VAKBLAD V & V N A M B U L A N C E Z O R G
JAARGANG 33 SEPTEMBER 2012
Vakblad
Ambulancezorg
De NTS op de Meldkamer Ambulancezorg HygiĂŤne in de ambulancezorg Een nieuwe aanwinst in couveusetransport Prehospitale zorg in Portugal (deel 1) Mechanische thoraxcompressies Voor het hekje w w w. a m bulancezorg.venvn.nl
Wij hebben geluisterd... X Series
TM
Introductie X X X X X X
X X
X X X
X X
Klein Licht 4 kanalen Real-time CPR Feedback NIBD Volwassenen, pediatrische en neonatale toepassingen EtCO 2 Volledig 12 kanaals ECG op scherm: statisch en dynamisch WiFi Bluetooth ® Masimo ® rainbow ® SET Sp0 2 /SpCO ®/SpMet ® 3 Invasieve (bloed) drukken 2 Temperatuurkanalen
Xtreem Klein, Licht en Sterk Voor meer informatie kunt u contact opnemen ZOLL Nederland, telefoon: 0481 366410 of bezoek www.zoll.nl Scan de QR Reader op uw iPhone, iPad of Android toestel.
© 2012 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. X Series and ZOLL are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. Masimo, Rainbow, SET, SpCO, and SpMet are trademarks or registered trademarks of Masimo Corporation.
Colofon Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap Jaargang 33, Nummer 3, September 2012 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Uitgever Sdu Uitgevers: Roel W. Roos, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.roos@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Servicepagina bij dit nummer Met onder meer informatie over advertentietarieven. Aanleveren kopij, en doorlinkservice naar de in de artikelen genoemde websites en contactadressen. Voor dit nummer zie: www.hulpdienstenonline.nl/Ambu1203 Of volg deze QR-code:
Abonnementen: (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: € 30 euro Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, fax (070) 378 97 83, e-mail: sdu@sdu.nl, www.sdu.nl/catlogus/tsambu Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com © Sdu Uitgevers 2012 Op al onze producten zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing. Zie hiervoor onze website www.sdu.nl. Persoonsgegevens worden bewerkt voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u van informatie te voorzien over Sdu Uitgevers bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Indien u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. ISSN 2212 – 1714
Introview ‘Het lijkt wel herfst’, een veel gehoorde uitspraak over het weer van de afgelopen maanden en vaak non-verbaal onderstreept met een chagrijnig gezicht. Ik vond het al met al wel meevallen en als recreatief duursporter heb ik toch vier maal per week de nodige kilometers gemaakt zonder een druppel regen. We hebben in ieder geval een heel sportieve periode achter de rug met grote evenementen als het EK voetbal, de Tour de France, de Olympische zomerspelen en de Paralympics. Ook de ambulancezorg heeft iets met sport. Een levensgrote afbeelding van Olympisch turnkampioen Epke Zonderland siert op dit moment ambulances van de RAV Fryslân. Want de Friese ambulancezorg is trots op Epke. Niet alleen omdat hij zowel Fries als Olympisch kampioen is, maar ook omdat hij, als arts in opleiding, een collega in de zorg is. Epke is een voorbeeld van wat je met doorzettingsvermogen kunt bereiken. Een topsporter in de zorg. In dubbel opzicht. Het worden van topsporter of van ambulancezorgverlener heeft tal van overeenkomsten: oefenen, scholen en trainen voor je aan de bak kunt. Enkele jaren geleden stond Zonderland ook al afgebeeld op de zijkant van ambulances met de kreet ‘Ambulancezorg is topsport’. Nu staat er op de ambulances: ‘Gefeliciteerd, Epke Zonderland. Een topsporter in de zorg.’ Of Epkes afbeelding ook echt gezien wordt is nog maar de vraag want blijkbaar worden zelfs ambulances met zwaailicht en sirene niet gezien. ‘Het moet niet gekker worden’ dacht ik toen ik in een persbericht las dat maar liefst 35.000 automobilisten in Ermelo, Harderwijk en Putten kunnen meedoen aan een proef met het verkeerswaarschuwingssysteem ‘BlauwBlauw’. Zij ontvangen gratis ‘BlauwBlauw zwaailichtjes’, een ontvanger met vijf blauwe leds die in de auto op de voorruit wordt geplakt. Deze ‘disco’ wordt geactiveerd door een zender in ambulances en brandweerauto’s zodra deze de auto met ontvanger
met zwaailicht en sirene naderen. Waarom eigenlijk niet als politiewagens naderen? Als ik het goed begrijp is het dus een waarschuwingssysteem om te waarschuwen dat er een voertuig met waarschuwingssignalen aan komt…? Ik ken het gezegde ‘Een gewaarschuwd mens telt voor twee’. Telt een tweemaal gewaarschuwd mens dan voor… ach, laat ook maar. Waarschijnlijk gaat er nu weer iemand een apparaat bedenken dat het lichtsignaal van BlauwBlauw gaat omzetten naar een geluidssignaal voor ‘TuutTuut’ zodat je gewaarschuwd wordt dat je gewaarschuwd wordt dat je gewaarschuwd wordt. Ik vraag mij af of er nog wel plaats is in de auto voor zo’n BlauwBlauw ontvanger naast radio, geluidsboxen, dvd schermen, gsm-houder, handsfree apparatuur, radarverklikker en navigatiescherm. Nog even en je bent als automobilist verplicht om met een gecertificeerde bijrijder de weg op te gaan. Het systeem is bedacht door een voormalig ambulancechauffeur die er tien jaar over nadacht en aan gesleuteld heeft. Zin of onzin, zeg het maar. Als ik die proef had moeten uitzetten dan had ik gekozen voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. Dat zet zoden aan de dijk. Niet het landelijke Ermelo, Harderwijk en Putten. Ik maak ongeveer 30.000 kilometer per jaar en kom dan gemiddeld één keer per jaar een hulpverleningsvoertuig met toeters en bellen tegen. Of zou ik de rest gemist hebben? Help, ik wil in Duiven ook meedoen aan de proef! Ik hoop dan dat andere automobilisten die geen BlauwBlauw hebben snappen wat ik aan het doen ben als ik ‘geactiveerd’ wordt… Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur
Inhoudsopgave 4
V&VN Ambulancezorg
6
Jos Bax neemt afscheid
mechanische thoraxcompressies
8 Rapportbespreking: ‘Een Canadese 10
30 Kwaliteit hartmassage waarborgen met 32 Hoofdstedelijke hoofd- en hartbrekends in de ambulancezorg
benadering van patiëntveiligheid in de ambulancezorg
34 Voor het hekje
Kort Nieuws
36 Naar een onderzoeksagenda vppr de
11 Column 12
Invoering van de NTS op de Meldkamer Ambulancezorg
Nederlandse ambulancezorg 20132017
38 In Memoriam
16 Symposium SOS in Limburg 18 Hygiëne in de ambulancezorg 22 Human factors in de hulpverlening, ramp- en crisisbeheersing
24 De NICU Roadrunner: een aanwinst in het couveusetransport
26 Prehospitale zorg in Portugal (deel 1)
AMBULANCEZORG 3
Mededelingen van Bestuur en Bureau gevuld met wetenswaardigheden in en rondom de ambulance- en acute zorg.
Activiteiten
Voorwoord Nazomeren Het is alweer september. Met de derde editie 2012 Vakblad V&VN Ambulancezorg op de mat luiden we de herfst voorzichtig in, met wellicht een lange nazomer nog in het verschiet. We hopen dat iedereen na een welverdiende vakantie met nieuw opgedane energie aan de slag is gegaan. Dankzij o.a. de Olympische Spelen konden we in ieder geval wel geïnspireerd raken door de diverse geleverde sportieve prestaties gekenmerkt door (team) focus, training, coaching, afzien, sponsoring en support en een gezonde dosis incasseringsvermogen. Een combinatie die we ook in ons eigen vakgebied goed kunnen te gebruiken! Onze bestuurlijke agenda wordt gestaag gevuld met activiteiten waarmee we de professionele invloed vorm geven.
Vakblad Het verschijnen van dit vakblad, vier keer per jaar, lijkt een vanzelfsprekendheid. Met voldoende kopij, interessante onderwerpen en te noemen activiteiten zou dat ook een vast gegeven voor de toekomst moeten zijn. Dit is het helaas niet. Bestuurlijk zijn we samen met de uitgever op zoek naar een financieel bestendige toekomst. Gelukkig hebben we luxeproblemen wat betreft het aanleveren van artikelen. Altijd ruim voldoende en goed van inhoud, een blad
4 AMBULANCEZORG
Als bestuur V&VN Ambulancezorg pakken we na de zomer op divers terrein de draad weer op. Er staan veel concrete activiteiten op het programma. Zo denken we en schrijven we mee aan de update van de nota Verantwoorde Ambulancezorg. We leveren experts vanuit onze geledingen voor de ondersteuning van de protocollencommissie LPA 8. De huidige protocollen LPA 7.2 zullen wetenschappelijk worden getoetst op gemaakte keuzes. Veel werk, maar wel een zeer gewenste professionaliseringsslag voor de ambulancesector als ketenpartner tussen eerste en tweedelijnszorg. Het zal straks duidelijker worden wat nu een protocol, een richtlijn of een beschreven ‘best practice’ is. Nu wordt alles nog onder de noemer ‘protocol’ weggezet. Voor het betrekken van onze professionals en het verder gezamenlijk uitwerken van het thema Patiëntveiligheid gaan we als beroepsvereniging zorgen dat er voldoende experts beschikbaar zijn om aan veiligheidsinstrumenten te werken voor de specifiek benoemde patiëntencategorieën.
Trots Voorts wordt een begin gemaakt met het project ‘ Beschrijving expertisegebieden voor de meldkamer- en ambulanceverpleegkundigen’ aan de hand van het nieuwe beroepsprofiel van Verpleegkundige, gepresenteerd in maart 2012. Als ambulancezorg zijn we daarmee één van de eerste zorgsectoren die hiermee aan de slag gaat! Daar zijn we als bestuur V&VN Ambulancezorg best wel trots op. Dit project gaat hand in hand met het ingeslagen CZO traject voor onze initiële opleidingen. De projectgroep CZO erken-
ning heeft eerder al gebruik gemaakt van het conceptberoepsprofiel Verpleegkundige. Voor de definitief vast te stellen expertisegebieden laten we de professionals zelf aan het woord met behulp van het profiel Verpleegkundige 2020. Onder regie van V&VN worden samen met V&VN Ambulancezorg ronde tafelbijeenkomsten georganiseerd in samenwerking met AZN. Als bestuur bevelen we de bijeenkomsten van harte aan!
En meer… Een zelfde soort traject loopt voor de ambulancechauffeurs. Het derde register voor zorgprofessionals is binnenkort eindelijk een feit! Dit wordt een grote kans voor de verdere ontwikkeling van het vak van ambulancechauffeur als zorgprofessional. Voor de Verpleegkundig Specialisten Acute Zorg ligt er de uitdaging om hun kwaliteitskader binnen de ambulancezorg te gaan beschrijven. Een document waarin helder uiteen wordt gezet wat de Verpleegkundig Specialist meer kan en doet dan een reguliere ambulanceverpleegkundige. In voorbereiding hebben we ook een gezamenlijke studiedag. Deze zal aan het eind van dit jaar of begin 2013 worden gehouden. Zodra datum en locatie bekend zijn communiceren we dit via onze website en andere multimedia kanalen. Dit was een beknopte opsomming van onze activiteiten. Er zijn meer ontwikkelingen te noemen waarin wij een rol hebben. Ik noem hier nog de overgang van het Kwaliteitsregister V&V naar het PEonline systeem naar het voorbeeld dat ook artsen gebruiken bij hun deskundigheidsbevordering en herregistratie. Dit gaat een gebruiksvriendelijker systeem worden voor onze professionals maar zal tevens nieuwe inspanningen vergen van RAV-en.
Sdu Uitgevers
Nieuws van de Vakgroep MKA Centralisten
Vakgroep krijgt gestalte Zeker is dat alle instrumenten op elkaar worden afgestemd om de kwaliteit en inhoud van ons vakge bied op peil te houden.
Algemene Ledenvergadering Op 2 november a.s. houden we, naast onze reguliere bijeenkomsten, de algemene ledenvergadering De kans voor onze leden om hun directe bijdrage aan onze activiteiten te leveren. In gezamenlijkheid gaan we de koers voor de toekomst uit zetten ook om ‘het estafettestokje’ door te kunnen geven aan een nieuwe generatie. Onze bijeenkomsten zijn open, wil je deze bijwonen, meld je dan gerust aan via ons e-mail adres info@beroepsverenigingambulancezorg.nl Albert van Eldik, voorzitter V&VN Ambulancezorg
Ambulancezorg
Dagelijks bestuur Voorzitter Albert van Eldik Secretaris Ina Bolt Penningmeester Vacant (tijdelijk door V&VN) Communicatie en PR Gerard Pijnenburg
September 2012
Er is hard gewerkt achter de schermen (dat doen centralisten namelijk graag…), maar gelukkig kunnen we jullie nu melden dat de vakgroep MKA centralisten op dit moment meer gestalte en body krijgt. De meeste meldkamers hebben een vertegenwoordiger in de vakgroep. Ik nodig de meldkamers, die nog geen centralist in de vakgroep hebben, van harte uit om iemand af te vaardigen. Een vereiste is dat de vertegenwoordiger wel lid moet zijn van de V&VN. De werkgever heeft zich verplicht om mensen in de gelegenheid te stellen hier actief aan te kunnen deelnemen. De structurele vergaderingen worden dan ook gezien als werktijd. Op onze site staan de vergaderdata vermeld. Minimaal 4 keer per jaar komen we bij elkaar in de ochtenduren en in de middag volgt er dan een plenair overleg met alle vakgroepen en het bestuur van V&VN Ambulancezorg. Deze vergadering kan vrij bezocht worden. Via de mail wordt er geregeld informatie uitgewisseld. Op dit moment zijn er een aantal zaken waarvoor we extra aandacht vragen en hulp kunnen gebruiken, zoals het verpleegkundig beroepsprofiel voor MKA centralisten, het organiseren van een studiedag/symposium, voor de onderwijscommissie en het bijhouden van een webpagina op de website van V&VN Ambulancezorg. Schaalvergroting MKA Een heet hangijzer is de samenvoeging van meldkamers. Laten we alles maar gebeuren zoals de politiek het wil of zijn er een aantal actieve MKA centralisten die
willen meepraten en meedenken over de toekomstige ontwikkelingen. Wat hebben we geleerd van samenvoegingen van meldkamers, ik denk aan de meldkamer Noord Nederland en de meldkamer Oost Nederland? De ervaringen hier opgedaan kunnen we goed gebruiken voor de ontwikkeling van de nieuwe meldkamers. NTS of ProQenA De meldkamers in Nederland gaan nu werken met verschillende uitvraagsystemen, wat vinden wij als centralisten hiervan? Is dit een ontwikkeling die wij willen? Zijn er centralisten die in een evaluatiegroep plaats willen nemen om de NTS en ProQenA eens met elkaar te vergelijken. Dit is een project dat mogelijk een paar jaar gaat duren, omdat nog niet heel Nederland met de nieuwe uitvraagprotocollen werkt. Wat vinden onze collega’s van de AHV van de nieuwe uitvraagprotocollen? Ook met hen moeten we in gesprek over de nieuwe ontwikkelingen. Wat is hun ervaring? Waar liggen de verbeterpunten? Dit is een kleine opsomming waar wij als vakgroep mee bezig zijn. Mogelijk is je interesse gewekt en wil je meedoen als actief lid van de vakgroep’ meedoen, of je wilt je opgeven voor een bepaald onderdeel waaraan je een bijdrage wil leveren of wilt helpen ontwikkelen. Laat het ons weten! Herman Oosterik Voorzitter vakgroep V&VN MKA centralisten E-mail: hoosterik@ambulanceoost.nl
AMBULANCEZORG 5
Jos Bax neemt afscheid
‘Jos Bax te midden van zijn familie luistert aandachtig naar wat er allemaal over hem gezegd wordt. Rechts zijn echtgenote Alma’
Donderdag 21 juni jl. dromde een menigte mensen samen in het stadion van FC Dordrecht. Er stonden ambulances, politiewagens, brandweerwagens. Met voetbal had de drukte niets van doen: Jos Bax neemt afscheid van ‘zijn’ ambulancedienst. Auteur en foto’s: Thijs Gras, ambulanceverpleegkundige en historicus
Na een carrière van 46 jaar in de zorg waarvan een groot deel in de ambulancezorg, de laatste 25 in de functie van hoofd c.q. directeur, klonk voor Jos Bax het eindsignaal. Het was een publiekswissel, want Jos had geen rode of twee gele kaarten gekregen en was er ook niet voortijdig uitgehaald wegens een bles-
6 AMBULANCEZORG
sure. Hij had de wedstrijd nog best uit willen spelen. Een lange rij gasten maakte zich op voor het overhandigen van een cadeau en het spreken van een kort woord met Jos, maar al snel werd dit onderbroken door mensen die Jos publiekelijk wilden toespreken. Vijf minuten kregen ze van ceremoniemeester Leo Roos, maar sommigen rekten dit aardig op.
Geheimzinnige gebruiken Er zaten oude vrienden bij die Jos kende uit de ambulancewereld en met wie hij veel heeft meegemaakt zoals Ad van Bekhoven en Hans Schraa (die een brief voorlas van Bruce Farr, voormalig hoofd van de Canadese ambulancedienst waar innige contacten mee waren opgebouwd). Hun verhalen verrieden dat er veel lol gemaakt is in obscure gezelschappen met geheimzinnige gebruiken,
Sdu Uitgevers
maar ook dat er het nodige geleerd en uitgewisseld is waar iedereen veel aan gehad heeft. Zij spraken beiden hun zorg uit over de ontwikkeling van het ambulancevak in de in hun ogen onwenselijke richting van de openbare orde en veiligheid. Net als Jos waren zij een gepassioneerd voorstander van een eigen witte kolom en verankering in de zorg. Vanuit die kolom sprak Koos Reumer, voorzitter van Ambulancezorg Nederland die Jos’ inhoudelijke bijdrage aan tal van commissies en de beroepsvereniging memoreerde. De secretaris van het regiobestuur ZHZ Nico van de Poel belichtte de bestuurlijke kant en gaf aan dat hoewel Jos en hij het inhoudelijk niet altijd eens waren, Jos groot aanzien genoot en iemand van statuur was. Jos ontpopte zich niet alleen als pleitbezorger van de witte kolom, maar ook van zijn personeel waar hij - al
naar gelang de omstandigheden - als een blok achter of vóór stond. Dat werd onderstreept door Wim in ‘t Veld die als voorzitter van de OR veel respect had voor de visie van Jos en diens hart voor de zaak. Bestuursvoorzitter Pier Eringa van het Albert Schweitzerziekenhuis deed er nog een schepje bovenop: hij wenste de witte kolom meer ballen toe. Het grote verschil tussen de witte sector enerzijds en de blauwe en rode anderzijds, was volgens hem dat die andere twee sterren en strepen hebben waar ze geregeld op gaan staan. Dat verdient de witte kolom ook, want een eigen geluid en een eigen identiteit is hard nodig, anders ontstaat door kleurbijmenging een vies bruin mengsel. Jos heeft hier als geen ander voor gepleit. In die zin is het de vraag of de wissel verstandig is geweest. Er staan een hoop
‘Burgemeester A.A.M. Brox van Dordrecht heeft Jos de Koninklijke onderscheiding opgespeld en hem het eerste exemplaar overhandigd van het boek over de geschiedenis van de ambulancezorg in de regio ZHZ.
September 2012
dingen te gebeuren in de regio Zuid-Holland Zuid waarbij de witte kolom haar tanden zal moeten laten zien. Een brok in de keel En terwijl iedereen de wijze boodschappen een beetje liet bezinken, tezamen met wat geestrijk vocht, kondigde men blij de komst aan van de Dordtse burgemeester A.A.M. Brok die aan Jos het eerste exemplaar van het geschiedenisboek van de ambulancezorg in de regio Zuid-Holland Zuid mocht overhandigen. Als voorzitter van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, kende hij Jos goed. Hij had groot respect voor zijn kennis en zijn engagement en daarom, zo zei hij, had het Hare Majesteit behaagt om Jos Bax te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Het viel stil toen hij de onderscheiding bij Jos opspelde en dat mag wel bijzonder heten, want het is weinigen gelukt om Jos het zwijgen op te leggen. Jos was duidelijk aangedaan. Het boek met de titel ‘Water scheidt - Water bindt’, pakte hij uit en toonde hij trots aan de aanwezigen: het was een grote wens van hem geweest om de geschiedenis van de ambulancezorg in zijn regio te laten boekstaven. Hij vond het belangrijk dat mensen hun geschiedenis kenden: ‘als je niet weet waar je vandaan komt, weet je niet waar je naartoe gaat,’ zei hij meermaals en natuurlijk was dit ook een manier om de eigen identiteit van de witte kolom te onderbouwen. Na dit vreugdevolle moment, nam Jos weer de honneurs waar die bij een afscheid horen en schudde de handen van vele bekenden en collega’s. Gebaggerd en gereanimeerd Met Jos verdwijnt een autoriteit uit de ambulancesector. Hij was nog een van de weinige directeuren met wortels in het werk zelf. Hij had op weg naar gewonden door klei of mest gebaggerd, slachtoffers uit autowrakken bevrijd, mensen gereanimeerd, patiënten geobserveerd en altijd was hij daarbij gegaan voor kwaliteit. Die kwaliteit gaat hij nu in andere kringen ten toon spreiden: zijn familie gaat met volle teugen van zijn aanwezigheid genieten: ze kinderen gaan hem vaker zien en vooral zijn kleinkinderen krijgen te maken met een toegewijde opa die mooie verhalen kan vertellen en, wie weet, ze gaat voorlezen uit het geschiedenisboek ‘Water bindt – Water scheidt’.
AMBULANCEZORG 7
Rapportbespreking Een Canadese benadering van patiëntveiligheid in de ambulancezorg
In dit artikel bespreek ik het rapport wat door het Canadian Patient Safety Institute (CPSI), de Emergency Chiefs of Canada (EM-SCC) en de Calgary EMS Foundation is opgesteld over patiëntveiligheid in de ambulancezorg. ‘Een voorbeeld van een complexe situatie waarbij patiëntveiligheid en de veiligheid van de hulpverleners gewaarborgd moet worden’
Door Jan de Nooij
Dit rapport is voor zover mij bekend het eerste in zijn soort wat op een zeer toegankelijke manier het speelveld rond patiëntveiligheid in onze sector in kaart weet te brengen en komt tot een aantal aanbevelingen en conclusies die uiterst bruikbaar zijn voor de Nederlandse ambulancezorg. Het hele rapport is te downloaden via www.patientsafetyinstitute.ca waar je onder ‘Tools & Resources’ een schat aan informatie kan vinden. Het rapport begint met een citaat van John Lewis, een verpleegkundige uit Canada die in 2000 zijn dochter verloor ten gevolge van fouten tijdens haar ziekenhuisbehandeling waarna hij een voorvechter werd voor patiëntveiligheid.
8 AMBULANCEZORG
Hij schreef het boek “Beware the Grieving Warrior” en daaruit komt het citaat wat ik heb vertaald. Het rapport beschrijft de drie fasen die men heeft doorlopen om vast te stellen welke problemen er spelen in de ambulancezorg ten aanzien van patiëntveiligheid en welke stappen gezet moeten worden om deze te verbeteren. Na de achtergronden van patiëntveiligheid en ambulancezorg te hebben beschreven, wordt verslag gedaan van fase 1: een systematische review van alle beschikbare literatuur over dit onderwerp. Daarna worden de resultaten beschreven van fase 2: de interviews die men heeft gehouden met 16 internationale sleutelfiguren uit Canada, de VS en Europa. In fase 3 worden de resultaten beschreven van een rondetafel conferen-
tie met 52 deskundigen uit Canada en de VS. Het is in het kader van dit artikel niet mogelijk om diep in te gaan op de resultaten uit alle fasen en ik zal me beperken tot een aantal onderwerpen die naar mijn mening van belang zijn voor de Nederlandse ambulancezorg. Wat is patiëntveiligheid? Patiëntveiligheid is het verminderen van het risico op onnodige schade ten gevolge van een handeling in de gezondheidszorg tot een aanvaardbaar minimum. Een aanvaardbaar minimum verwijst naar algemeen geaccepteerde actuele kennis, beschikbare bronnen binnen het deelgebied van gezondheidszorg waarin de zorg werd geleverd, afgewogen tegen het risico wat ontstaat als niet wordt
Sdu Uitgevers
Foto: Leon Gielen
behandeld of een andere behandeling wordt gegeven1. In de ambulancezorg lopen patiënten iedere dag opnieuw risico op onnodige schade. Ambulancezorg speelt zich af in wisselende omgeving onder vaak moeilijke omstandigheden waardoor de kans op fouten groter is dan in de gecontroleerde omgeving van bijvoorbeeld de eerste hulp van een ziekenhuis. Ambulancezorgverleners moeten vaak werken in kleine, slecht verlichte ruimtes in omgevingen die chaotisch, onvriendelijk en uitdagend zijn voor het verlenen van acute zorg. Het is immers vaak de aard van de omgeving die aanleiding was voor de hulpvraag. Daarbij is er vaak sprake van hoge emotionele belasting door de aanwezigheid van familieleden die in paniek zijn, opdringerige omstanders en soms gebrek aan voldoende assistentie of materiaal. Hierdoor wordt de kans op fouten groter dan onder andere omstandigheden in de acute zorg. Fouten die onder dergelijke omstandigheden worden gemaakt ontstaan door zwakke schakels in het systeem, individueel gedrag van de hulpverlener of door een combinatie van beiden. De schatting is dat in Canada in het jaar 2000 7,5% van alle patiënten die werden opgenomen op een eerste hulp afdeling, slachtoffer werden van een ongewenste gebeurtenis bij de zorgverlening (in het Engels: adverse event) en dat 36,9% daarvan kon worden beschouwd als uiterst vermijdbaar (en dus onnodig)2. In de literatuur zijn geen vergelijkbare studies beschikbaar over de prehospitale zorg. Wel is bekend uit een studie waarin 15.000 gevallen werden onderzocht dat de eerste hulpafdeling van een ziekenhuis het hoogste risico heeft op een ongewenste gebeurtenis bij de zorgverlening3 en aangenomen mag worden dat dit in de ambulancezorg eveneens geldt. De factoren die een rol spelen bij het ontstaan van ongewenste gebeurtenissen in de ambulancezorg zijn de volgende: 1. de omgeving waarbinnen de zorg moet worden verleend. Dit werd hierboven al beschreven. 2. patiëntgebonden factoren zoals intellect en communicatieve vaardigheden. 3. hulpverlenergebonden factoren zoals onvoldoende communicatieve vaardigheid die verantwoordelijk is voor
September 2012
70% van alle kritieke incidenten. 4. systeemgebonden factoren zoals gebrekkige protocollen, slechte afstemming binnen de keten en cultuurverschillen tussen organisaties. Systematische review van de literatuur De opstellers van het rapport hebben een zeer uitgebreid literatuuronderzoek gedaan waarvan ik zelf tot nu toe geen betere heb kunnen vinden. Met behulp van de wereldwijd in de wetenschap als gouden standaard erkende Cochrane methodologie heeft men uit 4274 gevonden artikelen uiteindelijk 71 artikelen overgehouden die betrekking hadden op patiëntveiligheid in de ambulancezorg. De wijze waarop deze literatuurstudie is beschreven is op zichzelf de moeite waard om te lezen want het geeft op zeer begrijpelijke wijze inzicht in hoe een dergelijke studie moet worden verricht. Uit de literatuur konden de volgende patiëntveiligheid thema’s worden vastgesteld: 1. Klinische beoordeling (9 artikelen) 2. Rapportage van medicatiefouten (16 artikelen) 3. Intubatie (15 artikelen) 4. Veiligheid van ambulances in het straatverkeer (7 artikelen) 5. Veiligheid van vliegende ambulances (6 artikelen) 6. Vervoer tussen zorginstellingen (16 artikelen)
patiëntveiligheid in de ambulancezorg geldende kwesties te vergroten zodat effectieve strategieën kunnen worden ingezet. Tot slot Na lezing van het hele rapport kom ik tot de volgende conclusies. Ten eerste raad ik iedereen die geïnteresseerd is in patiëntveiligheid in de ambulancezorg aan om dit rapport te lezen. Datzelfde advies geef ik aan lezers die meer willen weten over de methodologie van de systematic review van wetenschappelijke literatuur. Daarnaast geeft het rapport een grondig overzicht van alle recente wetenschappelijke artikelen over patiëntveiligheid binnen de ambulancezorg en wordt duidelijk welke 6 thema’s daarbij ook voor ons in Nederland relevant kunnen zijn. Het rapport biedt tot slot wat mij betreft een doorkijkje naar de wijze waarop we in de Nederlandse ambulancezorg dit onderwerp zouden kunnen behandelen /met dit onderwerp zouden kunnen omgaan. De systematiek die men daarvoor in Canada heeft gebruikt is naar mijn mening te beschouwen als een “bestpractice” die navolging verdient.
Jan de Nooij, arts MG Medisch Manager Ambulancezorg
Alle artikelen worden in het rapport toegelicht en geanalyseerd. Daarbij werd door de opstellers van het rapport vastgesteld dat van alle gevonden relevante artikelen er slechts twee werden geschreven op basis van een gerandomiseerde gecontroleerde trial en dat de overigen voor het merendeel tot stand waren gekomen op basis van retrospectief onderzoek van patiëntendossiers. Zij concludeerden dat er een schaarste bestaat aan kwalitatief hoogwaardig onderzoek en dat veel belangrijke en relevante patiëntveiligheid kwesties in de ambulancezorg nog nooit wetenschappelijk zijn onderzocht. Men doet de aanbeveling om meer te investeren in het meten van ongewenste gebeurtenissen, interventies te evalueren en kennis van specifiek voor
Regionale Ambulance Voorziening HollandsMidden Meldkamer Ambulancezorg Hollands-Midden Tevens Lid van het College of Fellows van de International Academies of Emergency Dispatch, Salt Lake City, USA Correspondentieadres: jdenooij@ravhm.nl Noten 1 Vertaald naar: International Classification for Patient Safety. 2009 www.who.int 2 Baker GR, Norton PG, Flintoft V, et al. The Canadian Adverse Events Study: the incidence of adverse events among hospital patients in Canada. CMAJ 2004;170:1678-86 3 Thomas EJ, Studdert DM, Burstin HR, et al. Incidence and types of adverse events and negligent care in Utah and Colorado. Med. Care 2000;38:261-71
AMBULANCEZORG 9
KORT NIEUWS
Ambulanceonderscheiding 2012 Sinds 1990 wordt om het jaar de ambulanceonderscheiding uitgereikt aan iemand die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de ambulancezorg. In 2010 is de onderscheiding naar de organisaties van de wensambulances gegaan. Ook dit jaar wordt de onderscheiding toegekend. Een ieder die meent een geschikte kandidaat op het oog heeft kan dit doorgeven aan Dhr. A.M. Alblas, H. v.d. Brulestraat
139, 3065 PG Rotterdam. secretaris van de stichting VCHV. Informatie over de criteria en de procedure is te vinden op www.vchv.nl op de pagina “ambulanceonderscheiding”. Op die site kan ook een formulier worden ingevuld op de pagina “vragen en contact”. De onderscheiding wordt sectorbreed ondersteund en de jury bestaat uit vertegenwoordigers van AZN, V&VN ambulancezorg en de stichting VCHV.
Hoge kwaliteitsonderscheiding voor RAVU In april 2012 is de kwaliteit van de RAVU-organisatie, verantwoordelijk voor de ambulancezorg in de provincie Utrecht, doorgelicht door het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK). De RAVU scoorde op alle facetten bijzonder goed. Op basis van deze beoordeling heeft het INK aan de RAVU de hoogst mogelijke onderscheiding toegekend. Het INK stimuleert excellerende organisaties door ze te beoordelen op samenhangende bedrijfsvoering, gericht op resultaten en voortdurende verbetering en vernieuwing. De RAVU hanteert het INK kwaliteitsmodel sinds het jaar 2000. Op 10 en 11 april jl. is de integrale kwaliteit van de RAVU uitgebreid beoordeeld. Het gehele ambulancezorgproces, vanaf de meldkamer ambulancezorg, de hulpverlening ter plaatse tot en met overdracht in het ziekenhuis is hierbij onder de loep genomen. Ook het personeelsbeleid, de opleidingen, de voertuigen, materialen, ICT en diverse ondersteunende afdelingen werden in dit onderzoek betrokken. Extra aandacht was er voor de samenwerking van de RAVU in de acute zorgketen met ziekenhuizen, huisartsen, thuiszorg, verloskundigen alsook in de veiligheidsketen met politie en brandweer. De RAVU is de eerste ambulanceorganisatie aan wie deze hoge onderscheiding is toegekend. Op dinsdag 26 juni a.s. vond de officiële uitreiking plaats op kasteel Sterkenburg in Driebergen.
Vlnr: Mevr. B.E. van Vught Tijssen – voorzitter Raad van Toezicht RAVU, Dhr J.P. Versluis – directeur/bestuurder RAVU, dhr. W. Blommaert – intern kwaliteitsadviseur RAVU, Dhr. P. Bouw – voormalig president-directeur KLM).
10 AMBULANCEZORG
Digitaal archief vakblad Op de website www.vchv.nl is op de pagina “ archief vakblad” het digitale archief van het vakblad vanaf de oprichting in 1979 te raadplegen. Er kan worden gezocht met willekeurige zoektermen in het hele archief of in een bepaalde periode. Artikelen kunnen ook worden geprint. Voor bijvoorbeeld studiedoeleinden en het schrijven van artikelen is dit een gemakkelijk te raadplegen bron.
Primeur: Visser Otaris duikvoertuig voor brandweer Zaanstad
Door Visser Leeuwarden is afgelopen juni een nieuwe Otaris duikvoertuig afgeleverd aan Brandweer Zaanstad. Voor Visser is dit het eerste duikvoertuig gebaseerd op een Mercedes-Benz Sprinter 516 CDI met een Visser Otaris dakconsole. In het verleden werden dit soort voertuigen door Visser uitgevoerd met conventionele lichtbalken. Alle blauwe signaalverlichting, oranje verlichting, richtingaanwijzers en werkverlichting zijn conform de vigerende regelgeving in LED geïntegreerd in deze consoles. De voorste console is verlengd uitgevoerd, waardoor er optioneel de mogelijkheid is een looplicht te monteren of camera’s verdekt op te stellen achter een kap. De opbouwhoogte van dit dak is lager dan reguliere lichtbalken met blauwe en oranje LED’s. Voertuighoogte maximaal 2.700 mm! De stroomlijn zorgt voor een lager brandstofverbruik. Het originele voertuigdak blijft gehandhaafd, wat een significante kostenreductie met zich mee brengt.
Sdu Uitgevers
COLUMN
Door Jos Benders
Het Wereldkampioenschap Wielrennen vindt deze maand, september 2012, plaats in Nederland en mag worden begeleid door onze Stichting Service Médical. Ja, ‘mag’, want het begeleiden van een WK is een geschenk aan het collectief dat 25 jaar lang met 175 vrijwilligers zijn beste krachten heeft gegeven om te komen tot een organisatie die staat als een huis. Vaak wordt me gevraagd hoe het allemaal is begonnen? Met een koffertje, 30 jaar geleden. Mijn toenmalige huisarts opleider, dr. John Husken was zelf verhinderd om de begeleiding te doen van het NK wielrennen, toen nog in Geulle (L.). Of ik hem wilde vervangen? Die vraag zou mijn verdere leven een drastische wending geven. In den beginne heb je niks. Een koffertje, als cadeau ontvangen van een artsenbezoeker, vormde het eerste instrumentarium. Mijn broer Frank, een succesvol zakenman, leende zijn auto. Het was in de tijd dat magneetstickers opkwamen en zo was de ‘turnover’ naar een volgwagen snel gemaakt. Pas enkele jaren later kregen wij de beschikking over twee ambulances. Erica Terpstra, toenmalig staatssecretaris schonk ze ons en de Provincie Limburg stelde de bijbehorende vergunningen ter beschikking. Nu beschikt Service Médical over tien hulpverleningsvoertuigen. Ik werkte die jaren als arts in het buitenland en zorgde dat ik van dichtbij op de hoogte bleef van de ontwikkelingen waaraan mijn moeder Toos en mijn broer Frank mee gestalte gaven. Al snel was er een groep van twintig krachtige operationele vrijwilligers. Na de Nederlandse Kampioenschappen wielrennen volgde de Ronde van Nederland, toen nog onder voorzitterschap van de veel te vroeg overleden Paul Nouwen. Later troffen wij Herman Krott, de oprichter van de Amstel Gold Race en ontmoetten een probleem. Krott wilde Service Médical wel graag bij zijn ronde betrekken maar voelde zich ongemakkelijk tegenover zijn rondearts van het eerste uur, dr. Thei Jessen, veel besproken huisarts uit Sittard. Wij gooiden het op een akkoordje met de baas van de Gold Race en stelden voor Thei als rondearts binnen ons team te incorporeren wat deze ruimhartig accepteerde. Twee jaar lang verzorgden wij zo de Gold Race, waarbij ondergetekende zich op de achterbank rustig hield. Thei Jessen overleed plotseling
September 2012
(Foto: Cor Vos)
Handen uit de mouwen voor WK wielrennen
en als hommage aan de eerste dokter van de Amstel Gold Race voerden wij een bidprentje van hem mee met een palmtakje op onze doktersauto. Intussen intensiveerden de banden met de collega teams uit andere landen. Bij de komst van de drie grote rondes naar ons land, de Vuelta, de Giro en de Tour, sloten wij de rijen en trokken samen op. De cohesie met onze buitenlandse vrienden is de laatste jaren sterk vergroot. Aan de vooravond van de Wereldkampioenschappen wielrennen wil ik terug denken aan al die mensen die Service Médical zijn bestaan gaven. Mijn familie, al mijn collega’s en al die sportlieden, naar schatting dertigduizend, die hun zorg in onze handen toevertrouwden. De keuze van de WK-organisatie voor Service Médical wordt gemotiveerd door onze grote ervaring, onze certificering en door het feit dat wij een officiële zorginstelling zijn die valt onder het toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit. Dat ons werk nu op meerdere plaatsen in het land navolging verkrijgt, vervult ons met grote trots en inspireert ons om te kijken hoe wij in gezamenlijkheid dit mooie zorgsegment verder kunnen versterken. *Jos Benders is arts en coördinator van de Stichting Service Médical / Mobiele Sportgeneeskundige Groep
AMBULANCEZORG 11
Invoering van de NTS op de Meldkamer Ambulancezorg In november dit jaar wordt op vier meldkamers (zie kader) de Nederlandse Triage Standaard (NTS) ingevoerd en kort daarna volgen nog eens drie meldkamers. Daarnaast overwegen acht regio’s het gebruik van de NTS. De vijftien regio’s zijn verantwoordelijk voor het project ‘NTS MKA’ dat de implementatie van de NTS begeleidt. Dit artikel gaat nader in op de inhoud van de NTS, de software en de implementatie. Het geeft antwoord op de vraag hoe de patiënt, de spoedzorgketen
Door Julia Benda - Poetsma
Inmiddels werkt 25% van de huisartsenposten (HAP’s) met de digitale versie van de NTS. Het komend jaar zal dit aantal sterk stijgen. Ook in de dagpraktijk wordt gebruik gemaakt van de Triagewijzer in boekvorm die volledig gebaseerd is op de NTS. Verder neemt het gebruik van de NTS op de SEH-
12 AMBULANCEZORG
afdelingen in de ziekenhuizen toe. Nu ook meldkamers van de ambulancezorg overstappen op de NTS, zal ketensamenwerking in de spoedzorg steeds verder verbeteren door het hanteren van dezelfde begrippen, definities, urgenties en adviezen. Waarom NTS? Een goed werkende triage richt zich op
Sdu Uitgevers
een optimale balans tussen doelmatige en veilige zorg. In de spoedzorg vindt al jaren een groei plaats van hulpvragen en een verschuiving van laagurgente klachten van de huisarts en huisartsenpost (HAP) naar het ziekenhuis (SEHafdeling) en de meldkamer ambulancezorg (MKA). Hetzelfde geldt voor het aantal 1-1-2 meldingen met laag urgente klachten. Gebleken is, dat de toename van dit type zorgvraag kan leiden tot langere wachttijden voor patiënten die wel spoedzorg nodig hebben. Om de zorg effectief te houden (juiste patiënt, juiste zorgverlener en behandeling, juiste advies op juist moment) wordt triëren steeds belangrijker in de spoedzorgketen. Bij voorkeur met één gemeenschappelijk triage instrument dat de communicatie in de keten ondersteunt. De NTS is zo’n instrument. De NTS is op initiatief van het Ministerie van VWS gezamenlijk ontworpen door vertegenwoordigers van alle ketenpartners in de spoedzorg (zoals: huisartsen, ziekenhuizen, ambulancezorg, diverse koepelorganisaties en GGZ). De NTS maakt hierdoor gebruik van een gemeenschappelijk begrippenkader. De NTS is niet alleen een goed hulpmiddel voor triage, maar ook een adequaat communicatiemiddel om de muren te slechten tussen de verschillende instanties in de spoedzorg. Dit alles met één centraal doel: het verhogen van zowel de patiëntveiligheid als de doelmatigheid in de spoedzorg. Aangenomen wordt dat triage op de MKA op dit moment vooral een intuïtief proces is waarbij het resultaat van de triage beïnvloed kan worden door tal van factoren zoals de beschikbaarheid van ambulances, kennis en ervaring van de centralist en de geestelijke staat van de melder (paniek, beheerst, koel, onder invloed, boos, etc.). Bij evaluaties, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten, is gebleken dat bovengenoemde factoren de kwaliteit van de triage negatief beïnvloeden en zelfs tot verkeerde urgentiebepaling kunnen leiden. Verder blijkt men achteraf niet goed in staat om besluiten te verantwoorden, aangezien er te weinig vastgelegd wordt. De NTS maakt dat de triage zo objectief mogelijk plaatsvindt en dat de centralist zo systematisch mogelijk werkt en
September 2012
bevindingen altijd direct registreert (dynamische triage), ongeacht de drukte op de meldkamer en de hoedanigheid van de melder. Omdat de besluitvorming bovendien stap voor stap wordt vastgelegd is het beter mogelijk om achteraf verantwoording af te leggen over de genomen besluiten en wordt het mogelijk om de triage meetbaar te maken. Hierdoor wordt onderzoek beter mogelijk dan nu het geval is. Het resultaat van onderzoek zal worden gebruikt om de standaard en het triageproces in de keten verder te verbeteren en evidence based te werken. NTS draagt hierdoor bij aan de professionele ontwikkeling van de triagerende verpleegkundige op de MKA. Ontwikkeling van de NTS, een continu proces De ontwikkeling van de NTS vindt plaats sinds 2006. Het ontwerp is erop gericht dat zowel huis- als spoedartsen, gespecialiseerde verpleegkundigen en doktersassistenten ermee uit de voeten kunnen. Een redactieraad van vertegenwoordigers van alle beroepsgroepen uit de spoedzorg bewaakt en actualiseert periodiek de standaard. Daarbij vaart men deels op feedback van de zorgprofessionals en deels op onderzoek. Zo is de NTS op de HAP en de SEH in 2009 wetenschappelijk onderzocht en gevalideerd door IQ-Healthcare wetenschappelijk instituut voor de kwaliteit in de
dan niet in acuut levensgevaar verkeert. Vervolgens presenteert het systeem, op basis van de gekozen ingangsklacht, de relevante triagecriteria voor het bepalen van de urgentiecategorie en doet het een voorstel voor inzet en/of advies. De triagist kan indien nodig op een steeds dieper detailniveau keuzes maken om de juiste urgentie te bepalen en wordt gestimuleerd om vooral goed te luisteren naar het verhaal van de beller en zo nodig door te vragen. NTS is geen uitvraagsysteem maar veel meer een ‘luistersysteem’. Anders gezegd: het gaat niet om het stellen van de vragen maar om het bepalen van de juiste urgentie en hulpverlener. Doel daarbij is de zorg optimaal op de behoefte van de individuele patiënt af te stemmen en rekening te houden met adequate inzet van schaarse middelen (doeltreffendheid en doelmatigheid). De NTS-software is beslissingsondersteunend. De centralist moet, als professional, altijd zelfstandig blijven oordelen en handelen en kan daarom afwijken van het systeem, mits dit verantwoord wordt. In het project zeggen we steeds: ‘We implementeren een dom systeem voor slimme mensen en niet andersom’. De software wordt gekoppeld aan het Geïntegreerde Meldkamersysteem (GMS), om dubbel invoeren te voorkomen. Uitgangspunt is dat de MKA
‘We implementeren een dom systeem voor slimme mensen en niet andersom’ gezondheidszorg - van de Radboud Universiteit Nijmegen in samenwerking met het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam. Een onderzoek voor de meldkamers zal volgen zodra de MKAcentralisten gewend zijn aan de nieuwe werkwijzen, inhoud en programmatuur. Voor meer informatie zie ook www.de-NTS.nl NTS software De triage met de NTS vindt plaats met behulp van software die automatisch verbindingen tot stand brengt tussen de gekozen ingangsklachten, urgentiecategorieën en adviezen. Allereerst wordt altijd bepaald of de patiënt al
verpleegkundigen, na registratie van de locatiegegevens in GMS, zoveel mogelijk eerst in NTS de triage doen, waarbij de (patiënt)gegevens naar GMS doorgesluisd worden. Met een ‘meer knop’, die in de koppeling wordt gebouwd, kan zelfs de inzet getriggerd worden vanuit NTS. Naast de bouw van de koppeling met GMS wordt de NTS-software geoptimaliseerd voor het gebruik in de MKA, onder meer door het aanpassen van het intelligente kladblok, het verbeteren van de ABCD(E)-uitvraag en het uitbreiden van het aantal adviezen bij trauma’s. Daarbij is goed geluisterd naar centralisten die ervaring hebben opgedaan tijdens een eerder uitge-
AMBULANCEZORG 13
voerde pilot. Hun bevindingen (met een ander software pakket) hebben geleid tot het bijstellen van het programma van eisen voor de definitieve software. Bij het aanpassen van de software zal nauw worden samengewerkt met de NTS redactieraad, want aanpassingen moeten uiteraard blijven passen in het geheel van de zorgketen.
‘Het gaat niet om het stellen van de vragen maar om het bepalen van de juiste urgentie en hulpverlener’ Op 17 juli jl. heeft de projectorganisatie NTS MKA een contract afgesloten met Topicus Zorg voor de Topicus Triage Module (TTM) MKA. Deze leverancier verzorgt ook een TTM voor huisartsenposten. Zie www.topicus.nl. Hoe is het om als centralist met de NTS te werken? De laatste jaren is een kentering te zien in de spoedzorg: van diagnostisch naar symptomatisch en urgentiegericht werken, ook binnen de opleidingen voor ambulanceverpleegkundigen en verpleegkundig centralisten. De systematiek van de NTS is gericht op toestandsbeelden en urgenties. De ingangsklachten zijn gestoeld op meetbare objectieve en subjectieve waarnemingen waarbij urgentie en veiligheid van de patiënt centraal staan. Het is hierdoor mogelijk om snel helder te krijgen hoe en wanneer de patiënt het beste geholpen kan worden. NTS sluit aan bij deze nieuwe visie op zorg. Echter, zowel artsen als verpleegkundigen zijn nog merendeels opgeleid om te denken en te werken aan de hand van voorlopige diagnoses. Bovendien zijn nog niet alle verpleegkundigen, verloskundigen en (huis)artsen gewent aan deze NTS-systematiek. Er is dus sprake van een overgangsfase. Ervaring heeft geleerd dat na een inwerkperiode, de duur van de triage afneemt. Om het gewenningsproces zo snel mogelijk te laten verlopen wordt er tijdens de implementatie veel aandacht besteed aan opleiding, training en begeleiding. Er wordt een blijvende oefenmogelijkheid op de meldkamers geregeld en
14 AMBULANCEZORG
NTS-coaches uit de eigen gelederen verzorgen de begeleiding op de werkvloer. Voor de deelnemende MKA’s in het project is werken zonder NTS geen optie, tenzij het triëren niet mogelijk of niet nodig is. In dat geval kan de centralist besluiten verder te gaan zonder triage. Deze moet dan wel aanvinken of omschrijven waarom er is afgezien van triage (bijvoorbeeld omdat een huisarts al getrieerd heeft of dit niet mogelijk is doordat het een groot incident betreft of de melder op afstand staat). De informatie uit deze registratie wordt gebruikt om het systeem te verbeteren en het gebruik van de NTS bij te sturen. Hetzelfde geldt bij het overrulen van urgentie en het kiezen van een andere hulpverlener (bijvoorbeeld ambulance in plaats van huisarts). Voorts kan de centralist het advies van het systeem negeren, maar ook dat moet hij/zij dan vastleggen en verantwoorden. Alles valt en staat met gebruikersgemak en een goede koppeling met GMS, is onder meer gebleken uit eerdere pilots met NTS op diverse meldkamers (met andere software). Dit onderdeel heeft, naast het onderwijs en coaching dan ook de hoogste prioriteit bij de implementatie. De NTS wordt niet eerder uitgerold dan wanneer de software en de koppeling bewezen werken en de centralisten in de projectorganisatie een ‘go’ hebben gegeven. Wat merken de ambulanceverpleegkundigen en –chauffeurs van de NTS? Systematische triage moet tot betere, doelmatige inzet leiden, dat is samen
met patiëntveiligheid een van de belangrijkste doelen van NTS. Dus minder onnodige A1 en A2 ritten. Ook de communicatie over de toestand van de patiënt zal veel meer gestandaardiseerd zijn dan wanneer gewerkt wordt met voorlopige diagnoses. Voor de ambulanceverpleegkundigen en -chauffeurs zal het wellicht even wennen zijn om met de NTS-terminologie geconfronteerd te worden. Onderzocht wordt in welke mate opleiding en training met de NTS voor het ambulancepersoneel wenselijk is. In de regio’s waar de NTS wordt ingevoerd zullen in ieder geval informatiebijeenkomsten georganiseerd worden. Project NTS MKA Voor de implementatie van de NTS op de MKA’s is een centrale projectorganisatie opgezet onder leiding van een externe projectleider. De projectorganisatie bestaat uit ruim 40 projectmedewerkers uit de deelnemende organisaties. Daarnaast worden er extra medewerkers, vooral MKA-verpleegkundigen, betrokken bij het ontwikkeltraject van de koppeling, het fine-tunen van de software en bij het bepalen van de werkwijzen. Iedere regio heeft een regionale projectleider die verantwoordelijk is voor de invoering op de eigen MKA, doorgaans de leidinggevende van de meldkamer. In de projectorganisatie zijn vier werkgroepen die de regionale projectleiders ondersteunen bij de invoering: • Werkgroep Content, voor de inhoud van de NTS, het bepalen van gewenste werkwijzen, de fine-tuning van de software en de terugkoppeling naar de redactieraad NTS (bij gewenste
Sdu Uitgevers
aanpassingen). De voorzitter is een Medisch Manager. • Werkgroep Onderwijs, voor het opleidingsplan en de uitvoering daarvan. De voorzitter is docent / centralist. • Werkgroep ICT, voor de koppeling met GMS en de installatie en het beheer van de software, de voorzitter is hoofd ICT van een RAV. • Werkgroep Audit instrument/ gespreksmodel voor de selectie van een audit instrument en de invoering daarvan, de voorzitter is een Regionale Opleidings Coördinator van een RAV met ervaring als projectleider bij de invoering van een auditinstrument op haar meldkamer. Het gespreksmodel moet de invoering van NTS ondersteunen, door de kwaliteit van de communicatie met de melder te verbeteren, te borgen en meetbaar te maken.
‘Systematische triage moet tot betere, doelmatige inzet leiden, dat is samen met patiëntveiligheid een van de belangrijkste doelen van NTS’ In de werkgroepen hebben verschillende MKA-verpleegkundigen, onderwijskundigen en docenten, medische managers en MKA ICT’ers, zitting. De leiding van het project is in handen van de stuurgroep waarin alle betrokken bestuurders en een Medisch Manager Ambulancezorg (MMA) zitting hebben. Deze wordt voorgezeten door Piet Huizinga, directeur/bestuurder RAV IJsselland en Ambulance Oost. Voor de dagelijkse leiding van het project is een kernteam aangesteld onder leiding van Piet Huizinga, dat bestaat uit een delegatie van de stuurgroep, een ICT’er, een adviseur NTS en een MMA. De externe projectleider is Julia BendaPoetsma, tevens auteur van dit artikel.
keld en de werkgroep audit is gestart met de selectie van het auditinstrument en gespreksmodel. In september 2012 worden de NTScoaches bij de koploperregio’s bekend. Per 10 centralisten zal er één NTS-coach beschikbaar zijn. Hun taak is vooral het begeleiden van de centralisten bij het werken met de NTS en het beantwoorden van vragen op de werkvloer. In november, als de software goed samenwerkt met GMS, wordt de NTS geïmplementeerd bij de eerste vier ‘koplopende’ meldkamers. In december vindt de evaluatie plaats en volgt de invoering bij de drie volgende regio’s. Daarna zal geleidelijke uitrol plaatsvinden bij die RAV-en die ook met NTS willen werken. Deelnemende regio’s Gelderland Midden (koploper) Gelderland- Zuid (koploper) Haaglanden (koploper) Zuid-Limburg (koploper) Twente (2e groep koplopers) Utrecht (2e groep koplopers) Limburg-Noord (2e groep koplopers) Groningen (overweegt implementatie, doet wel mee met project) Fryslân (overweegt implementatie, doet wel mee met project) Drenthe (overweegt implementatie, doet wel mee met project) IJsselland (overweegt implementatie, doet wel mee met project) Noord- en Oost-Gelderland (overweegt nog implementatie, doet wel mee met project) Zuid-Oost Brabant (overweegt implementatie, doet wel mee met project) Gooi- en Vechtstreek (overweegt implementatie, doet wel mee met project) Flevoland (overweegt implementatie, doet wel mee met project)
Over de auteur:
Referentie:
Planning Een van de eerste taken van de projectorganisatie was het selecteren van het NTS-softwarepakket. Nu dit is afgerond staat het ontwikkelen van de koppeling en het fine-tunen van de software centraal. Er is een onderwijsplan ontwik-
September 2012
Nijmegen: drs. A.M.J. Huibers, S.Sloot BSc, dr. P.H.J. Giesen, Drs. Mirjam van Veen; Rotterdam: Drs. Yvette van Ierland, Prof. Dr. Henriëtte A. Moll, Wetenschappelijk onderzoek Nederlands Triage Systeem, Nijmegen/Rotterdam, IQ healthcare, UMC st Radboud, Nijmegen & Erasmus MC – Sophia
Ing. Julia Benda-Poetsma MOC (Master Organisatiecoaching) is externe projectleider voor het project NTS MKA. Zij is, sinds 1998 in dienst van inview, een adviesbureau voor organisatie, informatisering en automatisering in de zorg, zie: www.inview.nl. Voor vragen of opmerkingen over dit artikel kunt u haar mailen: j.benda-poetsma@inview.nl
Kinderziekenhuis, Rotterdam, 2009
AMBULANCEZORG 15
Symposium SOS in Limburg In de dichtbevolkte Euregio Maas-Rijn, waar de grenzen van drie landen elkaar raken, is grensoverschrijdende traumazorg een vanzelfsprekendheid. Al ruim 40 jaar werken organisaties in België, Duitsland en Nederland, zowel prehospitaal als hospitaal, samen om de beste zorg aan slachtoffers te verlenen zonder dat staatsgrenzen daartoe een belemmering vormen. Samenwerken is weliswaar vanzelfsprekend, maar dat wil niet zeggen dat het altijd gemakkelijk is. Vooral in de prehospitale zorg bestaan grote verschillen tussen de systemen in de drie landen. Zo komt in Duitsland en België bij een ongeval in de meeste gevallen behalve een ambulance ook een arts ter plekke. In Nederland is dit niet het geval: daar mag de ambulanceverpleegkundige aan artsen voorbehouden handelingen uitvoeren. Scholen In de beginjaren van de samenwerking leidde dit soms tot onbegrip bij inzetten waar zowel een Nederlandse als een Belgische of Duitse ambulance ter plekke kwamen. Door te investeren in scholingsdagen en symposia, zoals het hierna beschreven Euregionaal symposium, en door het grote aantal inzetten (circa 300 per jaar), vooral tussen Duitsland en Nederland, werkt men nu zeer goed samen met kennis van en respect voor elkaar. Investeren in contactmomenten en scholing blijft echter noodzakelijk. Symposium Het Traumacentrum Limburg (huidige Netwerk Acute Zorg Limburg) heeft in samenwerking met EMRIC+ (samenwer-
16 AMBULANCEZORG
kende diensten verantwoordelijk voor de fysieke veiligheid n de Euregio MaasRijn), de GGD Zuid Limburg (RAV Zuid, GHOR Zuid), de RAV Limburg Noord en de GHOR Limburg-Noord haar jaarlijkse symposium voor 2012 georganiseerd rondom de Euregionale visie op reguliere acute zorg en grootschalige acute zorg. Het idee was om de huidige stand van zaken in beeld te krijgen en dan liefst op een verrassende manier. Een van de belangrijkste vragen was hoe het actieve gedeelte van de dag vorm moest krijgen. Verschillen En natuurlijk is daar ook nog het taalprobleem. Dit is opgelost door gebruik te maken van tolken, die simultaan vertaalden in Frans, Duits of Nederlands. Er waren sprekers uit zowel Nederland, België als Duitsland aangetrokken die, na hun presentatie, met elkaar in discussie gingen over de verschillende manieren van werken, met de voor- en nadelen. Zo wordt er in de samenwerking tussen de drie landen naar gestreefd de patiënt naar het meest geschikte ziekenhuis te vervoeren. Dit kan het ziekenhuis zijn dat het dichtst bij de plek van het ongeval ligt of het ziekenhuis dat over de benodigde specialisatie beschikt. Hierbij speelt het geen rol of het ziekenhuis nu
in Nederland of Duitsland ligt. Op grond van de Belgische wetgeving dient het slachtoffer van een ongeval in België in de meeste gevallen nog naar een Belgisch ziekenhuis vervoerd te worden. De Belgische wet erkent slechts een gering aantal buitenlandse ziekenhuizen. Het Maastricht UMC is een van de erkende ziekenhuizen. Ook de samenwerking bij grote ongevallen en incidenten kwam nadrukkelijk aan de orde. Tussen de verschillende landen zijn daartoe uitgebreide afspraken gemaakt. Er is een euregionaal ambulancebijstands- en gewondenspreidingsplan opgesteld, dat bekend staat onder naam “Eumedplan”. Het betreft hier een plan dat aansluit bij de systemen van traumazorg én rampenbestrijding in de drie landen. Aan de slag Voor het actieve middagprogramma was de opdracht dit jaar: “Laat de Euregionale geneeskundige hulpverleners onvoorbereid samenwerken”, met de nadruk op “onvoorbereid”. Daartoe werd de volgende doelstelling geformuleerd: De deelnemers laten onvoorbereid zien hoe men samenwerkt bij een grootschalig incident om de slachtoffers optimaal
Sdu Uitgevers
te behandelen (‘Do the most for the most’). De eerste uitdaging was het bedenken van een scenario dat de deelnemers niet in gevaar bracht, bovenal realistisch was en viel binnen de gegeven financiële kaders. Hoe zorg je ervoor dat bij deze Euregionale oefening 160 deelnemers, zowel uit het hospitale- als uit het prehospitale veld actief bezig zijn? Om deze klus te klaren, vormden Riky Wilbers, Stef Schoemaker en Gerrit Vernimmen een hecht en deskundig team. Uiteindelijk kwamen zij uit op een ‘rampterrein’ opgedeeld in vier kwadranten met elk vier oefenonderdelen, waarbij ieder kwadrant met een andere kleur werd verlicht. Die vier oefenonderdelen betroffen: • Verkenning incident (met XVR, een virtueel oefen systeem), • Triage (met behulp van ETS[Emergo Train System]), • Directe patiëntenzorg (met behulp van LOTUS slachtoffers) en • Coördinatie (een tabletop-oefening). De deelnemers rouleerden over de oefenonderdelen binnen het kwadrant. Daarnaast werden een meldkamer en een ziekenhuis als oefenplek ingericht. Op elke oefenplek zorgden ervaren instructeurs voor de begeleiding en (zonodig) bijsturing. Verder waren zowel politie als brandweer aanwezig. Het scenario betrof een instorting van het plafond in het Maastrichter expositie en congrescentrum MECC tijdens een huishoudbeurs. Het incident werd in de juiste sfeer gebracht door de verlichting te dempen, de ruimte met geluid te vullen (o.a. hulpgeroep) en slachtoffers in positie te brengen.
in de congreszaal te laten horen. Nu zijn functionarissen in de gezondheidszorg zelden snel in paniek, maar desondanks waren wij voorbereid op reacties (van paniek) die gevaarlijke situaties konden veroorzaken. Achteraf gelukkig onnodig. Na een korte briefing gingen de deelnemers naar de oefenplekken en ging men aan de slag. In de meldkamer trok een van de deelnemers meteen de leiding naar zich toe en organiseerde de inzet strak. Later in de oefening nam een Duitse collega de leiding over en demonstreerde zo de Duitse aanpak. Op het incidentterrein stond menig deelnemer even stil om het scenario op zich in te laten werken. Voor velen was het een hele verrassing. Interessant om te zien dat de aanpak in de verschillende kwadranten ook verschillende resultaten opleverde. Ook de bereidheid van deelnemers om mee te doen aan deze verrassingsoefening kende uitersten. De meeste deelnemers voelden zich duidelijk uitgedaagd en gingen enthousiast aan de gang. De enige aarzeling die optrad was de taakverdeling binnen de kwadranten en vooral “wie neemt de leiding”. Daarbij bleken de deelnemers absoluut in staat elkaar te begrijpen. De beste resultaten waren zichtbaar op plekken waar een strakke “command en control” gehanteerd werd. In het ziekenhuis schaalde men meteen op en organiseerde men de hulpverlening waarbij de aanpak van de verschillende landen verkend werd. Uit de reacties valt af te leiden dat de deelnemers
dit erg zinvol en inspirerend vonden. De meldkamer- en ziekenhuis deelnemers zijn aan het einde van de oefening ook bij het scenario gaan kijken. Zo werd voor deze deelnemers ook inzichtelijk hoe de enscenering van hun opgeschaalde hulpverlening er uitzag. Het geheel werd ter plekke in beeld gebracht door een snel tekenende striptekenaar, die op geheel eigen wijze accenten wist te leggen. Koplopers Samenvattend kan gesteld worden dat het een hele uitdaging was deze oefening te organiseren waarbij het scenario zeker indrukwekkend was en de Euregionale hulpverleners, voortvarend met elkaar, aan de slag zijn gegaan. De organisatie is blij met de resultaten. Conclusie van deze dag: er is al veel geregeld in de grensoverschrijdende samenwerking, maar het blijft noodzakelijk de medewerkers die het werk uitvoeren te scholen en te trainen. Ook is een voortdurende bijstelling van de afspraken een blijvend punt van aandacht. Als afsluiting van een intensieve dag benadrukte de dagvoorzitter, Professor Peter Brink, dat er op het gebied van Euregionale samenwerking zeker in de afgelopen 10 jaar veel is bereikt met respect voor elkaars handelen. We nemen hiermee in Nederland en Europa een koploperspositie in. En daar mogen we best trots op zijn! Auteurs: Gerrit Vernimmen (GGD Zuid Limburg), Marian Ramakers-van Kuijk (projectleider Emric+), Maria Kerckhoffs (Netwerk Acute Zorg Limburg)
De deelnemers kregen bij binnenkomst ‘s morgens allen een naambadge met de kleur van het kwadrant op de oefenlocatie waar men ingezet werd. Hierdoor bleef het tijdsverlies door het zoeken naar de juiste oefenplek beperkt. Daarnaast werd zoveel mogelijk de functie in opgeschaalde situatie van de betreffende deelnemer als uitgangspunt genomen. Het startschot voor de oefening werd aan het einde van de eerste presentatie van de middag gegeven door de instorting van het plafond via een geluidsinstallatie
September 2012
AMBULANCEZORG 17
Voorkomen is beter dan genezen
Hygiëne in de Ambulancezorg: patiëntveiligheid op microniveau Hygiëne in de zorgsector is een actueel thema. Sluiting van intensive care, operatiekamers die tijdelijk niet gebruikt kunnen worden, de Grip op Griep campagne en zelfs de SARS uitbraak in Toronto (Canada), sporen ons aan maatregelen te nemen om waar dat kan de hygiëne verder te verbeteren. Door Willem van ‘t Hof
Ook de sector Ambulancezorg van GGD Kennemerland probeert dat op allerlei manieren te doen. Zo loopt er vanaf 2007
een verbeterprogramma om de reiniging van de ambulances te optimaliseren. ‘Vuile’ ambulances kunnen immers een besmettingsbron zijn voor ziekenhuizen en vervoerde patiënten. Het begon met
de algemene uitvoering van de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP). Kwaliteitscontroles en audits leverden echter bij herhaling, ondanks corrigerende maatregelen, matige resultaten op. Goede hygiëne in de ambulancezorg is geen sinecure Heel veel ambulancediensten in Nederland bleken overigens met hetzelfde probleem te kampen. Een grote ambulancedienst heeft de moed gehad om een aantal ambulances te onderzoeken door het nemen van kweken; een andere grote ambulancedienst heeft serieus overwogen om ambulances van binnen mechanisch te gaan reinigen, maar moesten daar wegens de hoge kosten toch weer van af zien. Toch vindt GGD Kennemerland dat kostenoverwegingen nooit reden mogen zijn om risico’s te nemen met patiëntenveiligheid.
Automate in auto 2: ‘GGD Kennemerland koos voor het structureel reinigen van het ambulance-interieur met behulp van aerosolen’
18 AMBULANCEZORG
In eerste instantie is uiteraard getracht om met alle middelen die het management ten diensten staan, de hygiënesituatie te verbeteren; echter met wisselend succes. Binnen Kennemerland probeerden we het op verschillende manieren, zoals een voorlichtingscampagne onder alle collega’s, een beter registratiesysteem in Ambuweb, strikter toezicht en handhaving van de richtlijnen, de aanschaf van schoonmaakartikelen op alle voorwaarde scheppende posten en zelfs het aanstellen van een schoonmaakstudent die periodiek alle ambu-
Sdu Uitgevers
lances controleert en reinigde, alsmede de aanstelling van een logistiek medewerker. We probeerden het bewustzijn te vergroten door een stroomschema te maken waarin het proces van de ambulanceschoonmaak werd gevisualiseerd, door het nog frequenter steriliseren van medische hulpmiddelen, Nanotechnologie voor de voorruiten van ambulances en tweemaal per jaar een reiniging van ieder ambulancevoertuig door een gespecialiseerde firma. Maar het bleek allemaal niet 100% afdoende. Echter: GGD Kennemerland denkt nu een effectieve aanpak te hebben gevonden.
Het motto op de werkvloer tot 2007 was: “iedereen wil een schone en complete ambulance, maar niemand wil hem goed schoonmaken en/of controleren” Revolutionaire aanpak Als volgende verbeterstap koos GGD Kennemerland voor het structureel reinigen van ambulance-interieur met behulp van aerosolen. Het gaat daarbij om een mengsel van desinfecterende vloeistof die zeer fijn vermengd met lucht, mechanisch in de ambulance wordt verspreid. Hiertoe wordt het apparaat gedurende enkele minuten achter in de ambulance geplaatst en aangezet. Om de resultaten te valideren, werden de ambulances vóór, tijdens en na de proef gekweekt. De resultaten van deze kweken waren zodanig positief dat GGD Kennemerland ervoor gekozen heeft om voortaan alle ambulances op deze manier te reinigen. Tevens delen wij onze ervaringen graag met andere partijen binnen de sector via Ambulancezorg Nederland (AZN) zodat dit initiatief ook kan worden toegepast door andere ambulancezorgverleners. Hoewel deze methode nog geen eis is in het nieuwe HKZ-schema (inclusief patiëntveiligheid), denken we dat dit wel een goede verbetering op kan leveren. De testen tonen aan dat ambulances op deze wijze schoner zijn. Belangrijkste
September 2012
Automate in auto 3: ‘Forse tijdwinst omdat reiniging met dit apparaat in enkele minuten plaats vindt’
voordelen: zowel onze patiënten als de zorgverleners in de keten waar ze naar toe gaan, lopen minder kans op besmetting met (schadelijke) bacteriën en virussen. Dat levert gezondheidswinst op én een flinke kostenbesparing binnen de keten van acute zorg. Tevens lopen ambulancemedewerkers zelf minder risico om in aanraking te komen met riskante micro-organismen; dus ook een verbetering van de arbeidsomstandigheden. Daarnaast wordt ook een forse tijdwinst geboekt, omdat deze vorm van reiniging in enkele minuten plaats vindt. Concluderend: een echte win-win situatie! Kosten De eenmalige investering voor de Biosanitazer ‘S’-Automate is € 5000, -, de te verwachten afschrijving is gesteld op 3 tot 5 jaar, wat dus neerkomt op € 1000, per jaar. De vloeistof die gebruikt wordt kost ons, als we elke ambulance dagelijks zouden reinigen tussen de € 600,- en € 800,- per jaar voor 9 ambulances. Voor minder dan € 2000,- per jaar kan een ambulancedienst dus substantieel schonere ambulances hebben. Zetten we dat af tegen de kosten die teruggewonnen worden door tijdsbesparing en eventuele kosten verder in de keten zoals in het begin van dit artikel beschreven, dan denken we dat dit zeker een zinvolle investering is. De aerosolen laten een vrij sterke (schoonmaak-)geur achter, waarvoor het wenselijk is dat de ambulance na reiniging kortdurend gelucht wordt. Dit omdat de geur als nogal sterk wordt ervaren. Daarom plaatsen we het apparaat overwegend aan het einde van de dienst. De methode is niet schadelijk voor de gezondheid van mens en dier. Op dat gebied voldoet de methode aan alle
Europese normen op het gebied van reiniging van medische gebruiksartikelen. Conclusie De wijze waarop GGD Kennemerland het reinigen van ambulances aanpakt, kan revolutionair genoemd worden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste technologie (Nano en Aerosolen) zonder de menselijke factor uit het oog te verliezen (kans op “human error” terugdringen). Kortom; een aanpak die navolging verdient. Wat ons betreft wordt deze aanpak dan ook opgenomen in de hernieuwde richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie. Een aandachtspunt hierbij is naar mijn mening dat bij de financiering van ambulancezorg, in toenemende mate rekening gehouden moet worden met verscherpte hygiëne-eisen. Deze dienen in de rekenstaat van de NZA meegenomen te worden.
Auteur: Willem van ’t Hof, teammanager GGD Kennemerland, sector Ambulancezorg. Wetenschappelijke referentie: Virucidal efficacy of hydrogen peroxide vapour disinfection, E. Tuladhar (a,b) P. Terpstra (c) M. Koopmans (a,d) E. Duizer (a) a Laboratory for Infectious Diseases and Screening, Centre for Infectious Disease Control, National Institute for Public Health and the Environment, Bilthoven, The Netherlands b Laboratory of Food Microbiology, Wageningen University, Wageningen, The Netherlands c Consumer Technology Knowledge Centre, Wageningen, The Netherlands d Department of Virology, Erasmus Medical Centre, Rotterdam, The Netherlands
AMBULANCEZORG 19
biosanitizer-automate
Alle oppervlaktes binnen half uur automatisch ontsmet! Nosocomiale pathogenen en "antibiotica-resistente bacteriën" zijn grote problemen voor clinici over de hele wereld(1). De revolutionaire Saniswiss technologie omvat een groot spectrum aan nosocomiale pathogenen gevonden in de omgeving, van MRSA, clostirium difficile en VRE, tot norovirus en andere Gram-negatieve bacteriën. Ecologische op basis van biologisch afbreekbare actieve zuurstof, onze technologie past zich aan aan de behoeften van de verschillende gebruiksgebieden.
Met biosanitizer-automate vervangt u de handmatige ontsmetting, die vaak als vervelend wordt ervaren en daardoor vaak ook afgeraffeld wordt door een gebrek aan tijd. Met dit product ontsmet u overal en kunt u ook de onderlinge contaminatierisico’s voor het personeel vermijden, terwijl u voor een optimale microbiologische efficiëntie zorgt zonder resistentie te creëren. Dit zijn een aantal van de vele voordelen die biosanitizerautomate biedt. De ontsmetting die ten opzichte van het volume van het lokaal wordt berekend, zal in werking worden gezet en het aantal milliliter biosanitizer wordt tevens berekend. De Automate zal automatisch stoppen. Er zijn slechts enkele minuten nodig om de lucht en de oppervlaktes van een lokaal te ontsmetten (3 minuten voor 20m3), inclusief de oppervlaktes waar u geen zicht op heeft. Innoverend Ons revolutionair systeem overtreft de normen van de ontsmetting van de vaak willekeurige oppervlaktes. De samenkomst van antimicrobiële biosanitizer zorgt voor betrouwbare microbiologische uitkomsten. De ontsmetting wordt automatisch gedaan en dat heeft als voordeel dat de moeilijk bereikbare oppervlaktes niet worden vergeten.
Saniswiss Benelux / ServiceDental T 0788900255 E info@servicedental.nl W www.saniswiss.nl
Efficiënt De microbiologische activiteit wordt verzekerd door het milieuvriendelijke ontsmettingsmiddel biosanitizer S, op basis van water en actieve zuurstof <2%. De automaat is voorzien van een gepatenteerd systeem van verwarmde venturi die het effect van het product versterkt. Een dagelijkse ontsmetting zorgt ervoor dat de bacteriële activiteit binnen 7 dagen wordt geneutraliseerd, tot op het laagste niveau.
Biosanitizer S voldoet aan de Europese richtlijnen voor Medische Apparaten 93/42/ EEC, heeft een Zwitserse certificatie en Zwitsers veiligheidskeurmerk CE 1253. Het is volgens de Europese standaard testmethodes getest en tevens in Duitsland volgens de DGHM/VAH getest. Een in Zwitserland uitgevoerde studie door een erkend laboratorium dat zich laat inspireren door de Franse norm NF T 72 281, bevestigt de resultaten.
Microbiologische efficiëntie verzekerd (2) Bactericide activiteit volgens EN 1040, EN 1276 ( <30 seconden ) • pseudomonas aeruginosa • escherichia coli • enterococcus hirae • staphylococcus aureus • proteus vulgaris • staphylococcus epidermidis • MRSA • clostridium difficile cellen • listeria • streptococcus pyogenes • salmonella Typhimurium • shigella sonnei • klebsiella pneumoniae • VRE
Fungicide activiteit volgens EN 1275, EN 1650, EN 13624 ( <5 minuten ) • candida albicans • aspergillus niger Mycobactéricide, tuberculocide activiteit volgens EN 14348 • mycobacterium avium • mycobacterium terrae Sporicide activiteit volgens EN 13704 • clostridium difficile sporen
Virucide ( <30 seconden) HBV • HCV • HIV • BVDV • menselijke griep • SRAS • vaccinia • H5N1 • H1N1 •
Activiteit volgens EN 14476 norovirus • adénovirus • rhinovirus • rotavirus •
Xn : schadelijk Xi : irriterend
Zuinig De automaat is draagbaar en kan overal worden opgeborgen. Een enkele automaat kan meerdere lokalen ontsmetten en behandelt tot 350 m3. Er is tijdens de handeling maar een minimale dosis biosanitizer nodig (3ml/m3). Deze handeling moet regelmatig worden uitgevoerd om het behaalde niveau de behouden.
Wist u dat Conventionele chemische ontsmettingsmiddelen schadelijk zijn? Het gebruik van alcohol en chemische middelen in een gesloten medische omgeving kan diverse allergieën veroorzaken, waaronder luchtweg- en huidallergieën.(3) Vluchtige organische verbindingen (VOS= vluchtige organische stoffen), waarmee men in aanraking komt, bevinden zich in een veelvoud van producten waarmee in de praktijk gewerkt wordt: ontsmettingsmiddelen, lijmen, composieten, sommige cementen, ethanol (90% alcohol), aceton, oplosmiddelen in verf en inkt, etc.. Sommige VOS zijn schadelijk voor de menselijke gezondheid bij langdurige blootstelling: irritatie van de ogen of keel, allergieën, hoofdpijn, astma, netelroos, misselijkheid of vermoeidheid. Alcoholhoudende , zuur- en acrylhoudende aldehyden (in oplopende volgorde van schadelijkheid) zijn irriterend voor de slijmvliezen van het ademhalingsstelsel. Voor sommige oplosmiddelen, zijn ook andere gevolgen, maar deze zijn relatief onbekend: storingen in het zenuwstelsel en
het immuunsysteem, en schadelijk invloed op de voortplanting (1,3-butadieen). Ten slotte is van sommige VOS zoals benzeen of benzopyreen aangetoond dat zij een kankerverwekkend effect hebben.
Niet giftig In tegenstelling tot de ‘klassieke chemische producten’ bevat de antimicrobiële biosanitizer S geen gevaarlijke producten. Het bevat geen zware metalen en ook geen perazijnzuur. De veiligheid van de gebruiker, van het milieu en van het materiaal zijn gegarandeerd. Na de behandeling laat het een neutraleen aangename geur achter in het lokaal.
Zonder gevaar De behandeling wordt uitgevoerd in de afwezigheid van mensen en is dus absoluut veilig. Het laat geen sporen achter, maakt niet nat en het is veilig voor elektrische oppervlaktes of apparaten. Een gebruikershandleiding, dat met het apparaat wordt geleverd, garandeert een perfect gebruik van de automaat.
F : Licht ontvlambaar
N : schadelijk voor het milieu
C : corrosief
Ontwikkeld voor de gezondheid In eerste instantie werd de automatische ontsmetting ontwikkeld om de problematische onderlinge besmettingen van gezondheidsdeskundigen te vermijden zoals in ziekenhuizen, huisartsen tandartspraktijken, laboratoria, verpleeghuizen, revalidatie centra, quara ntaine lokalen en ambulances.
Te gebruiken in andere sectoren De problematische controle van de besmettingen beperkt zich niet tot specifieke medische sectoren. Daarom kan ons systeem ook in andere sectoren worden gebruikt zoals; het transport (lucht-, trein-, waterverkeer), kinderdagverblijven, politiekantoren, fabrieken, horeca instellingen en begrafenisondernemingen.
Automate: Oppervlakte hygiëne op ecologische basis De Automate en Biosanitizer S van Saniswiss zijn wetenschappelijk onderbouwd en getest op werkelijke resultaten. De producten voldoen aan alle wet- en regelgeving en zijn uiteraard voorzien van CE-markering.
Snel hergebruik van de ruimtes Bioanitizer-Automate ontsmet binnen 5 minuten alle oppervlaktes en de lucht in een middelgrote ruimte. Slechts 30 minuten rust zijn aanbevolen voor een antimicrobiële behandeling. Het lokaal kan direct na het ventileren van de ruimte worden gebruikt.
w w w. s a n i s w i s s. n l
1) Siebenga, J. J. et al. Norovirus illness is a global problem: emergence and spread of norovirus GII.4 variants, 2001-2007. J. Infect. Dis. 200 (2009) 802-812 2) E. Tuladhar et al. Virucidal efficacy of hydrogen peroxide vapour disinfection. Journal of Hospital Infection 80 (2012) 110-115 3) Bonisch, U. et al. Volatile organic compounds enhance allergic airway inflammation in an experimental mouse model.
Human factors in de hulpverlening, ramp- en crisisbestrijding Door drs. Thijs Gras, ambulanceverpleegkundige en historicus
De schrijver van het boek is Bert Timmermans, directeur van de GGD Oost-Veluwe te Apeldoorn in de jaren tachtig toen de ambulancesector net een professionaliseringsslag maakte. Nu is hij HRM-consultant en (privé)piloot. Zijn boek heeft als ondertitel: ‘Lessons learned uit de luchtvaart’. Uitgekomen in de serie ‘Handreiking voor de hulpverlening’ is het bedoeld voor zowel beleidsmakers als hulpverleners.
Timmermans, B., Human Factors in de hulpverlening, ramp- en crisisbestrijding, Lessons learned uit de luchtvaart, Sdu Uitgevers, Den Haag, mei 2012. ISBN 9789012576581
De centrale boodschap van het boek is: hulpverlenen is mensenwerk en technische voorzieningen, protocollen en andere vastgelegde afspraken, dekken slechts een klein deel van het werk. Investeren in de menselijke factor, die de grootste bijdrage levert, zorgt voor het meeste rendement. Timmermans vindt hiervoor steun in theoretische onderbouwing en praktische ervaring. Theorie De theoretische onderbouwing komt van een theorie van Alvin Toffler die in de geschiedenis van de mens drie veranderingsgolven onderscheidt: de eerste was tot ca. 1700 waarin de natuur grenzen bepaalde. In de tweede golf (tot ca. 1950), trok de mens zich op aan de techniek, legde alles vast in afspraken en protocollen en verdrong zijn eigen inbreng. Sinds die tijd is echter een derde golf in ontwikkeling die de mens weer centraal stelt en alles in een context plaatst. Hiërarchie is minder belangrijk dan door ieder gevoelde verantwoordelijkheid dat het werk goed gedaan moet worden. Volgens Timmermans zitten we in hulpverlenend Nederland volop in de tweede golf en wordt het tijd dat we gaan
22 AMBULANCEZORG
meesurfen op de derde golf. De ‘human factors’ bepalen voor een belangrijk deel ons handelen en aandacht daarvoor kan de kwaliteit van hulpverlening in positieve zin beïnvloeden. Praktijk De praktische ervaring komt uit de luchtvaart: ook daar zijn de drie fases doorlopen, alleen is men daar veel verder met de derde golf. Men ontdekte dat ca. 75 % van de incidenten hun oorzaak vonden in de menselijke factor en het merendeel daarvan terug te voeren was op foute perceptie van de werkelijkheid (54%), professionele fouten (14%) en ondermaats teamwork (6%). In het verhaal speelt de GRADE-loop een centrale rol. Deze beschrijft het proces van besluitvorming. G (=Gather) staat voor het verzamelen van informatie. Bij R (=Review) wordt de informatie gewogen, dan volgt A (=Analyse) waarin alternatieven worden nagegaan alvorens er met D (=Decision) een besluit valt. De E (=Evaluation) beoordeelt de effecten van het besluit. Geregeld citeert Timmermans uit verschenen rapporten zoals over de brand in de Koningkerk te Haarlem (23 maart 2003) waar drie brandweerlieden de dood vonden, de crash met Turkish Airlines (25 februari 2009) en de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk (05 januari 2011). Overal waar hij leest: ‘onbegrijpelijk dat dit of dit gedaan (of nagelaten) werd’ zegt hij dat dit veel begrijpelijker wordt als je kijkt naar hoe mensen in elkaar zitten en hoe ze functioneren. Niveaus Dan bespreekt hij het model van Rasmussen die gedrag op drie niveaus onderscheidt: handelingen gebaseerd op vaardigheden, (aangeleerde) regels
Sdu Uitgevers
en kennis. Bij de vaardigheden gaat het om het inbouwen van checks zodat tijdig opgemerkt wordt dat het niet gaat als verwacht. Bij de regels is het belangrijk deze ook in de praktijk te toetsen, anders heb je er niets aan. Op het laatste niveau handelt men volledig bewust in situaties waarbij vaardigheden niet te gebruiken zijn of waarvoor geen procedures of protocollen zijn gemaakt. Elke aanpak heeft eigen voor- en nadelen en ze kunnen gelijktijdig gehanteerd worden. Je kunt dit leren door te trainen en vooral te overtrainen, waarbij continue herhaling ervoor zorgt dat je iets ‘op je ruggenmerg’ doet. Zo hou je aandacht voor het filteren van zaken die relevant zijn. En die aandacht heb je als hulpverlener hard nodig omdat je ook bloot staat aan stress wat je prestaties kan aantasten. Onderlinge communicatie Er wordt veel aandacht besteed aan communicatie tussen meldkamer en de ploegen ter plaatse. Timmermans bepleit invoering van het ‘Protocol operationele radiocommunicatie’ waar in de ambulancewereld eigenlijk nauwelijks mee gewerkt wordt. Hier ligt natuurlijk een mooie vergelijking met de luchtvaart voor de hand waar immers al veel langer ervaring bestaat met gestandaardiseerde berichten en etherdiscipline. Belangrijk is het zitten in de juiste ego-status. Dat klinkt wat zweverig, maar is wel goed je te realiseren. Er zijn drie mogelijke statussen: de ouder-, volwassen- of kindstatus. Voor professionals is de volwassenstatus de beste optie en als je daar goed in blijft zitten, zal ook je communicatiepartner zich daaraan aanpassen. In deze status ben je rationeel bezig, je luistert, analyseert en beslist maar overweegt ook alternatieven. De andere statussen laten zich raden: bij de ouderstatus onderwijs en corrigeer je, bij de kindstatus schuif je verantwoordelijkheid van je af en ga je erg op je gevoel af. BOB & DODAR Ook leiderschap is in de hulpverlening een kritische factor. Hier geen vage lijstjes met competenties, maar Actie Gericht Leiderschap, dat onderscheid maakt in drie niveaus en wel de taak, de groep en het individu. Timmermans benadrukt het belang van het kijken naar individu en groep. Nog teveel wordt de aanpak taakgericht bepaald, zeker nu er door grotere verbanden een grotere
September 2012
BOB
DODAR
Beeldvorming Verzameling van objectieve gegevens
Diagnose Beeldvorming over observaties, risico’s, ontwikkeling in tijd
Oordeelsvorming Oordeel over de situtatie, zaken op een rij gezet
Opties Welke opties zijn er om probleem aan te pakken
Besluitvorming Oordeel over de situtatie, zaken op een rij gezet
Decision Keuze van de beste optie Action Uitvoering beslissing, organiseren, coördineren, communiceren en leiding
Review Toetsing of de oplossing het gewenste resultaat oplevert, begin nieuwe DODARloop
kloof bestaat tussen dienstleiding en uitvoerenden. Een leider moet flexibel zijn in zijn stijl en die kunnen aanpassen aan de situatie. Leidinggevenden krijgen in hulpverlenend Nederland de BOB-formule aangereikt. Dit staat voor Beeld-, Oordeel- en Besluitvorming en vormt vast onderdeel van bijvoorbeeld de OvdG-opleiding. Toch ziet Timmermans mogelijke problemen omdat dit niet optimaal past bij de ‘human factors’. Hij komt met een andere aanpak die zich in de luchtvaart heeft bewezen: DODAR. D staat daarbij voor Diagnose, O voor Options, D voor Decide, A voor Action en R voor Review. Geen garantie voor geen fouten, maar wel een aanpak die aansluit op de praktijk en de kans op incidenten kan verminderen. Dit illustreert Timmermans aan de hand van de Chemie-Pack brand. Organisatie Verder behandelt het boek de rol van de organisatie. Hiervoor wordt het Gatenkaasmodel van Reason gebruikt. In ons tijdschrift kwam dit aan bod toen de Inspectie uitleg gaf over haar aandacht voor fouten en incidenten (Vakblad V&VN Ambulancezorg 8e jrg nr. 4 (december 2011) 24, 25). Het is belangrijk dat in een organisatie de juiste veiligheidscultuur heerst die van boven tot onder gedragen moet worden
en vooral een no-blame karakter heeft. Iedereen moet zich vrij voelen zaken te melden. De omslag is moeilijk en als het niet lukt, duurt het lang eer de tijd weer rijp is. Menselijke factor Tot slot wijst Timmermans op het belang van trainen en daarbij oog hebben voor de ‘human factors’. In de luchtvaart traint men dit in het Crew Resource Management, dat voor de hulpverleningspraktijk beter Team Resource Management kan heten (TMR). Zo krijgt men oog voor zowel de menselijke capaciteiten als de beperkingen en sluiten de oefeningen beter aan bij de praktijk. Brug Het boek is voor de ambulancezorg zeker bruikbaar. Wel doet de gebruikte literatuur over gedrag en geheugen wat gedateerd aan en worden twee begrippen niet toegelicht, maar wel geregeld genoemd: G-BIV en HUFA112. G-BIV staat voor Geneeskundige Bestuurlijke Informatievoorziening in 2007 van de grond gekomen en is HUFA112 (HUman FActors) een project dat eveneens in 2007 gestart is. In de ambulancesector is hier echter nauwelijks wat over bekend. Daaruit blijkt wel dat er nog een flinke kloof is tussen de beleidsmakers en de uitvoerenden. De aandacht voor de menselijke factoren is echter alleszins terecht en inderdaad een terrein waar veel winst te halen is. Het zal niet meevallen de vooral in de tweede golf van Toffler zittende ambulanceorganisaties naar de derde te laten surfen. Juist nu zie je een toegenomen behoefte alles te dichten met protocollen en richtlijnen. Conclusie Natuurlijk is het goed lessen te leren van andere disciplines in dit geval de luchtvaart. Hoewel in een aantal opzichten zeker vergelijkbaar wat betreft teamwork en communicatie onderling, is er één groot verschil: het vliegen van een vliegtuig en het oplossen van technische problemen is heel wat anders dan het communiceren met en zorgen voor een ziek of gewond persoon. Dat is iets dat wij ons als ambulancesector goed voor ogen moeten houden. Ook op dat vlak lonkt de derde golf van Toffler en moeten we niet blijven hangen op de tweede, anders worden we ruw op de kust gesmeten.
AMBULANCEZORG 23
De NICU Roadrunner: een aanwinst in het couveusetransport Op het moment van verschijnen van dit vakblad heeft de afdeling Acute Zorg van de GGD Zuid-Limburg een nieuwe couveusebrancard in gebruik genomen: De NICU Roadrunner. Deze couveuse brancard werd ontwikkeld in samenwerking met het Maastricht Universitair Medisch Centrum (Maastricht UMC+), de RAV Zuid Limburg en Maastricht Instruments B.V. De eerste ervaringen stemmen tevreden. “Ik ga met een gerust hart op weg met de NICU Roadrunner”, zegt Prof. dr. Luc Zimmermann, hoofd vakgroep kindergeneeskunde en neonatologie en aan het Maastricht UMC+. In dit artikel leest u hoe de brancard ontwikkeld werd.
Door Huub Gubbels en Marc Schoenmakers
In december 2007 ging Paul de Vries, ambulanceverpleegkundige, namens de Materialen Commissie van de RAV Zuid-Limburg op zoek naar een nieuwe transportcouveuse. Het uitgangspunt was, dat bij het transport van onze allerkleinste patiënten de hoogste veiligheidsvoorzieningen in acht genomen dienden te worden. Het was geen gemakkelijke klus, want al snel blijkt dat er in Europa niet veel couveusebouwers bestaan. Omdat ook
24 AMBULANCEZORG
de transportcouveuses van de afdeling NICU ( Neonatale Intensive Care Unit) van het Maastricht UMC+ aan vervanging toe waren, besloot men de handen ineen te slaan. In samenwerking met Nick Braken, Clinical Engineer van de Instrumentele Dienst van Maastricht UMC+ en Dr. Twan Mulder, kinderarts en chef de Clinique van de afdeling neonatologie bij het Maastricht UCM+, werd een uitgebreid pakket van eisen opgesteld. Verschillende transportcouveuses werden vergeleken en getest.
Eisenpakket Deze samenwerking heeft er ook toe geleid dat er gezamenlijk is gezocht naar een nieuwe transportcouveuse-brancard. Ondanks dat de ontwikkeling van brancards niet stil heeft gestaan, blijft er voor een veilig en optimaal couveuse transport nog een hoop te wensen over. “De bestaande couveusebrancards zijn vaak gericht op kort durend transport van een neonaat. In de praktijk is de maximale zorg juist noodzakelijk voor neonaten die heel erg ziek zijn en voor hun behandeling naar een specialistisch centrum
Sdu Uitgevers
Acute Zorg GGD Zuid-Limburg (voorheen RAV ZL) bestaat uit de ambulancezorg, meldkamer ambulancezorg en GHOR voor de regio Zuid Limburg. Maastricht UMC+ is het samenwerkingsverband tussen academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht. Het Maastricht UMC+ heeft nationaal en internationaal een unieke profilering. De ‘plus’ in de naam staat voor de integratie van geneeskunde én gezondheidswetenschappen in de zorgketen. Het Maastricht UMC+ speelt daarmee duidelijk in op de gezondheidszorg van de toekomst. Maastricht Instruments B.V. ontwikkelt innovatieve medische technologie voor toepassing in Life Sciences en Health. Zij vormt hiermee de brug tussen het Maastricht UMC+ en de commerciële markten voor apparatuur gebruikt in medische en industriële research maar ook in de zorg, tijdens de diagnostiek en bij de behandeling van patiënten. Maastricht Instruments ontwikkelt samen met IDEE (de instrument ontwikkelgroep van het Maastricht UMC+) innovatieve apparatuur. IDEE houdt zich bezig met niet commercieel verkrijgbare technologie die voornamelijk ingezet wordt voor wetenschappelijk onderzoek binnen het Maastricht UMC+.
in bijvoorbeeld Leuven of Nijmegen moeten.” zegt professor Zimmerman. Zo ontstond het idee om zelf iets te gaan ontwikkelen. Het eisenpakket omvatte onder meer zaken als nieuwe bewakings- en beademingsapparatuur, meer veiligheid voor de baby’s, ergonomisch beter voor het ambulance personeel en een lager gewicht.
Bijzonder in dit traject was de ontwikkeling van een prototype eerst op de computer in 3 D, later uitgevoerd op ware grootte. Hiermee konden de medewerkers van NICU en RAV de diverse onderdelen in allerlei opstellingen plaatsen alsof het LEGO-blokjes waren. Voorts wilde men iets maken dat erg flexibel was zodat ziekenhuizen en ambulancediensten hun eigen apparatuur op het frame konden laten monteren zoals de apparatuur waar men mee gewend is te werken of bijvoorbeeld een koeling annex verwarming voor moedermelk of bloed.
September 2012
“De brancard is te monteren op de meest voorkomende onderstellen zoals die van Stryker of Ferno. Tevens kan er een compleet gassensysteem voor toediening van zuurstof en NO als ook gebruik van perslucht op worden gemonteerd”, zegt Paul Laeven, projectleider bij Maastricht Instruments. Veiligheid Er is ook aandacht besteed aan het voorkomen van letsel voor de baby en de behandelend arts en/of ambulance personeel in het onverhoopte geval dat de ambulance betrokken raakt bij een ongeval. Een speciaal frame voorzien van een kreukelzone zorgt er in geval van een aanrijding voor dat de krachten die hierbij vrijkomen in de rijrichting worden opgevangen. Op deze vinding is zelfs een patent aangevraagd. De baby zelf wordt gezekerd met een transportharnas zodat deze in het geval van een aanrijding goed gefixeerd blijft in de couveuse. Veiligheid is voor alle betrokken partijen een belangrijk onderwerp geweest bij de opbouw van de NICU Roadrunner. Relevante richtlijnen als ISO-NEN normen voor toepassing van apparatuur in Ambulances, juridische aspecten en ergonomische belangen hebben een vooraanstaande rol gespeeld in de optimalisatie van het concept. Bij de ontwikkeling van het transportframe zijn analyses verricht met betrekking tot eisen op het vlak van sterkte en stijfheid. De definitie, ontwikkeling en aanmaak is uitgevoerd conform het ISO 13485 gecertificeerde kwaliteitssysteem van Maastricht Instruments waardoor de NICU Roadrunner is voorzien van
een CE-markering. “Een belangrijk gegeven”, zegt Huub Gubbels, Hoofd Ambulancezorg Acute Zorg GGD ZuidLimburg. Naast ergonomie en veiligheid is er ook veel aandacht besteed aan de materiaalkeuze. Er is gekozen voor een carbon frame, met aluminium en kunststof delen waar mogelijk en een minimum hoeveelheid aan staal. Naast het lage gewicht, zorgt een carbon frame voor mooi afgeronde randen, wat als voordeel heeft dat gebruikers zich hier niet aan kunnen bezeren en dat het frame eenvoudig schoon te houden is. Ook is de NICU Roadrunner in iedere gewenste kleur te leveren. Feedback Tijdens het gehele ontwikkelingsproces van de couveusebrancard gaven de neonatologen, NICU personeel en het ambulancepersoneel van de RAV ZuidLimburg steeds feedback. Met enige trots kan het Maastricht UMC+ melden dat er al twee couveusebrancards in gebruik zijn. Er zijn al meerdere systemen besteld door diverse Nederlandse ziekenhuizen en er is interesse getoond door ambulance diensten in Nederland en het buitenland zoals België, Scandinavië, Groot Brittannië en Duitsland. In december 2011 is de eerste couveuse brancard voor het Maastricht UMC+ opgeleverd. Inmiddels is er de nodige ervaring met de NICU Roadrunner opgedaan. Professor Zimmerman hierover: “De temperatuur kan hiermee beter worden geregeld dan in het verleden, alle spullen die je nodig hebt zijn aanwezig op de brancard. Ik kan nu de beademing geven tijdens het transport zoals ik deze ook op het ziekenhuis zou geven. Met de NICU Roadrunner ga ik met een gerust hart op weg.” De toekomst Nu de NICU Roadrunner ook in gebruik is bij de ambulancedienst, zullen hiermee ervaringen buiten het ziekenhuis worden opgedaan. De bedoeling is dat zowel het ziekenhuis als de ambulancedienst nog een tweede aanschaffen. Voor nadere informatie kunt u terecht bij: Huub Gubbels, GGD-ZL, gsm 06-54227017, e-mail: huub.gubbels@ggdzl.nl Marc Schoenmakers, Maastricht Instruments, gsm 06-29036563, e-mail: Marc.Schoenmakers@maastrichtinstruments.com
AMBULANCEZORG 25
Prehospitale zorg in Portugal (Deel 1) Voor de meeste Nederlanders is Portugal vooral vakantiebestemming. Velen hebben genoten van de zonovergoten zuidkust (de Algarve met als hoofdplaats Faro) of het bruisende Lissabon. Anderen kennen de historische universiteitsstad Coimbra of de prachtig groene glooiende heuvels meer in het noorden rond Porto. Als je naar de ambulances kijkt, valt op dat de veelal vrijwillige brandweerkorpsen (Bombeiros Voluntarios) met ambulancevervoer bezig zijn, hoewel je ook wel wagens ziet rijden van het Portugese Rode Kruis (Cruz Vermelha Portuguesa) en particuliere vervoerders. Niet te missen zijn de gele ambulances en stationwagens met blauwe striping waarop de letters INEM prijken.
xxxxx
26 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
Door: Thijs Gras
Een stukje geschiedenis INEM staat voor Instituto Nacional de Emergência Médica (Nationaal Instituut voor Spoedeisende Medische hulp). Deze organisatie is opgericht in 1981 en kent een voorgeschiedenis die een beetje parallel loopt met de ontwikkelingen in ons land. In 1965 werd op initiatief van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid de Serviço de primeiros-socorros e transporte de feridos e doentes (dienst voor eerste hulp en vervoer van gewonden en zieken) opgericht. Deze hing onder de politie en was bereikbaar via 115. In 1971 (het jaar van onze Wet ambulancevervoer) werd de Nationale Ambulancedienst opgericht die – in navolging van wat men in de VS opzette – verantwoordelijk werd voor het Geïntegreerd Systeem van Spoedeisende Medische hulp (SIEM: Sistema Integrado de Emergência Médica). Het 115-systeem werd van de politie overgenomen. In augustus 1981 volgde de oprichting van de INEM. Al na een jaar trok bij de INEM het Vergiftigingen Informatiecentrum in dat in 1963 was opgericht. Geleidelijk breidde het takenpakket zich uit. De INEM zorgde voor medische begeleiding van staatshoofden en in 1987 werd de eerste meldkamer voor spoedeisende medische hulp te Lissabon gevestigd. Men noemde dit CODU (spreek uit: kodoe): Centro de Orientação de Doentes Urgentes. De meldingen werden aanvankelijk uitsluitend door artsen afgehandeld. Voorts zag Lissabon dat jaar de geboorte van de ‘Babylance’, in 1989 gevolgd door de eerste spoedartswagen (VMER, Viatura Médica de Emergência e Reanimação). De VMER werd bemand door een verpleegkundige die tevens reed en een arts van wisselende achtergrond. Geleidelijk breidde het aantal VMERs zich uit over het land. Ook meer CODU’s werden geïnstalleerd: in 1991 die van de regio Noord te Porto, in 1995 gevolgd door Centrum te Coimbra en tot slot kwam in 2000 de CODU Algarve te Faro. Het jaar 2004 was voor de INEM een belangrijk jaar. Omdat mede in Portugal het Europees kampioenschap voetbal werd gehouden, werd de organisatie flink uitgebreid met eigen middelen en eigen personeel zoals rapid responders op motoren. Er werd veel gebruik gemaakt van ATE’s, wat staat voor Assistente Técnico de Emergência, vergelijkbaar met EMT. Datzelfde jaar stopte de politie met ambulancevervoer: tot dan had men in Lissabon enkele ambulances op de weg gehouden. Van 2007 tot 2010 waren er ook verpleegkundigen op de CODU die vooral tot taak hadden de ploegen in het veld te ondersteunen met advies en te zorgen voor een soepele overgang van het preklinische naar de klinische traject. De INEM Zoals dat bij een overheidsorganisatie verwacht kan worden, beschikt de INEM over een indrukwekkende hoeveelheid materieel. Voor grootschalige inzetten heeft men de nodige voertuigen beschikbaar. Zo zijn er twee speciale voertuigen voor RNBCE-inzet die ook een ontsmetting kunnen uitvoeren. Er zijn aparte wagens (een Volkswagen Crafter en een Iveco Daily) voor logistieke ondersteuning met een grote tent, ALS-materiaal (heel handig vond ik voor in de tent een trolley op wielen zoals je die ook vaak op de SEH ziet voor materiaal en medicatie) en plek voor een centralist voor coördinatie ter plaatse. Verder heeft men een vrachtwagen met oplegger die een compleet
September 2012
ziekenhuis kan opzetten (duurt echter wel een behoorlijk aantal uren, ondanks ruime personele inzet). De INEM heeft enkele specifieke taken zoals medische ondersteuning bij staatsbezoeken en assistentie aan speciale eenheden zoals arrestatieteams. Daarvoor beschikt men over een wagen die van de buitenkant niet als ambulance herkenbaar is, maar van binnen gewoon een volledige inrichting bevat. Personeel van de INEM beschikt ook over eigen beschermende kleding (kogelvrije vesten en een helm) en geregeld wordt hiervoor geoefend.
Men heeft een vrachtwagen met oplegger die een compleet ziekenhuis kan opzetten De ambulances zijn vooral Volkswagen LT en diens opvolger de Crafter en Mercedes-Benz Sprinter. Als VMER worden voornamelijk Volkswagen Passat Variant ingezet. Voorts is er een ‘babylance’, voorzien van een apart logo: een Star of Life in de vorm van een gezichtje. Ook opmerkelijk is dat men een aparte psychische dienst heeft die beschikt over eigen voertuigen. Naast inzet bij psychiatrische en psycho-sociale problematiek, kan deze bijvoorbeeld ook ter plaatse mensen opvangen na een schokkende gebeurtenis. In dat geval doet ze vaak nog een telefonische follow-up en bemiddelt zo nodig in verdere hulp. De motoren voor de Rapid Responders (overigens alleen
xxx
AMBULANCEZORG 27
bemand door EMT’s) heb ik niet gezien, wel een Quad. Ook waren er vierwiel aangedreven ambulances op Volkswagen Crafter chassis voor moeilijk begaanbaar terrein, iets waar je in Portugal nog geregeld mee te maken hebt. Alle wagens van de INEM worden opgebouwd bij Auto Ribeiro gevestigd in Vila Nova de Gaia. De INEM heeft haar hoofdzetel in Lissabon. De organisatie had in 2011 bijna 1850 mensen in dienst en een budget van € 85,1 miljoen. Portugal telt ruim 10,7 miljoen inwoners, dus dit komt neer op € 8 per inwoner. Nieuwe ontwikkelingen: de Via Verde De laatste jaren is de INEM in woelig vaarwater beland en zijn er veel veranderingen in de organisatie gaande. De verpleegkundigen zijn verdwenen van de CODU’s en vervangen door ATE’s. Velen hebben dit als een kwalitatief verlies ervaren. Door het sneller sturen van de ALS-wagens is het risico reëel dat deze er niet is of van veel verder moet komen bij een ‘echte’ ALS-inzet. Voorts krijgen ploegen minder informatie over de specifieke casus doordat het systeem informatie kanaliseert en uniformeert. Ik tekende op uit de mond van een verpleegkundige: voorheen kregen we door: kop/staart botsing, twee mensen met lichte verwondingen zijn reeds uit de auto en staan ernaast. Nu geeft het systeem slechts: botsing tussen twee auto’s, twee gewonden. Voorts missen vooral de brandweerlieden ter plaatse en onderweg de expertise van de meldkamerverpleegkundigen bij casussen waar zij toch soms langere tijd alleen voor staan. Interessant is dat men in Portugal bezig is om de SEH en de preklinische fase dichter bij elkaar te brengen. Men vindt dat elk ziekenhuis een ambulance voor spoedgevallen moet hebben die bemand wordt door een verpleegkundige van de SEH. De INEM levert dan de chauffeur en het voertuig. Vooral op het platteland is dit een aantrekkelijke optie omdat je zo ervoor zorgt dat ondanks een gering aantal inzetten, personeel qua klinische ervaring op vlieghoogte blijft. Tevens is dit niveau een verbetering ten opzichte van de BLS-wagens. Maar ook de EMT’s en paramedics roeren zich in Portugal en willen hun partij in het preklinische veld meespelen. Op dit punt wordt momenteel een stevige strijd uitgevochten. Voorts werd in het congres aandacht besteed aan veranderingen op het gebied van de verpleegkundigenopleidingen waarbij er
28 AMBULANCEZORG
in de basisopleidingen veel meer aandacht komt voor de acute geneeskunde en intesive care. Nu was dit slechts 50 uren en men wilde naar programma’s van bijna 500 uur. Deze ontwikkeling staat duidelijk in verband met de grotere rol die men in het preklinisch veld voor verpleegkundigen ziet weggelegd. Wie denkt dat Portugal niet erg ontwikkeld is op medisch gebied, vergist zich. Zo wordt in het land de Via Verde voor een viertal patiëntencategorieën waarbij tijd een cruciale factor is, gehanteerd (in sommige ziekenhuizen is men hier al in 2005 mee aan de gang). De naam betekent letterlijk ‘groene rijbaan’, naar een speciale rijbaan op de tolwegen voor onder andere hulpverleningsvoertuigen, zodat die zonder oponthoud aan de tolpoortjes door kunnen rijden. De vier categorieën betreffen: sepsis, CVA, acuut coronair syndroom en trauma. Voor CVA en ACS zijn grote publiekscampagnes opgezet met onder andere posters waarop mensen worden opgeroepen snel te bellen, Sepsis is op de IC de voornaamste doodsoorzaak en vroege onderkenning kan veel sterfgevallen voorkomen. Hier speelt het groter gebruik van antibiotica in Portugal een belangrijke rol. Deze ‘via verde’ geldt vooral het intrahospitale traject. Men streeft naar maximaal 30 minuten tussen presentatie en toediening van antibiotica door verbeteringen op preklinisch terrein en tijdige voormeldingen. Voor CVA’s houdt men aan dat iemand binnen drie uur thrombolyse moet krijgen (zie voor een aardig filmpje – begeleid door muziek en geen tekst - You-Tube onder ‘via verde AVC’). Bij de ACS-patiënten zie je duidelijk regionale verschillen, zowel wat betreft de behandeling (in de Algarve wordt veel gepresenteerd en zijn veel PCI’s, in de Alentejo doet men meer thrombolyse) als aanrijtijden (in de Alentejo duurt het soms meer dan een uur eer er überhaupt hulp ter plaatse is; gemiddeld is er bij 60% van de mensen binnen 15 minuten een ambulance en weet men 70% binnen een uur in het ziekenhuis te presenteren). Voor traumapatiënten is de financiële crisis een bedreiging. Hielden diverse kleinere en minder goed geoutilleerde ziekenhuizen eerst de boot af voor deze categorie, nu hebben ze zoiets als kom maar binnen, want elke patiënt telt. Tot zover het eerste deel van een verhaal over de preklinische zorg in Portugal. In deel twee belichten we de rol van de meldkamer (de CODU) en beschrijft Thijs zijn dienst op de artsenauto (VMER).
Thijs Gras is zeer veel dank verschuldigd aan Pedro Vasconcelos, João Lourenço, Luis Ladeira en Inêz Elvas voor al hun inspanningen om dit bezoek in verschillende opzichten tot een succes te maken. Ook de APE en de INEM te Lissabon komt grote erkentelijkheid toe voor hun medewerking.
Sdu Uitgevers
De passie van Johannes maakt onze ambulances onderscheidend... Kwaliteit, afwerking en duurzaamheid staan bij Visser Leeuwarden op een hoog niveau. Maar ook de gedrevenheid van onze medewerkers maken Visser-ambulances
“ I k v i n d h et e e n
onderscheidend.
uitd a g i n g o m d e l a at ste te c h n o l o g i ë n to e te p a ss e n , zo d at e e n voert u i g h e l e m a a l vo l d o et aan d e s p e c i a l e we n s e n va n d e k l a nt ”
Bij Visser Leeuwarden werken mannen en vrouwen met passie voor ambulances. Neem nou Johannes, elektrotechnicus. In zijn vrije tijd ontwerpt Johannes graag op afstand bestuurbare modelvliegtuigen. Die hobby kan hij toepassen in zijn dagelijkse praktijk. Hoe ingewikkelder de techniek, hoe meer hij geniet. Die passie ziet u terug in elk Visser-product...
www.visser-leeuwarden.nl Edisonstraat 16, 8912 AW Leeuwarden T +31 (0)58 - 213 45 55 F +31 (0)58 - 215 01 57 I info@visser-leeuwarden.nl
Kwaliteit hartmassage waarborgen met mechanische thoraxcompressies Ambulancepersoneel voert jaarlijks vele duizenden reanimaties uit waarbij ook hartmassage moet worden gegeven. In verreweg de meeste gevallen gebeurt dat tot dusver handmatig. Een vermoeiend werk, waardoor de kwaliteit van de thoraxcompressies in het gedrang kan komen. Bij besluit tot vervoer van de patiĂŤnt, wordt het voortzetten van de reanimatie door een aantal factoren bovendien sterk bemoeilijkt (trappen, afhijsen etc.). Voorts is het achterin een ambulance voortzetten van hartmassage geen makkelijke opgave en biedt de brancard geen optimale ondergrond. Mechanische thoraxcompressie biedt dan de mogelijkheid een constante kwaliteit van de thoraxcompressies te waarborgen. Connexxion Ambulancezorg is de initiator geweest van een groot project waarbij zijzelf ĂŠn veel van de collega-diensten in haar werkgebieden zijn overgestapt op mechanische thoraxcompressie. Door Hendri Beltman
Nergens is afdoende wetenschappelijk onderbouwd wat medisch bezien de voor- of nadelen zijn van mechanische ten opzichte van manuele hartmassage. Duidelijk is wel dat het ambulancepersoneel wordt ontlast. Dat is een belangrijk argument. Belangrijke analyses worden pas over enkele jaren verwacht. Vanuit medisch optiek zijn er echter
30 AMBULANCEZORG
geen overwegingen om geen gebruik te maken van mechanische thoraxcompressie. Ergonomisch bezien zijn voor het ambulancepersoneel mechanische hartmassageapparaten als de AutoPulse en de Lucas2 belangrijke innovaties. Onder meer om die reden heeft Connexxion Ambulancezorg besloten over te stappen op mechanische thoraxcompressie. Veel collega-ambulancediensten in de
betrokken RAV-en hebben zich aangesloten bij dit project. Over alle 25 RAV-en gemeten stijgt daardoor het percentage ambulances dat is uitgerust met mechanische thoraxcompressie aanzienlijk. Binnen Connexxion Ambulancezorg (CAZ) wordt ernaar gestreefd om kwalitatief hoogwaardige zorg te leveren tegen een verantwoorde prijs. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de mechani-
Sdu Uitgevers
sche thoraxcompressie, die een belangrijke rol speelt in de acute zorgverlening. Het keuze- en aanschaftraject, dat voorjaar 2011 begon, heeft zich gefocust op de AutoPulse en de Lucas2. Beide apparaten werken volgens de richtlijnen van de European Resuscitation Council en de Nederlandse Reanimatie Raad.
soneel een belangrijke rol. En uiteraard de prijs: welke gebruiks- en onderhoudskosten kunnen worden verwacht? Aan de hand van de criteria en een aantal ‘wegingsfactoren’, zoals prijs-kwaliteitverhouding, prestaties en ervaringen van andere RAV-en, is uiteindelijk gekozen voor de Lucas2.
Programma van eisen Zoals gebruikelijk was een uitgebreid programma van eisen het uitgangspunt bij de keuzebepaling. Het apparaat moest handzaam zijn, betrouwbaar, weinig onderhoud vergen, eenvoudig zijn aan te sluiten op andere apparatuur en moest gemakkelijk in de ambulance kunnen worden geplaatst en opgeborgen. De patiënt moest goed zijn te fixeren en qua software moesten aanpassingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld omdat reanimatierichtlijnen wijzigen. Om succes bij de invoering te garanderen was unanieme besluitvorming een vereiste. Daarbij stond voorop dat ook de medewerkers – de gebruikers – zo nauw mogelijk bij die besluitvorming betrokken moesten zijn.
Procedure “De Lucas2 vereist vanzelfsprekend een andere reanimatieprocedure dan handmatige hartmassage,” vertelt ambulanceverpleegkundige Eric Meyer. In RAV Kennemerland heeft hij al een aantal jaren ervaring met de Lucas1. Eric: “De Lucas2 wordt direct na de eerste defibrillatie aangebracht. Nadeel van deze procedure is dat er bij aanvang van de reanimatie een hands off tijd is van maximaal 20 seconden. Die onderbreking is nodig om de Lucas2 te installeren. Voordeel is dat er tijdens de verdere reanimatie geen onderbrekingen meer zijn van de hartmassage”. Wel stopt de Lucas2 elke 120 tot 180 seconden gedurende drie seconden voor een korte ritme-analyse. Eventueel geïndiceerde defibrillatie vindt plaats tijdens de mechanische thoraxcompressie.
Ervaring andere RAV-en In de loop van vorig jaar heeft een aantal deskundigen van CAZ en van de ‘eigen’ Regionale Ambulance Voorzieningen vier andere RAV-en bezocht die al ervaring hadden met mechanische hartmassage. Het ging om twee RAV-en die met de AutoPulse werkten en twee RAV-en die de Lucas2 in gebruik hadden. Tevens hebben de twee leveranciers in de vijf regio’s van CAZ diverse presentaties gegeven aan de medewerkers. Tijdens de bezoeken aan de collega-RAV-en en de presentaties voor de medewerkers CAZ stonden twee vragen centraal: hoe wordt geoordeeld over mechanische hartmassageapparatuur in zijn algemeenheid? En wat is het oordeel over de twee apparaten afzonderlijk? Criteria Dát CAZ zou moeten overgaan tot de aanschaf van mechanische hartmassage was al snel geen punt van discussie meer. Daarna kwam de vraag aan de orde of het de Lucas2 of de AutoPulse moest worden. Voor de beoordeling is een aantal criteria opgesteld. Ten eerste de kwaliteit. Daarbij staan duurzaamheid, onderhoud en het opgestelde programma van eisen centraal. Vanzelfsprekend speelt ook het gebruiksgemak voor het ambulanceper-
September 2012
Voor de vijf RAV-en waarin Connexxion Ambulancezorg en haar collega-diensten werkzaam zijn, gelden eensluidende basisafspraken voor de procedures. Wel heeft elke RAV de mogelijkheid om bepaalde regio specifieke aanpassingen aan te brengen. Scholing Connexxion heeft een introductie- en scholingstraject opgezet. Vooraf heeft iedere deelnemer een theoretische toets gehad via een al bestaande e-learningmodule. “Deze moet behaald zijn’, schetst Eric Meyer het traject. “Want pas daarna volgen nadere uitleg, achtergronden, demonstratie en oefening. Uiteindelijk wordt de deelvaardigheid ‘Lucas 2 correct aanbrengen met een maximale Hands Off tijd van 20 seconden’ getoetst.” De cursus gaat verder met het toepassen van de Lucas2 in ACLS-skills. De vaardigheid om het apparaat correct aan te brengen moet periodiek worden herhaald in een skillslab. Dat is echter een activiteit die niet meer dan een kwartier tijd kost. En natuurlijk kunnen mensen op eigen initiatief tussen de ritten door oefenen.
Zwakke schakel Eric Meyer vindt de Lucas2 “een eenvoudig apparaat, dat tot veel goeds in staat is.” De zwakke schakel is de mens, erkent hij. “De ambulanceprofessional moet de Lucas snel en goed aanbrengen. Onze ervaring met Lucas1 – tussen 2007 en vorig jaar - heeft geleerd dat in de beginfase na de introductie relatief veel tijd verloren ging met aanbrengen. Het is aanvankelijk lastig bij daadwerkelijke reanimaties dezelfde vaardigheden aan de dag te leggen als in het praktijklokaal. De omstandigheden verschillen soms; denk aan kleding, kou, gebrekkig licht… Bovendien is de praktijk per definitie een stressvol moment.” Na verloop van tijd verbetert door ervaring de vaardigheid in de ambulancepraktijk overigens vanzelf. Evaluatie gebruik LUCAS2 Vanzelfsprekend evalueert Connexxion Ambulancezorg de gebruikservaringen met de Lucas2. In Zeeland zijn de medewerkers zonder meer positief. In de RAV Noord-Holland Noord gebruiken Connexxion Ambulancezorg, en RAV-partner Veiligheidsregio NoordHolland Noord een digitaal evaluatieformulier. Dat wordt na elke reanimatie ingevuld, ongeacht of het een manuele reanimatie betreft of een mechanische met de Lucas2. Op dit formulier wordt onder meer de locatie van het gebruik, verloop van het gebruik, technische en/ of operationele problemen, eventuele samenwerking met de ketenpartners en tevredenheid over het apparaat verwerkt. De evaluatie van de Lucas2 gebeurt sinds 1 juli van dit jaar. Dat is nog maar een erg korte periode. Daarbij heeft 68% van de medewerkers aangegeven dat ze zeer tevreden zijn over de toepassing van het apparaat. en geven een rapportcijfer 8 of hoger. In totaal 29% van de medewerkers heeft een tevredenheid tussen cijfer 5-7 gegeven. In de evaluatieformulieren is aangegeven dat de Lucas2 volgens het daartoe opgestelde en geschoolde aanvalsplan gemakkelijk en snel is aan te brengen c.q. is aan te sluiten en weer gemakkelijk is af te koppelen. De resultaten uit de evaluaties zijn nog te beperkt om verdere conclusies en of (medische) bevindingen te presenteren. (Met dank aan Ricks Meppelder, Marieke Huijskens, Eric Meyer, Laurens Melkert, Channah Ramaker en Yvonne te Braake)
AMBULANCEZORG 31
Hoofdstedelijke hoofden hartbrekends in de ambulancezorg In het eerste nummer van dit vakblad van dit jaar werd aandacht besteed aan de start van een nieuwe organisatie binnen de ambulancesector: Ambulance Amsterdam. Deze grote ambulancedienst met tevens een Meldkamer Ambulancezorg is druk bezig met integratie op allerlei gebieden. In dit artikel een overzicht van de belangrijkste veranderingen die zich in de hoofdstad hebben voorgedaan en nog zullen voordoen. Door Thijs Gras
Velen dachten: hoe zal dat gaan, het samensmelten van een grote particuliere dienst met een eigen identiteit en een gemeentelijke ambulancedienst die kan bogen op een lange historie en de naam heeft nogal eigengereid te zijn? In de eerste maanden kan worden vastgesteld dat de onderlinge samenwerking over het algemeen soepel is verlopen. Nog steeds zijn er twee grote uitrukposten in de stad, maar langzamerhand treedt vermenging van personeel op: men kan zich aanmelden voor extra diensten op alle posten en dat gebeurt ook. Men is druk bezig om het rooster om te vormen, maar dit is niet makkelijk in een grote en complexe organisatie. Er moet goed gekeken worden naar het afstemmen van het paraatheidsrooster van de gewone ambulances en de zorgambulances op het werkaanbod en de wensen en mogelijkheden van het personeel.
Erik-Jan van Lieshout. daarnaast zijn er twee regiomanagers aangesteld. Een voor Zuid West die de leiding heeft over de zorgambulances en de posten Karperweg, Amstelveen en Hoofddorp en een voor Noord Oost onder wie de MKA evenals de posten Valckenierstraat, Zaandam en Purmerend vallen. Elke post heeft een teammanager, waarbij de twee grootste posten in de stad elk twee fulltime plaatsen hebben en de overige posten parttime teamanagers. De zorgambulances hebben een eigen teammanager. Scholing, kwaliteitsmanagement en beleidsondersteuning vindt voor het grootste deel plaats op de hoofdvestiging aan de Karperweg. Hoewel veel mensen van de GGD opzagen tegen de verhuizing, begint men nu een beetje te wennen en worden de voordelen duidelijk, want de fysieke nabijheid zorgt voor korte lijnen. In het gebouw is een grote verbouwing uitgevoerd om aan deze nieuwe situatie tegemoet te komen. Ook de Meldkamer Ambulan-
cezorg merkt dat zij meer onderdeel is geworden van de organisatie en wordt nu eerder en nauwer bij veel zaken betrokken. Van drie naar ĂŠĂŠn Amsterdam/Amstelland is de laatste regio in Nederland waar de meldkamers van de drie hulpverleningsdiensten niet op dezelfde locatie gehuisvest zijn. De alarmcentrale van de brandweer is gelegen aan de kazerne IJtunnel, de meldkamer van de politie in het Hoofdbureau van politie aan de Elandsgracht en de meldkamer ambulancezorg in het gebouw van de GGD Amsterdam aan het Weesperplein. Politie en brandweer werken met GMS, maar die systemen zijn onderling nog niet op elkaar aangesloten. De MKA werkt niet met GMS, maar met een eigen ICT applicatie in het meldkamerdomein, MIOS. Daarom is ook de MKA niet gekoppeld aan het GMS van politie en brandweer.
Plattere organisatie In de nieuwe samenstelling is de organisatie platter geworden. Aan het hoofd staan directeur-bestuurder Jan Pierik. Ondersteund door medisch directeur
32 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
De meldkamers van brandweer en politie werken voor het gehele verzorgingsgebied van de veiligheidsregio Amsterdam/Amstelland. Dit betreft een regio met ruim 880.000 inwoners in 6 gemeenten. De MKA heeft daarnaast de regie over de ambulancezorg in de regio Zaanstreek/Waterland. Dit betreft bijna 320.000 inwoners in 9 gemeenten. Hiermee zijn de verzorgingsgebieden van de hulpverleningsdiensten niet congruent. Artikel 35, lid 1 van de Wet op de Veiligheidsregio’s regelt dat “Het bestuur van de veiligheidsregio de beschikking heeft over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur of door het bestuur van een andere veiligheidsregio ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak ….” Deze wet is begin 2010 door de Staten Generaal aangenomen en op 1 oktober 2010 in werking getreden. Binnen de regio Amsterdam/ Amstelland is getracht over te gaan tot een vorm van virtuele colocatie, waarbij de drie meldkamers op de gescheiden locaties zouden blijven functioneren met koppeling van de ICT systemen, radiocommunicatie en videoconference. De Minister van Veiligheid en Justitie achtte dit onvoldoende en wilde dat de veiligheidsregio Amsterdam/Amstelland conform de nieuwe wet tot een gemeenschappelijke meldkamer zou komen. Medio 2011 heeft het Veiligheidsbestuur van de Veiligheidsregio hiertoe besloten en vanaf februari 2012 participeert ook Ambulance Amsterdam met haar meldkamer in de ontwikkeling van de nieuwe GMK. GMK met GMS Naar verwachting begin december gaat de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam/ Amstelland (en voor de MKA ook Zaanstreek/Waterland) daadwerkelijk van start. De brandweer Amsterdam/Amstelland heeft besloten haar meldkamer medewerkers over te
laten gaan naar de politie Amsterdam/ Amstelland waarbij brandweer en politie verregaand geïntegreerd zullen gaan werken. De medewerkers van de MKA zijn en blijven in dienst bij Ambulance Amsterdam. De MKA zal op basis van volledige colocatie participeren in de gemeenschappelijke meldkamer. De MKA Amsterdam werkt momenteel met een eigen meldkamer applicatie, MIOS. Met het operationeel gaan van de GMK zal ook de MKA gaan werken met GMS. Dit betekent dat alle MKA-centralisten in de maanden augustus t/m oktober een volledige, vijfdaagse GMS opleiding aangeboden krijgen die verzorgd wordt door de Politieacademie te Driebergen. Ter voorbereiding van deze scholing volgt een gescheiden groep medewerkers van de MKA de opleiding tot GMS-beheerder en -instructeur. Tijdens de migratie naar de GMK en de eerste twee weken erop volgend zijn er instructeurs van de Politieacademie aanwezig om de MKA centralisten ‘aan tafel’ extra ondersteuning en begeleiding te bieden. Naast de verandering van MIOS naar GMS, krijgen de MKA centralisten ook instructie betreffende het gebruik van de nieuwe telefooncentrale en de bijbehorende ARBI. Deze instructie vindt plaats kort voor de ingebruikname van de GMK, in combinatie met een kennismaking van de nieuwe werkplek. De nieuwe GMK zal qua ICT inrichting gaan werken in een eigen meldkamer domein, ondanks het feit dat de GMK gelegen is binnen de politieorganisatie. Hierover is door alle partijen overeenstemming bereikt. De meldkamers van ambulancezorg en brandweer werken in de huidige setting met CityGis, die van de politie met Sherpa. Onderwerp van discussie is of de politie blijft werken met Sherpa of de overstap naar CityGis gaat maken. Dit laatste heeft als grote voordeel dat alle drie de disciplines dan met hetzelfde geografische en voertuiglocatiesysteem werken. Flight Sim scholing De MKA Amsterdam heeft een scholing laten ontwikkelen voor alle MKA-cen-
September 2012
tralisten. Onderwerp was “leren van de luchtvaart”. Kernissues waren de menselijke factor, communicatie, veiligheidsmanagement in relatie tot de ‘no blame cultuur’ en samenwerking. Hierbij werd telkens de link gelegd tussen de luchtverkeersleiding (de MKA) en de vliegers (het ambulancepersoneel). ’s Middags werd de aangeboden theorie beproefd tijdens een vlucht van een klein uur in een Boeing 737 simulator, waarbij conform de opgedane leerstof samengewerkt moest worden om problemen op te lossen. Deze cursusdag is zeer positief geëvalueerd waarbij direct duidelijk werd dat uitvoeren van een protocol zonder achterliggende kennis en vaardigheden niet tot het gewenste resultaat leidt. Hiermee werd de relatie gelegd met de beoogde implementatie van ProQA (medio 2013). Duidelijk werd na deze scholing dat de verpleegkundige kennis van evident belang is om binnen de MKA Amsterdam met behulp van ProQA goede intake te kunnen doen. Tot slot Er hangen veel veranderingen in de lucht rond Amsterdam. Er zijn kansen en uitdagingen. Heel belangrijk daarbij is het belang van de patiënt in het oog te houden en dat is in al het bestuurlijk en openbare orde en veiligheidsdenken niet makkelijk. Daarbij spelen andere overwegingen en geldt een andere optimale schaalgrootte. Hopelijk lukt het bestuurders dit te laten inzien: zij kunnen immers zelf ook patiënt worden, dus doen ze er goed aan verder te kijken dan hun eigen domein. In de nabije toekomst zal de functionele rol van het AMC, als eigenaar van Ambulance Amsterdam, nader gestalte moeten krijgen. Deze gaat zich vooral richten op de kwaliteit, scholing en de verbinding van wetenschappelijke kennis en klinische ervaring met het preklinisch traject. Op dit terrein is nog veel winst te boeken, zowel op gebied van gezondheid als op gebied van kostenbeheersing. Dit is een ander belangrijk punt voor bestuurders om zich te realiseren. In donkere tijden moet je bereid zijn ook andere ramen te openen als die licht kunnen werpen in de duisternis.
AMBULANCEZORG 33
Voor het hekje Een geanonimiseerd verslag van een rechtszaak tegen een ambulanceverpleegkundige aangeboden door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven. Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent een binnengekomen klacht: De feiten De Regionale Ambulance Voorziening (RAV) kreeg om 5.12 uur een 112-melding. Het ging om een man die zich niet goed voelde, rare geluiden maakte, verward was en niet op zijn benen kon staan. Naar aanleiding van deze melding ging verweerder als ambulanceverpleegkundige met spoed (A1-urgentie) naar het opgegeven adres. Patiënt was zeer onrustig en niet aanspreekbaar. Verweerder heeft daarop bij de partner van patiënt een heteroanamnese afgenomen. Volgens de partner was patiënt niet bekend met neurologische problemen. Verweerder heeft patiënt onderzocht. Hij heeft de bloedsuiker gemeten (10,3) en de polsfrequentie. Daarnaast heeft hij gekeken naar de pupillen. Verweerder interpreteerde het klinisch beeld als een subarachnoïdale bloeding. Ook dacht hij aan een CVA, een epileptisch insult en een intoxicatie door alcohol of medicatie. Voor verweerder was duidelijk dat patiënt met spoed naar het ziekenhuis moest. Omdat hij geen mogelijkheden zag om patiënt zonder hulp via de trap naar beneden te vervoeren, heeft verweerder de politie gebeld voor assistentie. In
34 AMBULANCEZORG
overleg met de gearriveerde politie werd besloten patiënt te boeien om hem veilig via de trap af te transporteren. Toen de politie probeerde patiënt op zijn buik te draaien, terwijl verweerder de schouders van patiënt vasthield, voelde verweerder een knak in de rechter bovenarm van patiënt. Vervolgens is patiënt geboeid, zonder brancard, de trap af geholpen. Beneden is hij op de brancard gelegd en naar het ziekenhuis vervoerd. Daar bleek dat sprake was van een epileptisch insult. Verder bleek de bovenarm gebroken. Het standpunt van klaagster en de klacht Verweerder heeft professioneel onjuist gehandeld door bij een wilsonbekwame patiënt de vigerende landelijke protocollen niet te volgen en daarover niet te overleggen met de medisch leider dan wel de huisarts. Hij heeft onvoldoende onderzoek gedaan, heeft de patiënt op een onjuiste wijze bejegend en vervoerd en heeft het ritformulier onvoldoende bijgehouden. De inspectie licht de klacht als volgt toe: Verweerder heeft te beperkt onderzoek gedaan; hij heeft geen bloeddruk
gemeten, patiënt niet aangesloten op de monitor en heeft geen neurologisch onderzoek gedaan. Daardoor zijn op het beslismoment voor verdere interventie onvoldoende parameters meegenomen in de afweging van interventiekeuzes. Dit is niet conform de beschreven methodiek (LPA 5,9). Verweerder heeft de vigerende protocollen ( LPA-7:5.10 en 11.1, onrustprotocol en convulsieprotocol) niet gevolgd. Hij heeft geen sedatie toegepast, terwijl toepassing in dit geval wel aan de orde was en het protocol dit ook voorschrijft. Er was geen reden om hiervan af te wijken. Op het moment dat er wel afgeweken wordt, moet dit gemotiveerd worden in het ritformulier en dit is niet gebeurd. Verweerder heeft niet overlegd met een collega, de medisch manager of de huisarts. Hij heeft de inschatting gemaakt dat de patiënt snel naar het ziekenhuis moest en dat er geen protocol was voor een subarachnoïdale bloeding. Door de keuze te maken, geen overleg te plegen, dan wel geen vooraankondiging te doen naar het ontvangende ziekenhuis is er met de genomen risico’s onvoldoende verantwoord gehandeld.
