Promo cover-binnenwerk Handboek voor koordirigenten

Page 1

Handboek voor koordirigenten JULIAAN WILMOTS - MICHAEL SCHECK


Samenstelling en tekst: Juliaan Wilmots(†), Michaël Scheck Versie 2010: Michaël Scheck Partituren: Dirk Goedseels Eindredactie: Liesbeth Segers Algemene coördinatie: Koenraad De Meulder

Gelijktijdig met het Handboek voor koordirigenten verscheen ook: Jeanine Lambrechts: Stemvorming. Een doe-boek voor dirigenten en koorzangers, Koor&Stem, 2010.

Omslagontwerp: Apple-n Vormgeving: Kristien Peeters Druk: Van der Poorten

ISBN 9789080728974

Copyright ©, Koor&Stem vzw, Antwerpen, 2010. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, fotokopie, foto-offset, microfilm of welk ander medium dan ook, zonder schriftelijke toestemming van Koor&Stem.


Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z6

HOOFDSTUK II - Opbouw en evolutie van de koorwerking

8

II.1 - Het oprichten van een nieuw koor

8

II.2 - Het overnemen van een bestaand koor

8

II.3 - Het koor in evolutie

9

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

II. 4 - Algemene tips

10

HOOFDSTUK III - De persoonlijke voorbereiding van de dirigent

12

HOOFDSTUK IV - Repetitietechniek

16

IV. 1 - Algemene aspecten

16

IV. 2 - Opbouw van een repetitie

19

HOOFDSTUK V - Repertoire en concert

21

V. 1 - Opbouw van een basisrepertoire

21

V. 2 - Samenstelling van het concertprogramma

22

DEEL II HOOFDSTUK VI - Slagtechniek

23

VI. 1 - Wat is dirigeren

23

VI. 2 - Algemene principes van slagtechniek

23

VI. 3 - Inzetten en afslaan

27

VI. 4 - Fermate, ademhalingsteken en cesuur

28

VI. 5 - Muzikale expressie - Van maatslaan naar dirigeren

29

Hoofdstuk VII - Slagtechnische oefeningen

2

31

VII. 1 - De slagfiguren

31

VII. 2 - Oefeningen in de grondmaatsoorten

33

VII. 3 - Accenten

35

VII. 4 - Onderverdeling van de maatslag

35

VII. 5 - Samengestelde maatsoorten

39

VII. 6 - Samengetrokken maatslag

42

VII. 7 - Gedeeltelijk samengetrokken maatslag

42

X

7

Y

HOOFDSTUK I - Het leiden van een amateurkoor

M

DEEL I

C

5

B

TEN GELEIDE

M

Y

X


C

M

Y

X

CMY

Z6

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

44

VIII. 1 - Algemeen

44

VIII. 2 - Homofone koorvormen

44

VIII. 3 - Polyfone koorvormen

48

VIII. 4 - Andere belangrijke koorvormen

50

Hoofdstuk IX - Stilistische wenken

52

Hoofdstuk X - Voorbeelden van analyse

59

Wenn alle Brünnlein fliessen - Duits volkslied uit Zwaben,

59

Tourdion - Anoniem

64

Adoro Te - François-Auguste Gevaert

68

Vandaag uit Gisekintriptiek - Vic Nees

74

handboek voor koordirigenten

koorbewerking: Juliaan Wilmots

3

B

Hoofdstuk VIII - Beknopte vormleer

Z

X

40%

DEEL III

B

C

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 ©


C

M

Y

X

CMY

Z6

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

B

Op verzoek van de Vlaamse koororganisatie Koor&Stem is uiteindelijk deze tweede editie tot stand gekomen. Het was geen eenvoudige taak, want tijdens het kritisch herlezen van het origineel is het inzicht gegroeid dat in de loop van de voorbije decennia het taalgebruik enigszins veranderd is en, nog ingrijpender, dat de overzichtelijkheid beter gediend zou zijn met een gedeeltelijke herschikking van de stof. Uit talrijke studiedagen, cursussen en seminaries voor koordirigenten in binnen- en buitenland is gebleken dat de kandidaten in de eerste plaats vragen naar duidelijke technische aanwijzingen over hoe ze hun muzikale ideeën op het koor kunnen overbrengen. Niet minder belangrijk is echter de bijhorende achtergrond- en randinformatie, die de verschillende facetten van het vak één voor één behandelt. Ook al lijkt het soms op zware theoretische kost, door het naast elkaar leggen van alle elementen zal er wellicht toch een samenhangend beeld ontstaan, waarin de technische, artistieke en ethische componenten van koordirectie elkaar aanvullen. Het Handboek voor koordirigenten is opgevat als een leidraad voor toekomstige koorleiders. Het kan echter ook dienst doen als naslagwerk voor dirigenten met enige ervaring die hun kunnen willen verdiepen. In de omgang met muziek is men immers nooit volleerd en zelfs de meest bedreven koorleider zal wel eens behoefte hebben aan nieuwe impulsen. Het onmisbare hoofdstuk over koorstemvorming werd hier uitgelicht, omdat gelijktijdig een nieuw boek over dit onderwerp verschijnt.1 Ook de specifieke kenmerken van het werken met kinderkoren komen niet aan de orde, omdat dit een eigen pedagogische en psychologische benadering vereist. Aanvullende grafische voorstellingen en muzikale toepassingen van slagtechniekoefeningen zullen worden gepubliceerd op de website van Koor&Stem.

