VAKBLAD V & V N A MB U LA N C EZO R G
J A A R G A N G 3 7 S E P T E M BER 2 0 1 6
Vakblad
Zorgambulance en ‘Niet Reanimeren’ Nieuwe Richtlijn OGS SMART, een innovatief opleidingsconcept Stageproblematiek BMH aangepakt LPA, onderzoek vormgeving: doe mee! Bekwaamheid Ambulanceverpleegkundige
w w w.a m bula ncezo r g.venvn.nl
X Series Introductie ®
Xtreem Klein, Licht en Krachtig X X X X X X
X X
X X X
X X
Klein Licht 4 kanalen Real-time CPR Feedback NIBD Volwassenen, pediatrische en neonatale toepassingen Microstream ® etCO 2 Volledig 12 kanaals ECG op scherm: statisch en dynamisch WiFi Bluetooth ® Masimo ® rainbow ® SET Sp0 2 /SpCO ®/SpMet ® 3 Invasieve (bloed) drukken 2 Temperatuurkanalen
Voor Meer Informatie Kunt U Contact Opnemen Met ZOLL Benelux, telefoon: +31 (0) 481 366 410 of bezoek www.zoll.nl of www.zoll.be Scan de QR Reader op uw iPhone, iPad of Android toestel.
© 2016 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. X Series and ZOLL are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. Masimo, Rainbow, SET, SpCO, and SpMet are trademarks or registered trademarks of Masimo Corporation. Microstream is a registered trademark of Oridion Medical 1987 Ltd. MCN EP 1401 0030-16
Colofon Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap Jaargang 36, Nummer 3, September 2015 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Aanleveren kopij Zie voor voorwaarden en aanleverinstructies de website http://ambulancezorg.venvn.nl Uitgever Sdu Uitgevers: Roel W. Roos, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.roos@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Abonnementen: (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: Nederland: € 40,00 / Buitenland € 50,00 (excl. 6 % BTW, inclusief verzendkosten) Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, fax (070) 378 97 83, e-mail: sdu@sdu.nl, Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com © Sdu Uitgevers 2016 Op al onze producten zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing. Zie hiervoor onze website www.sdu.nl. Persoonsgegevens worden bewerkt voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u van informatie te voorzien over Sdu Uitgevers bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Indien u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. ISSN 2212 – 1714
Introview Komkommermaanden zijn het traditiegetrouw. Juni, juli en augustus… Er gebeurt weinig, alles ligt een beetje stil. O Ja, wat gekrakeel over een artikel in een landelijke krant. Dat ging onder andere over de beperking van de inzet eigen deskundigheid van verpleegkundig centralisten op de meldkamer ambulancezorg door de gebruikte telefonische triagesystemen. En over de tsunami van ambulanceritten. Ik werd daar ook nog met een paar zinnen in geciteerd. Volgens sommigen ging mijn naam daarna behoorlijk rond in niet aan mij gerichte brieven ‘op hoge poten’. En binnen de krochten van social media, die duistere, giftige hoeken en spelonken welke de gangbare normen en waarden van de bovenwereld ontstijgen. Het zal wel, ik weet het niet, ik kom niet op die plekken. Ik bedenk mij ineens dat er eigenlijk toch wel heel veel interessants gebeurd is in de zomermaanden: sport! Schrok jij ook zo toe je Annemiek zag vallen op weg naar de titel tijdens de Olympische wegwedstrijd? En Anna die even later langs kwam en haar zag liggen? En doorfietste om de titel te pakken? Vroeg jij je ook af: ‘Wat zou ik gedaan hebben’? Ik sprak rondearts Jos Benders daarover. Hij zegt: “Even moet door haar hoofd geflitst hebben: ‘Ademt ze, heeft ze een bloeding, toch geen nekletsel alsjeblieft?’ Anna is verpleegkundige en een begenadigd wielrenster, nu in goud gegoten. Misschien zelfs dacht ze: ‘Ik stop en ga helpen!’ Gonsde door haar hoofd DABC…. Haar Zweedse metgezel in de achtervolging bracht haar weer in de wed-
strijd: ‘Laten wij doorrijden voor Annemiek’, zou deze hebben geroepen. Anna zette aan en veroverde de gouden plak. Later hoorde ze dat Annemiek bij kennis was en veilig. Had Anna moeten stoppen? Ze is als gediplomeerd verpleegkundige gehouden aan de beroepscode die stelt: ‘Als verpleegkundige heb ik niet alleen een burgerplicht maar wordt van mij in een noodsituatie ook een professionele inzet verwacht.’ Ook zonder die geschreven regel, drukte op haar die zorgplicht, wellicht vandaar haar onbewuste reflex om te stoppen en te helpen. Met zorgregels als deze verkeren topsporters met een medisch diploma voortdurend in een dilemma. Die van het ‘Goud’ of die van ‘Weldoener’. Beiden weliswaar met ‘Eeuwige roem’ maar nogal anders gelauwerd. Iets om bij stil te staan?” En zie, zo hield de komkommertijd ons toch weer wakker… Alle goeds en hou je veilig! Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur
Inhoudsopgave 4 V&VN - mededelingen van bestuur en bureau
7 Eén Beroepscode voor
Verpleegkundigen en Verzorgenden
9 Nieuws uit de vakgroep meldkamercentralisten
11 De Zorgambulance en ‘Niet Reanimeren’ verklaringen
19 SMART 22 Bachelor Medische Hulpverlening 27 Column 28 Kort nieuws 30 Onderzoek vormgeving LPA 33 Handboek Kinderresuscitatie
14 Nieuwe Brancherichtlijn
35 Fundament voor Bekwaamheidsbeleid
16 Kort nieuws
39 Kort nieuws
18 Leiderschap in je eigen carrière
40
Rescue Vlissingen 2016
42 Kort nieuws Coverfoto Janco Alting, TnZNL
AMBULANCEZORG 3
Voorwoord Zorgen voor morgen In deze zomer viert V&VN haar 10-jarig bestaan. De bundeling van verpleegkundige kennis en krachten kan niemand meer zijn ontgaan. V&VN is de grootste beroepsvereniging van Nederland en doet er toe doordat zij een brug vormt tussen werkvloer en beleid voor alle V&V zorgprofessionals. Een uiting van professionaliteit: invloed uitoefenen op de beroepsuitoefening, de kwaliteit van zorg en op beleid door je zelf als beroepsbeoefenaren te organiseren en daarvoor denk- en organisatietalent in te zetten voor alle uitdagingen in en rondom de patiënt en de veranderende zorgvragen en zorgverlening. V&VN en ook V&VN Ambulancezorg zijn niet georganiseerd om alles te laten zoals het is, integendeel. Wij gaan mee in diverse ontwikkelingen, initiëren zelf en denken kritisch mee bij veranderingen over wat het betekent voor het verpleegkundige en verzorgende vakgebied en voor alle zorgprofessionals waarmee we samenwerken. Zo werken we aan de zorg voor morgen. Deze brug heeft het toenmalig BVA bestuur (Beroepsvereniging Ambulancezorg) in 2007 ook willen slaan bij de overgang van BVA naar V&VN Ambulancezorg. Het is een logisch en ook noodzakelijk proces gebleken om ons, naast een branchepartij als AZN,
4 AMBULANCEZORG
te organiseren. V&VN Ambulancezorg maakt nu optimaal gebruik van alle ontwikkelingen binnen het V&V vakgebied en andersom. We werken aan ons beleid door gebruik te maken van vrijwilligers die zich willen inzetten voor hun beroep, verbetering van patiëntenzorg en eigen professionalisering. Volgend jaar vieren wij als afdeling ons 10-jarig bestaan binnen V&VN.
Waar staan we nu, wat hebben we gerealiseerd en wat wordt er de komende jaren van ons verwacht? Op 1 juli hebben we een algemene ledenvergadering gehouden. Omdat ons meerjarig strategisch beleidsplan dit jaar afloopt hebben we onder andere door middel van een jaarverslag verantwoording afgelegd over alle activiteiten. Het V&VN Ambulancezorg afdelingsreglement werd aangepast. Binnenkort zal deze op onze V&VN Ambulancezorg website worden gedeeld. In dit afdelingsreglement hebben we vastgelegd dat we een andere bestuursstructuur gaan neerzetten zoals we in het begin van dit jaar hebben afgesproken. Met acht actieve vakgroepen is
het niet effectief meer om alle voorzitters en secretarissen van de diverse groepen te laten participeren in het bestuur. Enerzijds omdat het een te grote groep en tijdsinvestering is om iedereen mee te kunnen laten lezen en meedenken op strategisch niveau. Anderzijds omdat de vakgroepen zich vaak met een andere doelstelling willen organiseren. Die mogelijkheid willen we blijven bieden, want dat is nou net de kracht van een beroepsvereniging, de essentiële verbinding van werkvloer en beleid! Daarnaast wordt er veel van het bestuur gevraagd: om te vertegenwoordigen, meningen te vormen en te bundelen, af te vaardigen en als expert te worden gehoord. We denken dit met een nieuwe structuur en nieuw te vullen bestuurszetels beter te kunnen organiseren, waarbij de verbinding met de vakgroepen zal blijven. Er zal opnieuw een algemene ledenvergadering worden gehouden voor een transparante verkiezing. Heb je interesse om bijvoorbeeld als nieuwe voorzitter in een volgend blad te mogen schrijven? Stuur dan alvast een mail naar ambu@venvn.nl. De ALV heeft overigens ingestemd met de contributieverhoging voor 2017. Het is niet realistisch dat we onze leden kunnen bedienen met een Vakblad en huidige en toekomstige activiteiten voor nog geen 25 euro. Waarvan akte.
Sdu Uitgevers
Ambulancezorg
Dagelijks bestuur Voorzitter Albert van Eldik Secretaris Ina Bolt Penningmeester Vacant (tijdelijk door V&VN) Communicatie en PR Gerard Pijnenburg
Zorgen om de ambulancezorg van de toekomst Zo zijn we als bestuur V&VN Ambulancezorg gevraagd mee te praten over de nieuwe ordening in het kader van de Wet Ambulancezorg. Samen met onder andere het landelijk platform ondernemingsraden ambulancezorg (LPOAZ) waren we als vertegenwoordigers van werknemers aanwezig bij een dinersessie, om onder het genot van een hapje en drankje te kunnen spreken met verschillende partijen en meningen te horen. Hoe men bijvoorbeeld kijkt naar de ambulancezorg en verschillende inrichtingsmodellen, welke ordening er aan te pas moet komen om zowel aan Europese wet- en regelgeving te kunnen voldoen en, daarnaast, de kwaliteit, continuïteit en ook regie te blijven en te kunnen bewaken. Het principe: ‘’wie betaalt, bepaalt” gaat zeker meer invloed krijgen op onze ambulancezorg van de toekomst. Het is aan VWS om met een gedegen plan te komen. Wij hebben zeker ons zegje kunnen doen en herhaald wat we eerder al in een brief hadden geschreven: wanneer je de patiënt/cliënt van de toekomst centraal durft te zetten, gaan er heel andere principes gelden, zeker ook wanneer je een beeld hebt wat zorgprofessionals nodig hebben om hun werk voor en rondom de patiënt te kunnen doen.
September 2016
Dat is een heel ander principe dan die bij aanbestedingsprocessen gelden en helaas kortetermijndenken stimuleert.
Reactie op brandbrief SEH V&VN Ambulancezorg heeft gereageerd op de brandbrief van de SEH’s uit de regio Amsterdam door allereerst een landelijke inventarisatie te doen bij onze georganiseerde zorgprofessionals of zij de problematiek, zoals geschetst, ook herkenden. Het is mooi te zien dat binnen een dag uit alle hoeken van Nederland reacties kwamen van onze collegae! Door twee afgevaardigden vanuit V&VN Ambulancezorg werd een SEH-bijeenkomst in Amsterdam bezocht. Duidelijk wordt dat we elkaar als ketenpartners heel hard nodig hebben om de dagelijkse acute zorg op diverse terreinen 7/24 uur te kunnen verlenen, zoals dat van ons verwacht mag worden. Het kijken bij elkaar in de keuken, in gesprek gaan over zorgverlening, het organiseren van scholingsbijeenkomsten, zijn activiteiten die kunnen bijdragen aan kwalitatief betere zorg en verbetering van onderlinge relaties. De oplossing hebben we dus zelf gedeeltelijk in onze eigen handen. Maar we kunnen ook georganiseerd van ons laten horen wanneer het niet gaat zoals het moet.
Blik vooruit Zoals eerder gezegd zijn we als V&VN en afdeling V&VN Ambulancezorg niet in het leven geroepen om alles te laten zoals het is. Er werd en wordt voortdurend een beroep gedaan op ons om mee te denken over de zorg van de toekomst. Graag maak ik hier van de gelegenheid gebruik om te wijzen op het rapport van het Verweij –Jonker instituut, in opdracht van het Zorginstituut Nederland: ”Wat doet de zorgprofessional in 2030? Veldraadpleging zorgberoepen in een veranderd zorglandschap”, 2014. Dit rapport laat ons een geheel ander ABCD-model zien dan dat de ambulancezorg tot nu toe gewend is en waarin mogelijk geheel andere rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor ons zijn weggelegd. De uitkomsten nodigen uit om verder te denken en te praten over de toekomst. Zien wij dezelfde toekomst en ontwikkelingen? Wat zou dit kunnen betekenen specifiek voor de ambulancezorg, wat hebben we daarvoor nodig? Op 27 oktober om 14.00 uur te Utrecht bij V&VN aan de Churchilllaan 11 organiseren we een eerste bijeenkomst waarvoor onze leden worden uitgenodigd. Wellicht gaan we later ook decentraal deze bijeenkomst organiseren.
AMBULANCEZORG 5
Oproep Vakgroep ambulancechauffeurs
Geen glazen bol Maar natuurlijk gebruiken we onze tijd niet enkel door in een glazen bol te staren naar de toekomst maar werken we concreet aan beleid dat we nu al klaar hadden willen hebben. We hopen de NAEMT-licentie uit te breiden door de Tactical Emergency Casualty Care (TECC) naar Nederland te halen in goede samenwerking met de Academie voor Ambulancezorg. Deze scholing is een aanvulling op GHOR-scholing en is gebaseerd op militaire principes bij massaincidenten zoals aanslagen en schietpartijen: hoe te werken in onveilige situaties, maar toch zoveel mogelijk mensenlevens redden? In oktober worden de eerste instructeurs in New Orleans opgeleid tijdens het EMS-congres. Daarnaast wordt o.a. nog gewerkt aan bekwaamheidsbeleid voor de verpleegkundig centralist MKA. Het beleid staat op papier en moet nu worden vastgesteld. En ook het expertisegebied MKA-verpleegkundige gaat er aankomen.
Voorbereiden voor morgen Door de inrichting van het platform Acute Zorg (een nieuw samenwerkingsverband binnen V&VN en in samenwerking met CZO (College Zorg Opleidingen) en de Nederlandse vereniging voor SEH-verpleegkundigen) werken we o.a. aan uniform scholingsbeleid na de afronding van de verschillende CZOerkende opleidingen. Er zit zowel in onze diverse opleidingen als in onze beroepsuitoefening een overlap. Het is een geweldige eer dat het expertisegebied ambulanceverpleegkundige daarvoor als matrix wordt gebruikt. Wordt vervolgd.
6 AMBULANCEZORG
Graag wil ik ook het traject naar zelfstandige bevoegdheid van de toekomstige HBO-opgeleide verpleegkundige nog hier noemen (uit: Beroepsprofielen V&V 2020). Door het horen van diverse professionals, partijen en organisaties wordt uiteindelijk een advies aan VWS geformuleerd om te komen tot een verpleegkundige zelfstandige bevoegdheid. In dit traject wordt de specifieke situatie van de ambulanceverpleegkundige eveneens onder de loep genomen omdat de Bachelor Medische Hulpverlener ( BMH) de juridische status gaat raken met een gegund experimenteerartikel. We vragen concreet om aandacht voor meer zeggenschap over onze scholing! Want laten we eerlijk zijn: de ambulancezorg van nu is niet enkel BIG-handelingen uitvoeren zoals intuberen, cardioverteren en reanimeren. We beantwoorden en coĂśrdineren daarnaast geheel andere zorgvragen, waarvoor je ook bekwaam en bevoegd moet zijn, door onder andere de wet- en regelgeving te kennen. In dit blad wordt alvast een begin gemaakt door extra aandacht te schenken aan de Beroepscode V&V en andere documenten. Een ware professional kijkt niet enkel vooruit maar ziet om naar zijn handelen en overdenkt: “deed ik het goede en deed ik het goed? Veel leesplezier gewenst!
Dat de ambulancezorg niet zonder chauffeurs kan is een feit. Wat is er nu nodig om je werk als ambulancechauffeur goed te doen? Waar heb je mee te maken? Waarin kunnen vakinhoudelijke verbeteringen plaatsvinden. Typisch zaken die in de vakgroep chauffeurs aan de orde zijn. In het najaar 2016 willen wij ons bezig gaan houden met het beschrijven van ons vak zodat we ook de benodigde kennis en vaardigheden beter kunnen vaststellen. Vervolgens kunnen we ook eens nadenken over de mogelijkheden die wij zien om je verder te ontwikkelen binnen de ambulancezorg. Zie jij mogelijkheden die nu niet benut worden en/of denk je graag mee? Je bent van harte welkom. Meld je via ambu@venvn.nl en geef aan dat je belangstelling hebt voor de vakgroep ambulancechauffeurs.
