25 minute read

Rome als heilige stad Processieroutes in het Einsiedeln Itinerarium

ROME ALS HEILIGE STAD

Processieroutes in het Einsiedeln Itinerarium

Advertisement

Klazina Staat

Heeft alles in Rome de potentie om heilig te worden? Veel monumenten in Rome hebben in elk geval een duidelijk religieus doel, zoals de antieke tempels, de latere kerken, een monument als de Ara Pacis van de vergoddelijkte Augustus, of de Via Sacra, de weg waarover in de Oudheid religieuze processies werden gehouden. Andere plekken werden niet per se met een religieus doel ingericht, maar kregen dit later. Ook monumenten die op het eerste gezicht niets religieus of heiligs hadden, zoals aquaducten of een stadspoort, konden een sacrale betekenis krijgen. Zoals ik in dit artikel uitleg, gebeurde dit bijvoorbeeld wanneer monumenten onderdeel werden gemaakt van een specifiek soort beweging door de stad, namelijk de religieuze processie. Ik baseer me daarbij op het gedachtegoed van de Franse Jezuïet, historicus, filosoof en theoloog Michel De Certeau over wandelen door de stedelijke ruimte.

Betekenis-gevende wandelingen In zijn “Walking in the City” stelt De Certeau dat wandelen een vorm van betekenis geven is, waarbij de stad zoals die voor ogen ligt van een nieuwe, metaforische inhoud wordt voorzien die de oorspronkelijke functie en betekenis van plekken overstijgt. Wandelaars geven betekenis aan het stedelijk landschap door de verhalen en legendes te vertellen die aan specifieke plekken zijn verbonden. Door te wandelen ‘transformeert de wandelaar elke ruimtelijke betekenisdrager (signifier) in iets anders’. Wandelen heeft, volgens De Certeau, op die manier overeenkomsten met een taalhandeling (speech act). De wandelaar eigent zich een ruimte toe (zoals een spreker zich taal toe-eigent), doet iets met deze ruimte (net als een spreker, die taal gebruikt om iets te zeggen) en legt verbinding tussen plaatsen door zich door de ruimte te bewegen (zoals de spreker zich door middel van taal in een bepaalde verhouding stelt ten opzichte van de andere conversatiepartners). En net als een spreker gebruikt de wandelaar bepaalde wendingen en figuren om de route vorm te geven en van betekenis te voorzien. Wandelen is dus een vorm van spreken; De Certeau spreekt van een ‘retoriek van wandelen’.1 Naar analogie van de functies van talige handelingen stelt De Certeau dat wandelen verschillende effecten kan hebben. Het kan ideeën bevestigen, maar ook een zoekend en verkennend karakter hebben, of grensoverschrijdend zijn. Bovendien staan wandelingen zelden op zichzelf en staan ze – net als talige uitingen – bol van citaten en verwijzingen naar andere bronnen: sociale gewoontes, verhalen, legendes. Wandelingen hebben dus bijna per definitie een verwijzend karakter. Ten slotte bevatten wandelingen wendingen en figuren die zich laten vergelijken met de tropen en stijlfiguren in de retoriek. Voortbouwend op eerder onderzoek naar ruimtelijke beschrijvingen wijst De Certeau op het belang van twee stijlfiguren in het bijzonder, namelijk het asyndeton en het synecdoche.2 Asyndeton is het stijlfiguur waarin verbindende elementen zoals voegwoorden en bijwoorden worden weggelaten. Het verwijst naar de praktijk dat wandelaars in de beschrijving van hun wandeling vaak slechts focussen op specifieke elementen en andere verbindende plekken weglaten, waardoor er ruimtes ontstaan in de vertelling die kunnen worden opgevuld met nieuwe betekenis. Synecdoche – het gebruik van een ‘deel’ om het

‘geheel’ uit te drukken – vindt plaats wanneer de spreker een specifieke plek gebruikt als symbool voor een grotere geheel, zoals een heuvel voor een park. Door dergelijke stijlfiguren wordt de oorspronkelijke betekenis van een plek of ruimte opgerekt en getransformeerd.