Sdu Uitgevers
Verweerder heeft de politie ter assistentie ingeschakeld en verzocht handboeien om te doen bij een acuut zieke, op dat moment wilsonbekwame patiënt. Het inroepen van politie om dwangmiddelen toe te passen kan aan de orde zijn in situaties waarin de veiligheid van de hulpverleners in gevaar is, maar daarvan was in dit geval geen sprake. Verweerder heeft de patiënt, bij wie de verdenking bestond op een subarachnoïdale bloeding, met ondersteuning zelfstandig, geboeid en nog steeds onrustig, de trap af laten lopen, met alle risico’s van dien; wanneer gedacht wordt aan een subarachnoïdale bloeding dient de patiënt juist rustig gehouden te worden en zeker niet blootgesteld te worden aan extra drukverhogende momenten. Verweerder heeft het ritformulier niet volledig ingevuld noch het niet volgen van de protocollen gemotiveerd beschreven en voldoet daarom niet aan de regels van verslaglegging. Ter zitting heeft de inspectie nog medegedeeld dat het haar vooral gaat om het boeien van de patiënt. Het standpunt van verweerder Van verweerder mag worden verwacht dat hij als professional handelt. Anderzijds werd hij geconfronteerd met een noodsituatie waarin het erg gemakkelijk is om achteraf te oordelen. Het ging om een volwassen uit de kluiten gewassen patiënt die niet aanspreekbaar was en ook onhandelbaar en onberekenbaar. Bij het eerst contact met patiënt werd de collega van verweerder met één been door patiënt door de kamer geslingerd, zij het onbewust. Verweerder meende te maken te hebben met een ernstig ziektebeeld, een subarachnoïdale bloeding, waardoor snel ingrijpen in een ziekenhuis geboden was om blijvende hersenschade te voorkomen. Overleg met de huisarts en/ of de medisch manager zou tijdverlies hebben opgeleverd, dan wel niet zinvol zijn geweest. Gelet op de mogelijkheid van een hersenbloeding valt ook te begrijpen dat verweerder de onderzoeken die de inspectie geboden acht, zoals het meten van de bloeddruk en het aanleggen van pads, achterwege heeft gelaten. Die onderzoeken zouden, gelet op de onrust, gewelddadigheid en onvoorspelbaarheid van de patiënt veel tijdver-
September 2012
lies met zich hebben meegebracht. Het boeien heeft zo kort mogelijk geduurd; beneden aan de trap zijn de boeien weer uitgedaan. Patiënt heeft niet zelfstandig de trap af moeten lopen. Het aflopen geschiedde onder begeleiding, waarbij de patiënt door de begeleiders zoveel mogelijk werd gedragen. De beslissing om te boeien is in overleg met de politie tot stand gekomen. Gelet op alle omstandigheden was het boeien niet onredelijk bezwarend. Verweerder heeft de verdedigbare afweging gemaakt om geen sederende medicatie toe te dienen. Deze afweging wordt gesteund door zijn medisch manager. Er is geen SAB-protocol dat deze medicatie voorschrijft. Verweerder was overigens niet bevoegd zelfstandig (UR)-medicatie voor te schrijven. De patiënt en zijn partner hebben begrip getoond en zien geen reden voor het indienen van een klacht. De overwegingen van het college Bij verweerder heeft, gelet op zijn heteroanamnese, onderzoek en ook gelet op zijn klinisch beeld voorop gestaan dat sprake was een subarachnoïdale bloeding. Dit was, vergeleken bij de andere mogelijkheden die bij verweerder opkwamen, de meest ernstige en acute inschatting van de ziekte van de patiënt. Verweerder kon naar het oordeel van het college ook in redelijkheid tot deze inschatting komen. Voorstelbaar was geweest dat aan de patiënt sederende medicatie was toegediend. Dat was misschien een betere oplossing geweest, die meer in overeenstemming zou zijn geweest met het onrustprotocol. Anderzijds moet in ogenschouw worden genomen dat de fixatie van verweerder op vooral snelheid van handelen past bij de door hem gemaakte inschatting en voorts is van belang dat niet uit te sluiten valt dat de toediening van medicatie op problemen zou stuiten. Wat daar ook van zij: duidelijk is dat verweerder onder grote (tijds) druk beslissingen moest nemen. Dit alles in acht nemende kan de beslissing om niet tot sederende medicatie over te gaan niet verwijtbaar worden geacht. Het college overweegt met betrekking tot het verwijt dat in strijd met deze protocollen is gehandeld het volgende. Eerstens overweegt het college dat er geen specifiek protocol voor een subarachnoïdale bloeding bestaat. Wel
bestaat er een professionele standaard is die inhoudt dat de patiënt acuut (en veilig) naar een ziekenhuis moet worden vervoerd. Als verweerder aan deze standaard heeft voldaan, valt hem naar het oordeel van het college niet te verwijten dat hij heeft gehandeld in strijd met protocollen die niet (rechtstreeks) betrekking hebben op het handelen in geval van een subarachnoïdale bloeding. Bij de beoordeling van dit handelen zal het college met name beoordelen, of verweerder ertoe mocht besluiten om de patiënt geboeid de trap af te vervoeren, op welke klacht de inspectie ter zitting de nadruk heeft gelegd. Het college is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden, zoals door verweerder geschetst, verweerder mocht menen dat het, met het oog op de veiligheid van de patiënt en van diegenen die het vervoer over de trap zouden begeleiden, niet verantwoord was om zonder beveiligingsmaatregelen met de patiënt de trap af te gaan. Het vastbinden van de armen, voor een zo kort mogelijke periode, kan in dit geval als een acceptabele beveilingsmaatregel worden aangemerkt, die mede in het belang was van de patiënt. Wat betreft de klacht over de dossiervoering: inderdaad is niet vermeld dat is afgeweken van een of meerdere protocollen. Het is echter de vraag of in dit geval, waarin geen specifiek protocol voor subarachnoïdale bloeding bestaat en daarvoor wel een professionele standaard bestaat conform welke is gehandeld, het betrokken protocol wel van toepassing is. Op deze grond acht het college, als er al sprake is van afwijking van een of meerdere protocollen, het niet verwijtbaar dat van deze afwijking geen aantekening is gemaakt in het dossier.
De beslissing Het college wijst de klacht af en bepaalt dat deze beslissing zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan V&VN Ambulancezorg en Critical Care.
AMBULANCEZORG 35
Naar een onderzoeksagenda voor de Nederlandse ambulancezorg 2013-2017 Door: Pierre van Grunsven
In de Nederlandse ambulancezorg is nog weinig wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van (be)handelingen die in deze setting verricht worden. Er vinden hier en daar wel wetenschappelijke onderzoeken binnen ambulancediensten plaats, maar er is nauwelijks sprake van coördinatie. Hierbij wordt niet zelden onderzoek in de ambulancezorg uitgevoerd in opdracht van medisch specialisten (cardiologen, traumatologen, neurologen). Daarnaast zijn veel onderzoeksresultaten die als basis van ambulancezorg dienen in de tweedelijn verkregen. Ook zijn onderzoeksdata vaak afkomstig uit het buitenland met een totaal ander systeem van acute prehospitale zorg. Het is daarom van groot belang dat in Nederland, in navolging van het buitenland, een eigen onderzoeksagenda voor
de ambulancezorg wordt ontwikkeld. Binnen een onderzoeksagenda worden onderzoeksvragen geïnventariseerd, geselecteerd en geprioriteerd. Vervolgens kan dan meer gericht wetenschappelijk onderzoek in een of meerdere ambulancediensten worden verricht. Hierdoor kunnen protocollen en richtlijnen nog beter vastgesteld worden op basis van ‘evidence’ in de Nederlandse ambulancezorg. Dit jaar is een start gemaakt met het ontwikkelen van zo’n nationale onderzoeksagenda voor ambulancezorg. Begin 2013 moet deze gereed zijn. Het project is een samenwerkingsverband tussen Ambulancezorg Nederland (AZN), de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg (NVMMA) en V&VN Ambulancezorg. De methode voor het vaststellen van de agenda is gebaseerd op de methodiek van Jensen et al. (Methodology for the Development
Samenvatting In 2012 wordt vanuit AZN, de MVMMA en V&VN geprobeerd om zoveel mogelijk professionals uit de sector te betrekken bij het ontwikkelen van een onderzoeksagenda voor de ambulancezorg 2013-2017. Er is al een literatuurstudie verricht en een enquête vervaardigd. Als je via je MMA de afgelopen weken nog geen link hebt gekregen naar de enquête en wel geïnteresseerd bent in het invullen ervan, kun je dat aangeven op het volgende emailadres: secretariaatAZN@ambulancezorg.nl. Tot 1 oktober a.s. kan de enquête worden ingevuld. Verdere informatie is te verkrijgen bij AZN (namens deze Margreet Hoogeveen, m.hoogeveen@ambulancezorg.nl), bij de NVMMA (namens deze Pierre van Grunsven, pierre.van.grunsven@vrgz.nl) en bij V&VN Ambulancezorg (namens deze vooralsnog Ina Bolt i.bolt@venvn.nl). Op 22 november is de werkconferentie, begin 2013 wordt de agenda opgeleverd. Grijp nu je kans om invloed te hebben op de onderzoeksagenda van Ambulancezorg in de komende jaren!
36 AMBULANCEZORG
of a Canadian National EMS research Agenda. BMC Emergency Medicine 2011;30(11):15-30). Het betreft de volgende onderdelen: een literatuuronderzoek, een enquête, een werkconferentie en een E-mailronde. Het eerste onderdeel van het project, het literatuuronderzoek, werd dit voorjaar al uitgevoerd door twee HBO-V studentes van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen en hun docent-begeleider (Evelien Classens, Jacky Kamps en Henk Poppen). Zowel nationaal als internationaal werden 274 onderzoeksonderwerpen gevonden. Deze onderwerpen werden onderverdeeld in de thema’s ‘Zorginhoudelijk’, ‘Organisatie/Kwaliteit’ en ‘Scholing’. Binnen het thema Zorginhoudelijk vond verdere onderverdeling plaats in ‘ABCDE methodiek’, ‘Neurologie’, ‘Cardiologie’ enzovoort analoog aan de indeling van het Landelijk Protocol Ambulancezorg. Bij het thema ‘Organisatie/Kwaliteit’ kwamen onderzoeksonderwerpen als ‘Zorgdifferentiatie’, ‘Ketensamenwerking’ en ‘Triage’ naar voren. Het thema Scholing bevatte onderwerpen als ‘E-learning’ en ‘Competenties van ambulancepersoneel’. Belangstellenden voor het onderzoeksverslag kunnen zich melden bij Pierre van Grunsven (pierre.van.grunsven@ vrgz.nl). De verzamelde onderzoeksonderwerpen vormden de basis voor een enquête die door dezelfde studentes werd vervaardigd. De enquête wordt dit najaar verzonden aan iedereen binnen de Nederlandse ambulancezorg die geïnteresseerd is in wetenschappelijk onderzoek in de ambulancezorg (van ROC tot directeur, van ambulancechauffeur tot physician assistant). Zie ook linksboven
Sdu Uitgevers
Ambulancechauffeurs Ambulanceverpleegkundigen Directie RAV Medisch Managers Ambulancezorg Meldkamercentralisten Ambulancezorg Physician Assistents Regionale Opleidingscoördinatoren Verpleegkundig specialisten
Cardiologen Huisartsen Neurologen Spoedeisende hulpartsen Traumatologen 25 Regionale Ambulance Voorzieningen
Ketens
Praktijk
Lectoraat HAN Acute Zorg IQ Healthcare Zomp
Onderzoek
Nederlandse Ambulancezorg
Onderwijs
Academie voor Ambulancezorg
NIVEL Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen
Beleid
Inspectie gezondheidszorg
Ambulancezorg Nederland
in Figuur. Binnen de regio’s die al hebben aangegeven mee te willen werken aan het opstellen van de agenda zijn de MMA’s in principe coördinator. Uiteraard kun je je ook rechtstreeks opgeven voor deelname aan de enquête op het volgend mailadres: secretariaatAZN@ambulancezorg. nl. De enquête moet uiterlijk 1 oktober a.s. zijn ingevuld. Op dondermiddag 22 november a.s. wordt het derde onderdeel van het project, een werkconferentie, georganiseerd met alle belangstellenden vanuit de ambulancezorg maar ook de externe stakeholders (beleidsmakers, onderwijsinstanties, onderzoeksinstituten, ketenpartners, zie Figuur). De uitkomsten van de eerder verzonden enquête dienen als leidraad voor deze werkconferentie. Na de werkconferentie zal in een E-mailronde met alle belangstellenden volgens de zogenaamde Delphi-procedure een verdere finetuning van de agenda plaatsvinden. Na deze Delphi-ronde zullen de NVMMA, AZN en V&VN Ambulance-
September 2012
Patiëntenraad ambulancezorg
Beleidsmedewerkers van de 11 traumacentra in Nederland
zorg de uiteindelijke onderzoeksagenda vaststellen, zodat deze begin 2013 kan worden opgeleverd.
Zorgverzekeraars
Auteurgegevens: Dr. P.M. van Grunsven (Pierre), arts/Medisch Manager Veiligheidsregio Gelderland-Zuid sector RAV
Voorbeelden van onderzoeksvragen Is temperatuurmeting met een oorthermometer even effectief als met een rectale thermometer? Wat is de beste medicamenteuze behandeling van misselijkheid/braken ten gevolge van vervoer? Welke software voor de automatische diagnostiek van het ECG is het meest valide? Heeft een nekkraag meerwaarde bij de fixatie van de wervelkolom? Heeft het gebruik van een Hb-meter toegevoegde waarde? Welk triagesysteem is het meest veilig en efficiënt voor gebruik op de MKA? Wat is de kosteneffectiviteit van het gebruik van CO-meters in de ambulancezorg? Wat is het effect van een elektronische vooraankondiging (MIST) op de kwaliteit van de vervolgzorg? Wat is meerwaarde van de PA in de samenwerking tussen ambulance- en huisartsenzorg? Kan een intubatiestage in het ziekenhuis vervangen worden door training in een skills lab? Voldoen de huidige competenties van de verpleegkundigen voor B-vervoer? Is de CQ-index voor patiënttevredenheid voldoende onderscheidend als benchmarker?
AMBULANCEZORG 37
IN MEMORIAM
Bij het heengaan van een geliefd collega
Goede wijn behoeft geen krans Harrie, wielrenners, een doktersauto en een ambulance. Een wielerwedstrijd kon niet doorgaan zonder de aanwezigheid van Harrie Smits. Als Harrie er bij was, leken alle wielrenners gezonder. Als de coureurs vielen, leken ze zachter te vallen. Harrie Smits was er bij. Konden ze nog spreken, de slaven van de weg, dan kregen ze een antwoord gecoiffeerd met een hartverwarmende Brabantse zachte-G. Eigenlijk was het goed vallen als Harrie er bij was. Soms vroeg je je af, doen ze het er om…? Gezeten in zijn ambulance, of gehurkt naast de gewonde sportman. Harrie was paraat. Geduldig en toegewijd. Wij wisten, als Harrie er bij is, kan de nood het hoogst zijn, want Harrie zelf was de redding… Soms ook was het rustig in de koers. Dan legden wij via de mobilofoon een verbinding met Harrie: ‘hier de één, Harrie kom eens uit…!’ Dan vroeg ik per mobilofoon: ‘Harrie waar bevind je je…’ En dan zei ie, toen wij nog wel die aardse verbinding hadden: ‘Jos, hier alles in orde, wij rijden achter een groepje achterblijvers…’ Zo ging dat in de Ronde van Italië in ons land, de Nederlandse kampioenschappen wielrennen, de Eneco tour. Helemaal straalde zijn ster in China tijdens de Olympische Spelen waar Harrie Smits met zijn collega’s de polikliniek van Service Médical runde in het Holland House en waar de staatssecretaris hem de hand drukte. Waar hij, net als elders in de dooie uurtjes, zijn aanwezigheid extra glans gaf met te spreken over de geneugten van het leven, met als zijn grootste passie: wijn. Eigenlijk past de meervoudsvorm hem beter: wijnen. Dan moesten wij vooral weten dat je voor goede wijn niet altijd naar Frankrijk hoeft. Harrie maakte er een sport van de Aldi, de Lidl en misschien ook wel de Albert Heijn te frequenteren om dan thuis te komen met een appellation-Harrie Smits-controlée… Deze Harrie was zelf van hoge kwaliteit, een vakman grand cru, eigenzinnig dat ook, maar dat heb je nou eenmaal met talenten. Een voorbeeld was Harrie voor ons allen, een leermeester of soms gewoon de volger in het peloton. Altijd met die prachtige Brabantse-G, met dat milde karakter en een daadkracht waarmee hij bijna elk hart weer aan het kloppen kreeg. Bij Service Médical had Harrie het dikste dossier aan bijscholingen. Harrie, hallo hier de één…! Waar je bent, ga ik jou nu niet vragen, want het antwoord daarop ken ik. Jij waakt vanuit de hemelse contouren over alle mensen op deze aarde. Wij weten dat in de hemel geen mobilofoonverkeer nodig is. In dat rijk verkeren de zielen in hogere sferen, daar begrijpen zij elkaar zonder te spreken en overleven zij de eeuwigheid. Daarboven is Harrie één met Jean Nelissen, Hermann Krott, Theo Koomen, Gerrie Knetemann en al die andere broeders die wij vanuit het aardse hebben moeten loslaten. Nu jou. Vaarwel vriend, collega, leermeester, jij hebt je taak hier meer dan volbracht!! Goede wijn behoeft misschien geen krans, Harrie verdient er vele. Jos Benders, alg. coördinator Stichting Service Médical.
38 AMBULANCEZORG
Sdu Uitgevers
iwLÀ >Ì ÀÊ Ì ÀÊ-ÞÃÌi Ã
yiÝ Li ÎÊ ÊÜ> iiÀÊ iÌÊiÀ «Ê>> Ê Ìt
iÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ ÃÊ`ii L>>ÀÊ \
Ê
Ì À 1 Ì
Ê
*>Ì l ÌL Ý
Ê
iwLÀ >Ì ÀÉ«>ViÀ Õ Ì
iÊÛi }i]Ê`À>>` âiÊÛiÀL ` }ÊÃÌi ÌÊ `iÊV « i Ìi Ê ÊÃÌ>>ÌÊ iÌÊi >>ÀÊÌiÊ V Õ ViÀi Ê> à vÊâiÊÛ>ÃÌÊ iÌÊi >>ÀÊ ÛiÀL `i Êâ ° VÌÕi iÊ v À >Ì iÊ ÛiÀÊ`iÊ Õ ÌÊÕÊÛ `i Ê «\ÊÜÜÜ°V À«Õ ð
À«Õ ÃÁÊ i`iÀ > `Ê 6
À° ÕÞ}i ÃÜi}ÊÓx> ÎÓÓxÊ ÊÊ i iÛ iÌÃ Õ Ã /i °Ê³Î£Ê䮣n£Ê ÊÎ äÊ ÈÎ
>ÝʳΣÊ䮣n£Ê ÊÎ äÊ Çä > \Ê v JV À«Õ ð ÜÜÜ°V À«Õ ð
À«Õ ÃÁÊ i } Õ Ê 6 É-*, ,ÕiÊ i Ê ÕÀ}Ê£ÓÇ £Ó Ê ££{äÊ ÀÕÃÃi /i °Ê³ÎÓÊä®ÓÊ ÊÇxÇÊÈ Êäx
>ÝʳÎÓÊä®ÓÊ ÊÇxÇÊÈ ÊäÇ > \Ê v JV À«Õ ðLi ÜÜÜ°V À«Õ ðLi
`ÊÛ> \
De nieuwe standaard— Alweer De nieuwste versie van de LIFEPAK 15 monitor/defibrillator is gebaseerd op complexe klinische technologieën, is uitermate effectief en natuurlijk gebruiksvriendelijk. Zelfs onder de lastigste omstandigheden verstaat de LIFEPAK, dankzij zijn robuuste bouw, zijn taak. Bij deze nieuwe versie is het oorspronkelijke platform verder doorontwikkeld. De 15 is voorzien van enkele nieuwe functies waardoor uw team nu nog efficiënter kan werken. Klinisch innovatief • Temperatuurbewaking • Continue registratie van golfcomplexen • Afdrukken van STJ-waarden Effectief in gebruik • Upgradable platform • Flexibele stroomvoorziening • LIFENET® Asset management LIFEPAK TOUGH™ • Stroomvoorziening die bestand is tegen schokken
Physio-Control BENELUX Valkenhuizerlaan 16A 6466 ND KERKRADE Nederland
www.physio-control.com Tel. +31 (0)45 5668350 Fax. +31 (0)45 5668351
©2012 Physio-Control, Inc. Redmond, WA 98052 USA. All rights reserved.
Kijk voor meer informatie op www.physio-control.com