Ina Bolt Secretaris V&VN Ambulancezorg waarnemend voorzitter i.bolt@venvn.nl
Sdu Uitgevers
Eén Beroepscode voor Verpleegkundigen en Verzorgenden In januari 2015 is door een unieke samenwerking van verschillende zorgpartijen en werknemersorganisaties één beroepscode voor verpleegkundigen en verzorgenden vastgesteld. Eerder bestonden er vier beroepscodes. Onder de term verpleegkundige valt ook de verpleegkundig specialist, terwijl tot de verzorgenden ook de helpende, de zorghulp en, voor onze beroepsgroep belangrijk, de ambulancechauffeur en de niet-verpleegkundig centralist op de MKA worden gerekend. Deze nieuwe beroepscode is een belangrijke professionele standaard, ook voor de ambulancezorg. De Beroepscode gebruikt de term ‘zorgvrager’ voor patiënt, cliënt of bewoner. Voor ‘de zorgvrager’, ‘hij’, ‘hem’ of ‘zijn’ kan ook ‘zorgvraagster’, ‘zij’ en ‘haar’ gelezen worden. Recente gebeurtenissen maken het nodig om extra aandacht te schenken aan de beroepscode. Zo was onlangs in het nieuws dat een zorgmedewerker in de trein privacygevoelige informatie had gedeeld tijdens mobiel bellen. Binnen de ambulancezorg speelt het fenomeen “de mooiste MDT-meldingen” in een besloten Facebookgroep. Is iemand nalatig? Handelt iemand onethisch? Hoe kun je nu zelf een oordeel vormen of je wel of niet aan een dergelijke ontwikkeling wilt meedoen? De beroepscode gaat helpen daar een antwoord op te geven. Wat is een beroepscode? Een beroepscode bestaat uit gedragsregels die voorschrijven wat wordt gedaan en nagelaten bij patiënten, cliënten, collega’s en anderen. Een beroepscode bevat ethische en praktische normen en beginselen bij de beroepsuitoefening en ook daarbuiten. Hierop kun je dus als beroepsbeoefenaar worden aangesproken, ook in het tuchtrecht, en kun jij collega’s en ketenpartners aanspreken. Bron: www.nursing.nl
September 2016
Doel van de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden De Beroepscode geeft je de waarden en normen van de beroepsgroep. Hoewel de taken en verantwoordelijkheden van verpleegkundigen en verzorgenden verschillen, komen de waarden en normen
van de beroepen overeen. Die waarden en normen maken duidelijk hoe je je beroep als verpleegkundige of verzorgende op een goede manier uit kunt oefenen. Belangrijke waarden zijn bijvoorbeeld: betrouwbaarheid, respect, eerlijkheid, rechtvaardigheid, niet schaden, respect
AMBULANCEZORG 7
voor de autonomie van de zorgvrager. De Beroepscode helpt je bij je handelen en de verantwoording daarvan. Daarnaast maakt de Beroepscode aan zorgvragers en hun naasten, mantelzorgers, andere zorgverleners, zorgaanbieders en de samenleving als geheel, duidelijk wat zij van jou als verpleegkundige of verzorgende mogen verwachten. De Beroepscode is een leidraad De Beroepscode is een leidraad voor je handelen als professional. Hij geeft je aanknopingspunten om te bepalen hoe je je in de beroepsuitoefening als professional gedraagt. De code biedt je ook handvatten om in complexe situaties een weloverwogen afweging te maken over wat goede zorg in deze situatie vraagt. De Beroepscode beschrijft niet in detail hoe je moet handelen. Het is belangrijk dat je altijd zelf nadenkt over de betekenis van de artikelen in specifieke situaties en dat je de Beroepscode vertaalt naar je eigen situatie. Hoe gebruik je de Beroepscode? Je kunt zelf nagaan welke artikelen van de Beroepscode relevant zijn voor de situatie waarvoor je staat. Het is vaak raadzaam om bij een lastige situatie een collega of leidinggevende te raadplegen
of om het probleem in een teamoverleg of andere overlegvormen aan de orde te stellen. Dat kan bijvoorbeeld door intervisie. Gezamenlijk ga je dan – mede op basis van de Beroepscode – na wat in een bepaalde situatie de beste handelwijze is. Je kunt een genomen beslissing ook zelf of met je collega’s achteraf toetsen aan de Beroepscode. En je kunt de Beroepscode natuurlijk gebruiken bij de bespreking van casussen als oefening. Op al deze manieren vergroot je je besef van de waarden en normen van de beroepsgroep en je eigen oordeelsvermogen. Voor wie is de Beroepscode bedoeld? De Beroepscode richt zich op jou als verpleegkundige, verzorgende, ambulancechauffeur. Het maakt daarbij niet uit in welke functie je werkt. Ook vanuit een andere functie dan de primaire zorg, bijvoorbeeld in onderwijs, management of onderzoek, draag je bij aan de beroepsuitoefening en heb je een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorgverlening. Reikwijdte van de Beroepscode De Beroepscode is niet alleen bedoeld voor de uren die je als verpleegkundige of verzorgende doorbrengt met de
Een artikel als voorbeeld Artikel 2.12 Als verpleegkundige/verzorgende ga ik zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie over de zorgvrager (het beroepsgeheim). Dat betekent onder andere dat ik: • geheim houd wat mij tijdens de beroepsuitoefening in vertrouwen is verteld of wat ik gehoord of gezien heb en waarvan ik moet begrijpen dat het vertrouwelijk van aard is; • mij ervoor inzet dat er geen informatie over de zorgvrager via welke weg dan ook verspreid wordt en dat ik mij daar zelf ook niet schuldig aan maak; • alleen informatie van en over de zorgvrager geef aan anderen, inclusief naasten van de zorgvrager, als de zorgvrager (en/of diens vertegenwoordiger) daarvoor toestemming heeft gegeven; • aan de zorgverleners, die direct bij de zorgverlening aan de zorgvrager betrokken zijn, de informatie geef die zij voor de zorgverlening aan de zorgvrager nodig hebben en dit ook aan de zorgvrager laat weten; • aan de vertegenwoordiger informatie verstrek over de zorgvrager, als de zorgvrager niet (alleen) kan of mag beslissen; • informatie over de zorgvrager verstrek als dat wettelijk verplicht is; • slechts in uitzonderlijke gevallen mijn zwijgplicht mag verbreken als ik een conflict ervaar tussen mijn plicht tot geheimhouding en mijn plicht om ernstige schade voor de zorgvrager of een ander te voorkomen (conflict van plichten).
8 AMBULANCEZORG
zorgvrager. Ook daarbuiten is het aan te bevelen om rekening te houden met de waarden en normen van de beroepsgroep, bijvoorbeeld bij uitingen via sociale media of andere communicatiekanalen. Je bent medeverantwoordelijk voor het imago van het beroep. Je gedrag beïnvloedt het vertrouwen van zorgvragers in jou als beroepsbeoefenaar en in de beroepsgroep als geheel. Relatie van de Beroepscode tot wet- en regelgeving De Beroepscode is gemaakt tegen de achtergrond van relevante (gezondheidszorg)wetgeving, zoals de Grondwet, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (BW Boek 7, titel 7 afdeling 5: WGBO), de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) en de wetsvoorstellen Verplichte geestelijke gezondheidszorg en Zorg en dwang, de Kwaliteitswet zorginstellingen, de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Als verpleegkundige of verzorgende ben je op de hoogte van de voor jou relevante onderdelen van de wetgeving. Meer informatie vind je op de website van V&VN, of bij www.werkenindezorg. nl en www.nursing.nl De verschijningsvorm voor de ambulancezorg Sinds 12 mei 2016 is de Beroepscode V&V als app beschikbaar. V&VN Ambulancezorg spant zich momenteel in om de Beroepscode V&V integraal op te laten nemen in het LPA, ook in de app. De Beroepscode V&V was als professionele standaard al eerder opgenomen in de nota Verantwoorde Ambulancezorg en soms wordt er ook in het LPA naar verwezen. De beroepscode V&V zou daarom in het onderwijsprogramma een essentieel onderdeel moeten vormen en behoort op de werkplek te kunnen worden geraadpleegd. De Beroepscode is gratis beschikbaar en leden van V&VN kunnen gratis een handleiding opvragen hoe de beroepscode te gebruiken.
Sdu Uitgevers
Nieuws uit de vakgroep meldkamercentralisten Casus:
Een vrouw heeft last van pijn op de borst. Haar man besluit met zijn mobiele telefoon 112 te bellen, maar wordt door de Landelijke Meldkamer in Driebergen doorverbonden met de verkeerde meldkamer (en dan of verkeerde onderdeel van de meldkamer of verkeerde MKA).
Wat is nu de beste hulpverlening in deze situatie? • Aan meneer vertellen dat hij opnieuw 112 moet bellen en aan de meldkamer in Driebergen moet doorgeven in welke provincie hij is? • Meneer meteen doorverbinden met de juiste meldkamer? • Eerst de telefonische triage doen en daarna doorverbinden naar de juiste meldkamer? Als vakgroep vinden wij het belangrijk dat alle melders die 112 bellen en bij de verkeerde meldkamer terecht komen zo goed mogelijk en op dezelfde manier geholpen worden. We willen eerst meer weten over de oorzaak die ten grondslag ligt aan deze verkeerde verbindingen. Hiervoor willen we met enkele vakgroepleden in september een werkbezoek brengen aan de landelijke meldkamer in Driebergen. Daarna bekijken we wat de beste optie is. Naar aanleiding van het vorig jaar ontwikkelde bekwaamheidsbeleid hebben wij gesproken over risicovolle handelingen van de meldkamercentralisten. Welke risicovolle handelingen doen wij? Het geven van een instructie aan een melder kan in een aantal gevallen een risico vormen. Vind jij bepaalde handelingen risicovol? Deel deze dan met ons zodat deze ook meegenomen worden in het bekwaamheidsbeleid.
September 2016
Heb je behoefte aan specifieke scholing of spelen er bij jouw op de meldkamer zaken die interessant zijn om te delen. Geef het door via onderstaand mailadres, of aan een collega die actief is binnen de vakgroep. Kennis delen helpt bij de verdere professionalisering van ons vak! Graag ontvangen wij je reactie via de mail naar ambu@venvn.nl. Tot een volgende update! Tine Glas, deelnemer vakgroep meldkamercentralisten V&VN Ambulancezorg
AMBULANCEZORG 9
Voorop in voertuigtechniek • Ruim 100 jaar ervaring! • Interieurontwerp • Ergonomische analyses • Inrichting hulpverleningsvoertuigen • Gespecialiseerde inbouw • Onderhoudscontracten • Prototypebouw
Edisonstraat 16, 8912 AW Leeuwarden T. +31 (0)58 21834555 // E. mail@ visser-leeuwarden.nl
www.visser-leeuwarden.nl
De enige Nederlandse ambulancebouwer!
Themaochtend Vakgroep Zorgambulance
De Zorgambulance en ‘Niet Reanimeren’ verklaringen Mw. Pieters moet opgehaald worden bij de PET-scan. De medewerker van de PET-scan geeft een formulier waarop ‘voor ambulance’ staat geschreven. Het gaat om een reanimatieverklaring waarop staat: ’Mw. wil in principe niet gereanimeerd worden maar denkt er nog over na en laat het morgen weten’.
In het ziekenhuis krijgt de zorgambulancebegeleider een reanimatieverklaring waarop staat dat dhr. Prik niet gereanimeerd wil worden maar wel interventie bij AF en VF.
Mw. Jansen gaat met de zorgambulance vanuit de thuissituatie naar het hospice. Er is geen reanimatieverklaring. De zorgambulance is door de huisarts aangevraagd.
Mw. Gerts moet vanuit het verzorgingstehuis voor onderzoek naar het ziekenhuis. De zorgambulancemedewerker vraagt aan de verzorgende en de familie of er afspraken zijn m.b.t. reanimeren. De verzorgende en een dochter zeggen dat er een nietreanimerenbeleid is. De andere dochter weet van niks en in het zorgdossier staat niets beschreven.
Door: Nathalie Christenhusz, verpleegkundige op de zorgambulance en lid van de V&VN vakgroep zorgambulance.
De bovenstaande NR-verklaringen komen we tegen in de dagelijkse praktijk van de zorgambulance. Maar hoe zit het nou eigenlijk met de NTBR (Not To Be Resuscitated)-verklaringen? Welke regels zijn er en hoe gaan we er mee om? Moet een verklaring op papier staan of mag het ook mondeling doorgegeven worden? Wat doe je met een NR-verklaring aan het eind van de rit? Vragen die regelmatig in de vakgroep naar voren komen en waar verschillend mee omgegaan wordt. Reden voor de vakgroep om een deskundige op dit gebied uit te nodigen. De keus viel op Hans van Dartel, ethicus en niet praktiserend verpleegkundige, en tot 1 september 2014 werkzaam als universitair docent Medische Ethiek bij het Leids Universitair Medisch Centrum. Hij is bij V&VN voorzitter van de commissie Ethiek en adviseert het V&VNbestuur over ethische zaken waarmee
September 2016
verpleegkundigen en verzorgenden, bij de uitoefening van hun beroep, worden geconfronteerd. Onderstaand een aantal kernpunten uit zijn bijdrage. Uitgangspunten bij reanimeren Reanimeren is in principe een medische handeling, die vanwege het specifieke karakter ook door leken mag worden
gedaan. Op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) geldt voor reanimatie dat, als een patiënt géén toestemming geeft, een reanimatie in principe geen doorgang mag vinden. Dit is aan de orde als er een duidelijke NR-verklaring van een patiënt is. Van professionele zorgverleners mag je in principe verwachten dat zij, wanneer zij kennis hebben van een dergelijke
AMBULANCEZORG 11
heidszorg: die is veel meer gericht op ingrijpen in plaats van niet ingrijpen. Praktische regels Als een wilsbekwame patiënt in een gesprek duidelijk maakt dat hij of zij niet gereanimeerd wil worden, dient zo’n mondelinge verklaring serieus genomen te worden. Er dient een aantekening van gemaakt te worden in het zorgplan. Er hoeft dus niet per se een schriftelijke wilsverklaring te zijn. En als een wettelijk vertegenwoordiger aangeeft dat een wilsonbekwame patiënt niet meer gereanimeerd zou willen worden, dienen we ook daar rekening mee te houden. Tenzij er gegronde redenen zijn (zie
verklaring, zich daar ook aan houden en niet reanimeren. Vaak ontbreekt een dergelijke verklaring of wordt die niet direct gevonden. Twee soorten NR-verklaringen Er zijn twee soorten NR-verklaringen: NR-besluiten van een behandelend arts en wilsverklaringen van de patiënt. Het is van belang die goed te onderscheiden. Een behandelend arts kan besluiten om niet meer te reanimeren wanneer hij oordeelt dat daarbij sprake zou zijn van medisch zinloos handelen. In het geval van medisch zinloos handelen is een reanimatie niet opeisbaar. De patiënt dient in zo’n situatie wel geïnformeerd te worden over dat besluit maar hoeft niet in te stemmen. Een patiënt kan ook zelf bepalen dat hij of zij niet gereanimeerd wil worden: deze keuze moet weloverwogen en goed geïnformeerd gemaakt zijn. De NR-wens van de patiënt dient in principe gerespecteerd te worden en weegt moreel zwaar, want het gaat om de integriteit van het menselijk lichaam. Die is bij reanimatie in het geding. De onaantastbaarheid van het lichaam is beschermd in de Grondwet (art. 11). Met andere woorden, je mag niet zomaar, zonder dat iemand dat wil, aan iemands lichaam zitten. Het grote probleem met NR-besluiten is dat het in de regel anticiperende besluiten zijn: het zijn eigenlijk afspraken voor toekomstig handelen die in de regel door anderen moeten worden uitgevoerd dan door degenen die ze hebben opgesteld. Niet-reanimeerbesluiten staan haaks op de heersende cultuur in de gezond-
12 AMBULANCEZORG
Tips voor in de praktijk • D e laatste actuele wil van de patiënt staat voorop. Als die bekend is, noteren in de verslaglegging bij voorbeeld: ‘patiënt geeft duidelijk aan dat hij niet gereanimeerd wil worden en is hier serieus in.’ • Er is sprake van een individuele overeenkomst; je hebt een overeenkomst met de patiënt en dus niet met de familie. • De wens van de patiënt gaat voor de wens van de familie. Let hierbij wel op eigen veiligheid, de praktijk dwingt ons soms tot andere keuzes. Communicatie is hierin belangrijk. Voorbeeld; “ik heb afgesproken met uw vader dat als hij een hartstilstand krijgt tijdens de rit, we niet gaan reanimeren. Dit is de wens van uw vader…….” • Zorg ervoor dat de afspraak of wens van de patiënt overgedragen wordt naar andere disciplines en check deze ook. • Als het in het digitale kladblok staat is het rechtsgeldig. • Als je het gezien hebt in het (digitale) dossier van patiënt is het rechtsgeldig. • Een NR-besluit maak je voor de toekomst, deze moet er dan wel zijn... • Een NR-formulier van een arts hoort bij het dossier. • Een NR-formulier van de patiënt hoort bij de patiënt te blijven (met aantekening in het dossier). • Wees je er van bewust dat onze maatschappij er veelal van uit gaat dat blijven leven belangrijker is dan de kwaliteit van leven. De vraag is of je altijd zonder meer maar mee moet gaan in die beweging. • Bij een (wilsonbekwame) patiënt ‘moet’ je er in eerste instantie van uit gaan dat de familie of het eerste aanspreekpunt keuzes maakt in het beste belang van de patiënt en dat ze ervan uitgaan dat ze doen wat de patiënt gewild zou hebben. Begin dus niet met wantrouwen. • Gebruik je formele hulpconstructies: - Wilsbekwaamheid: bepaal je als hulpverlener in principe zelf. Iemand is wilsbekwaam als hij aan kan geven wat hij wil, als hij uit kan leggen waarom hij iets wil, als hij er blijk van geeft ook nagedacht te hebben over de alternatieven. - Als iemand wilsonbekwaam is dienen we ons te laten leiden door de wettelijke vertegenwoordiger (1e contactpersoon). Die dient in plaats van de patiënt naar beste weten aan te geven wat de patiënt gewild zou hebben in de betreffende situatie (substituted will). Als die wettijke vertegenwoordiger onbekend is dienen wij op te komen voor dat wat in het beste belang van de patiënt is. (best interest).
