Stemband 0902

Page 1

P.B. /P.P. 2/111 3000 Leuven mail p802021. Afgiftekantoor 3000 Leuven mail

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen // coverfoto: © www.lemmert.be

stemband #2 Driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem vzwjaargang 7, 04 > 08 2009, nr 2

1 // stemband


// genre

inhoud 1 MEMORANDUM Music matters, choir matters 4 INTERVIEW Victoria Liedbergius 7 KORT 8 PROJECT De Wonderfluit 10 BINNEN BIJ... Marleen De Boo 13 MEESTERS Franz Joseph Haydn 15 BLIK OP Sandra Milliken Michaël Vancraynest 16 CONCERT Requiem Apostel na de Twaalf 18 LITURGISCHE MUZIEK Radio- en tv-vieringen 20 COLUMN Vic Nees

Even dit… Zingen is bij uitstek een internationaal gegeven! Is die uitspraak overdreven? Of is bescheidenheid hier meer op zijn plaats? Wie enkele jaren in een koor gezongen heeft, onderschrijft die stelling met kracht. Het repertoire van bijna elk koor bestaat uit een brede waaier van koorwerkjes in verschillende talen. Elk betrokken koorlid verdiept zich in de kennis van de taal, in de uitspraak en in de culturele context waarin die koorwerkjes werden geschreven. Soms krijgen de koorleden nog wat informatie over de maatschappelijke, politieke en sociaal-economische achtergrond waarin die koorwerken ontstonden. Koorzang wordt op die manier een poort op de wereld, een eerste kennismaking met wat zich over de grenzen afspeelt. Bovendien leent de werking van een koor zich uitermate tot het leggen van internationale contacten. Een koor weet zich snel en flexibel aan te passen in een internationale omgeving. Vandaar dat de meeste koren in Vlaanderen internationale ervaring hebben en bijzonder actief zijn op internationale wedstrijden en festivals. Maar het begrip ‘internationale contacten’ is natuurlijk bijzonder relatief. In België zijn er drie cultuurgemeenschappen en het valt op hoe weinig die van elkaar weten. Weinig muziekliefhebbers in Vlaanderen hebben een grondige kennis van het muziek- of koorlandschap in de Oostkantons. Koorwerken van Waalse componisten zijn nauwelijks terug te vinden op het repertoire van de Vlaamse koren en … wellicht is dat ook andersom het geval. Samenwerkingsverbanden tussen Vlaamse en Waalse koren behoren veeleer tot de uitzondering dan tot de regel. Festivals waarin Vlaamse en Waalse koren aantreden bestaan gewoonweg niet. Waarom blijft hier plots die brede culturele interesse van de koorwereld in gebreke? Waarom blijkt de koorwereld voor een dergelijke samenwerking heel wat minder flexibel? Het is een raadsel. Met het recente taalgrensproject ‘Samen-Ensemble’ tastte Koor&Stem letterlijk de grenzen af van een vernieuwde samenwerking tussen de verschillende gemeenschappen in ons land. De kennis en ervaring die met dat project werden opgebouwd, wil Koor&Stem in de toekomst aangrijpen om de culturele samenwerking tussen die gemeenschappen een nieuwe impuls te geven. ^ Koenraad De Meulder // Directeur Koor&Stem

2 // stemband


// memorandum

Music matters, choir matters De verkiezingen hangen in de lucht. Op het politieke terrein neemt de zenuwachtigheid met de dag toe. Alle politici zijn bijzonder druk in de weer om de gunst van de kiezer te verwerven. Maar niet alleen zij worden gedreven door die verkiezingskoorts. Ook het middenveld, het bedrijfsleven en andere sectoren delen in de spanning die rond die verkiezingen ontstaat. Iedereen wil zich in deze periode profileren zodat er in het volgende regeerakkoord voldoende aandacht gaat naar de noden en de behoeftes van zijn sector. Verkiezingsperiodes zijn dus ook periodes van reflectie, periodes waarin nagedacht wordt over lange termijnvisies, over toekomstperspectieven. In dit artikel gaan we na welke visies voor de koorwereld belangrijk kunnen zijn. We doen dat aan de hand van twee belangrijke documenten: het Memorandum 2009-2014 van de amateurkunstensector en het Manifest van de Muzieksector ‘Music is Life’.

Meer aandacht voor sociale en artistieke componenten

Het memorandum heeft ook oog voor de omkadering van de amateurkunstensector en vraagt dat de overheid een behoorlijk statuut ontwikkelt voor dirigenten, regisseurs, choreografen en andere professionele medewerkers. De koorwereld is op dat vlak zeker vragende partij. Een goed statuut voor dirigenten van amateurkoren zou de kwaliteit van de koorwereld zeker ten goede komen.

Uiteraard is ook de artistieke component van groot belang binnen de koorwereld. Het memorandum onderstreept duidelijk dat iedereen de kans moeten hebben zijn/haar talent verder te ontwikkelen en ermee naar buiten te komen. In dat verband is ook het pleidooi voor de ontwikkeling van gestructureerde contacten met de kunsteducatie van groot belang. De amateurkunstensector geeft duidelijk aan dat een intense kunsten cultuurbeleving alleen mogelijk wordt wanneer alle partijen uit de kunsteducatie actief leren samenwerken en daarvoor ondersteuning krijgen vanuit het beleid.

© www.lemmert.be

Het Memorandum 2009-2014 beklemtoont het belang van de sociale component in de werking met amateurkunstenaars: ‘De amateurkunstensector heeft als sector bij uitstek een positieve impact op de sociale cohesie’. Wie in de koorwereld actief is, herkent dat meteen: zingen brengt mensen bij elkaar, waar ze ook staan op de maatschappelijke ladder of welke huidskleur ze ook hebben.

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 1


// manifest

Stef Coninx directeur van Muziek­ centrum Vlaanderen

Het Memorandum 2009-2014 werd uitgegeven door het Forum voor Amateurkunsten en kan worden geconsulteerd op www.amateurkunsten.be.

Ook de humane component In het Manifest van de Muzieksector vinden we diezelfde aandacht voor de sociale en artistieke componenten terug. De muzieksector voegt er nog een belangrijke gedachte aan toe: ‘Wat lichamelijke opvoeding betekent voor het lichaam, betekent muziekeducatie voor de ontwikkeling van de menselijke gevoelens en emoties. Ettelijke studies tonen aan dat muziek bevorderlijk is voor de psychische gezondheid en de cognitieve en maatschappelijke vaardigheden van elk individu’. Wat ongetwijfeld waar is voor de muzieksector, geldt in de eerste plaats natuurlijk voor de koorwereld. Elke koorzanger weet dat een goede muziekeducatie start bij het samen zingen, bij de koorzang. De humane component zal daarom in de toekomst een belangrijk argument blijven in de relatie van de koorwereld met de overheid.

En wat met de creatieve component? Wat opvalt in het Manifest van de Muzieksector is de aandacht voor het economisch belang van de muzieksector. De muzieksector is niet alleen een belangrijke werkgever maar wordt ook beschreven in zijn functie voor de huidige eeuw: ‘In de verklaring van Lissabon schuift de Europese Unie creativiteit naar voren als motor van de kenniseconomie van de 21ste eeuw. De Unie wil het creatieve potentieel van haar burgers tegen 2010 opnieuw valoriseren én aanspreken in een nieuwe Europese economische strategie’. Mensen die bij creatieve processen zoals koorzang betrokken worden, zullen zich in een economische omgeving sneller en flexibeler aanpassen aan nieuwe situaties en uitdagingen. In een periode van economische crisis wordt het meer dan ooit noodzakelijk om net die creativiteit uit mensen te halen. Voor de concrete richtlijnen voor de opmaak van een muziekactieplan verwijzen we graag naar de integrale tekst van het ‘Manifest van de Muzieksector’ dat werd gepubliceerd op www.muziekcentrum.be. We vroegen Kaat Peeters en Stef Coninx om toelichting. Kaat Peeters is directeur-coördinator van het Forum voor Amateurkunsten. Stef Coninx is directeur van Muziekcentrum Vlaanderen, het steunpunt voor de professionele muzieksector.

2 // stemband

Manifest van de muzieksector

Music is life! De voorbije jaren hebben we dikwijls kunnen vaststellen dat de term ‘muzieksector’ een vlag is die vele ladingen dekt, afhankelijk van de positie van de spreker. Iemand van een platenfirma bedoelt er de ‘muziekindustrie’ mee; wanneer een orkestmuzikant het over ‘de sector’ heeft, bedoelt hij meestal ‘de klassieke muziekwereld’; een koordirigent heeft het dan weer duidelijk over de koorwereld… Dit heeft al te vaak tot spraakverwarring en onnodige discussie geleid, met als gevolg een diffuse beeldvorming voor de buitenwereld. Vanuit de praktijk bij het Muziekcentrum Vlaanderen hebben we geleerd dat iedereen baat heeft bij een goed gestructureerd muzikaal landschap. Het was bijvoorbeeld erg belangrijk om ons bij de evaluatie van het Muziekdecreet en de overgang naar het Kunstendecreet een goed beeld te kunnen vormen van de verschillende standpunten en strekkingen binnen de betrokken professionele muzieksector. Hoe kan je immers het beleid met betrekking tot compositieopdrachten evalueren als er geen Vlaamse componistenvereniging is? Of hoe kan je de wenselijkheid en de efficiëntie meten van ‘toursupport’ als er geen managersfederatie bestaat? Gelukkig is er de voorbije jaren een degelijke professionalisering tot stand gekomen en – soms mede onder impuls van Muziekcentrum Vlaanderen – hebben de meeste van deze deelgebieden zich min of meer georganiseerd zodat er nu overkoepelende organisaties bestaan: steunpunten, belangenorganisaties, federaties, enz. Het is belangrijk daarbij aan te geven dat al die organisaties niet noodzakelijk dezelfde ideeën hebben of gemeenschappelijke belangen. En dat een aantal van die organisaties in het najaar van 2007 nauwelijks weet hadden van elkaars bestaan, was op zijn minst merkwaardig, ja zelfs alarmerend. Een belangrijke doelstelling in het beleidsplan 2006-2009 van Muziekcentrum Vlaanderen is de realisatie van een ‘Strategisch Plan voor de Muzieksector’. In het licht van het voorgaande is het duidelijk dat het geen zin heeft om ‘te willen lopen vooraleer je kan stappen’ en daarom hebben we onze ambitie bijgesteld. De muzieksector – en nu weten we dus wat en wie we daarmee bedoelen – heeft gezamenlijk beslist om in eerste instantie een ‘Manifest van de Muzieksector’ te presenteren waarin de overheid wordt uitgenodigd ‘om de ont-


// memorandum

Kaat Peeters directeur-coördinator van het Forum voor Amateurkunsten

plooiingskansen van de muzieksector in binnen- en buitenland te verbeteren door in een structurele dialoog met de muzieksector een muziekactieplan op te maken en uit te voeren en daarvoor voldoende middelen ter beschikking te stellen.’ Het belang daarvan is nauwelijks te overschatten! ^ // Stef Coninx

Memorandum amateurkunsten

De nieuwe regeer­ periode daagt ons uit Met een nieuwe regeerperiode voor de boeg worden we uitgedaagd om na te denken over de toekomst. De amateurkunstensector kan prat gaan op een rijke geschiedenis, met tal van jubilerende verenigingen, die generatie na generatie mensen door kunstbeoefening bij elkaar wisten te brengen. De sector bestaat tegelijk ook uit jonge verenigingen, uit bijzondere samenwerkingsverbanden tussen individuen en uit individuen die solo gaan. We weten dat vijfentwintig procent van de Vlamingen actief met kunst bezig is. De toekomst daagt ons uit om een zo goed mogelijke voedingsbodem voor al deze creativiteit te vinden én te onderhouden. In de amateurkunstensector gebeurt op dit ogenblik al veel moois. We moeten echter ook de volgende regering overtuigen van de troeven van de sector, opdat ze er in zou willen investeren. Vandaar het memorandum. Dat werd geschreven samen met de negen landelijke amateurkunstenorganisaties, waaronder Koor&Stem, en bevat aanbevelingen die interessant zijn voor al wie zich actief met kunst bezighoudt, of het nu met muziek, dans, woord, beeld of schrijven is. Hieronder geef ik in een notendop weer wat we vragen als steun en impuls voor de kunstbeoefening in Vlaanderen. We willen dat de omvang van het aantal amateurkunstbeoefenaars en de creatieve kracht die van hen uitgaat, wordt ingezien. In berichtgeving vallen zo vaak de woorden ‘verzuring’, ‘sociaal isolement’… Amateurkunstenaars zijn goed in het ontzuren en slagen er wonderwel in om mensen – ongeacht leeftijd, geslacht, geloofs- of politieke overtuiging – samen te brengen. De negen landelijke amateurkunstenorganisaties ondersteunen samen maar liefst ruim 10.000 verenigingen en 170.000 individuele kunstenaars.