Die nieuwe betekenis kan de vorm krijgen van verhalen en legendes die over een plek worden verteld. Zoals De Certeau stelt, heeft het proces twee effecten:

Wat deze wandelende ballingschap voortbrengt is precies het corpus van legenden dat momenteel in de eigen omgeving ontbreekt (...). In het verlengde hiervan kan men het belang van deze betekenis-gevende praktijken (het vertellen van legenden aan zichzelf) zien als praktijken waardoor ruimtes worden uitgevonden.3

Wandelen brengt legendes voort, aangezien mensen de neiging hebben om terug te grijpen op eerdere verhalen om plekken van een bepaalde geschiedenis en betekenis te voorzien. Aldus wordt een symbolisch stadslandschap geconstrueerd, dat is samengesteld uit fragmenten die oorspronkelijk ergens anders naar verwijzen. Het fysieke stedelijke landschap biedt de wandelaar de mogelijkheid om nieuwe landschappen binnen te treden, zelfs als die op zichzelf niets

Fig. 1. Kaart van Rome. De stadspoort onder-middenvoor is wellicht de Porta S. Petri. Gebroeders Van Lymborch, in de ‘Très Riches Heures du duc de Berry’, ca. 14111416. Musée Condé, Chantilly.

Fig. 2. Itinerarium Einsidlense, route één (vanaf de Porta S. Petri naar de S. Lucia in Orthea) en route twee (vanaf de Porta S. Petri naar de Porta Salaria). De lemma’s IND(extra) en INS(inistra) zijn omgedraaid in de twee routes. 9e of 10e eeuw, perkament, 18 x 12,5 cm, Stiftsbibliothek Einsiedeln. met het eerste landschap te maken hebben. Het resultaat is een ‘metaforische stad’, gecreëerd in de stad zoals die voor ogen ligt.4

De Certeaus abstracte uiteenzetting laat zich goed illustreren met het voorbeeld van de stad Rome. Door de eeuwen heen en tot op de dag van vandaag is Rome een stad van wandelaars geweest, en wel een specifiek soort wandelaars: deelnemers aan processies. Hoewel hun specifieke vorm verschilt per periode, hebben de processies als gemene deler dat zij de stad veranderen in een ‘metaforische’ stad, die naar iets anders verwijst. In het stedelijke landschap wordt een nieuw landschap opgeroepen. De wandelaar kan gedurende de processies in een nieuw landschap treden, zelfs al ligt het feitelijk ver weg. Tijdens de triomftochten die werden georganiseerd ter ere van succesvolle generaals in het antieke Rome werden vaak wagens meegevoerd met de afbeeldingen van allegorische of mythologische figuren en gebeurtenissen, zoals de triomf van Dionysus in India.5 In de processies die al sinds de late oudheid en tot op de dag van vandaag worden georganiseerd rondom de Romeinse kerken worden belangrijke gebeurtenissen uit de Bijbelse en post-Bijbelse ‘geschiedenis’ herdacht. Voorbeelden zijn de geboorte, dood en opstanding van Christus op hoogtijdagen in de Romeinse liturgische kalender, of de dood van vroegchristelijke martelaars op hun naamdag.

In het vervolg van het artikel richt ik me op de analyse van een middeleeuwse bron over dergelijke processies, namelijk het zogenoemde Itinerarium Einsidlense, een collectie van twaalf wandelroutes door de stad Rome. Zoals we zullen zien, vormen de wandelroutes in het Itinerarium een tekenend voorbeeld van het abstracte idee dat wordt ontvouwd door De Certeau. De wandelroutes verlenen Rome een diepere, metaforische betekenis die de fysieke stad overstijgt en verwijst naar een werkelijkheid van sacrale aard. Het Itinerarium Einsidlense De wandelroutes in het Itinerarium beginnen meestal bij één van de belangrijkste stadspoorten in de Aureliaanse muur, en leiden vervolgens langs een serie van monumenten, kerken, antieke gebouwen, pleinen, aquaducten en andere objecten in de stad, alvorens te eindigen bij een andere

stadspoort of een bepaalde plek binnen de Aureliaanse muur. Het Itinerarium werd waarschijnlijk opgesteld in de late 8e of vroege 9e eeuw. Er is namelijk een duidelijke interesse in gebouwen die door de pausen Hadrianus I (795) en Leo III (795-816) werden gerestaureerd tijdens hun uitgebreide bouw- en restauratiecampagnes.6 Het Itinerarium is overgeleverd in slechts één bron, een Karolingisch manuscript uit de 9e of 10e eeuw dat mogelijk werd afgeschreven in de abdij van Pfäfers, waar het eeuwenlang werd bewaard voordat het in de 14e eeuw naar de Abdij van Einsiedeln verhuisde, waar het nog altijd wordt bewaard.7 Er zijn geen aanwijzingen dat het boek zich ooit in

een andere context dan de kloosterbibliotheek heeft bevonden. Hieruit kan worden afgeleid dat het boek hoogstwaarschijnlijk werd gemaakt voor en gelezen door een monastiek publiek in het Frankische gebied. Dit blijkt wellicht ook uit de nadruk op de Porta S. Petri in het Itinerarium, een stadspoort gelegen nabij het Hadrianum, de huidige Engelenburcht. Deze stadspoort, die het begin- of eindpunt van meerdere routes vormt in het Itinerarium, was tevens het eindpunt van de Via Francigena, de weg die werd gevolgd door pelgrims afkomstig van benoorden de Alpen (fig. 1).

