16 minute read
‘Ik zag de stad Rome’ De protestantse vrijmetselaar Abraham van Pelt in de Heilige Stad
De protestantse vrijmetselaar Abraham van Pelt in de Heilige Stad
Advertisement
Antoon Erftemeijer
Hoe kwam het in de jaren 1830 nog geheel roomse Rome over op een protestantse kunstschilder die bovendien lid was van de vrijmetselarij? Een uniek en vrijwel onbekend egodocument van de Nijmegenaar Abraham van Pelt geeft daarvan een interessant beeld (fig. 1, fig. 2). Het verhaalt over Van Pelts bezoeken aan het Vaticaan en andere plekken in en rond Rome en laat ons daarmee even terugreizen in de tijd.
In 1881 verscheen het zeer lezenswaardige boekje Uit de portefeuille van een schilder bij de Nijmeegse uitgeverij P. Milborn. Het 144 pagina’s tellende werkje werd blijkens het titelblad geschreven door een zekere ‘A. van Pelt’. Deze kan geïdentificeerd worden als de schilder-tekenaar Abraham van Pelt (Schiedam 1815-Nijmegen 1895), een kunstenaar van wie met name genretaferelen en landschappen bewaard zijn gebleven. Hij is geen bekende grootheid uit de Nederlandse kunstgeschiedenis, maar wel een vakman die aan de kunstacademies van Amsterdam en Antwerpen degelijk was opgeleid en daarnaast in tal van plaatsen ter oefening oude meesters kopieerde. Tot zijn nagelaten oeuvre behoren vooral verhalende taferelen met protestantse ‘grootheden’ (Luther, Calvijn, Zwingli, Hus) en met wat Bijbelse thema’s.1
Zijn boekje vol intrigerende herinneringen aan reizen uit zijn (vooral) jonge jaren schreef Van Pelt, blijkens zijn Woord vooraf, ‘als wegwijzer voor jongelieden die de groote wereld ingaan en in het bijzonder voor jonge kunstenaars’. Daar kwam bij dat Van Pelt medebestuurder was van een weeshuis in Neerbosch; de uitgave van zijn tekst werd gesteund door de directeur van die instelling omdat ‘zij eenig voordeel voor deze inrichting kon opleveren’. Dit laatste lijkt erop te duiden dat het boekje een zogeheten liefdadigheidsgeschrift was, zoals er zo vele in die tijd verschenen teneinde financiële steun te genereren. Tegenwoordig is het boekje antiquarisch nauwelijks meer te vinden, wat kan betekenen dat de oplage niet groot is geweest.
Reizen De reizen die Van Pelt in zijn boek beschrijft, voerden hem in de jaren 1830-1860 en soms nog daarna (hij is weinig scheutig met jaartallen) door heel Europa: van Londen tot Sint-Petersburg, en van Stockholm tot Napels. Soms had hij medereizigers, zoals collega-kunstenaars en, wat later, zijn eerste en zijn tweede vrouw en hun kinderen. In zijn jonge jaren reisde hij echter veelal alleen. De reizen maakte hij grotendeels te voet, en verder, zoals toen gebruikelijk, met de postkoets en met andere rijtuigen, met stoomboten, te paard en zelfs per ezel. Het waren reizen vol moeilijkheden en zelfs met een bijna dodelijk treinongeluk, maar daar schrok hij niet voor terug: ‘op reis zich ontberingen getroosten’ achtte hij voorwaarde voor wie goedkoop wilde reizen en toch veel te zien wilde krijgen.
Studie van kunst en monumenten stond voorop bij deze reizen. Ze doen weliswaar soms denken aan de historische grand tours
van welgestelde jongelui, maar in het geval van Van Pelt waren het toch vooral avontuurlijke kunstreizen vol ontberingen van een weinig bemiddelde schilder die zijn vakkennis trachtte te vergroten. Van Pelt beschreef zijn reizen vanuit zijn herinnering en waarschijnlijk ook – gezien tal van details - op basis van reisaantekeningen. De (bescheiden) financiering kwam van zijn ouderlijk huis: zijn moeder in Arnhem steunde hem met de erfenis van Abrahams toen reeds overleden vader, die koopman was geweest.
