6 minute read

Toen joden en christenen uit elkaar gingen

De triomfboog van Titus in het Circus Maximus

Jona Lendering

Advertisement

De website NU.nl is niet de slechtste nieuwsbron, maar op 28 mei 2015 sloeg ze de plank mis. Archeologen, zo stond er, hadden in Rome de resten ontdekt van een tweede triomfboog van de Romeinse keizer Titus. Een en ander was gevonden in het Circus Maximus.

Hier ging iets mis. Om te beginnen is dit niet de tweede triomfboog van Titus, maar de enige. De bekende boog halverwege het Forum Romanum en het Colosseum heeft geen functie gehad bij welke triomfantelijke tocht door de stad dan ook. Het is een ereboog waarvan er in de Romeinse wereld dertien in een dozijn gingen. Maar vooral: de opgravers hebben niets nieuws ontdekt. Titus’ triomfboog, in de bocht van het Circus Maximus, was namelijk allang bekend (fig. 1 en fig. 3).

De bocht van de grote Romeinse paardenrenbaan was al eerder blootgelegd en er zijn enkele antieke afbeeldingen. Eén daarvan is ironischerwijs te zien op het beroemde reliëf op de zojuist genoemde ereboog (fig. 2). We zien hoe potige kerels de krijgsbuit wegvoeren die de Romeinen in het jaar 70 hadden bemachtigd in Jeruzalem. Rechts op het reliëf zien we hoe de zevenarmige kandelaar, enkele bazuinen en de tafel met de toonbroden onder de boog worden wegdragen. De inscriptie op de triomfboog in het Circus Maximus is overgeleverd door de 8e-eeuwse Anonymus van Einsiedeln (zie het artikel van Klazina Staat elders in dit nummer): Titus had op bevel van zijn vader, keizer Vespasianus, het Joodse volk onderworpen en de stad Jeruzalem verwoest, ‘wat alle leiders, koningen en volken voor hem óf vergeefs hadden geprobeerd óf geheel onbeproefd hadden gelaten’. Kortom, het monument in het Circus Maximus is een oude bekende en het staat dan ook gewoon op Italo Gismondi’s maquette van het keizerlijke Rome in het Museo della civiltà romana (1933-1937). Wie het dichter bij huis zoekt, kan Paul Bigots reconstructie zien in de Brusselse Koninklijke musea voor kunst en geschiedenis (1908).

Interessanter dan de archeologische hype is de vraag waarom er überhaupt een triomfboog stond in de bocht van het Circus Maximus. Het antwoord is volgens mij: dit is waar in 64 n.Chr. de grote brand was uitgebroken die Rome verwoestte. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus meldt dat keizer Nero nadien alle menselijk mogelijke maatregelen nam, maar dat hij desondanks de speculaties niet uit de wereld kon helpen dat hij de brand zelf had laten aansteken. Daarom wees hij een groep mensen aan die toch al golden als misdadigers, namelijk ‘degenen die in de volksmond chrestiani werden genoemd’ (Tacitus, Annalen 15.44).

Het is te simpel deze mensen zomaar gelijk te stellen aan wat wij christenen noemen. Anno 64 verwijst de term naar een stroming binnen het jodendom. De aanhangers erkenden Jezus als messias (in het Latijn: Christus) en volgden zijn uitleg van de Wet van Mozes. Daarnaast waren er niet-joodse chrestiani. Wat deze groepen verbond was de verwachting dat Christus binnenkort

zou terugkeren in een eindtijd met meer natuurgeweld dan de zondvloed. Het is voorstelbaar dat de chrestiani enthousiast hebben gereageerd toen ze zagen hoe Rome ten onder ging – de stad die ze als ‘Babylon’ aanduidden (1 Petrus 5.13) en, zoals in de joodse literatuur al eeuwen gebruikelijk, associeerden met heerschappij, verderf en ondergang. Zekerheid hebben we niet over zo’n vreugde-uitbarsting, maar in elk geval: Nero gaf de chrestiani de schuld.

In zijn zoektocht naar een zondebok had Nero een groep geïdentificeerd die sowieso slecht begrepen was: de Joden. Een groep die woonde in de buurt van de bocht in het Circus Maximus, waar zich een Joodse wijk bevond (Juvenalis, Satire 3.10-16). En onder de Joden had Nero een minderheid aangewezen die toch al gehaat was: de chrestiani. Een minderheid van een minderheid.

Geruchten, eenmaal verspreid, gaan nooit meer helemaal weg. Dat Nero Rome in brand had gestoken, stond nog op 5 januari 2021 als feit in Het Parool. Het door Nero verspreide tegengerucht, dat de chrestiani verantwoordelijk waren, zal destijds even hardnekkig zijn geweest.