Op het eerste gezicht biedt het Itinerarium een tamelijk willekeurige lijst van monumenten in en rond Rome, variërend van kerken, martelaarsgraven, diaconiae (herbergen voor pelgrims), pleinen, triomfbogen, standbeelden, zuilen, resten van aquaducten en grafmonumenten. De manier waarop het Itinerarium is opgeschreven in het manuscript is uniek en uit geen ander voorbeeld bekend. In plaats van uit lopende tekst bestaan de verschillende routes in het Itinerarium steeds uit drie lijsten van monumenten, die zijn gegroepeerd op de linker- en rechterzijde van de dubbele pagina (‘bifolium’), en in het midden (fig. 2). Deze indeling correspondeert met de positie waarin wandelaars de monumenten zouden kunnen verwachten wanneer zij door Rome wandelen: aan de linker- of rechterhand of middenvoor, vooral wanneer de weg over een plein of door een triomfboog leidt. De lezer wordt zo uitgenodigd zich een voorstelling te maken van de plaats waar de genoemde monumenten zich bevinden in de fysieke ruimte. Soms zijn er aanwijzingen als in dextra of IND (‘rechts’) en in sinistra of INS (‘links’) toegevoegd om de locatie van de monumenten nog eens te benadrukken. Deze aanwijzingen zijn soms foutief geplaatst, zodat de monumenten ter linkerzijde op de rechterzijde van het bifolium staan en andersom.

Sinds het moment dat wetenschappers het manuscript herontdekten in de vroege 19e eeuw – precies ook de periode waarin de eerste moderne reisgidsen ontstonden – is het Itinerarium geïnterpreteerd als een reisgids voor een middeleeuwse pelgrim, met daarin routes langs de belangrijkste monumenten in de stad, zowel christelijk (kerken, diaconiae, martelaarsgraven) als seculier.8 Zeer recent nog stelde Anna Blennow dat het Itinerarium moet worden gezien als deel van een grotere ‘traditie van reisgidsen’ (guidebook tradition) vanaf de late oudheid tot op heden. Om haar these kracht bij te zetten, legde Blennow de routes van het Itinerarium opnieuw af, voor zover dat mogelijk is in het huidige Romeinse stratenplan (een verslag van de wandelingen kan worden gevonden in haar blog).9 Zoals Franz Alto Bauer echter aangeeft, zijn de aanwijzingen in het Itinerarium vaak te vaag en weinig accuraat om bruikbaar te zijn voor een reiziger.10 Hieraan kan worden toegevoegd dat het eerder ongebruikelijk was om een verre reis te maken als pelgrim vanuit het Frankenland naar Rome. De meeste mensen (zelfs kloosterlingen) hadden niet het geld en de tijd om zo’n reis te ondernemen. Bovendien zou een reiziger waarschijnlijk niet zo snel een kostbaar document als de Einsiedeln-codex hebben meegenomen op reis, simpelweg omdat perkamenten boeken daarvoor te duur en kostbaar waren.

Een overzicht van processieroutes Wat is de functie van het Itinerarium, als het geen reisgids is? Een belangrijke sleutel voor het antwoorden van deze vraag ligt in de laat-19e-eeuwse en vaak vergeten studie van de Italiaanse archeoloog Rodolfo Lanciani.11 Lanciani vergelijkt de routes in het Itinerarium met de beschrijvingen in het 12e-eeuwse Liber Polypticus van Benedictus Canonicus, dat een overzicht biedt van de rites en statieprocessies op hoogtijdagen in de Romeinse liturgische kalender. Al in de 4e eeuw ontwikkelde zich in Jeruzalem een systeem van statieprocessies, waarbij op belangrijke feestdagen in de liturgische kalender een omgang plaatsvond langs ver-

Fig. 3. Kaart met de drie in de tekst besproken routes. Legenda:

Geel: processieroute kerstavond zoals in route twaalf van het Itinerarium. 1. S. Lorenzo in Damaso 2. Theater van Pompeius 3. Tempel van Jupiter Stator (S. Maria in Campitelli) 4. S. Angelo in Pescheria 5. Theater van Marcellus 6. S. Maria in Schola Greca (in Cosmedin) 7. S. Anastasia al Palatino Groen: processieroute Maria lichtmis, zoals in routes 1 en 6 van het Itinerarium. 8. Pons S. Petri 1. S. Lorenzo in Damaso 2. Theater van Pompeius 9. Forum van Trajanus 10. S. Hadriani 11. S. Lucia in Orthea