Onder de vele bezochte steden behoorde het voor kunstenaars al eeuwen belangwekken-
Fig. 1. Abraham van Pelt, Zelfportret, 1825-1895, potlood op papier, 125 x 96 mm, Rijksprentenkabinet Amsterdam.
Fig. 2a+b. Omslag en titelpagina Abraham van Pelt, Portefeuille van een schilder, Nijmegen: P. Milborn, 1881. de en daardoor haast onvermijdelijke Rome, waar Van Pelt ergens in de jaren 1836-1839 enige tijd verbleef. Het is interessant om te lezen hoe deze man het rooms-katholieke Rome beleefde. Hij was zelf protestants opgevoed, en hij zou zijn protestantse geloof in de loop van zijn leven steeds nadrukkelijker en orthodoxer beleven (zijn reisverslag bevat hier en daar nadrukkelijke geloofsgetuigenissen). Daarnaast was hij vóór zijn reis naar Italië in Antwerpen ingewijd in de vrijmetselarij, een toen nog duidelijk religieus georiënteerde broederschap die in elk geval in het België van toen op gespannen voet stond met de roomse kerk.2 Van Pelt: ‘De Oranje-club,3 die ik ’s avonds bezocht, leidde mij als van zelf tot de maçonnerie (vrijmetselarij), alwaar in dien tijd de grootste strijd gevoerd werd tegen het clericalisme (de geestelijkheid), en als protestant en geheel onafhankelijk man werd ik gewoonlijk député of afgevaardigde bij andere loges gekozen, als er het een of ander op til was. Zoodoende kwam ik ook in aanraking met vrijzinnige katholieke geestelijken.’4
De toen nog vrij jonge beweging der vrijmetselarij, een mede door Engelse predikanten vormgegeven broederschap met als belangrijke uitgangspunten vrije gedachtewisseling, tolerantie, erkenning van een Opperbouwmeester en christelijk georiënteerde symboliek, werd in het toenmalige rooms-katholieke Italië (maar ook elders) als gevaarlijk beschouwd. Al in de 18e eeuw werd de vrijmetselarij in diverse pauselijke
bullen op basis van uiteenlopende argumenten veroordeeld. Men meende te maken te hebben met (soms reëel) antiklerikalisme, staatsondermijning (complotten!) en religieus indifferentisme. Wanneer vreemdelingen als vrijmetselaar werden ‘ontmaskerd’, kon dat leiden tot uitzetting uit een stad of landstreek. Dit laatste overkwam ook Van Pelt, en wel nadat hij na zijn bezoek aan Rome via een lange omweg langs Napels en Pompeï in Venetië was beland. Op een diner bij kennissen ‘legde men het er op toe, mij in een strik te krijgen. Na eenige toespelingen op de vrijheid, die wij in “Holland” genoten, meende men aanspraak te kunnen maken op mijne hulp bij de pogingen tot hunne bevrijding van het juk van Rome en tot verwerving van de vrijheid van geweten, waartoe ik als maçon (vrijmetselaar) ook eenigszins verplicht was mede te werken. Ik zeide, dat ik daartoe alleen zedelijk mocht medewerken en mij zelfs verbonden had, nimmer daadwerkelijk te handelen, of mij in complotten te mengen.’ Van Pelt slaagde er niet in om zijn vrijmetselaarschap te verhullen, werd op het politiebureau ontboden, en vervolgens verplicht om binnen drie dagen het land te verlaten.5
