Stemband #12

Page 1

P.B. /P.P. 2/111 3000 LEUVEN MAIL  P802021. AFGIFTEKANTOOR 3000 LEUVEN MAIL

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen / VOCAL @ Stemvork © Evelyne Seynaeve

stemband #12 DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM VZW JAARGANG 9, 12.2011 > 02 .2012, NR 12


// GENRE

INHOUD 3 HET ZINGEN VAN LICHTE MUZIEK John Damsma 6 VLAAMSE POPKOREN VOOR HET VOETLICHT Vocalicious, Just Music, The Lovebirds, Septem Viri 10 OVER BACKBEAT EN SWING FEEL Tijs Krammer 12 EUROPA CANTAT TORINO 2012 13 HET GROTE ZINGEN Het rijke Vlaamse koorleven IV 16 HET ABC VAN SABAM EN SEMU 18 LITURGISCHE MUZIEK Oude gregoriaanse gezangen als heilzame stemoefeningen? 20 DAG VAN DE VLAAMSE KOORMUZIEK Zo hoort u het ook eens van een ander 21 KOORWEDSTRIJD MAASMECHELEN Dublin wint over de hele lijn 22 CD KORT 23 COLUMN Koorterminologie

2 // STEMBAND

EVEN DIT… Wat we allemaal al lang wisten! In september organiseerde de International Music Council het 4de World Forum on Music in Tallin. Het thema van dat internationale congres was ‘Music and Social Change’. Uit heel de wereld kwamen vertegenwoordigers uit de muzieksector samen om na te denken over die problematiek en van gedachte te wisselen over de vraag op welke manier ‘muziek de wereld kan redden?’. Kan muziek maatschappelijke veranderingsprocessen op gang brengen? Verstevigt muziek de kwaliteit van het sociale netwerk? Stimuleert muziek de verbondenheid en het respect in onze gemeenschap? De vraagstellingen werden grondig uitgediept in verschillende voordrachten, panelgesprekken, workshops en projectpresentaties. Telkens werden ze vanuit een andere invalshoek bekeken: armoedebestrijding, sociale inclusie, opleiding van muzikanten, ontwikkelingssamenwerking, muziekeducatie, economische context, enz. Bijzonder inspirerend was de presentatie van Marly Luehrsen (USA), Directeur Public Relations van de National Association of Music Merchants (NAMM). Zij stelde de ‘Gallupresults on music education’ voor, een breed wetenschappelijk onderzoek naar het belang van muziekeducatie voor de ontwikkeling van kinderen, jongeren en volwassen. Op basis van naakte cijfers toont het onderzoek aan wat wij allemaal al heel lang weten: zingen en musiceren zorgt voor een evenwichtige sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling van mensen en draagt op die manier ook bij tot de ontwikkeling van een respectvolle, verdraagzame en creatieve samenleving. Op basis van die cijfers overtuigt NAMM met succes lokale overheden en onderwijsinstellingen om te investeren in muziekeducatie. In Vlaanderen investeren tal van organisaties en instellingen in de ontwikkeling van programma’s rond muziekeducatie. Een wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke effecten van dergelijke educatie bestaat niet en bijgevolg is het echt moeilijk om bijvoorbeeld in het basisonderwijs tot een gerichte aanpak daarrond te komen. Het Amerikaanse voorbeeld kan inspirerend werken. ^

KOENRAAD DE MEULDER // Directeur Koor&Stem


// JOHN DAMSMA

Het zingen van lichte muziek

Onbekend maakt onbemind óf koudwatervrees? Enige tijd geleden verzocht de redactie van dit blad mij een opiniërend artikel te schrijven over de interactie tussen klassieke en lichte muziek in de koorwereld – en het groeiende belang ervan. Die uitdaging heb ik graag aangenomen. Als zelfs een gerenommeerd ‘klassiek’ componist als Kurt Bikkembergs mij prachtige close-harmony-arrangementen van zijn hand laat zien, en als ook een gerenommeerd koor als Camerata Aetas Nova zich serieus laat coachen in close harmony, dan concludeer ik dat de lichte muziek in België ook de aandacht heeft van componisten en dirigenten van buiten het circuit van de lichte koormuziek.

EEN VAGE TERM Eigenlijk is de term ‘lichte muziek’ nogal vaag en onhandig. Meestal wordt ermee bedoeld: alle muziek die niet ‘klassiek’ is – en daarmee introduceren we nóg een vage en onhandige term. Is klassieke muziek nu de muziek die is geschreven in de zogenaamde classicistische periode van Haydn, Mozart en Beethoven of valt onder deze term alle ‘kunstmuziek’ vanaf pakweg 1550 tot vandaag? Waar ligt de grens tussen ‘klassieke’ en ‘lichte’ muziek? De term ‘lichte muziek’ is in Nederland stevig ingeburgerd om aan te geven dat het gaat om een totaal andere muziekpraktijk dan de klassieke muziek. Helaas hebben we geen goed alternatief. Doorgaans hanteren musici de term lichte muziek voor alle stijlen die niet tot de klassieke muziek behoren. Daaronder vallen popmuziek, jazz, shantyliedjes, smartlappen en vaak ook volksmuziek en gospel. En dan nog blijft deze term arbitrair. Wat mij betreft ligt de oorsprong van de lichte muziek bij het ontstaan van de musical zo rond 1920. Je moet ergens de grens trekken, nietwaar? Velen beschouwen de musical Showboat, met prachtige songs als ‘Ol’ Man River’ en ‘Can’t Help Lovin’ Dat Man’, als de eerste echte volwassen musical.

MISVERSTANDEN Toch nog even een paar misverstanden uit de wereld helpen. • Lichte muziek is lang niet altijd ‘lichte’ (makkelijk verteerbare) of eenvoudige muziek. Om die muziek goed te kunnen zingen (of spelen) is (véél) meer nodig dan men soms denkt! • Lichte muziek is vooral voor jongeren. Ik zie en hoor heel wat lichtemuziekkoren en tref daar met grote regelmaat 50- en 60-plussers aan.

WAAROM LICHTE MUZIEK ZINGEN

• Bij lichte muziek heb ik meer het gevoel met mijn hele zijn en lijf te zingen. Lichte muziek is vaak ‘lijfelijker’ dan veel ‘serieuze’ muziek, maar klassieke muziek is soms ontroerender. • Ik ervaar een betere tekstbeleving (de teksten staan vaak dichter bij de persoonlijke beleving). • Ik heb meer en plezieriger contact met het publiek. Met lichte muziek is (visueel) contact met de toehoorder sneller gelegd en bijna vanzelfsprekend. • Ik ervaar bij klassieke muziek de noodzaak voor een betere stembeheersing, terwijl ik bij lichte muziek juist de ritmiek en tekstinterpretatie als uitdagend beschouw. • Lichte muziek ligt in het algemeen dichter bij jezelf als uitvoerende, maar in veel gevallen ook bij de toehoorder; het slaat makkelijker aan bij de toehoorder zonder de barrière van ‘ingewikkeld’ of ‘bedacht’. • Het is meer extravert, je zingt (nog) meer met je hart, je schuurt lekker tegen andere stemmen aan (close harmony), je bent heerlijk met ritme bezig (vocal jazz), het mag wat ‘losser’. • Je hebt vaak een dankbaarder publiek. • Erotischer en sexy.

VERSCHILLEN IN KOORCULTUREN BINNEN DE LICHTE MUZIEK Ook binnen de lichte muziek bestaan verschillende culturen. Barbershop is erg gericht op presentatie, inclusief de dirigent. Bij veel popkoren speelt het sociale element een minstens zo grote rol als het muzikaal-artistieke element. Vaak zijn de door popkoren gezongen arrangementen tamelijk eenvoudig, waarbij ik onmiddellijk aanteken dat er de laatste jaren in Nederland heel goede popkoren naar voren zijn gekomen, met steeds betere en interessantere arrangementen! De vocal groups zingen meestal closeharmonyarrangementen van jazz en pop; zij zoeken het meer in de artistieke uitdaging.

Ik heb veel zangers, veelal ook lid van een klassiek koor, gevraagd waarom zij (ook) lichte muziek zingen. Veelvoorkomende opmerkingen zijn:

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 3


John Damsma

// JOHN DAMSMA

DIRIGENTEN, DE SPINNEN IN HET WEB

BEHEERSING VAN DE STIJLKENMERKEN

Zo’n 20 jaar geleden zag de toenmalige landelijk overkoepelende korenorganisatie (SNK) het belang in van training van dirigenten voor lichtemuziekkoren. Er werd een tweejarige opleiding in het leven geroepen. Ik was destijds cursusleider en docent slagtechniek en repetitiemethodiek. Studenten waren stomverbaasd dat ze onafhankelijkheidstraining kregen, en eenvoudige secco- en accompagnato-recitatieven (Händel en Bach) moesten leren dirigeren. In het begin hoorde ik vaak: ‘We zijn hier toch voor lichte muziek?’ In mijn opvatting is dirigeren echter een ambacht dat je moet leren, ongeacht de soort muziek die je dirigeert. Na veel jaren kom ik nog wel eens oud-cursisten tegen die me achteraf dankbaar zijn voor de ‘klassieke’ oefenstof. Daarnaast hadden de cursisten les in lichtemuziektheorie, arrangeerles, vocale training en een practicum om het geleerde meteen in de praktijk te brengen. De toelatingseisen waren: enige basiskennis van de algemene muziekleer, het kunnen kennen en herkennen van grote en kleine drieklanken en het dominant septiemakkoord, een eigen ensemble hebben (koor, blokfluitensemble, accordeonorkest, enz.), tijd om te studeren en enthousiasme. De opleiding bleek een schot in de roos en bestaat nog steeds, nu georganiseerd door BALK, de Bond voor A capella en Lichte muziek zingende Koren en zanggroepen. Ook het niveau van de lichtemuziekkoren wordt in hoge mate bepaald door de man of vrouw die ervoor staat. Op de koorfestivals waar ik jureer (zowel licht als klassiek) zijn de winnende koren vaak koren met een goed geschoolde dirigent ervoor. Meestal zijn dat dirigenten met een (klassieke) opleiding koordirectie of met een opleiding schoolmuziek én affiniteit met lichte muziek. Mede dankzij de goede bijscholingscursussen voor amateurdirigenten is ook het niveau in de breedte gestegen.

Alle min of meer technische elementen die een koor tot een goed koor maken zijn voor alle koren hetzelfde, ongeacht het repertoire. Zuiverheid, ritmiek, verstaanbaarheid, koorbalans, homogeniteit, enz. zijn allemaal belangrijk. Maar in artistiek opzicht (interpretatie, frasering, stemgebruik, enz.) zullen we ons terdege bewust moeten zijn van datgene waar we mee bezig zijn. Zowel in de lichte muziek als in de klassieke muziek. Het zingen van een madrigaal van Monteverdi, een cantate van Bach, een motet van Bruckner of de chansons van Hindemith vereist telkens een totaal andere stilistische aanpak, met bijbehorend stemgebruik, frasering, tempo-opvatting enz. In de lichte muziek maakt het uit of we jazz, pop, musical, gospel of smartlappen zingen. Voor dirigenten maar ook voor koorleden is het van belang de kenmerken van alle stijlen te kennen, te beheersen en over te kunnen brengen. Wat is ‘swingfeel’, wat is de ‘groove’ van pop, wat is ‘funky’, wat zijn typische lichte-muziekversieringen (‘inflections’), zoals ‘scooping’, ‘slide’, ‘fall’, ‘breath accent’ enz. Wat stemgebruik betreft, zijn er veel overeenkomsten met de klassieke zang, maar ook grote verschillen. Het grootste verschil is dat klassieke zang moet voldoen aan het klankideaal dat bij klassiek hoort. Pop, jazz en andere ‘moderne’ zangvarianten zijn niet zo onderhevig aan de regels van een klankideaal en bieden vaak meer persoonlijke vrijheid qua smaak en interpretatie.