Paars: Itinerarium route vier. 12. S. Lorenzo in Lucina 13. S. Silvestro in Capite 14. Porticus Vipsiana 15. Zuil van Antoninus Pius (oorspronkelijk naast die van) 16. Obelisk (zonnewijzer) van Augustus 17. S. Marcello al Corso 18. Porticus (Saeptorum Iuliorum) 19. SS. Apostoli 20. Thermen van Alexander Severus 21. S. Eustachio 22. Pantheon 23. Thermen van Agrippa 24. S. Maria sopra Minerva 25. Porta Flaminia 26. S. Valentino 27. Pons Milvius

Vanaf de Porta Flaminia tot aan de Via Lata13

linkerkolom middenkolom

Pariturium

Klooster van S. Silvestro in Capite en zo door de Porticus [Vipsiana] Overblijfsel van het Virgo-aquaduct San Marcello. Opnieuw door de Porticus [Saeptorum Iuliorum] tot aan … ... de SS. Apostoli tot aan de zuil van Antoninus Pius [op de Piazza Colonna]

Op de Via Flaminia, buiten de muur Rechts de S. Valentino Links de Tiber rechterkolom S. Lorenzo in Lucina Obelisk [i.e. de zonnewijzer van Augustus]

[Opnieuw] de zuil van Antoninus Pius Via Lata

De thermen van Alexander Severus S. Eustachio en het Pantheon De thermen van Agrippa S. Maria sopra Minerva en de S. Marco schillende kerken (‘staties’). Daar werden vaststaande rites met relieken uitgevoerd en lezingen voorgedragen die relevant waren voor de feestdag die werd gevierd. De praktijk verbreidde zich al snel in Rome en Constantinopel.

Hoewel er in het Liber Polypticus vaak andere monumenten worden genoemd, toont Lanciani aan dat sommige routes overeenkomen met die in het Itinerarium. Route 12 in het Itinerarium volgt dezelfde weg als de statieprocessie op kerstavond (in vigilia nativitatis Domini) in het Liber Polypticus, zij het in omgekeerde volgorde: vanaf de S. Lorenzo in Damaso, het Theater van Pompeius en het gebied rondom de ‘templum Iovis’ (d.w.z. de tempel van Jupiter Stator) naar de S. Anastasia (fig. 3). Benedictus’ beschrijving van de processies op de dag van Jezus’ opdracht in de tempel (Maria lichtmis, op 2 februari) volgt het traject in de tweede helft van de routes 1 en 6 in het Itinerarium: vanaf het forum van Trajanus naar de S. Lucia in Orthea nabij de termen van Trajanus. De beschrijving van de tweede helft van de statieprocessie op de dag na Pasen in het Liber Polypticus komt overeen met delen van het begin van routes 1 en 6 van het Itinerarium. Beiden vertrekken vanaf de Pons Hadriani in de richting van het Forum Romanum. De precieze routes in het Liber Polypticus en het Itinerarium verlopen anders, maar dit heeft – volgens Lanciani – wellicht te maken met een veranderd stratenpatroon door de eeuwen heen.12

Aan Lanciani’s observaties kan worden toegevoegd dat route 4 in het Itinerarium de statieprocessie volgt. Hiernaast is een vertaling te vinden van de Latijnse tekst die te zien is op fig. 4.

De route cirkelt vanaf de S. Lorenzo in het gebied rondom zuil van Antoninus Pius op de huidige Piazza Colonna, alvorens naar de San Marcello, via de SS. Apostoli in de richting van de Via Flaminia te gaan, en te eindigen bij de S. Valentino, gelegen aan

de Tiber. Deze route komt overeen met de statieprocessie op de dag van de Grotere Litanie (25 april), die oorspronkelijk was ingesteld door paus Gregorius als een rite van boetedoening. Zoals beschreven in een liturgische tekst uit de Karolingische periode (Ordo Romanus 23), begint de route bij de huidige S. Lorenzo in Lucina (fig. 5) en volgt dan de huidige Via del Corso in de richting van de Porta Flaminia, met als eindpunt een brug nabij de S. Valentino, waarschijnlijk de Milvische brug.14 Hoewel niet van alle routes in het Itinerarium te zeggen valt of zij de weergave zijn van een statieprocessie, lijken de overeenkomsten van andere routes wel in die richting te wijzen. Dit betekent dat het Itinerarium niet zomaar een reisgids was langs de belangrijkste bezienswaardigheden van Rome, maar een schematisch overzicht van enkele processieroutes op hoogtijdagen in het liturgische jaar.

