VA K B LA D V & V N A M B U LA N C EZO R G
JAARGANG 37 JUNI 2016
Vakblad
Lessen van piloten Reddingsbrigade & O2 Ambulance Challenge 2016: foto-collectorsitem Casus: een rit die indruk maakt Weg met de wervelplank Over strepen gesproken
w w w.a m bula ncezo r g.venvn.nl
X Series Xtreem Klein, Licht en Krachtig ®
X X X X X X
X X
X X X
X X
Klein Licht 4 kanalen Real-time CPR Feedback NIBD Volwassenen, pediatrische en neonatale toepassingen Microstream ® etCO 2 Volledig 12 kanaals ECG op scherm: statisch en dynamisch WiFi Bluetooth ® Masimo ® rainbow ® SET Sp0 2 /SpCO ®/SpMet ® 3 Invasieve (bloed) drukken 2 Temperatuurkanalen
Bekijk de X Series demo video
Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen. ZOLL Benelux, telefoon : +31 (0) 481 366 410 E-mail: info.benelux@zoll.com
Iris van Beem, EMS Territory Manager Netherlands, telefoon : +31 (0) 6 24 341 313 E-mail: ivbeem@zoll.com Bezoek onze Website : www.zoll.nl of www.zoll.be
© 2014 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. X Series and ZOLL are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. Masimo, Rainbow, SET, SpCO, and SpMet are trademarks or registered trademarks of Masimo Corporation. Microstream is a registered trademark of Oridion Medical 1987 Ltd.
Colofon
Introview
Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap
Soms doe ik iets… Waar ik spijt van heb? Soms. Maar deze keer iets dat mijn verwondering oproept. Verwondering bijvoorbeeld over alle reacties op social media na mijn tweet van nog geen 140 tekens op de vroege zaterdagmorgen van 21 mei. Een tweet als een kort en zakelijk nieuwsbericht op het Twitter account van V&VN Ambulancezorg (@venvn_ ambulance): “Directie Ambulance Amsterdam besluit: We stoppen met ProQA en gaan naar NTS als triagesysteem voor meldkamer ambulancezorg Amsterdam”. Niet meer en niet minder. Daar ging het los op social media: twitter, blogs, facebook…
Jaargang 37, Nummer 2, Juni 2016 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Aanleveren kopij Zie voor voorwaarden en aanleverinstructies de website http://ambulancezorg.venvn.nl Uitgever Sdu Uitgevers: Roel W. Roos, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.roos@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Abonnementen: (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: Nederland: € 40,00 / Buitenland € 50,00 (excl. 6 % BTW, inclusief verzendkosten) Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, fax (070) 378 97 83, e-mail: sdu@sdu.nl, Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com © Sdu Uitgevers 2016 Op al onze producten zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing. Zie hiervoor onze website www.sdu.nl. Persoonsgegevens worden bewerkt voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u van informatie te voorzien over Sdu Uitgevers bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Indien u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. ISSN 2212 – 1714
Verwonderd ben ik dat zoveel mensen hun mening (lees ‘aannames’) klaar hebben over het stoppen met ProQA door Ambulance Amsterdam terwijl ze de redenen helemaal niet weten. Ik ook niet. Vooral ProQA gebruikers van andere meldkamers reageren furieus. Alsof zij ProQA moeten verdedigen en vooral de directie, management en centralisten van Amsterdam belachelijk moeten maken. Zo schreef iemand: “Wat in 1000-en meldkamers wel lukt, lukt in Amsterdam niet. “It requires strong leadership”. Dat riekt naar een zware diskwalificering. Overigens, in Londen lukte het ook niet hoor: daar zijn ze ruim een jaar geleden al gestopt met ProQA, met ruim 8 miljoen inwoners als potentiële klant toch ook geen kleintje… Ik zou zeggen: Amsterdam, doe lekker waar je je goed bij voelt. Eigenlijk heb ik best respect voor de keus om te stoppen met ProQA. Want daar is lef voor nodig nadat er een hoop geld, tijd en energie is gestoken in het implementeren van een nieuw telefonisch triage systeem waar je uiteindelijk ongelukkig van wordt.
Verwonderd ben ik ook dat veel ProQA aanhangers die zich roeren het maar niets vinden dat NTS zich gaande weg ontwikkelt tot een, voor zowel gebruiker als ‘patiënt’, veilig en stabiel, sterk en gebruiksvriendelijk keten-systeem om 112 en spoedoproepen bij de huisartsen telefonisch te triëren. Waarom zo bang? Wees blij! Laten we er geen ‘battle of the systems’ van maken maar zorgen dan we op alle meldkamers ambulancezorg het startpunt zijn voor het leveren van excellente ambulancezorg, welk systeem je ook gebruikt of waar je in de toekomst ook voor kiest. Sommigen hebben nu eenmaal een strakker en dwingender systeem nodig om, ondanks eigen kennis en kunde, een doel te bereiken, een ander lukt datzelfde met een minder rigide systeem, juist dankzij eigen kennis en kunde. En weer door… Alle goeds en hou je veilig! Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur
Inhoudsopgave 4 V&VN - mededelingen van bestuur en bureau
9 Rescue Vlissingen
22 Casus 27 Nieuw instrument voor drain bij spanningspneumothorax
11 Lessen van piloten
28 Weg met de wervelplank
15 Kort nieuws
33 De brugerhulpverlener als
16 Reddingsbrigade en O2 18 Kennis en kunde:
‘ketenpartner’ bij reanimatie
36 ROSC deel 2
klaar voor AutoPulseg
39 Over strepen gesproken
20
42 Kort nieuws
Impressie van de Ambulance Challenge
Coverfoto: Ambulanceteam in actie tijdens de Ambulance Challenge op 7 april Foto: Tristam Sopacua, www.foundersdesigncentre.nl
AMBULANCEZORG 3
Voorwoord Ich bin wie Du... Met meer dan genoeg inspiratie ben ik gaan schrijven aan deze vaste rubriek Mededelingen van Bestuur en Bureau. Met twee geslaagde dagen Vakbeurs, Congres met Workshops en Challenge, hebben we als V&VN Ambulancezorg nieuwe energie opgedaan. In de tent bij de Academie voor Ambulancezorg ontstond bij mij al de titel. Uit volle borst, met geleste dorst en gevulde maag meezingen met de Duitse Schlager ‘Ich bin wie du, wir sind wie Sand und Meer... Wat kan er meer verbroederen? De Academie voor Ambulancezorg, 16 RAV-en die waren vertegenwoordigd, met deskundig personeel en mooi materieel, allemaal even ontspannen, ook over de uitdagingen die de volgende dag genomen zouden moeten worden. In dit blad wordt uitgebreid stilgestaan bij alle activiteiten van deze dagen met een foto-impressie. Ik kan hier meedelen dat deze tweedaagse opzet een vervolg gaat krijgen en wel in september 2018. We zijn veel dank verschuldigd aan het projectteam dat zich met de voorbereiding heeft beziggehouden: hulde aan Annet, Naomi, Ron, Albert, Thijm en Menoes!
Thema leiderschap André Kuipers, als onze keynotespeaker, vertelde over al zijn inspanningen om invulling te kunnen geven aan zijn levenswerk en de ruimte die hij kreeg om zijn droom te kunnen vervullen. Alle elementen voor leiderschap kwamen
4 AMBULANCEZORG
in zijn verhaal voorbij: een droom en ambitie hebben, een doel voor ogen, hard werken, vertrouwen geven en delen, kunnen focussen, kunnen afzien, samenwerken onder extreme omstandigheden, humor en werkplezier hebben, en niet te vergeten: heel veel testen ondergaan om te kijken of je aan alle hoge eisen kunt voldoen. Ik hoorde in zijn verhaal veel elementen van enorme inspanningen die ook van toepassing zijn voor de ambulancezorg en waar we nog een voorbeeld aan zouden kunnen nemen. Het meest aansprekende vond ik dat de bemanning van het ruimteschip zo voorbereid was dat in noodsituaties iedereen elkaars taken over kon nemen. Echt teamwork, respect voor ieders verschillende functies en taken maar dus wel gelijkheid. Leiding werd slechts vanaf de grond gegeven om alle operaties tot een succes te maken. En uiteraard het eindeloos oefenen van situaties die in de praktijk nooit plaats zullen vinden. Althans… , dat hoop je dan. Want als het wel gebeurd moet je het kunnen.
GGB Inmiddels is iedereen op de ambulance, de MKA en achter het bureau op de hoogte van alle nieuwe taken, processen en verantwoordelijkheden in opgeschaalde situaties en wordt er druk geoefend. Ik denk dat het in de huidige tijd van belang is goed voorbereid te zijn. Dat we wederom tot een vrijwel uniform stelsel zijn gekomen, is een compliment voor de projectgroep en onze sector! Een hoog gehalte dus van” Ich bin wie du”, al mogen er eigenlijk wel regionale verschillen zijn in sommige processen.
Het moet me hier van het hart dat we als ambulancezorgprofessionals best wat zuiniger zouden kunnen zijn met het via social media delen van alle GGBprocessen en kennis. We leven in een tijd dat iedereen mee kan lezen. Dat is mooi maar kan ons ook zeker schaden. Het streven om ‘Ich bin wie du’ te zijn is er zeker maar hebben we het ook op dit terrein al voor elkaar? Mag de maatschappij van ons verwachten dat alles gestroomlijnd gaat? Als het gebeurd moet je het kunnen… V&VN Ambulancezorg, onder regie van het bestuur PHTLS, GEMS en AMLS, spant zich momenteel in om een nieuwe doctrine naar Nederland te halen, onder licentie van de NAEMT: de TECC Tactical Emergency Casualty Care. Dit is een doctrine die zich richt op de traumaopvang bij grootschalige incidenten zoals terroristische aanslagen.
Uniformiteit Niet enkel in onze nieuwe, nog te ontwerpen, uniformen streven we gelijkheid na. V&VN Ambulancezorg is vertegenwoordigd in de stuurgroep, die het democratisch proces van” komen tot een letterlijk en figuurlijk breed gedragen uniform” gaat volgen. Binnenkort zal het handelingsschemaboek in een nieuw jasje gaat verschijnen. Dit is het resultaat van inspanningen van onze actieve leden die in de werkgroep deelnemen namens V&VN Ambulancezorg. Het handelingsschemaboek zal dienen voor scholingsdoeleinden, maar ook bij het dagelijks handelen. Ook op ander terrein streven we uniform beleid na. V&VN Ambulancezorg geeft haar goedkeuring aan het nieuw
Sdu Uitgevers
Ambulancezorg
Dagelijks bestuur Voorzitter Ina Bolt (waarnemend) Secretaris Ina Bolt Penningmeester Albert van Eldik Communicatie en PR Gerard Pijnenburg
beleid rondom het kunnen volgen van bekwaamheid in de beroepspraktijk en hoe we daar als sector nog een professionelere invulling aan moeten geven. Dit beleid is onder regie van de NVMMA opgesteld maar wel in nauwe samenwerking met onze afvaardiging. Het bleek nog te vroeg voor kwantitatieve normen voor bekwaamheid wat betreft risicovolle en/of verpleegkundige medische handelingen. Zodra vastgesteld gaan we de documenten delen.
TWAZ V&VN Ambulancezorg is door het ministerie van VWS gevraagd mee te denken en te praten over de uitgestelde WAZ. Achter de schermen willen we als beroepsvereniging op inhoud in gezamenlijkheid optrekken met werknemersvertegenwoordiging. Laten we hier duidelijk in zijn: wij zullen de (toekomstige) zorg aan de patiënt centraal gaan zetten! Op 22 april gaf Koos Reumer, directeur van AZN, een presentatie over hoe AZN kijkt naar de ordening en wat de uitgangspunten zijn. Er ontstond daarna een levendige discussie over materie waar we, zoals het lijkt, maar beperkt invloed op hebben. We hebben hier te maken met Europese wet- en regelgeving terwijl de Nederlandse situatie niet één op één te vergelijken is met andere Europese landen. Misschien moeten we onze focus meer verleggen naar Brussel in plaats van Den Haag. Om een goede keuze te kunnen maken is een verdieping in hoe we onze ambulancezorg nu organiseren en hoe we het idealiter zien een must. Dit is geen eenvoudige kost helaas.
Juni 2016
Als V&VN Ambulancezorg dragen we uit dat we in iedere hoek van Nederland dezelfde ambulancezorg kunnen blijven verlenen door goed opgeleide, breed inzetbare en bekwame zorgprofessionals die zorg op maat willen blijven leveren, nadenken over wat ze doen en zich willen en kunnen verantwoorden over hun handelen. Ambulancezorg is per definitie ketenzorg en waarbij goede samenwerking een stevige basis vormt. Laat onze professionaliseringsdrift vooral ingegeven zijn door steeds te blijven denken: “wat dit gaat betekenen voor de gehele ambulancezorg in Nederland?” We dragen niet alleen een verantwoordelijkheid voor onze eigen regio. De technische mogelijkheden zijn ongekend, er worden steeds nieuwe wetenschappelijke inzichten getoond, vroeg of laat zal dit een ander prijskaartje hebben. De eerste problematiek is momenteel zichtbaar bij de werving van ambulanceverpleegkundigen en verpleegkundig centralisten MKA, zonder nog te weten hoe dit komt. Het streven naar gelijkheid is zo gek nog niet, want voor je het weet komen we in een drassige bodem wanneer ‘Sand und Meer’ elementen veranderen, maken we het onszelf te moeilijk en kunnen we niet voldoen aan wat we met elkaar hebben afgesproken. Bovenstaande uitgangspunten hebben we als reactie gegeven in een brief naar VWS op het uitstel WAZ.
Eindelijk maar toch: een verenigde groep ambulancechauffeurs
willen zich gaan inzetten voor hun verdere professionalisering op beroepsinhoud. Het CZO opleidingsprofiel heeft een nieuwe en ook gewenste discussie op gang gebracht. De vakgroep kan meteen aan de slag met de ‘branchespecifieke richtlijn ambulancezorg voorrangsvoertuigen’. En op ander terrein is ook werk aan de winkel.