REPERTOIREKEUZE Voor een muzikaal leider is de keuze en de opbouw van het repertoire heel belangrijk in de scholing van zijn of haar ensemble. Het uitzoeken van goede, aansprekende arrangementen op het niveau van het koor – met daarin een geleidelijke opbouw – is een stevige uitdaging voor een dirigent. Vaak hoor ik koren die repertoire zingen dat ze zelf leuk vinden, maar dat voor de luisteraar niet altijd een genoegen is om naar te luisteren.

4 // STEMBAND

CONTACT MET HET PUBLIEK Als dirigent heb ik in de loop der jaren diverse werken gedirigeerd bij uiteenlopende ensembles. Van Monteverdi, Brahms en Debussy tot Ter Veldhuis, Manneke en Nees, met klassieke symfonieorkesten, kamerkoren, opera- en studentenkoren, maar de meeste musiceervreugde zie ik toch steeds weer terug bij de lichtemuziekkoren. De mentale instelling is daar kennelijk anders. Ik wil niet beweren dat er bij de klassieke koren geen musiceervreugde is, maar ik zie, voel en ervaar die vreugde te weinig. Het contact met het publiek, de communicatie is vaak te weinig of niet aanwezig. Het koor, de uitvoerenden als vervoermiddel tussen muziek en publiek, stagneert vaak al bij de rand van het podium. Laat toch zien dat muziek maken fijn en leuk is, breng je muzikale boodschap over!


// HET ZINGEN VAN LICHTE MUZIEK

Ondanks de technische en artistieke verschillen tussen klassieke en lichtemuziekkoren kan er sprake zijn van wederzijdse inspiratie. ‘Wat je ziet hoor je ook’ is één van mijn opvattingen. Er is ooit eens een onderzoek geweest over het visuele, artistieke en muzikale gebeuren rond de beroemde trompettist Miles Davis. Veel van zijn concerten werden door recensenten als ‘redelijk tot goed’ omschreven maar de opnamen van diezelfde concerten werden veelal bejubeld. Miles Davis speelde vaak de sterren van de hemel maar deed dat meestal half omgedraaid of met zijn rug naar het publiek. Er was weinig of geen communicatie – en dat hóór je als je erbij bent! Lichtemuziekkoren communiceren vaak heel goed met het publiek. Het zangplezier spat ervan af! Daartoe kan een vorm van choreografie bijdragen, maar leuke pasjes en choreografische hoogstandjes zijn lang niet altijd nodig. Een interessant bijverschijnsel is dat bij een goede communicatie tussen uitvoerenden en publiek er óók een grotere, meestal non-verbale, communicatie ontstaat tussen de luisteraars onderling. Voor het gros van de niet-klassieke koren zou een training podiumpresentatie bijzonder nuttig zijn. De muziek zal echt beter overkomen! In Nederland hebben we een paar uitstekende koorregisseurs die met hun choreografieën en opstelling steeds blijven uitgaan van de muziek. Een ander belangrijk middel voor een goede communicatie is het uit het hoofd zingen. In het kader van presentatie en communicatie een klein uitstapje naar de symfonieorkesten. In mijn tijd als cellist in een symfonieorkest gingen wij op een teken van de dirigent staan tijdens het slotapplaus. Als een stel stijve harken. Ik was ontroerd toen ik voor de eerste keer meemaakte dat tijdens het slotapplaus ook alle strijkers zich tot de zaal wendden en zichtbaar het applaus in ontvangst namen. Communicatie en respect!

DE SITUATIE IN NEDERLAND Uit een inventarisatie van het blad Zing Magazine blijkt dat het aantal lichtemuziekkoren behoorlijk groeit. In 10 jaar tijd is het méér dan verdubbeld. Het aantal ‘klassieke’ koren steeg met zo’n 20 procent. Ik schat, en dat is een heel ruwe schatting, dat er in Nederland in totaal zo’n 12.000 koren én vocale ensembles zijn – al dan niet bij een van de (te) vele bonden aangesloten. Daarvan zingt zo’n 25 procent lichte muziek (zoals close harmony, pop, barbershop en shanty). Een ander interessant verschijnsel is dat veel meer zangers uit klassieke koren ook in closeharmonygroepen te vinden zijn, maar nauwelijks in popkoren. Is het zingen van close harmony en vocal jazz muzikaal interessanter dan het zingen van pop? Ik weet het niet, maar harmonisch en ritmisch zijn close harmony en vocal jazz meestal wel interessanter.

Ondanks de technische en artistieke verschillen tussen klassieke en lichtemuziekkoren kan er sprake zijn van wederzijdse inspiratie. Interactie met publiek, programmaopbouw, meer zingen met je lijf, een mooie homogene koorklank, tekstbeleving, stemgebruik, enzovoorts: het zijn allemaal zaken waarbij je van elkaar kunt leren en elkaar kunt vinden. Weg met het hokjesdenken! ^ // JOHN DAMSMA

BIO John Damsma zong jarenlang in het jongenskoor en later in het mannenkoor van de St. Bonifatiusparochie te Leeuwarden. Hij studeerde aan het Stedelijk Conservatorium te Groningen Cello, Schoolmuziek en Orkestdirectie. Jarenlang was hij dirigent van diverse symfonieorkesten en van een aantal kamerkoren. Zijn grote belangstelling voor de lichte muziek komt tot uiting als arrangeur van en als artistiek leider van de vocal groups ‘Tight Bars’ en ‘1voor12’. Momenteel is hij ook landelijk juryvoorzitter en artistiek leider van het Nederlands Koor Festival. Daarnaast wordt hij vaak gevraagd als jurylid op internationale festivals zoals het ‘Europees Muziekfestival voor de Jeugd’ (EMJ) in Neerpelt en ‘Slovakia Cantat’ in Bratislava.

JOHN DAMSMA ZINGT GRAAG ARRANGEMENTEN VAN Kirby Shaw, www.kirbyshaw.com Gene Puerling, en.wikipedia.org/wiki/Gene_Puerling Darmon Meader, www.darmonmeader.com Phil Mattson, www.philmattson.com Anders Edenroth, www.realgroup.se

JOHN DAMSMA LUISTERT GRAAG NAAR New York Voices, www.newyorkvoices.com Real Group, www.realgroup.se Manhattan Transfer, www.manhattantransfer.net Swingle Singers, www.swinglesingers.com Take 6, www.take6.com

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 5


// VOCALICIOUS

Vlaamse popkoren voor het voetlicht

NEDERLAND GIDSLAND Evi Bex startte in september 2010 met het popkoor Vocalicious in Diest. Haar 70 zangers zijn tussen de 17 en 65 jaar oud, netjes verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën. Ze brengen popcovers uit verschillende decennia gesteund door een live band (gitaar, basgitaar, piano en drum). “Ik volg de wereld van de Nederlandse popkoren al geruime tijd”, vertelt Evi Bex. “Voor ons project heb ik me dan ook helemaal gericht naar het Nederlandse model. De organisatie BALK en de goede Nederlandse popkoren waren mijn voorbeelden. Ik heb lang getwijfeld of dit soort koor ook in Vlaanderen levensvatbaar zou zijn, maar toen ik het initiatief bekend maakte via een blog en de lokale media, bleek de belangstelling en het enthousiasme bijzonder groot te zijn. Op enkele maanden tijd hadden we 70 leden en zaten we met een wachtlijst van 26 zangers. Met slechts 12 mannen worden we wel een beetje met hetzelfde probleem als vele klassieke koren geconfronteerd. Toch blijkt uit de grote vraag om mee te mogen doen dat veel zangers zaten te wachten op dit initiatief. Velen van hen zingen gewoon graag, maar liever niet in de kerk, en ze horen wel graag klassieke muziek, maar willen liever met een minder klassiek repertoire op het podium staan.” “Ik vind het tof dat we tieners en jonge volwassenen maar ook 60-plussers in hetzelfde popkoor verenigen”, gaat Evi Bex

6 // STEMBAND

verder. “De oudsten staan naast de jongeren, en ze leren van elkaar. Het meest hip geklede koorlid is een dame van 60 jaar, die spontaan durft bewegen en probleemloos de leeftijdsverschillen doet vergeten. Wat het repertoire betreft, proberen we de platgetreden paden te verlaten. Ook in de keuze van het repertoire ontdekken de generaties elkaar. De ouderen leren dankzij het enthousiasme van de jongeren Amy Macdonald kennen, en De eenzame fietser van Boudewijn de Groot is dan weer voor veel jongeren een openbaring.” Evi Bex genoot een opleiding aan het Lemmensinstituut en kreeg er ook het vak koorleiding. Toch vindt ze die basis verre van toereikend om een popkoor te leiden. De knowhow haalde ze opnieuw uit Nederland. “Ik denk dat Kurt Bikkembergs zijn wenkbrauwen wel zal fronsen als hij me nu bezig ziet”, lacht Evi Bex. “Voor dit soort koor moet je zelf erg los zijn. Je moet mensen enthousiasmeren en meetrekken. We werken tijdens de voorbereiding met een choreograaf, maar tijdens de uitvoering moet ik zelf de bewegingen mee aansturen. Daarom moest ik op zoek naar een eigen en eerder onconventionele manier van dirigeren. De uitdaging voor een popkoordirigent bestaat erin een losse en enthousiaste sfeer te creëren en die te combineren met de nodige muzikale discipline. Daar moet je zelf al doende oplossingen voor bedenken. Daarnaast hebben we ook al eens iemand uitgenodigd die door BALK opgeleid werd om bij ons workshops te komen geven rond de specifieke manieren van popmuziek zingen.”

Vocalicious © Tamara Mainil

Evi Bex © Marc Cels

Koor&Stem sprak met vier zangers en dirigenten – van Torhout tot Neerpelt – die genieten van pop en lichte muziek in een meerstemmig vocaal kleedje. Hun klassieke basisopleiding vulden ze aan met een supplementaire opleiding of workshops en al doende deden ze veel ervaring op. Hun enthousiasme delen ze vandaag met een steeds groeiende groep zangers die de ziel uit hun lijf willen zingen.


Karin Lauwers

// JUST MUSIC

“Op het stemmenvlak heb ik er voor gekozen om te roeien met de riemen die ik heb”, besluit Evi Bex. “Ik heb de limiet op 70 leden gelegd, maar ik heb iedereen, los van zijn of haar niveau of ervaring, toegelaten. We werken zonder partituur, maar met voor- en nazang, met midifiles die de leden thuis ontvangen om te kunnen oefenen en met hulpdirigenten die tijdens de repetities de stemmen apart inoefenen. Ik maak ook alle arrangementen zelf. Ik hoor een lied en arrangeer het op maat van onze groep, zodat het ook makkelijker aan te leren is.” Favoriete componist of song: Hallelujah van Leonard Cohen en Happy together van the Turtles

Sedert 1994 heeft Karin Lauwers de leiding over de zanggroep Just Music in Neerpelt. Dit pop- en musicalkoor bestaat uit 60 zangers tussen de 25 en 60 jaar oud. Met 25 mannen en 35 vrouwen is het een goed uitgebouwde koorgroep. Om de twee jaar brengen ze een avondvullende show die 4000 toeschouwers naar de lokale culturele centra lokt. Enige tijd geleden richtte Karin Lauwers het showkoor Rise Up op voor meisjes tussen 12 en 18 jaar. Een vast combo met toetsen, basgitaar, gitaar en drum kan voor beide ensembles ingezet worden. Karin Lauwers volgde notenleer, piano en harmonie aan de muziekacademie, maar kreeg de microbe voor de combinatie van zingen, bewegen en dansen te pakken door mee te doen aan Up with people. Toen ze in 1994 Just Music overnam, voerde ze al snel de combinatie zingen en bewegen in. Bij Koor & Stem volgde ze workshops koordirectie maar ook zij trok naar Nederland om koordirectie lichte muziek te volgen. “De manier van zingen bij pop is erg verschillend van het stemgebruik in de klassieke zangopleiding”, zegt Karin Lauwers. “Bij de musicalnummers gebruiken we iets meer de klassieke zang, bij de popnummers hellen we wat meer over naar de andere kant. Wij vertrekken altijd van een uitgeschreven arrangement, maar we leren de partijen wel uit het hoofd.” Karin Lauwers hecht veel belang aan de uitstraling van haar groep op het podium en dus ook aan het visuele. “Je ziet ook bij de deelnemers van Koor van het Jaar dat er letterlijk en figuurlijk steeds meer beweging in komt”, stelt Karin Lauwers tevreden vast. “Het visuele wordt steeds belangrijker in onze maatschappij en het is goed dat de koren daarop inspelen. Bij de selectie van nieuwe leden is toonvastheid belangrijk, maar een goede motivatie is dat ook. Meestal komen nieuwe zangers naar ons toe nadat ze een show gezien hebben en dan weten ze dat ze ook veel zullen moeten bewegen. Uiteraard kan je