Maar niet alleen kunstbeoefening an sich is belangrijk. Het feit dat heel wat mensen zich binnen de sector als vrijwilliger engageren, geeft cement aan de samenleving. In het memorandum vragen we eveneens dat het beleid zijn best doet om het vrijwilligerswerk aantrekkelijk te houden. Ook infrastructuur vinden we belangrijk. Overal in Vlaanderen moet men terecht kunnen in een degelijk onderhouden basisinfrastructuur. Daarom vragen we om, parallel met het structuurfonds voor het onderwijs, een infrastructuurfonds voor de sociaalculturele sector te voorzien. Omdat de school dé plek is waar je jongeren kan bereiken en waar iedereen in principe gelijke kansen moet krijgen, is ook daar een degelijke kunsteducatie erg belangrijk. We mogen er echter niet van uitgaan dat alle ouders even stimulerend zijn naar hun kinderen toe. Op scholen moeten kinderen geprikkeld worden. Denk bijvoorbeeld aan het muziekeducatief project Attakatamoeva. We vragen dat het beleid daarin investeert. Ook sociaal-artistieke initiatieven willen we verder blijven aanmoedigen, want soms is het nodig mensen een extra duwtje in de rug te geven. Verder hopen we dat de mogelijkheid er komt om op een tijdelijke of project­matige wijze, zonder al te veel juridische obstakels en met goede fiscale regelingen aangepast aan de sector, beroepskrachten (dirigenten bijvoorbeeld) in te schakelen. De komende regeerperiode wordt hopelijk ook benut om grenzen te blijven slopen. Het is ongelooflijk hoeveel er in Vlaanderen gebeurt. Maar er wordt soms nog te veel naast elkaar gewerkt. Er is nood aan een verdere toenadering tussen de amateurkunsten en het deeltijds kunstonderwijs, tussen de amateurkunsten en de professionele kunsten, tussen de amateurkunsten en de kunsteducatieve sector, tussen de amateurkunsten en het dagonderwijs… De mogelijkheden zijn divers. Ook stimulansen voor activiteiten over de landsgrenzen heen kunnen veel bieden. Afgelopen jaren stelden we vast dat men steeds meer bereid is tot een dergelijke toenadering. ^ We gaan de uitdaging aan! // Kaat Peeters

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 3


// INTERVIEW

Victoria Liedbergius Zingen is leren zonder grenzen Victoria Liedbergius is gepokt en gemazeld in de koorwereld, onder meer als voormalig lid van het Wereld Jeugd Koor, maar ook als stagiaire bij het International Centre for Choral Music in Namen. Ze blijft studeren en zingen, maar ze neemt ook haar verantwoordelijkheid op bij internationale koorfederaties zoals Europa Cantat, waar ze het jeugdcomité voorzit, en als lid van de Raad van Bestuur van IFCM. Zo wil ze ertoe bijdragen dat zoveel mogelijk mensen de positieve werking van het zingen leren kennen. Het koorleven en het zingen in het algemeen kunnen volgens de Zweedse zangeres nog een flinke stap vooruit zetten als nieuwe ideeën, permanente ontwikkeling en vernieuwing kansen blijven krijgen. Dat kan volgens haar het best in een internationale context: zangers, koren, dirigenten en managers moeten van elkaar blijven leren en de federaties moeten zoveel mogelijk mensen laten weten dat zingen leuk, gezond en heilzaam is. Pas dan zullen ook politici de noodzaak van cultuur begrijpen en ondersteunen. Victoria Liedbergius is ervan overtuigd dat iedereen, die bij nationale of internationale koorfederaties betrokken is, de positieve effecten van koormuziek wil uitdragen, ongeacht zijn of haar leeftijd. Ze vindt het trouwens belangrijk dat in die organisaties verschillende generaties vertegenwoordigd zijn. “Bij de IFCM is men tot een structuur gekomen waar ook jongeren op alle niveaus vertegenwoordigd zijn”, vertelt ze. “Uiteindelijk komt er één persoon van elk locaal netwerk in het jeugdcomité en tot slot ook twee jongeren uit het jeugdcomité in de Raad van Bestuur. Natuurlijk moet je eerst de federatie van binnenuit leren

4 // stemband

kennen vooraleer je klaar bent voor het hoogste niveau. Ik denk dat de inbreng van jongeren belangrijk is als we de jonge generatie in de toekomst willen blijven aanspreken. We hebben nu bijvoorbeeld een magazine dat door jonge mensen gemaakt wordt. Dankzij een frisse stijl en originele ideeën spreken we zo een bredere groep zangers uit verschillende generaties aan. Voor the International Choral Bulletin schreef ik onlangs een stuk over muziek en milieu. Op het eerste gezicht misschien een ietwat vreemd onderwerp: wat is minder schadelijk voor het milieu dan een lied? En we kunnen toch naar hartelust cultuur consumeren zonder schadelijke sporen na te laten? Dergelijke ideeën verbinden een actuele problematiek, die vele jongeren en mensen uit alle generaties bezighoudt, op een positieve manier met het zingen en het musiceren.” De juiste jonge mensen in een internationale federatie verantwoordelijkheid geven is echter niet altijd vanzelfsprekend. Er dient alvast rekening te worden gehouden met de culturele verschillen tussen verschillende landen en culturen. “Het begint al met de definitie van wat een jongere is”, zegt Victoria Liedbergius. “In Noord-Amerika bedoelen ze daarmee tieners, in Zuid-Amerika ben je jong tot je getrouwd bent en in Azië vindt men het helemaal niet evident om jongeren af te vaardigen naar een internationale organisatie omdat ze daar geneigd zijn steeds voor de wijsheid van de oudere generaties te kiezen.” Ook wat het koorzingen betreft zijn er grote verschillen in stijl, traditie en aanpak in de verschillende continenten. Bijgevolg kunnen ook de noden en problemen per continent of regio zeer verschillend zijn. “Het hangt ervan af

hoe men in een bepaalde regio naar het zingen kijkt”, vertelt Victoria Liedbergius. “Er zijn landen waar er zeer veel en goed gezongen wordt, ook in koorverband, maar waar het lezen van partituren bijna onbestaand is. In Europa is het zichtlezen dan weer heel goed ontwikkeld. Bij de selectie van zangers voor het Wereld Jeugd Koor valt het op dat het moeilijk is om uit sommige regio’s zangers te vinden die goed kunnen zichtlezen. En het is maar door elkaar te ontmoeten dat je dat ontdekt en van elkaar kan leren. Enkele maanden geleden heb ik een ontmoeting meegemaakt met Arabische koren. Er waren groepen die nog nooit andere koren ontmoet hadden. Onnodig te zeggen dat dergelijke ervaringen enorm verrijkend zijn. Ook ik heb er weer tal van nieuwe contacten gelegd en neem die indrukken mee naar Europa. En ik ben er zeker van dat ook zij een ervaring rijker zijn geworden.” Volgens Victoria Liedbergius kan het niet de bedoeling zijn dat een internationale organisatie gaat uitleggen hoe het overal ter wereld beter kan of anders moet. “Het is veel belangrijker dat zoveel mogelijk zangers de internationale federaties leren kennen. Zij kunnen zich dan inzetten om de contacten tussen zangers en koren te bevorderen. Op dat vlak worden er al tal van initiatieven genomen zoals bijvoorbeeld het Festival Europa Cantat dat in juli in Utrecht plaatsheeft. Op die manier kunnen we heel veel van elkaar leren en kunnen we elkaar blijven motiveren. Een belangrijk element in het verbeteren van de kwaliteit is de opleiding van dirigenten. Zij moeten de kansen krijgen om vaardigheden te ontwikkelen die de kwaliteit garanderen.” Noten lezen en een degelijke organisatie zijn ongetwijfeld sterke punten


// Victoria Liedbergius

Als we jonge mensen willen blijven aanspreken mogen we het begrip ‘zingen’ niet al te eng interpreteren en moeten we onze horizon blijven verruimen van de Europese aanpak, maar volgens Victoria Liedbergius kunnen we nog wel wat leren van het koorleven in andere continenten. “Ik heb de ervaring dat het zingen in Zuid-Afrika deel uitmaakt van het dagelijkse leven”, vertelt ze. “Het musiceren is er zeer oprecht en spontaan. Ook de luisteraars zijn erg betrokken bij de muziek die uitgevoerd wordt. Het Europese publiek zit daarentegen netjes in een zetel of op een stoel, en dat zorgt voor een iets saaier imago. Als je Afrikaanse zangers aan het werk ziet, merk je al gauw dat zingen heel wat meer facetten in petto heeft dan we als Europeanen vermoeden. Het is een hele uitdaging voor ons om die andere lagen aan te boren. Als we dat proberen zal het ons zeker helpen om het imago van de koorzang op te poetsen en om tegelijk meer jonge mensen warm te maken voor het zingen. Ik denk dat het voor ons heel belangrijk is dat we de jongeren naar het zingen kunnen blijven halen want er is ondertussen zoveel aanbod op het vlak van vrijetijdsbesteding. Als we jonge mensen willen blijven aanspreken mogen we het begrip ‘zingen’ zeker niet al strikt of te eng interpreteren en moeten we onze horizon blijven verruimen.”

