5 minute read
De bergen in
Woon je in de heuvels, dan heb je geluk. In een driedimensionaal landschap is het ‘t leukste fietsen. Soms lijkt het net alsof je in de speeltuin bent beland en je alle kanten op kunt. Toch is het ook een béétje aanpassen.
Wie op het vlakke wel eens een hongerklop of een andere vorm van ultieme vermoeidheid heeft meegemaakt, voelt zeker wel aan dat dat in de heuvels andere koek gaat zijn. Op het vlakke kom je altijd wel thuis, maar een steile heuvel over om naar huis te komen is toch iets om vooraf rekening mee te houden. Of niet, dan ontdek je het zelf en leer je sneller. Ook voor je fiets heeft het traject dat je kiest invloed. Heuvels en bergen hebben impact op het materiaal in al zijn facetten. Op het vlakke hoef je amper te schakelen, alleen te remmen bij een kruising en zit je veel meer stationair op je fiets. Schakelen
Advertisement
In de bergen is alles anders. Ga je bergop, dan wil je naar een lichtere versnelling om de steiltegraad te overwinnen. Lichter op een racefiets is je binnenblad aan de voorkant en het grootste tandwiel aan de achterkant. Die kun je aanpassen; dat wat er nu op zit, hoeft er niet per se op te blijven. Het kan zijn dat je fiets is afgeleverd met een verzet voor het vlakke, met bijvoorbeeld 25 tandjes achter als lichtste. Dan kun je je fietsenmaker vragen om er een cassette op te zetten met 28 of 32 tandjes erop, zodat je nog lichter kunt. Je zult ook vaker schakelen, omdat het terrein
vaker wisselt. Een iets steiler stuk weg vereist wellicht een iets lichtere versnelling. Dat betekent dat het belangrijk is dat je schakelapparatuur in orde is. Dat de kabels gesmeerd zijn, dat de derailleurs goed zijn afgesteld. Dat moet je goed proberen voor je vertrekt voor je eerste rit in de heuvels, want het is vervelend als je daar staat en je fiets doet het niet.
Boven: De tandwielen achter op je fiets gaan van klein naar groot en van zwaar naar licht. Hoe meer tandjes, hoe lichter. Met een 32 of 34 heb je de lichtste achter wel te pakken.
Onder: Helaas zijn triples wel een beetje van de markt verdwenen.
Afdalen
Naar beneden is alles weer een ander verhaal. Dan krijg je de snelheid vanzelf en is het juist de bedoeling die te beteugelen. Door te remmen, bijvoorbeeld. Goede blokken zijn dan een must, net als gesmeerde remkabels. Op zich niet onlogisch, maar je zult iedereen de kost moeten geven die dat niet voor elkaar heeft.
Welke heuvels?
Voor Nederlanders is de eerste halte het heuvelland van Limburg. Daar wordt immers de Amstel Gold Race gereden en is het genieten geblazen van de Cauberg, het Drielandenpunt en als je wat steiler wilt, de Keutenberg. Neem je familie mee en ga lekker een potje fietsen in de heuvels daar. Vlamingen hebben veel meer mazzel. Die hebben de Vlaamse Ardennen binnen hun eigen mogelijkheden. Weliswaar liggen daar hier en daar wat kasseien op, maar dat mag de pret niet drukken. Juist niet, zelfs. In beide gebieden zijn de hellingen kort, zo’n kilometer per keer, en soms wat steiler. Nog wel van het niveau even kwaad maken en je bent boven.
Ardennen
Een trapje hoger, steiler, zwaarder zijn de Ardennen. Die vind je grofweg tussen de stad Luik en de Franse grens, met inbegrip van Luxemburg. De klimmen zijn wat langer, zo rond de 34 kilometer en dan is het wat meer zaak een ritme te vinden. Kwaadmaken helpt niet, want aan het einde van je sprintje sta je nog niet halverwege de klim. Soms zijn ze ook steil, zoals de beroemde beklimming van La Redoute in Aywaille, of de Stockeu vanuit Stavelot. Om dit gebied te ontginnen kun je als fietser de hulp inroepen van sites als Komoot, die veel routes van gebruikers aanbieden. Die kun je downloaden en nafietsen.
Middelgebergte
Weer een stapje hoger op de ladder staat het middelgebergte. Dan moet je denken aan de Vogezen, in de buurt van de Franse steden Straatsburg en Mulhouse, of het Zwarte Woud, op dezelfde hoogte maar aan de andere kant van de Rijn. De klimmen zijn weer wat langer, waardoor je niet alleen dat ritme moet zien te vinden, maar ook je inspanning moet leren
Cauberg
La Redoute
Foto: Cor Vos
Verzettenkeuze
Om een steile heuvel op te fietsen, moet je een lichter verzet hebben. Dat verzet geeft aan hoeveel meter je vooruitkomt als je een pedaalomwenteling hebt gedaan. Dat bereken je door het aantal tandjes van je voorblad te delen door het aantal tandjes van je achtertandwiel en dat te vermenig- vuldigen door de omtrek van je wiel met band (meestal 1,803). Een andere manier om in kaart te brengen hoe zwaar je verzet is is door je te beperken tot de verhouding tussen het grootste en het kleinste tandwiel. In nevenstaande tabel zie je de afstand per omwenteling voor de meest relevante tandwielkeuzes.
verdelen. Want een uur bezig zijn aan een klim is geen uitzondering. Je actieradius neemt behoorlijk af: aan 30 kilometer kun je al een fikse dobber hebben. Andere mooie gebieden om te fietsen in het middelgebergte zijn de Cevennen, op Mallorca of in de Eifel.
De echte bergen
Het summum van veel fietsers is het hooggebergte. Je weet wel, daar waar de Tour, de Giro en de Vuelta beslist worden. Of het nu de Alpen, de Dolomieten of de Sierra Nevada is, je kunt er als klimmer naar hartenlust uit de voeten op de Alpe d’Huez, de Stelvio of de Tourmalet. Typerend voor dit soort omgeving zijn de lange klimmen. Twintig kilometer aan een stuk is geen uitzondering, hetgeen in de praktijk betekent dat je wel twee uur moet rekenen om boven te komen. Dat levert ook een nadeel op: omdat je actieradius beperkt is en er relatief weinig beschikbare wegen zijn, kun je er minder goed rondjes rijden. Vaak moet je je beperken tot een ritje naar de top van de berg en dan weer dezelfde weg terug.
De Scanuppia in de buurt van het Italiaanse Trento is een van de steilste klimmen met max 45%.