Dit past bij de bredere interesse van Karolingische geestelijken en geleerden in de rites en processies van de Romeinse liturgie. Ze gebruikten de Romeinse liturgische ‘orde’ (Ordo Romanus) als inspiratiebron voor eigen rites en liturgische vormen. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat Rome voor Karolingische geleerden en geestelijken meer een ‘idee’ was dan een ‘feit’. De meesten zouden er nooit komen, maar wilden zich wel een idee vormen van de stad en de vorm van de rites die er werden verricht. Volgens Arthur Westwell verklaart dit ook de grote hoeveelheid aan beschrijvingen van de Romeinse rites die vanuit de Karolingische wereld bekend zijn, vaak onder de naam Ordo Romanus. 15 Dergelijke Ordo Romanus-teksten bevatten de beschrijvingen van de liturgische handelingen, teksten, formules en processies die op verschillende dagen en hoogtijdagen in de liturgische kalender in Rome werden verricht of gelezen. Het manuscript waarin het Itinerarium Einsidlense is overgeleverd bevat naast andere teksten zo’n Karolingische Ordo Romanus-tekst, met een beschrijving van de statieprocessies in en rondom de huidige S. Giovanni in Laterano en de S. Croce in Gerusalemme op de dagen voor Pasen.16

Het Itinerarium zou kunnen worden gezien als een Ordo Romanus die is teruggebracht tot zijn meest elementaire vorm: een opsomming van de monumenten die worden aangedaan tijdens verschillende statieprocessies. Zoals we al hebben gezien, geeft De Certeau aan dat wandelingen verschillende functies kunnen hebben: bevestigend, zoekend en explorerend, of grensoverschrijdend. Het Itinerarium lijkt vooral de eerste functie te hebben, in de zin dat het nog eens in tekst bevestigt volgens welke routes belangrijke statieprocessies verliepen op hoogtijdagen in Romes liturgische kalender.

Verdichting en weglating Zoals vermeld, stelt Bauer dat de wandelroutes in het Itinerarium te vaag en te wei-

Fig. 4. Detail van het Itinerarium Einsidlense, route vier.

Fig. 5. De S. Lorenzo in Lucina, Rome. nig accuraat zijn om te dienen als bruikbare reisgidsen door Rome. Bauer vraagt zich zelfs af in hoeverre dit het doel is van de wandelroutes:

De kopiist, die het onbekende materiaal trachtte te ordenen en duidelijk te presenteren, maar daarbij talrijke fouten maakte, had geen ‘gids van Rome’ in gedachten toen hij begon te kopiëren. Zijn schrijven was bedoeld om de lezer ver weg van Rome een beeld van de stad Rome te geven, dat degenen die haar niet kenden een idee kon geven van de omvang van de stad, de opeenstapeling van monumenten, de oude gebouwen en de christelijke heiligdommen aldaar. (...) Het doel van deze ‘korte versie’, die in wezen tot het binnenstedelijk gebied was beperkt, moet anders zijn geweest [dan een vademecum]. Het moet de auteur erom te doen zijn geweest een tamelijk abstracte voorstelling van de stad te geven, die niet het doel van een vademecum had, maar veeleer de visualisering van de gehele stad Rome.17

Volgens Bauer is het doel niet om een gedetailleerde of accurate beschrijving te geven van Rome, maar eerder een ‘verkorte versie’ (Kurzversion). Het Itinerarium stelt de lezer in staat om aan de hand van een gereduceerd overzicht van de monumenten in Rome een voorstelling te vormen van de stad als geheel. Dit past bij De Certeaus observatie dat beschrijvingen van wandeltochten vaak worden gekenmerkt door synecdoche – de verdichting van het geheel tot een deel – en asyndeton of ‘weglating’.

Deze stijlfiguren zien we inderdaad op het inhoudelijk niveau van het Itinerarium samenkomen, in de zin dat de genoemde monumenten symbool staan voor een groter geheel dat verder niet wordt geëxpliciteerd. De monumenten zijn niet willekeurig gekozen, maar kunnen allen worden gekarakteriseerd als herkenningspunten in het stedelijke landschap (fig. 6). Het zijn gebouwen met een reputatie en lange staat van dienst, zoals het Forum Romanum en de rotunda (de middeleeuwse benaming voor het Pantheon). Anderen kunnen vanwege hun formaat maar moeilijk over het hoofd worden gezien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de overblijfselen van aquaducten die her en der in het Itinerarium worden genoemd. Zoals Bauer laat zien, worden er soms ook monumenten vermeld die verder weg en soms op hoogte zijn gelegen: bijvoorbeeld de thermen van Alexander Severus, de S. Eustachio, het Pantheon, de thermen van Agrippa en de S. Maria sopra Minerva in route 4, die maar moeilijk vanaf de Via Lata te zien zijn. Nergens in het Itinerarium worden gebouwen van meer triviaal karakter genoemd, zoals huizen. Het lijkt erop dat de schrijver met behulp van herkenningspunten de suggestie wilde wekken steeds een totaalbeeld te geven van de buurt die wordt doorkruist maar verder niet in detail wordt beschreven.