Sdu Uitgevers
verderop in de tekst) om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die vertegenwoordiger. Van dergelijke twijfel moet je dus niet zomaar uitgaan. Voor een NR-verklaring van een arts, maar ook voor die van een patiënt, is het belangrijk dat deze, net als andere afspraken, vastgelegd wordt in het zorgplan. Bij de overdracht zijn kopieën noodzakelijk. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de overdracht ligt bij de zorgverleners die de overdracht doen: je mag er in principe van uitgaan dat de informatie die wordt overgedragen betrouwbaar is. Je hoeft voor wat betreft het NR-beleid dan ook geen aparte garanties te vragen in de vorm van bijvoorbeeld een handtekening van een arts. Net als voor bijvoorbeeld het medicatiebeleid geldt dat je er in principe van uit mag gaan dat het beleid zoals dat in de overdracht wordt vermeld, het te volgen beleid is. Voor een schriftelijke NR-verklaring van een patiënt zijn geen duidelijke vormvereisten gesteld. Of de schrifttekens nu op papier staan, op een penning, of zelfs op het lichaam, maakt niet uit. Ook hoeft deze niet per se eigenhandig geschreven te zijn. Niet iedereen heeft immers het vermogen om te schrijven: dat doet niets af aan iemands autonomie om zelf te bepalen wat hij of zij wil. Als er een handtekening van de patiënt onder staat ter bekrachtiging, dient dat uiteraard wel een eigen handtekening te zijn. Soms wordt beweerd dat er ter bekrachtiging van de wilsverklaring een handtekening of bevestiging door een huisarts of andere behandelend arts dient te zijn toegevoegd: dat is niet juist. Ook zonder een dergelijke aantekening heeft een wilsverklaring rechtskracht. Uiteraard is het prettig wanneer een patiënt zijn wilsverklaring bespreekt met de huisarts en familie, zodat deze op de hoogte zijn en de wilsuiting verder kunnen helpen communiceren. Een NR-verklaring van een wilsbekwame patiënt heeft grote zeggenschap: gelet op het belang dat wij hechten aan het respect voor autonomie, is een wilsuiting waarin iemand zegt dat hij niet gereanimeerd wil worden, van groot belang. Artikel 7: 450 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, maakt duidelijk dat alleen als er gegronde redenen zijn, een hulpverlener mag afwijken van de NR-verklaring van een patiënt (letterlijk staat er in dit artikel: ‘van de kennelijke opvattingen
September 2016
van de patiënt, geuit in schriftelijke vorm toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een weigering van toestemming’). Maar wat zijn nu gegronde redenen? De literatuur geeft aan dat die er zijn wanneer een patiënt zich in gesprekken bijvoorbeeld op een heel andere manier heeft uitgelaten over zijn situatie dan de schriftelijke wilsverklaring te lezen geeft. Ook is er sprake van gegronde redenen wanneer duidelijk is dat de situatie die aan de orde is, niet de situatie is waar de patiënt op doelde toen hij de negatieve wilsverklaring, waarin hij dus afzag van reanimatie, opstelde. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn tijdens een electieve operatie: de patiënt krijgt tijdens operatie een hartstilstand. Er wordt dan van uitgegaan dat de reanimatie plaatsvindt in het spoor van de toestemming die de patiënt sowieso al gegeven heeft voor de betreffende behandeling. Een aandachtspunt betreft de identiteit van de drager van een wilsverklaring. Richtlijnen geven hieromtrent niet alle duidelijkheid of spreken elkaar zelfs tegen. Penningen die worden gebruikt bevatten in de regel een naam, foto,
geboortedatum en handtekening, dus geven wat betreft de identiteitscheck eigenlijk geen moeilijkheden. Met betrekking tot schriftelijke verklaringen geldt in principe hetzelfde. In de regel kun je ervan uitgaan dat als iemand die bij zich draagt, ze ook bij die persoon horen. Conclusie De themaochtend is voorbij gevlogen. NTBR is een onderwerp waar we in de praktijk veel mee te maken hebben en met alle vragen en individuele casussen konden we wel een dag vullen. Als vakgroep waren we geïnspireerd door de informatie en hebben we besloten een deel van de besproken materie met jullie te delen. We zijn ons er van bewust dat hiermee niet alles rondom NTBR beantwoord is maar hopen dat deze in de praktijk handvatten geeft. We willen Hans van Dartel nogmaals bedanken voor de uitleg rondom de regelgeving en het meedenken in onze praktijkvoorbeelden. In dit verslag is dankbaar gebruik gemaakt van de sheets die hij in zijn presentatie gebruikt heeft.
AMBULANCEZORG 13
Nieuwe Brancherichtlijn
Optische en Geluidssignalen Spoedeisende Medische Hulpverlening In het verleden had iedere hulpdienst zijn eigen brancherichtlijn, terwijl er tussen deze hulpdiensten veel overeenkomsten zijn. Aanleiding om te komen tot meer afstemming heeft zijn oorsprong in het door het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen van het Instituut Fysieke Veiligheid in 2013 uitgevoerde project ‘Eenheid in Rijopleiding’. Hier is toen onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en het draagvlak om meer eenheid in rijgedrag en rijopleiding te verkrijgen. Doel Op basis van bovenstaande was het doel om te komen tot op elkaar afgestemde multidisciplinaire tekstdelen die in iedere brancherichtlijn konden worden opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat een deel van de tekst in ieders brancherichtlijn gemeenschappelijk en algemeen van aard is, en dat daarnaast branchespecifieke aanvullingen worden gedaan om de gezamenlijke tekst op te waarderen tot een volledige brancherichtlijn voor de betreffende branche. Daarop is gekozen om zoveel mogelijk afstemming te verkrijgen tussen de betrokken hulpdiensten, te weten ambulancedienst, politie, brandweer en defensie.
Studio Annabel www.studioannabel.com
Door Huub Gubbels, projectcoördinator voorrangsvoertuigen Ambulancezorg Nederland
Uit het onderzoek is gebleken dat, hoewel de disciplines op een aantal onderdelen verschillend zijn, een groot deel van het zich verplaatsen op de weg als voorrangsvoertuig vergelijkbaar is. Dit gaf mogelijkheden voor het creëren van meer eenheid. Hiervoor was draagvlak zowel op brancheniveau, als op regionaal niveau en ook bij de opleiders. Uitgangspunten waren dat er ruimte bleef voor branchespecifieke verschillen en dat de nieuwe richtlijnen geen extra belasting opleverden in de vorm van tijd of kosten voor brancheleden. Op basis van het onderzoek is de aanbeveling gedaan om brancherichtlijnen van verschillende voorrangsvoertuigdisciplines op elkaar af te stemmen en waar nodig te actualiseren.
14 AMBULANCEZORG
Proces Eind 2014 is gestart met de herziening van de Brancherichtlijn optische en geluidsignalen ambulancezorg uit 2009. In eerste instantie is gestart met het in kaart brengen van de multidisciplinaire overeenkomsten, maar ook de monodisciplinaire verschillen. Dit heeft in 2015 geleid tot het vaststellen van een generiek multidisciplinair tekstdeel door het bestuur van Ambulancezorg Nederland. Vervolgens heeft een werkgroep, bestaande uit medewerkers van diverse RAV-en, de Academie voor Ambulancezorg en Ambulancezorg Nederland, aan de hand van de huidige brancherichtlijn beoordeeld welke branchespecifieke elementen aan het generieke deel van de nieuwe brancherichtlijn moesten worden toegevoegd. De werkgroep heeft zeer constructief gekeken naar de huidige wet- en regelgeving in relatie tot het dagdagelijkse werk. Een concept ersie is voor vragen en opmerkingen via V&VN Ambulancezorg met de vakgroep ACH gedeeld. Na verwerking van de constructieve opmerkingen vanuit V&VN AZ is er een definitieve Brancherichtlijn Optische
Sdu Uitgevers
en Geluidssignalen Spoedeisende Medische Hulpverlening gekomen. Op 1 juni 2016 heeft het bestuur van V&VN AZ ingestemd met de nieuwe brancherichtlijn en heeft het bestuur van Ambulancezorg Nederland de brancherichtlijn vastgesteld in de vergadering van 22 juni 2016. Belangrijkste wijzigingen in het Generieke deel Er zijn drie belangrijke wijzigingen die betrekking hebben op het rijgedrag van de bestuurders van voorrangsvoertuigen: 1. De snelheidsoverschrijding ten opzichte van reguliere verkeersdeelname Bij politie en ambulance was dit +40 km/u, bij brandweer +20 en bij defensie afhankelijk van het gewicht +20 of +40. In het gezamenlijk tekstdeel is dit nu bepaald op +40 voor kleine voertuigen (< 5000 kg TMM) en +20 voor grote voertuigen (≥5000 kg TMM). De reden dat niet voor 3500 kg is gekozen, welke gebruikelijk is in de verkeerskunde, is dat er ambulances zijn die door hun uitvoering net iets zwaarder zijn dan 3500 kg, maar minder wegen dan 5000 kg. Dergelijke ambulances mogen dus ook met een maximaal snelheidsverschil van +40 rijden. Voor de brandweer betekent dit dat kleine voertuigen voortaan +40 mogen rijden in plaats van +20, gelijk aan hoe het bij politie, defensie en ambulance al geregeld was. 2. De snelheid op de vluchtstrook De oude regel was behoorlijk complex (maximaal 20 km/ uur boven de snelheid van het verkeer op de rijbaan, met een maximum van 80 km per uur, tenzij het overige verkeer langzamer rijdt dan 30 km/uur, dan is het maximum 50 km/ uur). De werkgroep is van mening dat dit te complex is om toe te passen, zeker in combinatie met het toch al risicovolle passeren via de vluchtstrook en met wisselende en lastig in te schatten snelheden van het overige verkeer. Daar komt bij dat deze regel in strijd was met de multidisciplinair vastgestelde Richtlijn Incident Management, waarin gesteld wordt dat de vluchtstrook met een maximum van 50 km/uur wordt bereden. Daarom is deze regel overgenomen: een maximum van 50 km/uur, ongeacht de snelheid van het overige verkeer. Als het overige verkeer met een snelheid van 50 km/uur of meer rijdt, betekent dit dat het in dat geval verstandig kan zijn om niet langer over de vluchtstrook maar over de reguliere rijbanen te rijden. Wel dient opgemerkt te worden dat in de Regeling Optische en Geluidssignalen de oude, complexere regel is opgenomen. Het verdient aanbeveling dat dit ook in de Regeling wordt aangepast om onduidelijkheid en ongewenste situaties te voorkomen. 3. Verwijzing richtinggevend kader In de Regeling Optische en Geluidssignalen staan algemene kaders voor het gedrag van voorrangsvoertuigbestuurders. In de brancherichtlijnen is dit gedrag op hoofdlijnen uitgewerkt. Daarnaast bestond de behoefte om ook gedetailleerder te beschrijven wat het gewenste gedrag op de weg voor voorrangsvoertuigbestuurders is. Niet om de professionele beslisruimte van bestuurders in te perken, maar wel om eenduidige kaders te scheppen waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Ook biedt dit handvatten voor opleiders, zodat voorrangs-
September 2016
Studio Annabel, www.studioannabel.com
voertuigbestuurders in Nederland, met inachtneming van branche specifieke verschillen, zo eenduidig mogelijk worden opgeleid wat betreft het gewenste gedrag. Een multidisciplinaire werkgroep heeft dit ‘Richtinggevend Kader Bijzondere Verkeersbevoegdheden’ opgesteld. In het gezamenlijk vastgestelde tekstdeel wordt verwezen naar dit richtinggevend kader, als zijnde een beschrijving van het gewenste gedrag van voorrangsvoertuigbestuurders. Belangrijkste wijzigingen in het branche specifieke deel 4. Omschrijving dringende taak In de omschrijving ‘dringende taak’ is het woord ‘ABC instabiel’ weggelaten 5. Toestemming en voeren optische geluidssignalen Niet alleen tijdens het vervoer, maar ook al tijdens het aanrijden naar de patiënt kan door de ambulance-eenheid verzocht worden tot het voeren van optische en geluidsignalen. 6. Het gebruik van overige signalen Dit item is iets uitgebreider weergegeven. 7. Gedragscode bestuurder van voorrangsvoertuigen Hier zijn de items kruispunten en vluchtstrook toegevoegd. 8. Rijden met optische en geluidssignalen in het Buitenland Dit hoofdstuk is ruimer beschreven en aangepast aan de huidige wet- en regelgeving. 9. Opleiding, herhalingsinstructie en aanwijzing In dit hoofdstuk is de laatste stand van zaken beschreven over de bevoegdheid tot rijinstructie. Tevens is opgenomen dat de bestuurders die belast zijn met een uitvoerende taak individueel aangewezen dienen te zijn, conform de Regeling Optische en Geluidssignalen 2009.
De inwerkingtredingstermijn van de nieuwe brancherichtlijn is gesteld op 1 januari 2017. De tweede helft van 2016 wordt gebruikt om alle relevante organisaties en de professionals kennis te laten nemen van de richtlijn. Vanaf 1 januari 2017 zal handhaving op de nieuwe brancherichtlijn plaatsvinden.
AMBULANCEZORG 15
KORT NIEUWS
Detacheren biedt mogelijkheid tot combineren Aart Vlijm heeft in detacheren de ideale middenweg gevonden om zijn functie als ambulanceverpleegkundige te kunnen combineren met zijn achtergrond als anesthesiemedewerker. Via detacheerder TMI wisselt hij fulltime werkzaamheden op de ambulance geregeld af met opdrachten op de anesthesie. ‘Detacheren past bij wie ik ben, ik hou van afwisseling en wil geprikkeld blijven worden. Door te detacheren kom ik steeds in nieuwe omgevingen terecht en leer ik voortdurend nieuwe mensen kennen. Daarbij is een groot voordeel dat ik veel grip heb op mijn rooster. Vooral via het Flexbureau, daar kan ik voor de volgende maand nog vrije dagen inplannen.’ Aarts ambities blijven niet alleen binnen de Nederlandse grenzen, zo is hij via TMI ook reeds werkzaam geweest op Bonaire. ‘En ik zou graag in de toekomst nog eens aan de slag willen in het buitenland, wellicht wordt het dit keer Zwitserland. Werken voor een detacheerder biedt mij eenvoudiger deze mogelijkheid.’
Maak kennis met LUCAS®3 Met meer dan 12 jaar klinische ervaring introduceert Physio-Control met trots de nieuwe LUCAS®3LUCAS®3 thoraxcompressiesysteem is de derde generatie mechanische thoraxcompressie en gebaseerd op het LUCAS®2 platform. LUCAS®3 is uitwisselbaar, vergelijkbaar qua vorm, aansluiting en bediening met LUCAS®2 maar is nu nog beter en heeft o.a.: • Nieuwe moderne uitstraling • Bluetooth mogelijkheden, om gegevens te kunnen verzenden zodat casussen kunnen worden geëvalueerd. • Een nieuwe robuuste harde tas met meer gebruikersgemak • Vensters in de tas om de batterijstatus te kunnen controleren en/of om de batterij op te laden • Een nieuwe rugplaat – smaller, comfortabeler, uit één stuk en daardoor beter reinigbaar. • Een nieuwe eenvoudig schoon te maken nekstrap Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke Physio-Control vertegenwoordiger.