Just Music

WEG MET DE VOOROORDELEN EN RESPECT VOOR KWALITEIT

die expressieve aspecten ook leren. We werken veel aan een goede uitstraling door staande te oefenen en vaak naar elkaar toe te zingen. In het repetitieproces komt de choreografie er ook al vrij vlug bij omdat beweging en muziek goed met elkaar verweven zouden raken. In het begin valt het muzikale dan wel wat terug, maar eenmaal de bewegingen geassimileerd zijn, gaat het zingen zelfs beter dan voordien. Deze expressieve manier van zingen en bewegen met je hele lichaam heeft ook een grotere impact op het publiek.” Karin Lauwers stoort zich aan de vooroordelen die in Vlaanderen over popkoren bestaan en zou graag zien dat hun werk ernstig genomen wordt. “Daarom vind ik het belangrijk dat we goede muziek zingen”, argumenteert ze. “In de keuze van het repertoire mijden we het lichtvoetige popwerk en gaan we op zoek naar meer ballades, klassiekers, naar meer dramatische stukken ook en naar de musical. Arrangementen laat ik bijna altijd op maat van ons koor schrijven door vakmensen die garant staan voor topkwaliteit. We moeten van het imago af dat we alleen maar minderwaardig amusement zouden brengen. Het is onmogelijk om wat wij doen af te wegen tegenover bijvoorbeeld een uitvoering van de Matthäus-Passion, maar ook in ons vakgebied kunnen we topkwaliteit leveren. Dat kan alleen als er meer specifieke opleidingen komen en er steeds meer bekwame mensen de leiding nemen. Het moet

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 7


Ingrid Weetjens

// THE LOVEBIRDS

CREATIVITEIT EN FLEXIBILITEIT Ingrid Weetjens studeerde aan het Muziekconservatorium van Brussel en volgde onder meer zanglessen bij David Linx. Ze is momenteel verbonden aan de afdelingen jazz en lichte muziek van de muziekacademies van Lier en Mol. Ze leidt er ook vocale ensembles waaruit onder meer de Lovebirds ontstonden: 16 jonge dames die een popkoor vormen dat zich ook door een combo laat begeleiden. Binnen de context van de Muziekacademie werkt Ingrid Weetjens ook individueel met haar zangers. “Het is de bedoeling dat iedereen van de vocale ensembles bij mij zangles volgt, en zo de technieken die nodig zijn om pop of lichte muziek te zingen leert kennen”, zegt ze. “Als we in groep werken beperkt de zangles zich tot het opwarmen van de stemmen.” Ingrid Weetjens volgde tijdens haar opleiding ook het vak koordirectie, maar heeft voor dit soort werk toch een eigen dirigeertaal moeten ontwikkelen. “Ik dirigeer vaak van achter de piano en dan moet je toch vooral zorgen dat de zangers zichzelf leren dirigeren”, vertelt ze. “Door zo zelfstandig mogelijk te handelen leren ze ook luisteren en kijken naar elkaar.” Voor de repertoirekeuze baseert ze zich op bestaande partituren en arrangementen. Ze noteert zelf ook arrangementen van oude opnames en past bestaande bewerkingen aan voor haar groep. “Ik heb

Lovebirds

meer zijn dan zomaar wat bekende liedjes meezingen. Het gaat bij ons evenzeer over goede intonatie, over perfecte samenzang, over aandacht voor dynamiek en muzikale afwerking. En daar komt nog veel expressie en beweging bij. Het belangrijkste is dat je mensen beroert. Dat je ze laat lachen en wenen: het maakt niet uit of dat met klassiek of met pop gebeurt.” Ook Karin Lauwers zag de interesse voor popkoren afgelopen maanden groeien. “Er zijn heel wat jonge vrouwen van rond de 25 zich komen aanmelden bij Just Music. Intussen is ook Rise Up van start gegaan”, zegt ze. “Dit project is gebaseerd op de Amerikaanse showkoren die je daar in haast elke school vindt. Een Amerikaan kwam het concept in Nederland voorstellen en ik was meteen enthousiast. We vonden in Neerpelt onmiddellijk 30 meisjes om die combinatie van dans en zang in te oefenen. Het repertoire sluit aan bij hun leefwereld, maar ze leren ook onbekende, goed in het oor liggende, typische dansnummers bij. We oefenen twee keer per week en het resultaat is verbluffend.” Favoriete componist of song: muziek van de groep Within temptation en het musicalrepertoire van A.L. Webber. Favoriete arrangeur: Don Henken (Nederland) en Ed Lojeski (V.S.) Het showkoor Rise Up: hedendaagse popartiesten zoals Adèle, Twarres, Lady Gaga en nu vooral ‘GLEE’arrangementen.

8 // STEMBAND


Septem Viri © Paul Decloedt

// SEPTEM VIRI

gemerkt dat het gebruik van partituren vaak leidt tot stijf zingen”, zegt Ingrid Weetjens. “Voor- en nazang maakt de zangers wat losser. In een van de groepen zit ook een blinde jongen die daardoor makkelijk kan meedoen. Soms is er wel een partituur als leidraad, een refrein dat bijvoorbeeld uitgeschreven staat, maar verder is er vooral veel geheugenwerk, voor- en nazang en nu en dan ook wat improvisatie. Afhankelijk van de jaren ervaring kan scatten of solozang versus backing vocals ingevoerd worden. Wie nog maar pas begint, zal een eenvoudigere, vaste partij krijgen. Deze manier van werken is zoveel creatiever. Verder is er aandacht voor beweging, voor meeklappen, meeknippen en expressiviteit.” Favoriete song, repertoire: Java Jive van The Manhattan Transfer, werk van Marvin Gay en Motown muziek

A CAPELLA VOOR MANNEN Bart Van Synghel is zingend lid van Septem Viri. Deze zeven mannen van rond de vijftig verkennen al 22 jaar met veel plezier het a capella-repertoire van lichte en ernstige pop in verschillende talen en brengen zo’n 35 concerten per jaar. Onlangs organiseerden ze in Torhout ook hun eerste a capella-festival dat een ruim publiek lokte. “We zijn liefhebbers van a capella-muziek”, zegt Bart Van Synghel, “geen professionele muzikanten, maar wel zangers die zich via muziekschool en zanglessen geschoold hebben. Door veel te repeteren en samen te zingen kneden we de nummers naar onze stemmen. Na 22 jaar vinden onze stemmen elkaar blindelings. Onze repetitor is Bart Verhelle, die zelf ook meezingt. Onder zijn leiding wordt de partituur ingestudeerd, maar we laten ons ook coachen door externen als Hans Vervenne of Sabine Haenebalcke.”

“ We kiezen voor arrangementen die dicht bij de stijl van het origineel blijven maar die door een creatieve, soms zelfs 6-stemmige zetting een rijkdom aan de song toevoegen”, gaat Bart Van Synghel verder. “In die zin beschouwen we de arrangeur altijd als onze achtste man, wiens rol niet onderschat mag worden. Hij zorgt voor het mooie jasje van de song dat vaak de aandacht van de luisteraar trekt.” “Dit jaar organiseerden we een a capella-festival waar we zelf optraden naast vier koren naar wie we opkijken. Dat werkte uiteraard ook stimulerend voor ons. Het publiek kon een parcours uitstippelen langs de optredens van vijf a capella-koren die met lichte muziek bezig zijn. We verkochten bijna 1500 tickets voor de eerste editie.” “Het succes van het festival toont aan dat er belangstelling is voor dit soort koormuziek en het verheugt me te horen dat er in Vlaanderen ook nieuwe initiatieven ontstaan. Tegelijk merk ik ook dat de cultuur van het zingen bedreigd wordt in Vlaanderen. De spoeling is toch dun. Als die jongeren die nu massaal komen zingen, gaan studeren, een job vinden en kinderen krijgen, is het niet eenvoudig om ze aan het zingen te houden. Maar een enthousiast begin is uiteraard goed, en laten we hopen dat ze de microbe voorgoed te pakken hebben.” Componist: Billy Joel Song: Het kan niet zijn van Will Tura Arrangeur: Mikael Gjesing ^ // TOM EELEN

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 9


// TIJS KRAMMER

Over backbeat en swing feel Ook met een amateurkoor kan je klassieke en lichte muziek combineren. Als je met je klassieke koor lichte muziek gaat zingen, moet je je bewust zijn van de verschillen. Waar moet je aan werken met je koor om lichte muziek stijleigen te laten klinken? Een introductie. Klassieke muziek en lichte muziek zijn vaak twee gescheiden werelden. Klassieke muziek beluister je in een concertzaal of in een devote kerk, in de pauze drink je koffie of thee. Naar lichte muziek luister je in rumoerige zaaltjes en in de open lucht en daarbij drink je bier. Ook voor muzikanten ligt er meestal een flinke kloof tussen de klassieke en de lichte muziek. Het is ondenkbaar dat een sopraan de ene dag een oratoriumaria zingt en de andere dag leadzangeres is in een band. Net zo is het ondenkbaar dat een jazzzangeres met haar doorrookte stem ineens opera gaat zingen. Er zijn weinig muzikanten die zich in beide werelden staande weten te houden. In de koorwereld liggen de klassieke en de lichte muziek wat dichter bij elkaar. Er zijn beroemde vocal groups die beide genres zingen. In de jaren ’60 maakten de Swingle Singers furore met hun Jazz Sebastian Bach. Zij zongen polyfone muziek met een elegante jazz-feel, begeleid door een combo. Diezelfde Swingle Singers zongen ook a capellapop en eigentijdse hippe volksmuziekarrangementen. Een ander voorbeeld zijn de King’s Singers. Die zes mannen voeren nog steeds op hoog niveau klassieke Engelse en Italiaanse madrigalen uit, maar zijn ook erg geliefd om hun vocale popliedjes.

SWING FEEL

VAST TEMPO EN BACKBEAT

De aanduiding ‘Swing feel’ boven een muziekstuk geeft dus aan dat alle achtsten gelezen moeten worden met swing-opvatting. In plaats daarvan kom je ook de aanduidingen ‘Triplet feel’, ‘Shuffle’, ‘Ongelijke achtsten’ of eenvoudigweg ‘Swing’ tegen. Al die aanduidingen betekenen dus hetzelfde. Het zingen met swing feel vergt voor een klassiek koor behoorlijk wat oefening. Een fout die vaak wordt gemaakt, is dat de syncopen staccato worden gezongen. Mooier is het om de noten te blijven verbinden, zodat er een vloeiende lijn ontstaat. Zorg er verder voor dat de timing van de syncopen ontspannen is, liever aan de late kant worden genomen dan te snel!

In klassieke en lichte muziek wordt anders omgegaan met tempo. In de meeste klassieke muziek verandert het tempo voortdurend. Een nummer uit de pop of jazz heeft echter meestal een vast tempo dat zo ‘strak’ mogelijk wordt aangehouden. Voor een dirigent is er in de lichte muziek dus nauwelijks nog reden om het tempo aan te geven! De rol van een dirigent is om de zangers te inspireren. Bij het vaste tempo van pop en jazz worden er opvallende accenten gespeeld op de lichte maatdelen. Men noemt dat de backbeat (in het Nederlands vaak foutief aangeduid als de afterbeat). In een vierkwartsmaat zijn dat accenten op de tweede en vierde tel:

In de jazz speelt de drummer de backbeat meestal op de hi-hat, in de pop meestal op de snare drum. De zangers moeten leren om de backbeat aan te voelen. In de repetities kan je de zangers daarbij helpen door hem aan te geven met een vingerknip. Dat geluid is voor de zangers goed hoorbaar en toch niet te opdringerig.