Iets soortgelijks geldt voor de routes die worden geschetst in het Itinerarium. De monumenten hebben op hun beurt geen sacrale waarde, maar ontlenen deze aan de grotere constellatie waarin zij worden opgenomen, namelijk die van de processie. Er wordt echter nergens expliciet ingegaan op de rites die worden uitgevoerd tijdens de processies, of de lezingen die in de verschillende staties worden gehouden. Deze moet de lezer er als het ware bij denken. De schematisch voorgestelde wandelroutes in het Itinerarium zijn op die manier een deel van een groter geheel, dat verder niet wordt besproken. Hier komt synecdoche dus samen met asyndeton.

We zien de stijlfiguren ook terug in de manier waarop de tekst is opgeschreven in het manuscript. De monumenten die steeds in drie kolommen op de bladspiegel te vinden zijn vormen één lange asyndeton. De informatie is teruggebracht tot de meest rudimentaire vorm, een lijst, waarin geen enkel verbindend element nog voorkomt. De lezer wordt uitgedaagd actief onderlinge verhouding van de elementen te reconstrueren, door fragmenten met elkaar te verbinden tijdens het lezen. Tegelijk is de indeling van de monumenten in kolommen een vorm van synecdoche, waarbij de bladspiegel in het klein een beeld geeft van de situatie in het groot: de locatie van de monumenten in Romes fysieke landschap. Dankzij het fysieke boek kan ook een lezer ver weg op die manier iets van Rome zien.

Sacrale verwijzingskracht en legende Processies hebben een bepaalde sacrale verwijzingskracht. Die van het Itinerarium houden de herinnering levend aan de ‘heilsfeiten’ die worden gevierd tijdens de processies en verteld in eerdere verhalen of legendes, zoals de geboorte van Christus tijdens de processie op kerstavond, en de opdracht van Jezus en de zuivering van Maria tijdens

Fig. 6 Josephus Augustus Knip, Een processie aan de voet van de Palatijn in Rome, ca. 1809-1812, grafiet en waterverf op papier, 46,5 x 82,2 cm, Rijksmuseum Amsterdam.

het feest van Maria-Lichtmis. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de OrdoRomanus-tekst in het Einsiedeln-manuscript, dat beschrijvingen bevat van de processies in de Heilige Week tussen de St. Jan in Lateranen en de S. Croce in Gerusalemme, de kerk waar de kruisrelieken werden bewaard die Constantijns moeder Helena had verzameld in het Heilige Land. In de beschrijving van de processie op Goede Vrijdag (feria VI) wordt vermeld welke lezingen op het programma stonden in de Jeruzalemkerk: naast passages uit Hosea, Deuteronomium ook de beschrijving van de ‘passie van de Heer volgens Johannes’ (passionem domini secundum Iohannem). Tijdens de processie werd ook een kruisreliek meegedragen, in een kistje en met gemmen versierd, hol in het midden met ruimte voor geurende olie (Ordo Romanus 21, 11). Samen met het kruisreliek brengt de evangelielezing de gebeurtenis in herinnering die in de rites en processies op Goede Vrijdag werd gevierd: Jezus’ dood. En dat alles op een zeer betekenisvolle plek, namelijk de Jeruzalemkerk, die werd gezien als een klein stukje Jeruzalem in Rome.

Soms verandert de betekenis van christelijke monumenten, wanneer zij een rol krijgen in een processie die een andere gebeurtenis of persoon in herinnering brengen dan in de kerk worden herdacht. Een voorbeeld is de S. Pudenziana in route 1, een vroegchristelijke kerk op de Esquilijn, gewijd aan de Romeinse maagd Pudentiana (fig. 7). Volgens de laatantieke Passie van Pudentiana en Praxedis had Pudentiana de kerk zelf gesticht en voorzien van een doopvont.18 Hoewel de kerk primair gewijd was aan Pudentiana, krijgt deze een extra betekenis als onderdeel van de processie op paasmaandag, als een plek waar ook de herinnering aan de geboorte van Christus wordt gevierd. De kerk wordt op die manier opgenomen in een groter verhaal dat de legende van Pudentiana overstijgt.