Nieuwe brancardsystemen en (til) stoelen voor Kijlstra Ambulancezorg Friesland Dit najaar worden in alle ambulances van Kijlstra Ambulancezorg de brancards vervangen door Ferno Washington Mondial™ Monobloc systemen en ook worden er nieuwe stoelen met rupsbanden geplaatst. “Ferno is voor ons een zeer bekend merk en vanuit de zorgambulances kenden wij het voordeel van de Monobloc systemen reeds”, aldus de heer Roelof Kijlstra. “Met een proefplaatsing van de Mondial™ inclusief de Ferno EzGlide™ -stoel op alle locaties kon zo een betrouwbaar beeld geschetst worden. Beide Ferno producten waren de enige systemen welke aan de door de medewerkers gestelde voorwaarden voldeden. Na een uitgebreide enquête en een opvolgende korte introductie kon er dus snel geschakeld worden”, vertelt Kijlstra. “Inmiddels zijn de ergo coaches en een aantal medewerkers vooraf getraind. Hierna zijn de systemen geplaatst en hebben alle medewerkers instructie ontvangen. Eind september worden de systemen in gebruik genomen. Op de Amelandse Reddingsboot is plaats voor de Mondial brancard, dus ook dat is afgedekt”. Op de vraag waarom gekozen is voor mechanische systemen verklaart Kijlstra dat het bedrijf gebruik maakt van VW T5 ambulances. “De ruimte daarin is beperkt en de discussie over grotere voertuigen en elektrische brancardsystemen zal eerst in 2017 gaan spelen, daar gaan wij ons later op oriënteren”.
16 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
85% van de CEO’s weet niet welke chemische stoffen aanwezig zijn in hun bedrijf Dat levert een groot gevaar op voor de gezondheid van uw medewerkers. En is bovendien zeer schadelijk voor de continuïteit van de onderneming. Temeer omdat ondernemingen en hun leveranciers die niet voldoen aan een deugdelijke administratie van chemische producten door de komende gewijzigde Aanbestedingswet uitgesloten worden van deelname aan tenders. En dat terwijl een goede administratie niet veel tijd en geld hoeft te kosten. Tenminste, wanneer u werkt met Toxic. DOWNLOAD DE WHITEPAPER VAN TOXIC OVER DE NIEUWE AANBESTEDINGSWET OP TOXIC.NL
ALLES ONDER CONTROLE
Leiderschap in je eigen carrière Duurzaam inzetbaar blijven Het ambulancewerk is veelzijdig, spannend en volop in ontwikkeling. Om lekker te kunnen werken is een goede fysieke en mentale gezondheid een vereiste en een rustige thuissituatie als basis. Daarnaast zijn een prettige werkplek, leuke collega’s, uitdagingen, waardering en vooruitzichten belangrijke voorwaarden om het vol te houden.
apparaten gaan komen is zeker. Tijdens de afgelopen Ambulancevakbeurs in Harderwijk op 6 en 7 april 2016 ging het over leiderschap in allerlei situaties. Van een reanimatie tot aan groepsopdrachten, je hebt altijd iemand nodig die de leiding neemt. Ik miste in deze brede opzet de insteek: neem de leiding over je eigen carrière. Het zou goed zijn als je eens stil staat bij wat je ‘nu’ hebt en wat je ‘straks wil. Wil je ambulancehulpverlener blijven dan moet je er zelf voor zorgen dat je blijft voldoen aan de eisen die het vak met zich meebrengen. Wil je iets anders gaan doen dan zal je ontdekken dat de wereld buiten de ambulancesector moeilijk, maar niet onmogelijk, toegankelijk is voor iemand die al meer dan twintig jaar ambulancechauffeur of -verpleegkundige is. Door Margot Horning
Best lastig als je al wat langer in het vak zit om altijd maar aan alle eisen te blijven voordoen. Je scholingen moeten immers voortdurend op orde zijn. Maar hoeveel groeimogelijkheden zijn er eigenlijk binnen de ambulancesector? Uitbreiding van je takenpakket gebeurt al jaren maar alles is vakgericht. Dat robots in de toekomst ons werk volledig gaan overnemen lijkt niet waarschijnlijk maar dat er meer computergestuurde
18 AMBULANCEZORG
Het is je eigen verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede conditie, dat je op gewicht blijft en zorgt voor je rustmomenten. De basis, dit geldt voor iedere baan, is een rustige thuissituatie die niet teveel aandacht van je opeist. Hou er rekening mee dat als je eenmaal een langdurige lichamelijke of psychische klacht hebt, het ook moeilijk wordt om een andere functie of baan te vinden. Veel RAV’s beginnen nu langzaam
maar zeker een beleid te ontwikkelen om duurzaam inzetbaarheid van de medewerkers te realiseren. Bedenk daarbij: de uitvoering blijft toch iets van de werkgever en de werknemer samen. Veel hangt af van het ambitieniveau van de werkgever en het initiatief dat de werknemer neemt. De werkgever wil graag zien waarin hij investeert: “return on investment”, de werknemer moet beseffen dat hij zelf op tijd aan de slag zal moeten gaan en het geen “ver van m’n bed show” is. Duurzaam inzetbaar blijven binnen de ambulancewereld betekent dat je gaat kijken of je je werk beter kan laten aansluiten bij wat jou aanspreekt of wat jij nodig hebt. Dit betekent niet dat je bijvoorbeeld alle nachtdiensten zal kwijtraken maar belangrijk is wel dat je dit gaat bespreken als dit nodig zou zijn. Misschien heb jij een persoonlijke ambitie die de werkgever kan gebruiken. Maak jezelf daarmee zichtbaar voor je werkgever. Pak je conditie aan, ga met collega’s sporten om elkaar te stimuleren gezonder te worden of te blijven. Misschien moeten er in de toekomst nieuwe functies worden ontwikkeld voor de collega’s die niet meer van een Functionele Leeftijd Ontslag (FLO) afbouwregeling gebruik kunnen maken maar nog wel de ambitie hebben om door te werken binnen de sector. Blijf niet in je comfortzone
Sdu Uitgevers
zitten, daag jezelf uit en durf te dromen. Belangrijk hierbij is te realiseren dat de kosten van verzuim van een medewerker vele malen hoger kunnen uitvallen dan het investeren in die medewerker zodat hij inzetbaar blijft. Door met elkaar in dialoog te gaan kunnen we erachter komen wat gaat werken en wat niet. Niemand kan voorspellen hoe lang iemand dit vak op ALS/BLSniveau kan blijven uitoefenen, omdat de kalenderleeftijd van de ene collega niet dezelfde is als de “houdbaarheidsdatum” van een ander. Veel collega’s zullen moeten wennen aan de nieuwe verantwoordelijkheid om voor hun eigen inzetbaarheid te zorgen. Achterover leunen en “dan maar de ziektewet” in gaan is geen optie meer want de WIA-regelingen zijn zo aangepast dat er gekeken gaat worden naar wat je nog wel voor werk kan doen. In de cao staat dat je elke drie jaar recht hebt op een loopbaangesprek. Door periodiek een loopbaangesprek aan te gaan, kom je erachter of je nog op de juiste weg zit. Het volgen van een loopbaantraject kan een vervolgstap zijn. Met de uitkomsten hiervan kan een stappenplan gemaakt worden om te werken naar een toekomstige andere baan. De praktijk is nu dat een loopbaanprofessional vaak pas wordt ingezet als er al een probleem is. Beter is het om begeleiding te geven aan collega’s die zich nu al verder willen ontwikkelen. Check bij je leidinggevende of er een mogelijkheid is dat je financieel of met extra uren uit je Persoonlijk Levensfase Budget (PLB) gesteund kunt worden om dit uit te vinden. Neem op tijd het initiatief om je inzetbaarheid te bespreken en omdat er geen “one size fits all”-formule is moet jij daarbij duidelijk maken waar jouw hulpvraag ligt. Doe dit voordat er echt problemen in je werk ontstaan. Houdt de leiding over je eigen carrière !!
Margot Horning is loopbaanadviseur voor ambulancemedewerkers en ambulanceverpleegkundigen info@margothorning-loopbaanadvies.nl
September 2016
Het speciaal ontwikkelde opleidingsvoertuig speelt een cruciale rol in de simulatietrainingen.
SMART Een innovatief opleidingsconcept Continue scholing is van groot belang voor de kwaliteitsbevordering in de ambulancezorg. De ontwikkelingen staan niet stil, innovatie en e-learning zijn belangrijk, ook bij simulatieonderwijs. Vanuit dat besef ontwikkelden Ambulance Oost en RAV IJsselland in nauwe samenwerking het innovatieve opleidingsconcept SMART: Simulated Mobile Ambulance Resource Training. SMART biedt ambulancemedewerkers praktische simulatietrainingen on the job in diverse scenario’s. Een speciaal ontwikkeld opleidingsvoertuig speelt daarin een cruciale rol. Er is ook internationaal waardering voor dit Nederlandse opleidingsconcept.
Door: Floor van den Bosch Keijzer Communicatie en Kitty Muntenaar, Ambulance Oost
Na één jaar proefdraaien, zal SMART dit najaar volledig operationeel zijn. Professionals die al praktijkervaring hebben met SMART zijn positief: “Het samenwerken in simulatieonderwijs levert je nieuwe inzichten op.” “Meer realistisch kun je een casus niet krijgen.” Bekwaamheid vergroten SMART is locatie-onafhankelijk, dus flexibel inzetbaar. De individuele leervraag van de professionals is altijd leidend en de invulling van het programma gebeurt in samenspraak. Dit waarborgt training op maat, met praktische faciliteiten voor feedback en zelfreflectie, zoals videomonitoring. Het SMART opleidingsvoertuig is uitgerust met technologische faciliteiten en heeft flexi-
AMBULANCEZORG 19
Maatwerk scenario’s
bele ruimte(n) voor regie, debriefing, (e)learning en VR-training (Virtual Reality). De standaardbemanning bestaat uit een instructeur chauffeur en een instructeur verpleegkundig. Beide zijn EuSIM basisinstructeur. Zij kunnen de deelnemers vanuit het voertuig observeren. De instructeurs zijn verantwoordelijk voor de bediening van diverse faciliteiten en tools, zoals de HAL/Gaumard-pop (een volautomatische patiënten simulator pop) en SIMStation. (SIM Station staat voor Simulatie Station en is een systeem dat video-interactie en videodebriefing voor simulatie onderwijs ondersteunt.) Training tijdens wachttijd De onvermijdelijke, soms lange wachttijden tijdens de ambulancediensten kun je als ambulanceprofessional ook besteden aan training, bijscholing en dergelijke. Dat kan zeker met SMART, het flexibele concept waarmee je ook op de eigen locatie kunt trainen en werken aan je vakkennis en bekwaamheid. Dat draagt bij aan een steeds betere zorgkwaliteit. SMART staat voor werken aan de professionaliteit, op maat en on the job. Nog een voordeel: als het ambulanceteam tijdens de SMARTtraining moet uitrukken, kan de instructeur meerijden en na afloop leerzame feedback geven op de gebeurtenissen in de praktijk. Breed trainingsaanbod SMART is een aanvulling op het reguliere nascholingscurriculum, soms zelfs meer dan dat. Er is bijvoorbeeld veel aandacht voor ‘non-technical skills’, zoals communicatie, samenwerking en het effect hiervan op de patiëntveiligheid. SMART biedt trainingen op alle niveaus en in uiteenlopende formats. Zoals e-learning, kennisonderwijs, toegang tot internetomgevingen
Blikvanger in Lissabon Het SESAM congres in Lissabon (15-17 juni) was een geschikt podium om het SMART opleidingsconcept internationaal op de kaart te zetten. Het team dat namens de initiatiefnemers (Ambulance Oost en RAV IJsselland) naar Lissabon afreisde blikt terug op een geslaagde missie. Collega’s uit de hele wereld waren onder de indruk; er klonken lovende en waarderende reacties, soms zelfs met een vleugje gezonde jaloezie. Een enthousiaste bezoeker vatte de impact bondig samen: “SMART is the eyecatcher of the congress!” SESAM staat voor Society in Europe for Simulation Applied to Medicine en is de overkoepelende organisatie in Europa met betrekking tot simulatieonderwijs. Onder simulatieonderwijs valt al het onderwijs dat uitgevoerd wordt met behulp van fantomen, lotuspatiënten en e-learning, waarbij gebruik wordt gemaakt van scenario’s.
20 AMBULANCEZORG
De scenario’s voor SMART-trainingen worden voorbereid door experts op specifieke gebieden zoals ALS (Advanced Life Support), PALS (pediatric advanced life support), XVR (XVR= exercise and exam virtual reality). De SMART-instructeurs kunnen daarom gerichte keuzes maken voor de programma’s. Zo krijgt elke training een invulling die afgestemd is op de behoefte of vraag van het betreffende team.
Ook in Lissabon, bij het SESAM congres, oogst SMART veel waardering.
met literatuur, net als skills training op handelingsniveau en scenariotraining. Tot de mogelijkheden behoort ook Crisis Resource Management training met video interactie. De focus is gericht op handelen dat de patiëntveiligheid vergroot en het foutrisico reduceert.
SMART in het kort SMART (Simulated Mobile Ambulance Resource Training) is een innovatief en ambulant opleidingsconcept. SMART is een gezamenlijk initiatief van RAV IJsselland en Ambulance Oost. De basis is het speciaal ontwikkelde voertuig dat functioneert als mobiele trainingslocatie voor ambulance professionals. SMART maakt het mogelijk om (bij)scholing te volgen tijdens wachttijden op de ambulanceposten. Het aanbod is breed en flexibel: van standaard bijscholing tot specialistische medische training op de HAL/Gaumard-pop en eerste ambulance, command- en controltrainingen met XVR. Het voertuig is voorzien van vaste en mobiele camera’s, microfoons en SIMStation opname- en evaluatiesoftware. De instructeurs kunnen elke trainingssessie observeren: in het voertuig, buiten en op een geënsceneerde incidentlocatie. EuSIM basisinstructeur: Europese Simulatie Organisatie. De instructeurs worden in staat gesteld om op simulatie gebaseerde cursussen te geven voor de acute medische zorg, waarbij onderwerpen worden behandeld als Crisis Resource Management (CRM).
Sdu Uitgevers
Bachelor Medische Hulpverlening
Stageproblematiek: accepteren of alternatief ? Het tekort aan stageplaatsen voor opleiding tot Bachelor Medische Hulpverlening (BMH)-studenten baart ons allen zorgen. Het kan leiden tot studievertraging, demotivatie, uitval en zelfs gerechtelijke procedures. De Hogeschool Rotterdam heeft een programma ontwikkeld om de studenten toch de gelegenheid te geven onder begeleiding van deskundigen uit de praktijk aan de competenties te werken en deze te behalen. Het resultaat mag er zijn: een bijzonder gemotiveerde groep studenten die wekelijks een enorme ontwikkeling/voortgang laten zien en daarnaast een enthousiaste groep begeleiders vanuit de praktijk.
Door Linda Dul-Kortlever, M-ANP en Wim Breeman, MSc, M-ANP
In het reguliere onderwijsprogramma van de differentiatie Acute Zorg van de opleiding Bachelor Medische Hulpverlening (BMH) is een stage opgenomen die het gehele derde studiejaar beslaat gedurende drie dagen per week. Helaas is het door een tekort aan stageplaatsen niet moge-
22 AMBULANCEZORG
lijk om alle studenten tijdig een stage aan te bieden. Om studievertraging voor deze studenten te voorkomen hebben de auteurs, verbonden aan de Hogeschool Rotterdam (HR), een stage-vervangend traject (SVT) ontwikkeld. In dit traject werkten de studenten van de differentiatie acute zorg gedurende de maanden januari t/m juli 2016 aan de competenties die de opleiding verplicht stelt door mid-
del van gesimuleerde casuĂŻstiek. Dit is mogelijk door het aanbieden van enkele Kritische Beroeps Situaties (KBS), zoals beschreven in het landelijke praktijkboek stage BMH. Uniek in dit concept is dat de gehele keten wordt gesimuleerd: vanaf de melding tot en met de behandeling op de SEH. De studenten worden in deze gesimuleerde reĂŤle praktijksituaties begeleid door deskundigen uit het werkveld.