10 // STEMBAND

Een opvallend stijlelement uit de jazz is swing feel. Elke kwart wordt opgedeeld in een lange en een korte noot, waarbij de langere noot twee keer zo lang duurt als de korte noot. Je kan dat als volgt noteren:

Neem bijvoorbeeld They can’t take that away from me van Gershwin; die melodie wordt meestal als volgt gezongen:

De partituur gaat er echter met al die triolen onoverzichtelijk uitzien. Daarom heeft men afgesproken dat je het bovenstaande ook zo kan noteren:

SCOOPS In de lichte muziek worden de noten minder ‘netjes’ gezongen dan in de klassieke muziek. In de jazz en pop worden noten bijvoorbeeld vaak ‘van onderen genomen’. Dat noemt men scooping (Engels voor scheppen). In de jazz worden noten soms ook van boven gezongen. Hier staan wat scoops die Frank Sinatra zingt in Fly me to the moon:


Tijs Kammeren

// OVER BACKBEAT EN SWINGFEEL

BIO Ook met een koor kunnen scoops worden gemaakt. Dat geeft een prettige, ontspannen klank. Voor veel zangers met een klassieke achtergrond zal het wel even wennen zijn, want ze hebben altijd geleerd dat noten juist nooit van onderen genomen mogen worden!

PERCUSSIEF ZINGEN In de klassieke muziek zingt men over het algemeen legato. In de lichte muziek klinkt het juist lekker als je elke noot aanzet met een klein accent en daarna het volume terugneemt. Op die manier benadruk je het ritmische karakter van de muziek. Die manier van zingen zou je ‘percussief’ kunnen noemen. Als je I got rhythm van Gershwin legato zingt, ziet het volume er zo uit:

In de loop van elke noot blijft het volume constant. De noten maken gezamenlijk één vloeiende lijn. Bij de percussieve manier van zingen wordt dat:

Elke noot begint luid en wordt daarna snel zachter. De aandacht gaat op die manier naar het begin van elke noot en het ritme komt zo sterker naar voren. Voor klassieke zangers is percussief zingen een hele nieuwe ervaring. Maar als ze het eenmaal te pakken hebben, vinden ze het meestal heel leuk om te doen. Ten slotte nog dit. Eén van de aantrekkelijke kanten van de lichte muziek is het uit het hoofd zingen. Je hebt daardoor veel directer contact met je publiek. Dus weg met die mappen met bladmuziek! Veel klassieke zangers zijn het niet gewend. Ze zullen zeggen dat ze niet uit het hoofd kunnen zingen. Maar laat ze het gewoon doen. Ze kunnen het wel en ze zullen ontdekken hoeveel vrijheid en plezier dat geeft in het zingen. ^ // TIJS KRAMMER

Tijs Krammer is een Nederlands koordirigent (Vocalicious, Leeuwenhart), arrangeur en zanger. Hij is hoofddocent van de opleiding Koorleider Lichte Muziek aan het Conservatorium van Haarlem. Hij is docent van de opleiding Dirigent Licht Vocaal die wordt georganiseerd door Balk i.s.m. KunstFactor. Zijn arrangementen worden uitgegeven bij De Haske, bij Molenaar en gedeeltelijk in eigen beheer. Nog bij De Haske publiceerde hij de boeken Meerstemmig inzingen en Een en al oor. Binnenkort verschijnt een derde boek: Van blad zingen. Website: www.krammer.nl Blog: www.krammer.nl/blog Uitgeverij: www.dehaske.com

REPERTOIREWIJZER Arrangeurs Kirby Shaw Gwyn Arch Teena Chinn Mac Huff Ed Lojeski Martin Carbow Matthias E. Becker Carsten Gerlitz Lorenz Maierhofer Jetse Bremer

(Hal Leonard – Shawnee Press) (Faber Music) (Alfred Music Publishing) (Hal Leonard) (Hal Leonard) (Gustav Bosse) (Musikal-Spezial) (Schott Mainz) (Helbling Verlag) (www.jetsebremer.nl)

Uitgeverijen Schott Mainz Bärenreiter Helbling Hal Leonard Alfred Music Publishing Shawnee Press Faber Music Novello Gustav Bosse Musikal – Special

schott-musik.de baerenreiter.com helbling-verlag.de halleonard.com alfred.com shawneepress.com fabermusic.com chesternovello.com bosse-verlag.de muzikalspezial.de

Interessante websites www.musicroom.com, www.a-cappella.com Bundels In the Mood Pop 4 Voices The Women’s Choirbook Jazz im Chor Rock im Chor Groove im Chor

(Oxford University Press) (Helbling Verlag) (Schott Mainz) (Gustav Bosse Verlag) (idem) (idem)

Reeksen Choir Rocks Choral Pops

(Faber Music) (Novello)

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 11


Europa Cantat Torino, 27 juli - 5 augustus 2012 Op het Europa Cantat-festival is iedereen welkom en zeker nieuwsgierige mensen. Nieuwsgierige zangers en nieuwsgierige mensen die willen zingen, nieuwsgierige dirigenten en nieuwsgierige mensen die hen willen ontmoeten, nieuwsgierige componisten en de mensen die nieuwsgierig zijn naar nieuwe composities, nieuwsgierige luisteraars en nieuwsgierige zangers die graag gehoord willen worden. Om de drie jaar komen die mensen samen in een Europese stad voor een interactief maar niet-competitief event. Tien dagen lang wordt de maat bepaald door hun stemmen, oren, ogen en harten. Ze verrijken hun geheugen met nieuwe gezichten, muziek en kleuren, schrijven nieuwe namen in hun dagboeken, vullen hun tassen met nieuwe partituren; ze prikkelen hun papillen met nieuwe smaken en bezorgen hun leven nieuwe en gezonde energie. Het festival organiseert 50 workshops (4 tot 8 dagen) met als apotheose een slotconcert voor het grote publiek. De workshops zijn verdeeld over 4 niveaus en grotendeels toegankelijk voor iedereen. Op elk niveau kan u kiezen uit een gigantisch aanbod van diverse muziekgenres en koortypes. Daarom duren de verschillende workshops niet allemaal even lang. Voltallige koren, groepjes van zangers die deel uitmaken van eenzelfde koor, koren die over verschillende workshops zijn opgesplitst, individuele zangers: allemaal kunnen zij zich voor de workshops opgeven. Laat ons weten welke 3 workshops uw voorkeur genieten en bezorg ons uw aanvraag vóór 30 november. U kan gegarandeerd aan minstens één van de drie workshops deelnemen! Naast de ‘normale’ workshops zijn er nog de ontdekkingsworkshops en de voormiddagsessies die gedurende het hele festival worden georganiseerd en waarvoor u zich vooraf of ter plaatse nog kan inschrijven. Tijdens deze workshops komen specifieke aspecten van (koor)zang aan bod op maat van uw interesse. De 4-daagse workshops en de ontdekkingsworkshops zullen u creatief aan het werk zetten. U kan opteren voor twee 4-daagse workshops of voor één of meerdere ontdekkingsworkshops of voor slechts één ontdekkingsworkshop over het hele festival. Het festival gaat ervan uit dat de toekomst van koormuziek hand in hand gaat met de interactie en relaties tussen componisten, dirigenten en koren. Het beoogt daarom onder meer een sterkere wisselwerking tussen de vele figuren die onze muziekhabitat samenstellen. Vandaar ook dat dit festival – naast het programma voor dirigenten – een nieuw programma voor componisten aanbiedt. Elke deelnemer wordt van harte uitgenodigd om naar Torino nieuwe ideeën, muziek en arrangementen mee te brengen en de bereidheid om de confrontatie met anderen aan te gaan.

12 // STEMBAND

Kom samen met uw gezin naar het festival, zelfs al zingen zij niet… Het kan een mooie gelegenheid zijn om een paar dagen uw passie voor muziek met hen te delen: een muzikale kinderopvang, een workshop voor lagereschoolkinderen en een workshop voor wie nog nooit in een koor heeft gezongen. Niet alleen een mooi aanbod voor uw familie, maar ook voor de sceptici onder uw vrienden! Tenslotte worden er elke namiddag en avond concerten, events, vrije samenzang en allerlei randactiviteiten georganiseerd. Uw koor krijgt trouwens de kans om op te treden tijdens een concert in de stad of in deregio, tijdens het slotconcert van uw workshop en met spontane voorstellingen op straat, galerijen en pleinen ... Aan mogelijkheden geen gebrek! Dit festival leeft en ademt in de geest van vrije samenzang, de kern van het festival: elke avond komen alle deelnemers op het plein samen om te zingen. Verder ook opnieuw op de agenda: het programma voor jonge managers, de Music Expo, concerten en heel wat koormuziek in bekende en nieuwe uitvoeringen. Wat we bedoelen? Wel … laat uw nieuwsgierigheid maar de vrije loop! Tot in Torino! ^ // CARLO PAVESE Artistiek coördinator Europa Cantat Torino 2012 Meer informatie en inschrijven: www.ectorino2012.it


// KOORGESCHIEDENIS

Het rijke Vlaamse koorleven III

Het grote zingen Onlangs palmde de Vlaamse koorwereld als zingend en workshoppend de gebouwen van het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen en die van deSingel in voor De dag van de Vlaamse koormuziek. De dag voordien werd in de binnentuin van de kunstcampus een ‘kunst’werk gepresenteerd: het in Vlaamse koterijstijl opgetrokken Stadium/Stadion #5 van theatermaker Jozef Wouters. Volgens een artikel in De Standaard (28 september 2011) is het de intentie om via het kunstwerk “zoveel mogelijk mensen [te] laten samenkomen in het hart van de campus: culturo’s en niet culturo’s, bezoekers en kunstenaars. Omdat voetbal… dat schept een band, he?” Gekunsteld paternalisme dus, dat de koorwereld al lang niet meer nodig heeft om mensen te laten samenkomen en te verbinden: het is sinds vele decennia de evidentie en essentie zelve van koor- en samenzang.