Liebergius. “Je zingt er samen met jongeren die vanuit heel verschillende achtergronden komen. Dat hoor je niet alleen aan de klank van de gezangen, maar ook aan de talen en gewoontes van ieder koorlid. Toch stel je er meteen ook vast dat je heel wat gemeen hebt, en dat je ondanks die verschillen samen iets moois kan realiseren. Zo leer je dat musiceren én samenleven maar mogelijk is als je compromissen kan sluiten. Ik ervoer dat misschien nooit zo sterk als bij een project in Israël. Zo is zingen altijd een beetje het uitdragen van verdraagzaamheid en vrede. Tegelijk leer je op deze gelegenheden iets over andere culturen en spijker je je talen wat bij. Het Wereld Jeugd Koor en alle internationale zang- en koorprojecten zijn daarom een uitstekende leerschool voor elke jongere als musicus en als mens. De vele contacten die ik bij die gelegenheden opbouwde blijken vandaag vaak ook erg nuttig. Ik merk ook dat tal van zangers die ik tijdens de sessies van het Wereld Jeugd Koor leerde kennen

vandaag als musicus of manager in het internationale muziekleven actief zijn.” Naast het enthousiasme en de daadkracht van de jonge generatie is er ondertussen ook de politieke en economische realiteit. Is de huidige financiële crisis geen bedreiging voor het muziekleven? “Cultuur is altijd het eerste wat sneuvelt wanneer er bespaard moet worden”, besluit Victoria Liedbergius. “Maar het blijft onze taak om vanuit de internationale federaties politici te doen inzien dat cultuur meer nodig is dan ze meestal denken. We moeten het imago van cultuur sterker maken. Er wordt overal ter wereld gezongen, maar we moeten dat nog meer kenbaar maken. Politici moeten weten dat cultuur je identiteit creëert en samenwerking bevordert, dat zingen alleen maar positieve effecten heeft. Als je dokter wordt, moet je problemen oplossen; door te musiceren voorkom je heel wat problemen!” ^ // Tom Eelen

Internationale contacten zijn dus cruciaal als we het koorleven gezond en vitaal willen houden. Bij Victoria Liedbergius groeide de belangstelling voor die internationale samenwerking tijdens de verschillende sessies die ze bij het Wereld Jeugd Koor meemaakte, een gelegenheidskoor voor jonge zangers uit heel de wereld dat elke zomer drie weken repeteert en concerteert, en dat deze zomer voor de twintigste keer bijeen wordt gebracht (juli 2009 in Gent, nvdr). “Het is een heel intense en rijke ervaring om deel uit te maken van dit internationale project”, zegt Victoria

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 5


// INTERVIEW

Trees Rohde

Sebastiaan van Steenberge

Trees Rohde, een van de bekende kinderkoordirigenten, licht haar werkwijze toe bij ‘De Konsinjoorkes’. Ze heeft drie groepen onder haar hoede: een kinderkoor (6 tot 12 jaar), een concertkoor (vanaf 10 jaar) en een jeugdkoor (vanaf 12 jaar).

Sebastiaan van Steenberge is leraar muzikale opvoeding aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege en kapelmeester van de OnzeLieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen. Hij heeft er als dirigent de leiding over het Knapenkoor en de Meisjescantorij. De kathedraal heeft een eeuwenlang traditie in het opleiden van jonge zangers. Hij bezorgde ons enkele cruciale tips.

Activiteiten naast de wekelijkse repetities versterken de verstandhouding, dat is zeker. Maar kliekjes kan je haast niet vermijden. Elk werkjaar sluiten we daarom af met een verrassingsuitstap, tijdens de krokusvakantie trekken we op werkweekend, een nieuwjaarsreceptie voor het hele gezin… Kortom we plannen leuke verbroederingsmomenten. Bij concertreizen slapen de kinderen meestal in gastgezinnen. En we hanteren daar een meter- of peterschapsformule, zodat de “kleintjes” altijd terecht kunnen bij de “grotere”. De liedkeuze is een andere opgave. Het Kinderkoor zingt wat ik aanbreng: éénstemmige kinderliedjes, heel eenvoudige tweestemmige stukjes, canons, zowel hedendaags als ouder materiaal – afhankelijk van de tekst en inhoud. Dan wordt zang meestal gecombineerd met beweging, vaak om de tekst te ondersteunen. Het instuderen gebeurt door voor- en nazang en honderd keer herhalen, een uur per week. Het Jeugd- en Concertkoor willen al wat meer zeggenschap over het repertorium: leden komen zelf met voorstellen en dan zoeken we een compromis. Die twee groepen zingen vaak volksliederen en koorwerken uit heel Europa in de originele taal, van alle tijden, zonder het rijke Vlaamse repertoire te vergeten. Ook het lichtere genre komt aan bod, vooral musicalsuccessen en tekenfilmtoppers. Waar mogelijk (inhoud, sfeer) brengen we ook bij hen beweging, zij het minder dan bij het kinderkoor. Driejaarlijks voeren we een musical op. Het koor, met liveorkest en volwassenen, krijgt steun van een ploeg ouders, wat het gebeuren een echte groepsactiviteit maakt. Succes verzekerd en motivatie alom! Toch is het soms moeilijk om iedereen continu te motiveren voor de repetities. Wedstrijddeelname en concerten zijn daar uitstekende oplossingen voor. De zangers weten dan waarvoor ze komen en ze motiveren elkaar. Heel af en toe vraag ik me af of ouders het koor niet zien als een goedkope babysit… Eerlijk? Soms heb ik zelf geen zin. Maar als ik dan de gelukkige gezichtjes zie van hen die een pluim gekregen hebben voor hun inzet, of de opluchting hoor van de groten die eindelijk dat moeilijke stukje onder de knie hebben, dan krijg ik zoveel energie terug dat ik er elke keer weer naar uitkijk. Je moet zelf heel graag met kinderen en jeugd omgaan en vooral een beetje gek zijn om als “oma” nog steeds zoveel tijd te spenderen aan de repetities, maar echt… het geeft zoveel terug! ^ // Trees Rohde

6 // stemband

Een moedig bestuur De Kathedrale Kerkfabriek vindt professionele muzikanten een must voor de muzikale invulling van liturgie en andere evenementen. Ze heeft 2 professionele musici in dienst: de organist en mezelf. Ook in het college waar ik lesgeef, kiest de directie voor een ‘dure’ professionele muzikant voor de muzikale opvoeding in de Lagere School. Het loopt vaak anders... Goede rekrutering De rekrutering van zangers is uiteraard een onmisbare schakel, vooral bij de jongens met hun stemwissel. De school biedt ons daar een grote selectie-‘poule’. De meeste jongeren ken ik al minstens drie jaar voordat ze door mij uitgekozen worden. Sterk repertoire Het koor zingt nooit aangepaste muziek, de kinderen passen zich aan de muziek aan – dat is één van onze troeven. Ze willen het grote vocale repertoire – polyfonie, Mechelse School, hedendaagse Vlaamse componisten, internationale tendensen – echt niet meer inruilen voor een ‘kindvriendelijk’ repertoire! Pedagogische aanpak Een doordacht muzikaal curriculum is belangrijk voor zangers, die tenslotte een groot deel van hun leven in ons koor meewerken (soms wel 20 jaar). Er is een meerjarenplan en -visie nodig op vele vlakken: programmering van componisten en muziekgenres, stemvorming, koorsamenstelling, opvolging van in- en uitstroom (alumni), financieel beleid, internationalisering, bijdrage tot uitvoering en verspreiding van “onze” Vlaamse hedendaagse muziek. Steun van ouders en vrijwilligers De vereniging heeft absoluut nood aan de steun van onze vrijwilligers, de vzw Choraelhuys, met duidelijke taken en werkgroepen. Ook zonder de hulp van de ouders staan we nergens. Omwille van het dagelijkse repetitieritme is hun meedenken noodzakelijk. Als iedereen zich inzet met bezieling en respect voor kinderen en muziek, dan springen de vonken er soms af! ^ // Sebastiaan Van Steenberge


// kort

CD KORT Van Gesualdo tot Händel zou dit overzicht van nieuwe cd’s kunnen heten. We houden het dit keer bij componisten uit renaissance en barok. Het wordt een mooi defilé van vocale ensembles en kamerkoren. Uit dit aanbod zou Monteverdi, in de categorie geestelijke muziek, zonder twijfel de prijs voor het beste album krijgen.

CD CANTIONES SACRAE Cantiones Sacrae is een meevaller Johan Duijck zit in een comfortabele positie. Dat hij pendelt tussen Gent en Barcelona, is in koormiddens alom bekend. Hij geeft les en dirigeert het Gents Madrigaalkoor en het Vlaams Radio Koor, waarvan hij tot voor kort nog huisdirigent was. Johan is bovendien steeds meer actief als componist. Als ‘composer in residence’ van het Vlaams Radio Koor krijgt hij zoveel compositieopdrachten dat hij nauwelijks nog kan volgen. Dan komen er nog de aanvragen van buitenaf bij, en plichtbewust als hij is, maakt hij er zich niet vanaf met kunst- en vliegwerk. Neen, hij neemt telkens veel tijd om het werk tot in de kleinste details te verzorgen en dat voel je duidelijk bij het beluisteren van zijn recente werk. Bij het label Phaedra verscheen zopas zijn vierde cd Cantiones Sacrae, genoemd naar Cantiones Sacrae in honorem Thomas Tallis, een a capellawerk dat hij schreef tussen 2006 en 2008. Hij liet zich inspireren door de gemeenschappelijke uitgave van 34 ‘Cantiones Sacrae’ van Tallis en Byrd, uitgegeven in 1575. Johan distilleerde er 17 motetten uit, verdeeld over drie boeken. “De teksten werden gekozen voor algemeen

liturgisch gebruik”, zegt hij. “De meeste motetten zijn geschikt om ook apart gezongen te worden tijdens om het even welke eredienst.” De compositorische stijl kan worden bestempeld als neorenaissance. “Bij een integrale concertversie zal wellicht opvallen hoeveel eenheid van thematiek de, qua karakter zo verschillende, motetten onderling verbindt”, voegt Johan eraan toe. Dat komt op de cd dan ook duidelijk tot uiting komt. Deze stemmige uitgave biedt ook twee oudere werken: de zevendelige psalm 147 Lauda Jerusalem, een jeugdwerk (opus 4) uit 1984, hier met Ignace Michiels als orgelbegeleider, en de liedcyclus Het zachte Leven, uit 1995 en op teksten van Martinus Nijhoff. Johan droeg het werk op aan zijn vrienden Vic en Lea Nees. Vic Nees was immers zijn voorganger bij het VRK. Zowel Vic als Johan zorgden ervoor dat het koor vandaag op hoog niveau presteert. Dat valt ook meteen op bij het beluisteren van de cd. Het koor zingt zeer homogeen met een volmaakt evenwicht tussen de stemgroepen. Er gaat ook veel aandacht naar de bekende spirituele teksten. Zin voor detail is voor Johan een vanzelfsprekendheid. Voor mij persoonlijk is dit de mooiste cd uit de ‘Werkstatt’ Johan Duijck.