De directie en medewerkers van Koor&Stem ben ik diep erkentelijk voor hun aanmoediging en steun bij de totstandkoming van het vernieuwde Handboek. Bijzondere dank ook aan mijn collega’s Luc Anthonis, Marian Steyaert, Goedele Schepers en Jos Venken voor hun waardevolle raadgevingen op gebied van inhoud en taal. Antwerpen, zomer 2010 Michaël Scheck

1

Jeanine Lambrechts, Stemvorming. Een doe-boek voor dirigenten en koorzangers, Koor&Stem, Antwerpen, 2010. 5

handboek voor koordirigenten ten geleide

Mijn betreurde medeauteur en vriend Juliaan Wilmots (1936-2000), gedurende vele jaren de grote bezieler van het Vlaamse koorleven, was het niet meer gegund om zelf nog mee te werken aan de nieuwe uitgave van zijn geesteskind. Met eerbied en dankbaarheid draag ik daarom deze tweede editie aan hem op.

B

Ruim dertig jaar geleden werd het Handboek voor koordirigenten voor de eerste keer uitgegeven. Enkele jaren later volgde een ongewijzigde herdruk die echter ook al lang uitverkocht is.

Z

C

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 ©

TEN GELEIDE


B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z6

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

Het is aan te raden dat men de koorleden in dezelfde omgeving zoekt (bijvoorbeeld een school, gemeenschap, vriendenkring of onder collega’s), in plaats van personen met een totaal verschillende achtergrond aan te spreken die mogelijk een erg heterogene groep vormen en veel tijd nodig hebben om naar elkaar toe te groeien. Een hoofdbekommernis bij de ledenwerving is het bereiken van een zo evenwichtig mogelijke verdeling van de stempartijen. Hoe gevreesd misschien ook, een stemproef voor de aanvaarding is zeker nuttig. De dirigent hoeft daarbij geen extreme eisen te stellen, maar hij moet zich duidelijkheid kunnen verschaffen over de stemomvang, het stemtimbre en de algemene vocale en muzikale vaardigheid van elke kandidaat. Hiervan hangt dan niet alleen de toelating als dusdanig af, maar ook de plaatsing van een zanger binnen zijn stempartij. Dit geldt echter in mindere mate voor een basiskoor zonder hogere ambities, waar iedereen welkom is die een stem heeft en graag zingt. Als het koor vlug vooruit wil, is het zingen van blad een voorwaarde. Er zijn echter ook heel wat goede koorzangers die denken dat ze dit niet kunnen, maar die in feite toch handige ‘passieve’ lezers zijn: mensen die het notenbeeld eerder intuïtief dan bewust waarnemen en verwerken. Door oefening en ervaring zullen ze uiteindelijk toch nog flinke bladlezers worden. Wil de dirigent echter in de toekomst met zijn koor doorstoten naar de top, dan zal hij uitsluitend voor leesvaardige zangers kiezen, die ook in staat zijn een partituur zelfstandig voor te bereiden. Onthaal en begeleiding van de zangers Het toetreden tot een koor is niet alleen een zaak van muzikale belangstelling. Van een koorlid mag men ook verwachten dat het zich kan aanpassen aan de groep en aan de werkwijze van de dirigent. Een vriendelijk onthaal, goede opvang en persoonlijke begeleiding zijn hierbij geen overbodige luxe.

II.2 - HET OVERNEMEN VAN EEN BESTAAND KOOR Een dirigentenwissel kan verfrissend werken en het koor nieuw leven inblazen. Maar het is niet altijd gemakkelijk de leiding van een bestaand koor met zijn eigen mentaliteit en tradities over te nemen. De kandidaat-dirigent is ermee gediend dat hij zich eerst grondig informeert over de gebruikelijke gang van zaken, de gestelde verwachtingen en eventuele problemen. Na enkele proefrepetities kunnen beide partijen tot een overeenkomst komen, maar niet zonder duidelijke afspraken over de nieuwe aanpak te maken.

8

Z

Ledenwerving

X

Voor de oprichting van een nieuw koor zal de dirigent eerst enkele hoofdlijnen uitzetten: - gemengde of gelijke stemmen; - aantal zangers; - muzikale doelstellingen; - wekelijkse repetities of projectmatige werking.

Y

Doelstellingen

M

II.1 - HET OPRICHTEN VAN EEN NIEUW KOOR

C

Opbouw en evolutie van de koorwerking

B

HOOFDSTUK II

M

Y

X


4

5

6

7

8

9

Openheid voor nieuwe leden In het koor moet het bewustzijn leven dat er altijd weer behoefte is aan vers bloed om veroudering en verstarring te voorkomen. Hiervoor is ook een zekere menselijke openheid nodig, zodat een nieuwkomer zich geen indringer voelt. Hoe meer een koor evolueert, hoe delicater de aanwerving van nieuwe leden wordt. De toelating van nieuwe zangers zal dan ook selectiever gebeuren. Na een geslaagde stemtest is het opleggen van een proefperiode aan te bevelen, zodat de nieuweling de gelegenheid krijgt om de verwachte kwaliteiten te ontplooien en zich aan te passen aan de gemeenschap. De proefperiode mag echter niet te lang duren, want de kandidaat zou anders aan de groep gehecht geraken nog voor de definitieve beslissing genomen is, waarna het misschien noodzakelijke afscheid als bijzonder krenkend ervaren wordt. Geduld en volharding Vanzelfsprekend moet het koor, als levend instrument, de tijd krijgen om nieuw in te studeren stof op een rustige en toch intensieve manier te verwerven. Dit kan soms wel het geduld van de dirigent op de proef stellen, maar het zou totaal verkeerd zijn om bijvoorbeeld een hedendaags of een polyfoon werk al na een eerste contact af te voeren omdat de spontane reacties onwennig of zelfs negatief zijn. Als de dirigent gelooft in wat hij aanbiedt en er vervolgens met de nodige kunde, psychologie en methodiek aan werkt, dan kan een aanvankelijk afwijzende houding van de koorleden na enige tijd omslaan in enthousiasme. Een eerste indruk mag dus nooit beslissend zijn. Anderzijds doet de dirigent er goed aan zich na enkele mislukte pogingen neer te leggen bij het feit dat een bepaald werk absoluut geen weerklank vindt bij zijn koor. Projectkoor Een apart geval is het projectkoor. Hiervoor zoekt de dirigent naar bedreven zangers die in staat zijn een bepaald programma op korte tijd in te studeren en uit te voeren, waarna de tijdelijke samenwerking eindigt. Hij zal hoge eisen stellen en op professionele wijze tewerk gaan. De werking met een projectkoor valt dus voor een groot stuk buiten de koorpedagogische aanpak zoals beschreven in dit handboek.

II.4 - ALGEMENE TIPS Ouder worden in het koor Door het toenemen van de leeftijd kunnen er individuele stemproblemen ontstaan. Dit is een bijzonder delicaat punt, waarbij het belang van het koor en het respect voor de persoon van de zanger zorgvuldig tegen elkaar afgewogen moeten worden. Een stelregel kan zijn dat een zanger koorlid mag blijven zolang zijn of haar stem het geheel niet stoort. Als er toch een negatieve beslissing moet vallen, zal de dirigent dit op een vriendschappelijke, begripvolle manier aan de betrokkene kenbaar moeten maken. Hij kan de betreffende zanger of zangeres eventueel ook doorverwijzen naar een koor dat minder hoge eisen stelt, bijvoorbeeld een goed basiskoor of een seniorenkoor.

10

10


Format 102 © 2004 FOGRA/Heidelberger Druckmaschinen AG

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

HOOFDSTUK III

De persoonlijke voorbereiding van de dirigent Analyse en synthese Het instuderen van een koorcompositie begint al voor de eerste repetitie met het koor. Zodra de keuze gemaakt is, houdt de dirigent zich bezig met het nader onderzoek van de compositie (analyse), met de bedoeling deze door en door te leren kennen. Het samenbrengen van zijn inzichten in een sluitend beeld (synthese) leidt dan tot het opstellen van het werkplan. De verschillende elementen van een koorwerk kan men het beste eerst één voor één bekijken, ook al vormen ze samen een geheel. Hiervoor is wel enige muziektechnische kennis nodig, maar ook het kunnen aanvoelen van een muziekstuk is van belang. Algemeen De ontleding van een koorwerk peilt zowel naar de vorm als naar de inhoud, met als doel een uitvoering die de intenties van de componist zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeeft. De partituur bestaat uit bedrukte vellen papier, die veel, maar niet alles openbaren, terwijl de kennis en ervaring van de dirigent voor de broodnodige aanvulling zorgen om de dode letter tot leven te brengen. Het artistieke aspect krijgt zijn gestalte in de interpretatie. Ondanks alle studie kan deze nooit objectief juist en onaanvechtbaar zijn, omdat ze mede afhankelijk is van de visie en intuïtie van de koorleider. De persoonlijke stempel die hij op een uitvoering drukt, is een volwaardig onderdeel van het beoogde resultaat. Interpretaties evolueren met de tijd, denken we maar aan uitvoeringen van oude muziek vroeger en nu. Het levensgevoel van de renaissance, barok of romantiek is het onze niet. Door studie, ervaring en inlevingsvermogen kan men echter heel wat elementen opsporen die essentieel zijn voor een bepaalde muzikale stijl, maar daarbij moet ook wel bedacht worden dat een koor musiceert met en voor mensen van nu en ook in totaal andere omstandigheden dan destijds. Dit heeft zijn invloed op de interpretatie, wat echter niet wegneemt dat het respect voor de partituur en haar context altijd het uitgangspunt van de instudering, uitvoering en interpretatie zullen blijven. Wat volgt is eerder als een leidraad bedoeld dan een verplicht schema. Vragen die men (nog) niet kan beantwoorden, mag men dus gerust even open laten. De koorleider zal echter vlug inzien dat zijn vaardigheid in het ontleden gaandeweg groeit en dat de voorbereidende analyse voor hem stilaan een onmisbaar hulpmiddel wordt, met een nuttig effect op de planning en praktijk van de instudering. Tekst De tekst verdient zeker evenveel aandacht als de muzikale bouwstenen van een partituur: de tekst heeft immers de inspiratie tot de compositie ingegeven en is de drager van het verbale deel ervan. De dirigent doet er goed aan dat hij eerst de tekst op zich laat inwerken en die dan ook analyseert. Volgende vragen kunnen hierbij de weg wijzen: - waar komt de tekst vandaan; behoort hij origineel tot de compositie; van welke dichter of schrijver, uit welke tijd; proza of poëzie; - bij volksliederen: welke tekstvarianten bestaan er eventueel; - is de inhoud episch, lyrisch of dramatisch, eventueel gemengd; wat is de emotionele sfeer; - in een vreemde taal: letterlijke en vrije vertaling; - correcte uitspraak (ook in het Nederlands); aanpassing van de uitspraak aan het karakter van de muziek; - is de prosodie gelijk aan het taalritme of afwijkend; - correspondeert de vormstructuur van tekst en muziek of zijn er verschillen; - welke wisselwerking is er tussen tekstinhoud en muziek: welke beelden worden opgeroepen, welke atmosfeer heerst er, welke sleutelwoorden zijn belangrijk;

12

X

40%

Z


4

5

6

7

8

9

HOOFDSTUK IV

Repetitietechniek

IV.1 - ALGEMENE ASPECTEN Vanzelfsprekend heeft elke dirigent een persoonlijke manier om met zijn koor te werken. Desondanks zijn enkele overwegingen en raadgevingen misschien welkom, zij het maar om bepaalde aspecten eens vanuit een andere invalshoek te bekijken. Dynamiek van de repetitie De koorleider is bijna dagelijks mentaal bezig met zijn koor. Goed voorbereid en vol energie gaat hij naar de repetitie. Bij de meeste van zijn koorleden echter is de herinnering aan de vorige bijeenkomst al wat vervaagd, mede door de dagelijkse beslommeringen van het beroeps- en familieleven. Ook heeft intussen de zangstem misschien stilgelegen. De dirigent houdt hiermee zeker rekening: in het begin van de repetitie schept hij een aangename, uitnodigende sfeer die echter zo vlug mogelijk moet leiden naar concentratie en interactie. De intensiteit van de repetitie kan variëren, een vleugje fijne humor tussendoor voorkomt psychische spanningen, maar een rode draad moet duidelijk aanwezig zijn. Na een geslaagde repetitie is de eventuele aanvankelijke vermoeidheid bij het koor meestal verdwenen als sneeuw voor de zon. Wanneer de koorleden na afloop al zingend vertrekken, is dat een goed teken. Adem- en stemtraining De menselijke stem is een instrument dat vatbaar is voor ontwikkeling. Ademhaling en stem bewust gebruiken leidt tot gemakkelijker en beter zingen. Een efficiënte adem- en stemtraining in koorverband is niet zo ontwikkeld als bij een solistische zangopleiding, en toch gebruikt men hiervoor dezelfde basistechnieken. Niet elke koorleider voelt zich echter bevoegd om zelf aan koorstemvorming te doen; daarvoor kan hij dan een beroep doen op een gespecialiseerde assistent of gastdocent. Begeleiding Om het koor op te leiden is a cappella zingen de beste leerschool. Als men het echt niet zonder begeleiding kan stellen, dan is het altijd meespelen van de stempartijen toch beslist af te raden. De zangers luisteren namelijk eerst naar het instrument en zingen dan pas, waardoor ze gemakkelijk iets te laat komen en het tempo dreigt te vertragen. Door steeds mee te spelen wordt het koor ook afhankelijk van de begeleiding en bijgevolg min of meer onzelfstandig. Het is wenselijk dat de eventuele begeleider zich beperkt tot een discrete harmonische en ritmische ondersteuning. Hij mag nooit luid en dominerend spelen, zodat de zangers leren de muziek van binnenuit te zingen, vanuit hun inwendig muzikaal voorstellingsvermogen. Toonopgave en aanzoemen (neuriën) Neuriën, bij een gemiddeld koor in principe voor elk begin van een koorwerk of fragment, is geen tijdverlies. De begintonen zal de dirigent best vocaal aangeven, door ze eerst zachtjes zelf te neuriën en door te geven aan het koor. Vertrekken vanuit de grondtoon van het beginakkoord is de muzikaal meest logische manier, dan het octaaf en de kwint en ten slotte pas de terts (en eventueel nog bijkomende tonen). Op een uitnodigend gebaar van de dirigent (met voorafgaande ademhalingsslag!) neuriet het koor het volledige akkoord. Dit alles moet rustig gebeuren, met de grootste luisterbereidheid, tot het beginakkoord werkelijk juist en in evenwicht is, zodat men een onzuivere start voorkomt.

16

10


C

M

Y

X

CMY

Z6

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

B

V.1 - OPBOUW VAN EEN BASISREPERTOIRE Keuze van het repertoire De keuze van het repertoire is een kwestie van smaak, maar ze wordt natuurlijk mede bepaald door de samenstelling en de uitvoeringstechnische mogelijkheden van het koor. Enkele algemene wenken zullen de dirigent wellicht helpen bij het bedenken van de passende keuzes. Uitgave Dankzij het overvloedige aanbod aan moderne edities is het niet meer moeilijk om partituren te vinden die de originele notentekst correct weergeven. Ouderwetse bewerkingen van renaissance- en barokmuziek, met toevoeging van dynamische tekens en andere ingrepen, zijn absoluut te vermijden. Uitgaven volgens de Urtext verdienen altijd de voorkeur. Koorbezetting In alle gangbare muzikale stijlen vindt men werken die geschikt zijn voor kleine, middelgrote of grote koren. Voor een passende keuze zal de dirigent uitgaan van het klankbeeld dat hij in gedachten heeft en dat hij met zijn koor dan ook denkt te kunnen realiseren. Moeilijkheidsgraad

Homofone zettingen zijn in principe minder moeilijk dan polyfone, die een veel grotere zelfzekerheid van de zangers en stemgroepen veronderstellen. Het gaat echter niet alleen om de noten: een gepaste stilistische benadering, het dynamische evenwicht, de homogeniteit en schoonheid van de koorklank, de haalbaarheid van het tempo, de correctheid van de tekstuitspraak en niet het minst het vermogen tot overbrengen van de inhoud zijn elementen waarmee de dirigent rekening dient te houden. Variatie en diversiteit Ongeacht de doelstellingen en maatschappelijke functie van het koor moet de dirigent trachten variatie en kleur in zijn repertoire te brengen. Dit kan zelfs binnen eenzelde muzikale stijl of genre, door afwisseling tussen ernstig en luchtig, gedragen en sprankelend, kortere en langere composities enz. Anderzijds werkt de confrontatie tussen koormuziek uit verschillende periodes en landen vaak verfrissend en houdt ze ook de aandacht van de luisteraar vast. Evolutie Binnen zijn mogelijkheden zal elk koor naar een gestadige verbetering van zijn prestaties streven. De dirigent zal dus steeds hoger mikken voor wat de kwaliteit betreft, maar niet noodzakelijk op gebied van moeilijkheidsgraad van de uitvoeringen. Daarbij moet hij zich ervan bewust zijn dat de beoogde vooruitgang een zaak van lange adem is.

21

handboek voor koordirigenten hoofdstuk V – repertoire en concert

De moeilijkheidsgraad is niet altijd eenvoudig te bepalen. Hij is in hoge mate afhankelijk van de stemtechnische vereisten, maar ook van de structuur van een compositie. Koren waarvan slechts een klein gedeelte van de zangers noten kan lezen, beperken zich best tot homofone werken waarvan de melodische lijnen, ritmen en akkoorden op het gehoor aangeleerd kunnen worden en te controleren zijn.

B

C

Repertoire en concert

Z

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 Š

HOOFDSTUK V


11

12

13

14

15

16

HOOFDSTUK VI

Slagtechniek

VI.1 - WAT IS DIRIGEREN? Dirigeren laat zich in algemene termen zo omschrijven: - door gebaren met armen en handen, door de expressie van het gezicht en door de lichaamshouding de uitvoerders leiding geven en hen daardoor helpen om een muziekwerk op de best mogelijke manier uit te voeren; - structuur, karakter, sfeer, tempo, metrum, schakering, tekstexpressie en artistieke inhoud van een partituur suggestief tot leven brengen en alle elementen door de uitvoerders op de bedoelde wijze in klank te laten omzetten. Kan men leren dirigeren? Het dirigeren van een koor is een artistieke en tegelijk een pedagogische bezigheid die niet alleen aanleg en motivatie veronderstelt, maar ook een zo grondig mogelijke muzikale kennis. Uiteraard zijn er ook bepaalde vaardigheden voor nodig, die men stap voor stap kan verwerven. Het spreekt voor zich dat een boek alleen niet volstaat om het gestelde doel te bereiken. Bij de zelfstudie thuis ontbreekt namelijk de levende context: de wisselwerking tussen dirigent en koor, die van grote invloed is op het hele gebeuren is. Het voordeel van een handboek is dat de dirigent op zijn ontwikkelingsweg elk onderdeel van het vak nader kan bestuderen, inoefenen en in verband brengen met de andere elementen. Het waakzame oog, het verklarende woord en niet in het minst het voorbeeld van een bekwame leraar (of lerarenteam) is hierbij echter onmisbaar. Een uitstekend hulpmiddel voor de instudering thuis is het oefenen voor de spiegel. Zingen en tegelijk dirigeren kan erg confronterend zijn, omdat de bewegingen niet altijd aan de bedoelingen blijken te beantwoorden. Door nauwkeurige observatie kan de dirigent zichzelf leren verbeteren. Bovendien is hij daarbij genoodzaakt naar zijn spiegelbeeld te kijken, zoals hij altijd het oogcontact met zijn koor moet onderhouden. Techniek en expressie Het vakkundige dirigeren bevat twee hoofdcomponenten: - beheersing van de slagtechniek; - het kunnen stimuleren van muzikale expressie. Voor de duidelijkheid worden deze verderop afzonderlijk behandeld, het spreekt echter voor zich dat ze in de praktijk niet los van elkaar kunnen staan.

VI.2 - ALGEMENE PRINCIPES VAN SLAGTECHNIEK Slagtechniek als basis van het dirigeren Een functionele, communicatieve en voor het koor begrijpelijke slagtechniek is de grondslag van het dirigeren. Slagtechniek steunt op natuurlijke bewegingsimpulsen, maar ze zit ook logisch in elkaar en wordt daarom door elke koorzanger begrepen, zij het min of meer intu誰tief. Door volgehouden oefening kan iedereen zich de noodzakelijke technieken eigen maken.

23

handboek voor koordirigenten hoofdstuk VI - slagtechniek

10


Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 Š 2004 FOGRA/Heidelberger Druckmaschinen AG

VII.1 - DE SLAGFIGUREN Maatslag in 1 De maatslag in 1 wordt vooral gebruikt in een vlugge beweging in 3/8 of 3/4. Alleen de eerste tel krijgt een impuls, de tweede en derde tel worden niet afzonderlijk aangegeven, maar zijn vervat in de terugvering van de eerste slag.

Fig. 1a

Fig. 1b

Maatslag in 2 In tweeledige maatsoorten (2/4, vlugge 6/8 e.a.) is de impuls op de tweede tel minder krachtig dan op de eerste. Daarom worden de geldigheidspunten op twee verschillende vlakken geplaatst: 1 - laag, 2 - hoog.

Fig. 2a

Fig. 2b

Algemene opmerking: Ook de aanslag van 2 gaat van boven naar beneden: vanuit het eindpunt van de terugvering van 1 naar het hoge vlak. Opmerking bij Fig. 2a: Om het vloeiende karakter van een melodie aan te geven wordt de overgang van de terugvering naar de volgende aanloop afgerond. Opmerking bij Fig. 2b: Ook de ritmisch beklemtoonde slag moet veerkrachtig zijn. 31

handboek voor koordirigenten hoofdstuk VII – slagtechnische oefeningen

Algemene opmerkingen: - de aanloop is als stippellijn getekend, de terugvering als doorlopende lijn; - de aanslag raakt het lage vlak; - de terugvering verloopt in principe langs dezelfde loodrechte lijn als de aanslag; omwille van de duidelijkheid zijn hier echter de twee bewegingen naast elkaar getekend.

40%

Slagtechnische oefeningen

X

B

C

M

HOOFDSTUK VII

Y

X

40%

Z

B

C


C

M

Y

X

CMY

Z6

B6

C6

M6

Y6

X6

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

B

Algemene opmerkingen: - met het vorderen van de vaardigheid worden combinaties van de verschillende mogelijkheden gemaakt; - ook worden geleidelijke overgangen qua tempo, dynamiek en expressie ingeoefend; - de oefeningen worden zoveel mogelijk levend gemaakt door het muzikale voorstellingsvermogen.

VII.3 - ACCENTEN

Een accent wordt gelegd door het geven van een intensievere en scherpere slag op de betreffende tel. De terugvering van de voorafgaande tel moet iets groter zijn dan gewoonlijk, om (a) de klemtoon aan te kondigen en (b) een langere en snellere aanloop met meer energie mogelijk te maken. De terugvering na de klemtoon is dan weer normaal. Een dynamisch accent in een zachte passage wordt soms aangeduid met het teken fp (fortepiano). Onmiddellijk na de fp gaat de muziek verder in dezelfde schakering als voorheen. Een dynamisch accent in mezzoforte of forte wordt soms aangeduid met het teken sf of sfz (sforzato, sforzando). De dirigent kan ook expressieve klemtonen leggen die echter zelden in de partituur genoteerd staan, tenzij op plaatsen waar espr. (espressivo) staat. De expressieve klemtoon is geen accent, hij zet alleen bepaalde woorden in de verf door de betreffende lettergreep bijzonder uitdrukkingsvol te maken. Een halend of vragend gebaar is hier op zijn plaats. Door de expressieve intensiteit wordt de betreffende lettergreep eventueel een weinig verlengd (niet benadrukt!). Dergelijke agogische vrijheid versoepelt de starre motoriek van het metrum en is een artistieke kunstgreep die de uitdrukking kan verrijken wanneer ze smaakvol en met mate wordt toegepast.

VII.4 - ONDERVERDELING VAN DE MAATSLAG De onderverdeling van de maatslag door tussengevoegde bewegingen is noodzakelijk wanneer de gewone slagbeweging niet meer volstaat om de metrische voortgang te stuwen of wanneer bijkomende impulsen vereist zijn.

35

handboek voor koordirigenten hoofdstuk VII – slagtechnische oefeningen

Een accent is een speciale klemtoon op één bepaalde noot of akkoord; het wordt aangeduid met het teken > boven of onder de betreffende noot (noten).

B

- met betrekking tot het tempo: . (zeer) langzaam (largo, adagio) . matig (larghetto, andante, moderato) . (zeer) snel (allegro, vivace, presto)

Z

- met betrekking tot de dynamiek: . kleine slagen met weinig spanning (p, pp) . middelgrote slagen met middelmatige spanning (mp, mf) . grote slagen met sterke spanning (f, ff)

C

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 ©


Format 102 © 2004 FOGRA/Heidelberger Druckmaschinen AG

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

HOOFDSTUK VIII

Beknopte vormleer Typische koorvormen VIII.1 - ALGEMEEN De vorm van een muziekwerk heeft niet alleen theoretische betekenis, maar is ook van belang voor een evenwichtige, samenhangende en spanningsvolle uitvoering. Muzikale structuren, geledingen, zinnen en zinsdelen staan namelijk altijd in een bepaalde verhouding tot elkaar. Dit kan zijn: vraag en antwoord, spanning en ontspanning, herhaling, contrast, licht en schaduw, symmetrie of asymmetrie, variatie... Het inzicht in dergelijke verhoudingen is mede bepalend voor de opbouw van een interpretatie. Men onderscheidt homofone vormen en polyfone vormen. Beide compositietechnieken kunnen binnen hetzelfde werk ook naast elkaar voorkomen. Verder bestaan er nog andere, specifieke koorvormen die niet zo maar onder een van deze categorieën kunnen geklasseerd worden.

VIII.2 - HOMOFONE KOORVORMEN In homofone vormen is de melodie (meestal in de sopraan) het hoofdgegeven. De begeleidingsstemmen steunen de melodie, waarbij de stemming of geladenheid van de harmonie een sterke rol kan spelen voor de expressie. In de vocale homofonie wordt de tekst gewoonlijk door alle stemmen in hetzelfde ritme uitgesproken, zij het met kleine afwijkingen. Dit verschijnsel heet homoritmiek. Liedvorm De homofone liedvorm, in verschillende gedaanten en varianten, is een veel voorkomend vormprincipe. 1.

De eendelige liedvorm bestaat uit slechts één enkele muzikale volzin, onder te verdelen in voorzin (a) en nazin (b): - in een symmetrische volzin zijn voor- en nazin even lang, gewoonlijk 2 x 4 maten; - in een asymmetrische volzin kan een van de twee delen langer of korter zijn dan het andere. De eendelige liedvorm kan ook uit drie geledingen bestaan, zoals: - voorzin (a) - tussenzin (b) - nazin (c); - voorzin (a) - herhaling voorzin (a’) - nazin (b).

44

X

40%

Z


Y

HOOFDSTUK IX

Stilistische wenken

Algemeen In de muziek heeft het begrip ‘stijl’ een dubbele betekenis: enerzijds slaat het op de schrijftrant van een compositie, anderzijds ook op de manier waarop ze wordt uitgevoerd. Ideaal is de overeenstemming tussen beide, wanneer namelijk de interpretatie zoveel mogelijk rekening houdt met de stilistische gegevens. Deze dragen ertoe bij het muziekwerk in zijn algemene en specifieke context te plaatsen, om het van daaruit tot nieuw leven te brengen. Wegens de historische afstand en het ontbreken van authentieke klankvoorbeelden zal dit nooit verder kunnen gaan dan een benadering van het oorspronkelijk bedoelde. Desalniettemin is het streven naar stijlgetrouwheid een noodzaak, want louter klankgenot is slechts een vrij oppervlakkige beleving die noch de geestelijke diepte noch de psychische rijkdom van het kunstwerk openbaart. Muziek uit het verleden is evenmin voorbijgestreefd als schilderkunst, architectuur of letterkunde dat zijn. Alle kunstvormen getuigen van het streven van de mens naar existentiële inzichten en van zijn confrontatie met de vele facetten van het bestaan. Het kunstwerk is echter ook tijdgebonden, door de gedaante waarin het verschijnt. Indien men hiermee geen rekening houdt, zal men er ook niet in slagen het te actualiseren, omdat het daardoor ontworteld en van zichzelf vervreemd wordt, waardoor het zijn zeggingskracht gedeeltelijk of zelfs helemaal verliest. Gewetensvolle studie helpt om muziek uit het verleden naar de letter en de geest te ontsluiten en ze voegt aan de beleving een dimensie toe die het louter empirische en intuïtieve ver overstijgt. Het spreekt voor zich dat het onmogelijk is, binnen de perken van dit handboek gedetailleerde aanwijzingen te verstrekken over dit uitgebreide onderwerp. Het volgende bevat slechts enkele principiële wenken aangaande de stijlrichtingen die voor de dagelijkse koorpraktijk het meest in aanmerking komen. Veel koren zullen het zwaartepunt van hun repertoire op één van deze domeinen zoeken en zich daardoor hopelijk aangespoord voelen om deze materie meer uit te diepen. Gespecialiseerde cursussen, literatuur en andere bronnen zijn gelukkig in ieders bereik.

VROEGE POLYFONIE (11de tot 15de eeuw) Kenmerken: - consequent lineaire (horizontale) schrijfwijze; - contrapunt d.i. de kunst van het samenvoegen van gelijkwaardige horizontale melodieën (stemmen) tot een geheel; - de horizontale lijnen zijn van primaire, de verticale samenklanken van secundaire betekenis; - voorrang van de muzikale constructie op de tekstexpressie; - muziek wordt geacht een weerspiegeling te zijn van kosmische wetten (‘harmonia mundi’, ‘harmonia celestis’). Bezetting De vocale ensembles bestonden uit geselecteerde jongens- en mannenstemmen, met gemiddeld 3 tot 5 zangers per stem, soms minder, voor bijzondere gelegenheden ook meer. Tekstbehandeling Ondergeschikt aan de muzikale constructie. Geen woordschildering of individuele expressie.

52

X

40%

Z

B

C

M

Y

X

Z

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C

M

Y

Prinect/FOGRA 6 Dipco 2.1 Format 102 © 2004 FOGRA/Heidelberger Druckmaschinen AG

B

C

M

Y

X

40%

Z

B

C


11

12

13

14

15

16

HOOFDSTUK X

Voorbeelden van analyse

Wenn alle Brünnlein fliessen Tekst en melodie: Duits volkslied uit Zwaben Vierstemmige zetting: Juliaan Wilmots (1936 - 2000), 1984

1/

Wenn alle Brünnlein fliessen, so muss man trinken, wenn ich mein Schatz nicht rufen darf, ju, ja, rufen darf, tu ich ihm winken.

1/

Als alle bronnetjes vloeien dan moet men drinken, als ik mijn schat niet roepen mag, joe, ja, roepen mag zal ik naar haar wuiven.

2/

Ja, winken mit den Äugelein, und treten auf den Fuss; ‘s ist eine in der Stube drin, ju, ja, Stube drin, die meine werden muss.

2/

Ja, wuiven met de oogjes en raken met de voet, er is een in de kamer, joe, ja, kamer die de mijne worden moet.

3/

Warum sollt sie ‘s nicht werden, ich hab sie ja so gern; sie hat zwei blaue Äugelein, ju, ja, Äugelein, die leuchten wie zwei Stern.

3/

Waarom zou zij ‘t niet worden, ik zie ze toch zo graag, ze heeft twee blauwe oogjes, joe, ja, oogjes, die blinken als twee sterren.

4/

Sie hat zwei rote Wängelein, sind röter als der Wein; ein solches Mädel findst du nicht, ju, ja, findst du nicht wohl unterm Sonnenschein.

4/

Ze heeft twee rode wangetjes, veel roder dan de wijn, zo een meisje vind je niet, joe, ja, vind je niet onder het zonnelicht.

handboek voor koordirigenten hoofdstuk X – voorbeelden van analyse

10

59



Michaël Scheck studeerde muziek in Freiburg (Duitsland), Antwerpen en Brussel. Als dirigent, hoboïst en lid van kamermuziekensembles concerteerde hij in vele Europese landen, Amerika, Azië en Afrika. Sinds zijn prille jeugd is hij actief in het koorleven. Van 1973 tot 1991 dirigeerde hij het door hem opgerichte Antwerps Bachkoor, met optredens bij talrijke muziekfestivals in Europa, Japan en de Verenigde Staten. Aan de Koninklijke Conservatoria van Antwerpen en Gent doceerde hij koor en koordirectie. Van 1991 tot 1998 was hij directeur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen, daarna departementshoofd aan de Hogeschool Antwerpen. Michaël Scheck was ook jarenlang voorzitter van Koorfederatie Vlaanderen en Koor&Stem. Sinds 2004 is hij president van AGEC (Arbeitsgemeinschaft Europäischer Chorverbände). Hij geeft dirigentencursussen en workshops in binnenen buitenland en zetelt in jury’s van internationale koorwedstrijden.

Aeeh Ij[c lpm P_haijhWWj ), (&&& 7djm[hf[d _d\e6aeeh[dij[c$X[ mmm$aeeh[dij[c$X[


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.