KOORZANG VERSUS LIEDBEWEGING? Vooraleer enkele bijzondere koren in de schijnwerper te plaatsen, maken we een zijsprongetje naar een bijzondere vorm van samenzang die de Vlaamse muziekgeschiedenis is ingegaan als ‘de liedbeweging’. Een van de initiatiefnemers was de musicoloog-componist Florimond Van Duyse die zich daarbij liet inspireren door het Conservatoire populaire ‘Mimi Pinson’ dat de Franse componist Gustave Charpentier in 1902 oprichtte om arbeidersvrouwen en fabrieksmeisjes een muzikale opvoeding te verstrekken. Het samen zingen van eenstemmige liederen speelde daar een belangrijke rol in. Dit soort ‘éducation artistique populaire’ was een opmerkelijke muzikale manifestatie van krachtige vooroorlogse bewegingen als het socialisme, syndicalisme en feminisme. Het was op 23 november 1903 dat Van Duyse in het Gentse Lakenmetershuis de eerste Liederavond voor het volk organiseerde in samenwerking met het Willemsfonds. Die eerste zangstonde bracht meteen 310 ‘vrouwen uit de werkende klas’ bijeen; enkele weken later waren het er al vijfhonderd. Het succesrijke initiatief kende navolging: nauwelijks een half jaar later organiseerde het Algemeen Nederlandsch Verbond in Antwerpen gelijksoortige liederavonden die zich na een tijdje richtten tot zowel vrouwen als mannen. De organisatie hield nauwgezet bij welk publiek werd bereikt: “Het publiek dat thans de liederavonden bijwoont, kan aldus gerangschikt worden: bij de vrouwen zijn er: 56% huismoeders, huishoudsters, jonge dochters die in het huishouden helpen, enz. 21% naaisters, 8% fabriekswerksters. Verder winkeljuffers, strijksters, modisten, dienstmeisjes, enz. Bij de mannen zijn er: 22% bedienden, 10% fabriekswerkers en dokwerkers, 14% studen-

ten, 9% diamantbewerkers, 8% schrijnwerkers, 4% drukkersgasten, 4% zonder beroep. Verder briefdragers, beeldhouwers, slagers, smeden, kleermakers, schoenmakers, suikerbakkers, haarkappers, enz.” (Leo Bouchery in De varende zanger, jg. 1, nr. 1, januari 1911). Tegen het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren de volkse ‘zangmaatschappijen’ over zowat heel Vlaanderen verspreid, met als doel: “door het zingen van goede liederen, de slechte tegen te gaan.” Samen zingen werd beschouwd als een sterk antidotum tegen zedelijk verderf – er werd gezongen tegen alcoholisme en tegen ‘slechte liedjes’ bijvoorbeeld –, maar ook als een efficiënt wapen in politieke, culturele, religieuze en sociale bewegingen allerhande. En al bestond het repertoire hoofdzakelijk uit unisono te zingen ‘volkse liederen’, toch had deze liedbeweging zijn banden met de koorwereld. Al was het maar omdat ook vooraanstaande (koor)componisten en -dirigenten als Julius Schrey, Arthur Meulemans, Flor Alpaerts, Jef Van Hoof of Lodewijk De Vocht zich (in hun jonge jaren) niet te goed voelden om dergelijke zangavonden te leiden. Soms maakten ze daarbij gebruik van ‘voorzingkoren’ die de deelnemers van de zangstonde vocaal ondersteunden. De beweging zou in 1933 uitmonden in – en meteen ook gepolitiseerd worden als – het jaarlijkse Vlaamsch Nationaal Zangfeest, waaraan, naast de reeds geciteerde Meulemans en Van Hoof, ook componist-dirigenten als Lieven Duvosel, Gaston Feremans, Renaat Veremans en Lodewijk Mortelmans hun medewerking verleenden. De zangfeesten overleefden moeizaam de Tweede Wereldoorlog, maar zag gaandeweg zijn achterban danig uitdunnen. Deze specifieke vorm van samenzang bleef na de Tweede Wereldoorlog ook nog hangen in specifieke groepen zoals de soldaten’koren’. Dat was grotendeels te danken aan Willem De

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 13


// KOORGESCHIEDENIS

In opdracht van Stemband ging musicoloog Jan Dewilde op zoek naar de geschiedenis van ‘ het koor’, de roots en de wonderjaren van wat we nu kennen in Vlaanderen. In de vierde episode maken we kennis met ‘ de liedbeweging’ en het florerende koorleven tijdens het interbellum.

Meyer die overigens nauw betrokken was bij de vooroorlogse zangfeesten. Tot in het begin van de jaren zeventig ging hij in kazernes rekruten vocaal drillen, tot grote tevredenheid van P.W. Segers die als minister van Landsverdediging in 1969 in een huldeboek voor De Meyer getuigde: “Samen met officieren en onderofficieren heeft hij de individuele, sociale en culturele waarde van de zang weten te valoriseren: de soldaat heeft hij klaarheid,duidelijkheid en voornaamheid in de uitdrukking bijgebracht en aan de groep heeft hij de gemeenschapsvormende kracht van het lied laten ondervinden. (…) Hij heeft ervoor gezorgd dat een vernieuwd liederenrepertoire voor ‘zingende peletons’ tot stand kwam, dat beantwoordde aan de specifieke eisen van deze typische gemeenschap. Hij heeft de besten gestimuleerd tot het vormen van koren en het is mede dank zij hem dat het leger een zevental Vlaamse soldatenkoren kent, die onder leiding van officieren of onderofficieren regelmatig met succes optreden in het land.” De Meyer richtte zich ook tot jeugdverenigingen, scholen, studenten, cultuurorganisaties en de Vlamingen in Amerika, maar zonder de legerdiscipline deemsterde zijn invloed na de sociale (r)evoluties van eind de jaren zestig vlug weg.

VAN DE RAMENASSENKRING TOT NOVECANTO Naast die populaire liedbeweging, die dus enigszins met de koorwereld gelieerd was, bleven de koren tijdens het interbellum standhouden. Volgens gegevens uit 1926 telde Vlaanderen toen zowat 500 koren, een lichte daling ten opzichte van de eeuwwisseling. (Het is echter niet helemaal duidelijk of de kerkkoren erbij geteld zijn). Nu heten koren Pizzicanto, Novecanto, Bocanto, (Arc) Sonore, Canta libre, Horlecante, Octopus of Helicon, maar toen werden koornamen vooral gekozen om hun eenduidigheid die niet al te veel aan de verbeelding overliet. Zo droegen Antwerpse koren toen namen als De diamantbewerkers, De jonge Vlaamsche vrienden, De socialistische jeugd of De zangminnende Leuvenaars. De reden waarom die zanglustige Leuvenaars naar Antwerpen waren geëmigreerd, zou je dan weer kunnen afleiden uit de namen van de achtergebleven Leuvense koren, zoals: De syndikale weergalm, De vrije verenigde werklieden, De zangminnende tabakbewerkers en L’Echo des prolétaires. Namen die harde sociale tijden verraden. (Er waren in Leuven toen overigens ook de harmonies L’Orphéon syndicale en De proletaar). Maar tegelijkertijd komt ook een van de origineelste koornamen uit die periode uit Leuven: De rammenassenkring! Andere koornamen hebben duidelijk onderliggende betekenislagen: in het Oost-Vlaamse

14 // STEMBAND

Hamme bijvoorbeeld had je het koor De verenigde vrienden, terwijl het concurrerend koor zich De ware vrienden noemde. Een duidelijke vingerwijzing. De naamgeving van koren is een studie op zich waard omdat er een hele tijdsgeest wordt in gereflecteerd.

INTERNATIONALE SUCCESVERHALEN Dat het koorleven tijdens het interbellum bleef floreren, bewijst het succesverhaal van twee grote koren die zich tot over de grenzen lieten horen: de Antwerpse Chorale Caecilia en het Mechelse Sint-Romboutskoor. Het is opmerkelijk dat beide koren gesticht werden midden de Eerste Wereldoorlog: de Chorale Caecilia in 1915 en het Sint-Romboutskoor een jaar later. Blijkbaar was er nood aan een muzikaal vaccin tegen alle oorlogsgruwel en -miserie. Niettegenstaande die moeilijke omstandigheden bleken beide koren zeer levensvatbaar en groeiden ze uit tot krachtige koorverenigingen die een belangrijke rol in het nationale en zelfs internationale muzieklandschap hebben gespeeld. En om de tijdsgeest een beetje te schetsen: de statuten van de Chorale Caecilia stipuleerden dat de vereniging “alhoewel katholiek in haar streven, alle politiek zal uitsluiten, zodat ook andersdenkenden welkom zijn. Zij zal zich insgelijks buiten alle taalstrijd houden en de beide landstalen zullen op gelijke wijze geëerbiedigd en vrijelijk gebruikt worden.” De tweetaligheid was dus in het Antwerpse koor geïnstitutionaliseerd. Beide koren engageerden zich zowel voor de polyfonie als voor de eigentijdse muziek. De Vocht, die als componist geen ruitentikker was, laat staan een ruitenbreker, maakte als dirigent zelfs internationaal furore met uitvoeringen van moderne, voornamelijk Franse muziek. Zo schreef hij muziekgeschiedenis met zijn uitvoeringen van de grote vocale werken van Albert Roussel, Florent Schmitt, Darius Milhaud en Arthur Honegger. In 1927 bracht De Vocht met zijn Chorale de wereldcreatie van de finale uit Milhauds Les Euménides, een werk dat toen met zijn twee achtstemmige koren en zijn gewaagde tessituren als quasi onuitvoerbaar werd beschouwd. Die uitvoering maakte zodanig indruk dat Milhaud De Vocht vroeg om het werk op plaat te zetten. En ook Honegger deed een beroep op De Vocht en diens koor om Jeanne d’Arc au bûcher op te nemen. Het koor werd ook drie keer naar Parijs uitgenodigd om er te concerteren in prestigieuze zalen als de Salle Pleyel (1928) en het Théâtre de ChampsElysées (1937 en 1947). In 1928 brachten ze de eerste dag de Mattheuspassie – in Nederlandse vertaling!, met de sopraan Vera Janacopoulos en Emmanuel Durlet aan het klavecimbel – en daags nadien het Requiem en het Ave Verum van Mozart en


het Gents A Capellakoor

// KOORGESCHIEDENIS

Instructies Remi Ghesquiere

VISUELE VERPAKKING

L’Orestie (met o.a. Claire Croiza). In 1937 serveerde het koor een gemengd programma met o.a. Lassus, Bach, Mortelmans, Debussy, Schmitt en De Vochts Koorsymfonie en tien jaar later vertolkten De Vocht en zijn koor er Jeanne d’Arc au bûcher. De Vocht programmeerde veel werk van Vlaamse collega’s, ook over de grenzen: in 1937 zong hij met zijn koor in Aken ook Ryelandt, De Boeck en Mortelmans. Dat De Vocht met de Chorale Caecilia een naar de normen van die tijd virtuoos instrument in handen had, beïnvloedde natuurlijk ook zijn eigen schrijfwijze voor koor. In de jaren ’30 schreef hij voor zijn koor enkele originele koorwerken, waarin hij de koorstem virtuoos als tekstloos instrument hanteert. Zeer geslaagd zijn de Koorsymfonie uit 1932 en zijn studies voor gemengd koor, zoals Lentevreugd uit 1936. Om u een idee van dat werk te geven: zowel de partituur van Lentevreugd als de historische opname door De Vocht en zijn koor kan u bekijken én beluisteren via de bibliotheekcatalogus van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. (www.artesis. be/conservatorium – ga naar ‘bibliotheek’ – ‘catalogus’ en tik de titel Lentevreugd in). Ook het Sint-Romboutskoor ging internationaal. In april 1934 maakte het koor een concertreis door Italië om er, met veel succes, in grote steden als Napels, Firenze en Rome te concerteren. Hoogte-punt was het concert voor Paus Pius XI. Beide koren zongen veel en graag polyfonie. In de prachtige binnentuin van het Museum Plantin-Moretus gaf De Vocht concerten met oude muziek en Palestrina’s Missa Papae Marcelli was een van Van Nuffels lijfstukken. Maar er waren er toen ook al dirigenten die zich met hun koor in die materie specialiseerden. Een van de eersten was, misschien verrassend, Emiel Hullebroeck. Van 1899 tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging hij overal in Vlaanderen met zijn Gents A Capellakoor, een kamerkoor met zestien zangers, de polyfonie uitdragen. Tussen de twee wereldoorlogen werd die taak voortgezet door de musicoloog Eugeen Van de Velde, die ook met een kamerkoor rondtrok om het toen nog verwaarloosde polyfone erfgoed te promoten.