Ledenonderzoek In de komende maanden gaan we ons buigen hoe we onze service aan onze leden kunnen verbeteren. Dit gaan we doen met een ledenonderzoek. Ook zal onze contributie, die dit jaar verlaagd is, voor het komende jaar weer verhoogd moeten worden. Dit gaan we op de ingelaste Algemene afdelingsvergadering, op 1 juli vanaf 10.00 aan de Churchilllaan 11 te Utrecht, voorleggen en daarnaast willen we een aansprekend programma bieden met een spreker. Wil je ook meedoen? Wil je meelezen, heb je commentaar en of ervaringen die je wilt delen? Mail naar ambu@venvn.nl (ook voor je aanmelding voor de Algemene afdelingsvergadering) en laat weten wat we voor je kunnen betekenen. Alvast een prachtige zomer gewenst! Ina Bolt Secretaris V&VN Ambulancezorg waarnemend voorzitter i.bolt@venvn.nl
Na enkele jaren iets minder zichtbaar te zijn geweest zien we weer nieuw leven bij de vakgroep ambulancechauffeurs. Zij
AMBULANCEZORG 5
Foto: MKnn
Nieuws uit de vakgroep meldkamercentralisten
In de afgelopen vergadering hebben de aanwezige centralisten het belang besproken om als verpleegkundig meldkamercentralist en ambulanceverpleegkundige een dagdeel stage te lopen bij elkaar. Zo krijg je meer inzicht in elkaars werk. Dit gebeurt volgens ons nog veel te weinig en kan tot goede leersituaties en begrip voor elkaars werksituatie leiden. Dus: bespreek dit met het management en de ROC van je RAV! Op de meldkamers in Nederland wordt er verschillend omgegaan met melders die in de verkeerde meldkamer terecht komen. De ene meldkamer neemt de rit aan, vraagt uit en zet deze warm door naar de juiste meldkamer en de ander geeft door dat de melder opnieuw 112 moet bellen. Ook worden er ritten gedeeld via GMS. Wij zijn van mening dat het goed is om landelijke afspraken te maken. Een volgend overleg agenderen we dit onderwerp. Het expertisegebied van de verpleegkundig meldkamer centralist staat in concept op papier. We kijken hier nog kritisch naar en laten ook andere partijen meelezen. Het expertisegebied beschrijft ons vakgebied in een veranderde maatschappij en zorgomgeving en vormt de basis van ons professioneel handelen. Het is het fundament voor het bij- en nascholingsprogramma en de basis van waaruit de eindtermen van het opleidingscurriculum worden opgesteld. Bij het volgende overleg, begin juli hopen wij dit af te ronden. Tevens hebben we een presentatie van Koos Reumer, directeur van AZN, over de TWaz (Tijdelijke Wet ambulancezorg) bijgewoond. Koos heeft uitleg gegeven over de mogelijke toekomstige inrichting van de ambulancezorg. Verschillende ordeningsvarianten worden naast elkaar gelegd waarbij VWS onderzoek doet naar mogelijke risico’s binnen deze varianten en nadere analyse uitvoert naar het eigen voorkeursmodel. AZN heeft hierin te kennen gegeven dat de ambulancezorg geen speelbal
6 AMBULANCEZORG
wil zijn van de politiek en dat de inhoud en kwaliteit centraal staan. Ook na 2020 willen wij tenslotte kwalitatief hoogwaardige ambulancezorg. Na de presentatie is een gedeelte van de groep om de tafel gaan zitten met een projectgroep die zich verdiept in het onderzoeksthema “Eerste Hulp Geen Vervoer”. We hebben gebrainstormd over de vast te stellen en te prioriteren uitgangsvragen voor literatuurstudie. Leden van verschillende vakgroepen hebben aangegeven wat belangrijk zou kunnen zijn in dit onderzoeksthema. Komt het meer voor? Is het triagesysteem afhankelijk? Enzovoorts… De overige aanwezige leden van de vakgroep zijn weer bijgepraat door Tom van der Vlist, kwartiermaker ambulancezorg van de Landelijke Meldkamer Organisatie over de LMO waarvan nu alleen de Landelijke Meldkamer overeind blijft. Er is tijdelijk iemand aangetrokken die onderzoek doet naar alle inmiddels verschenen rapporten en de huidige situatie. Daar moet ook een advies uit komen: “Hoe nu verder?”. Uiteraard blijven wij de ontwikkelingen op de voet volgen. Als vakgroep vinden wij het belangrijk dat iedereen meedenkt en vooral meedoet met de vakgroep. Graag ontvangen wij je reactie via de mail naar onze voorzitter Herman Oosterik via hoosterik@ambulanceoost.nl Tot een volgende up-date! Tine Glas, deelnemer vakgroep meldkamercentralisten ambulancezorg
Oproep aan de collega ambulancechauffeurs V&VN Ambulancezorg is de beroepsvereniging die zich inzet voor professionals in de ambulancezorg op het niveau van kwaliteit van zorgverlening en vakinhoud. Vier keer per jaar vergaderen wij over actuele onderwerpen. Er zijn vakgroepen van ambulanceverpleegkundigen, centralisten meldkamer ambulancezorg, zorgverleners op de zorgambulance, ROC’ers en de HEMS. Maar waar blijven de ambulancechauffeurs! We willen vast gaan leggen wat een ambulancechauffeur beroepsinhoudelijk nodig heeft om zijn werk goed te kunnen doen. Dit kan natuurlijk niet zonder input vanuit de ambulancechauffeurs. Dus lijkt het je wat om hierover, en verschillende andere onderwerpen, mee te denken? Stuur dan een mail naar thijmwillemse@gmail.com, voorzitter vakgroep Ambulanceverpleegkundigen. Voor meer informatie: http://ambulancezorg.venvn.nl/ Vakgroepen/Ambulancechauffeurs <kader>
Sdu Uitgevers
Strategie Huub Gubbels & Michel Blom, V&VN Ambulancezorg: Huub: ‘Voor de Ambulancezorg betekent IIM veilig en snel
‘De beleidsrichting is bepaald, nu aan de slag met de praktijk’
ons werk kunnen doen. Daarnaast zoeken wij binnen het kader van het multidisciplinaire Incident Management versterking van de samenwerking met de overige IMorganisaties. En kijken we naar onze mensen in het veld, dan heb ik er altijd naar gestreefd dat de principes van Incident Management meegenomen worden in training en opleiding.‘
Van 2011 tot en met 2015 heeft Huub Gubbels namens de beroepsvereniging Ambulancezorg deelgenomen aan het werkvloer Landelijk Platform IM: ‘Ik ben een doelgericht beleidsmens en ikDe heb het werk voor Incident Management 4 jaar met plezier gedaan. Maar sinds 2013 ben ik met vervroegd pensioen en tijd dat mijn plaats in hetwerken, Plat- aan Michel:het ‘Enwordt daar dus wil ik inderdaad aan verder form door een andere vertegenwoordiger van de Ambulancezorghet wordt overgenomen. ‘Ik ben dan ook heel blij dat Makennisniveau bij mijn collega’s over Incident Michel Blom mijn rol gaat overnemen. Hij is actief in het werkveld en al jaren betrokken bij Incident Management, nagement. Om de veiligheid op de werkplek te kunnen onder andere als lid van de werkgroep Richtlijn eerste veiligheidsmaatregelen verkeersincidenten.’ handhaven, isbij kennis nodig binnen de Ambulancezorg Huub Gubbels
Strategie Huub: ‘Voor de Ambulancezorg betekent IIM veilig en snel ons werk kunnen doen. Daarnaast zoeken wij binnen het kader van het multidisciplinaire Incident Management versterking van de samenwerking met de overige IMStrategie En kijken we naar onze mensen in het veld, organisaties. Huub: ‘Voor Ambulancezorg betekent IIM veilig van en snel dan heb ik erde altijd naar gestreefd dat de principes ons werkManagement kunnen doen.meegenomen Daarnaast zoeken wij in binnen het Incident worden training kader van het multidisciplinaire Incident Management en opleiding.‘ versterking van de samenwerking met de overige IMDe werkvloerEn kijken we naar onze mensen in het veld, organisaties. dan heb‘En ik daar er altijd gestreefd datverder de principes Michel: wil naar ik inderdaad aan werken,van aan Incident Management meegenomen worden in Matraining het kennisniveau bij mijn collega’s over Incident en opleiding.‘ nagement. Om de veiligheid op de werkplek te kunnen handhaven, is kennis nodig binnen de Ambulancezorg De werkvloer zelf. Onze mensen op straat moeten voldoende kennis Michel: ‘En wil ikManagement inderdaad aanom verder aan hebben vandaar Incident veiligwerken, te kunnen het kennisniveau bij mijn collega’s over Incident handelen bij een verkeersincident. Ik weet dat wijMaals nagement. Om de veiligheid op deleren, werkplek kunnen ambulancepersoneel veel moeten wantteons vak is handhaven, isMaar kennis de Ambulancezorg ingewikkeld. als nodig we onsbinnen onvoldoende realiseren dat zelf.op Onze mensen op straat voldoendegevaarlijke kennis we de weg ons werk vaakmoeten in een potentieel hebben van Incident Management om veilig kunnen omgeving doen en ons daar onvoldoende opte voorbereihandelen bij een den, dan doen weverkeersincident. onszelf tekort.‘ Ik weet dat wij als ambulancepersoneel veel moeten leren, want ons vak is Ambitie ingewikkeld. Maar als we ons onvoldoende realiseren dat we op de weg ons werk vaak in om eenals potentieel gevaarlijke Michel: ‘Mijn ambitie is dan ook verse vertegenomgeving van doen en ons daar onvoldoende voorbereiwoordiger V&VN Ambulancezorg in hetop Landelijk den, danIM doen onszelf tekort.‘ Platform nietwe alleen onze belangen te vertegenwoordigen, maar ook de benodigde inspanningen te leveren Ambitie om binnen onze eigen organisatie te zorgen dat Incident Michel: ‘Mijn ambitie is dan ook om Gewoon als verse omdat vertegenManagement meer aandacht krijgt. het woordiger van V&VN Ambulancezorg in onze het Landelijk nodig is voor onze veiligheid en die van collegaPlatform IM niet hulpverleners. ’ alleen onze belangen te vertegenwoordigen, maar ook de benodigde inspanningen te leveren om binnen onze eigen organisatie te zorgen dat Incident Management meer aandacht krijgt. Gewoon omdat het Juni 2016is voor onze veiligheid en die van onze colleganodig hulpverleners.’
zelf. Onze mensen op straat moeten voldoende kennis hebben Michel Blomvan Incident Management om veilig te kunnen handelen bij een verkeersincident. Ik weet dat wij als ambulancepersoneel veel moeten leren, want ons vak is ingewikkeld. Maar als we ons onvoldoende realiseren dat we op de weg ons werk vaak in een potentieel gevaarlijke omgeving doen en ons daar onvoldoende op voorbereiden, dan doen we onszelf tekort.‘ Ambitie Michel: ‘Mijn ambitie is dan ook om als verse vertegenwoordiger van V&VN Ambulancezorg in het Landelijk Platform IM niet alleen onze belangen te vertegenwoordigen, maar ook de benodigde inspanningen te leveren om binnen onze eigen organisatie te zorgen dat Incident Management meer aandacht krijgt. Gewoon omdat het nodig is voor onze veiligheid en die van onze collegahulpverleners.’ Accreditatiepunten Michel: ‘Er wordt in onze opleiding wel aandacht besteed aan IM en het gevaar van het verkeer, maar we kunnen er op een eenvoudige manier voor zorgen, dat mijn Accreditatiepunten kundigen regelmatig herhalen hoe ze veilig handelen bij Michel: ‘Er wordt in onze opleiding aandacht besteed verkeersincidenten. Met de voor allewel IM-hulpverleners aan IM en het e-learning gevaar vanmodule het verkeer, we kunnen toegankelijke kan jemaar op momenten er op manieropfrissen voor zorgen, mijn dat heteen joueenvoudige uitkomt je kennis overdat de Richtlijn eerste veiligheidsmaatregelen bij verkeersincidenten. Met kundigen regelmatig herhalen hoe ze veilig handelen - bij verkeersincidenten. voorgaan alle IM-hulpverleners caat te behalen. En ikMet wil de ervoor zorgen dat het toegankelijke e-learning module je op momenten ambulancepersoneel extra wordt kan gemotiveerd door dat het jou uitkomttoe je kennis opfrissen over de Richtlijn accreditatiepunten te kennen aan het behalen van eerste veiligheidsmaatregelen bij verkeersincidenten. Met Vertrouwen caat te behalen. En ik wil ervoor gaan zorgen dat het ambulancepersoneel extra wordt door Huub: ‘Ik heb er alle vertrouwen ingemotiveerd dat Michel met zijn accreditatiepunten te kennenbijdrage aan hetgaat behalen van energie en inzet eentoe belangrijke leveren aan een basisprincipe van de Ambulancezorg: de eigen veiligheid van de ambulancemedewerkers. Óók bij verVertrouwen keersincidenten. ’ Huub: ‘Ik heb er alle vertrouwen in dat Michel met zijn energie en inzet een belangrijke bijdrage gaat leveren aan een basisprincipe van de Ambulancezorg: de eigen veiligheid van de ambulancemedewerkers. Óók bij verAMBULANCEZORG 7 keersincidenten.’
Accr Mic aan er o
kun verk toeg dat eers
caat amb accr
Vert Huu ene aan veili keer
Vliegveld Twenthe 2, 3 en 4 juni 2016
‘Dé beurs voor de veiligheidssector’ • Award gala “Hulpverlener van het jaar” Uitreiking door Minister van V&J • Uitgebreid show- & demonstratieprogramma • Zie en beleef de nieuwste voertuigen, materieel en operationele techniek • Groepsarrangementen inclusief lunch • Hét evenement voor ambulancezorg brandweer, politie en defensie
GRATIS TICKETS VIA: www.exporic.nl
Rescue Vlissingen Op 27 juli 2016 wordt voor de 10e keer Rescue Vlissingen georganiseerd. Dit evenement vindt plaats op en rond de boulevards en het badstrand van Vlissingen. Ooit op bescheiden schaal in 1998 begonnen, is het uitgegroeid tot het grootste hulpverleningsevenement van Nederland en trekt tienduizenden bezoekers.
Ook de hulpverlening door de lucht is weer present
Hulpverlening in de praktijk tijdens diverse demonstraties de RAV Zuid Holland Zuid, RAV Midden West Noord Brabant, Rotterdam Rijnmond, GGD Haaglanden, GHOR Haaglanden, Zorgsaam Zeeuws Vlaanderen, Witte Kruis Ambulancezorg Zeeland, Grootschalige Geneeskundige Bijstand en RAV Hollands Midden. Met diverse andere Regionale Ambulancevoorzieningen wordt nog gesproken over een bijdrage. Ook andere medisch georiënteerde deelnemers hebben zich aangemeld. Het Admiraal de Ruijterziekenhuis verzorgt bijvoorbeeld een demonstratie opvang traumaslachtoffer op de Spoedeisende Hulp. Maar ook USAR Nederland en Sanquin Bloedvoorziening zijn aanwezig tijdens deze tiende editie.
Tal van hulpverleningsorganisaties presenteren zich op de boulevard Door Jeroen de Smit
Het internationale deelnemersveld van Rescue Vlissingen beslaat inmiddels vrijwel alle vormen van hulpverlening. Op het land, het water of in de lucht: onze deelnemers verrassen het publiek en elkaar met de nieuwste technieken, het mooiste materieel en spectaculaire demonstraties. Overheidsinstanties, publieke organisaties en commerciële bedrijven geven een gevarieerd beeld van de mogelijkheden die de moderne hulpverlening biedt. Bijzonder zijn het contact en de samenwerking tussen nationale en internationale organisaties. Soms levert zo’n internationaal samenwerkingsverband zelfs structurele bijdragen aan de praktische hulpverlening. Brede deelname Voor de jubileumeditie van 2016 is de Nederlandse ambulancezorg goed vertegenwoordigd. Toegezegd is de deelname van
Juni 2016
Demonstratie Evenals in 2014 zal er weer een grote multidisciplinaire demonstratie georganiseerd worden met onder andere de medewerking van Witte Kruis Ambulancezorg Zeeland, Veiligheidsregio Zeeland, GHOR Zeeland en het Mobiel Medisch Team uit Rotterdam. Bijzonder onderdeel van de dag vormen de oldtimer ambulances. Eigenaren van oldtimer ambulances zullen hun gerestaureerde wagens met trots laten zien. Heel bijzonder is de oudste nog bestaande ambulance in Nederland van de heer Waldeck. Deze Dodge Brothers series 30 uit 1920 met opbouw van “Van Koppen” uit Rijswijk zal volledig gerestaureerd te bewonderen zijn. Kortom, Rescue Vlissingen, een bijzondere dag op een bijzondere locatie. Meer informatie op: www.rescuevlissingen.nl, www.facebook.com/Rescue.Vlissingen, en https://twitter.com/rescuevlis
AMBULANCEZORG 9
Conflict als leermoment
Lessen van piloten Conflict komt veel in organisaties voor en verslechtert werkresultaat en werkplezier. Het kan echter ook een bron van optimalisatie en vernieuwing zijn. Hoe kunnen we deze positieve kant bevorderen en de negatieve kant voorkomen? Eva van der Fluit deed hier onderzoek naar onder vliegers van KLM en legt uit wat zij vond. Haar verhaal wordt, in de kaders, vanuit een ambulance gezichtspunt becommentarieerd door Ina Bolt (I.B.), ambulanceverpleegkundige en voorzitter van de beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg. Daarbij zoekt zij naar raakvlakken voor ambulanceprofessionals.
Door Eva van der Fluit
Volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden heeft jaarlijks circa één op de vier personen een conflict met een collega, één op de vijf met zijn leidinggevende en één op de tien met zijn werkgever. Conflict op de werkvloer komt dus vaak voor en daar lijden betrokkenen en hun werk onder. Het onderzoek van Eva van der Fluit startte met een verkenning in een ziekenhuis waar zij 15 conflictgevallen onderzocht. De meeste cases eindigden in het vertrek van een persoon uit het team, de afdeling of het ziekenhuis. Om in kaart te brengen hoe onderlinge botsingen tot een positief gebruik van conflict kun-
Juni 2016
nen leiden, heb ik vervolgens het hoofdonderzoek uitgevoerd onder vliegers van de KLM. Mijn aanname was dat zij de kunst moeten verstaan om al werkend, constructief met conflict om te gaan. Om in kaart te brengen wat zij doen als conflict begint, sprak ik 24 vliegers en observeerde ik er 12 in simulator of cockpit. Totaal heb ik ruim 80 cases verzameld en geanalyseerd met behulp van een etnografische methode uit de vorige eeuw om conflict bij Indianen te bestuderen. Bij deze cases was altijd een vlieger betrokken. De helft van de cases betrof vliegers onderling en de andere helft vliegers met cabinepersoneel, grondpersoneel of passagiers.
AMBULANCEZORG 11
I.B.: Ik kan niet uit onderzoek putten of dit één op één ook van toepassing is op de ambulancezorg, maar ik deel de conclusie dat wanneer er conflict op de werkvloer is, dit een negatief effect heeft op de werksfeer en beleving. Ik ken niet de aantallen ambulancemensen die worden overgeplaatst of uit dienst gaan vanwege conflict. De personele invulling van de functie ambulanceverpleegkundige en ambulancechauffeur is wezenlijk anders dan in de cockpit waar twee functionarissen identiek zijn opgeleid. Beiden hebben namelijk een eigen functie met daarbij ook eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden maar kunnen goed samenwerken, waarbij de een de ander assisteert. Wel is duidelijk dat de ‘meedenkende’ chauffeur een positieve invloed kan hebben op de kwaliteit van zorg.
feedback geeft of een besluit oplegt, is de kans groot dat conflict ontstaat. In bijna 80% van de cases is dit de belangrijkste oorzaak. Deze afwisseling is nodig als tijd ontbreekt voor gezamenlijke besluitvorming. Crewleden houden er echter niet van om overruled te worden en captains leren om gezag zo uit te oefenen dat zij conflict voorkomen of snel de kop indrukken. Als dit niet lukt, bevriezen ze de situatie en werken ze door volgens hun standaard procedures. Bevriezen heeft bij de vliegers een andere betekenis dan in fight, flight & freeze. Daar betekent bevriezen stil staan en observeren wat er gebeurt. Bij de vliegers betekent bevriezen, doorwerken en de focus verleggen van persoon naar de standaard en veilig afmaken van de vlucht.
Positief klimaat als basis Een belangrijke conclusie is dat de vliegers een positief en waarderend klimaat ontwikkelen om veilig te werken. Informatie over een ongeluk in de maak moet namelijk zo snel mogelijk boven tafel komen en daarvoor moeten alle bemanningsleden, inclusief jonge copiloten die net van de opleiding komen, zich uitgenodigd voelen om mee te praten en mee te denken (Dit is ook het streven binnen de ambulancezorg, I.B.). Om deze reden managet de captain de Transcockpit Authority Gradient (TAG) oftewel de helling van de onderlinge relaties. Meestal domineren platte en gelijkwaardige relaties in de crew en wordt iedereen betrokken bij het interpreteren van situaties. Soms is echter een steile relatie noodzakelijk waarbij de captain zijn hiërarchische positie benadrukt en zijn mening oplegt. Een open en gelijkwaardig crewklimaat is in de luchtvaart van belang omdat uit de analyse van vliegongelukken blijkt dat ook captains feilbaar zijn. Zo botsten in 1977 in Tenerife een vliegtuig van de KLM en Pan Am op elkaar wat nog steeds de grootse vliegramp ooit is en 583 mensen het leven kostte. Hoewel er diverse andere factoren speelden, steeg de KLM captain uiteindelijk op zonder toestemming en zonder merkbaar iets te doen met de hoorbare opmerkingen van andere crewleden. Sindsdien zijn er werkpraktijken ontwikkeld waarbij captains alle crewleden betrekken en iets doen met hun inbreng. Captains die dit verkeerd aanpakken hebben volgens de vliegers een groot ego en lopen meer risico.