Sdu Uitgevers
Het stagevervangend traject is net zo leerzaam als een echte stage. De begeleiding is optimaal en de scenario’s die worden uitgevoerd met/op Lotus-patiënten, zorgen ervoor dat de werkelijkheid perfect wordt nagebootst. Claire Kok, 3e jaars student BMH
Inhoud Het aangaan van een effectieve behandelrelatie, inclusief de benodigde communicatie en samenwerking, is een integratief geheel van competenties die de Medisch Hulpverlener in de toekomstige praktijk veelvuldig zal toepassen. Het doel van een real-life simulatie is het in de praktijkcontext brengen van de eerder opgedane kennis. Gezien de beperkte ervaring die de huidige studenten hebben opgedaan met scenariotrainingen, is gekozen voor de opbouw van de scenario’s in complexiteit, gebaseerd op de KBS-en. De scenario’s beginnen eenvoudig en beperken zich tot eenvoudige handelingen waarin zowel het fysieke contact als de beroepshouding centraal staan. Deze non-technical skills, zoals communicatie met patiënt en collega’s, inschatten van situaties en uitvoeren van de verschillende rollen van Medisch Hulpverlener (MHV) op een ambulance en SEH, kunnen adequaat getraind worden tijdens realistische simulaties. Om deze non-technical skills zo realistisch mogelijk te oefenen, is het niet wenselijk dat studenten op en met elkaar oefenen, maar dat hierbij altijd gebruik gemaakt wordt van zo realistisch mogelijke simulatiepatiënten (LOTUS-patiënten) en begeleiders uit het praktijkveld. Vrijwel al deze begeleiders zijn Verpleegkundig Specialisten Acute Zorg en werkzaam op een level 1 of level 2 SEH of bij een Regionale Ambulance Voorziening (RAV). Zij nemen een begeleidende rol in bij de reële praktijksituatie en werken samen met de student aan de casus, in plaats van alleen beoordelend met schrijfblok
onder de arm op te treden. De scenario’s spelen zich deels op de Hogeschool Rotterdam af, waarbij gebruik wordt gemaakt van alle aanwezige mogelijkheden in en rond het gebouw. Wij realiseren ons dat we met deze stagevervangende locaties geen complete gesimuleerde SEH of ambulance kunnen nabootsen. We hebben dit zo goed mogelijk proberen op te lossen door gebruik te maken van het beschikbare budget en middelen. Er is een praktijklokaal als SEH ingericht, met alle faciliteiten die op een SEH te vinden zijn. We creëren in dit lokaal de specifieke SEH-problematiek, zoals drukte en overload, piepende pompen, rinkelende telefoons en een wachtkamer. Een compleet ingerichte ambulance is eigendom van de Hogeschool Rotterdam en staat in een praktijklokaal. Er wordt gebruik gemaakt van als huiskamer ingerichte skillslabs, buitenruimtes, gangen, kantine, liften en trappenhuis. Dit heeft al enthousiaste reacties opgeleverd van hbo-v studenten die spontaan roepen: “We hebben de verkeerde opleiding gekozen!”. Naast de locaties op de Hogeschool Rotterdam wordt in samenwerking met de brandweer gebruik gemaakt van een compleet nagebouwd woonhuis, zodat in een vreemde omgeving werkelijkheidsge-
De stagevervangende training van de MHV is een fantastisch traject waar kennis en vaardigheden op een optimale wijze worden gecombineerd. De theoretische kennis wordt in zijn uiterste vorm naar boven gehaald bij ons als studenten. De scenario’s zijn zo goed mogelijk nagebootst met een daadwerkelijke patiënt die zich in die situatie verkeert. Kortom, een leerzaam en innovatief leertraject voor mij als student! Rafaela da Cruz Lopes, 3e jaars studente BMH
September 2016
trouw geoefend kan worden. Er kan zelfs brand en rook gesimuleerd worden, waardoor het onderwerp “eigen veiligheid” een aparte dimensie krijgt. Verloop van de simulatiedag Deze dag begint met het controleren van de Ambulance en de SEH door de MHVstudenten, waarna de MKA een melding genereert. Een team MHV-ambulance, inclusief begeleider, reageert op de melding en vertrekt met brancard en middelen naar de locatie (ergens binnen of buiten de HR). Afhankelijk van de melding kan er wel of geen huisarts, familieleden of blaffende teckel aanwezig zijn. De LOTUS-patiënt wordt volgens LPA8 behandeld en na overleg met MKA, wordt de patiënt vervoerd naar het SEH-lokaal van de HR. Daar staat een volgend team van twee MHV-SEH en een begeleider klaar om de patiënt op te vangen en te behandelen. De praktische vertaalslag is in deze essentieel: hoe wordt er ‘in het echt’ gehandeld, binnen de marges van LPA8? Studenten krijgen op deze wijze een zo realistisch mogelijke blauwdruk van de beroepspraktijk aangeboden. De focus ligt niet op zeer complexe of weinig voorkomende situaties, maar vooral op de “eenvoudige”, dagelijkse casuïstiek. Afhankelijk van de vorderingen wordt de nadruk steeds meer gelegd op protocollaire kennis en Advanced Life Supportvaardigheden. De piramide van Miller, het meest gebruikte model voor het aanleren van klinische competenties, laat zien dat in dit stagevervangend traject de bovenste twee lagen van de piramide
AMBULANCEZORG 23
Scenario’s in het stage vervangend traject spelen zich zowel binnen als buiten af.
aan bod komen: “Laten zien” en het “daadwerkelijk doen”. Daarnaast wordt het ontwikkelen van kennis en inzicht gestimuleerd. Opbouw Voorbereiding op het scenario: De student verdiept zich ter voorbereiding op het scenario in actuele richtlijnen, protocollen en achtergrondinformatie ten aanzien van het volgend scenario en de student richt zich in de voorbereiding op de items die per competentie beschreven staan in de KBS. Tevens beheerst de student ALLE vaardigheden (DOPS) die bij de KBS beschreven zijn. E-learning: ABCDE- Sim Een deel van de voorbereiding bestaat uit het deelnemen aan een serious gaming programma: ABCDE-Sim. Dit is een serious gaming programma mede ontwikkeld door het Erasmus Medisch Centrum en heeft inmiddels vele prijzen gewonnen. De student doorloopt een e-learning programma en ontwikkelingsgerichte toets, welke met succes (online) afgerond moet worden. Uiteindelijk zijn het interactieve simulaties waarin de student zich in een spoedeisende hulp omgeving
(shock room) geconfronteerd ziet met een patiënt. Door de juiste handelingen te verrichten volgens het ABCDE-protocol wordt de patiënt gediagnostiseerd en stabiel overgedragen. De simulatie is gebaseerd op een geautomatiseerd en geavanceerd fysiologisch model van de mens, zodat de patiënt op realistische wijze zal reageren op de verrichtingen van de student. Videofeedback en reflectie Alle scenario’s die doorlopen worden in het stagevervangend traject worden door de student of docent op video vastgelegd. De dag na het daadwerkelijk doorlopen van het scenario worden de video’s bekeken door zowel de student zelf als een koppel medestudenten. Naar aanleiding van deze video wordt een reflectie geschreven waarin de student en het “beoordelende” koppel kritisch kijken naar het eigen handelen en hieruit vragen of onduidelijkheden destilleren. Naar aanleiding van deze vragen gaat de student op zoek naar de Best Practice en probeert de vragen te beantwoorden. Uiteindelijk wordt de uitkomst van deze sessie samengevat en via Skype in een pitch van maximaal tien minuten per
Dag 1 (woensdag)
Dag 2 (donderdag)
Dag 3 (vrijdag)
Zelfstudie
Scenario
Analyse scenario
• Voorbereiding op scenario • ABCDE-sim • 1 dag stage meldkamer
• Gesimuleerde omgeving: • Per dag staat 1 of 2 KBS centraal: 2 of 4 scenario’s (ambulance en SEH)
• Kritische reflectie en analyse
> Certificaten ABCDESim
> Korte Praktijk Beoordelingen (KPB) en DOPS: 1 per scenario
> Reflectieverslag > Uitwerking kritische vraagstukken > Skype-pitch
24 AMBULANCEZORG
koppel aan de scenariobegeleider uit de praktijk gepresenteerd. Zelfreflectie met behulp van Video Feedback is een belangrijke vaardigheid van professionals in de gezondheidszorg om de kwaliteit van zorg te bewaken en te verbeteren. Door middel van gestructureerde feedback aan de hand van de opgenomen videobeelden krijgt de student zicht op zijn ontwikkeling. Reflecteren op het eigen handelen, maar ook op het handelen van collega’s, is een belangrijke leermethode om tijdens het stagevervangend traject de leerpunten voor de komende sessie te bepalen. De student leert zijn valkuilen kennen, maar ook zeker zijn krachten. In het toekomstige werkveld wordt steeds meer aandacht besteed aan het reflecteren op het eigen handelen en het handelen van collega’s. Door het eigen gedrag en dat van anderen te analyseren leren studenten zelfstandig een objectieve houding te ontwikkelen ten aanzien van de vaardigheden maar ook ten aanzien van de gedragscriteria. Uiteindelijk geven we in dit SVT met de reflectie op de video-opnamen (door de student zelf, maar ook door medestudenten) al een eerste aanzet tot het ontwikkelen van het reflecterend vermogen in de praktijk. Resultaten Inmiddels is het traject afgerond en zien we een enorme groei bij studenten. De resultaten zijn bemoedigend. Zonder uitzondering geven alle deelnemende studenten aan zeer tevreden te zijn. Wij realiseren ons terdege dat het SVT geen “echte” stageplek is. Daarvoor mist de dagelijkse routine, de hectiek, de groepsdynamiek en het echte onverwachte. Daarom zal de student aan het eind van het SVT nog minimaal drie weken een daadwerkelijke stageplek krijgen. Hierbij
Sdu Uitgevers
“Ik ben erg blij met het stagevervangend traject, want het is leuk om te doen en ik leer er erg veel van. Je kunt je van tevoren goed voorbereiden en achteraf doe je echt wat met de feedback door de databanken in te duiken. Hierdoor steek je heel veel op over specifieke onderwerpen en kan je de relevantie bespreken met de begeleiders. De begeleiders zijn ook erg enthousiast en dat motiveert nog meer. Ze begeleiden je goed en ze zijn er echt om te helpen en niet om te beoordelen. Tijdens een casus over een vrouw met delier, werd dit in een realistisch nagebootste woonkamer gespeeld door een Lotus die heel goed speelde dat ze verward was. Ze pakte van alles en vroeg heel de tijd of ik de buurman was. Of een andere casus waarin de patiënt Pools was en de echtgenoot allerlei Poolse termen erin gooide. In weer een andere casus had een patiënt een exacerbatie COPD en dit werd zo goed gespeeld, dat ik er zelf benauwd van werd. Dit alles maakte het heel realistisch en het lijkt net alsof je echt op de ambulance/ SEH stage loopt.” Xander Lieftink, 3e jaars student BMH wordt gebruik gemaakt van de stageplekken van de overige studenten. We hebben ontdekt dat juist het ontbreken van die hectiek, groepsdynamiek en onverwachte gebeurtenissen ook zijn voordelen heeft. Studenten kunnen in een veilige omgeving maximaal, en begeleid door iemand uit de praktijk, oefenen wat resulteert in een enorm steile leercurve. We creëren een attitude tot bereidheid van het leren van fouten, het stellen van de “Waarom”-vraag en het willen zoeken naar best practice. We begonnen aan de ontwikkeling van dit traject met een sceptische insteek en het idee dat het een noodsprong was om de studenten toch wat te kunnen bieden. Inmiddels zijn alle partijen zeer enthousiast over dit traject, waarbij de ontwikkeling van de student centraal staat. Een absolute voorwaarde is dat het concept intact moet blijven: streven naar een zo realistisch mogelijk scenario, omgeving en faciliteiten (dus echte ampullen, echte infuuszakken, echte ‘patiënten’ enz.) en deskundige begeleiding vanuit het praktijkveld. Daarvoor is commitment van het management noodzakelijk. Wanneer het management volledig achter dit stagevervangende traject staat en bereid is daar de benodigde voorwaarden voor te scheppen (tijd, middelen en financiën) zijn succes en studievoortgang van enthousiaste studenten gegarandeerd. Dit blijkt ook uit de bij dit artikel opgenomen reacties van studenten die het SVT al hebben doorlopen.
Voor verdere informatie betreffende het stagevervangend traject kunt u contact opnemen met de coördinator, Linda Dul-Kortlever: w.a.dul-kortlever@hr.nl
September 2016
‘Buiten’ kan ook binnen zijn! Een zo realistisch mogelijk scenario…
Beide auteurs zijn verbonden aan het Instituut voor Gezondheidszorg van de Hogeschool Rotterdam.
Geraadpleegde literatuur *Patel A, Garner D Jr, Crosby D., Preparation through simulation JEMS. 2015 Sep;40(9):48-52
Linda Dul-Kortlever, M-ANP, is Verpleegkundig Specialist Acute Zorg bij de Huisartsenposten Rijnmond en docent bij zowel de Masteropleiding Advanced Nursing Practice als de BMH-opleiding.
*Lommen, C,.Medisch simulatieonderwijs in het nieuwe curriculum, Interne publicatie Radboud UMC, 2014 *Smith A, Andersen P., Proven effective simulationbased assessment facilitates learning enhances
Wim Breeman, MSc, M-ANP is Verpleegkundig Specialist Acute Zorg bij Ambulancezorg Rotterdam Rijnmond en werkzaam bij het Mobiel Medisch Team van de Lifeliner 2. Daarnaast is hij docent bij de Masteropleiding Advanced Nursing Practice en als adviserend docent verbonden aan de BMH-opleiding.
clinical judgment. JEMS, 2014 Sep;Suppl:3-8 * Armstrong S., Games for doctors. BMJ. 2014 Sep 16;349: 5642 *Abelsson A, Rystedt I, et al., Mapping the use of simulation in prehospital care - a literature review. 2014 Mar 28;22:22 *Gjeraa K, Møller TP, Efficacy of simulation-based trauma team training of non-technical skills, A systematic review, Acta Anaesthesiol Scand. 2014 Aug;58(7):775-87 * Bruijne, de, M.C., Bleeker, F, Medisch Teamwork, 2013 Aug (1), Houten
AMBULANCEZORG 25
COLUMN
Gastcolumn
Onder stofwolken ’t peloton zoeken Door Jos Benders, ronde-arts
Flashback: Huy (B), Tour de France, juli 2015 – Ik ren in een drafje van de dokterscabrio naar het sportieve slagveld en kom aan bij de in de berm gezeten Fabian Cancellara. Vlak bij Fabian ligt ruggelings Tom Dumoulin. Cancellara is koploper in het algemeen klassement, drager van het ’s ochtends nog maagdelijke geel. Fiets en coureur zijn door de crash van elkaar gescheiden. Anderhalve minuut later (!) zit de gewonde klasbak weer op zijn fiets. Wat gebeurde er in dat korte tijdsbestek? Een recapitulatie. Voor me ligt de nieuwste editie van het PHTLS-leerboek (Prehospital Trauma Life Support, red.), jaargang 2016. Ik blader en lees hoofdstuk 3: ‘Wetenschap, kunst en ethiek van de preklinische hulpverlening.’ En denk aan Huy. De PHTLS-syllabus schrijft namelijk: ‘Kritisch denken is net zo belangrijk – misschien nog wel belangrijker – dan de praktische vaardigheden die worden ingezet om de interventie uit te voeren.’ Terug naar dat ene moment in juli. Ik help de gele truidrager overeind en het is meteen het eerste contact in mijn leven met deze superatleet. De eerste twintig seconden tikken voorbij. Ik ken uiteraard Fabians bestaan, elkáár kennen, doen wij niet. Dus intuïtief prevel ik “I am the doctor…” Hij buigt, als ‘n automaat, voorover en maakt mij duidelijk dat hij pijn heeft in zijn onderrug. Voorzichtig betast ik die. Terwijl de klok onverbiddelijk doortikt, blijf ik aan zijn zijde als hij bij impuls,
September 2016
‘De PHTLS beschrijft Kunst en Ethiek bij de preklinische hulpverlening in deel 2 van de nieuwste editie’
staand, enkele proef-pasjes vooruit loopt. Zijn ploegleider zie ik in mijn linker ooghoek. Hij laat ons begaan, want voelt: die zijn in synergie. Weer dertig seconden verder. Camera’s klikken driftig. Fabian is zoekende naar zijn racefiets; die wordt hem voor zijn voeten gereden door de mecanicien. Hij denkt er niet aan in zijn gele leiderstrui te stoppen. Het loslaten en weer opstappen verlopen ietwat gehinderd door de weeë rug. Het contact blijft sereen, zonder veel woorden. Waarin de laatste veertig seconden van dit bermconsult komen weg te tikken. Waarop de gemankeerde ster-atleet vertrekt. Grootmoedig rijdt de Zwitser de rit uit, maar aan de finish valt het besluit dat hij de Tour de France verlaat. Terug naar mijn hoogwaardige PHTLS-boek. Natuurlijk had ik als dokter graag een röntgentoestel bij de hand gehad, maar het prikkeldraad van de koeien wei is nu eenmaal dichterbij dan de muur van het hospitaal. En op pagina 46 lees ik: ‘Kritisch denken is niet het volgen van protocollen. Het is wel snel, flexibel en objectief.’ In de wielersport bepaalt de coureur, anders dan bij een sport als boksen, of hij doorknokt. In het hotel in België kijk ik ’s avonds via internet naar de foto, en ontdek in het hart ervan dat renner Fabian ongemerkt zijn rechter arm in de mijne legde. Het ultieme contact heeft soms niet meer dan negentig seconden nodig.
AMBULANCEZORG 27
KORT NIEUWS
RettMobil: een bezoek waard Physio-Control neemt Heartsine over
Het gloednieuwe mobiele trainingscentrum van RAV IJsselland en Ambulance Oost.
Unimog, speciaal voor incidenten op het spoor.