Een ander nichekoor uit die periode was het kinderkoor De zingende meisjes van Halle dat geleid werd door koster-onderwijzer-componist Remi Ghesquiere en zijn dochter Godelieve. Ze lieten zich daarbij inspireren door de Zwitserse muziekpedagoog Emile Jacques-Delcroze die een methode had ontwikkeld om muziek te ervaren en aan te leren door middel van (dans) bewegingen. Tussen 1923 en 1941 gaf Ghesquiere met zijn meisjesgroep 565 (!) optredens waarbij kinder- en volksliedjes werden gezongen en uitgebeeld, in een aangepaste kostumering en volgens een strikt uitgeschreven choreografie. Zijn aanpak van het kinderkoor werd toen als vernieuwend beschouwd, omdat hij het koor uit zijn strakke keurslijf losweekte en liet bewegen. Misschien was Ghesquiere wel een wegbereider en preludeerde hij op visuele presentaties die koren nu tijdens de Koor van het jaar-wedstrijd uit de soms stramme armen en benen schudden? Maar ook in andere, meer grootschalige koorprojecten ging er toen al aandacht naar dramatiek, dynamiek én visuele verpakking. De toen bijzonder populaire muzikale massaspelen vergden grote groepen koorzangers en figuranten en brachten een groot publiek op de been. De thematiek van die massaspelen was meestal religieus en/of nationalistisch geïnspireerd. Een van de vroegste was het Mariaspel van Alfons Moortgat, dat vanaf 1910 in Halle werd georganiseerd. Meulemans was een van de grootmeesters van het massaspel. In 1936 werd op de Heizel, in een indrukwekkende enscenering, zijn groots opgevatte Credo opgevoerd. En twee jaar later maakte hij voor Brugge het Heilig Bloedspel Sanguis Christi, op een libretto van pater Jozef Boon en in een regie van Anton Van de Velde. Dit religieuze massaspel werd verschillende keren met veel succes hernomen, een laatste keer in 1962. Een ander hoogtepunt in het genre is ongetwijfeld Robert Herberigs’ Lam Gods dat, op basis van een bijzonder interessante partituur, in 1949 in Gent werd gecreëerd. Een van de laatste massaspelen was het Guldensporenspel dat Prosper Van Eechaute in 1962 voor Kortrijk concipieerde. Meteen het einde van een tijdperk. ^ // JAN DEWILDE Volgende keer: nieuwe tendensen en recente evoluties

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 15


// HET ABC

Het ABC van SABAM en SEMU De componist is ook een auteur. In dit artikel geven we graag tekst en uitleg bij de rechten en plichten van koren bij uitvoering en uitgave. DE AUTEURSWET De auteurswet bepaalt dat alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om zijn werk in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren. Tevens heeft alleen de auteur het recht om toestemming te geven tot het bewerken of vertalen, het verhuren of het uitlenen van zijn werk. Hij is de enige eigenaar en alleen hij heeft het recht zijn creatie volgens ongeacht welk procédé aan het publiek mee te delen.1 Die bescherming door de auteurswet geldt tot 70 jaar na het overlijden van de auteur of componist. Na de dood van de auteur of componist worden de rechten overgedragen aan de nabestaanden of erven.2

DE AUTEURSWET IS OOK VAN TOEPASSING OP MUZIEK Naast boeken, toneelwerken, gedichten e.a. komen composities natuurlijk ook in aanmerking voor die bescherming door het auteursrecht. Het kunstwerk is de eigendom van de kunstenaar, hij alleen beslist over het lot ervan. Net zoals je geen wetenschappelijke of literaire teksten mag overnemen zonder toestemming en vermelding van de auteur, moet je de toestemming van de componist krijgen om een werk uit te voeren, te bewerken, te vertalen, vast te leggen door opname, in notenbeeld te noteren, enz. Koren dienen dus de auteurswet te respecteren, zowel bij uitvoering als bij het gebruik van partituren. Dat betekent overigens ook dat componisten zelf kunnen beslissen of hun muziek net liefst wel uitgevoeerd, bewerkt, vertaald enz. wordt.

WAT MOET JE DOEN ALS JE KOOR EEN CONCERT GEEFT? Als je muziek zingt van componisten die meer dan 70 jaar dood zijn, kan je natuurlijk geen toestemming vragen aan componist noch nabestaanden om het werk te mogen uitvoeren. Die muziek behoort dan tot het publiek domein. Als dat niet het geval 1

Uit de Auteurswet 30 juni 1994, gewijzigd op 3 april 1995 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, Afdeling 1, Artikel 1, Paragraaf 1.

2

Idem, Afdeling 1, Artikel 2, Paragraaf 1.

16 // STEMBAND

is, dien je wél toestemming te vragen. Dat kan rechtstreeks bij de componist, of bij SABAM. Componisten of nabestaanden kunnen er namelijk voor kiezen om de administratieve afhandeling rond de auteurswet in handen van beheersvennootschappen te geven. Voor uitvoering (publieke mededeling) en opname is dat SABAM. Zij verlenen in naam van de auteur de toestemming tot vb. het uitvoeren van een compositie. In ruil daarvoor betaal je een vergoeding. Als je een concert geeft, doe je aangifte bij SABAM. Vermeld hier de composities en geboorte- en sterftedata van de componisten bij. Voor alles wat buiten het SABAM repertoire valt, kan je koor namelijk niet gefactureerd worden. Voor de bewerking of de vertaling van het materiaal moet je tevens de toelating vragen aan de rechthebbende(n). In het geval van een uitgegeven werk is dat de uitgever, in het geval van een niet-uitgegeven werk is dat de componist en auteur. Let op, in vocale muziek moet je natuurlijk ook rekening houden met de rechten van de tekstschrijvers of dichters. Hier spelen dezelfde mechanismen.

EN WAT MET DE OPNAME VAN EEN CD? Als je een cd wil opnemen, moet je altijd een aanvraag indienen bij SABAM. Daarbij is het ook aangewezen de geboorte- en sterftedata van de componisten bij de composities te vermelden. Als blijkt dat de composities niet tot het SABAM repertoire behoren (maw de componisten zijn allemaal meer dan 70 jaar dood), geeft SABAM wel toelating aan de perser om over te gaan tot het persen van cd’s, maar zal er vanzelfsprekend geen factuur mogen volgen aan het koor.

MAG IK VOOR MIJN KOOR ZELF ARRANGEMENTEN EN VERTALINGEN MAKEN VAN BESTAANDE MELODIEËN? Bij volksliederen mag je zonder probleem aan het bewerken slaan. Bij hedendaagse muziek en popmuziek moet je opnieuw de termijn van 70 jaar na het overlijden van de componist in acht nemen. Voor muziek die binnen die periode valt, moet je toestemming vragen aan de componist om het werk te mogen arrangeren of vertalen, indien het werk is uitgegeven kun je daarvoor terecht bij de uitgever. Als je de componist niet kent (vb. bij popmuziek), kan SABAM daarbij helpen.


® © HET AANSCHAFFEN VAN PARTITUREN Vooraleer je tot concert of opname kan overgaan heb je natuurlijk partituren nodig. Die koop je bij de uitgeverij. Zij geven hedendaags werk uit en sluiten daarvoor met de componist een uitgavecontract af waarbij de componist vergoed wordt voor de verkochte werken. Daarnaast kunnen uitgeverijen ook werk uit het publiek domein opnieuw uitgeven. Werken uit het publiek domein zijn echter publiek voor iedereen. Dus als je zelf zetwerk wil maken van die composities, is er geen bezwaar. Een aantal mensen deed dat al en bundelde dat materiaal op www.cpdl.org (choral public domain library). De partituren die je daar vindt, mag je waarschijnlijk vrij downloaden en kopiëren. Lees wel aandachtig de “disclaimer”: vele werken die in de USA tot het publiek domein behoren, zijn in Europa nog steeds beschermd! Hiervoor moet nog steeds de toestemming worden gevraagd. Blijf echter wel kritisch! Het gaat hier namelijk niet om wetenschappelijk onderbouwde uitgaven. Iedereen kan hier partituren achterlaten, de kwaliteit en betrouwbaarheid van de partituur is dus zeer uiteenlopend. Een goede raad: vergelijk steeds met een betrouwbare uitgave.

MAG IK PARTITUREN KOPIËREN? Meestal niet. Officiële uitgaven mogen niet gekopieerd worden, ook niet als de componist meer dan 70 jaar dood is. Het gaat hier namelijk om de arbeid die de uitgeverij heeft uitgevoerd. Muziek zetten vraagt veel tijd en geduld. Vandaar dat er copyright zit op de partituren. Als de uitgeverij niet meer bestaat, de uitgave niet meer te verkrijgen is en je ook bij de componist en de nabestaanden niet meer terecht kan voor meer info ivm eventuele recente uitgaven, zit er soms niets anders op dan te kopiëren. Momenteel wordt hiervoor op Europees niveau een regeling uitgewerkt: de richtlijn voor “Orphan Works”. Ook dit zal in de toekomst collectief kunnen worden geregeld. Om zich te beschermen tegen de kopieerwoede onder amateurmuzikanten, sloten een aantal uitgeverijen zich aan bij SEMU. SEMU verdedigt de rechten van de uitgevers. Als zij inbreuken op kopiëren vaststellen, kunnen er hoge boetes volgen. Een aantal hedendaagse componisten valt onder wat zij ‘copyleft’ (als tegenhanger van copyright) noemen. Op hun partituren vermelden ze dat kopiëren wel mag.

// DE AUTEURSWET

MAG IK PARTITUREN KOPIËREN ALS MIJN KOOR EEN LICENTIE HEEFT BIJ SEMU? Je kan als koor inderdaad een licentie kopen bij SEMU waardoor je partituren van uitgeverijen die aangesloten zijn bij SEMU mag kopiëren. De lijst van aangesloten uitgeverijen vind je via www.semu.be. Toch dien je nog steeds over één origineel exemplaar te beschikken. Partituren van uitgevers die niet zijn aangesloten bij SEMU, mogen ook door koren die lid zijn van SEMU niet gekopieerd worden… Ook koren met een licentie dienen te weten wat ze zingen. Vanbuiten aanleren en uitvoeren geeft vanzelfsprekend geen problemen wat partituren betreft.

MAG IK HANDSCHRIFTEN KOPIËREN? Mits de toestemming van de componist of zijn nabestaanden mag je handschriften kopiëren. Zo schonk Raymond Schroyens een aantal partituren aan de bibliotheek van Koor&Stem waarvoor hij Koor&Stem de toestemming gaf die te kopiëren voor eventueel geïnteresseerde dirigenten. Wel is het aangeraden steeds na te gaan of handschriften van componisten ondertussen niet werden uitgegeven en vervolgens de originele uitgaven te kopen en te gebruiken.

PFF, VEEL WERK EN ROMPSLOMP! In het begin kan dit allemaal zeer complex lijken. Een mentaliteitswijziging vraagt tijd. Het is echter belangrijk respect te tonen voor het werk van componisten en uitgevers en kritisch om te gaan met partituren. Er is veel materiaal gratis of aan democratische prijzen beschikbaar. Bovendien kan je partituren in oplage via Koor&Stem bestellen, in grote aantallen kunnen wij immers een korting bedingen. Of je kan zelf onderhandelen met de uitgevers. Als je met vragen zit rond uitgave en uitvoering, kan je voor advies steeds terecht bij Koor&Stem, info@koorenstem.be of 03/ 237 96 43. Veel succes! ^ // LIESBETH SEGERS Deze tekst mag overgenomen worden zonder toestemming van de auteur.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 17


// LITURGISCH

Oude gregoriaanse gezangen als heilzame stemoefeningen?

Zingen is allicht zo oud als de mensheid. Antropologen (St. Mithen: The Singing Neanderthals, 2005) zijn er haast zeker van dat vocale oergeluiden aan de basis liggen van onze eerste communicatie. In een latere fase evolueerden die geleidelijk aan tot een taal waarbij de veeleer vage emotionele klanken overgingen in woorden die naar concrete voorwerpen of begrippen kunnen verwijzen. Die stelden ons in staat onze leefwereld beter te benoemen of te verwoorden. Toch schieten nog steeds woorden te kort als we over de grote dingen des leven willen communiceren: al duizenden jaren bezingen we in alle ‘toonaarden’ de natuur, de liefde, de geboorte, de dood ... Kortom, alle culturen hebben rituelen om die grote levensmomenten te vieren met muziek, zang, dans ... Ook de vroege christenen vierden hun belangrijke feesten met gezangen die in de loop der eeuwen evolueerden tot het gregoriaans, genoemd naar Paus Gregorius de Grote. In de vroege Middeleeuwen werden alleen de teksten van die liederen genoteerd en zong men de melodieën uit het hoofd. De koralen of jonge koorknapen werden al op zeer jonge leeftijd gedurende vele jaren getraind om al die melodieën na te zingen naar het model van hun leermeesters. Een immense opgave voor die jonge zangers, maar jong geleerd is oud gedaan! Een dergelijke training legt de basis van een levenslange vorming van het geheugen. (J.W.N. Valkenstijn: Geschiedenis van de jongenszang tot aan de reformatie, 1989) In de Oosterse culturen bestaat deze praktijk vandaag nog steeds. Bewust kiest men ervoor om muziek niet te noteren. Muziek leer je niet lezen zoals in onze muziekscholen, maar leer je enkel door ernaar te luisteren en ze dan in al haar parameters te imiteren van je leermeester. Als je afstudeert, ken je zowat 300 melodieën in al hun nuances, versieringen en interpretaties heel nauwgezet uit het hoofd. Die praktijk doet ons onwillekeurig denken aan onze vroegmiddeleeuwse koraalscholen: zonder enige muzikale aanduiding bij de Latijnse teksten leerden de kinderen vanaf zes of zeven jaar gregoriaans van hun ‘magister pueri’, vaak vooraanstaande zangersmusici,. Het geheugen is echter niet feilloos en de noodzaak tot geheugensteuntjes bleek al in de volgende eeuwen toen het neumenschrift boven de teksten verscheen. Dankzij de pedagogische doorbraak van Guido van Arezzo in de 11de eeuw kregen de melodieën een herkenbare invulling op de notenbalk. Zodra de koralen die notatie konden lezen, waren ze tot ieders verbazing instaat een lied correct te zingen zonder het eerder gehoord te hebben!