I.B.: Dit is nieuw voor mij. Ik zie daar wel een effectieve manier om de goede relatie in stand te houden bij conflict, immers de een geeft meteen de ander de indruk ‘ik heb je gehoord’, een erkenning van de ander door eigen onmachtsgevoelens over de situatie die gemanaged moet worden.
I.B.: De genoemde ‘steile relatie’ is binnen de ambulancezorg nodig in een crisissituatie. Tijdens een reanimatie of bij een heftig trauma bijvoorbeeld heeft er één de leiding en geeft directieve opdrachten waarbij gebruikt gemaakt wordt van de CRM-principes. Degene die de orders geeft zal, als het goed gaat, zijn besluit zo geven dat er een mogelijkheid bestaat tot directe feedback om fouten te voorkomen. Ook in samenwerking met bijvoorbeeld het MMT behoort het duidelijk te zijn, wie, wat, waarover in zorgproces ‘in the lead is’. Dit is echter geen kwestie van rang, maar afhankelijk van de context. In deze situatie kan gemakkelijk een conflict ontstaan. Het ‘debriefen’ en een uitgebreide evaluatie zou idealiter altijd moeten gebeuren, maar er is niet altijd tijd of bestaat er geen mogelijkheid om elkaar te ontmoeten.
Het oer-conflict tussen hoog en laag Een tweede belangrijke conclusie is dat de afwisseling van het platte, gelijkwaardige en het steile, hiërarchische crewklimaat een risicogebied is voor het ontstaan van conflict. Als overleggen opleggen wordt en de captain instrueert, corrigeert,
12 AMBULANCEZORG
Vliegers trachten echter te voorkomen dat zij in het gebied van fight, flight & freeze terechtkomen. Zij streven ernaar om elkaar ‘happy’ te houden en ze willen voorkomen dat negatieve emoties, stress en tunnelvisie de regie overnemen. Uit Eva’s onderzoek blijkt dat de KLM-vliegers relatief weinig conflict hebben. Een belangrijke oorzaak is dat zij streven naar positieve emoties die hun blik verruimen waardoor ze met een brede horizon kunnen werken. Daarnaast behandelen ze conflict als een leermoment en niet als een principiële of machtskwestie. Omdat ook captains fouten maken is gezamenlijke oordeelsvorming de norm in cockpit en crew als geheel.
Omdat ook captains fouten maken is gezamenlijke oordeelsvorming de norm in cockpit en crew als geheel Hierbij wisselen crewleden hun perspectieven uit en leren ze van elkaars interpretaties. Ook kunnen er dan nieuwe inzichten ontstaan die geen van de crewleden vooraf kan bedenken. De toepassing van deze werkwijze bij beginnend conflict leidt tot een constructief klimaat waarin conflict beperkt blijft of gewoon opgelost wordt. I.B.: Elkaar ‘happy’ houden is soms moeilijk in hectische omstandigheden, het streven is er zeker. Niets is mooier dan dat een zorgverlening goed verloopt, ook in de onderlinge relaties. Daarvan krijg je vleugels en kun je je, net als een piloot, in de wolken voelen. Ik herken veel van deze beschrijving, als het goed is verloopt de ambulancezorgverlening ook op deze wijze. Waar we nog meer aandacht voor mogen hebben is de relatie met onze ketenpartners, bij overdrachten van zorg. Wanneer wederzijdse verwachtingen niet helder zijn kan de relatie onder spanning komen en kan frictie in de relatie ontstaan of zelfs een conflict. We moeten dus goed aandacht schenken aan de R (Recommendation) van de SBAR.
Sdu Uitgevers
I.B.: De ambulancezorg wordt gehouden aan strenge ATW-regels en we kennen een instrument om individuele zorgprofessionals te monitoren op diverse terreinen waaronder ook mentale fitheid. Ik kan onvoldoende beoordelen of er in de ambulancezorg in Nederland veel wordt gewisseld van teams. Bij langdurig samenwerken, verloopt de samenwerking soms automatisch: men kent de regels, de aanvalsmethodiek, elkaars gedrag daarbij en dan hoeft er niet veel in communicatie te worden afgestemd. Het is extra mooi wanneer je een klik hebt met je collega. Er zijn diensten waar collega’s enkele weken of maanden met elkaar een rooster draaien. Voordeel is dat je elkaar wat beter leert kennen en ook bij collega’s met wie je in eerste instantie minder een klik hebt, ga je dan in de relatie investeren. Door langere tijd samen te zijn en veel mee te maken ontwikkel je dan een band. Wat betreft het promotiesysteem: dit is anders binnen de ambulancezorg. We kennen geen promotiesysteem, dus ook geen ellenbogenwerk. Wel worden collega’s soms elkaars instructeur van werkprocessen. Het is nog niet onderzocht maar zou interessant zijn om te weten wat dit voor effect heeft op de werkvloer en werksfeer. Met de introductie van een VMS (veiligheidsmanagementsysteem) binnen de ambulancezorg is het werken aan een open en veilige cultuur een belangrijke voorwaarde. Melden van (bijna) incidenten is veel belangrijker dan ‘blaming and shaming’. Een incident staat namelijk nooit op zichzelf. Ook de aanpak en insteek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in geval van calamiteiten, is erop gericht verbetering te bereiken en niet mensen straffen.
Auteur Eva van der Fluit
Organisatorische maatregelen Een derde belangrijke conclusie is dat het vliegmanagement van KLM organisatorische maatregelen heeft genomen om een positief klimaat te bevorderen en de kans op conflict te verlagen. Allereerst kennen vliegers een werktijdenregeling waardoor ze fit zijn om te werken en in staat zijn om zorgvuldig hun woorden te kiezen. Ten tweede werken ze met ‘onenightstand teams’ in plaats van vaste teams. Crews werken drie tot vijf dagen samen en wisselen daarna om scherp en alert op elkaars prestatie te blijven en automatismen te voorkomen. Hierdoor kan negativiteit zich niet echt opbouwen en kunnen zij over wrevel heenstappen omdat er toch een einde aan komt. Een andere belangrijke maatregel betreft hun promotiesysteem.
Vliegers streven ernaar om elkaar ‘happy’ te houden en ze willen voorkomen dat negatieve emoties, stress en tunnelvisie de regie overnemen Vliegers stijgen in rang als ze aan de beurt zijn bij gebleken geschiktheid. Dit voorkomt ellebogenwerk en leidt tot rust en duidelijkheid in de cockpit. Tot slot lobbyt het vliegmanagement bij wetgever, toezichthouder, openbaar ministerie en vliegscholen dat het leren van fouten belangrijker is dan het afstraffen ervan. Piloten vervolgen leidt namelijk tot druk op crewrelaties en dat willen zij voorkomen.
Juni 2016
Over de auteur: Eva van der Fluit is zelfstandig organisatieadviseur en heeft zich gespecialiseerd in professionele organisaties. Haar proefschrift “Professionals en ‘the sweet spot of conflict’, een etnografische studie onder vliegers” is gratis verkrijgbaar bij e.vanderfluit@gmail. com.
Afsluitende opmerking van de redactie Er zijn verschillende overeenkomsten tussen de luchtvaartwereld en de ambulancezorg als het gaat om teamwork tussen verpleegkundige en chauffeur en tussen een of meer ambulanceteams en andere ketenpartners zoals MMT, huisarts, SEH, brandweer en politie. Een belangrijk verschil is echter dat de zorg altijd nog te maken heeft met een derde partij, namelijk de patiënt, die een eigen dynamiek toevoegt aan de situatie en niet te vergelijken is met de techniek van een vliegtuig waar de vliegers mee interacteren. Toch is het altijd goed om van ervaringen uit andere sectoren te leren en te kijken welke elementen daarvan in je eigen sector van toepassing kunnen zijn. Het uiteindelijke doel is goede of, betere zorg. Dat is realistischer en bereikbaarder dan de beste zorg, want je kunt je afvragen of die bestaat dan wel of je hier ooit achter komt. En fouten maken we allemaal. Laten we daarvan leren.
AMBULANCEZORG 13
99400_Tulatech.indd 1
5/9/2016 2:08:22 PM
99401_VZA.indd 1
5/9/2016 2:24:29 PM
KORT NIEUWS
VWS verlengt campagne ‘De mensen van de ambulance’
Op donderdag 7 april 2016 kondigde Veronique Esman, plv. DG VWS, aan dat minister Schippers de subsidie voor de campagne ‘De mensen van de ambulance’ met een jaar verlengt. Mevrouw Esman: “Minister Schippers vindt informatie over ambulancezorg en het werk van ambulancehulpverleners belangrijk. De campagne heeft hieraan positief bijgedragen. Dat wil VWS graag nog een extra jaar faciliteren”. Het bericht werd goed ontvangen door aanwezigen. De campagne zal in dezelfde lijn worden voortgezet. Ambulanceprofessionals worden wederom betrokken bij de ontwikkeling van eventuele nieuwe middelen en thema’s.
Afsluiting wordt doorstart De landelijke publiekscampagne loopt inmiddels twee jaar en zou op 7 april jl. feestelijk worden afgesloten te Harderwijk op het Bouw & Infrapark. Ambulanceprofessionals waren in grote getale aanwezig. Zij hadden diezelfde dag de vakbeurs ambulancezorg bezocht en deden mee aan de Ambulance Challenge. Tijdens de campagne-afsluiting, inmiddels dus ‘doorstart’, konden aanwezigen via een digitale compilatie van de campagne in vogelvlucht zien hoe de campagne in 2014 begon en welke on- en offline middelen ontwikkeld zijn samen met professionals. Een video-sfeerverslag van de bijeenkomst op 7 april is te zien op de websites van de beroepsvereniging V&VN Ambulancezorg en AZN.
Juni 2016
AMBULANCEZORG 15
Zuurstof voor drenkelingen
Reddingsbrigade en O2 Verdrinken is het proces waarbij men schadelijke, respiratoire gevolgen ondervindt ten gevolge van een immersie/submersie in een vloeistof¹. Ieder jaar worden er in Nederland ongeveer 400 personen (300 volwassenen en 100 kinderen) gepresenteerd in het ziekenhuis na een accidentele verdrinking². De mortaliteit van accidentele verdrinking bedraagt voor volwassenen 20% en voor kinderen 10%³.
Door Bram Majoor, ambulanceverpleegkundige GGD Kennemerland
Uit analyse van ritgegevens blijkt dat in de Veiligheidsregio Kennemerland jaarlijks ongeveer 15 verdrinkingen plaatsvinden.4 Bij vrijwel iedere hulpverlening aan drenkelingen zijn reddingsbrigades als eerste ter plaatse. Zij starten de hulpverlening en zorgen ervoor dat professionele hulpverleners ter plaatse gebracht worden. Afhankelijk van de locatie kan dat 10 tot 25 minuten duren. Binnen de Veiligheidsregio Kennemerland is daarom in 2012 de samenwerking tussen reddingsbrigades en ambulancedienst geformaliseerd in een convenant met de zeven Samenwerkende Reddingsbrigades Kennemerland. In dit convenant is vastgesteld dat de reddingsbrigades een ketenpartner van de ambulancedienst zijn en zijn er werkafspraken opgesteld.5 Verzoek O2 toediening In 2012 is vanuit de Reddingsbrigade Zandvoort en de Reddingsbrigade Bloemendaal het verzoek aan de Regionale Ambulance Voorziening Kennemerland gedaan om zuurstof te mogen toedienen aan drenkelingen. Dit wordt al gedaan door de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij.6 De KNRM is verantwoordelijk voor hulpverlening verder dan vijfhonderd meter buitengaats, terwijl de reddingsbrigades binnen de vijfhonderd meter zone werken. Ook het Divers Alert Network geeft zuurstof aan drenkelingen. Deze vrijwilligers mogen na het volgen van een duikmedische training, zuurstof toedienen aan drenkelingen.7 Het verzoek van de Reddingsbrigade Zandvoort en Bloemendaal heeft geleid tot afspraken over scholing, toetsing en levering van zuurstof door de RAV Kennemerland. Ook zijn er twee protocollen ontwikkeld: “Algemene hulpverlening drenkeling” en “Reanimatie drenkeling”. De medisch manager van de RAV is eindverantwoordelijk voor deze protocollen. Achtergrond In tegenstelling tot slachtoffers met een primaire circulatiestilstand, hebben de meeste slachtoffers van verdrinking een gezond hart. Drenkelingen komen in de problemen door een onderdompeling, waardoor asfyxie optreedt die gevolgd wordt
16 AMBULANCEZORG
door hypoxie en een anoxie. Dit leidt tot een respiratoire en metabole acidose. Deze processen worden versterkt door hypothermie en uitputting. Dit leidt uiteindelijk tot een bradycardie, PEA of asystolie.8 Daarnaast zorgt de onderdompeling achtereenvolgens voor een laryngospasme, bronchoconstrictie, aspiratie, verlies van surfactant en het ontstaan van (masaal) longoedeem. Hierdoor ontstaan een hoge luchtwegweerstand en een lage longcompliance, die het beademen compliceren. Het beademen wordt verder bemoeilijkt doordat drenkelingen vrijwel altijd braken door het inslikken van water. De pathofysiologie van een reanimatiebehoeftige drenkeling is dus anders dan die van iemand met een primaire circulatie stilstand. Niet de conditie van het hart, maar het zuurstofgebrek is de oorzaak van het probleem bij drenkelingen. Culp9 en Truhlar10 pleiten daarom voor directe zuurstoftoediening aan drenkelingen, ook door niet-professionals. Dit dient, indien nodig, gecombineerd te worden met BLS. Zij stellen dat de beademingen 2 á 3 seconden dienen te duren en een geleidelijk opbouwende druk moeten hebben om insufflatie van de maag te voorkomen (net zoals bij de rescue breaths bij pasgeborenen met een slechte start). Protocol O2 toediening aan drenkelingen De zuurstoftoediening aan drenkelingen is een aanvulling op de reguliere EHBO-richtlijnen zoals zijn vastgesteld door Oranje Kruis en Nederlandse Reanimatie Raad. Deze aanvulling is geaccordeerd door de Medisch Manager Ambulancezorg van de Veiligheidsregio Kennemerland. Reddingsbrigadeleden komen in aanmerking voor de zuurstoftraining als zij een geldig EHBO-diploma met reanimatie en AED hebben. Zij mogen pas zuurstof aan drenkelingen toedienen nadat zij een scholing hebben gevolgd, zijn getoetst en bekwaam zijn bevonden. Scholing en toetsing worden vanuit de RAV Kennemerland aangeboden. Nadruk ligt, naast het reanimeren, vooral op insufflatiebeademingen en het werken met zuurstof zonder de BLS te onderbreken. Beide brigades worden hier ieder voorjaar in getraind en getoetst door een instructeur van de RAV. In het protocol “Algemene hulpverlening drenkeling” wordt de werkwijze omschreven voor één specifiek toestandsbeeld
Sdu Uitgevers
(ademhalingsproblemen direct na onderdompeling). Er wordt pas overgegaan tot zuurstoftoediening als het slachtoffer ademhalingsproblemen heeft én nog nat is (direct na onderdompeling) én er minimaal drie hulpverleners zijn. Eén hulpverlener is leidend. De tweede hulpverlener ondersteunt het slachtoffer. De derde hulpverlener maakt de zuurstof klaar en regelt de logistiek rondom de hulpverlening. Bij ‘droge’ slachtoffers met ademhalingsproblemen of slechts twee hulpverleners, wordt hulp verleend zonder zuurstoftoediening, conform Oranje kruis of NRR. Indien een drenkeling geen eigen ademhaling (meer) heeft, volgt het protocol “Reanimatie drenkeling” . De eerste hulpverlener opent de ademweg en geeft vijf rescue breaths met gebruik van een pocketmasker. De tweede hulpverlener voelt één minuut naar pulsaties aan de hals. Daarna start (indien nodig) de BLS. Tegelijkertijd maakt de derde hulpverlener de zuurstof klaar en sluit dit aan op het pocketmasker dat daarvoor een aansluiting heeft (zie afbeelding 1) zonder dat het beademen of de BLS onderbroken wordt. Bij een ‘droog’ slachtoffer of slechts twee hulpverleners, volgt reanimatie volgens NRR zonder zuurstof. Om te voorkomen dat er ten onrechte zuurstof wordt toegediend aan bijvoorbeeld mensen die zich bij de reddingsbrigade melden met een benauwdheid of een kuchje, is er in het protocol omschreven dat de persoon nog nat moet zijn: hij/zij is bewezen onder water geweest en er is sprake van benauwdheid met een acuut karakter. Er is in de protocollen gekozen voor een hulpverlening met drie personen omdat het zuurstof pakken en klaarmaken, de standaard hulpverlening (uitvragen, observeren, houding slachtoffer optimaliseren, BLS) niet mag belemmeren of vertragen. De leden van de reddingsbrigade Zandvoort en Bloemendaal gebruiken voor het toedienen van zuurstof een non-rebreathing masker of een pocketmasker
Juni 2016
met zuurstof aansluiting. Hier is voor gekozen omdat dit masker bij hen bekend is en het regelmatig wordt gebruikt bij de reanimatie van niet-drenkelingen. Daarnaast is er met dit masker veel minder kans op schade aan het slachtoffer dan bij het gebruik van masker en beademingsballon. Conclusie Tot nu toe is één drenkeling met een kuchje naar de huisarts gestuurd zonder dat deze gezien is door een ambulance. Daarnaast is er bij vijf reanimatie behoeftige drenkelingen zuurstof toegediend door de reddingsbrigade Zandvoort of Bloemendaal. Het is gebleken dat de beide protocollen in de praktijk werkzaam zijn en dat de extra handelingen die het werken met zuurstof met zich meebrengt de reanimatie niet hebben belemmerd. De slachtoffers zijn echter allemaal overleden. Er zijn geen situaties bekend waarbij er ten onrechte zuurstof is toegediend. Referenties 1 vertaald uit: www.who.int/violence_injury_prevention/other_injury/drowning/en/ 2
CBS (2014). http://statline.cbs.nl (ziekenhuisopname_verdrinking)
3
www.nidi.nl/nl/dossiers/sterfte/verdrinking
4
Open Care Ambu Kennemerland
5 www.overlegSRK.nl (2012): Werkafspraken Witte Kolom-Reddingsbrigades Kennemerland 6
www.KNRM.nl
7
www.DANeurope.org
8 Wenzel V & Bierens J (2014). In Drowning, prevention, rescue and treatment. Bierens (edt). ISBN 978-364204252-2. 9 Culp W.C. et al (2010). Drowning: lifeguard rescue and resuscitation. Anestesiology 112 (no 1), pp 245-255. 10 Thruhlar A et al (2015). European Resuscitation Council Guidelines for Resuscitation 2015. In Resuscitation (95) pp. 148-201.