Van Pelt kijkt in zijn boek uit 1881 met respect terug op zijn vrijmetselaarschap, maar hij had zich gaande zijn leven tot een vrij orthodox protestantisme bekeerd met een onomwonden geloof in Christus als Gods zoon en ‘als verlosser door zijn persoonlijk offer’. De vrijmetselarij zag Jezus volgens Van Pelt als niet meer dan leraar en zedig voorbeeld, en dat was hem op den duur onvoldoende.6 Ten tijde van zijn Romereis was Van Pelt dus enerzijds vrijmetselaar, anderzijds een niet-kerkgaande protestant die volstond met (zoals hij schrijft) ‘uiterlijk braaf te leven’, zonder tot dan toe werkelijk ‘diep in godsdienstige zaken’ te zijn doorgedrongen.7
Rome Nadat Van Pelt heeft beschreven hoe hij via Zwitserland in respectievelijk Milaan, Genua en Florence was terechtgekomen, noteert hij hoe hij Rome naderde, toen (rond 1837) nog het centrum van een omvangrijke Pauselijke Staat. ‘Men wordt door een zonderling gevoel aangegrepen, als men in de nabijheid van Rome komende, den koetsier vrij onverschillig met de zweep het graf van Nero aan den weg ziet aanwijzen.’8 Hij vertelt dat hij zijn ‘credietbrief op Rome had doen dirigeeren’; daarbij droeg hij nog contant geld op zak, met goudstukken verborgen in een riem. De koets kwam Rome binnen via de Porta del Popolo. Daar werd Van Pelt tot zijn verrassing direct begroet door een jonge kunstbroeder die vertelde dat zij elkaar eerder in Parijs hadden ontmoet. ‘Ik herinnerde mij daar iets van en nam zijn aanbod aan om met hem kamers te gaan zoeken en mij door hem in het café del Grecco aan zijne kunstvrienden te doen voorstellen.’9 (Fig. 3.)
Van Pelt vervolgt: ‘Nu zal men wellicht van mij eene beschrijving van Rome verwachten, doch waar zou ik beginnen en waar eindigen? Zou ik schetsen Rome met zijne overblijfselen van eertijds, Rome met zijne kunstschatten uit latere eeuwen of Rome thans. De heer Huet heeft dit in zijn klein en toch zoo veelomvattend werkje over Italië op meesterlijke wijze gedaan.’10 Dit wilde Van Pelt niet overdoen, aangezien hij in de eerste plaats voor kunststudie naar Rome was gegaan. Hij vervolgt: ‘Ik zag de stad Rome verdeeld in een oud en nieuw of liever in een verlaten en een bewoond gedeelte. Het eerste heb ik meermalen doorwandeld, in het laatste woonde ik, evenals de Paus, en daar was ook de Fransche schilder-academie, waar al wat schilderde zich vereenigde (fig. 4.) Hier was ook de wandelplaats met haar heerlijk verheven plateau, waar de beau-monde (beschaafde wereld) zich beweegt, en daarbeneden aan den muur zaten de modellen, allen in het eigenaardig lands-costuum, in de hoop dat zij dien dag tot onderwerp zouden gekozen worden: prachtige figuren, in mantels gedoken, meisjes met guitar of mandoline, moe-
Fig. 3a (links). Ernest Eléonor Pierre Lamy, Gezicht op het Piazza del Popolo, 1861-1878, albuminedruk op papier, 88 x 178 mm, Rijksprentenkabinet Amsterdam.
Fig. 3b (rechts). Ludwig Passini, Kunstenaars in het Caffè Grecco te Rome, 1856, aquarel op papier, 49 x 62,5 cm, Hamburger Kunsthalle. ders met hare zuigelingen voor het geval dat Maria met het kind Jezus voorgesteld moest worden benevens oude vrouwen om voor Elizabeth te dienen.’11 Die laatste opmerkingen lijken serieus te zijn bedoeld. De talloze schilders die in de 19e eeuw Rome aandeden, studeerden daar onder meer op modellen, en de productie van religieuze taferelen met de Madonna en andere figuren was na de Renaissance- en Baroktijden allesbehalve opgedroogd.