Het madrigaaloeuvre van Claudio Monteverdi beslaat acht boeken. Zijn religieuze muziek daarentegen moet het met slechts twee omvangrijke verzamelingen stellen, maar wat een bundels! Eén daarvan heet Selva morale e spirituale en werd in de periode 1640-1641 uitgegeven in Venetië. De Italiaanse La Venexiana van Claudio Cavina nam twee grote vespers en de Missa Solemnis op, samen met enkele kleine werken. De pakkende expressie en de volmaakte stemtechniek van La Venexiana zorgen voor een prachtige Monteverdi-box. (Glossa) Het vocaal ensemble Kassiopeia werd in 1999 aan het Haagse conservatorium opgericht. De jonge zangers voeren 16de- en 17de-eeuwse madrigaalrepertoire uit. Hier passen perfect de twee afzonderlijke cd’s bij met de madrigalen van Don Carlo Gesualdo da Venosa. Het vocaal kwintet nam alle vijfstemmige madrigalen van dit enfant terrible uit de renaissance op. Libro V en VI zijn beide in 1611 verschenen, twee jaar voor Gesualdo’s dood. Het is een behoorlijke vertolking, al mogen de jonge stemmen nog wat ronder klinken. (Globe) The Sixteen van Harry Christophers is gespecialiseerd in Händel. Hun nieuwste aanwinsten zijn vier Coronation Anthems, waarin het kamerkoor door een orkest wordt begeleid. De degelijkheid is door de gave interpretatie van The Sixteen verzekerd. (Coro) Het Bach Collegium Japan en Masaaki Suzuko hebben deze cd met vier Leipziger cantates (1726) van Bach opgenomen. Het zijn 75 minuten heerlijke muziek met vertrouwde solisten (o.m. Gerd Türk en Peter Kooij). Het Bach Collegium bouwt gestaag verder aan de uitgave van de cantates van Bach. (BIS) ^ // Mirek Cerny

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 7


// PROJECT

De Wonderfluit Op 1 september 2009 start in Gent De Wonderfluit, de eerste basisschool voor kinderen met een bijzondere interesse voor muziek. Dit unieke project wil kinderen de kans geven hun muzikale talenten speels én degelijk te ontwikkelen.

Wonderfluit. De synergie tussen beide is uniek en ligt volledig in de lijn van de vernieuwde samenwerking tussen basisonderwijs en DKO en van het nieuwe decreet DKO dat momenteel op departementaal niveau wordt besproken. De Wonderfluit is een pilootproject dat de volle steun kreeg van het Onderwijssecretariaat van Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), het DKO, het Departement Onderwijs van de Stad Gent, de inspectie en vele muzikanten die het project genegen zijn.

Woorden schieten altijd te kort

Naast de algemene vakken zijn er vijf lestijden muziek in het weekrooster opgenomen. Daarin besteden ze bijzondere aandacht aan luisteren naar muziek, stemvorming, zingen, experimenteren met instrumenten, speels componeren en vastleggen van muziek. Kinderen die in De Wonderfluit school lopen, zullen op die manier naast de eindtermen van alle leergebieden ook de minimumdoelen muziek van de lagere graad deeltijds kunstonderwijs behalen. Ze kunnen bovendien aansluitend op dezelfde locatie DKO volgen.   Met de inspectie DKO is overeengekomen dat leerlingen van De Wonderfluit in het DKO een eigen curriculum afwerken, waarin ze hun instrument leren bespelen en, samen met hun vrienden, op een speelse maar stevige manier verdiepen wat in de basisschool aangebracht werd. De leerkrachten van de basisschool en die van de muziekacademie zullen intens samenwerken en een eigen programma op maat van de leerlingen uitwerken. Daarom noemen we De Wonderfluit liever een “leerhuis” dat bestaat uit de basisschool De Wonderfluit én het DKO De

8 // stemband

Ons onderwijs is zonder twijfel te cognitief en te zeer gericht op het abstracte. Dat is nefast voor heel wat leerlingen, met leerproblemen als gevolg. Leerkrachten die de stap naar het abstracte te snel zetten, creëren een virtuele wereld waarin taal en wiskunde als het ware losgekoppeld worden van de werkelijkheid. Taal is een middel om de werkelijkheid te duiden en om te communiceren, maar taal is niet de werkelijkheid zelf. Die functie moet fijnzinnig worden ontwikkeld. Heel jonge kinderen ervaren de werkelijkheid niet zozeer via taal. Ze zien, horen, ruiken, smaken en voelen die evenzeer. Pas later gaan ze wat ze zintuiglijk ervaren in woorden coderen en dan die verworven woorden gebruiken om hun ervaringen te communiceren. Zo leert men wezenlijk taal. Dat is noodzakelijk. Toch mogen we ons de vraag blijven stellen waarom kinderen op school de werkelijkheid alleen via woorden inademen? Waarom leren we hen die werkelijkheid niet via muzische talen ervaren en begrijpen? En waarom mogen zij niet met die muzische talen spreken? Pedagoog-filosoof Loris Malaguzzi zegt terecht: “Kinderen spreken wel honderd talen: ze zingen, dansen, tekenen, huppelen, wenen … “, maar op school leren we er negenennegentig af om enkel het Nederlands over te houden. De vraag waarom de muzische talen zowel in het receptieve als in het productieve niet gehanteerd worden is dus zeer terecht. Want men moet de werkelijkheid eerst ervaren alvorens ze te (kunnen) duiden. Pas op latere leeftijd, kan men, als men rijk taalonderricht heeft gekregen, de werkelijkheid opnemen. Dan nog zal het een beperkt beeld van de werkelijkheid zijn, want woorden schieten altijd tekort.


// PROJECT

We noemen de Wonderfluit liever een “leerhuis” dat bestaat uit de basisschool De Wonderfluit en het DKO De Wonderfluit Niemand kan toch in woorden vatten wat het vioolconcerto van Beethoven voor hem betekent, net zo min als wat het Melkvrouwtje van Vermeer teweegbrengt? Het is onze overtuiging dat de muzische talen essentiële bruggen zijn die we moeten gebruiken om kinderen geleidelijk van de concrete werkelijkheid naar de taal te leiden. Kinderen die multi-zintuiglijk mogen luisteren en spreken, horen en zeggen zoveel meer! Muziek is een wel heel bijzondere gevoelstaal, die ook heel dicht bij de spreektaal ligt. Kinderen ervaren taal in de eerste plaats als melodie, als klanken met een intonatie en een ritme, met kleur en sterkte. Anders gezegd: de meerwaarde van het musiceren voor de taalontwikkeling is duidelijk. We geloven ook dat heel wat kinderen de taal van de muziek nodig hebben om een gezond evenwicht te vinden. Deze ideeën liggen aan de basis van De Wonderfluit.

Een bijzondere uitdaging De kleuterleidsters die er vanaf 1 september 2009 les zullen geven, hebben naast hun bachelordiploma een stevige muzikale vorming genoten. In de lagere school worden de lestijden muziek verzorgd door meesters in de muziek die samen met de leerkrachten een eigen curriculum zullen uittekenen waarin alle muziekgenres, uit diverse landen en alle tijden, aan bod zullen komen.

De initiatiefnemers De initiatiefnemers zijn Hans Schmidt, Florian Heyerick, Guido De Bruyker en Hans Ryckelynck. Hans Schmidt (°1953), nu algemeen coördinator van De Wonderfluit en pedagogisch begeleider muzische vorming (OVSG), vertelde in 2005 Guido De Bruyker over zijn grote droom. Die maakte Hans Ryckelynck warm voor het project. Florian Heyerick kwam met veel vragen en interesse de ploeg vervoegen. Sinds juli 2008 wordt het project ondersteund door een vzw ‘Vrienden van de Wonderfluit’, een groep geëngageerde muziekliefhebbers. Guido De Bruyker (°1952) is leraar viool en altviool aan de Academie voor Muziek en Woord in Roeselare en leraar Algemene Muziektheorie in Deinze. Hans Ryckelynck (°1972) studeerde piano bij Johan Duijck aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Gent en is ook verbonden aan de academie te Roeselare. Florian Heyerick (°1958) doceert aan de Hogeschool Gent, maar kennen we vooral als dirigent en artistiek leider van Vocaal Ensemble Ex Tempore en als gastdirigent bij talloze internationaal befaamde koren, barokorkesten en symfonische orkesten. De ‘Vrienden van de Wonderfluit’ vzw kan je steunen door te storten op het nummer 001-5605128-59. Met jouw gift worden kleine en grote slaginstrumenten aangekocht voor de orkestklas. Meer informatie op www.wonderfluit.be.

Het wordt een bijzondere uitdaging. Het gaat hier tenslotte om een nieuw pedagogisch project dat enkel in Finland zijn gelijke kent. Samen gaan we op zoek naar het beste voor de leerlingen. We luisteren naar begaafde onderwijskrachten binnen het traditionele onderwijs, we leren van Freinet, Steiner, Malaguzzi en van alle anderen die een brede, diepe persoonlijkheidsontwikkeling willen voor elk kind. Alle kinderen, van welke afkomst ook, moeten de kans krijgen om zichzelf ten volle te ontplooien en om uit te groeien tot verantwoordelijke jonge mensen die hun dromen kunnen realiseren. Daar geloven we heel sterk in. In De Wonderfluit zal muziek de universele taal zijn die mensen wil ontroeren en over de verschillen heen mensen wil binden in groot respect, openheid en ware vrijheid. Het is een droom die wordt gedragen door hoop en bijzonder veel ervaring. ^ // Hans Schmidt

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 9


Binnen bij… De bedoeling van deze rubriek mag uit de titel blijken. Natuurlijk willen we niet zomaar even op visite. We gaan wel eens graag in de werkkamer van die dirigent (m/v) rondkijken, maar we zijn vooral nieuwsgierig naar hoe het er in zijn hoofd en in zijn hart aan toe gaat. Wat zijn z’n dada’s? Hoe bereidt hij zich voor? Welke referentiepunten heeft hij? Waarvan droomt hij nog? We hopen zo aan andere dirigenten niet alleen leuk leesvoer te bezorgen maar hen vooral ideeën aan te reiken. Heeft u daaraan al gedacht? Het kan ook zo? Wist je dat al? Veel leesplezier! En suggesties zijn welkom!

…Marleen De Boo 10 // stemband

© Marcel Van Coile

// genre


//MARLEEN DE BOO

Een jongere van 15, die misschien niet zo mooi kan zingen, maar die zich elke week op vrijdagavond wil engageren, die kan je niet weigeren. Ze opent met een warme glimlach en de heerlijke geur van vers gebakken cake omgeeft me. Zij holt nog even naar boven. Terwijl ik wat rondkijk in de living, hoor ik haar boven mijn hoofd fluiten. Aan de muur hangt een reeks ingekaderde foto’s van indiaanse (vrouwen)koppen. Het gefluit wisselt af met zang (later verklaart ze dat ze met het jeugdkoor aan de koorwedstrijd in Gorizia wil deelnemen en voor de kandidatuur nog moet kiezen tussen een paar stukken). Een mooie oudere vleugel vult waardig een deel van de voorplaats. Op de schoorsteenmantel ligt een platte steen, waarop eenvoudig maar prachtig gekalligrafeerd staat: “In elke mens zit een nachtegaal; de kunst is hem te leren zingen”. Het blijkt een geschenk van een leerling. Net zoals een prachtige houten muziekstaander. In de kleine stadstuin blijft de poes geduldig wachten. De opgewekte stemming daalt de trap af. Of ik koffie wil of thee. De geurige cake verschijnt nu op de salontafel. Dat is misschien een verschil met mannelijke dirigenten, lacht ze. Daarmee heeft ze zonder het te beseffen (?) mijn bedoeling doorprikt: ik wilde (minstens) dit jaar in StemBand een grote plaats inruimen voor de vrouw in de muziek (als componist, als uitvoerder, als dirigent, als thema). Ze onthaalt mijn bekentenis zonder enige zelfingenomenheid op een ‘Aha! Fantastisch!’ Ijdelheid is haar vreemd en dus praat ze over haar kinder- en jeugdkoren. Hoe vreemd het is: ze werkt al jaren met kinderkoren (o.a. in de SAMWD Lier, nvdr.), en pas de laatste drie jaren met het kinderkoor Waelrant loopt dat in de kijker. Het is blijkbaar moeilijk om zich met een kinderkoor te profileren in Vlaanderen: als je geluk hebt met de lichting en je doet het daarmee goed in wedstrijden dan kan je vooruitkomen. Je kan natuurlijk selecteren en met een keurploeg wedstrijden meedoen, dan heb je altijd gewonnen. Cru gesteld: dan moet je zelfs geen goede dirigent zijn.