18 // STEMBAND

Figuur 1: Franchino Gafori: Practica Musica, Venetië, 1512

Toch ontbraken in die notatie nog heel wat muzikale elementen. Zo kreeg je geen precieze ritmische aanduidingen. Het gregoriaans is tot op vandaag niet gemensureerd. Eventueel werd het in een vrij ritme genoteerd dat vanuit de tekst en de muzieknotatie enkel iets zegt over lange en korte noten zonder de exacte duur ervan aan te geven. Dergelijke ritmische ‘vrijheid’ vraagt van de zanger enerzijds een grote affiniteit met de tekst en de specifieke muzieknotatie om tot een zinvolle vertolking te komen. Ze biedt anderzijds ook een ongekende vocale vrijheid die bijzonder heilzaam kan zijn voor de stem. De vloeiende melodische lijnen, die niet vastzitten in een strak ritmisch kader, stimuleren de continuïteit in de ademstroom van de zanger waardoor een gezond legato zingen kan worden ontwikkeld. De training van een trage ademstroom met een lage druk op onze stembanden is wezenlijk voor het ideaal of vrij laten trillen van onze zangstem. Door een verhoogde druk


// LITURGISCH

vanuit de luchtpijp – aangestuurd door een verfijnde samenwerking van al onze ademhalingsspieren in zowel borst, buik, flanken, rug als bekken – openen de stembanden en ontstaat een trilling. Nadien sluiten ze weer dankzij de zuigkracht van de onderdruk net onder de stembanden. Een te hoge druk vanuit de luchtpijp verstoort dat subtiele zelfregulerende mechanisme tijdens het zingen. (Uta Feuerstein: Stimmig sein. Die Selbstregulation der Stimme im Gesang und Stimmtherapie, 2000) Een goede adembeheersing bestaat er dus in om die lage luchtdruk over heel de (melodische) zin te behouden zonder dat we ons laten leegduwen door de atmosferische druk. Of we trachten het luchtige open gevoel na het inademen in het lichaam zolang mogelijk te bewaren zonder de ademhalingspieren al te zeer op te spannen. (Bram Balfoort en Jan van Dixhoorn: Ademen we vanzelf?, 1985) Gregoriaanse melodieën danken hun vloeiende karakter niet alleen aan hun vrij ritme maar ook aan hun diatonische opbouw. De intervallen beperken zich meestal tot één toon of kleine sprongen en kennen door hun modale context een grote vrijheid in hun melodisch verloop. Daardoor zijn die melodieën uitermate geschikt om gezongen te worden. De kleine intervallen en de beperkte ambitus (stemomvang) behoeden de larynx voor al te grote op- en neerwaartse bewegingen waardoor de stembanden in een natuurlijke positie vrij kunnen trillen. Door in het medium van de stem te zingen zonder extreem hoge of lage noten blijven de stembanden gespaard van extreme belasting. Bovendien bewegen de melodieën haast constant op en neer binnen de geschetste context waardoor onze stem als een flexibele spier steeds in beweging blijft. Is dat niet de ideale manier om onze spieren te laten functioneren?

Figuur 2: Ad te levavi, Graduale Sint-Baafsabdij, in Universiteitsbibliotheek Ms. 14, Gent

Gregoriaans zing je meestal in groep naast de cantor die, net zoals de voorzanger in een synagoge, als solist zijn gezang bijzonder virtuoos kan invullen. Samen zingen schept een heel bijzondere band in de groep. Al zingend ben je één en al oor voor elkaar, je past je eigen stemgeluid aan de ander aan, je maakt deel uit van het harmonische geheel. Zo de grote momenten van het leven samen bezingen zal de vreugde versterken of de smart verlichten: een ervaring die we net als onze voorouders van duizenden jaren geleden nog met elkaar wensen te delen tijdens het zingen van het gregoriaans. ^ // DIRK SNELLINGS

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 19


// VERSLAG

Dag van de Vlaamse Koormuziek ©Esther Salaets

Zo hoort u het ook eens van een ander

“Ik verwacht niet echt veel volk op de concertlezing, zo op een zondagmorgen, aan het begin van een lange dag voor de bezoekers... moeilijke in te schatten hoeveel mensen daar naartoe zullen komen.” Geert Hendrix, dirigent van Helicon, moest zich echter geen zorgen maken... de Zwarte Zaal van deSingel zat bomvol om naar de lezing van de immer interessante Jan Dewilde te luisteren. Zijn ‘live-jukebox’ met koorfragmenten zette de toon voor de rest van de dag. Helicon kon de luisteraars laten proeven van uiteenlopende en boeiende composities van Vlaamse componisten. Eveneens in de voormiddag werden de kinderen uitgenodigd op de workshop ‘vocale improvisatie voor kinderen’. Vanuit een cirkel deden de docenten Hanne Deneire en Ruth Verberckmoes suggesties rond improvisatie en stuurden ze geluiden de kring in. Zo kwam er ruimte om te improviseren, maar waar de enkele volwassenen de impulsen gaven, bleven de kinderen een beetje steken bij het nabootsen. Uiteindelijk kreeg iedereen een woord of een zinnetje ingefluisterd, waarna de kinderen die door elkaar mochten zeggen, fluisteren, roepen, zingen. Dat bleek de

20 // STEMBAND

eerste aanzet naar een geïmproviseerd muziekstuk. Met een aantal duidelijke stappen voerde de groep de zinnetjes uit met toonhoogte en bewegingen. Hier kwam de improvisatie volledig tot haar recht. Waar aanvankelijk nogal wat kinderen moesten worden aangepord om meer toon te produceren, verloren heel wat groepjes zich nu in hun fantasie en enthousiasme en kwamen er al snel originele en frisse miniaturen tevoorschijn. Alle groepen konden hun pareltjes aan elkaar voorstellen. Tot slot werden die werden in een muziekstuk gegoten. Het koor Trinitas uit Leuven nam deel aan de workshop voor SAB onder leiding van Ludo Claesen en Ignace Thevelein. Voor de koorleden was het duidelijk concentreren geblazen. Blijkbaar hadden de docenten erop gerekend dat de koorwerken uit de bundel Mi lanct na di al op voorhand ingestudeerd waren of hadden ze het gemiddelde niveau van de deelnemers hoger ingeschat. Toch bleek de groep na een korte pauze al aangepast aan het hoge tempo en vlotte de samenzang heel wat beter. Niet alleen het geduld van de docenten, maar ook dat van de blazers an I solisti del vento

werd op de proef gesteld. Zij kregen de taak de groep te begeleiden. De frisse bewerkingen van Alain Craens vormden een mooie aanvulling op het geheel. Een dikke pluim voor hun professionele inzet, geduld en respect voor de amateurzangers. In de namiddag hadden ook de vrouwen(koren) afgesproken voor een workshop. Na de opwarming slaagde Régine Théodoresco erin om een volle zaal (vrouwen én enkele mannen) warm te maken voor het werk van Serge Yslan. Au Diapason werd op gang geblazen en gefluisterd. Met een minimum aan repetitietijd maar met veel enthousiasme slaagde Régine Théodoresco erin om de hele zaal het werk te laten zingen. Voor Maarten Van Ingelgem was het een beetje ondankbaar om kort voor de pauze zijn interessante werk Metamorfose voor te stellen. Er was te weinig tijd. Na de koffie vloog Théodoresco er terug in met My Lord, I cry van Bikkembergs en Le prisonnier in een bewerking van Vic Nees. Ongelooflijk hoe deze dame het voor elkaar kreeg om meer dan honderd vrouwenstemmen samen te laten klinken. Het had gerust langer mogen duren. Kurt Bikkembergs tekende voor de workshop SATB met een 40-tal zangers. Hoewel de mannenstemmen, zoals in vele koren, wat onderbezet waren, was er voldoende evenwicht in de stemmen, alleszins om de werken tot klinken te brengen. Dat het een een feestjaar is voor Vic Nees, kan geen enkele koorzanger ontgaan zijn. Andere Vlaamse koorcomponisten dreigen echter in de vergetelheid te geraken en daar wilde Bikkembergs in zijn workshop zeker iets aan doen. Zo werkte hij eerst met het mooie O salutaris hostia van August De Boeck. In 2012 is het 75 jaar geleden dat de componist overleed. De gemeen-


// KOORWEDSTRIJD

Dublin wint over de hele lijn te Merchtem, waar de Boeck leefde, doet er alles aan om deze wat vergeten componist terug onder de aandacht te brengen. Met het Marialied van Frans Geysen kwam er een heel andere stijl aan bod. Dit lied, ontdaan van alle pathos, bouwt op heel wat repetitieve elementen. Misschien kan het tijdens de kerstperiode de bekendere werken vervangen. Een componist die niet vergeten mag worden is Raymond Schroyens. In 2013 viert hij zijn 80ste verjaardag. Schroyens componeerde heel wat koormuziek voor verschillende moeilijkheidsgraden. Bikkembergs koos voor het serene Voorbij de zon en de wind. Zeker een aanrader! Tijdens het afsluitende concert was het geweldig om te zien hoe andere koren en dirigenten hun optreden aanpakken, waar de accenten, de verschillen en de overeenkomsten liggen. Maar het was vooral genieten van de diversiteit van de koren en de composities. De grappige, effectvolle winnende werken van de compositiewedstrijd van de hand van Hans Helsen en Kristof Quaegebeur werden goed onthaald, alsook het nieuwe werk van Simon De Poorter. Mooi ook om ze te horen in combinatie met twee werken van jarige componisten die het koorleven al decennia lang kleuren: Vic Nees en Lode Dieltiens. Spijtig dat laatstgenoemde niet aanwezig kon zijn; In de lente is mijn liefje gekomen maakte indruk in de Blauwe Zaal en zorgde voor een ingetogen, muisstil moment. De samenzang Zingen, dat willen wij van Kristiaan Van Ingelgem sloot deze ‘hoogdag van de Vlaamse koormuziek’ af. ^ // Tekst op basis van reacties van Danny Van Hoof, Johannes Dewilde, Karen Haspeslagh, Ann Lavens, Kristel Verpoten.