Ongetwijfeld keek Van Pelt naar alles met de bril van een schilder, maar de volgende opmerking is zeker interessant: ‘Rome moet hoofdzakelijk van de schilders leven en het is dus eene klasse, die aanspraak maakt op onderscheiding.’7 Dat de plaatselijke horeca goed verdiend zal hebben aan het niet zelden langere tijd in de stad voor studie verwijlende kunstenaarsvolk, mag duidelijk zijn, maar of dit het voornaamste deel van de stadsinkomsten zal hebben uitgemaakt, lijkt onwaarschijnlijk.
Vaticaan Vanzelfsprekend werd Van Pelt aangetrokken door het Vaticaan en de daar aanwezige kunstschatten (fig. 5.). Het is duidelijk dat de vele rooms-katholieke voortbrengselen hem geenszins afschrikten. Van Pelt: ‘Verderop wordt Rome door den Tiber doorsneden, waar men over moet om naar het Vaticaan met de St.-Pieterskerk te komen. In de nabijheid hiervan staat ook de Sixtijnsche kapel, waarin het laatste oordeel door Michel Angelo in een nis op den muur geschilderd is, terwijl de werken van Raphael het voornaamste schilderwerk uitmaken. Eindelijk vindt men er oorspronkelijke antieke beelden, waarvan in elk Museüm de afgietsels voorhanden zijn en waaronder vooral de Venus en Apollo uitmunten. Het Vaticaan echter, waar de Paus woont, was meer mijne werkplaats alsmede de particuliere kabinetten (schilderijen-verzamelingen) van Borghese en anderen. Al die kunstschatten voldeden mij als Nederlander maar half, doch Voogt, een oude Hollandsche landschapschilder, die aan den Tiber woonde en bij wien ik veel aan huis kwam, zeide dat ik er nog geen oogen voor had.’13
Van Pelt trok vervolgens naar koelere stre-
ken rondom Rome om daar naar de natuur te werken, met name Tivoli en Frascati, waar hij vele andere schilders ontmoette. Geheel ongepland volgde een meerdaags verblijf in een klooster. Toen Van Pelt namelijk eens met zijn Belgische schildercollega Louis Bruls de bossen daar introk, raakte het tweetal verdwaald en vond toen gelukkigerwijs logies in een klooster ‘waarvan de naam mij is ontgaan. Wij werden er gastvrij ontvangen en bleven er eenige dagen. Geen enkele toespeling op mijn verschil van geloof hoorde ik hier, schoon ik zelfs ’s morgens lang met den monnik, die geen dienst
Fig. 4. Anoniem, Villa Medici, Académie de France, Rome, detail, 1850-1899, albuminedruk op papier, 182 x 232 mm, Rijksprentenkabinet Amsterdam. had, in de tuinen en bosschen wandelde, die aan het klooster behoorden.’ Van Pelt voegde er nog een aardig voorval aan toe: ‘Bij zulk een gelegenheid moest ik eens zijn moed bewonderen: toen er eens een vrij groote slang voor zijne voeten schuifelde, vermorzelde hij die den kop onder zijne sandalen.’14 Zeer interessant is een opmerking die daarop volgt: ‘Over het algemeen is men in Rome zeer vrij; ik ben zelfs bij den Paus, waar ik werd toegelaten, niet genoodzaakt geweest zijn pantoffel te kussen.’15
Rome staat al heel lang niet bepaald bekend als een stille stad. Van Pelt ervoer dat nog anders: ‘Veel luidruchtigheid is er overigens in Rome niet. Wel wemelt het er van priesters, die aan de stad als ’t ware eene gedrukte stemming geven, ofschoon zij zeker geheel vreemd zijn van die godsdienstige stemming, die men bij hen zoude verwachten, zoodat ik best begrijpen kan, dat Luther er eene afkeer van kreeg, hetgeen veel heeft bijgedragen tot zijn overgang, of liever om hem te nopen, pogingen aan te wenden tot herstel der kerk, waarin hij niet slaagde, doch waarbij hij leerde inzien, dat op een slechten grond geen goede boom kan groeien, en dat de ware reformatie van boven in het hart moet ontstaan, hetgeen de onvermijdelijke