In iedere mens zit een nachtegaal… Maar haar filosofie is anders: ze wil zoveel mogelijk jongeren de kans geven om te zingen. Je hebt als dirigent van een kinder- en/of een jeugdkoor altijd een pedagogische functie: de kinderen zoveel mogelijk laten zingen maar niet om hen te leren scoren. Een jongere van 15, die misschien niet zo mooi kan zingen, maar die zich elke week op vrijdagavond wil engageren, die kan je niet weigeren. Die kan later in een volwassenenkoor mogelijk nog heel leuke dingen doen. Ook dat de verhouding tussen de stemmen eventueel niet klopt, mag geen argument zijn om iemand te weren, ook al struikel je daarmee bij sommige wedstrijdjury’s. Johan Duyck stelde ooit dat hij in de

eerste plaats naar het potentieel van een koor kijkt en hoeveel de dirigent daar uithaalt. En dat zit bij haar wel erg goed. Het charmeerde haar dat ook zo iemand dat vooropstelt. Bovendien gelooft ze dat je jongeren heel veel kan leren. Ze is dus eerst laureaat muziekpedagogie en dan pas laureaat koordirectie (hoewel dat ook een gevolg is van het feit dat ze zelf laat met de muziekstudie begonnen is). Muziek, en dus ook koorzang, biedt een opvoeding naar zelfstandigheid. Er liggen zoveel aspecten van de algemene pedagogie in vervat: het groepsgebeuren, het respect voor elke mens, het engagement, de betekenisvolheid van alle muziek, en het muziektechnische: wat is zinsbouw, arsis-thesis, … Het gaat haar daarover en niet over wat zij met dat koor in die wedstrijd wil/kan bereiken… “Dus de meerwaarde rond koorzang. En koorzang is zo’n krachtig medium. Bijvoorbeeld het religieuze gevoel dat hij kan meegeven of voeden: jongeren hebben ook nood aan het zoeken naar een zin, naar een ruimere filosofie waarin alles kan passen. Niet praten over zonde, schuld, schepping enz. maar het vertalen naar emoties die voor hen heel reëel zijn. Muziek als een onderdeel van de menselijkheid.”

… je moet hem leren zingen! Bij een volwassenenkoor kan je met een bepaald niveau vertrekken: zulke zangers gaan veel zelf bedenken en oplossen. Een kinderkoor moet je pedagogisch helemaal anders benaderen: je moet veel elementairdere dingen aanleren: hen leren zingen en melodieën begrijpen en er van alles leren uithalen, de intrinsieke essentie van muziek, die tekens doen ontdekken in de muziek die de muziek maken. Eens je dergelijke principiële dingen hebt uitgelegd en bijgebracht, zetten die zich wel over op andere stukken. De zangertjes moeten niet steeds opnieuw beginnen. Zo verwerven ze stilaan de muzikale taal. Ze is iemand die heel erg in de partituur leest, die probeert een partituur te verstaan: hoe is dat geschreven en waarom werkt dat zo. Wat precies, welke technische, muzikale elementen leiden tot dat effect en op welke manier kan ik dat dan koortechnisch ondersteunen, zodat we echt op een punt komen dat die muziek gaat leven. Muzikaliteit is voor haar zo weinig verbonden met dynamische verschillen; een crescendo heeft geen zin als dat niet in een arsis-thesis-gevoel zit, als het niet naar iets toe werkt. Zelfs met kinderen is dat zo! Ze blijft dan ook nooit aan een stuk repeteren en drillen, maar ze legt uit waarom en hoe ze iets wil. Zo bouwt ze een muzikale intelligentie op. Als ze dirigeert, bewaakt ze dat zelf, maar vooraf, in het leerproces, zégt ze het ook, bv. zachter is niet trager, of: dat forte wordt schreeuwerig i.p.v. dramatisch

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 11


of uitbundig. Maar niets mag stuk gerepeteerd worden, of dom, blind herhaald. Zo blijft ze ook op het niveau dat de muziek nog gemaakt moet worden op het podium.

© Marcel Van Coile

© Marcel Van Coile

© Marcel Van Coile

// MARLEEN DE BOO

En op dat podium kan alleen tot uiting komen, wat het koor zelf bezit! Erika Budai complimenteerde haar ooit (van vrouw tot vrouw!) met de volgende uitspraak: “Bij een aantal koren blijft de muzikaliteit bij de dirigent steken; dan heb je koren waar de muzikaliteit van de dirigent naar het koor overslaat maar dan stopt bij het koor. Bij jou vertrekt die muzikaliteit naar je koor, het koor neemt die over en ze vliegt de zaal in.” Een heel mooi compliment, daar doet ze het voor!

Een concertidee ontstaat trouwens door heel lang na te denken; door heel veel muziek te beluisteren; door af te wegen wat er het vorige seizoen op het programma stond: dan nu een andere stijl, een andere bezetting overwegen! Welke koren erbij betrekken? Welke uitstraling nastreven? Welk thema? Of een componist? “Je kan je als amateurkoor niet specialiseren in één genre! Laat dat over aan de professionele koren. De rijkdom van amateurkoren is dat ze heel veel verschillende dingen doen, en juist daarin een publiek worden voor het professionele. Een koor(lid) dat eens meewerkt aan een Stravinsky, zal een volgende keer dat ze die naam op een affiche zien, mogelijk aangetrokken worden om dat werk ook eens te gaan beluisteren.”

Welk lied? Welke taal?

Ambitie?

Haar ervaring? Bij jongeren klikt alles! Na een repetitie met gospel en een Iers volkslied in een heel leuke zetting enerzijds en een Vic Nees anderzijds vroeg ze aan een nieuw koorlid wat die het mooiste vond. Ze kreeg als antwoord: “Vic Nees”! Het gaat hem dus niet zomaar om pop of ritme! Er moet een muzikale essentie aanwezig zijn, dan vinden jongeren het allemaal goed. Kwaliteitsvolle muziek vind je overal en zij voelen onmiddellijk aan of een stuk muzikaal begeesterend is: ze voelen meteen het affect of de essentie. En dan kan je hen alles aanleren. Natuurlijk binnen hun vocale mogelijkheden. Ritmiek, zoals in gospels, spreekt de jongeren wel aan, ze kennen die ook via de popmuziek, de soul, de punk, waarvan het de basis is. Zij zijn opgegroeid met een veel sterker ritmisch gevoel dan wij, zij het dat de 6/8ste niet meer in hun lijf zit. Maar alles in 4/4, gesyncopeerd en al, kunnen zij aan tot op een verbazend hoog niveau. Het commerciële Engelse taalgebruik vermijdt ze. In de Koorvan-het-jaar-wedstrijd hebben de kinderen in het Nederlands en de jongeren bijna uitsluitend in het Latijn gezongen, op 2-3 Engelse liederen na! Met een gospelprogramma, waaraan ze nu werken, zit je daar natuurlijk wel zo in. Maar zo’n programma wil ze ook niet elk jaar doen. Hun concerten zullen nooit steeds uit dezelfde hoek komen: vorig jaar Mendelssohn - ook met deelname van jeugd en kinderen; al eens een kerstconcert uit Vlaamse renaissance met consortbegeleiding. En als ze met het kamerkoor interessante producties doet, nodigt ze die van het jeugdkoor ook uit om, als ze zin hebben, mee te zingen, bv. Stravinsky! Zo voedt ze hen ook op tot interesse! Overigens programmeert ze vaak goed geschreven Vlaamse composities, recentere en oudere, “omdat we als Vlaamse koorwereld daar trots moeten op zijn. Het is gemakkelijk te zeggen dat er in het buitenland meer en betere muziek is. Als wij onze Vlaamse componisten niet zingen, wie zal het wel doen?”

Ik denk: “Vrouwelijke dirigenten zijn minder persoonlijk ambitieus. Het als mens willen maken is veel meer bij mannen aanwezig. Weinig vrouwelijke dirigenten willen zich zo profileren, wel veel mannelijke. Typisch mannelijk is het dan om als compliment te zeggen dat iemand één van de betere vrouwelijke dirigenten is. Juist door dat woord ‘vrouwelijk’ is het al geen compliment meer.” Daarop geeft ze geen reactie. Het hele gesprek door wilde ze met haar verhaal niemand kwetsen; ze formuleerde telkens omzichtig: “Volgens mij…” Het is niet haar bedoeling om wetten te stellen of de indruk te geven dat ze de waarheid in pacht heeft. Wel wilde ze even weten welke titel ik aan mijn artikel zou geven. “Je enthousiasme, je gedrevenheid en je technisch en didactisch vakmanschap zullen de teneur vormen”, heb ik geantwoord. Gedacht heb ik: en jouw warmte, je onbaatzuchtigheid, je eerlijkheid en … je bakkunst. De liefde van de (mannelijke) interviewer gaat door de maag! Helemaal opgeladen nam ik afscheid van deze grote pedagoge-dirigente. ^

12 // stemband

// Ivo Jacobs


// MEESTERS

Franz Joseph Haydn Wie ‘Haydn’ zegt, denkt niet meteen aan ‘koormuziek’. Haydn (1732-1809) is de geschiedenis ingegaan vooral als baanbrekend symfonicus en auteur van tientallen even geniale als innovatieve strijkkwartetten – connotaties met de absolute muziek liggen dus voor de hand, terwijl een onmiddellijke associatie met Haydns vocale oeuvre minder evident lijkt. Tot één van Haydns meest majestueuze composities zich - met een enorme paukenslag - bij ons muzikale geheugen aandient: Die Schöpfung, zijn magistrale oratorium (H XXI:2) voor orkest, drie solisten en koor, dat van bij de creatie een ware triomftocht beleefde op het Europese vasteland, het Britse eiland en zelfs aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Nooit eerder had een compositie zoveel beroering teweeggebracht, nooit eerder waren zoveel mensen verenigd in hun appreciatie voor een muzikaal kunstwerk, nooit eerder werden zoveel harten beroerd door eenzelfde stijl en esthetiek. Haydn had met deze schepping inderdaad een taal gevonden waarin hij door de hele wereld begrepen werd. Het werk ontstond tussen 1796 en 1798, toen Haydn al op leeftijd was en zich opnieuw in Wenen had gesetteld na een tweede triomftocht door Londen. Zijn bezoeken aan deze muzikale grootstad hadden hem tot de meest gevierde componist van zijn tijd gemaakt; de invloed van zijn muziek werd voorheen nog enigszins getemperd door de beslotenheid van de kring waarin ze geschreven en doorgaans uitgevoerd werd: het kasteel Eszterháza van de Hongaarse familie Esterházy, die meer dan drie decennia lang van Haydns diensten als kapelmeester genoot. In Londen proefde Haydn voor het eerst van het brede panorama, de diversiteit en de schoonheid van de wereld rondom hem. Zelf achtte hij deze perioden (1791-1792 en 1794-1795)