Zelden kreeg een koor zoveel onderscheidingen als dit jaar de New Dublin Voices op de Internationale Koorwedstrijd van Vlaanderen in Maasmechelen. In totaal keerden de Ieren en hun sympathieke leidster Bernie Sherlock met liefst zes prijzen naar huis. Ze wonnen met afstand de belangrijkste prijzen: de prijs van het beste koor van de wedstrijd met 88% en ook de 1ste prijs in de categorie gemengde koren. Bij de gelijkstemmige koren won het Russische Mlada uit Perm. Ons land telt twee toonaangevende internationale koorwedstrijden: het jaarlijkse Europees Muziekfestival voor de Jeugd in Neerpelt voor kinder- en jeugdkoren en de tweejaarlijkse Internationale Koorwedstrijd van Vlaanderen – Maasmechelen voor volwassenenkoren. Het is geen toeval dat beide activiteiten in Limburg plaatsvinden; die provincie staat al jaren aan de top van de amateurzang. De wedstrijdorganisatoren in Maamechelen hebben enkele nieuwigheden ingevoerd. De opvallendste is dat de koren twee keer (beide wedstrijddagen) optreden, waardoor ze bijna dubbel zo lang zingen als vroeger. Voor de wedstrijd werden twaalf koren geselecteerd. In de vijfkoppige jury zat slechts één Belg, de voorzitter Kurt Bikkembergs. Onder de juryleden troffen we bekende namen aan: Javier Busto, Brady Allred, Gintautas Venislovas en Laurent Gendre. De New Dublin Voices wonnen afgetekend. De ongeveer twintig leden tellende groep bestaat 6 jaar, kreeg prijzen op diverse wedstrijden en gaf in 2010 twee

cd’s uit. Het koor won in Maasmechelen ook nog de prijzen voor de beste uitvoering van het verplichte werk, van een hedendaags werk, van een eenstemmig volkslied en de publieksprijs. De overwinning van de Russen in de categorie gelijkstemmige koren was evenzeer verdiend. Het is een koor met stevige klank zoals we dat van de Oost-Europese koren gewend zijn. Het Duitse Ex-ensemble uit Münchweiler werd tweede en Ausma uit de Letse hoofdstad Riga derde. Een aangename verrassing was het enige geselecteerde Belgische koor, het Brussels Chamber Choir, dat samen met het Bryansk Academic Choir uit Rusland, de 3de prijs in zijn categorie won. Vanwege de 75ste verjaardag van Vic Nees stond de wedstrijd in het teken van onze grootste koorcomponist. De verplichte werken waren van zijn hand en tijdens het openingsconcert door het Vlaams Radio Koor o.l.v. Johan Duijck – een koor dat Nees 26 jaar lang dirigeerde – klonken werken van hemzelf (Magnificat), van toondichters die hem inspireerden (Van Nuffel, Roelstraete, Kersters) en van jongere componisten die hij beïnvloedde (Tas, Bikkembergs). Pianist Paul Steegmans speelde tijdens de sfeervolle proclamatie bewerkingen van koorwerken van Vic Nees. In verschillende Limburgse gemeenten zongen de buitenlandse koren samen met hun plaatselijke gastkoren, en in het cultureel centrum, waar de meeste activiteiten plaatsvonden, werden partituren en cd’s met koormuziek voorgesteld. Zo gaat het op alle belangrijke koorwedstrijden. ^ // MIREK CERNY

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 21


// CD KORT

KORT

Als cd-nieuwigheden stellen we diverse opnamen met renaissance- en barokmuziek voor. Dat is geen toeval, het zijn periodes die heel wat te bieden hebben voor de talrijke kamerkoren die zich op de oude muziek toeleggen. Ze zijn vooral in West-Europa te vinden. Het is even wennen om het Collegium Vocale Gent en Philippe Herreweghe niet op Harmonia Mundi, maar op zijn eigen label PHI (verdeeld door Outhere) te zien prijken. Samen met zijn ensemble van het eerste uur koos hij voor een zestal motetten van Johann Sebastian Bach, waaronder Jesu, meine Freude. Een mooie uitgave met ook teksten in het Nederlands. (PHI) Wallonië heeft slechts één topkoor, maar wat voor één! Het Choeur de Chambre de Namur vertolkt o.l.v. Leonardo García-Alarcón, enkele religieuze werken, onder meer een dubbelkorige mis van de weinig bekende Italiaanse barokcomponist Giovanni Giorgi. Voor de begeleiding staat de Cappella Mediterranea en Clematis in. Het is een live-opname van het Festival van La Chaise-Dieu. (Ricercar) Het meesterwerk van Gabriel Fauré, het Requiem staat op de cd van het Choeur de l’Orchestre de Paris samen met andere werken, zoals de Cantique de Jean Racine of Super flumina Babylonis. Het koor zingt degelijk, maar de solisten Matthias Goerne en de contratenor Philippe Jaroussky – zijn Pie Jesu’ klinkt heerlijk – zijn uitstekend. Paavo Järvi leidt het Orchestre de Paris. (Virgin classics) The Sixteen van Harry Christophers is een toonaangevend ensemble in Engeland. Hun kenmerk zijn grote religieuze composities uit de renaissance. Dat presenteren zij ook op hun laatste twee cd’s. Tomás Luis de Victoria is de uitverkoren componist. Centraal op deze

22 // STEMBAND

cd staat zijn Missa Alma Redemptoris Mater’ voor twee koren. (Coro) Een andere nieuwe cd van The Sixteen is aan Giovanni Pierluigi da Palestrina gewijd. Het meest omvangrijke werk hier is de Missa Assumpta est Maria. Christophers start met dit volume 1 de integrale opnamen van Palestrina’s composities voor koor. (Coro) Hebe deine Augen auf uit Elias is de titel van de cd van één van de beste Duitse koren, het Kammerchor Stuttgart. O.l.v. van niemand minder dan Frieder Bernius vertolkt deze formatie op de vertrouwde wijze religieuze composities van Felix Mendelssohn-Bartholdy. (Carus) De kunst van de lamentaties bereikte in de barok haar hoogtepunt. Lamentazione is een stemmig schijfje van het kamerkoor en instrumentaal ensemble Les Arts Florissants o.l.v. Paul Agnew. Het gaat om werken van Caldara, Lotti, Leo, Legrenzi en Domenico Scarlatti. (Virgin classics) ^ // MIREK CERNY

Koorterminologie

CD


// COLUMN

In de vocale praktijk worden vele benamingen uit het Italiaans klakkeloos overgenomen. Niemand zal mooi gezang zeggen als hij bel canto bedoelt of grappige tenor om een tenore buffo te benoemen. Het hoort bij het vak en het klinkt goed uit de betere burgermond. A capella wordt evenmin op zijn kerks genoemd en solo of tutti niet één tegen allen. In andere talen dan het Italiaans is dat minder evident. Zo heb ik in verband met koorwedstrijden elders al gepleit voor een behoorlijke vertaling van het fameuze pièce imposée. In Vlaanderen is dat jarenlang een opgelegd stuk geweest. Van Dale vermeldt slechts als negende betekenis van opleggen: een boete of een straf opleggen. Een aantal koren kan dat misschien zo ervaren, maar slechts in uitzonderlijke gevallen is een compositie ook een straf. Ik heb die zelf meermaals ondergaan, maar nooit tijdens wedstrijden. Sommige organisators denken er zich met de term plichtstuk van af te maken. Dat is wel geen gallicisme, maar helaas dan weer een germanisme. Het Duitse Pflichtstück, het Engelse compulsory piece zowel als het Franse pièce imposée zijn in het Nederlands gewoonweg een verplicht werk. Een verplicht nummer hoort thuis bij danswedstrijden zoals een verplichte kür bij schaatscompetities. Een term die in de jaren vijftig onze koorpraktijk binnengewaaid kwam, is Offenes Singen. De jonge generatie kent het nog uitsluitend als community singing en onze zuiderburen als chant en commun. Ik heb hier toen de letterlijke vertaling uit het Duits horen gebruiken open zingen, waarbij het mij niet duidelijk was wat daarbij precies moest open zijn. Spoedig werd het vervangen door open zangstonde, zoals het nog steeds heet, voor zover althans die praktijk bij ons nog bestaat. Met het woord zangstonde heb ik het zelf altijd moeilijk gehad. Het klinkt even ouderwets als bidstonde, even belegen als dagstonde en maandstonde. Gemeenschapszang hoor je af en toe. Zelf ken ik geen beter woord, maar misschien vindt ooit iemand een benaming in een ietwat frisser Nederlands. Samen met het Offenes Singen kwam ook het woord Ansingchor binnen gesijpeld. Jongeren die het niet hebben meegemaakt, moeten weten dat met die term een geoefend koor wordt bedoeld dat vooraan staat en alles keurig voorzingt. De aanwezigen mogen zin voor zin nazingen. Het is een efficiënte manier van aanleren waarbij de dirigent niet voortdurend zelf al het werk moet opknappen. Zoals met de vorige benaming het geval was, werd ook hier al vlug over een aanzingkoor gesproken. Het Duits kent het werkwoord ansingen, maar aanzingen kennen wij helaas in onze moedertaal niet. Ook in dit geval kan ik zelf geen betere Nederlandse benaming voorstellen,

maar dat hoeft niet meer. Iemand heeft het een halve eeuw geleden al gedaan. Hendrik Daems, componist en organisator van de wedstrijd voor het beste schoolkoor, het Radioschoolkoor, noemde een Ansingchor een bordkoor. Niet slecht, vind ik. Geen schoolbord waarop je vluchtige visuele informatie kunt geven, maar een gehoorbord waaruit je auditieve voorbeelden kunt laten klinken. Wat te denken van de term bordkoor? Lichte muziek is weer zo’n vage term. Het Frans kent twee betekenissen van licht: léger, wat licht in gewicht betekent, en clair wat naar helderheid wijst. Tegenover clair-licht staat donker, tegenover léger-licht staat zwaar. We spreken niet over donkere muziek, maar evenmin over zware muziek. Voor dat laatste hebben we het begrip ernstige muziek. Het tegenovergestelde zou dan oppervlakkige muziek moeten zijn, en dat is ze doorgaans ook. Maar ernstige muziek werd al lang geleden vervangen door klassieke muziek. Daartegenover zou dan weer moderne muziek moeten staan, terwijl de lichte muziek slechts uiterst zelden ook modern is. De Duitsers noemen het Unterhaltungsmusik, kortweg U-Musik, de Engelsen houden het bij easy listening en entertainment, maar zij kennen bovendien light music zoals ze ook Marlboro light kennen. Bij lichte muziek denk ik zelf altijd aan een licht ontbijt, aan de lichte cavalerie of aan de categorie lichtgewicht bij het boksen. Op ons eigen koordomein toegepast, vind ik lichte koormuziek erg verwant klinken aan lichtekooimuziek. Maar daarmee moet ik leren leven, tenzij ook hiervoor iemand een elegantere benaming vindt. ^ // VIC NEES We leggen de vragen van Vic Nees graag voor aan onze le­zers. Heeft u een goed klinkend Nederlands woord voor Offenes Singen, Ansingchor en Unterhaltungsmusik (of ziet u heil in onze voorstellen)?  Laat het ons weten via redactie@koorenstem.be. Offenes Singen wordt in het Nederlands: bv.   ‘vrije samenzang’ of ‘gemeenschapszang’ of … Ansingchor wordt bv. ‘bordkoor’ of ‘voorzingkoor’   of ‘aanleerkoor’ of … Unterhaltungsmusik wordt bv. ‘lichte muziek’ of ‘  ontspanningsmuziek’ of …

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 23


Aan dit nummer werkten mee:   Koenraad De Meulder, John Damsma, Evi Bex, Karin Lauwers, Ingrid Weetjens, Bart Van Synghel, Tom Eelen, Tijs Krammer, Carlo Paveze, Jan Dewilde, Liesbeth Segers, Dirk Snellings, Danny Van Hoof, Johannes Dewilde, Karen Haspeslagh, Ann Lavens, Kristel Verpoten, Mirek Cerny, Vic Nees. EINDREDACTIE: Ivo Jacobs COÖRDINATIE: Jan Stofferis Kooraansluiting: € 68, Individueel abonnement: € 20 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 3.000 ex. VORMGEVING apple-n.be, brand-ink.be

ZET JE ZINNEN OP ZINGEN

koorenstem.be 24 // STEMBAND


P.B. /P.P. 2/111 3000 LEUVEN MAIL  P802021. AFGIFTEKANTOOR 3000 LEUVEN MAIL

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen

stemband #12 DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM VZW JAARGANG 9, 12.2011 > 01.2012, NR 12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.