AMBULANCEZORG 17
Kennis en kunde: klaar voor AutoPulse ‘Pit crew’ trainingen voor gebruik MTC Een viertal ambulancemedewerkers van Ambulance Oost buigt zich over de patiënt. Allemaal kennen ze hun taak: de bovenkleding wordt verwijderd en de AutoPulse wordt snel en vakkundig bevestigd. Nog geen minuut later start de reanimatie, consistent en effectief. Een geslaagde praktijktraining. Pit Crew trainingen Ambulance Oost: alle ambulanceverpleegkundigen en chauffeurs zijn uitgebreid getraind, zowel in theorie als praktijk.
Door Annemarie Smidt, Geen Blad voor de Mond Foto’s beschikbaar gesteld door Ambulance Oost
Sinds Ambulance Oost in 2015 besloot om gebruik te maken van mechanische thoraxcompressie (MTC), is gestart met het opzetten van een uitgebreid scholingstraject voor alle ambulancemede werkers. Karsjen Koop, teammanager, vertelt: ‘In het najaar van 2015 hebben we een eerste presentatie gegeven aan alle medewerkers, gevolgd door een E-learning module. In 2016 worden tijdens de voorjaarstrainingen alle ambulanceverpleegkundigen en chauffeurs uitgebreid getraind, zowel in theorie als praktijk. Voordat de AutoPulse vanaf 21 april 2016 op alle ambulances wordt ingezet, worden zij nogmaals getoetst op hun kennis en vaardigheden.’ Aansluiting Na de keuze voor de AutoPulse, is Ambulance Oost in overleg gegaan met de ketenpartners die bij ambulance vervoer betrokken zijn. Karsjen: ‘We hebben eerst gesproken met de ketenpartner waar wij patiënten naar toe vervoeren met een actieve
18 AMBULANCEZORG
AutoPulse: het PCI centrum van MST.’ Fred van Eenennaam, medisch manager, vult aan: ‘De cardiologen van MST staan volkomen achter het gebruik van de AutoPulse. Patiënten vanuit Noord Oost Gelderland worden met een soortgelijk device binnengebracht, dus de werkwijze is bekend. Helaas heeft MST besloten om voorlopig één device te gebruiken. Dit betekent dat een patiënt die wij vervoeren bij aankomst van het ziekenhuis tijdens een pauze in de reanimatie van de AutoPulse wordt gehaald, en wordt overgezet naar het andere device. Niet de meest ideale oplossing, maar het is verantwoord en de patiënt ondervindt hier geen hinder van.’ Karsjen: ‘Naast de scholing zullen we de komende periode ook gebruiken voor communicatie. Naast al onze ketenpartners willen we ook burgers informeren over de inzet van de mechanische thoraxcompressie bij reanimatie.’ Zo veel mogelijk fouten De meeste medewerkers reageren positief op het inzetten van de AutoPulse, al moeten ze wennen aan de nieuwe manier van werken. Fred: ‘Als ze het device voor de eerste keer zien, is de
Sdu Uitgevers
Winst op lange termijn Het starten van een mechanische reanimatie duurt langer dan het starten van een handmatige reanimatie, waardoor het lijkt alsof er kostbaar tijdverlies optreedt bij de inzet van de AutoPulse. Fred: ‘Bij een handmatige reanimatie hoef je alleen maar op je knieën te zakken en je kunt beginnen. Een mechanische reanimatie opstarten duurt wat langer, ongeveer een minuut. De winst die op langere termijn echter wordt behaald met een mechanische thoraxcompressie is vele malen groter, onder andere door de constantheid van de reanimatie.’
Mechanische thorax compressie met de AutoPulse vereist training.
reactie vaak: ‘Nou, dat is wel een heel apparaat.’ Dat klopt, de AutoPulse wordt vervoerd in een soort rugzak en weegt wel wat. Maar we merken dat bij een gestandaardiseerde werkwijze voor zowel de ambulanceverpleegkundige als de -chauffeur, de extra belasting enorm meevalt. We noemen dit de ‘pit crew’ methode.’ De kerninstructeurs van Ambulance Oost zijn als eerste getraind in het werken met de AutoPulse, zodat zij hun collega’s kunnen opleiden. Joost van der Ploeg is één van deze instructeurs. ‘Tijdens een dagdeel zijn wij bekend gemaakt met het device. Dat was te kort om alle ‘ins’ en ‘outs’ te beheersen. Net als veel andere instructeurs heb ik in mijn eigen tijd veel geoefend.
Als ik mijn collega’s wil kunnen trainen, moet ik de materie zelf van a tot z beheersen.’ Peter van Ooyik, tevens instructeur, ziet veel enthousiasme ontstaan tijdens de trainingen. ‘De training duurt ongeveer drie uur en start met een stukje theorie. Daarna worden de basishandelingen en het ‘aanvalsplan’ meerdere malen getraind. We eindigen met een aantal casussen, waarbij het geleerde in de praktijk wordt gebracht. Ik zeg vaak tegen de cursisten: ‘Maak vandaag zo veel mogelijk fouten, daar kun je van leren.’ Na drie uur oefenen hebben ze zo veel geleerd, dat we een strakke pit crew kunnen neerzetten. Uiteraard leveren echte reanimaties situaties op die weer anders zijn dan wat we hebben getraind, maar onze mensen weten dan wel precies wat ze moeten doen.’ Joost: ‘Uiteindelijk beslissen onze medewerkers per situatie of er gereanimeerd kan worden en daarmee of de AutoPulse wordt ingezet of niet. Maar het is een geweldig hulpmiddel dat de kwaliteit en veiligheid van een reanimatie vergroot.’
KORT NIEUWS
Opmerkelijk ARREST-reanimatiecijfers uit Amsterdam: 2009
2010
2011
2012
2013
2014
Cardiac arrest calls
963
928
974
1021
1233
1345
CPR started
592
615
588
579
583
590
Already dead
88
96
104
116
149
169
No cardiac arrest
274
209
273
313
480
560
92 (17%)
119 (19%)
117 (20%)
116 (20%)
131 (23%)
120 (20%)
Discharged alive from hospital
Hieruit blijkt dat er vooral sinds 2013 erg veel onterechte alarmeringen zijn en steeds vaker wordt uitgerukt voor mensen die reeds overleden zijn. Of er een causaal verband is met de start van het telefonische triage systeem ProQA in 2013 door de MKA AA is onbekend. (Overigens is inmiddels in Amsterdam besloten dit jaar nog over te stappen naar een ander triage systeem: NTS. Of dat invloed heeft op bovenstaande uitkomsten zal de tijd leren, red.)
Juni 2016
AMBULANCEZORG 19
Foto impressie van de Ambulance Challenge tijdens de Vakbeurs en symposiumdagen.
Team 1: GGD Flevoland
Team 2: RAV Gooi en Vechtstreek
Team 3: RAV Gelderland Midden
Team 4: Veiligheidsregio Gelderland Zuid
Team 5: RAV IJsselland
Team 6: RAV Noord Holland Noord
Team 7: RAV Brabant Midden West Noord
Team 8: Witte Kruis Noord Oost Gelderland
20 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
GGD Flevoland is de winnaar en mag Nederland volgend jaar vertegenwoordigen op de Internationale Ambulance Challenge in Tsjechië. Foto’s: Tristam Sopacua, www.foundersdesigncentre.nl
Team 9: AmbulanceZorg Rotterdam Rijnmond
Team 10 : RAVU
Team 11: Ambulance Oost
Team 12: Ambulancezorg Groningen
Team 13: AmbulanceZorg Limburg Noord
Team 14: UMCG Ambulancezorg
Team 15: RAV Haaglanden
Team 16: RAV Brabant Zuidoost
Juni 2016
AMBULANCEZORG 21
Casus ‘Er zijn wel vaker ritten die indruk op je maken en deze rit zal daar zeker aan worden toegevoegd’ Op een vroege zondagochtend op de post zittende krijgen we een A1-melding. In de ambulance lezen we op het scherm: Vrouw 41 jaar, niet aanspreekbaar, sinds gisteren al ziek, reageert niet op aanspreken, wel ademhaling. Het betreft een rit die via de HAP (huisartsenpost) is doorgespeeld naar de MKA (meldkamer ambulancezorg). De meldkamer belt de melder terug om aanvullend telefonisch te triëren en we krijgen daarna de volgende aanvullende informatie op het scherm: ‘vreselijke hoofdpijn; overgeven; oorpijn; normale gezichtskleur; moeder ziet geen scheve mond; dochter kijkt wel maar reageert niet op aanspreken; dochter ligt in eigen braaksel’.
Door Harriette Haalstra (ambulanceverpleegkundige) en Beert Reezigt (ambulancechauffeur)
De aanrijtijd is 10 minuten. Die tijd hebben wij gebruikt om een PAP (Pre Arrival Preparation) door te nemen. In onze voorbereiding nemen we de combinatie leeftijd en klachten mee, waarbij wij de indruk krijgen aan te rijden op een zeer kritieke casus. Voor de hand liggend voor ons zijn een mogelijke hersenbloeding of iemand die doodziek is van een doorbraak oorontsteking. We hebben onze eerste aanval voorbesproken waarbij scoop en run een logische optie lijkt. Eventuele inzet voor tilassistentie zullen we direct bij aankomst regelen, zo ook assistentie van een tweede auto en/of eventueel MMT. Bij aankomst in de straat, het is nog in de ochtend, ziet alles er erg rustig uit. Aankomend op het adres is er geen enkel teken van paniek. De voordeur is nog dicht zodat we zelfs
22 AMBULANCEZORG
even denken “zitten we hier wel goed?”. Op het moment van uitstappen wordt de deur geopend en staat moeder met een rustige vriendelijke lach ons op te wachten. Haar dochter ligt in de huiskamer vertelt ze. Het idee van tilassistentie kunnen we direct laten varen. Met brancard, voorzien van spoedkoffer, monitor en de zuurstof tas, gaan wij de gang in. In de woonkamer ligt een vrouw, in huispak, op de bank. Ze steunt op haar linker arm. De grote tv in de woonkamer staat aan. Eerste indruk: ziet er niet ziek uit, goede kleur, rustig adempatroon. Bij aanspreken en mij voorstellen reageert mevrouw niet. Ik voel een rustige krachtige pols. De wijze waarop de vrouw erbij ligt geeft de indruk dat ze ons wel hoort maar de fut of zin niet heeft om te reageren. Ze toont niet ernstig ziek. De PAT ( Patiënt Assessment Triangle) geeft ons geen aanleiding voor een scoop en run scenario. Mijn collega begint met het aansluiten op de monitor.
Sdu Uitgevers
Primairy survey: A = vrij, wel wat gelig rond de mond van spuugresten. Veel braaksel zien wij niet. B = rustig adempatroon frequentie 20, saturatie 98 ondanks nagellak een goede curve. Beiderzijds vesiculair ademgeruis, geen bijgeluiden. C = sinusritme frequentie 73, tensie 160/73. D = opent ogen op pijnprikkel (2), lokaliseert op pijn (5), verbaal geen reactie (1), waarmee de Glasgow Coma Scale uitkomt op 8. Pupillen li. = re., beide positief (pearl), draait de ogen weg bij het openen van de ogen. Glucose 13 mmol/l. Tijdens het onderzoek reageert mevrouw wat traag en zwaait haar linker arm in de lucht. Ze wekt de indruk dat ze ons prima hoort maar niet wil reageren. De FAST-test is niet goed af te nemen.
Secondary survey: Mevrouw voelt niet warm aan, niet klam, temperatuur 37,3â&#x201E;&#x192; Later begrijp ik van mijn collega dat hij klamheid wel heeft waargenomen bij het plakken van de vier afleidingen.
Ample: Allergie: Onbekend. Medicatie: Geen medicijnen. Past: Goed gezond. Last meal: Gisteren nog wat gegeten. Event: Moeder vertelt dat haar dochter gisteren heel ziek was, ze had heftige oorpijn links en vreselijke hoofdpijn. Ook zat ze gisteren rillend op de bank van de koorts, waarde onbekend, en wilde niet naar de huisarts omdat het weekend was. Ze was de afgelopen nacht alleen met twee van haar drie kinderen (5 en 7 jaar); de oudste van 10 was uit logeren. Ook was er een hond in huis. Op mijn vraag of er verder bijzonderheden of spanningen zijn, vertelt de moeder dat de echtgenoot van haar dochter een kleine drie jaar geleden is overleden en dat ze het dus niet makkelijk heeft. Haar dochter belde haar vanochtend om 8 uur met een klein stemmetje en vroeg of ze zou kunnen komen omdat zij zich nog zo ziek voelde. Bij haar aankomst heeft moeder nog met haar dochter gepraat terwijl ze op de bank lag. Later kon ze geen goed contact meer met haar dochter krijgen. Die lag toen in haar eigen braaksel, overigens geen grote hoeveelheden.
Juni 2016
Onduidelijk beeld Op de tafel liggen diverse strippen paracetamol deels gevuld. Mijn collega kijkt rond of er ergens nog medicatiestrippen in een prullenbak liggen. Gezien het afwijkend neurologisch beeld gaat door ons heen of er misschien sprake is van een intoxicatie, wat niet direct past bij nog gevulde paracetamolstrips. Mij is nog niet duidelijk wat er nu precies speelt. We hebben een vrouw met hoofd- en oorpijn, die niet reageert op ons en geen koorts (meer) heeft. Alle controles zijn stabiel, ze oogt niet ziek, heeft prachtige nagellak op, iets uitgelopen make-up, ligt steunend op een arm op de bank met de ogen gesloten. Haar omgeving ziet er opgeruimd uit. Wel constateert mijn collega dat er hondenpoep op de grond ligt. Dit wekt de indruk dat mevrouw niet in staat is geweest om de hond uit te laten. Beide kinderen en de hond zijn bij onze komst niet in de woonkamer.
Alle controles zijn stabiel, ze oogt niet ziek, heeft prachtige nagellak op, iets uitgelopen make-up, ligt steunend op een arm op de bank met de ogen gesloten Preklinisch redeneren In het kader van preklinisch redeneren spelen de volgende mogelijke oorzaken door mijn hoofd: - Diabetes uitgesloten de waarde van de glucose past niet bij het beeld van dit moment. - Andere metabole stoornis ligt niet voor de hand er is niet extreem gebraakt de afgelopen dagen en er is geen sprake van onvoldoende vochtopname voor al langere tijd, ook haar gezonde voorgeschiedenis wijst niet in die richting. - Intoxicatie overwogen, geen duidelijke tekenen in die richting. - Hersenbloeding lijkt niet aannemelijk omdat er op dit moment onvoldoende afwijkingen zijn die hierop wijzen. - Voor een ernstige infectie heb ik op dit moment ook niet direct een aanwijzing, de parameters als temperatuur, hart-
AMBULANCEZORG 23
frequentie, kleur en ademfrequentie zijn normaal. Bij de nu gedane bevindingen en observaties lijkt een psychische oorzaak met theatraal gedrag het meest te passen. Of…? Tijd voor een re-check zodat ik aan de hand daarvan kan bepalen met welke zorg mevrouw nu het meest gebaat is. Er arriveert een zus. Zij toont zich bezorgd en vertelt dat ze gisteren al had gewild dat haar zieke zus naar de huisarts zou gaan. Maar die wilde dit niet. Ze had regelmatig paracetamol gebruikt om de pijn [in het hoofd en oor] te onderdrukken.
Bij re-check: A = onveranderd. B = onveranderd goede saturatie, rustig adempatroon. C = sinusritme frequentie 84 p/min, tensie 161/78. Mijn collega geeft ondertussen aan dat hij op de monitor een bradycardie ziet. Als ik kijk, - ik ben dan bezig een pijnprikkel toe te dienen -, zie ik dat zelf niet duidelijk en wijt de observatie van mijn collega aan storing of vasovagale prikkeling hoewel ik geen braakbewegingen zie. D = Ik dien een pijnprikkel toe, dit keer op het sternum. Wat ik nu zie is dat mevrouw een buigbeweging maakt, duidelijk abnormaal (3). Ook haar vingers zijn verkrampt. Achteraf gezien was de hand al een beetje verkrampt bij aansluiten van saturatiemeter, zo vertelde mijn collega. Ze opent de ogen niet (1) en er is geen reactie verbaal (1), Glasgow Coma Scale komt nu uit op 5.
Snelle achteruitgang Om verder neurologisch inzicht te krijgen controleer ik het Babinski-reflex. Aan de rechter zijde is deze positief (tenen spreiden naar boven) en links normaal. Nu heb ik naast de dalende Glascow Coma Scale (het niet reageren op aanspreken leek ons eerst enigszins theatraal ) duidelijke neurologische afwijkingen en ik begin me zorgen te maken. Ik kijk of ze nekstijf is, haar hoofd kan ik goed naar voren buigen maar ik zie wel dat er een optrekkende beweging ontstaat van haar benen. De zichtbare huid (we hebben haar niet ontkleed) vertoond geen vlekjes of petechiën. We besluiten nu door te pakken. We laten mevrouw staan om te kijken of er een rechts/links verschil is. Ze staat reflexmatig op met enige hulp van ons, maar lopen lukt niet goed omdat het rechter been niet mee komt. We tillen haar vervolgens op de brancard en leggen haar in linker zijligging. Hierop draait ze zich gedeeltelijk terug en haar hoofd vertoont een dwangstand naar rechts. Pupillen zie ik niet meer duidelijk reageren en zijn middelwijd, mijn collega kijkt mee en ziet ook geen reactie. Ik overweeg nog de kinderen er bij te laten, maar bedenk mij dat hoe hun moeder er nu bij ligt, niet erg plezierig is om te zien. Het beeld van een slapende moeder op de bank leek mij beter. Eenmaal onderweg heb ik contact opgenomen met de dienstdoende neuroloog en aangegeven dat we met spoed komen met een mevrouw die neurologisch progressief verslechtert. Recent koorts en oorpijn, meningeaal geprikkeld is, buigkrampen heeft en niet meer duidelijk reagerende pupillen. Aanrijtijd naar het ziekenhuis: 8 minuten.