val is van de kerk van Rome.’16 Hier spreekt overduidelijk de op het moment van dit schrijven inmiddels gedreven orthodox-protestantse Van Pelt. De schilder vervolgt: ‘Het volk is over ’t geheel ook ver van godsdienstig en meent dat het voldoende is, eens in het jaar de Pilatustrap op de knieën te beklimmen en den pauselijken zegen te ontvangen. Bij zulk een tooneel was ik eens tegenwoordig en als menschelijke demonstratie beschouwd, was het plechtig; doch op hem, die hier de eer die God toekomt, aan een schepsel ziet toebrengen, maakt het een pijnlijken indruk.’17
Van Pelt bezocht zoals gezegd veel meer plaatsen in Italië. Van Venetië roemt hij ‘de allerprachtigste kerk St. Marco met hare koepeldaken en torentjes’.18 En in Milaan vond hij ‘de wereldberoemde albasten kerk met hare sneeuwwitte, prachtige torens, iets zoo indrukmakends als men bij ons, noch ergens elders in heel Europa aantreft. Het is niet uit te drukken.’ Niet alleen gotiek imponeerde de schilder. De classicistische San Ambrosio in dezelfde stad vond hij eveneens ‘zoo indrukmakend voor den binnentredende, dat het niet te beschrijven is’.19
In diverse plaatsen tijdens zijn reis bewonderde en kopieerde Van Pelt bovendien traditionele Bijbelse taferelen zoals die in roomse sferen waren ontstaan. Zo kopieerde hij in Venetië werken van Titiaan, Tintoretto en Veronese. Van Rafaël bevie-
len hem ‘twee beroemde schilderijen in de Sixtijnsch Kapel, die voor zijne meesterstukken gehouden worden’ niet (Van Pelt zal ‘De Disputa’ en ‘De School van Athene’ in de aangrenzende Stanze hebben bedoeld) ‘omdat ik het met zijne kleur niet eens was’. Diens ‘Madonna’ in Dresden kon daarentegen wél zijn goedkeuring wegdragen.20
Zoeaven Tot slot: zoals bekend werd het ‘Heilige Rome’ zoals Van Pelt het nog gekend heeft, in de jaren 1860-1870 ernstig in zijn voortbestaan bedreigd – met de bekende decimering van het onder de heerschappij van de paus vallende territorium. De protestantse Van Pelt had blijkens zijn geschrift zo zijn bedenkingen bij de verdediging door de paus en diens zoeavenleger van de Pauselijke of Kerkelijke Staat. Naar het lijkt stond hij sympathiek tegenover Garibaldi (overigens ook een vrijmetselaar).21 Bij een passage over Rusland waarover hij een zendeling had horen vertellen hoezeer de mensen daar ‘in onkunde verzonken waren, daar zij de H. Schrift niet bezaten of in hun eigen taal konden lezen’, noteert hij: ‘de tijd zal leeren, wat er van worden zal; het geldt hier evenals in Italië, wat Garribaldi eens zeide: “De ware vrijheid is daar, waar Gods woord gelezen wordt.”’22 Van Pelt schrijft elders over ‘de gebalde vuist tegen de vreemde overheersching’; ‘de tijd van verzet kon niet uitblijven en toen Garribaldi verscheen, waren
Fig. 5. Anoniem, Gezicht op het Sint-Pietersplein, 1851-1900, albuminedruk op papier, 244 x 330 mm, Rijksprentenkabinet Amsterdam.
Fig. 6. Pieter Barbiers (IV), Portret van Gregorius XVI, 18081848, lithografie op papier, 295 x 213 mm, Rijksprentenkabinet Amsterdam. er niet dan de vreemde hulptroepen, bij welke De Jong kapitein was en ik wist dus zeer goed, hoe weinig daarop te rekenen viel, gelijk ook gebleken is. (…) de ontruiming van Italië was slechts eene kwestie van tijd en moest noodzakelijk volgen.’23 Van Pelt was in elk geval nog getuige geweest van de situatie van vóór het Risorgimento, de met geweld afgedwongen ‘herrijzenis’ van één Italië, die het definitieve einde betekende van de Pauselijke Staat. Zijn op schrift gestelde persoonlijke herinneringen aan het ‘Roma sacra’ van toen doen voor ons iets van dat verleden herleven.