Van 11 tot en met 13 mei werd in het Duitse Fulda voor de 16e keer RettMobil gehouden. Maar liefst 517 standhouders presenteerden hun producten en diensten aan de bijna 27.000 bezoekers. Onder beide partijen de nodige Nederlanders. Zo toonden de RAV IJsselland en Ambulance Oost samen met Visser hun gloednieuwe mobiele trainingscentrum, waar u elders in dit nummer meer over leest. Een ambulance in een Nederlands jasje op de nieuwe Ford Transit van Visser en Ambulanz-mobile met de naam Novaris trok niet alleen Nederlandse aandacht, maar ook die bezoekers uit de Verenigde Arabische Emiraten. WAS vierde de aflevering van het 25-duizendste voertuig. Strobel had eveneens een blikvanger:
een indrukwekkende Unimog U 4000 met vier brancards. Hiervan zijn er vier aangeschaft voor inzet op een 21 meter hoge spoorbrug over een dal met een totale spoorlengte van zo’n 8,5 kilometer. RETTmobil bestaat naast de vakbeurs uit een programma met workshops en bijscholingen, die per stuk voor een bescheiden bedrag gevolgd kunnen worden. Ook zijn er demonstraties door diverse hulpdiensten. Wie er in al die jaren nog niet geweest is: de volgende editie is van 10 t/m 12 mei 2017. Heen en weer in één dag kan, maar zowel de stad Fulda als het omliggende Rhöngebied zijn de moeite waard.
Physio-Control, de producent van o.a. LIFEPAK® monitoren, AED’s en LUCAS® thoraxcompressiesysteem heeft Heartsine, de producent van AED’s van het merk Samaritan, overgenomen. Samen zijn zij een van ‘s werelds grootste leveranciers van AED’s. Beide bedrijven hebben een sterke klinische focus en synergie op technisch en cultureel vlak. Defibrion, distributeur voor Heartsine AED’s in Benelux en Frankrijk, blijft uw partner voor Samaritan AED’s. PhysioControl, of een van haar distributeurs, blijft uw partner voor LIFEPAK monitoren of AED’s.
Tekst en foto’s: Piet Hoving
ZOLL introduceert de ZOLL AED 3™ BLS De uitermate gebruiksvriendelijke ZOLL AED 3 is ontworpen en ontwikkeld op basis van jaren gebruikersonderzoek met zowel opgeleide als niet-opgeleide hulpverleners en is voorzien van de allernieuwste technologie: • V erbeterde Real CPR Help® en CPR Dashboard™ met patiënt ECG, compressiefrequentie en diepte, reanimatietimer en weergave aantal schokken. • Snelste shocktoediening beschikbaar in de markt voor AED’s, 8 seconden na stoppen hartmassage. • Universele CPR Uni-Padz om te kiezen tussen reanimatie volwassen of kind d.m.v. een drukknop.
28 AMBULANCEZORG
• U pload klinische gebeurtenissen via WIFI naar Casereview ( een ZOLL Online product ) voor weergave, analyse en selectie van reanimatiekwaliteit. De ZOLL AED 3 is overigens gemakkelijk om te beheren, aangezien de lopende kosten voor de eigenaar verrassend laag zijn. Eén elektrode voor volwassenen/kinderen, een batterij die vijf jaar meegaat en 8 jaar garantie van ZOLL. Tevens is de ZOLL AED 3 is gemakkelijk te onderhouden doordat Program Management Onboard™ via Wifi kan worden verbonden met het AED-programmabeheersysteem PlusTrac™. Dure service contracten zijn niet nodig.
Zie de website www.zollaeds.nl / www.zoll.com Voor meer informatie: Info.benelux@zoll.com / +31 481 366 410 Sdu Uitgevers
PEOPLE HELPING PEOPLE
Falck verzorgt trainingen voor zorg- en hulpverleners, gericht op persoonlijke ontwikkeling en vakbekwaamheid. De trainingen worden gegeven door ervaren professionals en uiteraard is accreditatie voor o.a. het V&VN kwaliteitsregister mogelijk.
E
medicalservices@falck.nl
T
030 2427077 www.falckmedicalservices.nl
ENKELE VOORBEELDEN: • • •
ECG interpretatie Voorbehouden handelingen Klantvriendelijkheid en agressiebeheersing in de zorg
• • •
Reanimatie onderwijs Teamvaardigheden CRM in de zorg
Risc
Medical Services
De kracht van Stryker
Voor meer informatie contact: ems.info@stryker.com
www.strykerems.com
99656_Stryker.indd 1
Een professional in de gezondheidszorg moet altijd op zijn of haar eigen professionele klinische oordeel afgaan bij het besluit om een bepaald product te gebruiken bij de behandeling van een bepaalde patiënt. Neem contact op met uw Stryker-vertegen Stryker-vertegenwoordiger als u vragen hebt over de beschikbaarheid van Stryker-producten in uw regio. Copyright © 2016 Stryker. De hier opgesomde producten hebben een CE-markering. Stryker Corporation of zijn afdelingen of andere gelieerde bedrijven zijn eigenaar van, gebruiken of hebben een aanvraag ingediend voor de volgende handelsmerken of servicemerken: Stryker, Power-PRO XT, Power-LOAD, XPS.
8/5/2016 12:10:24 PM
De kracht van ervaring
Onderzoek naar de vormgeving van het LPA Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman onderzocht hoe mensen beslissingen nemen. Zijn werk is zeer relevant voor professionals in de zorg. Lisette Firet van de Radboud Universiteit neemt het werk van Kahneman als één van de uitgangspunten voor een onderzoek naar het gebruik van het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA).
Door Lisette Firet, onderzoeker aan het Institute for Management Research van de Radboud Universiteit
Denken en beslissen Mensen maken gebruik van twee systemen om na te denken en beslissingen te nemen, namelijk systeem 1 en systeem 2. Het eerste systeem is snel en automatisch en werkt op basis van vuistregels. Die vuistregels komen voort uit ervaring. Het tweede systeem is langzaam en kenmerkt zich door het bewust overwegen van informatie. Het gros van onze dagelijkse beslissingen nemen wij met het eerste systeem. In dit eerste systeem ligt de kracht van ervaring, het stelt je in
staat om snel beslissingen te nemen. Het LPA bestaat hoofdzakelijk uit stroomschema’s. Door ervaring kan er een conflict ontstaan tussen de vereenvoudigde weergave van een situatie in het stroomschema en het rijke, holistische beeld van een situatie in het hoofd van de professional. Ons onderzoek richt zich op de vraag of de vormgeving van het LPA ondersteuning biedt aan ambulanceverpleegkundigen met verschillende niveaus van ervaring en hoe dat nog beter zou kunnen. De vormgeving van het LPA Het LPA is in de afgelopen jaren veel veranderd. Het LPA 8 kent nieuwe kleuren
Een klein rekensommetje laat je ervaren dat we twee systemen hebben om beslissingen mee te nemen. Frank doet mee aan een wedstrijd en wordt tiende. Hij eindigt ook op de tiende plaats van onderen. Hoeveel deelnemers had de wedstrijd? De eerste reactie van mensen is twintig. De vuistregel (systeem 1) in ons hoofd zegt namelijk dat tien plus tien twintig is. Echter, met wat reflectie (systeem 2), weten wij dat we niet deze vuistregel moeten gebruiken om het juiste antwoord te vinden. Het juiste antwoord is negentien. Ambulancezorg Nederland 2016
30 AMBULANCEZORG
en symbolen ten opzichte van LPA 7. Elke vorm en zelfs de pijlen en de witruimte tussen de vlakken in het LPA 8, hebben een betekenis. Wat voegen die kleuren en vormen toe aan de begrijpelijkheid van het protocol? De verschuiving van ziektebeelden naar toestandsbeelden bracht eveneens veranderingen in het werken met het LPA. Naast de interactie tussen de vormgeving en ervaring, onderzoeken wij daarom ook wat ambulanceprofessionals vinden van het LPA. Hoe wordt het beoordeeld? Worden er moeilijkheden ervaren met de indeling en de opmaak? Maar ook: wat wordt gewaardeerd aan het LPA? Hoe belangrijk is het in het zelfstandig functioneren van de ambulanceverpleegkundige en hoe kan het protocol verder verbeterd worden? Om deze vragen te beantwoorden verzamelen wij de ervaring van ambulanceprofessionals met het LPA. Dit doen wij met behulp van een enquête en computerexperimenten. Innovatief experiment Voor de experimenten maken we gebruik van computertaken. In een uur krijgen deelnemers op de computer verschillende taken met en zonder het LPA. Hierbij maken wij gebruik van Eye-tracking. Eye-tracking volgt de bewegingen van de ogen met behulp van infrarood licht. Daarmee meten we hoe professionals een stroomschema lezen en waar eventuele knelpunten zitten. De experimenten vinden plaats op
Sdu Uitgevers
Ambulancezorg Nederland/L. Firet
De enquête Wil je ook je ervaring met het LPA delen? Vul de enquête direct in, veel collega’s gingen je al voor. Het invullen van de enquête duurt ongeveer 25 minuten en de antwoorden worden anoniem verwerkt. Onder de deelnemers verloot de onderzoeker twintig cadeaubonnen van 20 euro. De enquête kan worden ingevuld tot en met 30 september 2016. www.bit.do/onderzoeklpa
ambulancestandplaatsen verspreid over Nederland. Per regio is nog een beperkt aantal plekken vrij voor deelname. Interesse? Inschrijven kan tot 15 september via www.bit.do/onderzoeklpa Deel je ervaring en werk mee aan een nog beter LPA. Dit onderzoek is een samenwerking
September 2016
tussen Ambulancezorg Nederland en de Radboud Universiteit. Het onderzoek wordt breed gedragen onder de RAV’s. De resultaten van het onderzoek zullen in de loop van 2017 bekend worden. Heb je vragen over deze onderzoeken? Neem dan contact op met Wim ten Wolde (w.tenwolde@ambulancezorg.nl), programmamanager Ambulancezorg Nederland of Lisette Firet, onderzoeker aan de Radboud Universiteit, l.firet@ fm.ru.nl. Over de onderzoeker Lisette Firet werkt aan het Institute for Management Research van de Radboud Universiteit. Haar vakgroep heeft zich gespecialiseerd in onderzoek naar besluitvorming en het gebruik van diagrammen en modellen in organisaties. Voor haar aanstelling aan de Radboud Universiteit werkte Lisette op projecten
waarin onderzoek naar de interactie tussen mens en techniek centraal stond. Het hier beschreven onderzoek is de basis voor haar dissertatie in de bedrijfskunde.
Auteur L. Firet
AMBULANCEZORG 31
Bart Vink en Patrick Nomden tijdens hun onderzoeks- en innovatiestage bij Ambulancezorg Gelderland-Midden en Veiligheidsregio Gelderland Zuid.
Onderzoek naar de vormgeving
Handboek Kinderresuscitatie Jaarlijks lopen verschillende studenten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen onderzoeks- en innovatiestages bij de Ambulancezorg Gelderland-Midden en Veiligheidsregio Gelderland Zuid. Bart Vink en Patrick Nomden werd gevraagd de huidige vorm van het handboek kinderresuscitatie opnieuw tegen het licht te houden. Onder supervisie van Arjan de Kreek (Gelderland-Midden) en Peter van der Heijden (Gelderland-Zuid) vanuit bureau Medisch advisering en Reggie Diets, regionaal opleidingscoördinator, hebben deze twee studenten onderzoek gedaan naar de vormgeving en toepasbaarheid van het handboek kinderresuscitatie. Belangrijk daarbij is koppeling tussen de beschikbare (wetenschappelijke) literatuur en de behoefte van de collega’s op de werkvloer. Bart en Patrick kwamen met enkele zinvolle aanbevelingen. Door Bart Vink en Patrick Nomden, 3e-jaars verpleegkunde studenten van de HAN
Ambulancehulpverleners gebruiken een hulpmiddel voor de behandeling van ernstig zieke, dan wel reanimatiebehoeftige kinderen. De huidige vormgeving van het handboek kinderresuscitatie was nog niet eerder onderzocht. In de regio’s
September 2016
Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid is onderzocht welke vormgeving van het handboek het beste aansluit bij de ambulancehulpverleners. Zo is een geplastificeerd handboek met aanvulling van een digitaal hulpmiddel het meest geschikt. Verder wordt aanbevolen om de vormgeving te wijzigen door kleine aanpassingen door te voeren om de vormgeving te optimaliseren.
AMBULANCEZORG 33
Incidentie kinderresuscitatie Een ambulancehulpverlener voert jaarlijks gemiddeld zeven resuscitaties bij een volwassene uit en een keer in de zeven jaar een kinderresuscitatie1. Door deze lage incidentie kunnen ambulancehulpverleners nauwelijks routine ontwikkelen.
Hulpmiddelen Iedere Regionale Ambulance Voorziening (RAV) heeft eigen hulpmiddelen ontwikkeld om de ambulancehulpverleners te ondersteunen tijdens een kinderresuscitatie. Ambulancezorg Gelderland-Midden en Veiligheidsregio Gelderland-Zuid hebben een papieren handboek kinderresuscitatie beschikbaar voor hun ambulancehulpverleners. Dit handboek biedt houvast tijdens de behandeling van ernstig zieke dan wel reanimatiebehoeftige kinderen. Navraag naar de vormgeving van het handboek kinderresuscitatie bij de overige 22 RAV regio’s liet zien dat er verschillende lay-outs van het handboek in omloop zijn. Eén regio in het bijzonder maakt gebruik van een kindermedicatie app. Aanleiding Tot op heden was er nog geen onderzoek gedaan naar de vormgeving van het handboek kinderresuscitatie die het beste aansluit bij de behoeften van de ambulancehulpverleners. In dit onderzoek is gekeken of de huidige vorm van ondersteuning goed aansluit, dan wel een ander alternatief beter past. De hoofdvraag die daarbij aansloot was: Welk ondersteuningsmiddel sluit het beste aan bij de behoefte van de ambulancehulpverleners voor het gebruik van het handboek kinderresuscitatie? Methode In dit onderzoek werd een vragenlijstonderzoek met aanvullende interviews uitgevoerd. Vanuit de literatuur zijn onderwerpen gedestilleerd die de basis vormden voor de zelf ontwikkelde vragenlijst. Voordat deze vragenlijst werd verstuurd werden er proefafnames uitgevoerd om de kwaliteit van de vragenlijst te waarborgen. Alle 283 ambulancehulpverleners van de regio’s Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid kregen de vragenlijst digitaal toegestuurd. Om de resultaten van de vragenlijsten
beter te kunnen interpreteren werden er in totaal tien interviews afgenomen. Deze interviews werden afgenomen bij ambulanceverpleegkundige, -chauffeurs, MMA en ROC. Deze respondenten werden naar aanleiding van de vragenlijsten door de onderzoekers benaderd. Resultaten In totaal vulden 86 ambulancehulpverleners de vragenlijst in. Naar voren kwam dat de ambulancehulpverleners tevreden zijn met het beschikbare hulpmiddel. Ambulancehulpverleners vonden het handboek gebruiksvriendelijk, ondersteunend bij een kinderresuscitatie en voorzien van een duidelijk taalgebruik. Echter kan de vormgeving nog wel worden aangescherpt, zodat het handboek gebruiksvriendelijker wordt. De ervaring met het handboek werd gemiddeld gewaardeerd met een rapportcijfer van een 7,5 op een schaal van 0 tot 10. De ambulancehulpverleners staan open voor verandering mits dit een meerwaarde heeft op de kwaliteit van zorg. De vormgeving van een elektronisch hulpmiddel (bijvoorbeeld een i-Pad of smartphone) en een geplastificeerd handboek werd als meest geschikt aanbevolen door de ambulancehulpverleners (zie cirkeldiagram).
Conclusie Ambulancehulpverleners hebben behoefte aan een geplastificeerd handboek, met daarop als aanvulling een digitaal hulpmiddel. Hierbij dienen er verder nog aanpassingen gedaan te worden om het handboek te optimaliseren, zodat er aan de behoefte van de ambulancehulpverleners wordt voldaan. Zoals aanpassingen aan de hoeveelheid informatie, lettertype, kleurgebruik en onderscheid van taken van de verpleegkundige en chauffeur. Tevens dient het ‘geblader’ in het handboek gereduceerd te worden en dient er rekening gehouden te worden met de externe factoren zoals de weersomstandigheden. Referentielijst 1. Ambos (2015) Ambulancezorg database: rit data 2015. Geraadpleegd op 25-3-
Over de auteurs
2016 2. Turner, N.M. & Bierens, J.J.L.M. (2011). Het vitaal bedreigde kind. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg.
De auteurs (Bart Vink & Patrick Nomden) zijn zeer gemotiveerde derdejaars verpleegkunde studenten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Zij hebben een passie voor de acute met als specialiteit de ambulancezorg. De studenten hebben zelf initiatief genomen om dit onderzoek uit te mogen voeren binnen de ambulancezorg. Voor vragen kunt u mailen naar: kwaliteitsprojectbp@gmail.com
34 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
De (vak-)bekwaamheid van de ambulanceverpleegkundige geborgd
Fundament voor Bekwaamheidsbeleid In de ambulancesector ontbrak een minimumpakket voor het borgen van de bekwaamheid van de ambulanceverpleegkundige. Er waren verschillen in het bekwaamheidsbeleid van de Regionale Ambulance Voorzieningen. Met de invoering van de CZO-certificering van de opleiding tot ambulanceverpleegkundige was branchevreemd wél de initiële bekwaamheid geregeld; de gediplomeerde is (initieel) bekwaam op grond van het behaalde diploma van de opleiding. De borging van de vervolg-bekwaamheid (in de jaren na de diplomering) was nog niet geregeld. De wens om de wettelijke rol van de medisch manager ambulancezorg (MMA) afdoende in te vullen, leidde tot de opdracht voor het ontwikkelen van bekwaamheidsbeleid dat door de diverse betrokkenen in de branche zou worden gedeeld. Het staat nu beschreven in Fundament voor Bekwaamheidsbeleid Ambulanceverpleegkundige. De andere uitvoerende functies volgen later. Het beleid voor de verpleegkundige centralist ligt inmiddels ter goedkeuring bij sectororganisatie AZN.