de meest gelukkige uit zijn leven. Wat zijn precieze beweegredenen waren om de talloze smeekbeden van adellijke en zelfs koninklijke bewonderaars niet te honoreren door zich blijvend in Londen te vestigen, is moeilijk te achterhalen. Uit de briefwisseling die Haydn voerde met de Esterházy’s blijkt dat zijn terugkeer naar het hof met aandrang werd gevraagd, en dat Haydn wellicht vanuit een mengeling van loyaliteit, dankbaarheid en vrees toch besliste de oversteek naar ‘huis’ te maken. Hier trof hij een heel andere muzikale leefwereld dan het bruisende Londen: geen kosmopolitische stad waar professionele concertorganisaties symfonische muziek van het hoogste niveau programmeerden en opdrachten gaven aan gerenommeerde componisten, maar een semi-private context, een familiale kring waar orkestmuziek niet langer tot het meest geliefde repertoire behoorde. De muzikale voorkeur van vorst Nicholas Esterházy II betrof immers expliciet vocale, religieuze muziek. Het is dan ook opvallend – maar weinig verwonderlijk – dat net in deze jaren (vanaf 1795) een relatief groot aantal werken in Haydns oeuvre aansluit bij dit idioom: zes grote missen (Missa in Tempore Belli, Missa Sancti Bernardi von Offida, Missa in angustiis, [Nelsonmesse], Theresienmesse, Schöpfungsmesse, Harmoniemesse), twee meesterlijke oratoria (Die Schöpfung en Die Jahreszeiten) en een Te Deum. Overigens ontstond in dezelfde periode een nieuwe versie van Haydns beroemde, aanvankelijk puur instrumentale, Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze. Ditmaal voor orkest met vocale solisten en koor! Voor elke muziekliefhebber, maar vooral voor de fijnproever van koormuziek zijn de missen van Haydn een ware ontdekking! Met hun kracht, directheid, sonore en expressieve diversiteit en virtuoze schriftuur, gekoppeld aan een attractief naturel en een verbluffende vlotheid, bekronen en transcenderen ze de Oostenrijkse mistraditie. De jubelende, feestelijke allure van deze missen moet worden beschouwd tegen de achtergrond van hun ontstaanscontext: zij waren bestemd om gezongen te worden op de naamdag van vorst Esterházy’s vrouw, de veelgeroemde schoonheid Maria Hermenegild. Dit betekent echter geenszins dat het hier gaat om routinematige gelegenheidswerken met niet meer dan een lokale relevantie. De bezetting van de missen wordt erg verschillend ingekleurd, naargelang van de musici die Haydn op dat moment ter beschikking had. Haydn was een meester-orkestrator, en dat talent blijkt ook uit zijn flexibele aanpak van de stemmen en het materiaal van de vocale partijen. Het hele spectrum van de zangpraxis wordt met vrije hand geëxploreerd: van puur

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 13


// MEESTERS

solistische en sober begeleide aria-achtige passages tot beklijvende muzikale steekspelen tussen groepjes van solozangers of fragmenten waarin soli en koor een complementaire, evenwaardige rol krijgen toebedeeld. En met het koor zijn we meteen bij een van de meest schitterende kenmerken van deze missen aanbeland: Haydn kiest er – in tegenstelling tot vele van zijn Weense voorgangers – niet voor om het koor stiefmoederlijk te behandelen door het enkel omwille van de sonore variatie in te schakelen, zonder veel thematisch of melodische relevantie. Hij laat het koor daarentegen functioneren als volwaardige en onmisbare schakel in het ‘symfonische’ drama: nu eens als vertolker van briljante of lyrische melodieën, dan weer als harmonische sfeerschepper in wonderlijke akkoordaaneenschakelingen, of als pion in een op Fux’ contrapunt geschoeide fuga. Deze elementen worden meestal gecombineerd tot een gevarieerd geheel dat zowel ‘Kenner’ als ‘Liebhaber’ aanspreekt. Het schitterende Kyrie uit de Heiligmesse bijvoorbeeld, opent met een plechtstatige, akkoordische passage, gevolgd door een lyrisch motief in de sopraanpartij dat wordt opgepikt door het orkest, waarna op instigatie van de mannenstemmen de draden van een fugatisch kluwen worden gesponnen. In de flamboyante Missa in tempore belli begint het tweede deel van het Gloria (Qui tollis peccata mundi) als een duet tussen bas en cello. Het koor mengt zich aanvankelijk in het muzikale weefsel door vanop de achtergrond een niet meer dan commentariërende rol te spelen. Vanaf het onverwachte “suscipe” treedt het echter meer op de voorgrond, stuurt het de harmonische ontwikkelingen en gaat het als evenwaardige partner een dialoog aan met de bas. In het daatopvolgende Quoniam tu solus sanctus eist het koor meteen een rol op het voorplan in het strikt akkoordische en jubelende “incipit”. Haydn volgt zo een beproefd Engels recept, dat van Georg Friedrich Händel, wiens werk Haydn pas echt had leren kennen toen hij in mei 1791 het groots opgezette Händelfestival in Westminster Abbey bijwoonde. Hij was er diep onder de indruk geraakt van de koormuziek van Händel - die hij “ons aller meester” noemde, met name van The Messiah. Het is dus geen toeval dat Haydns muziek zo nu en dan herinnert aan het jubelende “Hallelujah!”… Diezelfde ervaring had Haydn op het idee gebracht om zelf een groot oratorium te schrijven; een vroegere poging in het genre, Il ritorno di Tobia – waaruit hij later het koormotet Insanae et vanae curae distilleerde – achtte hij van onvoldoende allure. Ditmaal zou hij de grandeur van Händels meesterwerken als uitgangspunt

hanteren. Twee jaar werkte Haydn aan deze zetting van een libretto dat vermoedelijk uit Londen met hem was meegereisd en naar het Duits werd vertaald door baron Gottfried von Swieten. Haydns dagboeken getuigen van zijn verdiepte religieuze aandacht tijdens het componeren van dit werk en het gemak waarmee hij de vele denk- en schrijfuren wist vol te houden. Zijn inspanningen werden ruimschoots beloond, daar het werk hem nu ook bij het Weense publiek de status van halfgod bezorgde. Terwijl het koor in Weense oratorio’s vóór Haydn geen prominente rol speelde, heeft hij het in dit werk op het voorplan geplaatst middels een strategische positionering van belangrijke koorpassages, onder meer bij de aankondiging van de schepping van het Licht. Het relaas van elke dag wordt besloten met een jubelkoor, dat doorheen het oratorium steeds aan briljantheid en complexiteit lijkt te winnen. Daarnaast is het koor betrokken bij de bijbelvertelling en de descriptieve commentaren. De contrapuntische, met fuga’s doorspekte passages herinneren met hun ritme en textuur sterk aan de grote koren uit Händels oratoria. Opnieuw blijkt dus hoezeer Haydn zich liet inspireren door de barokke meester, en zelfs meer door diens koren dan door zijn aria’s. Het wereldse oratorium Die Jahreszeiten dateert uit 1800. In de zomermaanden van dat jaar werkte Haydn onverdroten aan deze zetting van een tekst van de Schot James Thompson die von Swieten had bewerkt en vertaald. Hier hanteert Haydn het koor als een meesterlijke genreschilder, vooral in de herfstige jachtscène en het door instabiele harmonisaties gestutte drinkkoor. Komm, holder Lenz sluit dan weer aan bij de traditie van de pastorale koren, terwijl het religieuze Ewiger, mächtiger, gütiger Gott als Haydns meest massieve koorcompositie beschouwd mag worden. Deze evocatie van een doorheen de seizoenen veranderend landschap had de componist naar eigen zeggen fysiek en mentaal uitgeput: “Ik had het werk niet moeten schrijven. Ik ben erdoor gekraakt.” En inderdaad blijkt deze muzikale tour de force teveel van Haydn te hebben gevergd. Hij zou nog enkele jaren kunnen genieten van de eerbewijzen die hem werden toegekend, maar voelde zijn krachten gestaag afnemen. Op 31 mei 2009 zal het precies 200 jaar geleden zijn dat Europa haar eerste muzikale superster verloor. Twee weken na zijn dood werd een rouwdienst voor Haydn gehouden waarop magistrale koren weerklonken uit het Requiem van die andere klassieke held – Wolfgang Amadeus Mozart, die ‘papa Haydn’ reeds in 1791 een laatste keer vaarwel had gezegd. ^ // Sofie Taes

14 // stemband


// BLIK OP

Sandra Milliken

Michaël Vancraeynest

De Australische Sandra Milliken woont en werkt in Brisbane als componist, dirigent en leerkracht. Ze had het geluk op te groeien in een muzikale familie. Op jonge leeftijd studeerde ze piano en fluit, nadien volgde ze zang en koordirectie aan de universiteit van Queensland en vervolmaakte ze zich aan het Trinity College te Londen. Ze dirigeert zowel gemengde koren, vrouwenkoren als verschillende jeugdkoren, waaronder het Queensland Youth Choir. In 2001 ontving ze een internationale studiebeurs voor onderzoek in koordirectie en –pedagogie. In dat kader bezocht en observeerde ze maar liefst 56 koren in Engeland, Zweden, Finland, Canada en de Verenigde Staten. Daar werkte ze ook samen met verschillende internationale koorexperten. Sandra Milliken is in Vlaanderen vrij onbekend, internationaal kan ze wel rekenen op ruime erkenning als koorcomponist. Haar composities zijn vaak gebaseerd op teksten van Australische dichters, tonen belangstelling voor de ‘autochtone’ talen en worden gekenmerkt door frisse melodieën en harmonieën. Sulasol–Finland publiceerde verschillende van haar composities en sinds enkele jaren heeft ze ook een eigen koorreeks, The Choral Vivace Series, bij uitgeverij Peters-London.

Michaël Vancraeynest, geboren in 1976, volgde piano aan het Conservatorium van Oostende en ging nadien studeren aan het Lemmensinstituut te Leuven. Sinds 2001 geeft hij les muzikale opvoeding en esthetica aan het Sint-Niklaasinstituut in Kortrijk. Hij doceert eveneens samenspel, instrumentaal ensemble en begeleidingspraktijk aan het conservatorium van Brugge. Daarnaast is hij organist van het pittoreske Duinenkerkje te Raversijde, huiscomponist van het kinderkoor De Muzeschuit en van Camerata Ostendia in Oostende. In 2003 ontving Michaël de prijs voor “beste jonge Belgische componist” tijdens het Filmfestival van Gent. Hij schreef muziek voor de kortfilm Baby’s Peril, uitgevoerd op de World Soundtrack Awards door het NOB en tijdens de COM-certs in Gent door de Filharmonie o.l.v. Dirk Brossé. Michaël Vancraeynest en koormuziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de eerste plaats is hij actief als begeleider; hij ondersteunt op perfecte wijze de vocale lijnen van de partituur. Zijn klavierspel tilt steeds het geheel op subtiele wijze naar een hoger niveau. Daarnaast profileert hij zich meer en meer als componist van koormuziek. Hoewel er nog niet veel van hem werd gepubliceerd, heeft hij de koorwereld al enkele pareltjes geschonken.

Tip //

Tip //

Cantate Domino Sandra Milliken

The cycle of history // Shall I compare thee Michaël Vancraeynest

Voor een eerste kennismaking met haar werk verwijzen we graag naar het verheffende Cantate Domino voor 3 gelijke stemmen a capella (SSA), uitgegeven bij Peters-London. Eenvoudig, verfrissend en heel goed bruikbaar!