Ook niet-christelijke en antieke monumenten kunnen worden opgenomen in deze dynamiek van herinnering (fig. 8). Voorbeelden zijn het Forum Romanum en de Boog van Severus, die worden genoemd in route 1 van het Itinerarium, wellicht de beschrijving van de processie op paasmaandag als we het Liber Polypticus volgen. Er is in beide teksten geen spoor van het oorspronkelijke politiek-religieuze belang van antieke monumenten, ook niet van hun plek in het antieke systeem van religieuze processies

en triomftochten. Het belang van de antieke monumenten wordt bepaald door hun betekenis binnen de statieprocessies, als een van de herkenningspunten op de route waarin elementen uit de christelijke geschiedenis worden gevierd. Ook meer ‘neutrale’ bouwwerken of plekken die hun belang niet ontlenen aan een bepaalde intrinsieke heiligheid, zoals aquaducten of de Tiber, krijgen op deze manier een sacrale betekenis, als een plek waarop een heilige gebeurtenis wordt herdacht.

Beeld van een heilige stad Je zou kunnen zeggen dat elke plek in Rome de potentie heeft om heilig te worden wanneer je deze opneemt in een grotere beweging – een wandeling, een processie – die aan de plek een sacrale betekenis toekent. Het Itinerarium Einsidlense laat zien dat dit geldt voor zowel plekken die al een sacrale betekenis hebben, zoals kerken en tempels, als voor plekken met oorspronkelijk of van nature een andere waarde – aquaducten, of de Tiber. In de rites en lezingen tijdens de processie wordt een nieuwe betekenislaag over de zichtbare stad gelegd, waarin de geschiedenis die zich volgens de ‘legendes’ in andere tijden en op andere plekken heeft afgespeeld zichtbaar, hoorbaar en leesbaar wordt gemaakt (fig. 9). Op schrift gesteld in het Itinerarium, biedt de tekst ook een lezer ver weg de kans om een beeld te scheppen van Rome als ‘heilige stad’. Cruciaal zijn de dynamieken van verdichting en weglating – synecdoche en asyndeton. Zij dagen de lezer uit om de leegtes die aldus worden gecreëerd op te vullen met betekenis. In het geval van het Itinerarium roepen de monumenten en de volgorde waarin zij worden genoemd een beeld op van Rome als heilige stad, doorkruist door processies. Hoewel ze nergens expliciet worden genoemd, zijn de processies bepalend voor de constructie van het ‘idee’ van Rome als een heilige stad. Opgeschreven in een fysiek boek kan ook een lezer ver weg de stad doorkruisen in processies en deze van een religieuze betekenis voorzien.

1. De Certeau, Michel. “Walking in the City.” In The Practice of Everyday Life. Translated by Steven Rendall. Berkeley, Los Angeles en London: University of California Press, 1988: 98-102. De citaten zijn steeds door mijzelf vertaald vanuit het Engels. 2. De Certeau (1988, 99-102); onder verwijzing naar J.-F. Augoyard, Pas à pas. Essai sur le cheminement quotidien en milieu urbain. Parijs: Seuil, 1979. 3. De Certeau, “Walking in the City,” 107: ‘What this Fig. 7. (links) De S. Pudenziana, Rome.

Fig. 8. (rechts) Francisco Bushell, Goede Vrijdagprocessie in het Colosseum in Rome, 1864, olieverf op doek, 120 x 88 cm, Museo Nacional del Prado, Madrid.

Fig. 9. Oswald Achenbach, Processie bij de S. Maria in Aracoeli in Rome, ca. 1905, olieverf op doek, 54 x 46,5 cm.

walking exile produces is precisely the body of legends that is currently lacking in one’s own vicinity (…). As a corollary, one can measure the importance of these signifying practices (to tell oneself legends) as practices that invent spaces.’ 4. De Certeau, (1988, 107-109). 5. Helas, Philine. “Festive processions/Trionfi.” In Brill’s New Pauly, http://dx.doi.org/10.1163/15749347_bnp_e1311930. 6. Bauer, Franz Alto. “Das Bild der Stadt Rom in karolingischer Zeit: Der Anonymus Einsidlensis.” In Römische Quartalschrift für christliche Altertumskunde und Kirchengeschichte, 92 (1997): 190-228: 206209. 7. Het Itinerarium Einsidlense is te vinden in codex 326 (1076), ff. 79v-86r. Een editie van de tekst (inclusief een bespreking van de datering en herkomst) kan worden gevonden in Walser, Gerold. Die einsiedler Inschriftensammlung und der Pilgerführer durch Rom (Codex Einsidlensis 326). Stuttgart: Franz Stei-