24 AMBULANCEZORG
Tijdens de ambulancerit heb ik de volgende parameters: A = blijft vrij. B = wat wisselende ademfrequentie en –patroon, 10-20 p/min, houdt een goede kleur, saturatiemeting lukt niet i.v.m. verkrampte vingers en spontane buigkrampen. C = Scoop: diverse ritmestoornissen in de vorm van sinusritme met veel multiforme Pvc’s, ventriculaire bigeminie en korte Svt’s, tensie meten lukt niet i.v.m. buigkrampen. Goed voelbare radialis. D = niet aanspreekbaar, opent ogen niet (1), buigkrampen spontaan (3), verbaal geen reactie (1). Glascow Coma Scale blijft 5. Pupillen lichtstijf, dwangstand ogen en hoofd naar rechts. Een progressieve verslechtering.
Onderweg krijgt mevrouw een waaknaald. Ik overweeg om Ondansetron (tegen braken) te geven maar we zijn al bijna in het ziekenhuis. Als het braken door verhoogde hersendruk komt zal de medicatie niet helpen. Ik gebruik de tijd om te zorgen dat we bij aankomst direct uit kunnen stappen. In het ziekenhuis staat de opvang klaar. Na een korte “neurologische” check gaat mevrouw direct voor CT scan van het cerebrum. Uitslag: massaal oedeem o.b.v. doorbraak otitis media links. Mevrouw wordt geïntubeerd, gaat naar OK voor het uitruimen van de infectiehaard. Ze gaat daarna naar de IC alwaar ze binnen 24 uur overlijdt. Oorzaak: meningitis, encefalitis met massaal oedeem en inklemming.
Nawoord ambulance verpleegkundige: Er zijn wel vaker ritten die indruk op je maken en deze rit zal daar zeker aan worden toegevoegd. Wat ons vooral bezig heeft gehouden is de vraag hoe iemand zo ziek kan zijn terwijl onze eerste indruk en metingen dit niet bevestigden. De neurologische reactie leek ons meer van psychische aard: te moe of geen zin om te reageren. Gelukkig is er de laatste tijd meer aandacht voor uitgebreider neurologisch onderzoek zoals de Babinski-reflex. Samen met een re-check heeft dit bijgedragen aan het inzicht krijgen in de ernst van deze casus. Een leermoment voor ons in het kader van CRM is het strakker uitwisselen van bevindingen zoals in deze casus beschreven over krampachtige vingers en de klamheid. Wat ik beoog met deze casus is onder de aandacht brengen dat het belangrijk is om je niet te fixeren op je eerste indruk. Je ABCD uitgebreid doen en zo nodig een re-check tot je duidelijk hebt wat er speelt. De AMLS is hiervoor ook een goede aanvulling op de basisopleiding ambulanceverpleegkundige, voorheen SOSA genoemd. Op een eerder moment in de casus had ik even het idee deze mevrouw thuis te laten en de huisarts te laten komen. “Momentgedachten”, maar ik heb ze wel gehad. Het is helaas niet goed afgelopen en voor de kinderen een ongekend drama: zij hebben op jonge leeftijd geen ouders meer…
Sdu Uitgevers
ADVERTORIAL
eRIC Multidisciplinair veiligheidsevent Het concept achter eRIC “Na een afwezigheid van ruim zeven jaar was er niet alleen weer ruimte, maar ook behoefte aan een evenement voor het veiligheidsdomein waar kennis en kunde gedeeld kan worden. Die behoefte kwam ook sterk naar voren vanuit het MKB, de leveranciersmarkt, zeker met betrekking tot de aanbestedingen. Door de concentratie van inkoop via aanbestedingen wordt hun het zicht ontnomen op de feitelijke gebruikers van hun spullen en diensten, en de beurs is een plek bij uitstek om daar slagen in te kunnen maken. Daarnaast denken we met dit concept een multidisciplinair veiligheidsplatform te ontwikkelen waar we weer een tijd mee vooruit kunnen.” Aan het woord is Sander Hesseling, de drijvende kracht achter de multidisciplinaire vakbeurs eRIC. Een mooie mix “eRIC is geen plat evenement, integendeel. Het is een mooie mix van de key-actoren in het veiligheidsdomein. Centraal daarin staat toch wel het “Aanbestedingsplein”. Doel van dit plein is het delen van kennis en kunde en het creëren van verbinding. Vanuit een gezamenlijke gedrevenheid voor veiligheid. Dit doen we door inkoop, aankoop, bestuur, beleid, wetenschap & innovatie en de feitelijke gebruikers van de veiligheidsproducten en diensten met elkaar in contact te brengen. Bij veiligheidsvraagstukken gaat het immers vaak om producten en diensten die om een innovatieve oplossing vragen en waar geen standaardoplossing voor bestaat. Iedereen zal vanuit de eigen verantwoordelijkheid moeten meedenken om gezamenlijk vooruit te kunnen komen. Dan krijg je een sterke bedrijfstak in een groeiende wereldmarkt. Die hopen we met deze beurs een flinke duw in de rug te kunnen geven.” Kennis en kunde delen “Deze uitdaging geven we niet alleen de panelsprekers op het Aanbestedingsplein mee, ook de bezoekers moeten vakgericht geïnfor-
Juni 2016
meerd worden. Dat leeft bij alle aanbieders op de beurs. Zo hebben de demonstraties een vakgerichte dimensie. Kennis en kunde moet ook bij de stands gedeeld kunnen worden. Met de bezoekers over de aanwezige producten, diensten en innovaties, maar ook terug, over wat nodig is, handiger en beter kan.” Ruimte in de aanbestedingsprocedure “Wat we hopen te doorbreken met deze beurs zijn de dilemma’s rond de aanbesteding. Sinds de vorige IVIC nu bijna acht jaar geleden, is de brandweer regionaal georganiseerd, is de nationale politie gevormd, is de ambulancesector vergaand geconcentreerd en is aanbesteden gemeengoed geworden in Nederland. Prima systeem, maar lang niet alle lijnen van innovatie lopen langs de weg van centrale inkoop. Innovaties komen niet vanzelf tot stand. Daar is de kennis en kunde voor nodig van de professional die ermee werkt. Daar moet ruimte voor zijn, wellicht al door de leverancier mee te laten denken in de strategische fase in plaats van alleen in de offertefase. Dat gaan we onderzoeken, bespreken, faciliteren. Onder meer hebben we via de Europese lijn vragen gesteld aan de EU-partners in brandweer. Die feiten gaan we delen op het “Plein”.” Veel te beleven Daarnaast zal er veel te beleven en te doen zijn. Ruim 140 bedrijven en organisaties zijn actief op en rond de beursvloer, op donderdag heeft minister Jeanine Hennis-Plasschaert toegezegd een woordje te doen over het programma Minder Zelfredzamen. vrijdag zal een minister (van VenJ of van BiZa) de Award uitreiken aan de Hulpverlener van het jaar. Holmatro vliegt de autoriteit op rampenbestrijding Ian Dunbar
in uit Engeland voor een key note speech, Rosenbauer komt met twee Panthers, er is een 4x4-baan aangelegd voor 4WD-demonstraties, elke avond sluit met een realistische oefening als slotdemonstratie, ProRail en Defensie gaan uitpakken, Rijkswaterstaat zet de nieuwe zwaailichtfunctie van de weginspecteur centraal, enzovoorts. Bovendien zijn op de vrijdag nog twee extra evenementen: het Brandweerevent, georganiseerd door Brandweer Nederland, en het Gala “Hulpverlener van het Jaar” door de Stichting Hulp voor Hulpverleners.
“eRIC is geen plat evenement, integendeel. Het is een mooie mix van de key-actoren in het veiligheidsdomein”
Waarom zo’n groot landelijk evenement aan de rand van Nederland? In Enschede op het voormalig vliegveld Twenthe is een nieuwe expolocatie ontwikkeld waar ruime expohallen en grote buitenterreinen de mogelijkheden geven een interactieve beurs als eRIC te organiseren. Bovendien geeft het ons de mogelijkheden ook onze Duitse buren erbij te betrekken. De reistijd naar Twente is buitengewoon plezierig te noemen; er is immers nog weinig fileleed waardoor de reistijd altijd meevalt. Voor u als bezoeker: de beurslocatie is aan de Oude Deventerweg Enschede, en niet het verderop gelegen oefenterrein van Troned, daar zitten we 7 km van af!
AMBULANCEZORG 25
PEOPLE HELPING PEOPLE
Falck verzorgt trainingen voor zorg- en hulpverleners, gericht op persoonlijke ontwikkeling en vakbekwaamheid. De trainingen worden gegeven door ervaren professionals en uiteraard is accreditatie voor o.a. het V&VN kwaliteitsregister mogelijk.
E
medicalservices@falck.nl
T
030 2427077 www.falckmedicalservices.nl
ENKELE VOORBEELDEN: • • •
ECG interpretatie Voorbehouden handelingen Klantvriendelijkheid en agressiebeheersing in de zorg
• • •
Reanimatie onderwijs Teamvaardigheden CRM in de zorg
Risc
Medical Services
De kracht van Stryker
Voor meer informatie contact: ems.info@stryker.com
www.strykerems.com
Een professional in de gezondheidszorg moet altijd op zijn of haar eigen professionele klinische oordeel afgaan bij het besluit om een bepaald product te gebruiken bij de behandeling van een bepaalde patiënt. Neem contact op met uw Stryker-vertegen Stryker-vertegenwoordiger als u vragen hebt over de beschikbaarheid van Stryker-producten in uw regio. Copyright © 2016 Stryker. De hier opgesomde producten hebben een CE-markering. Stryker Corporation of zijn afdelingen of andere gelieerde bedrijven zijn eigenaar van, gebruiken of hebben een aanvraag ingediend voor de volgende handelsmerken of servicemerken: Stryker, Power-PRO XT, Power-LOAD, XPS.
Nieuw instrument voor drain bij spanningspneumothorax dingsinstituut Spoedeisende Geneeskunde VVAA, waar dit onderwerp in een workshop verweven zit. “Regelmatig kwamen we bij slachtoffers van steek- en schietpartijen die een spanningspneumothorax aan het ontwikkelen waren terwijl ze dat zelf niet eens doorhadden. Want de symptomen zijn niet altijd even duidelijk. De steek zelf wordt door het slachtoffer vaak niet bemerkt in de dynamiek van een geweldsdelict. We kwamen er soms pas later achter dat het slachtoffer was gestoken. Dan hadden wij de drain al gezet”.
Tekst en foto’s: Karel Frijters
Als je inademt, gaat dat vanzelf, omdat er in de borstkas (thorax) onderdruk ontstaat. Pas als de longen gevuld zijn met lucht, ontstaat overdruk en stroomt de lucht er als vanzelf weer uit. De longen kunnen zich ontvouwen doordat twee longvliezen de verbintenis vormen tussen de longen en de wand van de borstkas. Bij een steek- of schotwond, bij een ongeluk of bij een ander trauma met een scherp voorwerp, kan er via de wond ineens lucht in de ruimte tussen de longvliezen komen, waardoor de long samenvalt, het ademen zwaar wordt en bij elke inademing zich meer lucht ophoopt tussen de beide longvliezen en daarmee de long verder samendrukt. Deze situatie wordt aangeduid met de term spanningspneumothorax. Deze situatie is acuut levensbedreigend; in minder dan vijf minuten is de patiënt overleden. “In Amerika, waar ik jarenlang heb gewerkt, was een spanningspneumothorax regelmatig aan de orde”, vertrouwt Dennie Wulterkens zijn cursisten toe. We zijn te gast in het Houtense Oplei-
Juni 2016
“Het eerste kenmerk waaraan je een patiënt met een spanningspneumothorax herkent is de heftige onrust die hij of zij ten toon spreidt. Ze hebben zelf het gevoel dat ze aan het doodgaan zijn, terwijl ze nog volop en druk bewegen en ademen. Pas in de volgende fase komen de benauwdheid, de luchthonger, de blauwe kleur, het stuwen van de halsvaten etcetera.” Bij een spanningspneumothorax is het acuut noodzakelijk om de spanning in de thorax te ontlasten. “Dit doe je door een holle naald, over de derde rib in het midden, in de thorax te brengen.Hol, zodat daarlangs de overdruk weg kan. De theorie beschrijft dat je dan de lucht sissend hoort ontsnappen, maar in de omgevingen waarin je met dit soort trauma’s wordt geconfronteerd is het zelden rustig genoeg om die constatering te kunnen doen.” Zijn truc (“van de straat”) was dan om wat spuug erop te doen en te kijken of zich luchtbelletjes vormden. Om deze ingreep patiëntenveiliger te kunnen doen dan met de gangbare naalden of venflons is sinds kort een speciaal voor het doel ontwikkeld hulpmiddel in Nederland op de markt gekomen. De “ThoraQuick” zoals de fabrikant het heeft gedoopt, brengt samen met de veiligheidsnaald die je in de thorax prikt, een buigzame drain met vier openingen in, waarna je de naald eruit haalt en de
drain achterblijft, ook als de ingeklapte long zich weer uitvouwt. De drain, eenmaal ingebracht heeft een ingebouwd ventiel en is afsluitbaar. De drain zet je met tape vast op de borstkas zodat de verbinding met de thorax steriel open kan blijven tot in het ziekenhuis. Speciale aandacht in het ontwerp is uitgegaan naar de naald. Na het puncteren van de thorax en zodra men door de borstwand gaat, het moment van loss of resistance, schiet er een stompe mandrin naar voren. Zo wordt de scherpe naald stomp en is het niet mogelijk andere structuren aan te prikken. “Een essentieel veilig instrument om bij je te hebben”, oordeelt cursusleider Wulterkens, “maar als het nog wat handzamer verpakt kon worden, zou dat helpen, want zo vaak maken we dit soort aandoeningen nu gelukkig ook weer niet mee in Nederland.” Meer informatie over de ThoraQuick: www.mediclass.eu
AMBULANCEZORG 27
Weg met de wervelplank… De harde wervelplank is al bijna een eeuw in gebruik. Het eerste patent werd in de jaren dertig van de vorige eeuw aangevraagd, en sindsdien is er verrassend weinig veranderd: nog steeds is de wervelplank een harde plank die gebruikt wordt bij extricatie en vervoer, en is het de arts op de Spoedeisende Hulp degene die bepaalt wanneer de patiënt van de plank gehaald mag worden. Zelfs als de patiënt direct bij binnenkomst op de SEH van de plank gehaald wordt, is de tijd op de plank vaak al meer dan een kwartier omdat hij ook de gehele reistijd van plaats ongeval naar het ziekenhuis op de plank heeft gelegen. Tijd voor een onderzoek.
Auteurs: Dr. Baukje Hemmes, dr. Martijn Poeze en prof. dr. Peter R.G. Brink
Dr. Baukje Hemmes
28 AMBULANCEZORG
Hulpverleners, zowel in het prehospitale traject als op de SEH, worden zich steeds meer bewust van de nadelen van het gebruik van een harde wervelplank: het is extreem oncomfortabel voor de patiënt1, en kan leiden tot het ontstaan van doorligwonden2. In de LPA8 is dan ook meer ruimte gekomen om niet elke patiënt met potentieel wervelletsel op de harde wervelplank te immobiliseren. Daarnaast worden op diverse plekken in Nederland en elders in de wereld producten voor immobilisatie ontwikkeld die tegemoet komen aan deze bezwaren van discomfort en hoge druk. Zo zijn bijvoorbeeld de Arpemat uit de regio Gelderland, de wervelplank met ingebouwde matras uit de regio Limburg en de RescuePad Spineboard en Turley
Backboard Pad in de VS ontwikkeld. Het wetenschappelijk bewijs voor de geclaimde werking van deze producten, ook in vergelijking met de harde wervelplank en de vacuümmatras, ontbreekt echter vaak. In een serie onderzoeken hebben de auteurs daarom de harde wervelplank en de vacuümmatras vergeleken met één van deze nieuwe producten: de wervelplank met ingebouwde matras die ontwikkeld is bij het Netwerk Acute Zorg Limburg met input van medewerkers van de ambulancedienst van de GGD Zuid Limburg (figuur 1). We hebben gekeken naar comfort, druk op het lichaam, weefselvervorming, weefselschade en radiologische eigenschappen van deze drie producten.
Sdu Uitgevers
plank en de wervelplank met ingebouwd matras.
Figuur 1: Harde wervelplank, vacuümmatras, wervelplank met ingebouwd matras
Comfort We hebben dertig vrijwilligers telkens 15 minuten geïmmobiliseerd laten liggen op de harde wervelplank, de wervelplank met ingebouwd matras en de vacuümmatras 3. Na 1 minuut en na 15 minuten gaven zij aan met een schoolcijfer van 1 tot 10 hoe comfortabel ze het product vonden. De harde wervelplank scoorde het slechtst: na 1 minuut een mager zesje en na 15 minuten nog slechts een 4,5. De vacuümmatras scoorde iets beter, met bijna een 7 na 1 minuut en een zes na 15 minuten. De wervelplank met ingebouwde matras liet de beste comfortscores zien: een acht na 1 minuut en een 7,5 na 15 minuten. Naast het verschil in comfort zagen we dus ook dat het comfort minder werd naarmate de deelnemer langer op het product lag. Die afname in comfort was het sterkst bij de harde wervelplank: 1,5 punt in 15 minuten. Dit slechte comfort kan er zelfs toe leiden dat de patiënt oninstrueerbaar wordt zolang hij op de plank ligt. Het is dan ook van groot belang de patiënt zo snel mogelijk van deze oncomfortabele plank af te halen. Bij de andere twee producten is wat meer speelruimte, maar ook hier geldt vanuit het oogpunt van comfort dat de patiënt niet langer dan strikt noodzakelijk geïmmobiliseerd moet blijven.
Juni 2016
Druk op het lichaam Bij de dertig vrijwilligers uit het comfort-onderzoek hebben we ook naar de druk op het lichaam gekeken3. Daarnaast hebben we bij nog eens dertig patiënten die een operatie ondergingen onder narcose, gekeken naar de druk op het lichaam.4 Hiervoor is geloot of de patiënt tijdens de operatie op een harde wervelplank of op een wervelplank met ingebouwd matras zou liggen. Deze groep diende als vergelijking met de comateuze traumapatiënt. De druk op het lichaam is steeds gemeten met een drukmeetmat. Dit is een dun matje dat op de plank ligt, en met behulp van sensoren de druk op het lichaam bepaalt. We zagen bij beide studies dat de druk op het lichaam bij gebruik van de wervelplank extreem hoog was, vooral bij de puntige botdelen zoals het sacrum, de schouderbladen en de hielen. De druk lag hier boven de 180 mmHg. Bij gebruik van de wervelplank met ingebouwd matras werd vastgesteld dat de druk veel lager was, rond de 100 mmHg. De waarden die we bij de vacuümmatras gemeten hebben, lagen hier tussen in. Ook vanuit de invalshoek van druk op het lichaam is het gebruik van de harde wervelplank dus af te raden. Vervolgens hebben we gekeken naar roodheid, weefselvervorming en weefselschade. Hiervoor hebben we de twee uitersten vergeleken: de harde wervel-
Roodheid van de huid Een goed zichtbare indicator dat druk effect heeft op het lichaam, is roodheid. Druk op het lichaam leidt tot het dichtduwen van de haarvaatjes in de huid. Hierdoor kunnen zuurstof en voedingsstoffen niet goed naar de huid vervoerd worden en kunnen afvalstoffen niet goed afgevoerd worden. Er treedt dan een compensatiemechanisme in werking, waardoor de weefsels extra goed doorlaatbaar worden voor onder andere zuurstof. Op het moment dat de druk wordt opgeheven kan er dan een teveel aan zuurstof in de weefsels komen. Dit geeft een toename van vrije radicalen wat schadelijk kan zijn voor de huid. Uiteindelijk kan dit resulteren in doorligwonden. De toegenomen doorbloeding van de huid bij het wegnemen van de druk is zichtbaar als wegdrukbare roodheid van de huid. We zagen bij zowel de vrijwilligers als de operatiepatiënten dat liggen op een harde wervelplank bijna altijd leidde tot het ontstaan van een rode plek op de billen (figuur 2), terwijl dit op de wervelplank met ingebouwd matras niet gebeurde.4, 5 Weefselvorming Hoewel comfort, druk op het lichaam en roodheid van de huid al goede argumenten zijn om het gebruik van de harde wervelplank kritisch tegen het licht te houden, is met die indicatoren alleen nog niet aangetoond of het gebruik van immobilisatiemiddelen ook daadwerkelijk tot schade aan het lichaam leidt. Daarom hebben we als volgende stap gekeken naar weefselvervorming.6 Hiervoor hebben twaalf vrijwilligers een MRI-scan van hun billen laten maken terwijl ze op de harde wervelplank en de wervelplank met ingebouwd matras lagen. Ter vergelijking is er ook een scan gemaakt terwijl de vrijwilliger op de buik lag, waarbij de billen dus niet belast werden. Deze MRI-scans zijn bij de Technische Universiteit vertaald naar een eindige elementenmodel. Hiermee kan zeer gedetailleerd gekeken worden naar de mate van weefselvervorming. Als deze vervorming meer dan 50% is, kan dat leiden tot directe weefselschade. Uit dit onderzoek bleek dat met het liggen op de harde wervelplank de drempel voor directe weefselschade
AMBULANCEZORG 29
Figuur 2: Roodheid op de billen na het liggen op de harde wervelplank
wordt overschreden met vervormingen tot wel 75% ter hoogte van het stuitje. Bij de wervelplank met ingebouwd matras was de weefselvervorming niet meer dan 40%. Zeker bij ernstig gewonde patiënten waarbij het vermogen van de het lichaam om de weefselschade op te vangen verminderd is, of patiënten die sowieso al een verhoogd risico op weefselschade hebben (bv diabetes, roken, slechte algemene gezondheid), is het gebruik van de harde wervelplank dus sterk af te raden. Weefselschade Druk op het lichaam en weefselvervorming geven een risico aan op het ontstaan van weefselschade, maar zijn geen objectieve indicator dat er daadwerkelijk weefselschade is opgetreden. Daarom hebben we nog eens twaalf vrijwilligers een uur op de harde wervelplank en een uur op de wervelplank met ingebouwd matras laten liggen en het sebum (huidvet) geanalyseerd om te kijken of we bewijs konden vinden voor het optreden van weefselschade.5 We hebben hierbij specifiek gekeken naar IL1 α,een stofje dat in de opperhuid opgeslagen ligt en vrijkomt bij schade aan de huid. We zagen dat bij zowel de harde wervelplank als de wervelplank met ingebouwd matras de waarde van IL1 α toenam bij het liggen op de plank, en afnam nadat de vrijwilliger niet meer op de plank lag. Er was echter geen verschil in de hoeveelheid vrijgekomen IL1 α, waarschijnlijk omdat deze stof te gevoelig reageert
30 AMBULANCEZORG
op druk. Hoewel met dit onderzoek dus wel duidelijk is geworden dat liggen op een plank leidt tot weefselschade, is IL1 α niet het juiste stofje om verschillen tussen de planken met betrekking tot mate van weefselschade aan te tonen. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig. Radiologische eigenschappen Aangezien het nog regelmatig gebeurt dat een patiënt op de plank ligt als er
röntgenfoto’s of een CT-scan wordt gemaakt, is het van belang dat de immobilisatiemiddelen goed röntgendoorlaatbaar zijn. Slechte röntgendoorlaatbaarheid leidt tot een hoge stralenbelasting voor de patiënt, wat een risico op DNA-schade met zich meebrengt en uiteindelijk kan bijdragen aan het ontwikkelen van kanker. Daarnaast kan het gebruik van slecht röntgendoorlaatbare middelen resulteren in artefacten op de
Figuur 3: Artefacten (aangegeven met een pijl) op CT hoofd veroorzaakt door de hoofdblokken (bovenste pijl) en de bodemplaat waar de hoofdblokken op rusten (onderste pijl)
Sdu Uitgevers
foto of scan, waardoor die moeilijker te beoordelen zijn of zelfs opnieuw moeten worden gemaakt, wat weer leidt tot extra stralenbelasting. Voor het maken van gewone röntgenfoto’s bleek de vacuümmatras het beste röntgendoorlaatbaar te zijn. Voor CT-scans was er geen duidelijk verschil tussen harde wervelplank, vacuümmatras en wervelplank met ingebouwd matras. Ook produceerden deze drie hulpmiddelen weinig artefacten. Er was echter wel een duidelijke invloed van het gebruik van hoofdblokken. De oranje Ferno hoofdblokken hadden een duidelijk negatief effect op de röntgendoorlaatbaarheid en produceerden veel artefacten (figuur 3). De blauwe Laerdal hoofdblokken produceerden ook artefacten maar waren wel beter röntgendoorlaatbaar dan de oranje hoofdblokken.7, 8 Vanuit radiologisch oogpunt geldt dus vooral het advies om hoofdblokken te verwijderen voordat de beeldvorming gedaan wordt. Mocht het gebruik van hoofdblokken wel noodzakelijk zijn, dan gaat de voorkeur sterk uit naar die van Laerdal. Beschouwing De resultaten van dit onderzoek zijn duidelijk: het gebruik van de harde wervelplank kent duidelijke nadelen ten opzichte van de vacuümmatras en wervelplank met ingebouwd matras en geen voordelen. Het is dan ook hoog tijd om het gebruik van de harde wervelplank te herzien. In de LPA zou gebruik van de harde wervelplank uitsluitend nog genoemd moeten worden als extracatiemiddel, en niet als optie tijdens vervoer. Vervoer op de vacuümmatras, de brancard of een padded spineboard zou de norm moeten zijn. Deze insteek betekent ook voor de hulpverleners een andere visie op de harde wervelplank. Deze plank wordt vaak gebruikt vanuit de gedachte dat de wervelkolom gestabiliseerd wordt en daarmee (extra) schade aan wervels en ruggenmerg voorkomen wordt. De vraag is echter in hoeverre het gebruik van een harde plank hier daadwerkelijk aan bijdraagt. Zolang bewegingen aan de wervelkolom binnen de ‘Range of motion’ blijven (niet door weerstand heen bewegen), kan je geen extra schade toebrengen.9 Zolang er geen sprake is van een dwarslaesie zullen de spieren rond een eventuele wervelbreuk zich
Juni 2016
automatisch extra aanspannen om de wervels te beschermen. Een patiënt die volledig bij bewustzijn is (GCS 15) zal ook niet snel een beweging maken die pijn oplevert of doet verergeren. Bovendien worden patiënten in het ziekenhuis ook na het constateren van wervelletsel op een zachte matras gelegd. “Is er dan helemaal geen ruimte meer voor het gebruik van immobilisatie middelen anders dan bij extricatie?” Jawel, als hulpmiddel voor de hulpverlener tijdens transport. Een patiënt die gaat braken is makkelijker op zijn zij te rollen als hij op een padded spineboard of vacuümmatras ligt, dan wanneer hij zonder immobilisatiehulpmiddel op de brancard ligt. Het gebruik van een vacuümmatras heeft verder als voordeel dat ook andere houdingen dan alleen plat liggen mogelijk zijn. De patiënt in een licht zittende houding vervoeren is beter voor de hersendruk, ademhaling en het voorkomen van braken. Wanneer een hulpmiddel gebruikt wordt, is de patiënt ook makkelijker in lijn over te tillen van de brancard naar de behandeltafel op de SEH. Hiervoor kan echter ook een patslide gebruikt worden.
Dit artikel is gebaseerd op resultaten van het proefschrift van Baukje Hemmes, getiteld “Improving spineboard design: evaluation of a new, soft-layered spineboard in trauma care”. Een exemplaar hiervan kan opgevraagd worden bij de auteur, baukjehemmes@hotmail.com Referenties 1 Chan D, Goldberg R, Tascone A, Harmon S & Chan L. The effect of spinal immobilization on healthy volunteers. Ann Emerg Med 1994;23(1):48-51. 2 Schouten R, Albert T & Kwon BK. The spine-injured patient: initial assessment and emergency treatment. J Am Acad Orthop Surg 2012;20:336-46. 3 Hemmes B, Poeze M & Brink PRG. Reduced tissue-interface pressure and increased comfort on a newly developed soft-layered long spineboard. J Trauma 2010;68:593-98. 4 Hemmes B, Brink PRG & Poeze M. Effects of onconsciousness during spinal immobilization on tissue-interface pressures: A randomized controlled trial comparing a standard rigid spineboard with a newly developed soft-layered long spineboard. Injury 2014;45:1741-46. 5 Hemmes B, de Wert LA, Brink PRG, Oomens CWJ, Bader DL & Poeze M. Cytokine IL-1 as marker for tissue damage in spineboard immo-
Conclusie Gezien de beschikbare alternatieven voor extricatie en vervoer is er geen indicatie meer voor het gebruik van de harde wervelplank. De harde wervelplank zou dan ook uit het straatbeeld moeten verdwijnen. Kijkend naar het comfort voor de patiënten gaat de voorkeur uit naar de wervelplank met ingebouwd matras boven de vacuümmatras.
bilisation. A prospective, randomised openlabel crossover trial. PhD thesis: “Improving spineboard design; evaluation of a new, soft-layered spineboard in trauma care”; chapter 5. 2016. 6 Oomens CWJ, Zenhorst W, Broek M, Hemmes B, Poeze M, Brink PRG, Bader DL. A numerical study to analyse the risk for pressure ulcer development on a spine board. Clin Biomech 2013;28:736-42. 7 Hemmes B, Jeukens CRLPN, Kemerink GJ, Brink PRG, & Poeze M. Effect of spinal
Over de auteurs: Dr. Baukje Hemmes is werkzaam voor het Netwerk Acute Zorg Limburg, Maastricht UMC evenals dr. Martijn Poeze die daarnaast deel uitmaakt van de Vakgroep chirurgie van het Maastricht UMC en de NUTRIM van de universiteit van Maastricht. Prof. dr. Peter R.G. Brink ten slotte is eveneens werkzaam voor het Netwerk Acute Zorg Limburg, Maastricht UMC en eveneens lid van de Vakgroep chirurgie, Maastricht UMC.
immobilisation devices on radiation exposure in conventional radiography and computed tomography. Emerg Rad accepted;DOI: 10.1007/ s10140-015-1371-0. 8 Hemmes B, Jeukens CRLPN, Al-Haidaari A, Hofman PAM, vd Linden E, Brink PRG, Poeze M. Effect of spineboard and headblocks on the image quality of head CT scans. Emerg Rad accepted. 9 Hauswald M. A re-conceptualisation of acute spinal care. Emerg Med J 2013;30:720-23.
Disclaimer: de auteurs hebben geen zakelijk belang bij de genoemde producten.
AMBULANCEZORG 31
Voorop in voertuigtechniek • Ruim 100 jaar ervaring! • Interieurontwerp • Ergonomische analyses • Inrichting hulpverleningsvoertuigen • Gespecialiseerde inbouw • Onderhoudscontracten • Prototypebouw
Edisonstraat 16, 8912 AW Leeuwarden T. +31 (0)58 21834555 // E. mail@ visser-leeuwarden.nl
www.visser-leeuwarden.nl
De enige Nederlandse ambulancebouwer!
De burgerhulpverlener als ‘ketenpartner’ bij reanimatie Nederland kent twee Reanimatie Oproep Systemen (ROS) die burgerhulpverleners inzetten bij situaties waarin (mogelijk) sprake is van een OHCA (Out of Hospital Cardiac Arrest): HartslagNu en HartVeilig Wonen. De burgerhulpverlener met AED is een essentiële schakel voor de overleving. De cijfers van o.a. het al jaren lopende wetenschappelijk onderzoek ARREST (AmsteRdam REsuscitation STudies) van het AMC en verschillende lokale rapportages, tonen dat aan. Deze overlevingscijfers zijn wereldwijd toonaangevend. Gezamenlijk tellen de beide ROS-en ongeveer 130.000 burgerhulpverleners. De samenwerking tussen burgerhulpverlening en ambulancezorg verloopt veelal goed maar kan op een aantal fronten nog verbeteren. Deze bijdrage wil laten zien waar we als ambulancezorg, samen met ketenpartners en burgerhulpverlening aan kunnen werken om te streven naar optimalisering van de samenwerking bij OHCA en naar nog betere overlevingscijfers.
introduceerde eind 2015 een App die inmiddels ruim 35.000 keer is gedownload. Ook HartVeilig Wonen heeft recent een App ontwikkeld en inmiddels uitgebracht.
De verbeterplannen van HartslagNu: - Herkenbaarheid van de burgerhulpverlener - CRM-items, ook bij samenwerking first responder - Uniforme inzetcriteria voor burgerhulpverlening - Verlaging minimum leeftijd hulpverlener naar 16 jaar - Nazorg op maat, samen met Hart4All - Eén landelijk ROS
Door Anton van Veldhuijzen
Hoe werkt burgerhulpverlening? Bij een melding van reanimatie roept de MKA naast twee ambulance-eenheden ook first responders op. First Responder is een verzamelnaam voor getrainde hulpverleners als politie, brandweer,
Juni 2016
Het oranje gebied wordt gedekt door HartslagNu, het witte gebied door HartVeilig Wonen. HartslagNU app
huisarts en burgerhulpverlening die, vooruitlopend op de komst van de ambulance, worden ingezet om de reanimatie te starten. De MKA is direct gekoppeld, in ons geval, aan de HartslagNu server. De burgerhulpverlener heeft een telefoon nodig om een sms bericht te ontvangen maar nog liever een smartphone om optimaal gebruik te kunnen maken van de huidige technische mogelijkheden. HartslagNu
De HartslagNu App Wereldwijd wordt er met interesse naar de App gekeken. Bij de SMS word je alleen opgeroepen bij een reanimatie in de buurt van je woon- en/of werkplaats. De App heeft 2 voordelen: 1. Hij “kijkt” waar je bent op basis van je telefoonlocatie en alarmeert als je binnen 6 minuten van een reanimatieslachtoffer bent. Het streven is om
AMBULANCEZORG 33
overal in Nederland opgeroepen te kunnen worden (mits je dat zelf wilt). 2. Daarbij houdt de App rekening met de locale infrastructuur (spoorweg, rivier etc.) en bepaalt aan de hand daarvan of je binnen 6 minuten bij het slachtoffer kunt zijn, op basis van een gemiddelde snelheid van 15 km/uur (lopend, fietsend of gemotoriseerd) Het belang van burgerhulpverlening, politie en brandweer bij reanimatie Jaarlijks worden in Nederland ca. 15.000 mensen getroffen door een plotselinge circulatiestilstand. Ongeveer 10.000 van hen worden gereanimeerd. Decennia lang schommelde het overlevingscijfer rond de 10%. Waarom dat lage percentage? Na een plotselinge circulatiestilstand daalt de overlevingskans met 10% per minuut bij een schokbaar ritme (VF/ polsloze VT) (grafiek 1). Door adequate BLS daalt de overlevingskans minder snel, tot ongeveer 5% per minuut. Grafiek 4 laat zien dat juist patiënten met een schokbaar ritme een goede overlevingskans hebben maar dan moet liefst binnen 6 minuten worden gedefibrilleerd, bijvoorbeeld met een AED. De gemiddelde aanrijtijd van ambulances is 8-10 minuten. Tel daarbij 2-3 minuten extra voor de tijd die nodig is tussen het indrukken van de statusknop “aankomst patiënt” en het geven van de eerste defibrillatie en het lage overlevingscijfer van 10% is logisch verklaard. Als ambulancezorg willen we wel sneller, maar kunnen we niet sneller! Om die reden is de hulpverlening bij reanimatie in de loop der jaren veranderd, met positieve resultaten. Naast ambulances zijn vaak politie, brandweer en burgerhulpverleners aanwezig die allen een AED meebrengen. Die extra inzet is voor de overlevingskansen van groot belang, blijkt uit de cijfers van ARREST verzameld in Twente en Noord Holland Noord. (Quality and Outcome of CPR. S.G. Beesems/ARREST, september 2015). Zou je deze cijfers vertalen naar heel Nederland dan kunnen we 1000 – 1500 levens per jaar extra redden, door de inzet van first responders, waaronder burgerhulpverleners. ARREST deed ook onderzoek naar de kwaliteit van leven na OHCA, na ontslag uit het ziekenhuis. Daaruit blijkt het volgende: - De kwaliteit van leven na een reani-
34 AMBULANCEZORG
matie is hoog. Van de mensen die na reanimatie levend uit het ziekenhuis worden ontslagen heeft ruim 89% een goede kwaliteit van leven. Die kwaliteit wordt uitgedrukt in de Cerebral Performance Category-score (CPC), een score systeem voor de neurologische outcome na reanimatie. 89% van de ontslagen patienten na OHCA scoort CPC 1 en 2, zie tabel, en kan zelfstandig functioneren.
CRM ook bij de samenwerking met burgerhulpverleners CRM (Crew Resource Management) wordt in de gezondheidszorg steeds meer gezien als een essentieel onderdeel in het streven naar optimale samenwerking en naar optimale patiëntveiligheid. Ook bij de OHCA kunnen de CRM-principes van waarde zijn.
De burgerhulpverlener wordt vaak niet herkend (ken je omgeving), ook niet door politie, brandweer en huisarts. Je ziet aan de buitenkant niet of degene die reanimeert de buurman, een familielid of de huisarts van het slachtoffer is. Dat levert soms verwarring en irritaties op tussen politie (of brandweer) en burgerhulpverlener terwijl juist goede samenwerking kan resulteren in een optimale BLS en het snel aansluiten van de AED. HartslagNu biedt binnenkort hesjes aan, aan haar burgerhulpverleners en ziet dat
als een goede manier om hulpverleners te herkennen. Die herkenbaarheid kan de samenwerking verbeteren. Ook kennis van elkaars taak, vaardigheden en verantwoordelijkheden kan bijdragen aan een goede en gestructureerde samenwerking in de “keten van hulpverlening” bij reanimatie. Anticipeer en plan direct bij binnenkomst als je ziet dat de AED aangesloten is. De NRR richtlijn biedt hiervoor een goed handvat.
Wanneer kan de Automatische Defibrillator (AED)-hulpverlening overgenomen worden door gespecialiseerde reanimatie (ALS)hulpverlening? • A ls een AED is aangesloten bij aankomst van de ambulance- of reanimatieteam, laat men het apparaat zijn werk voortzetten. Als een AED bezig is met zijn analyse en/of schokadvies is het niet nodig de ademhaling en pols nogmaals te controleren. De hartmassage wordt alleen onderbroken voor ritmeanalyse van de AED. • De AED die is aangesloten, wordt niet verwijderd; de eerstvolgende analyse van de AED wordt afgewacht. Tot deze analyse moeten BLS- en ALS-handelingen worden voortgezet. De (eventuele) eerstvolgende schok wordt met behulp van de AED gedaan. Direct daarna wordt de manuele defibrillator aangesloten en de 2-minutencyclus tot de volgende ritmeanalyse wordt gestart.
Sdu Uitgevers
Diezelfde burgerhulpverlener kan zinvolle informatie geven (gebruik alle beschikbare informatie) zoals het aantal schokken door de AED, was het 1e ritme schokbaar, was het een whitnessed arrest en was er al BLS opgestart? Leiderschap en volgerschap en verdeel de werklast. Goed leiderschap kan leiden tot optimaal gebruik van de burgerhulpverlener, zeker bij de één auto reanimatie. Zowel bij het afwisselen van BLS en het tillen van patiënt of materiaal, kan deze bijdragen aan een logistiek gestroomlijnde reanimatie. Kortom, een herkenbare burgerhulpverlener kan door effectief gebruik van de CRM principes een waardevolle aanvulling en ketenpartner zijn bij OCHA. Eén landelijk ROS HartslagNu onderzoekt samen met HartVeilig Wonen de mogelijkheden te komen tot één oproepsysteem. Beide organisaties hebben als doel het redden van levens bij OHCA. Toch zijn er verschillen in ideologie en oorsprong en beide zijn sterk verankerd met hun RAV-en als achterban. Dat maakt de vorming van één ROS niet eenvoudig maar ook zeker niet onmogelijk. Daarnaast overleggen we ook samen over onderstaande kwalitatieve verbeteringen van de burgerhulpverlening. De NRR heeft een goede voorzet gedaan in de reanimatie richtlijnen 2015. Samen met de Wetenschappelijke Raad van de NRR en de NVMAA en AZN proberen we te komen tot inzetcriteria voor burgerhulpverlening die landelijk draagvlak vinden. Minimum leeftijd van de burgerhulpverlener naar 16 jaar Binnen de ERC (European Resuscitation Council) leeft het brede idee dat men niet jong genoeg kan beginnen met het aanleren van reanimatievaardigheden.
De Hartstichting heeft het “6-minuten onderwijs” ontwikkeld waarbij scholieren in het middelbaar en voortgezet onderwijs reanimatietraining krijgen van eigen docenten. HartslagNu wil zorgen dat het 6-minuten onderwijs aansluit op burgerhulpverlening en 16 en 17 jarige leerlingen zich kunnen aanmelden bij een ROS. Natuurlijk is het incidenteel reanimeren in de eigen omgeving iets anders dan opgeroepen worden door een ROS. We weten onvoldoende over de psychische belasting die deze jongeren zullen ervaren. Dat gaan we onderzoeken maar ook zorgen we ervoor dat deze jongeren extra nazorg krijgen na een oproep. We zien het als een taak om de vooruitstrevende positie van Nederland rondom OHCA ook op dit punt te laten gelden. Nazorg vangnet Zowel bij het reanimatieslachtoffer (of diens familie of nabestaanden) als bij de burgerhulpverlener bestaat vaak een grote behoefte om informatie te krijgen over elkaar of met elkaar in contact te komen. Hart4All is een initiatief dat landelijk steeds meer gebruikt wordt en door middel van speciale polsbandjes slachtoffer en hulpverlener aan elkaar koppelt. Beide partijen moeten initiatief nemen om de koppeling te laten slagen. De ervaring leert dat een zogenaamde “match” een zeer positieve uitwerking heeft op betrokkenen. ARREST toonde aan bij een groep van bijna 100 burgerhulpverleners dat het reanimeren na een oproep als zeer heftig werd ervaren maar dat de burgerhulpverlener niet extreem belast wordt (Psychological impact on dispatched local lay rascuers performing bystander CPR. Jolande A. Zijlstra, Stefanie G. Beesems, Rob J. De Haan, Rudolph W. Koster, Resuscitation april 2015) Er werd geen ernstige stress gemeten die zou kunnen
Bent u al burgerhulpverlener? Veel ambulancemedewerkers zijn aangemeld bij een ROS. U ook? Misschien denkt u: “ik ben al beroepshalve met reanimatie bezig, is dat niet genoeg?” Nee! Stelt u zich voor dat u één keer een leven redt van iemand in uw straat. Meld u aan bij HartslagNu www.hartslagnu.nl of HartVeilig Wonen www.hartveiligwonen.nl
leiden tot een PTSS. 90% houdt een goed gevoel over aan de reanimatie. Toch wil HartslagNu een vangnet creëren dat nazorg biedt aan burgerhulpverleners die wel ernstige stress ervaren, bijvoorbeeld na het reanimeren van een kind of voor de 16-17 jarige die reanimeert. Conclusie Burgerhulpverlening en first responders zijn een belangrijke aanvulling op de ambulancezorg en redden jaarlijks 1000 – 1500 extra levens. Verbeteren van de samenwerking in de keten van overleving kan de zorg voor iemand die getroffen wordt door een OHCA verder optimaliseren. Reanimatie oproep systemen dienen hierbij hun verantwoordelijkheid te nemen, ook bij het optimaliseren van het oproepsysteem en de (na)zorg voor hun burgerhulpverleners. Over de auteur: Auteur is directeur bestuurder van HartslagNu en daarnaast ook werkzaam als ambulanceverpleegkundige, Rapid Responder, LOC en trainer en als NRR Docent Instructeur. Bronnen - Quality and outcome of CPR: S.G. Beesems/ ARREST sept. 2015 - Cognitive function and quality of life after succesfull resuscitation from cardiac arrest, Beesems, Wittebrood, de Haan, Koster, Resucitation mei 2014. - Richtlijn Specialistische reanimatie (NRR, 2015) - ERC, Lukas R.P. et al, April 2016; Williams S.T. et al. - Psychological impact on dispatched local lay rascuers performing bystander CPR. Jolande A. Zijlstra, Stefanie G. Beesems, Rob J. De Haan, Rudolph W. Koster, Resuscitation april 2015
Juni 2016
AMBULANCEZORG 35
ROSC
deel 2
Het percentage, de overleving en de neurologische uitkomst sinds LUCAS
Auteur Lotte Noorlag
Auteur: Lotte Noorlag, 5e jaars student Geneeskunde
In de uitgave van het Vakblad V&VN Ambulancezorg verscheen in het vorige nummer (maart 2016) ROSC deel 1. In deze literatuurstudie van auteur Lotte Noorlag staat de volgende onderzoeksvraag centraal: ‘Wat is het effect van LUCAS op het percentage ROSC, de overleving en de neurologische uitkomst bij een OHCA, ten opzichte van manueel reanimeren?’ We gaan hieronder verder waar we na ROSC deel 1 gebleven waren: discussie naar aanleiding van diverse beschreven studies. Voor de duidelijkheid zijn de referenties waarnaar de superscripts in zowel deel 1 als deel 2 verwijzen nogmaals opgenomen.
Discussie Het doel van deze literatuurstudie was om het effect van LUCAS bij een OHCA op het percentage ROSC, de overleving en de neurologische uitkomst te evalueren èn te vergelijken met manueel reanimeren. De studie van Axelsson (2006) vond geen significante verschillen tussen de LUCAS- en de controlegroep13. De auteurs verwachten echter dat bij een optimaal gebruik van LUCAS de uitkomsten wel zullen verbeteren. Zij beschreven dat de tijd tussen het arriveren van de ambulance en het starten van
Tweede team arriveert bij voortgang reanimatiesetting
36 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
LUCAS in het eerste jaar van de studie zes minuten was en in het tweede jaar vier minuten. Er is dus een leercurve in het gebruik van LUCAS en mogelijk verbeteren de resultaten als LUCAS sneller wordt gestart. De auteurs hebben echter niet gepubliceerd of zij verschillen vonden tussen de resultaten van het eerste en van het tweede jaar. Zij beschrijven wel dat LUCAS tot een overlevingsvoordeel zou kunnen leiden, doordat het mogelijk is om ook tijdens defibrillaties door te gaan met thoraxcompressies. Dit is echter niet gedaan in deze studie. Een andere beperking van de studie is dat bij 34% van de patiënten in de LUCAS-groep LUCAS niet is gebruikt, waardoor dat percentage van de resultaten niet bruikbaar is om het daadwerkelijke effect van LUCAS te berekenen. Opmerkelijk in de studie van Axelsson zijn ten slotte het lage percentages overlevenden tot aan het ontslag uit het ziekenhuis, namelijk 2% in de LUCAS-subgroep en 4% in de controlegroep, terwijl in Nederland dit percentage in 2011 23% was1. Door dit grote verschil kan worden getwijfeld aan de kwaliteit van de prehospitale en hospitale zorg bij een OHCA in de bestudeerde regio. De studie van Smekal (2011) concludeerde dat er geen verbeterde uitkomsten waren door LUCAS.10 In beide groepen was de overleving minder dan bij de studie van Axelsson13, maar de auteurs verklaarden dit verschil doordat bij de studie van Axelsson patiënten werden geïncludeerd met een ‘witnessed’ OHCA en bij deze studie ook patiënten met een niet-‘witnessed’ OHCA. In deze de studie van Smekal zijn vier uitkomsten bestudeerd, waarvan er bij drie een beter resultaat was in de LUCAS-groep, echter niet significant.
Daarnaast werd in de LINC-studie (2014) geen overlevingsvoordeel gevonden voor de LUCAS-groep11. Een beperking van de studie was dat er 116 patiënten waren geïncludeerd, verdeeld over beide groepen, die na de randomisatie niet bleken te voldoen aan het inclusiecriterium of voldeden aan een exclusiecriterium. De gegevens van deze patiënten zijn wel gebruikt voor de resultaten. Ook is niet elke patiënt hetzelfde behandeld in het ziekenhuis. Van beide groepen werd een gedeelte behandeld met hypothermie en/of PCI. Er is niet beschreven of die patiënten betere uitkomsten hadden dan patiënten die niet behandeld zijn. Er zijn echter meer verschillen tussen beide groepen: volgens het algoritme van de LUCAS-groep moest (in principe) elke patiënt worden gedefibrilleerd, onafhankelijk van het ritme dat ze hadden. In de controlegroep werd alléén gedefibrilleerd bij ritmes die daarvoor geschikt waren. De auteurs rechtvaardigden het algoritme van de LUCAS-groep met de veronderstelling dat defibrilleren meer voor- dan nadelen heeft, op basis van een studie waarin geen schadelijk effect van defibrilleren werd gevonden. Ten slotte was de eerste defibrillatie in de LUCASgroep gemiddeld 1,5 minuut later dan in de controlegroep. Mogelijk zou LUCAS de uitkomsten wel verbeteren als dit verschil niet aanwezig was. Tot slot: ook de meest recente studie, de PARAMEDIC-studie (2015), concludeerde dat er geen significante verschillen waren in de uitkomsten tussen de groep die werd gereanimeerd met LUCAS 2 en de controlegroep12. De grootste beperking van deze studie is dat maar 60% van de LUCAS-groep daadwer-
Met gebruik van MTC (Lucas2) wordt reanimatieprotocol gevolgd
Juni 2016
AMBULANCEZORG 37
kelijk is gereanimeerd met LUCAS 2. Daardoor is 40% van de gegevens van deze groep niet relevant voor de analyse van het echte effect van LUCAS 2 op de uitkomsten. Het is überhaupt de vraag of de groepsgrootte voldoende was voor significante resultaten, als bij 40% van de interventiegroep de interventie niet is gebruikt. Het niet gebruiken van LUCAS 2 kwam gedeeltelijk door fouten van zorgverleners; dit benadrukt hoe belangrijk trainen is bij het implementeren van een interventie in de prehospitale setting.
verbeteren ten opzichte van manueel reanimeren. Echter is het aantal studies te beperkt en te heterogeen om deze conclusie goed te onderbouwen. Daarnaast is LUCAS in de besproken studies niet optimaal gebruikt. Méér studies, met een optimaal gebruik van LUCAS en met meer gegevens over de zorg in en na het ziekenhuis, zijn aan te bevelen. Referenties 1. Beesems SG, Zijlstra JA, Stieglis R, et al. Reanimatie buiten het ziekenhuis in Noord-Holland en Twente: resultaten ARREST onderzoek over 2006-2011. In:
Samenvattend De LUCAS lijkt in de besproken studies de uitkomsten van een OHCA niet te verbeteren. Echter is de reanimatie maar één van de factoren waardoor de overleving wordt bepaald. Ook de zorg in het ziekenhuis en de nazorg zijn belangrijk; hierdoor kunnen de resultaten van zowel de pilotstudies als de RCT’s moeilijk worden geïnterpreteerd, omdat niet of onvoldoende is beschreven waaruit de zorg nà de reanimatie bestond10-13. Ook kan bediscussieerd worden welke uitkomst het meest geschikt is om alléén de prehospitale zorg te analyseren. Een ander discussiepunt is de manier van randomiseren; bij de randomisatie middels brieven10, 11 moest LUCAS naar elke patiënt worden meegenomen. Dit kan in het nadeel zijn van de controlegroep, omdat het ambulancepersoneel manueel moest reanimeren, maar ook LUCAS (ongebruikt) mee terug moest nemen naar de ambulance. Bij alle studies is er daarnaast eerst manueel gereanimeerd, vóór met LUCAS werd gestart. Daardoor is het moeilijker om te bestuderen wat het daadwerkelijke effect is van LUCAS. Het is echter onethisch om niet direct te starten met reanimeren, omdat is bewezen dat een snelle start een belangrijke factor is voor de overleving.4 Daarnaast is in twee studies een ander algoritme voor de reanimatie in de LUCASgroep gebruikt dan in de controlegroep (waarin werd gereanimeerd volgens de ERC-richtlijnen)10, 11 Verschillen waren onder andere de duur van de cycli, het percentage patiënten dat werd gedefibrilleerd en de frequentie van de defibrillaties. Mogelijk hebben deze verschillen de resultaten ook beïnvloed. De vraag is echter of het voorkomen kan worden dat er verschillende algoritmes zijn; het aansluiten en het starten van LUCAS is namelijk niet beschreven in de ERC-richtlijnen. Een andere beperking is dat in drie studies LUCAS 110, 11, 13 is gebruikt en in één studie LUCAS 212. De fabrikant schrijft namelijk dat, ondanks dat zowel de pneumatische als de elektrische versie aan de ERC-richtlijnen voldoet, bij het vergelijken van studies rekening moet worden gehouden met de verschillen in het mechanisch ontwerp, de aandrijving en het gebruik tussen de versies14. Daarnaast zijn de studies in diverse landen uitgevoerd, namelijk in Zweden10, 11, 13, Nederland11 en het Verenigd Koninkrijk11, 13. Beide beperkingen dragen bij aan de heterogeniteit van de besproken studies, waardoor het combineren van de resultaten tot één conclusie moeilijk is. Tenslotte zijn twee van de vier besproken artikelen gebaseerd op pilotstudies10, 13. Doordat beide studies een kleine groepsgrootte hebben, is de waarde van de conclusies van deze artikelen beperkt.