We zetten graag twee werken in de kijker. The cycle of history (2006) voor gemengde stemmen a capella werd in opdracht van het Europees Muziekfestival voor de Jeugd Neerpelt gecomponeerd. Michaël schreef de tekst zelf. Het werk draait rond een ritmische cel op de beginfrase “History repeats future and the past”. De intonatie is niet echt moeilijk maar vooral de maatwisselingen en het ritme zijn een serieuze uitdaging. Deze mooie compositie past zowel in een concertprogramma als in een wedstrijdprogramma van het niveau ‘eerste categorie provinciale koorwedstrijd’. Een pak eenvoudiger is Shall I compare thee voor 2 gelijke stemmen met piano, op tekst van het bekende Sonnet 18 van William Shakespeare. Eenvoudige intonatie, mooie melodievoering en een kleurrijke pianobegeleiding. Het werk verscheen in 2007 als koorpagina bij StemBand en is een aanrader!

// Erik Demarbaix

Sandra Milliken

Michaël Vancraeynest driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 15


// concert

Vic Nees schonk zichzelf een mooi verjaardagscadeau De verwantschap tussen Vic Nees en Johan Duyck manifesteert zich ook dit keer bij de creatie van hun nieuwste werken. De premières van het Requiem en Apostel na de Twaalf vonden plaats in een tijdsspanne van vijf dagen. Beide toondichters kozen geestelijke teksten en beide werken zijn voor solisten en gemengd koor geschreven. De reeks uitvoeringen van het Requiem werd door het Gents Madrigaalkoor o.l.v. Johan Duyck verzorgd, terwijl de Apostel na de Twaalf door het Vlaams Radio Koor werd vertolkt. Vic Nees stond haast drie decennia lang aan het hoofd van het omroepkoor en Johan Duyck heeft hem gedurende een tiental jaren opgevolgd. Beiden hebben een ontegensprekelijke stempel gedrukt op de artistieke kwaliteit van ons enige professionele koor. Het is ook geen toeval dat Vic Johan heeft beïnvloed als componist en als koordirigent. Beiden zijn ook vrienden geworden. Precies 50 jaar na het verschijnen van zijn eerste koorwerk schreef Vic Nees het – naar eigen zeggen – ‘hoopvolle Requiem’ op vraag van Carlos Burgeois, oud-voorzitter van het Gents Madrigaalkoor, dat het werk in het kader van de Koorcyclus A Capella van Koorlink ook creëerde. Het Requiem stond met het gelijknamige werk van de Engelse componist Herbert Howells geprogrammeerd, niet alleen in de Scheldestad, maar ook in Tielen, Grimbergen (de woonplaats van de componist), Drongen en Leuven. Zonder enige chauvinisme kon men vaststellen dat de confrontatie tussen de twee Requiems duidelijk in het voordeel van Vic Nees uitvalt. “Ik heb de klemtoon gelegd op het licht, ‘Et lux perpetua’ is ook een moment dat zeer vrolijk klinkt”, zegt Vic Nees over zijn nieuwste werk. “Een Requiem is wel geen vrolijk stuk, in een a capellawerk

16 // stemband

van 40 minuten moet je voor voldoende variatie zorgen, anders kan de luisteraar het eentonig vinden.” Vic Nees is in de ban van vocale muziek en die past perfect bij de religieuze muziek. Via zijn vader Staf Nees en het Sint- Romboutskoor van Jules Van Nuffel (Vic was er in zijn jeugd lid van) kent hij deze muziek door en door. Na zijn 65ste begon Vic in zijn composities meer lyrische elementen te gebruiken en dat is ook merkbaar in het Requiem. En wie de zwarte humor van Vic Nees kent, zal niet verbaasd zijn dat de creatie van zijn Requiem exact op zijn 73ste verjaardag (en ook sterfdag van Peter Benoit) plaatsvond. Het Gents Madrigaalkoor staat aan de top van de amateurkoren in Vlaanderen. Het koor telt meer dan zestig – overwegend jonge – zangers. Het numerieke overwicht van de vrouwenstemmen is echter nauwelijks hoorbaar. Johan hield de groep goed in zijn greep en, al is hij een detaillist, hij verloor nooit de zin voor de opbouw van het geheel. De zangers waren zichtbaar vertrouwd met de partituur en de uitvoering verliep zonder problemen. De sopraan Hilde Coppé – de tenor Ludwig Van Gijsegem was helaas niet helemaal fit – viel stellig in de sfeer van dit geslaagde matineeconcert. Jammer dat de kapel veel te klein was voor een groot koor met een dergelijk stemvolume. Volgens Vic Nees is vocale muziek uit woorden en muziek samengesteld en als je de woorden met de tonen in een perfecte harmonie kan weergeven, dan schep je een echt meesterwerk. Daar hoort dit Requiem stellig bij. In de partituur van het werk schreef de componist: “Dit is een Requiem voor de doden, maar ook een Requiem van de Verrijzenis en het Licht”, zo heb ik het als luisteraar gevoeld bij de creatie in de kapel van het Elzenveld. ^ // Mirek Cerny

Abdijkerk Grimbergen


// concert

Brugge viert met ‘Apostel na de Twaalf’ Nederlands gezongen. Om praktische redenen (uitvoeringen door buitenlandse koren) laat hij het volk de teksten uit de brieven van Paulus in het Latijn zingen.

Johan Duyck beweert steevast dat de piano op de eerste plaats komt in zijn muzikale bezigheden (vóór componeren, dirigeren en lesgeven - de juiste volgorde daarvan laten we maar in het midden). In de Brugse Sint-Salvatorkerk heeft hij zich toch opnieuw als componist en dirigent aangediend. Het Vlaamse Radio Koor vertolkte er onder zijn leiding de creatie van zijn nieuwste werk Apostel na de Twaalf. Het Grootseminarie van Brugge viert dit jaar zijn 175-jarig bestaan en het bisdom Brugge wordt in 2009 maar liefst 450 jaar. Om dat te vieren kreeg Johan Duyck deze compositieopdracht. De werktitel van de opdracht was: roepingen. “In dit Paulusjaar koos ik de bundel van Anton van Wilderode ‘Apostel van de Twaalf’ over het leven van Paulus”, aldus de componist. Hij opteerde voor de bezetting bariton, sopraan, gemengd koor en orgel. De partij van Paulus wordt door de bariton in het

Ooit zei Johan Duyck dat hij een groot pianist wou zijn; dat evolueerde naar de wens vooral een gelukkig pianist te mogen zijn en dat is hij ook. Na het beluisteren van ‘de Apostel’ kan je zeggen dat Johan Duyck een componist is, die zijn geluksgevoel naar uitvoerders en luisteraars perfect weet over te brengen. ^ // Mirek Cerny

Het werk omvat negen hoofdstukken in groepen van drie geschikt. De eerste en de laatste drie vormen een spiegelbeeld, de middelste drie zijn de kern van de compositie. “Het midden is het Hooglied van de Liefde, teksten die gelezen worden in elke huwelijksmis”, verduidelijkt Johan Duyck. “Het is een duet voor sopraan en bariton en het koor heeft er bepaalde interacties. Alles draait om de liefde. Liefde is het antwoord van de mens op de roeping van God.” De uitvoerders waren het Vlaams Radio Koor, bariton Joris Derden, sopraan Sarah Van Mol en organist Ignace Michiels. Zoals in goede Duitse en Engelse traditie schakelde de componist ook het publiek in dat twee keer de gemeenschapszang mocht zingen als begeleiding van het koor. De niet al te moeilijke solopartijen werden met veel toewijding gezongen. Van het koor en de orgel vroeg Duyck meer inspanning. In Brugge kwam de orgelpartij mooi tot

© Filip Dujardin

Vlaams Radio Koor © Bjorn Tagamose

Het concertprogramma in Brugge (ook in Koksijde en Kortrijk gebracht) bevatte uitsluitend werk van Johan Duyck. Naast de creatie zong het koor nog de Cantiones Sacrae in honorem Thomas Tallis, een compositie uit 2008 die onlangs werd opgenomen. Na enkele orgelwerken weerklonk de psalm 147 Lauda Jerusalem voor koor en orgel, allemaal gecomponeerd in 1984. Zijn nieuwe werk droeg Johan Duyck op aan kardinaal Danneels, voor wie hij veel bewondering heeft en die destijds professor was aan het seminarie. De kardinaal was op de uitvoering in Kortrijk aanwezig.

uiting door de zelfzekere interpretatie van Ignace Michiels en het prachtig klinkende instrument van de kathedraal. Het Vlaams Radio Koor werd tien jaar geleid door Johan Duyck en kent zijn stijl door en door. De 24 zangers hebben hun hoog internationaal niveau nog maar eens bewezen.

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 17


// liturgische muziek

© VRT

Radioen tv-vieringen

Radio 1 zendt elke zondagmorgen om tien uur live een eucharistieviering uit, telkens op een andere locatie in Vlaanderen gecapteerd. Ook op Eén is er elke zondag een tv-viering en door de samenwerking met de Nederlandse televisie komt er ook daar om de twee weken een viering uit Vlaanderen op antenne. Die vieringen worden heel druk bekeken en beluisterd. Voor de radioviering telt men wekelijks 100.000 luisteraars en voor de tv-viering staat de teller gemiddeld op 50.000 kijkers. De bisschoppenconferentie is de VRT dankbaar voor de mogelijkheid die de Kerk krijgt om elke week deze vieringen op antenne te brengen. Vandaar dat de Kerk ook zoveel mogelijk zorg wil besteden aan de uitbouw van deze vieringen, zowel inhoudelijk als muzikaal.

18 // stemband

Talrijke koren, organisten en andere musici werken mee aan die vieringen en er is een nauwe samenwerking tussen de VRT en de Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg (ICLZ) wat de planning en de globale inhoud betreft. Voor de concrete muzikale inhoud wordt er uiteraard een beroep gedaan op de kennis en de wijsheid van de dirigent, de organist en de voorganger. Om deze ‘kennis en wijsheid’ wat voeding te geven, wil ik in dit artikel enkele kerkmuzikale suggesties aanreiken, vanuit verschillende invalshoeken bekeken. De eerste invalshoek is het medium radio en tv. Deze media functioneren volgens bepaalde wetmatigheden die we niet naast ons kunnen neerleggen, integendeel, ze inspireren ons. Een tweede invalshoek is de aard en het verwachtingspatroon van het publiek dat kijkt en luistert. De derde invalshoek is de liturgie zelf. De vierde invalshoek zijn de geboden kansen voor koor, organist en andere musici. De vijfde invalshoek is mijn persoonlijke ervaring in het helpen van koren en parochies kerkmuzikaal te helpen bij de uitbouw van de viering. Het specifieke van het medium radio/tv is niet te onderschatten. Bij radio bijvoorbeeld moet alles via het auditieve overgedragen worden. Daarom zijn composities met veel stiltemomenten niet zo geschikt. Een ander aspect eigen aan dat medium is de ‘captatio benevolentiae’. De eerste dertig seconden van een viering zijn cruciaal. Als het begin niet bevalt, zappen de toevallige passanten weg naar een andere zender. Die vieringen beginnen meestal met muziek; vandaar de grote uitdaging voor koor en organist om een kwaliteitsvolle keuze te maken en die op een goede manier te brengen.