ner Verlag Wiesbaden, 1987. Een digitale reproductie is te raadplegen via de databank e-codices, geraadpleegd op 22 februari 2022, https://www.e-codices. unifr.ch/en/doubleview/sbe/0326/79v/. 8. Voor een uitgebreide bespreking, inclusief referenties, zie het in open-access gepubliceerde artikel van Anna Blennow, “Wanderers and Wonders. The Medieval Guidebooks to Rome.” In Rome and the Guidebook Tradition, redacteurs Anna Blennow en Stefano Fogelberg Rota. Berlijn: De Gruyter, 2019: 33-87. Geraadpleegd op 22 februari 2022, https://www.degruyter.com/document/doi/10.1515/9783110615630002/html. 9. Blennow, “Wanderers and Wonders”, 33. Een verslag van Blennows wandeltochten kan hier worden gevonden: Blennow, Anna. A GuideBlog to Rome. Geraadpleegd op 22 februari 2022. https://annablennow.wordpress.com. 10. Bauer (1997, 209-216). 11. Lanciani, Rodolfo. “L’Itinerario di Einsiedeln e l’Ordine di Benedetto Canonico.” In Monumenti Antichi 1, no. 3 (1891): 6-120 (439-452). 12. Lanciani, “L’Itinerario di Einsiedeln”, 88, 96 en 108. De overeenkomsten tussen route 12 en het Liber Polypticus zijn verder uitgewerkt door Dale Kinney. “Fact and Fiction in the Mirabilia urbis Romae.” In Roma Felix – Formation and Reflections of Medieval Rome. Redacteurs Éamonn Ó Carragáin en Carol Neuman de Vegvar. Londen: Ashgate, 2007: 235-252. Voor een editie van de routes in het Liber Polypticus, zie Jordan, Henri. Topographie der Stadt Rom im Altertum. Berlin: Weidmann, 1871: 664-667. 13. Het Pariturium was wellicht een overblijfsel een keizerlijk gebouw. Het klooster van S. Silvestro was gelegen op de plek van het huidige hoofdpostkantoor van Rome, op het Piazza di San Silvestro; de Porticus van Vipsiana bevond zich aan de Via Lata. De thermen van Agrippa worden in het Latijn verkeerd geidentificeerd als de Thermae Commodianae. Zie Walser, Die Einsiedler Inschriftensammlung, 170-176 voor de identificatie van de verschillende monumenten. 14. Ed. Andrieu, Michel. Les Ordines Romani du haut Moyen Age, vol. III, Leuven: Spicilegium Sacrum Lovaniense, 1951: 263-273. 15. Cf. Westwell, Arthur. The Dissemination and Reception of the Ordines Romani in the Carolingian Church, c.750900. Doctoral dissertation Cambridge University, 2017. Geraadpleegd op 22 februari 2022, https://www.repository.cam.ac.uk; Westwell, Arthur. “The Ordines Romani and the Carolingian Choreography of a Liturgical Route to Rome.” In Acta ad archaeologiam et artium historiam pertinentia 31, 2019: 63-79. Geraadpleegd op 22 februari 2022. Doi: 10.5617/acta.7800. 16. Einsiedeln, Stiftsbibliothek, codex 326 (1076), ff. 86v-88r. Ed. Andrieu, Michel. Les Ordines Romani, 263-273. 17. Bauer (1997, 225-226, mijn eigen vertaling vanuit het Duits). 18. De Passie van Pudentiana en Praxedis dateert uit de late 5e of vroege 6e eeuw. Een bespreking en Engelse vertaling van de legende kan worden gevonden in Lapidge, Michael. The Roman Martyrs: Introduction, Translation and Commentary. Oxford: Oxford University Press, 2018: 307-315.

Afbeeldingen Fig. 1. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-NC 3.0), bron: Bibliothèque du Château de Chantilly, Ms. 65, f. 141. Fig. 2. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-NC 4.0), bron: Einsiedeln, Stiftsbibliothek, Codex 326(1076), f. 79v-80r, via: e-codices.unifr.ch. Fig. 3. Kaart Rogier Kalkers, © Roma Aeterna. Fig. 4. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-NC 4.0), bron: Einsiedeln, Stiftsbibliothek, Codex 326(1076), f. 80v-81r, via: e-codices.unifr.ch. Fig. 5. Afbeelding vrij voor niet-commercieel gebruik (CC BY-NC 3.0), foto: Marcello Leotta, bron: Fotothek Bibliotheca Hertziana (Max-Planck-Institut für Kunstgeschichte), Rome. Fig. 6. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksmuseum Amsterdam. Fig. 7. Afbeelding vrij voor gebruik (CC BY-SA 4.0), foto: globustut.by, bron: Wikimedia Commons. Fig. 8. © Museo Nacional del Prado, bron: https:// www.museodelprado.es/coleccion/obra-de-arte/procesion-del-viernes-santo-en-el-coliseo-de-roma/6fd9a48c-21bb-4a6c-ad1b-12b1297c655b. Fig. 9. Afbeelding in publiek domein, bron: Wikimedia Commons.

This article is from: