlakken: andere grootte, andere omtrek, andere diameter. Maar op het tweede gezicht zijn er ook aspecten die gelijk blijven zoals die verhouding tussen omtrek en diameter. Het zijn precies die aspecten – met een chiquere term worden ze invarianten genoemd – die de koppeling maken tussen model en origineel. Daarom hebben wegenkaarten zin, want, als ik van A naar B moet en op de kaart is die afstand 10 cm en plaats C ligt halverwege A en B dus op 5 cm van A en B, dan moet dat ‘in het echt’ ook zo zijn. Niet dat C op 5 cm van A ligt natuurlijk maar wel dat C halverwege ligt. Daarom kan een architect met een schaalmodel voor de dag komen om een idee te geven van het origineel. En vooral daarom is een inzicht nodig in wat invariant is en wat niet. Zeg nooit tegen een architect dat die de kluit belazert omdat je ‘in het echt’ nooit een gebouw kan maken van karton of

omdat de ramen geen dubbelglas hebben. Het bestaan van een getal zoals p is dus een aanwijzing dat we in schalen mogen denken. Dat we modellen kunnen maken van de wereld, dat we dus, onder andere, aan wetenschap kunnen doen. Had ik meer plaats dan zou ik nog iets zeggen over het curieuze fenomeen dat p overal in de wiskunde opduikt, ook daar waar je het helemaal niet verwacht. In de plaats een bescheiden voorbeeld om af te sluiten. De natuurlijke getallen kennen we allemaal: 1, 2, 3, 4, 5 … Kwadraten ook. Het kwadraat van een getal n is dat getal vermenigvuldigd met zichzelf dus n x n = n², dus 1² = 1, 2² = 4, 3² = 9, 4² = 16, 5² = 25 … dat levert de rij op: 1, 4, 9, 16, 25 … Hebben we kwadraten dan kunnen we spreken van het omgekeerde van een kwadraat: 1/n². Dat geeft de rij: 1, 1/4, 1/9, 1/16, 1/25 … En nu de vraag: stel dat je al die omgekeerde kwadraten wilt optellen, dus 1 + 1/4 + 1/9 + 1/16 + 1/25 + … Welk getal levert dat op? Het antwoord is er pas gekomen in 1735 en er was het genie van Leonhard Euler voor nodig om met een ‘kaduuk’ bewijs toch het juiste antwoord te vinden, namelijk … p²/6. Huh!? Wat komt die p daar in hemelsnaam doen? Kijk, dit is één van de redenen waarom wiskundigen (en sommige filosofen) zo lyrisch kunnen vertellen over hun koningin, wier schoonheid niet te overtreffen is. Jean Paul Van Bendegem

DEGEUS


COLOFON Hoofdredactie

Eindredactie

LIDVERENIGINGEN VC-G Fred Braeckman

Griet Engelrelst

Jasmin M. De Waele

Thomas Lemmens

Liza Janssens

Foto & lay-out

Redactie

Gerbrich Reynaert

Kurt Beckers

Brecht Decoene

Willem de Zwijger

Frederik Dezutter

Willem Elias

Wouter Vandamme

Jean-Pierre Vanhee

Linde Waeyaert

Karim Zahidi

Druk: New Goff Verantwoordelijke uitgever: Wim Taels p/a Kantienberg 9, 9000 Gent Werkten aan dit nummer mee: Eddy Bonte, Christophe Busch, Brecht Decoene, Willem Elias, Thomas Lemmens, Pierre Martin Neirinckx, Rik Pinxten, Renaat Ramon, Frank Roels, Thomas Rotthier, Jean Paul Van Bendegem, Gie van den Berghe, Arnoud Van Der Straeten, Rudy Van Giel, Jean-Pierre Vanhee, Linde Waeyaert, Karim Zahidi. Cover: Kendell Geers / Twilight of Idols (fetish) 3, 2005 / Found object, chevron tape / 140 x 43 x 39 cm

De Geus is het tijdschrift van het Vrijzinnig Centrum-Geuzenhuis vzw en de lidvereni­g ingen en wordt met de steun van de IMD verspreid over Oost-Vlaanderen. Geuzenhuis Kantienberg 9, 9000 Gent 09 220 80 20 admin@geuzenhuis.be www.geuzenhuis.be U kan de redactie bereiken via Thomas Lemmens, thomas@geuzenhuis.be en Griet Engelrelst, griet@geuzenhuis.be of 09 220 80 20.

ABONNEMENTEN De Geus zonder lidmaatschap: €16 op rekening IBAN BE54 0011 1893 3897 van het VC-Geuzenhuis met vermelding ‘abonnement Geus’. Prijs per los nummer: €4. Het Vrije Woord gratis bij lidmaatschap Humanistisch Verbond en GGG. Combinaties van lidmaatschappen met of zonder abonnementen zijn mogelijk.