// liturgische muziek

Een fantastische kans voor je koor

© VRT

Er bestaat een helpdesk voor koorleiders, organisten of voorgangers die suggesties nodig hebben bij de muziekkeuze voor een radio- of tv-viering. Eenvoud is mooi Religieuze vieringen op radio- en tv zijn er om mensen die niet naar de kerk kunnen komen, toch te laten deelnemen aan een eucharistie – zij het dan op afstand. De kijker of de luisteraar heeft dus een verwachtingspatroon dat uitziet naar een kerkelijke dienst. Dat houdt voor ons, musici, de uitnodiging in om muziek te programmeren die mensen ook herkennen als religieus. Vandaar de suggestie dat ‘gewone dingen’ ook ‘gewoon’ mogen zijn: acclamaties, Onze Vader,... Ik vind het formidabel te horen hoe koren hun best doen om van elk muzikaal moment in de viering een artistiek hoogtepunt te maken. Het is naar mijn gevoel soms wat overkill. Ook eenvoud kan heel mooi zijn. De herkenbaarheid door kijker en luisteraar van “het gewone van een viering” mogen we niet uit het oog verliezen.

eigen kunnen. Als het muzikaal fout loopt tijdens een radioof tv-viering is dat soms wel te wijten aan het feit dat een koor te hoog gegrepen heeft op de moeilijkheidsladder. Het gebeurt ook dat een organist zichzelf in de problemen brengt omdat het gekozen orgelwerk “een brug te ver is” voor zijn of haar techniek. Als musici moeten we onze mogelijkheden eerlijk durven inschatten, wat niet wil zeggen dat we onszelf geen uitdagingen mogen stellen. Mijn suggestie is dat we voor een radio- of tv-viering beter op veilig spelen. Neem liefst geen grote risico’s. Als je bijvoorbeeld zelden polyfonie zingt, doe dat dan ook niet in een radioviering. In VRT-kringen klinkt het op zondagmorgen wel eens: “Liever éénstemmig juist dan meerstemmig vals!”

Een radio- of tv-viering is een liturgische dienst die doorgaat in een kerk en die ook bepaalde inhoudelijke lijnen heeft eigen aan het moment van het jaar of aan een bepaalde feestelijkheid. Het spreekt voor zich dat de muziek die we kiezen inhoudelijk zo sterk mogelijk aansluit bij de inhoud van de viering. Een radio- of tv-viering zou niet mogen verworden tot louter een concertgebeuren, waar er ook wat uit de bijbel voorgelezen wordt. Daar is het de kijkers en de luisteraars trouwens niet om te doen.

Gezien de vele mooie inspanningen en schitterende realisaties die er vanuit de Vlaamse koorwereld gebeuren, maar ook gezien de complexiteit van het gegeven radio- en tv-viering en de verschillende invalshoeken waar rekening mee gehouden moet worden, bestaat er een helpdesk voor koorleiders, organisten of voorgangers die betreffende de muziekkeuze voor een radio- of tv-viering hulp of suggesties nodig hebben. Het is maar door elkaar bij te staan en goede raad uit te wisselen dat de kwaliteit van de uitzending, van de viering zelf en van de koren erop vooruit kan gaan. ^

Een fantastische kans

// Jos Bielen

De medewerking aan een radio- of tv-viering is voor een koor een fantastische kans. Het biedt een mooie gelegenheid om te laten zien of horen wat men kan. Maar er zijn grenzen aan het

Helpdesk: jos.bielen@yahoo.com

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 19


// COLUMN

Vic Nees COLUMN

Het seniorenkoor en de diva Het aantal senioren stijgt angstwekkend snel in Vlaanderen. Naar verhouding zou ook het aantal seniorenkoren gevoelig moeten stijgen, in dezelfde mate als zelfverdedigingscursussen en petanqueclubs. Bejaarde Vlamingen blijken echter liever op mediterrane wijze en individueel naar een balletje te mikken dan gezamenlijk naar de juiste toon. Bij ons ontstaan er geen nieuwe seniorenkoren. In Nederland beschikt elk bejaardencentrum over een koor. Er worden zelfs tornooien georganiseerd met professionele jury’s. De dirigenten daar zijn betaalde professionele krachten, soms jong, meestal van middelbare leeftijd, maar nooit pensioengerechtigd. Het is een beroep, evenwaardig aan andere vormen van zorgverstrekking. Om bejaarden te wassen moet je over een diploma beschikken. Niet om een bejaardenkoor te dirigeren. Koordirigent is geen beschermd beroep. Iedereen die van zichzelf denkt dat hij of zij het kan, mag er bij ons voor gaan staan. Het zijn begaafde bejaarden, mensen uit de eigen kring, die de klus klaren. Wel zijn er gediplomeerde ergotherapeuten die senioren laten vilten, klei kneden of papiertjes plooien en kinesisten die hun vaardigheden investeren in sputterende spieren en knikkende knoken. Maar geen professionele koordirigenten. Die zouden nochtans met hun ademoefeningen de vorige twee haast overbodig maken. Zij kunnen zowel de luchtwegen als de spiercoördinatie activeren en bovendien nog de afgestorven schoonheidsbehoefte reanimeren. Maar Vlaanderen speelt liever petanque. Laat de provincies bij hun koortornooien een categorie “seniorenkoren” invoeren, er zouden van lieverlee meer bejaardenkoren ontstaan. Ook in de bejaarde Vlaming overleeft de geest van competitie. Om een competitie te winnen heeft een groep behoefte aan een professionele coach. Alleen een gediplomeerde dirigent garandeert een overwinning. Zonneweelde wint eerste prijs in de categorie 75+; Rust Roest overklast zijn collega’s bij het eerste interprovinciale tornooi. Kunnen we ons voorstellen wat een stimulans dat zou betekenen voor de nu soms uitgebluste kortademige zangers en zangeressen? Wat een boost voor hun koorklank! Maar het moet eerlijke concurrentie blijven. Zoals bij sommige koren pleegt te gebeuren, zou de verzoeking kunnen ontstaan om voor de zekerheid een gepensioneerde professionele kracht toe te voegen. Geachte bejaarden, generatiegenoten, doe dat niet! Het is even erg als doping in de wielersport. Het eindigt altijd slecht. Doe het op eigen kracht. Zing met de middelen waarover je beschikt. De jury zal wel rekening

20 // stemband

houden met een vroegtijdige opgave of met iemand die door vocale uitputting buiten de tijd aan de slotnoot arriveert. In Italië bestaat de “Casa Verdi”, een met piano’s bemeubelde home waar bejaarde operasterren hun laatste adem kunnen uitzingen. Ik hoorde in een documentaire film hoe dat klinkt. Blijf er vér vandaan, rechtgeaarde senioren: jullie eigen geluid is frisser dan dat van door overmatig gebruik uitgerekte stembanden. Vraag nooit een gepensioneerde operazangeres als versterking bij de sopranen. Neem nu een diva als La Castafiore. Het vel van haar nek hangt er losjes bij. Zo hangen haar stembanden er ook bij. Er zit zoveel rek op dat je ze haast voor versleten kousenbanden kunt houden. Het is dat soort diva’s dat hun stem een “diamant” noemt. Een gouden zon zou ik ze veeleer noemen, maar dan één die totaal verduisterd is en waarvan je bijgevolg alleen de protuberanties waarneemt. Alsof een klankabsorberende planeet zich voor het centrum van de stem heeft geplaatst, waardoor niet meer de centrale toon, maar nog slechts de felle vibrato’s daarrond te horen zijn. Ik waarschuw de toekomstige professionele dirigenten van seniorenkoren: duld geen diva’s in jullie koren, ook als de directie van het bejaardencentrum er omwille van het prestige op aandringt. Ik richt mij nu rechtstreeks tot de gepensioneerde diva’s die met dergelijke vragen geconfronteerd zouden worden. Wees sterk. Weiger. Zeg dat je ziek bent, dat je kleinkinderen komen of verzin welk excuus dan ook. Maar heb respect voor de inzet van je leeftijdsgenoten wiens stembanden nog enigszins elastisch zijn. Bederf hun prestatie niet. Indien je het echter niet kunt laten, indien de roep van de bühne je te machtig wordt, blijf dan vocaal even bescheiden op de achtergrond als je vroeger de prima donna op het voorplan was. Indien je voorheen als Lucia di Lammermoor door het leven ging, of als La Sonnambula, Marguerite of Aïda, zoek het dan nu vooral in de Stomme van Portici en zwijg zoveel mogelijk in het koor. Zet de groep kleur bij door een ietwat opvallende jurk, beoefen een krachtige “lipping”, maar, per favore, bij elke hoge noot, lieve diva, wees uiterst voorzichtig en beheers je protuberanties.


// genre

Een ernstig toemaatje. Het zogenaamde absoluut gehoor verliest zijn absoluut karakter met het klimmen van de jaren. Mensen die erover beschikken, worden omstreeks hun pensioenleeftijd minder zeker. Aanvankelijk wordt de herkenning wisselvallig. Soms lukt het, soms niet.Vervolgens blijken ze constant alles een halve toon hoger te horen. Louis Devos maakte het mee. Hij schreef erover in zijn boek De Mozartcode. Willem Kersters vertrouwde mij toe dat ook hij alles hoger begon waar te nemen. Als ikzelf op de radio een strijkkwartet in A hoor, blijkt het bij de afkondiging in As te staan. Het is een constante. Ik heb dus een perfect betrouwbaar relatief gehoor ontwikkeld. Ik las enkele maanden geleden in De Standaard een artikel dat het verschijnsel fysiologisch verklaart. Op het internet vind je een mogelijke verklaring in de ontwrichting van het gehoor door de vele varianten in de gebruikte stemmingen. Sommige strijkkwartetten stemmen zeer hoog en in de oude muziekpraktijk wordt dan weer aanzienlijk lager gestemd. In de abdijkerk van Grimbergen staan twee orgels die beide lager geïntoneerd zijn, maar elk met een verschillend interval. Je zou er het absolute noorden bij verliezen. Er zijn beslist koordirigenten met een relatief geworden absoluut gehoor. Misschien voorlopig nog onbewust. Indien zij nog lang na hun vergrijzing aan tornooien blijven deelnemen, moeten zij absoluut de toon controleren, zoniet geven zij onbewust alles een halve toon te laag op. Dat zou misschien nog lukken met een totaal vergrijsde jury, maar de huidige jury’s bestaan uit mensen die nauwelijks aan hun midlifecrisis toe zijn. Dus, stemvork in de aanslag. Of gebruik de piano, die staat er niet voor niets. ^ // Vic Nees

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 21


Aan dit nummer werkten mee: Koenraad De Meulder, Stef Coninx, Kaat Peeters, Tom Eelen, Trees Rohde, Sebastiaan van Steenberge, Hans Schmidt, Erik Demarbaix, Sofie Taes, Mirek Cerny, Ivo Jacobs, Jan Stofferis, Jos Bielen en Vic Nees. REDACTIEADRES Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen, T 03 237 96 43, F 03 248 16 05, info@koorenstem.be, www.koorenstem.be REDACTIERAAD Koenraad De Meulder, Erik Demarbaix, August De Groote, Ivo Jacobs, Monique Lesenne, Peter Leys, Urbain Van Asch en Patrick Van Looy   LIDMAATSCHAP Kooraansluiting: € 65, Individueel abonnement: € 20  Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 2.500 ex. VORMGEVING Apple-n, Brand-ink

zet je zinnen op zingen

koorenstem.be 22 // stemband


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.