Door Drs. Klaas Brouwer, managementadviezen en organisatieontwikkeling
Het Fundament is samengesteld vanuit het perspectief van de medisch manager. Diens rol vloeit onder andere voort uit het opdrachtgeverschap medische handelingen, neergelegd in de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg. De ambulanceverpleegkundige mag zonder toezicht of tussenkomst van een arts handelen. Dit handelen vindt echter juridisch gesproken ‘in opdracht’ plaats. De opdrachtgever moet zich op de hoogte stellen van de bekwaamheid van degene aan wie de opdracht wordt gegeven. In het geval van de ambulanceverpleegkundige is dat de MMA. Het bekwaamheidsbeleid waarvoor de MMA verantwoordelijkheid draagt,
September 2016
bestrijkt niet de complete bekwaamheid van de ambulanceverpleegkundige, maar betreft de medische handelingen en wat daar ondersteunend of randvoorwaardelijk voor is. Het borgen van bekwaamheid reikt echter veel verder. De eerstverantwoordelijken voor het verwerven en onderhouden van vakbekwaamheid zijn de beroepsbeoefenaren zélf, individueel en als beroepsgroep.
voor de opleiding ambulanceverpleegkundige vormt. Het Expertisegebied Ambulanceverpleegkundige (V&VN, 2015) ordent de beroepsvereisten eveneens in CanMeds-rollen. Voor de algehele bekwaamheid van de beroepsbeoefenaar geldt het CZO-profiel voor zover het de ‘initiële bekwaamheid’ betreft en het Expertisegebied waar het gaat om de ‘vervolgbekwaamheid’.
Ruime opvatting van bekwaamheid Het begrip bekwaamheid behelst meer dan het goed kunnen uitvoeren van voorbehouden en risicovolle handelingen. Vakbekwaamheid is ook meer dan medisch handelen. Het impliceert dat de professional voldoet aan alle eisen die het beroep stelt. Die eisen zijn neergelegd in de CanMeds-rollen en competenties in het CZO-profiel, dat de grondslag
Zowel het CZO-profiel als het Expertisegebied Ambulanceverpleegkundige kent zeven CANMEDs-rollen. Binnen die rollen worden competenties onderscheiden. Als het over ‘bekwaamheid’ gaat wordt het totaal van deze rollen en competenties bedoeld. De MMA is betrokken bij een deel daarvan en met name rol 1. Vakinhoudelijk handelen. Deze rol is onder te verdelen in medisch handelen
AMBULANCEZORG 35
en verpleegkundig handelen; beide zijn overigens niet te scheiden, maar wel te onderscheiden. Het verpleegkundig handelen maakt onderdeel uit (of zou daartoe moeten gaan behoren) van het bekwaamheidsbeleid van de beroepsgroep zelf, maar ook van het personeels(functioneren van de medewerker), het kwaliteits- en opleidingsbeleid van de RAV-organisatie. De bekwaamheid in het medisch handelen is meer dan het correct uitvoeren van voorbehouden en risicovolle handelingen. Het gaat zeker óók om de manier waarop de ambulanceverpleegkundige zich een beeld vormt van de gezondheidssituatie van de patiënt, welke methodieken daarvoor worden gebruikt, welke keuzes hij of zij maakt, welke ingrepen en op welke wijze uitgevoerd, volgens welk protocol, is dat protocol aan de specifieke omstandigheden van de patiënt aangepast en, zo ja, waarom. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft een richting aangegeven hoe het bekwaamheidsbeleid in de (ambulance) zorg zich moet ontwikkelen. Het Fundament anticipeert hierop. In hoofdlijnen: • beroepscompetenties, ingedeeld in CanMeds-rollen, zijn een belangrijke graadmeter voor het functioneren; de toetsing van alle beroepscompetenties van een beroepsbeoefenaar moet beter worden geregeld; • beroepsbeoefenaren moeten open staan voor directe feedback, zowel van beroepsgenoten als van andere disciplines in de organisatie en van patiënten/cliënten; professionals moeten deelnemen aan visitaties of andere vormen van inhoudelijke, collegiale, toetsing waarin álle beroepscompetenties moeten worden beoordeeld; • zorginstellingen moeten kunnen aantonen: a) wat zij hebben gedaan om het functioneren van beroepsbeoefenaren te beoordelen; b) hoe zij tijdig signaleren of sprake is van verminderd functioneren; c) welke verbeteracties daarna zijn ondernomen; d) welke resultaten ermee zijn geboekt; • er moet inzicht zijn in het functioneren van beroepsbeoefenaren, aan de hand van beschikbare bronnen (signalen) zoals klachten, patiënten feedback, registratie van complicaties of incidenten en dergelijke.
36 AMBULANCEZORG
Wat en Hoe Meten Een belangrijke vraag is hoe je kunt nagaan of iemand nog steeds bekwaam is. Daarvoor moeten we een uitstapje maken naar de ‘Piramide van Miller’. Dit is – zoals de term al zegt – een piramide waarin de onderliggende lagen steeds de basis vormen voor de laag erboven.
I. Kennen: a) Weet De onderste laag wordt gevormd door de kennis die iemand nodig heeft om zijn/ haar toekomstige beroep uit te voeren. Brede en gestructureerde kennis is het fundament van een competentie. b) Weet hoe In de volgende laag gaat het erom dat een beroepsbeoefenaar weet hoe hij/zij die kennis moet gebruiken bij het oplossen van probleemtaken. II. Handelen: c) Laat zien In de derde laag moet de beroepsbeoefenaar laten zien dat hij/zij kan handelen in een gesimuleerde situatie. Het gaat hierbij om kennis én handelen. d) Doet De bovenste laag heeft de beroepsbeoefenaar bereikt wanneer hij/zij de verworven kennis, vaardigheden en houdingen kan toepassen in reële, complexe, praktijksituaties op de werkvloer. Beoordeling op doet-niveau moet plaatsvinden in de beroepspraktijk, dus tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Het begrip bekwaamheid houdt direct verband met handelen. Als het om het borgen daarvan gaat hebben we het dus allereerst over het niveau ‘Doet’ en in mindere mate over ‘Laat zien’. Kennis kan overigens nodig zijn om juist te kunnen handelen, en dan vooral het ‘Weten hoe’. Op zijn beurt is ‘Weten’ weer een randvoorwaarde voor ‘Weten hoe’.
Doet Bij het beantwoorden van de vraag of iemand bekwaam is, gaat het vooral om de laag ‘Doet’; een beoordelaar probeert juist een goed beeld te krijgen van de manier waarop de beroepsbeoefenaar de werkzaamheden in de praktijk uitvoert. Signalen of informatie over de feitelijke beroepsuitoefening komen uit verschillende bronnen. Op zichzelf kan men daaraan géén beoordelingsnormen ontlenen. Zij zijn vooral bedoeld om te zien of er a) aanleiding is te veronderstellen dat de bekwaamheid op onderdelen niet is zoals deze zou moeten zijn en b) waaraan bij de beoordeling van de bekwaamheid vooral aandacht zal moeten worden geschonken. Signalen geven dus richting, geen uitsluitsel. Twee instrumenten op het ‘Doet’-niveau kunnen wél een rol spelen in de beoordeling van bekwaamheid: 1) praktijkbeoordelingen-on-the-job en 2) vormen van intercollegiale toetsing. Laat zien Omdat het niet altijd goed mogelijk is direct inzicht te krijgen in de beroepsuitoefening van de ambulanceverpleegkundige tijdens ritten, kan voor de toetsing van bekwaamheid deels worden teruggegrepen op de laag van bekwaamheid die onder het niveau ‘Doet’ zit, te weten ‘Laat zien’. De toetsing op dit niveau vindt plaats in min of meer gesimuleerde, speciaal voor dit doel geschapen, omstandigheden: simulaties, assessments en dergelijke. In assessments, of vergelijkbare instrumenten, wordt getoetst of de beroepsbeoefenaar de juiste keuzes maakt, de dingen doet die gedaan moeten worden, of men kan verantwoorden waarom en waar wordt afgeweken en of handelingen op de voorgeschreven wijze en instrumenteel-technisch goed worden uitgevoerd. In het volgende schema wordt het totale bekwaamheidsbeleid, ook dat waarvoor de MMA niet direct verantwoordelijk is, inzichtelijk. Het kan tevens dienen als checklist om na te gaan of een RAV op alle onderdelen voldoet aan het Fundament dat door AZN is vastgesteld en dus voor alle RAV’s uitgangspunt is. Horizontaal, in de eerste rij bovenin, staan de zeven CANMEDs rollen uit de profielen van de ambulanceverpleeg-
Sdu Uitgevers
kundige (CZO en V&VN). Daarbij is binnen het Vakinhoudelijk handelen een verdeling gemaakt in Medisch handelen, Verpleegkundig handelen en Overig. Deze drie zijn niet te scheiden; wel te onderscheiden. Het bekwaamheidsbeleid waarvoor de MMA verantwoordelijkheid draagt, betreft de (lichtgroene) kolom ‘medisch handelen’, plus die competenties uit de CanMeds rollen Communicatie en Samenwerking die verbonden zijn met het goed uitvoeren van het medisch handelen. De borging van de rollen en competenties van de ambulanceverpleegkundige die niet te koppelen zijn aan de medisch inhoudelijke delen van het werk (geel gemarkeerd) moeten elders een plek krijgen. Verticaal is een viertal onderdelen benoemd (Romeins genummerd) die in het bekwaamheidsbeleid van iedere RAV moeten worden opgenomen: I. Monitoren van vakbekwaamheid (Doet); II. Representeren van vakbekwaamheid (Laat zien); III. Aannemelijk maken van vakbekwaamheid (Overig); IV. Registreren van vakbekwaamheid (Administratieve handelingen).
September 2016
Zoals in het schema is aangegeven moeten álle genoemde onderdelen 1 tot en met 26 onderdeel uitmaken van het bekwaamheidsbeleid van de RAV. Een deel ervan wordt als signaal gebruikt (‘S’). De onderdelen waarbij een ‘N’ of ‘n’ staat, moeten deel uitmaken van de bekwaamheidsbeoordeling. ad I. Doet De beste informatie over de (vak) bekwaamheid van beroepsbeoefenaren is te halen uit de eerste van de vier genoemde onderdelen (Doet). Bij dit monitoren van bekwaamheid moet aandacht zijn voor een vijftal bronnen van gegevens die alle systematisch moeten worden ingezet. a.K walitatieve en kwantitatieve gegevens over de zorgproductie Daarbinnen worden drie vormen benoemd. Per RAV moet ten eerste beschreven zijn welke medische, en eventuele andere, gegevens en handelingen worden geregistreerd, hoe dat gebeurt, door wie en wat er met de signalen wordt gedaan. Ook moet helder zijn hoe incidenten worden vastgelegd, door wie en op welke wijze deze een rol kunnen spelen. De tweede vorm (rit-evaluaties, -beoordelingen en dergelijke) moet onderdeel zijn van de beoordeling van de individuele bekwaamheid. Dat vergt een
omschrijving van: aantal ritbeoordelingen per medewerker; aspecten die worden beoordeeld; wie de beoordeling op zich neemt; op grond van welke criteria een oordeel wordt geveld; hoe, door wie en op welke wijze dit oordeel met betrokken medewerker wordt besproken. b. Signalen van collega’s, teamleden, organisatieleden Collega’s, teamleden en anderen in de organisatie doen ervaringen op met beroepsgenoten en krijgen zo een beeld van de wijze waarop zij hun functie invullen. Het kan een belangrijke informatiebron zijn om te bepalen waaraan in het beoordelen van bekwaamheid extra aandacht moet worden gegeven. Maar ‘signalen geven richting, geen uitsluitsel’; de signalen kunnen dus geen rol spelen in de bekwaamheidsbeoordeling. c. Beoordelaars in de praktijk Beide binnen dit onderdeel genoemde instrumenten moeten in iedere RAV worden ingevoerd. Een eerste vorm is praktijkbeoordeling on the job. De situatie mét beoordelaar moet zo worden vormgegeven dat diens invloed op het handelen zo minimaal mogelijk is. Ten tweede gaat het om vormen van intercollegiale consultatie of -toetsing. Dat zijn geen ‘gewone’ gesprekken tussen beroepsgenoten. Er gelden specifieke
AMBULANCEZORG 37
dat dit geen eenvoudige zaak zal zijn. Een professionele beroepsbeoefenaar moet zich op de hoogte stellen van de ontwikkelingen in het vakgebied, zich scholen in theoretische en praktische aspecten van de beroepsuitoefening en vaardigheden onderhouden. Regionale en landelijke scholingsactiviteiten moeten worden geregistreerd, zodat beoordeeld kan worden of de beroepsbeoefenaar het eigen vakgebied bijhoudt. Binnen de ambulancebranche is afgesproken dat het de verantwoordelijkheid van ambulanceverpleegkundige is zich in te schrijven in het Kwaliteitsregister V&V. De inschrijving in dat register maakt in ieder geval deel uit van het bekwaamheidsbeleid zoals geformuleerd in het Fundament.
eisen wil er sprake zijn van intercollegiale toetsing. De deelname aan dergelijke gesprekken maakt onderdeel uit van het bekwaamheidsbeleid. De NVMMA heeft recentelijk een document gepubliceerd waarin de randvoorwaarden voor implementatie en vormgeving van intercollegiale consultatie staan geformuleerd. d. Signalen van ketenpartners Ketenpartners van de ambulancezorg hebben te maken met ambulanceverpleegkundigen. Tijdens de werkcontacten doen zij inzichten op hoe de ambulancezorgverleners hun functie uitvoeren. Ook hiervoor geldt dat signalen wel richting geven, maar geen uitsluitsel, over de vraag of iemand bekwaam is. In het bekwaamheidsbeleid van elke RAV dient aandacht te worden geschonken hoe de organisatie signalen over zorgverlening en zorgverleners verzamelt, verwerkt en gebruikt. In het schema wordt een aantal vormen genoemd die daarvoor bruikbaar zijn. e. Signalen van de klant Het vijfde onderdeel van ‘Doet’ zijn signalen die de klant afgeeft over de zorgverlening en zorgverleners. In het bekwaamheidsbeleid definieert de RAV hoe zij van dergelijke signalen gebruik maakt om een beeld te krijgen van het functioneren van de beroepsbeoefenaren. ad II. Laat zien Als ‘Doet’ onvoldoende informatie en geen harde maten verschaft om de bekwaamheid te beoordelen, moet naar een niveau lager in de piramide van Miller worden gekeken: ‘Laat zien’: in gesimuleerde werksituaties een oordeel vellen over de bekwaamheid op medisch (en ander) vlak. Eén instrument moet in ieder geval onderdeel van de bekwaamheidsbeoordeling uitmaken: een (vorm van) assessment.
ad IV. Administratieve handelingen Tot de administratieve handelingen, die nodig zijn in het bekwaamheidsbeleid en -beoordeling, behoren: - de inschrijving in het BIG register; - de herregistratie in datzelfde BIGregister; - een geldig diploma van een verpleegkundige vervolgopleiding; - het diploma CZO-Ambulance Verpleegkundige of Verpleegkundig Centralist Ambulancezorg; - eerdere bekwaamheidsverklaringen uit de RAV zelf; - eerdere bekwaamheidsbeoordelingen uit andere RAV’s; - de eigen verklaring beroepsbeoefenaar inzake bekwaamheid; - de inschrijving in het Kwaliteitsregister Verpleegkundigen en Verzorgenden V&VN; - de inschrijving & actualisering Deskundigheidsgebied Ambu Vpk / Vpk Centralist MKA V&VN; - actualisatie/herregistratie in het Kwaliteitsregister Verpl. en Verz. V&VN.
ad III. Overig In systemen waarmee vakbekwaamheid van beroepsbeoefenaren wordt geborgd, komen eisen ten aanzien van een minimale omvang van de aanstelling voor: aantallen patiëntencontacten, of een bepaalde frequentie in handelingen (volumenormen). De uitwerking van dergelijke normen is een belangrijk aandachtsgebied voor de komende jaren. De eerste poging die de NVMMA hiertoe heeft ondernomen heeft echter geleerd
Tot slot Bij het borgen en beoordelen van bekwaamheid gaat het om alle (CanMeds-) rollen en bijbehorende competenties. De rol die het medisch management speelt is in het Fundament afgebakend. Een algemeen kader voor het borgen van de vakbekwaamheid is nu eveneens gegeven. Helder is waar de taak van de beroepsbeoefenaren zelf ligt. De inspanningen van de beroepsgroep zouden in eerste instantie vooral gericht
38 AMBULANCEZORG
moeten zijn op: • bevorderen dat de RAV’s de implementatie van het Fundament ter hand nemen. Een eerste stap daarin kan de evaluatie zijn, aan de hand van het schema hiervoor, welke onderdelen en elementen wel en niet al zijn verzorgd; • bevorderen dat in iedere organisatie vormen van intercollegiale consultatie worden ingevoerd. Dit instrument is vanuit professioneel oogpunt een van de belangrijkste om de vakbekwaamheid te borgen en te vergroten. In de publicatie getiteld Beschouwing en Beoordeling van de Beroepspraktijk (NVMMA/V&VN, februari 2016) staan de belangrijkste randvoorwaarden geformuleerd voor de invoering van een dergelijk instrument; • bevorderen dat in iedere organisatie vormen van assessment worden ingevoerd waarvan is vastgesteld dat het instrument valide is. Er is werk aan de winkel! Literatuurverwijzingen 1. Fundament voor Bekwaamheidsbeleid Ambulanceverpleegkundige NVMMA, V&VN en AZN, mei 2015 2. weblink naar de publicatie op de site van AZN: www.ambulancezorg.nl/dl/files/Bijlage_4_-_Fundament_Bekwaamheidsbeleid_AVP_2015_def(1). pdf 3. Op weg naar aantoonbaar verantwoord functionerende beroepsbeoefenaren in de zorg. Inspectie voor de Gezondheidszorg, De Staat van de Gezondheidszorg, december 2013 4. Deskundigheidsgebied en Eindtermen Ambulanceverpleegkundige CZO Ambulanceverpleegkundige, Projectgroep CZO Accreditatie, Opleidingen Ambulancezorg Nederland, 29-06-2012 5. Expertisegebied Ambulanceverpleegkundige V&VN, maart 2015 6. The assessment of clinical skills/ competence/ performance Miller GE. Acad Med (1990); 65:s63-s67. De schrijver van dit artikel is tevens auteur van Fundament voor Bekwaamheidsbeleid Ambulanceverpleegkundige en sinds 1985 zelfstandig gevestigd onder de bedrijfsnaam Brouwer Onderzoek, Ontwikkeling & Advies. Adresgegevens: S.O.J.Palmelaan 197 9728 VJ Groningen tel. 050 5268385 www.brouwerk. nl https://brouwerk.wordpress.com <>
Sdu Uitgevers
KORT NIEUWS
Ambulancezorg vanaf de Waddeneilanden via de lucht ter, om de continuïteit van ambulancezorg vanaf de Waddeneilanden altijd te waarborgen.