1. Zie over Abraham van Pelt o.a. J. Immerzeel, De levens en werken van Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders [etc.], Amsterdam, 1843, dl. 2, p. 299, en RKD-artists (www.rkd.nl). Werken van Van Pelt maken deel uit van de collecties van onder meer het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen en het Amsterdam Museum. Veruit de meeste werken zijn in particulier bezit of zwerven rond in de kunsthandel. 2. Zie o.a. A. van de Sande, Vrijmetselarij in de Lage Landen. Een mysterieuze broederschap zonder geheimen, Zutphen: Walburg Pers, 2001. Zie met name pagina’s 153-162 over de gespannen relatie tussen vrijmetselarij en kerken. 3. De Vlaamse beweging die na de Belgische revolutie van 1830 herstel van het Koninklijk der Nederlanden nastreefde. 4. Van Pelt, Uit de portefeuille van een schilder, Nijmegen: P. Milborn, 1881, p. 16. 5. Ibidem, 67-68. 6. Ibidem, 69. 7. Ibidem, 105. 8. Ibidem, 45. 9. Ibidem, 45. 10. Ibidem, 47. Verwezen wordt naar C. Busken Huet, Van Napels naar Amsterdam, Amsterdam 1877. 11. Ibidem, 47. 12. Ibidem, 47. 13. Ibidem, 47-49. Met Rafaëls schilderwerk moet Van Pelt gedoeld hebben op de wandschilderingen in enkele stanze van het paleisgedeelte van het Vaticaan; voor de Sixtijnse Kapel zijn wel tapijten gemaakt naar geschilderde ontwerpen van Rafaël. Met ‘Voogt’ wordt gedoeld op Hendrik Voogd (1768-1839), die zich na zijn studiereis naar Rome permanent in die stad had gevestigd als schilder van Italiaanse landschappen. 14. Van Pelt 1881, 49. 15. Ibidem. Dit moet paus Gregorius XVI geweest zijn, die paus was van 1831 tot 1846, en in zijn encycliek ‘Mirari Vos’ (1832) de vrijmetselarij als een dwaalleer en een gevaar beschreef. Men mag aannemen dat Van Pelt zich bij zijn bezoek aan deze paus niet als vrijmetselaar zal hebben voorgesteld. 16. Van Pelt 1881, 50. 17. Ibidem. 18. Ibidem, 71. 19. Ibidem, 39.
20. Ibidem, 64. 21. Zie over de zoeavenstrijd o.a. Br. Christofoor, Uit het epos der 3000 Nederlandse zouaven, Nijmegen: Uitgerij De Koepel, 1947; P. van Essen, Voor paus en koning. Een korte geschiedenis van de Nederlandse zouaven, 1860-1870, Oudenbosch: Nederlands Zouavenmuseum, 1998; zie ook het artikel van Koen de Groot, ‘Vechten in een vuil land’, in Roma Aeterna 8.2 (2020), 52-67. 22. Van Pelt 1881, 97. 23. Ibidem, 92.
Afbeeldingen Fig. 1. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksprentenkabinet Amsterdam (inv. nr. RP-T1940-390). Fig. 2a+b. Afbeeldingen in publiek domein, foto: auteur. Fig. 3a. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksprentenkabinet Amsterdam (inv. nr. RP-F-F06958). Fig. 3b. Afbeelding in publiek domein, bron: Wikimedia Commons. Fig. 4. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksprentenkabinet Amsterdam (inv. nr. RP-F2015-13-41). Fig. 5. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksprentenkabinet Amsterdam (inv. nr. RPF-F02021). Fig. 6. Afbeelding in publiek domein, bron: Rijksstudio, Rijksprentenkabinet Amsterdam (inv. nr. RP-P1908-1136).