DEGEUS

LIDMAATSCHAPPEN Kunst in het Geuzenhuis €15 op rekening IBAN BE38 0013 0679 1272 van Kunst in het Geuzenhuis vzw met vermelding ‘lid KIG’. Grijze Geuzen €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid GG + naam afdeling (bv. lid Gentse Grijze Geuzen)’. Humanistisch Verbond €15 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HV Ledenrekening, Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen met vermelding ‘lid HV + naam afdeling (bv. lid HV Gent)’. Vermeylenfonds €15 (-26 jarigen gratis) op rekening IBAN BE50 0011 2745 2218 van Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent met vermelding ‘lidgeld naam, voornaam, geboortedatum, M of V’. Willemsfonds €15 op rekening IBAN BE39 0010 2817 2819 van WF Ledenrekening, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent met vermelding ‘lid WF’. Van Crombrugghe’s Genootschap € 15 (€ 25 duo lidmaatschap met partner / € 6 studenten) op rekening IBAN BE87 0013 9865 2494 van de K.M. Van Crombrugghe’s Genootschap met vermelding soort lidmaatschap + naam partner. Fonds Lucien De Coninck €15 (studenten gratis) op rekening IBAN BE53 0012 1780 1553 van Fonds Lucien De ­Coninck vzw met vermelding ‘lid FLDC + e-mail adres’.

De Cocon vzw, Jeugdhulp aan huis info: 09 222 30 73 info@decocon.be - www.decocon.be De Maakbare Mens info: 03 205 73 10 info@demaakbaremens.org www.demaakbaremens.org Feest Vrijzinnige Jeugd vzw info: Thomas Lemmens - 09 220 80 20 thomas@geuzenhuis.be Feniks vzw info: www.plechtigheden.be huisvandeMens - 09 233 52 26 gent@deMens.nu Fonds Lucien De Coninck vzw info: www.fondsluciendeconinck.com fondsluciendeconinck@gmail.com Humanistisch Verbond Gent info: Brigitte Walraeve - 09 220 80 20 brigitte.walraeve@humanistischverbond.be Humanistisch Verbond Oost-Vlaanderen info: Tine Dekempe - 09 222 29 48 oostvlaanderen@humanistischverbond.be Gentse Grijze Geuzen info.gentsegrijzegeuzen@gmail.com Kunst in het Geuzenhuis vzw info: Liza Janssens - 09 220 80 20 liza@geuzenhuis.be SOS Nuchterheid vzw In Gent, woensdag en vrijdag (alcohol en andere verslavingen). info: 09 330 35 25(24u op 24u) info@sosnuchterheid.org www.sosnuchterheid.org UPV Gent Info: Geert Boxstael upv.kern.gent@gmail.com Van Crombrugghe’s Genootschap info: 09 233 90 08 info@vcg.be www.vcg.be Vermeylenfonds info: 09 223 02 88 info@vermeylenfonds.be www.vermeylenfonds.be Willemsfonds info: 09 224 10 75 info@willemsfonds.be www.willemsfonds.be Werkgemeenschap Leraren Ethiek vzw info: info@digimores.org www.digimores.org 't Zal Wel Gaan info: tzalwelgaan@gmail.com student.ugent.be/tzal

PARTNER De Geus van Gent open van ma t.e.m. vr vanaf 16:00 zaterdag vanaf 19:00 info: www.geuzenhuis.be 09 220 78 25 - geusvangent@gmail.com huisvandeMens Gent Het centrum biedt hulp aan mensen met morele problemen. U kan er terecht van ma t.e.m. vr van 9:00 tot 16:30 De hulpverlening is gratis! info: Kantienberg 9D, 9000 Gent 09 233 52 26 - gent@deMens.nu

Met de steun van


29/05 2021 ONLINE EVENT

DENK BETER, LEEF BETER

STOICON — X GENT

v.u.: Wim Taels - Kantienberg 9, 9000 Gent

MET O.A. JOHN SELLARS EN GREGORY LOPEZ HET STOÏCISME IS EEN PRAKTISCHE FILOSOFIE DIE GERICHT IS OP EEN GOED LEVEN, VOOR JEZELF EN VOOR ANDEREN. EEN FILOSOFIE MET TWINTIG EEUWEN ERVARING, NIET ALLEEN VOOR DENKERS MAAR OOK VOOR DOENERS. NA EEN KENNISMAKING MET DE THEORIE MAAK JE TIJDENS ONZE STOICON-X DE VERTALING NAAR DE PRAKTIJK. Voor meer info en updates volg ons op www.stoiconx-gent.com

GENT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.