Ondertekening in Den Haag. Van links naar rechts: Frits van Bruggen hoofddirecteur ANWB, Sietze Kijlstra en Tjerk Hiddes, bestuurders RAV Fryslân.
RAV Fryslân heeft de aanbesteding voor het inhuren van een helikopter en bijbehorende piloten officieel gegund aan ANWB Medical Air Assistance (MAA). Op het hoofdkantoor van de ANWB in Den Haag is inmiddels het benodigde contract getekend. Het gaat om een contract voor de duur van vijf jaar. De samenwerking met ANWB Medical Air Assistance maakt het RAV Fryslân mogelijk om rond november aanstaande te starten met een eigen helikoptervoorziening die patiënten met spoed vanaf de Waddeneilanden naar een ziekenhuis
aan de vaste wal kan vervoeren. De keuze voor MAA heeft te maken met de goede resultaten die zij behaald heeft in het aanbestedingsproces. ANWB Medical Air Assistance is een zelfstandig dochterbedrijf van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB. Met meer dan 4.200 inzetten per jaar is zij dé medisch helikopteroperator van Nederland. Naar verwachting gaat het jaarlijks om zo’n 300 vluchten. Uitvalsbasis is Vliegbasis Leeuwarden. Als helikoptertype is gekozen voor de Airbus H 145 (voorheen de EC 145). Ook is er een reservehelikop-
Achtergrondinformatie Nadat Defensie in 2014 aankondigde in 2015 te stoppen met het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden, wordt er vanuit RAV Fryslân (de vergunninghouder voor ambulancezorg in Friesland) gewerkt aan een alternatief: het in de lucht brengen van een eigen ambulancehelikopter. Tot het operationeel zijn van die helikopter, wordt het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden tijdelijk verzorgd door de Kustwacht. Vorig jaar was het nodige te doen rondom de oorspronkelijke aanbesteding. Dit als gevolg van een kort geding door een van de inschrijvers. Die aanbesteding is afgebroken. De rechter stelde RAV Fryslân in het gelijk ten aanzien van het afbreken van die aanbesteding en het opstarten van een nieuwe. Hoewel er rondom het opstarten van de nieuwe aanbesteding nog een hoger beroep loopt, gaf de rechter te kennen dat de nieuwe aanbesteding gewoon doorgang kan vinden. Deze nieuwe aanbesteding is zorgvuldig en soepel verlopen. Tegen de beslissing om aan ANWB Medical Air Assistance te gunnen zijn geen kort gedingen binnengekomen.
‘State of the art’ van Wietmarcher Wietmarcher is begonnen met het uitleveren van de eerste Ambulances aan RAV Brabant Midden West Noord. In het totaal zijn in 2016 al 16 van de 31 voertuigen aan deze klant van Wietmarcher overhandigd. Alle voertuigen zijn in de VAN-productievestiging in Wietmarschen van de band gerold. Deze voertuigen zijn met een groot aantal opties uitgerust, waaronder
September 2016
bijvoorbeeld een achteruitrijbeveiliging die half openstaande roldeuren herkent en signaleert. Ook is een vrij programmeerbare CAN-bus systeem met twee Touch panels gemonteerd. In het geheel een “State of the Art” voertuig. Wietmarcher wenst Herman Schlepers, Ad Ockeloen en hun team een behouden vaart en verheugen zich op een langdurige samenwerking.
AMBULANCEZORG 39
Foto: Ruud Verhalle
Rescue Vlissingen 2016
Rescue Vlissingen behoort tot een van de grootste hulpverleningsevenementen in Nederland en wordt elke twee jaar georganiseerd. Het begon in 1998 op bescheiden schaal en is inmiddels uitgegroeid tot een evenement waarbij hulpverleningsdiensten uit binnen- en buitenland zich presenteren aan het publiek. Tijdens de jubileumeditie op 27 juli 2016 gaven 166 deelnemende organisaties uit zes verschillende landen acte de presence op de boulevard en het
Foto: Sjors Vercoulen
badstrand van Vlissingen.
Door Jeroen de Smit
Gedurende de dag waren de boulevard en het badstrand het decor van uiteenlopende demonstraties door diverse hulpverleningsorganisaties zowel op het land, ter zee als in de lucht. Rescue Vlissingen werd bezocht door zoâ&#x20AC;&#x2122;n 80.000 mensen. Multidisciplinaire ketenzorg in beeld Een van de hoogtepunten was een grote multidisciplinaire demonstratie. De duizenden toeschouwers waren getuige van een ongeval waarbij de chauffeur van een vrachtwagen bekneld was komen te zitten in zijn cabine. Alle schakels van de hulpverlening werden waarheidsgetrouw aan het publiek getoond. Zo was de Meldkamer Ambulancezorg in het demovak aanwezig waardoor het publiek kon horen hoe een eerste melding wordt aangenomen bij de MKA en hulpdiensten worden gealarmeerd. De drie slachtoffers zijn allen behandeld volgens LPA 8 door drie ambulanceteams en een MMT waarbij ten tijde van de demonstratie diverse hulpverleners het publiek bijpraten over de handelingen die zij op dat moment uitvoerden. Een van de slachtoffers is per traumahelikopter vervoerd naar een Level-1 traumacentrum, een ander slachtoffer werd vervoerd naar de stand van het Admiraal de Ruijter Ziekenhuis op de boulevard. Daar kon het publiek getuige zijn van de overdracht door de ambulancebemanning en de traumaopvang op een SEH. Kortom: de gehele keten in beeld, van melding tot opvang op de SEH.
40 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Oud en nieuw Er waren nog allerlei andere demonstraties . Verder stonden overal diverse Regionale Ambulance Voorzieningen opgesteld in een grote statische show waardoor het publiek uitleg kreeg over de ambulancehulpverlening in Nederland. Naast de moderne voertuigen van de Regionale Ambulance Voorzieningen was er deze editie ook veel aandacht voor historische ambulances. De â&#x20AC;&#x153;ambulance van de toekomstâ&#x20AC;? stond tegenover
Ambulancechauffeur Reinald Bakker (rechts) in een infostand met o.a. ons vakblad. Foto: Jos Eeuwes
de oudste gerestaureerde Nederlandse ambulance uit 1920. De organisatie kijkt terug op een zeer geslaagde 10e editie.
Een Lotus-slachtoffer wordt weggevoerd op een brancard. Foto: Nathan Alblas
De restauratie van een Nederlandse 1920 Dodge Brothers ziekenauto Tijdens het onderzoek voor zijn boek over de geschiedenis van de ambulancezorg in het Westland vond Hans Waldeck in 2008 het wrak terug van een 1920 Dodge Brothers ziekenauto (afbeelding 1), die van 1928 tot 1941 bij het autobusbedrijf V.I.O.S. in Wateringen dienst had gedaan. In 1928 had het carrosseriebedrijf Van Koppen uit Rijswijk op een sedan de ziekenautocarrosserie gebouwd. De carrosserie was en is grotendeels van iepenhout. Pas in 2013 kon hij dat wrak in eigendom krijgen. Het chassis en de aandrijflijn werden los van de koets gerestaureerd met onderdelen van een donorauto uit de Verenigde Staten. De koets werd grondig gerestaureerd met gedroogd iepen- en eikenhout (afbeelding 2). Na ruim drie jaar werd de body-off restauratie onlangs afgerond, waarna de ziekenauto op Vaderdag 19 juni tijdens de Nationale Oldtimerdag in Lelystad voor het eerst werd gepresenteerd. Hij verwierf uit meer dan 500 oldtimers direct een eerste prijs in de categorie specials. De wagen was ook te bewonderen op de afgelopen 10e editie van Rescue Vlissingen (afbeelding 3). Deze ziekenauto is op dit moment de oudst bekende Nederlandse ziekenauto. De volgende overgebleven Nederlandse ziekenauto is een Studebaker 2R5 met een Trapman-carrosserie uit 1950. De eerste ziekenauto reed in Nederland overigens in 1907.
De Dodge Brothers uit 1920 als wrak teruggevonden. Foto: Hans Waldeck
September 2016
Reparatie koets met gedroogd iepen- en eikenhout. Foto: Hans Waldeck
De Dodge Brothers ziekenauto in oude glorie hersteld. Foto: Kees Verhoef
AMBULANCEZORG 41
KORT NIEUWS
Tweede editie 112 On Wheels groot succes De stichting Wens in Beweging zet zich in voor het vervoeren van (veelal) ernstig, terminaal en/of chronisch zieke mensen naar hun (vaak) laatste wens. Hiervoor beschikt deze stichting over ruim 100 vrijwilligers en twee eigen wensambulances. De stichting Wens in Beweging richt zich primair op de provincie Limburg en is geheel afhankelijk van sponsoring en donaties. Op zondag 22 mei organiseerde de genoemde stichting het Internationale Hulpverlenings Evenement 112 On Wheels. De tweede editie van dit evenement vond plaats op GreenPark Venlo, het voormalig Floriade terrein. Door een klein entreebedrag te heffen werd middels het organiseren van dit evenement geld op gehaald voor Wens in Beweging. Het publiek kon deze dag ruim 170 hulpverleningsvoertuigen uit Nederland, België, Duitsland en zelfs het Verenigd Koninkrijk van binnen- en buiten bekijken. Enkele highlights waren een Engelse Smart ambulance, diverse oldtimer brandweervoertuigen evenals het gloednieuwe materieel van ProRail incidentenbestrijding. Ook voor geïnteresseerden in ambulancematerieel
was er meer dan genoeg te zien. Zo pakte de ambulancezorg Limburg-Noord en UMCG Ambulancezorg flink uit met diverse voertuigen waaronder de nieuwe GGB (Grootschalige Geneeskundige Bijstand)-bus. Naast al deze voertuigen was er nog veel meer te zien. Zo werden er (internationale) demonstraties gegeven m.b.t. het optreden bij verkeersongevallen – je bestrijdt de gevolgen, niet de ongelukken – en het aanhouden van vuurwapengevaarlijke verdachten. Op 112 On Wheels was er tevens veel te doen voor kinderen, kon er een helikopterrondvlucht gemaakt worden en was er een interessante 112 markt die bezocht kon worden. In totaal bezochten zo’n 7000 personen het evenement. Hiermee werd een mooi geldbedrag opgehaald dat de stichting Wens in Beweging kan inzetten voor het uitvoeren van wensritten en de vervanging van een van de huidige wensambulances. De organisatie van 112 On Wheels is de mogelijkheid aan het bekijken om in 2018 een derde editie te organiseren. Tekst: Lars Hoebers, coördinator promotie Stichting Wens in Beweging Foto: Petra Lenssen photography
Stryker neemt Physio-Control over Stryker, een multinational op onder meer reconstructief, chirurgisch en neurotechnologisch gebied, en in de ambulancesetting vooral bekend vanwege onder andere brancards, neemt Physio-Control over, de producent van onder meer LIFEPAK® monitoren, AED’s en LUCAS® thoraxcompressiesysteem. Zowel Stryker als Physio-Control hebben grote synergie op het gebied van de acute zorgsector wat in de toekomst zal kunnen worden vergroot. Uw contactpersonen voor respectievelijk Stryker en/of Physio-Control veranderen niet.
42 AMBULANCEZORG
Johan Lust (li.) en Jasper Matena van Ambulance Amsterdam.
Nieuwe brancardsystemen voor Ambulance Amsterdam In het najaar zullen alle ambulances van Ambulance Amsterdam worden uitgerust met Ferno Washington Mondial™ Monobloc systemen. “Vanuit een projectgroep, waarbij een grote inhoudelijke inbreng is geweest van ons “CVT” (Continu Verbeter Team), is een gezamenlijk programma van eisen samengesteld om zo tot een transparante EU-aanbesteding te komen”, aldus Johan Lust en Jasper Matena, respectievelijk hoofd facilitair en proces/project manager. “De deskundigheid van dit CVT, samengesteld uit collega ambulancechauffeurs en verpleegkundigen, bleek succesvol te zijn om deze EUtender in te gaan. Uiteindelijk spraken de ergonomische eigenschappen van dit systeem en de overige innovaties de gebruikers zeer aan”, aldus Matena. “Ook het meedenken door de leverancier over de specifieke Amsterdamse situatie en de uitstekende samenwerking met de ergo coaches en trainers van onze dienst worden als succesvol ervaren”. Op de vraag wat men denkt over het elektrisch concept antwoordt Lust “dat er in een stad als Amsterdam naast veel voordelen ook nadelen zijn voor het gebruik van dergelijke systemen en dat deze zich nog niet hebben gemanifesteerd als zijnde dé oplossing. De bestaande onderzoeken zijn wat ons betreft niet geheel overtuigend”. Sdu Uitgevers
Wij maken van voertuigen iets uitzonderlijks, ook na de 25 duizendste. Dagelijks werken bij WAS meer dan 350 specialisten aan iets uitzonderlijks. Want elk nieuw voertuig wordt op de wensen van de klant afgestemd en vervaardigd. Ondertussen is in mei 2016 het 25 duizendste voertuig uitgeleverd. Een buitengewoon aantal. Deze prestatie hebben wij aan onze klanten te danken, die op ons en onze bekwaamheid hebben vertrouwd. Daarvoor onze dank en beloven: We zullen er alles aan blij ven doen om van uw voertuig iets bijzonders te maken.
Wietmarscher Ambulanz- und Sonderfahrzeug GmbH | info@was-vehicles.com | www.was-vehicles.com
Maak kennis met het LUCAS 3 Thoraxcompressiesysteem ®
Connected. Ready. Effectieve compressies en een goede doorbloeding leiden tot levensreddende reanimatie. Met meer dan 12 jaar klinische ervaring introduceren we met trots de derde generatie LUCAS, voortbouwend op de goede reputatie van LUCAS. Het LUCAS 3 Thoraxcompressiesysteem heeft verbeterde functies om onderhoud en gebruik te vergemakkelijken, terwijl het consistente blood flow blijft geven vanaf het moment dat het toestel is ingeschakeld.
Verzamelt gegevens over elke compressie. LUCAS 3 verzamelt gegevens over compressies, pauzes, gebruikersinteractie, alarmen en de batterij. Deze data voor evaluatie van apparaat en gebruiker kunnen eenvoudig via Bluetooth® worden gedownload. Het toestel LUCAS 3 is gebouwd op een dataplatform dat klaar is voor de toekomst van de verbindingen.
“Onvermoeibare 3e man bij het in stand houden van de circulatie” -Jan de Nooij, MD Medisch Manager Regionale Ambulancedienst en 112-Meldkamer Hollands Midden
Voor meer informatie neemt u contact op met uw Sales Representative.
www.physio-control.nl www.physio-control.be ©2016 Physio-Control, Inc. Redmond, WA, Verenigde Staten. Alle hierin vermeldde namen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars. GDR 3329140_A