Koopman C, Van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland 2012 – Cijfers over risicofactoren, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting; 2012. 2. Van der Heijden JJ, Bruins W, Boomars R, et al. Hartstilstand buiten het ziekenhuis in de provincie Utrecht – vergelijkende resultaten UTOPIA onderzoek tussen 2009 en 2012. In: Bots ML, Van Dis I, Koopman C, Vaartjes I, Visseren FLJ. Hart- en vaatziekten in Nederland 2013 – Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting; 2013. 3. Nederlandse Reanimatie Raad. Richtlijnen Reanimatie 2010 in Nederland en België. https://www.reanimatieraad.nl/content/?code=gKFFFfA9s9yERm7QG yGJnWG68HmsjZbx. (Geraadpleegd op 12-09-2015.) 4. Nederlandse Reanimatie Raad en Belgische Reanimatieraad. Richtlijnen Reanimatie 2010 in Nederland en België. Uden: Nederlandse Reanimatie Raad; 2011. 5. Sasson C, Rogers MA, Dahl J, et al. Predictors of survival from out-of-hospital cardiac arrest: a systematic review and meta-analysis. Circ Cardiovasc Qual Outcomes. 2010 Jan;3(1):63-81. 6. Krarup NH, Terkelsen CJ, Johnsen SP, et al. Quality of cardiopulmonary resuscitation in out-of-hospital cardiac arrest is hampered by interruptions in chest compressions--a nationwide prospective feasibility study. Resuscitation. 2011 Mar;82(3):263-9. 7. Physio-Control. LUCAS Chest Compression System. Product brochure. Redmond: Physio-Control; 2012. 8. RAV Hollands Midden. LUCAS. http://www.ravhm.nl/index.php/wetenschappelijk-onderzoek/31-lucas. (Geraadpleegd op 12-09-2015.) 9. De Nooij J, Bosch J. Hartmassage: de richtlijnen van de NRR en de (on) mogelijkheden van de menselijke hulpverlener. Vakblad Beroeps Vereniging Ambulancezorg 2006 Jun:2;10-2. 10. Smekal D, Johansson J, Huzevka T, et al. A pilot study of mechanical chest compressions with the LUCAS™ device in cardiopulmonary resuscitation. Resuscitation. 2011 Jun;82(6):702-6. 11. Rubertsson S, Lindgren E, Smekal D, et al. Mechanical chest compressions and simultaneous defibrillation vs conventional cardiopulmonary resuscitation in out-of-hospital cardiac arrest: the LINC randomized trial. JAMA. 2014 Jan 1;311(1):53-61. 12. Perkins GD, Lall R, Quinn T, et al. Mechanical versus manual chest compression for out-of-hospital cardiac arrest (PARAMEDIC): a pragmatic, cluster randomised controlled trial. Lancet. 2015 Mar 14;385(9972):947-55. 13. Axelsson C, Nestin J, Svensson L, et al. Clinical consequences of the introduction of mechanical chest compression in the EMS system for treatment of out-of-hospital cardiac arrest-a pilot study. Resuscitation. 2006 Oct;71(1):4755. 14. Physio-Control. Pre-hospital studies with control group. http://www.lucascpr.com/en/lucas_cpr/lucas_publication_references/pre-hospital_studies_ with_control_group. (Geraadpleegd op 13-09-2015.)
Conclusie Uit de besproken studies kan worden geconcludeerd dat LUCAS een bruikbaar en betrouwbaar mechanisch reanimatiehulpmiddel is bij een OHCA, maar het lijkt het percentage ROSC, de overleving en de neurologische uitkomst niet te
38 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Over strepen gesproken… Via de Wet veiligheidsregio’s zijn verschillende wettelijke taken overgeheveld naar het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Dit IFV draagt er in opdracht van de Nederlandse Staat zorg voor dat ongeautoriseerd gebruik van de huisstijl OOV (Openbare Orde en Veiligheid) zo veel mogelijk voorkomen wordt. Personen of instanties, niet zijnde de OOV-diensten, mogen dus slechts van de OOV-striping gebruikmaken indien zij daartoe uitdrukkelijk toestemming van het IFV, namens de Nederlandse Staat, hebben ontvangen.
Door Patrick Nijman, IFV
Patrick Nijman is in april 2015, na 21 operationele jaren in de ambulancezorg als ambulancechauffeur en OVDG, overgestapt naar het Instituut Fysiek Veiligheid. In januari 2016 is hij begonnen met een project om de technische uitvoering van de striping te stroomlijnen en naar de huidige standaard aan te passen. Het gaat dan niet om wijzigingen in het ontwerp, maar om de wijze van plakken, gebruikte materialen, kleurgebruik en geautoriseerde gebruikers. Op eigen wijze Hij krijgt meerdere signalen dat binnen de ambulancezorg diensten aan het experimenteren zijn met andere reflectie type dan is afgesproken of toegestaan. In het ontwerp en de technische toepassing vereist het ministerie van V&J dat de drie gebruikers (politie, brandweer, ambulance) dezelfde toepassing hebben. Uiteraard is alles bespreekbaar, zolang we met alle partijen tot overeenstemming komen. Er is echter ook wetgeving (de Wegenverkeerswet) die beperkingen oplegt. Er gaan verhalen dat er de laatste jaren veel is veranderd in het ontwerp en de gebruikte materialen. Echter zijn er sinds 2000 slechts twee veranderingen geweest, namelijk een andere vorm
Juni 2016
contour markering en het vervallen van de rode baan rond het dak. Wel en niet toegestaan In het Regeling voertuigen is aangegeven dat het voor voertuigen onder de 3,5 ton niet is toegestaan om reflecterend materiaal aan de buitenzijde te gebruiken. Boven de 3,5 ton is het toegestaan om als contourmarkering ECE104 klasse C (klasse 3 DIN) reflectie materiaal te gebruiken, daarbinnen moet de reflectie minder dan klasse C zijn. De Hulpverleningsdiensten, vermeld in artikel 29 RVV, mogen op basis van de “regeling
Optische en Geluidssignalen” ook voor voertuigen onder de 3,5 ton, contourmarkering en ECE104 klasse E (klasse 1 DIN) reflectie voor de banen gebruiken. Reflectiemateriaal van klasse C (ook wel “prismatisch” genoemd) mag dus niet worden gebruikt voor het stripingontwerp, maar alleen voor de contouren. Het IFV is op dit moment bezig om te zien of de stripingbanen kunnen worden opgetrokken naar ECE klasse D (klasse 2 DIN), maar dit kan alleen met toestemming van alle betrokken gebruikers.
AMBULANCEZORG 39
Misbruik Verder is er de afgelopen tijd veel te doen geweest over het ge(mis)bruik van de ambulancestriping door derden. Een schokkend dieptepunt was hier wel de cocaïnesmokkel met ambulances in primaire striping. In 2014 heeft het bestuur van AZN, mede op voordracht van het IFV, besloten dat haar leden geen voertuigen mogen verkopen die nog voorzien zijn van striping. Het argument dat RAV-en de wagen met striping aan de leverancier retourneren om eventuele doorverkoop aan een geautoriseerde gebruiker mogelijk te maken gaat niet op, want Nederlandse RAV-en kopen eigenlijk geen tweedehands voertuigen.
Wanneer iemand OOV-striping aanbrengt op zijn auto en daarin gaat rondrijden, dan is dat zowel een verveelvoudiging, als een openbaarmaking In 2015 heeft het IFV diverse schendingen geconstateerd met de ambulancehuisstijl. De verkoop van voertuigen met striping aan derden, kost het IFV veel tijd en geld, los van het veiligheidsprobleem wat zou kunnen ontstaan door het oneigenlijk gebruik van de striping. Het ministerie van V&J dringt ook bij het IFV aan op strikt beheer en handhaving. Ook de goede naam van de ambulancezorg in Nederland loopt door diverse misbruik gevallen (welke in de krant komen) schade op, iets wat wij allen niet willen. De ambulancezorg is een sterk merk met hoge zelfopgelegde kwaliteitsnormering, en externe (commerciële) partijen zien een belang om qua uitstraling aan deze deskundige sector te worden verbonden. Maar hoe zit dat nou, die OOV (openbare orde en veiligheid) striping? De OOV-striping is auteursrechtelijk beschermd, want het gaat om een werk – in de zin van de Auteurswet – met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit auteursrecht berust bij de Staat der Nederlanden. Het handboek huisstijl ambulancezorg is door de Staat gemaakt en staat vermeld in de Staatscourant 2002, 218. Daarmee is
40 AMBULANCEZORG
er een wettelijke basis gelegd voor een civiel rechtelijke bescherming.
haar voertuigen niet in ambulancehuisstijl afstoot.
Het auteursrecht op een werk geeft de rechthebbende ervan het uitsluitende recht om het werk te verveelvoudigen of openbaar te maken (artikel 1 Auteurswet). Onder verveelvoudigen wordt niet alleen reproduceren verstaan, maar ook gedeeltelijke nabootsing in gewijzigde vorm die niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt (artikel 13). Bij het openbaar maken (artikel 12) moet vooral worden gedacht aan het bekend maken aan het publiek. Als voorbeeld: wanneer iemand OOVstriping aanbrengt op zijn auto en daarin gaat rondrijden, dan is dat zowel een verveelvoudiging (het reproduceren van de striping op de auto), als een openbaarmaking (in het openbaar met die striping rondrijden).
Meldingen van schending De handhaving op het gebruik van de OOV-striping is melding gestuurd. Zodra een melding binnenkomt bij het IFV wordt het dossier opgemaakt waarin de (mogelijke) schending wordt vastgelegd en eventueel kentekengegevens (RDW) en KVK gegevens worden opgenomen. Deze controle mogelijkheid van gegevens is ook weer vastgelegd in de Staatscourant. Vervolgens wordt een (aangetekende) handhavingsbrief gestuurd. De mogelijkheid van een civielrechtelijke procedure door de Landsadvocaat namens de Staat wordt in deze brieven aangegeven. Zowel het gebruik, het beheer, als de handhaving zijn dus niet vrijblijvend.
Los daarvan geldt dat het in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid en dus onrechtmatig is om striping te voeren die geheel overeenkomt met de OOV-striping of die zo sterk lijkt op de OOV-striping dat daardoor verwarring kan ontstaan. Dat brengt immers de eenduidigheid, herkenbaarheid en opvallendheid van de OOV-striping in gevaar en daarmee de openbare orde en veiligheid in zijn algemeen. Het is dus ook van groot belang dat de branche
Ten behoeve van een juiste toepassing van de huisstijlen van de OOV-diensten, waaronder OOV-striping, worden ontwerptekeningen en montagevoorschriften uitsluitend door het IFV aan geautoriseerde gebruikers geleverd. Ook op deze documenten berust het auteursrecht. Het is de geautoriseerde gebruiker uitsluitend toegestaan conform de geleverde tekening het voertuig uit te voeren, dit weer gezien vanuit het auteursrecht en de mogelijkheden om dit te handhaven. Ook hier zit dus een belang voor de ambulan-
Fig.1 ; TNO DV 2011 C450 december 2011, waaraan de striping vanaf 2013 voldoet. Waar huidig staat dient oud te worden gelezen. Contour is wat er op dit moment wordt gebruikt. “De gemiddelde detectieafstand van de contourmarkering (vanaf 2013 in gebruik red.) van de verbeterde uitvoeringen is met 330 m ruim drie keer zo groot als die van de huidige (voor 2013 red) uitvoering. Er is geen verschil tussen de detectieafstanden van de striping in de huidige (voor 2013 red) uitvoering en de “Contour” (sinds 2013) uitvoering. De detectieafstanden van de striping van de “Contour, klasse 2 striping” lijken beter maar dit komt niet significant uit de metingen (p=0,38).
Sdu Uitgevers
mogen, uitsluitend na schriftelijke toestemming van het IFV, uitsluitend in de ambulancehuisstijl met secundairestriping worden uitgevoerd. Andere, zoals transplantatie- en transfusiediensten, evenementen-ambulances of wens-ambulances mogen niet in de ambulancehuisstijl worden uitgevoerd. Door met elkaar te zorgen van een juist gebruik binnen de eigen sector hopen we ook extern beter in de hand te kunnen houden. Het is “onze” ambulancehuisstijl, laten we daar ook goed voor zorgen.
Fig 2; verschillen primaire en secundaire striping.
cebranche om te zorgen dat deze tekeningen aangevraagd en gemaakt worden. Het draagt bij aan de goede zorg voor onze ambulancehuisstijl. Dringend verzoek We willen de geautoriseerde gebruikers (door de minister aangewezen RAV-en
en de GHOR) dan ook graag vragen de Ambulancehuisstijl met primaire striping uitsluitend te gebruiken op voertuigen welke onder de reguliere zorg (TWaz) vallen. Dat zijn dus alle operationele voertuigen van een RAV. Anderen, zoals huisartsen en buitenlandvervoerders vallen niet onder deze noemer en
Voor vragen over de ambulancehuisstijl kunt u zich wenden tot Patrick Nijman of Mariette Mellema. Stuur uw mail aan handhaving@ifv.nl . Ook kan er contact opgenomen worden met Huub Gubbels, lid stuurgroep Ambulancezorg h.gubbels@ambulancezorg.nl
KORT NIEUWS
Nieuwe ambulance in Amsterdam Donderdag 16 mei werd op de post West van Ambulance Amsterdam de eerste van een grote serie MercedesBenz Sprinter type Otaris van carrosseriebedrijf Visser uit Leeuwarden afgeleverd. De keus voor deze ambulance kwam tot stand na een lang traject, inclusief een Europese aanbesteding. Aan de inrichting hebben leden van het Continu Verbeterteam een belangrijke bijdrage geleverd. De monitor/ defibrillator kan op twee plaatsen worden vastgezet: aan de linker zijwand naast de patiënt of tegenover de ambulanceverpleegkundige. De rugtas staat nu achterin zodat
Juni 2016
hij makkelijker uit de auto te halen is. In de wagen is plaats voor nog enkele vernieuwingen die de komende maanden worden ingevoerd zoals een brancard (de Ferno Mondial mono) en een iPad ten behoeve van het elektronisch ritformulier. Als eerste zullen nu de laatste paar Chevy-Vans die nog bij Ambulance Amsterdam rijden worden vervangen. Daarmee verdwijnt een type ambulance dat heel lang – de eerste kwamen in 1977 zowel bij VZA als GG&GD in dienst - het Amsterdamse straatbeeld heeft beheerst.
AMBULANCEZORG 41
KORT NIEUWS
Hoe reanimeert uw team? - Meten is weten. Worden reanimaties geëvalueerd op kwaliteit (hands on tijd, frequentie, pauzes, ROSC, CO2 etc)? - Reanimeren al uw medewerkers consistent, met minimale interrupties, van begin tot het eind in hoge kwaliteit, zodat bloedflow ten alle tijden gewaarborgd blijft tijdens een cardiac arrest? - Worden reanimaties op alle tijden van de dag gemanaged? Worden tijdens reanimatie belangrijke taken op het juiste tijdstip uitgevoerd, bijvoorbeeld om de 2 minuten wisselen? Ook bij langdurige reanimaties (PCI, opwar-
men, thrombolyse, ECMO)? - Is er sprake van kwalitatief hoogwaardige reanimatie tijdens verplaatsing, op transport, in kleine ruimtes, bij vermoeidheid? - Wordt er door alle medewerkers op een veilige manier gewerkt tijdens reanimatie? Ook tijdens verplaatsing van een patiënt, tijdens transport, tijdens een PCI? LUCAS®2 heeft, sinds haar introductie, meer dan 200 publicaties opgeleverd, en meer dan tienduizend LUCAS® toestellen zijn wereldwijd in gebruik. LUCAS®2 is ontworpen voor het geven
van effectieve, constante en ononderbroken hartmassage in overeenstemming met de European Resuscitation Councilrichtlijnen.
Hufterproof en custom made Vonk B.V. is voorraadhoudend Peli fabrieksdistributeur sinds 1989 en specialist in verpakkingsuitdagingen. Sinds jaren leveren zij aan Veiligheidsregio’s een breed assortiment aan hufterproof koffers met custom made interieurs met de maximaal haalbare garantie dat kostbaar materieel veilig en onbeschadigd zijn bestemming bereikt. Peli koffers van VONK zijn zand- en stofbestendig, waterdicht en schokproef en worden gemaakt op kwaliteit, betrouwbaarheid en duurzaamheid. In hun professionele lichtassortiment leveren zij de fabricaten SupraBeam tactische aluminium lantaarns en Peli RALS Mobiele Oplaadbare Lichtunits met Led en explosieveilige (ATEX) oplaadbare zak-, hoofd-, staaf- en handlantaarns. Gebruikszekerheid is daarbij een sterke troef binnen dit assortiment.
99320_Vonk.indd 1
42 AMBULANCEZORG
4/25/2016 1:23:14 PM
Sdu Uitgevers
Wij zorgen voor de hartmassage. Bij een hartstilstand richt het reanimatieteam zich op heel wat kritieke taken. Een van die taken is nu van de lijst geschrapt. Met het LUCAS thoraxcompressiesysteem is de hartmassage ‘handsfree’ mogelijk, conform de ERC richtlijnen. Veel constanter dan elke handmatige procedure!
• Handsfree, ononderbroken hartmassage in overeenstemming met de ERC richtlijnen van 2015 • Zeer licht toestel, verpakt in een rugzak • Kan zeer snel worden aangebracht • Brengt ‘rust’ tijdens een reanimatie
-THORAXCOMPRESSIESYSTEEM Meer informatie vindt u op www.physio-control.com en www.lucas-cpr.com
Neem contact op met uw Physio-Control-vertegenwoordiger: Physio-Control Operations Netherlands B.V. Galjoenweg 68 6222 NV Maastricht Tel: 043-3620008 Email: infobenelux@physio-control.com
©2016 Physio-Control, Inc. Redmond, WA 98052 USA GDR 3324579_B