Adoramus te

Page 1

EMILE WAMBACH Emile Wambach, kapelmeester van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk van 1894 tot 1912 voorzag de tekst Adoramus te, Christe van een zetting die nauw aansluit bij de principes van het toen gangbare Caecilianisme: Een sobere zetting met polyfone trekjes en een harmonisch verloop zonder grote verrassingen. De orgelpartij is volledig colla parte al kan deze zetting ook perfect a capella uitgevoerd worden. Een a capella uitvoering is voor een Goede Vrijdag-viering ook de meest logische keuze.

Voor het instuderen volg je het beste deze microstructuur. Begin met m. 1-6, daarna m. 7 -15. Begin pas aan deel 2 als deel 1 (m. 1 - 15) grondig gekend is.   Studeer eerst elke stem afzonderlijk in, meteen met de tekst, kies een rustig tempo. Het kan zeker geen kwaad om in deze eerste fase met de piano te begeleiden. Geef aandacht aan voldoende klinkerlengte in combinatie met korte, pittige medeklinkers. Het woord ‘adoramus’ krijgt een natuurlijke klemtoon op de derde lettergreep, de aanvangs-a moet zeer subtiel ingezet worden, wars van elke poging tot vals accent of – nog erger – glottislag. De ‘Chr’ van Christe mag flink in de verf gezet worden, dat zal bovendien de natuurlijke ademenergie activeren. Wijs de zangers ook hier op het juiste woordaccent: niet “chriSTE” maar “CHRIste.

AANDACHT VOOR ZUIVERE INTONATIE Als elke stem de eerste zes maten qua noten en tekstplaatsing onder de knie heeft kan je een stap verder gaan: combineer de damesstemmen en vervolgens de herenstemmen. Neem bij de herenstemmen voldoende tijd om de vele kwart- en kwintsprongen nauwkeurig aan te leren en te juxtaposeren. Bij de eerste vierstemmige realisatie zal het verkleinde septiemakkoorden in m. 3, tweede tel wellicht extra aandacht behoeven. Ook in deel 2 komen verkleinde septiemakkoorden voor: in m. 7 eerste tel en in m. 10 derde tel. Bij het vierstemmig repeteren kan het nuttig zijn om de zangers deze specifieke akkoorden te laten vasthouden en, in geval van intonatieve muizenissen, de samenklank stem per stem ‘op te bouwen’.

GOEDE VRIJDAG

KOORADEMHALING

“Adoramus te, Christe et benedicimus tibi,   quia per Sanctam Crucem tuam redemisti mundum”.

In m. 9 zingen de alten soepel - zonder ademen! - naar de eerste tel van m. 10, de andere stemmen ademen collectief voor m. 10. Indien de alten klagen over ademtekort is het toverwoord ‘koorademhaling’, met de bijkomende bemerking dat ademen tussen m. 9 en 10 en in de loop van de maten 12 en 13 hoe dan ook uit den boze is. Werk ook aan de lange noten van de alt in m. 8-9, de overgebonden noot van de tenor in m. 13-14 en de lange noot van de bas in m. 13-14.

“Wij aanbidden U Christus en loven U,   omdat Gij door Uw Heilig Kruis de wereld verlost hebt”.     Voor mensen die gewoonlijk deelnemen aan de traditionele H. Kruiswegdienst op Goede Vrijdag zal deze tekst bekend in de oren klinken. Het is een steeds weerkerende frase bij elk van de 14 staties die de essentie van Christus’ marteldood verwoordt. Doorgaans begint de priester/lector met de aanhef van de tekst, waarna het volk aanvult met het vetgedrukte deel.

STRUCTUUR De grote structuur bestaat uit twee delen: m. 1 - 15 bevat de aanhef van de tekst terwijl het gedeelte van m. 16 - 30 exact hetzelfde notenbeeld voorschotelt met de resterende tekst, maar dan mezzoforte in plaats van piano. De parallel met de liturgische context zoals hierboven beschreven is duidelijk.     Op microniveau is de structuur als volgt:: Deel 1 m. 1-6 m. 7-15 Deel 2 m. 16-21 m. 22-30

NATUURLIJK TEMPO Als m. 1 - 15 voldoende ingestudeerd is kan je m. 16 - 30 behandelen. Sla de fase van de stemmen afzonderlijk niet over wegens de nieuwe tekst. Uiteraard zal dit deel van de repetitie sneller gaan. Na het notenkraken kan de piano achterwege gelaten worden. Om tot een soepele, evenwichtige uitvoering te komen kan je het koor door de repetitieruimte laten wandelen tijdens het zingen. Op elke eerste tel zetten ze een stap. Maak de zangers er wel op attent dat het niet de bedoeling is om door de ruimte te marcheren, gebruik eerder een term als ‘schrijden’. Let er ook op dat de passen niet te groot zijn. Het uiteindelijke tempo zal verband houden met wat het koor spontaan aanvoelt als comfortabel en rustgevend als wandeltempo. Laat de zangers hierover zelf feed-back geven! De maat 3/2 suggereert op zichzelf een zekere levendigheid die in dit geval echter haaks zou staan op het karakter en de context van het werk. ^ // PETER MAUS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 13

AAN DE SLAG

ADORAMUS TE, CHRISTE

METEEN MET DE TEKST


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.