Met dit vermoeden richten we nu onze blik op Jeruzalem, meer specifiek op de grote brand in die stad in 70 n. Chr. Onze voornaamste bron is de Joodse auteur Flavius Josephus, die de verwoesting van de stad presenteert als straf van God en de Romeinen als goddelijk werktuig. De brand in de tempel presenteert hij als toeval – of beter: de wil van God.

We hebben echter een andere bron: een fragment van Tacitus, die de ondergang van Jeruzalem behandelde in de Historiën. Zijn versie wordt gerapporteerd door een latere chroniqueur, Sulpicius Severus, die meldt dat de Romeinse officieren aarzelden of ze het heiligdom moesten verwoesten. Het zou immers getuigen van wreedheid, terwijl het sparen van het heiligdom zou duiden op mildheid. Titus besloot anders. De vernieti-

Fig. 1. De zuidelijke bocht van het Circus Maximus, met centraal onderin beeld resten van de triomfboog van Titus.

Fig. 2. Reliëf op de ereboog van Titus bij het Forum Romanum, met uiterst rechts een detail van de triomfboog. ging van de tempel moest prioriteit hebben ‘om het geloof van joden en christenen te verdelgen. Want hoewel deze godsdiensten verschilden, hadden ze dezelfde oorsprong. De christenen kwamen voort uit de joden. Als de wortel eenmaal was uitgetrokken, kon de tak des te makkelijker worden gedood’ (Sulpicius Severus, Chronica 2.30.4).

Het staat er echt: Jeruzalem moest branden om de christenen te straffen. Bovendien gebruikt Tacitus een intrigerende metafoor: het christendom als tak. Hierachter schuilt het woord netzer, het woord waarmee de chrestiani zichzelf aanduidden: natsrim ofwel volgelingen van de nazoreeër Jezus. (Een nazoreeër is iemand die een religieuze gelofte heeft afgelegd.)

Noch Tacitus, noch Sulpicius Severus kan weet hebben gehad van de joodse terminologie aan het begin van onze jaartelling, waarin de voorspelling van een dienaar van God genaamd ‘tak’ (Zacharia 3.8) messiaans werd geduid. Deze uitleg is eeuwenlang vergeten geweest en moderne onderzoekers hebben haar pas leren kennen na de ontdekking van de Dode Zeerollen. Anders dan Tacitus en Sulpicius Severus, die dit niet weten konden, hadden Titus en zijn adviseurs dagelijks te maken met de messiaans geïnspireerde rebellen die Jeruzalem verdedigden. Dat Tacitus’ door Sulpicius Severus geciteerde woorden teruggaan op een authentieke discussie, verdient minimaal overweging.

Wat ik betoog: de brand van Jeruzalem is bedoeld geweest om de Joden te straffen voor het feit dat een joodse stroming Rome in brand had gestoken. Toen de Romeinen eenmaal deze wraak hadden genomen,

plaatsten ze hun triomfboog op de plek waar de brand in Rome was uitgebroken.

Slechts twee joodse groepen konden een antwoord formuleren op het einde van de tempelcultus. De ene groep was die onder leiding van de rabbijnen. Hieruit ontstond het huidige, rabbijnse jodendom, dat de nederlaag tegen Titus nog elk jaar herdenkt met Tisha B’Av. De andere groep bestond uit degenen die Jezus vereerden als messias: de chrestiani van Tacitus veranderden onder eigen leiders in christenen.

De triomfboog van Titus in het Circus Maximus is zo bezien een religieus monument voor het scheiden der wegen. Daarmee is het tevens een monument voor een van de meest duurzame erfenissen van de imperialistische mogendheid Rome.

Afbeeldingen Fig. 1. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-SA 3.0), foto: Peter Clarke, bron: Wikimedia Commons. Fig. 2. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-SA 4.0), foto: Cassius Ahenobarbus, bron: Wikimedia Commons. Fig. 3. Illustratie Rogier Kalkers, naar: Buonfiglio, Marialetizia. “Relazione preliminare sulle nuove acquisizioni sul Circo Massimo: Indagini archeologiche 2009-2016.” in López Vilar, Jordi (ed.). Actes del 3r Congrés Internacional d’Arqueologia i Món Antic. La glòria del circ: curses de carros icompeticions circenses. Tarragona: Fundació Privada Mútua Catalana, 2017: fig. 8, bron: Sovrintendenza Capitolina – Laboratorio di Rilievo e tecniche digitali – Dipartimento di Architettura Uniroma3. Fig. 3. Reconstructietekening van de triomfboog van Titus in het Circus Maximus.

This article is from: