P.B. /P.P. 2/111 3000 Leuven mail
r dossie oren k kinder
p802021. Afgiftekantoor 3000 Leuven mail
V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen // Coverillustratie: © Sander Belmans
stemband #5 Driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem vzwjaargang 8, 02 2010 > 04 2010, NR 5
1 // stemband
// genre
inhoud 1 KARI ALA-PÖLLÄNEN Kanttekeningen vanuit de kinderkoorwereld 4 10 TIPS Starten met een kinderkoor 5 DUBBELINTERVIEW Marleen Annemans en Sebastiaan van Steenberge 8 STEMVORMING VOOR KINDEREN Ludy Vrijdag 10 CONCERT 11 ZINGEN IN HET DKO Isabel Lessens 13 CONTEXT Zangles in rusteloze oorden 16 GOEDE SMAAK BIJ… Kurt Bikkembergs 20 LITURGISCHE MUZIEK Voix céleste 22 CD 23 Alain De Ley 24 COLUMN Vic Nees
StemBand #5 kan je ook integraal online raadplegen op www.koorenstemblogt.be. Met gelegenheid tot het plaatsen van reacties, bemerkingen of aanvullingen op één of meerdere van deze artikels!
2 // stemband
Even dit… Is Vlaanderen bezet gebied? In de nieuwe publicatie van de European Music Council Music on troubled soils las ik de bijdrage Teaching Singing on Troubled Soils van Marion Haak. Het is een bijzonder merkwaardig artikel dat naar de keel grijpt en ons meteen heel wat hoogdravende discussies doet relativeren. We hebben haar getuigenis vertaald en opgenomen in deze speciale editie van StemBand. De Duitse muziekpedagoog Marion Haak brengt een zeer genuanceerd verslag uit over haar werk met schoolkoortjes in de bezette gebieden van Palestina. Zij vertelt hoe moeilijk het is kinderen die in die bedreigde omgeving leven, opnieuw te laten zingen. Voor velen onder hen was het begrip ‘koor’ onbestaande en het gebruik van de stem als een instrument voor muzikale expressie iets totaal nieuws. Culturele, politieke en religieuze bruggen moesten worden geslagen om kinderen opnieuw aan het zingen te krijgen. Stap voor stap gingen de kinderen (en ook de ouders) samenwerken, leerden zij naar zichzelf en naar elkaar luisteren, ontdekten zij hun eigen stem en groeide hun gemeenschapsgevoel. Hoe belangrijk dat is in een oorlogsgebied, hoef ik niet te beschrijven, het spreekt voor zich. Het besluit van het artikel stemt tot nadenken. Ik citeer: “Door die ervaringen werd het me duidelijk dat het koorwerk daar (en misschien ook elders) moet worden ontwikkeld. Er is meer inhoudelijke ondersteuning nodig, die het sociale leerproces van de groep zal stimuleren, de perceptie van de zintuigen verfijnen, het bewustzijn van zichzelf en van de anderen verhogen en een groepsgeest scheppen. Alleen als die aspecten een geïntegreerd deel van het koorwerk worden, zal dat een langdurig effect hebben en het muzikale leerproces (en de resultaten ervan) bevorderen.” In ons denken over kunst en cultuur hebben we de laatste decennia vooral gezocht naar de ‘artistieke meerwaarde’ van de kunst- en cultuurbeleving bij kinderen en jongeren. Hoeveel ouders dromen er niet van dat hun telg een wonderkind wordt en snel doorgroeit tot de top: mijn kind, schoon kind. De media hebben daarop handig ingespeeld en zijn erin geslaagd die wensdroom te mediatiseren met commerciële programma’s zoals ‘Eurosong for kids’. Ondertussen zijn we de sociale dimensie van zingen en vooral van kinderkoren uit het oog verloren. De gedachte dat de artistieke ontwikkeling van kinderen moet groeien vanuit een sterke sociale verbondenheid, lijkt ons vandaag totaal vreemd! Vlaanderen is uiteraard geen bezet gebied en toch komen we snel tot gelijkaardige conclusies als het over zingen met kinderen gaat. Misschien moeten we net als Marion Haak terugkeren naar de bron en stap voor stap opbouwen wat verloren is gegaan! ^ KOENRAAD DE MEULDER // Directeur Koor&Stem
// KARI ALA-PÖLLÄNEN
Kari Ala-Pöllänen kanttekeningen vanuit de kinderkoorwereld Waarom is een dirigent nodig? Over het algemeen is een dirigent nodig om -te repeteren; -het tempo aan te geven / in tempo te doen blijven; -de nuances, accenten en klemtonen aan te geven; -de stem- en klankbeheersing te controleren; -de uitspraak te controleren; -de juiste sfeer, stemming te creëren; -de zangers te helpen de juiste expressie te vinden. Zoals Archie Jones ooit zei: ”Sommige koren presteren goed ondanks - niet dankzij - hun dirigent”. Maar uiteindelijk blijft het de dirigent die het koor maakt. Het grote verschil tussen dirigent zijn van een kinderkoor of van een volwassenenkoor is de erkenning die je ervoor krijgt. De volgende situatie zal dirigenten van kinderkoren heel bekend in de oren klinken - ik maakte ze mee op een feestje: En, wat voor werk doet u? - Ik doe iets met muziek. Dat klinkt interessant; als zanger? muzikant? (blij verrast…) Ik ben dirigent. Serieus? Van welk orkest? (vol bewondering…) Niet van een orkest, van een koor. (het enthousiasme neemt zienderogen af) Oh… een kamerkoor? dames of heren? (lichtjes teleurgesteld maar toch nog een beetje hoopvol…)
Een kinderkoor. - Ah… ok… (belangstelling ondertussen tot onder nul gezakt) Wat zijn wij volwassenen toch soms vastgeroest in stereotypen! Ze zijn natuurlijk gegroeid doorheen de geschiedenis en de geschiedenis kunnen we niet veranderen. Maar we kunnen ze wel in vraag stellen en al het mogelijke doen om vooroordelen als deze de wereld uit te helpen.
Een volwassenenkoor leiden Wanneer de dirigent van een kamerkoor zijn handen heft, wordt hij verwachtingsvol aangekeken door volwassenen, die elk een eigen levensvisie hebben. Ze hebben een persoonlijke manier van denken ontwikkeld en hebben ook allemaal emotioneel een bepaald niveau van maturiteit bereikt. Zij kunnen de soms complexe boodschap van de liederen zelf interpreteren en zijn dus niet volledig afhankelijk van de begeleiding door de dirigent. Bij volwassenen moet de dirigent vooral op muzikaal vlak leiding geven en stemontwikkeling stimuleren. In een ideale wereld, zijn ze het altijd eens met de voorstellen van de diri-
gent en proberen ze die zo goed mogelijk uit te voeren. Maar in realiteit filtert elk koorlid de richtlijnen en het advies van de dirigent op zijn eigen kritische manier. Bovendien heeft die dirigent op het leven van zijn zangers buiten de muziek meestal geen invloed, zeker niet bij oudere koorleden.
Een kinderkoor leiden Bovenstaande feiten gelden ook voor kinderkoren maar dan omgekeerd: hoe jonger de zangertjes, hoe groter de invloed van de dirigent. Een kind kan maar een paar jaar van zijn leven in een kinderkoor zingen, meestal die jaren die cruciaal zijn voor zijn ontwikkeling. Het is namelijk op die leeftijd dat kinderen alle basisvaardigheden verwerven om hun volwassen ik te ontwikkelen op het vlak van kennis, vaardigheden, emoties en sociale vaardigheden. Onderwijsspecialisten zijn zich al lang bewust van de belangrijke rol die basisonderwijzers spelen in de ontwikkeling van een kind. Als we de kennis en vaardigheden die zij hen aanleren (en die vanzelfsprekend zijn in een schoolcontext) even buiten beschouwing laten, dan zien we dat de schoolomgeving en leraar ook een belangrijke stempel drukken op de sociale en emotionele ontwikkeling van een kind. Op het eerste gezicht lijkt de wekelijkse koorrepetitie maar een bijkomstigheid in vergelijking met de tijd die kinderen op school doorbrengen. Maar in werkelijkheid is het koor een heel effectieve sociale omgeving dankzij de grote homogeniteit qua ingesteldheid, opleiding en motivatie van de kinderen. Een capabele onderwijzer die een kinderkoor dirigeert kan dan ook, door de twee rollen te combineren, zowel opvoedkundig als muzikaal leiding bieden. Muziek biedt dirigenten trouwens een speciale sleutel tot het hart van muzikale kinderen. Jongeren denken vaak zwart-wit, het is moeilijk hun vertrouwen te winnen maar heel makkelijk om het weer te verliezen. Als dirigent kan je een vertrouwensrelatie opbouwen met de jonge zangertjes, die een deur naar vele invloedgebieden opent, op zowel bewust als onbewust niveau. Een dirigent van een kinderkoor heeft dus niet alleen een muzikale invloed maar geeft ook, opzettelijk of onbewust, denkwijzen buiten het muzikale referentiekader door. Een kinderkoor weerspiegelt daarom werkelijk, en op veel meer vlakken dan een volwassenenkoor, zijn dirigent.
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 1
// KARI ALA-PÖLLÄNEN
Als een spiegel Op festivals is het soms echt frappant om te zien hoe erg de kinderkoren op hun dirigent lijken. Een ervaren waarnemer zal tijdens het optreden niet alleen de muzikale kwaliteiten van de dirigent naar boven zien komen maar ook zijn persoonlijke eigenschappen. We kunnen een kinderkoor dan ook met een spiegel vergelijken: in het koor ziet het publiek de weerspiegeling van de dirigent. Soms pijnlijk uitvergroot zelfs. En hoe jonger de zangertjes, hoe opmerkelijker het spiegelbeeld. Wanneer ze ouder worden, vervaagt die reflectie geleidelijk aan. Maar de vergelijking blijft zelfs dan opgaan, vind ik. En wij dirigenten zitten er, denk ik, te dicht met onze neus op om het hele plaatje te zien. We bewonderen en letten vaak alleen op de leuke details. Veel dirigenten beseffen niet eens dat ze naar hun spiegelbeeld kijken. Dat zou trouwens lastige vragen doen opborrelen. Is mijn muzikale beeld wel ‘mooi’ genoeg? Zijn er geen eigenschappen te zien die ik liever zou verbergen? Heb ik wel het recht om mensen geld te vragen om naar mijn ‘beeltenis’ te komen kijken? En daar eindigt het niet. Helpen mijn ideeën en opvoeding de kinderen wel echt in deze cruciale fase van hun ontwikkeling? Geef ik niet onbewust mijn diepgewortelde vooroordelen of mijn beperkte muzikale gedachtegoed door aan deze zangertjes die in mij geloven …? Elke dirigent moet zich op een bepaald punt in zijn carrière dit soort vragen stellen. Maar vooral voor dirigenten die met kinderen werken, is het ook belangrijk om er het juiste antwoord op te vinden. Ze moeten zich terdege bewust zijn van de verantwoordelijkheid die in hun werk schuilt. En hoe jonger de zangertjes, hoe groter die verantwoordelijkheid.
Van dirigent tot loopjongen Omwille van de inherente eigenschappen en werking van een kinderkoor moet zijn dirigent veel meer doen dan louter dirigeren. Bij volwassenenkoren zijn de leden gewoonlijk georganiseerd genoeg om zelf bepaalde aspecten zoals de organisatie van repetities, concerten, optredens, koorkampen, tours, financiën, enz., op zich te nemen. Bij kinderkoren is het meestal de dirigent die de drijvende kracht is achter alle koorgerelateerde activiteiten en degene die ze dan nog eens uitvoert ook. Zijn rol beslaat een breed spectrum aan functies gaande van dirigent tot loopjongen.
2 // stemband
Mijn ervaring leert me dat er maar weinig ouderverenigingen zijn die voldoende georganiseerd en doeltreffend zijn, zodat de dirigent zich louter op zijn muziek kan concentreren. Jammer genoeg hebben ouders het vaak veel te druk met andere dingen om de kooractiviteiten van hun kind te steunen. Zij die de kans kregen om het werk van een kinderkoordirigent van dichtbij te volgen, denken waarschijnlijk dat je uit een bepaald hout gesneden moet zijn om dat werk te willen en te kunnen doen. En terecht! Niet alleen zijn de morele en ethische verantwoordelijkheid enorm, wanneer er kinderen bij betrokken zijn, spelen ook juridische en praktische aspecten altijd een veel grotere rol. We zijn dan misschien wel een vreemde eend in de bijt maar daar zijn we trots op! Want een kinderkoor is een ongeëvenaard instrument voor opvoeding en kunst.
CODA Een kinderkoor als artistiek instrument Dat een kinderkoor een uitdagend en doeltreffend instrument kan zijn, is in de muziekwereld een recent - en in vele gevallen een nog onbekend - gegeven. Toch duiken er in verschillende landen al heel wat overtuigende voorbeelden van op. In het traditionele muziekrepertoire zijn er uitstekende muziekstukken voor kinderkoren te vinden. Hedendaagse muziek daarentegen plaatst muzikale pedagogen voor speciale uitdagingen maar biedt ze ook uitzonderlijke kansen. Voor componisten zijn kinderen een “onbeschreven partituur”. Jonge zangertjes kunnen nieuwe ideeën op een wonderbaarlijke manier vertolken als ze in een muzikaal en intellectueel aantrekkelijke vorm worden aangereikt. Maar jammer genoeg zijn er nog altijd landen waarin componisten denken dat het slecht is voor hun reputatie om te componeren voor kinderen. Gelukkig zijn er ook veel bekende componisten die uit hun ivoren toren gekomen zijn en de uitdaging zijn aangegaan om samen te werken met kinderkoren. Ons koor bijvoorbeeld heeft het geluk gehad al met enkele van de meest prominente Finse en buitenlandse componisten te mogen werken dankzij het baanbrekende werk van professor Erkki Pohjola* sinds de jaren ‘60. Enkele voorbeelden**: Erik Bergman, Javier Busto, Joonas Kokkonen, Olli Kortekangas, Pekka Kostiainen, Magnus Lindberg, Norman Luboff, Michio Mamiya, Einojuhani Rautavaara, Kaija Saariaho, Aulis Sallinen, R.Murray Schafer en Veljo Tormis. Maar hoe vind je de juiste manier om te werken met kinderen? Toen Erkki Pohjola gevraagd werd naar het verschil tussen het dirigeren van een volwassenen- en een kinderkoor, antwoordde
// KANTTEKENINGEN VANUIT DE KINDERKOORWERELD
“Het is soms frappant om te zien hoe erg kinderkoren op hun dirigent lijken.” hij: “Het enige verschil is dat de volwassenen kinderachtiger zijn”. Een samenwerking met componisten kan voor muziekonderwijs van het hoogste niveau zorgen, wat ook daadwerkelijk gebeurd is in ons koor. Doorheen de muziekgeschiedenis hebben componisten en instrumenten zich altijd zij aan zij ontwikkeld: ze hebben elkaar altijd om beurt net dat ietsje verder geduwd. Componisten hebben de grenzen van de instrumenten getest tot hun uiterste limiet. De instrumenten van hun kant kunnen die grens op zijn best verleggen en dus hun mogelijkheden uitbreiden. Ik ben ervan overtuigd dat dat meer dan eens is gebeurd in ons koor - en dat dat ook het geval is in vele andere koren. In het Tapiola-koor nodigen we gewoonlijk eerst de componist uit naar een van onze repetities om het instrument te leren kennen en de sfeer op te snuiven. Hij of zij kan dan nieuwe ideeën uitproberen en ze aan de kinderen voorleggen maar ook luisteren naar de ideeën van de zangertjes zelf. En als de componist zijn golflengte afstemt op die van de kinderen, merkt hij dat hij op een oneindige bron van muzikale ideeën stuit. Maar dat vraagt natuurlijk heel wat flexibiliteit van de componist en een complete afstand van alle vooroordelen. Het blijft natuurlijk niet bij dit ene bezoek. Het is een groeiproces dat culmineert in een nieuw muziekstuk om op te voeren. In het beste geval hebben de kinderen echt het gevoel dat het “hun stuk” is en kunnen ze er hun eigen stem in herkennen. Zo zijn ze veel meer gemotiveerd om hedendaagse muziek te leren. Want, laat ons eerlijk zijn, een nieuw en soms moeilijk stuk aanleren aan jonge zangertjes is niet echt het simpelste onderdeel van dit proces. De samenwerking biedt niet alleen een meerwaarde voor de kinderen, maar is ook lonend voor de componist. We mogen bij het plannen van een nieuw repertoire echter niet uit het oog verliezen dat de kinderen nooit een louter werktuig voor de ambities van de dirigent mogen worden. Maar dat is weer stof voor een ander verhaal… ^ // Kari Ala-Pöllänen
BIO Kari Ala-Pöllänen studeerde schoolmuziek, muziekwetenschap en orkest- en koordirectie. Als muzikant was hij actief in de jazz- en folkwereld en in symfonieorkesten, maar ook als zanger in koren en ensembles. Hij is artistiek leider van internationale koorfestivals, was jurylid bij koorfestivals en gastdirigent en lector bij vele festivals in Finland en daarbuiten. Kari Ala-Pöllänen was dirigent en muzikaal directeur van het Vox Aurea Children’s Choir (1978-94) en was tot vorig jaar dirigent en muzikaal directeur van het Tapiola Koor (1994-2008). www.tapiolankuoro.fi/en
(*) Erkki Pohjola Erkki Pohjola (1931-2009) was de stichter van het Tapiola-koor. Voor zowel de nationale als internationale werking van kinder- en jeugdkoren heeft hij bijzonder veel betekend. Daarnaast was hij een belangrijke spilfiguur in de succesvolle ontwikkeling van de muziekopvoeding in Finland. (**) Finse componisten Kari Alla-Polänen verwijst naar verschillende Finse componisten die werken voor het Tapiola Koor schreven. Volgende werken voor kinder- of jeugdkoor zijn in de bibliotheek van Koor&Stem aanwezig: Oli Kortekangas, Makreija Song (SSAA) Einojuhani Rautavaara, A children’s Mass (SA – string orchestra) Aulis Sallinen, Suita Grammaticale (kinderkoor – kamerorkest) Alus Sallinen: Songs from the sea (SSA) Pekka Kostiainen: There was…. 8 nonsense songs (SSAA)
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 3
// genre
10
tips Starten met een kinderkoor 1// Wie wil zingen?
6// Wie weet wat?
Kinderen werven voor het koor is niet eenvoudig omdat kinderkoren net een groot verloop kennen. Wie de continuïteit van zijn koor wil verzekeren, moet een permanente werking rond werving opzetten: open repetities, voorstellingsmomenten op scholen, ontmoetingsmomenten, infosessies voor ouders, enz.
Koor&Stem ontwikkelt een heel divers aanbod aan workshops, koorateliers, koorcoaching, repertoireadvies en projectwerking voor het koorleven in Vlaanderen. Daarnaast biedt de organisatie ook heel wat ondersteuning op organisatorisch vlak. Zeker in de opstartfase van een kinderkoor kan dat aanbod ontzettend belangrijk zijn.
2// Waarom niet in de achterkeuken? Zoek een repetitieruimte waarin kinderen onder optimale omstandigheden kunnen zingen. Uiteraard is de akoestiek van de ruimte belangrijk maar vergeet ook niet factoren zoals de verluchting, de verlichting, de veiligheid, de bereikbaarheid, speelruimtes, enz. De kinderen moeten zich in deze ruimte ‘thuis’ kunnen voelen. Durf op dat vlak eisen stellen.
3// Alleen op de wereld? Onderschat de organisatorische aspecten van een kinderkoorwerking niet! Je hebt een team nodig van ouders, vrienden of sympathisanten die zich vrijwillig willen inzetten. Zij moeten ervoor zorgen dat de dirigent van het koor zich kan concentreren op de artistieke werking en ontwikkeling van het koor. Een gezonde opsplitsing tussen de artistieke en organisatorische werking is aan te bevelen.
4// Wat mag dat kosten? Zingen is geen vrijblijvende sociale activiteit maar schept een culturele meerwaarde voor alle betrokken kinderen. Ouders die hun kinderen willen laten participeren aan zo’n kwaliteitsvolle werking, moeten ook bereid zijn daarvoor een financiële bijdrage te leveren. Het bestuur van het kinderkoor moet de financiële ruimte krijgen om een goede dirigent te engageren, partituren aan te kopen, een degelijke repetitieruimte te huren, concerten te organiseren, enz.
5// Met wie werk je samen? De werking van een kinderkoor moet goed ingebed worden in een lokale gemeenschap. Werk samen met het basisonderwijs, de parochie, de muziekschool of andere culturele actoren! Vergeet uiteraard de lokale volwassenenkoren niet. Vaak zijn zij zelfs vragende partij. Zorg voor een vertegenwoordiger van het kinderkoor in de cultuurraad en/of jeugdraad van de gemeente en probeer op het beleid te wegen.
4 // stemband
7// Sociaal beest of goede zanger? Om een goed kinderkoor te vormen, moeten kinderen in de eerste plaats beschikken over een aantal sociale vaardigheden. Ze moeten zich bewust worden van hun stem en hun zintuigen, leren luisteren naar zichzelf en naar anderen, leren samenwerken, leren opkomen voor de groep enz. Als de ontwikkeling van die vaardigheden goed zit, volgt de artistieke ontwikkeling vanzelf. Investeren in kooruitstapjes, feestjes, enz. is dus zonder meer noodzakelijk.
8//Wat met die lat? Kinderen, zelfs heel kleine, houden van nieuwe uitdagingen, ook als het op zingen aankomt. Toch moet men heel eenvoudig starten en stap voor stap werken. Als de basis gelegd is, kan men heel geleidelijk en vooral heel doordacht het kinderkoor verder ontwikkelen. Maar zorg ervoor dat de kinderen voldoende geprikkeld worden met nieuw repertoire, andere talen, concertjes, deelname aan wedstrijden, enz. Dat werkt erg motiverend.
9// Een vak apart? Zingen met kinderen vergt een specifieke aanpak op pedagogisch en artistiek vlak. Kinderkoordirectie is een vak apart. Maar kinderkoordirigenten moeten ook een stevige sociale reflex hebben. Ga dus selectief te werk als je een dirigent voor het kinderkoor kiest. Investeer in kwaliteit en zorg ervoor dat de dirigent de ruimte krijgt om zich verder te bekwamen.
10// Bittere ernst? Stemvorming is de sleutel voor een goede artistieke ontwikkeling van een kinderkoor. Voorzie voldoende tijd om daar intens aan te werken. Repetitiemomenten moeten plezierig, boeiend en uitdagend blijven voor de kinderen. Zorg dus voor voldoende afwisseling in de werkmethode en in de projecten die men wil uitwerken. Geef de zangertjes opbouwende kritiek maar vergeet ook niet af en toe lovend uit de hoek te komen. ^
// Marleen Annemans en Sebastiaan van Steenberge
Gezocht: specialisten die alles kunnen Koor&Stem sprak met Marleen Annemans en Sebastiaan van Steenberge
In deze bijzondere Stemband met als thema ‘kinderkoren’ mag een goed gesprek onder dirigenten niet ontbreken. Hoewel onze beide gasten een kinderkoor leiden met een heel verschillend profiel, hebben ze alvast één ding gemeen: hun kooractiviteiten spelen zich af binnen de context – of in de nabijheid – van de school. Dat is het uitgangspunt van dit gesprek. Ik stel ze even kort aan u voor. Marleen Annemans dirigeert het schoolkoor Sjaloom, verbonden aan het O.-L.-Vr.-Hemelvaartinstituut te Waregem. Ze heeft daar een lesopdracht en geeft ook aan de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans. Sebastiaan van Steenberge is dirigent van het Antwerps Kathedraalkoor, dat zijn vaste stek heeft op het Onze Lieve Vrouwecollege te Antwerpen. Daarnaast is hij er halftijds muziekleerkracht voor de lagere school. Marleen Annemans: “Mijn koor bestaat al meer dan 50 jaar. 10 jaar geleden heb ik het overgenomen van Marieke Missine. Toen zat het op een dieptepunt. Het koor bestond uit een 25-tal leden, terwijl het ooit meer dan 70 leden telde. Jongeren werden uitgelachen op school als zij durfden zeggen dat zij in het koor zongen. Een echt pestprobleem. Samen met het CLB en enkele collega’s zijn we erin geslaagd een kentering te bewerkstelligen. Nu hebben we wel meer dan 60 leden! Vooropleiding maakt niet uit en ik doe bewust geen stemtest. Mijn opinie is dat het uiteindelijk zichzelf filtert. Dit jaar bijvoorbeeld heb ik een goede lichting, vorig jaar was er meer basiswerk nodig. Het koor is doelbewust opgesplitst in eerste, tweede en derde graad. Zo kan ik specifiek repertoire voor hen uitkiezen. De leerlingen komen uit alle richtingen (ASO, TSO en BSO) en dat is absoluut een sociale meerwaarde.“ Sebastiaan van Steenberge: “Ik combineer twee taken: fulltime dirigent voor de kathedraal en halftijdse muziekleerkracht voor de lagere school. Ik heb 600 leerlingen, verdeeld over 24 klassen. Dat is veel, maar het voordeel is dat we geen problemen met rekrutering hebben. En dat was toch één van mijn grootste zorgen toen ik hier 10 jaar geleden
arriveerde. Als je kan rekruteren uit 600 kinderen – waarvan je de helft al 3 jaar kent van het 2de en 3de leerjaar – dan kan je selecteren zonder een stemtest te moeten doen. De samenwerking met de school is heel belangrijk zowel op educatief als op het organisatorisch vlak. We moeten namelijk elke dag repeteren omdat we héél veel repertoire moeten instuderen. 70 procent van onze repetities kunnen we aanbieden binnen de schooluren en op school.”
EEN SCHOLENKWESTIE Marleen Annemans: “Bij mij vielen de gemeenschappelijke repetities tot vorig schooljaar tijdens de middagpauze. Dan moet je natuurlijk geluk hebben dat ze al gegeten hebben in de eerste shift; anders glippen ze weg of komen ze te laat toe. Per graad hebben ze ook repetitie op dinsdagavond. Die 60 kinderen ’s middags – dat was een hectische bedoening! Dat kon niet meer. Nu hebben we op dinsdagmiddag met de tweede graad een halfuurtje repetitie en op vrijdagmiddag met de eerste graad. Op dinsdagavond drie kwartiertjes eerste graad, dan komen de ouderen er even bij voor een overlappend moment en gaan we verder met de tweede en derde graad. Het zou voor mij een droom zijn mocht ik tijdens de schooluren kunnen werken.”
Sebastiaan van Steenberge: “Ik ben een uitzondering op dat vlak en dat besef ik. Ik vind het al uitzonderlijk dat de school een professioneel muzikant aanstelt, want ik heb geen diploma van onderwijzer, wat in principe al een probleem is. Ik pleit daar trouwens voor: stel op school vakmensen aan om muziek, drama of beeldende kunsten te geven.” Sebastiaan, ik merk dat je veel steun krijgt van de school, is dat bij jou ook zo Marleen? En is er ook ondersteuning vanuit het lerarenkorps? Marleen Annemans: “Ja, ik mag niet klagen over de steun van de school. Vroeger lag het iets moeilijker maar nu worden we bijna verwend. Er is heel veel appreciatie van de directie. Sebastiaan van Steenberge: “Het is belangrijk om collega’s, ouders en iedereen mee te hebben. Als je een schakel in de ketting niet meekrijgt, dan moet je die echt overtuigen.”
SOCIALE MEERWAARDE Heeft de stijgende appreciatie van de directie voor het schoolkoor te maken met de sociale meerwaarde ervan? Marleen Annemans: “Jazeker. Het koor is samengesteld uit leerlingen van ASO, TSO, BSO, 1ste, 2de en 3de
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 5
© Koenraad De Meulder
// DUBBELINTERVIEW
graad. We gaan bijvoorbeeld 4 dagen op weekend in de vakantie en ook daar zit die mix in. Ze gaan haast allemaal mee. Dat wil wat zeggen.”
wat moeilijker heeft: hij is op latere leeftijd notenleer beginnen volgen en uiteindelijk speelde hij voor 600 mensen op de culturele avond. Dan is je jaar geslaagd.”
Sebastiaan van Steenberge: “Bij ons heb je die mix van richtingen niet. Maar elk kind wordt tegenwoordig afgeleverd met een handleiding (ADHD, autisme, NLD …). Ik zie maar al te dikwijls hoe verwonderd collega’s zijn, wanneer onhandelbare leerlingen zich bij het koor heel rustig gedragen.”
Sebastiaan van Steenberge: “Bij mij geldt hetzelfde. Ik ken kinderen met een verleden waarmee vergeleken het onze niks is. Onlangs kwam er een kleine Afrikaanse jongen uit het eerste leerjaar naar me toe en zei: ”Meester, vandaag heb ik voor de eerste keer met mijn hart gezongen… ” Dan smelt je!”
Er wordt gezegd dat zingen de emotionele en intellectuele ontwikkeling van kinderen bevordert? Marleen Annemans: (lacht) “Mooie zin, staat die niet letterlijk in de beleidsnota van Joke Schauvlieghe? Dat is zeker zo en je merkt het vooral bij onze BSO-leerlingen. Ze voelen zich altijd en overal te min. Bij ons is er bijvoorbeeld steeds een vrij podium. Ik zag ooit twee BSO-leerlingen a capella iets zingen op het podium. Je moet het toch maar durven. Ik herinner me ook een jongeman het intellectueel
Marleen Annemans: “De impact voor later – zowel als mens als muzikaal –, die valt niet te schatten. Wij zijn met ons koor heel Europa Cantat-minded. Ze krijgen ook de kans om mee te gaan op zangdagen in het buitenland, etc. Dat zijn onuitwisbare indrukken. Daar spreken ze jaren later nog van.”
6 // stemband
Heb je daar een concreet voorbeeld van? Mensen die uitgegroeid zijn tot cultureel invloedrijke posities? Sebastiaan van Steenberge: “Ja bij
ons zijn er toch wel wat solisten, dirigenten, componisten uit voortgekomen. Jan van Elsacker, Bjorn Schemtzer, Alain De Ley (zie kaderstuk p. 23), … Allemaal hebben ze het zingen met de paplepel ingelepeld gekregen. Het moet jong gebeuren. Als het van mij afhangt in de kleuterschool al.“ Hoe verloopt de kennismaking met polyfone, gregoriaanse en hedendaagse koormuziek? Sebastiaan van Steenberge: “Ik maak ze duidelijk in het koor dat het een heel andere muziek is dan op school en na enkele repetities willen ze dat repertoire niet inruilen voor de kinderliedjes. Hoe meer klassiekers hoe beter lijkt het soms. We zijn momenteel Bachcantates aan het instuderen waarvan ik dacht: “Moeten we die nu wel met kinderen zingen?” Het is ongelooflijk hoe graag ze die zingen. Wij zijn natuurlijk een kathedraalkoor en gebonden aan de liturgie. Daar sta ik ook volledig achter. We zingen voor 99 procent religieuze muziek. Af en toe zit er eens een volksliedje tussen.“
// Marleen Annemans en Sebastiaan van Steenberge
Sebastiaan van Steenberge: “Alle respect voor het prachtige instrument, de blokfluit, maar dat had nooit de menselijke stem mogen vervangen in de opleiding.” Marleen Annemans: “Ik heb het aanbod gehad om een aantal keren de Mattheuspassie te zingen en ik heb dat ook gedaan. Zo hebben ze er eens van kunnen proeven. Ik ga dat absoluut niet uit de weg. Maar het is een zijspoor voor mij. De gelegenheid moet zich voordoen.”
RAAK NIET AAN EEN KOORLID! Voldoende reden dus voor een schooldirectie om meteen met een kinder- of jeugdkoor te beginnen? Marleen Annemans: “Puur op emotioneel vlak al: er zijn veel kinderen die zich niet anders kunnen uiten. Het is ook veilig, want je bent nooit alleen; je voelt je thuis. Ze krijgen een andere vriendenkring. Het schept een band, want je kent elkaar van het koor.” Sebastiaan van Steenberge: “Ja zo is dat: het groepsgevoel, erbij horen. En alle sociale lagen en leeftijden nemen het er voor elkaar op (“Raak niet aan een koorlid!”). Ik moet als dirigent geen opdracht geven aan een 14-jarige om zorg te dragen voor een 7-jarige. Dat doen ze uit zichzelf. Het is een wereld op zich waar de competitiegeest niet centraal staat. “
TE WEINIG ZOTTEN Waarom zou dan niet elke school een koor hebben?
Marleen Annemans: “Er zijn weinig ‘zotten’ die zich zo willen engageren. Je moet er staan elke week, elke dag, zonder pardon. De kinderen verwachten dat ook van jou. Als je een repetitie mist, staan de kinderen er de volgende keer: waar was je? Er kruipt veel werk in, veel meer dan in lesvoorbereidingen. Maar het plezier van de kinderen is het waard. Je moet mensen vinden die dat engagement volledig vrijwillig willen opnemen. Als ze betaald worden, vind je mensen. Maar het standpunt van de school is: als we extra investeren in muziek, wil bijvoorbeeld de leerkracht aardrijkskunde ook meer middelen. Er is gewoonweg geen budget voor.” Sebastiaan van Steenberge: “Ik ben van mening dat een school in staat moet zijn om activiteiten te organiseren, om financiële middelen te genereren en op die manier projecten te kunnen financieren.” Marleen Annemans: “Er is een verschil tussen een vrije school en een stedelijke school. Een vrije school heeft er geen budget voor. Die moet eerst investeren in basismiddelen en basisinfrastructuur. Stedelijke scholen – in vergelijk met landelijk gelegen scholen krijgen ook meer middelen van de overheid. Ze kunnen vaker een beroep doen op GOK–middelen (Gelijke Onderwijskansen). “
Sebastiaan van Steenberge: “Er wordt te weinig gezongen en het begint al in het basisonderwijs. Met alle respect voor het prachtige instrument, de blokfluit, maar dat had nooit de menselijke stem mogen vervangen in de opleiding. “
EEN SPECIALIST DIE ALLES KAN Marleen Annemans: “Nu hangt het nog af van school tot school. Bij ons wordt er elke les gezongen. Maar uiteraard zijn we ook allemaal vocaal gevormd. Stagiairs zijn dat tegenwoordig niet meer. Het is soms echt triestig. Waar gaan de koren hun dirigenten nog halen? Ik hoor die frustratie ook van mensen die muziekles geven aan toekomstige onderwijzers. Met alle respect, wie gaat er nu leerkracht Lager Onderwijs studeren? Studenten in de lerarenopleiding die uit het TSO of BSO komen, hebben alle moeite om het vak Nederlands of aardrijkskunde onder de krijg te krijgen. Zo blijft er natuurlijk niet veel ruimte voor muziek meer over. Vroeger kreeg die opleiding leerlingen uit het ASO binnen die vaak nog muziekschool achter de rug hebben. Dat maakt het verschil. Mijn broer staat ook in het Lager Onderwijs en hij heeft muziekschool gelopen. Als de kinderen even niet geconcentreerd zijn, hup, dan neemt hij zijn gitaar erbij en de schwung zit er weer in. “ Sebastiaan van Steenberge: “Ik zou nog graag twee dingen benadrukken. Je moet zo vroeg mogelijk beginnen, als kind moet je in dat muzikale bad ondergedompeld worden. Zorg dat er middelen beschikbaar zijn, zodat er goede mensen te werk gesteld kunnen worden, vakmensen die dat met hart en ziel doen. In het basisonderwijs moeten mensen staan die zowel het curriculum van de lagere school kennen en muzikaal gevormd zijn. Je hebt een contradictie nodig: een specialist die alles kan.” ^ // JAN STOFFERIS
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 7
// STEMVORMING VOOR KINDEREN
Stemvorming voor kinderen nut of noodzaak? Omdat we graag ons oor te luisteren leggen bij onze noorderburen, vroegen we Ludy Vrijdag een bijdrage te schrijven over het belang van stemvervorming bij kinderen. Ludy Vrijdag is consulent vocale muziek bij ‘Kunstbalie’, de organisatie voor amateurkunsten in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Hoe staan we ervoor De eisen die de huidige maatschappij stelt, de enorme snelheid waarmee veranderingen plaatsvinden en het steeds voortschrijdende individualisme maken het pure kindzijn tegenwoordig niet gemakkelijk. Al op vroege leeftijd wordt het kind geconfronteerd met ‘presteren’. Snel worden resultaten verwacht op allerlei gebied. De komst van moderne communicatiemiddelen en de invloed van de televisie doen zich nadrukkelijk gelden. Individuele prestaties worden op alle mogelijke manieren – niet zelden in wedstrijdvorm – gestimuleerd via de media. Opvoeding vindt niet meer uitsluitend plaats in gezinsverband, maar vaak op school en in verenigingen. Dat legt een steeds grotere verantwoordelijkheid op de schouders van leerkrachten en begeleiders. Geschetste situatie is volgens deskundigen geen eenvoudig uitgangspunt om een nieuwe generatie te leren zingen. Kurt Bikkembergs maakte niet lang geleden in een brandbrief gewag van een aantal ontwikkelingen met onder andere de volgende resultaten: - In vele basisscholen vermindert de aandacht voor het vak muziek en het zingen; - Steeds minder jongens voelen zich geroepen om in een kinderkoor te functioneren; - Kinderen worden vooral uitgedaagd om individueel te presteren, waarbij muzikale kwaliteiten niet altijd de meest belangrijke rol spelen; - Het fenomeen dat het ‘leuk’ moet zijn voor kinderen is een vrijbrief voor oppervlakkigheid.
Het zingende kind “Kinderen kunnen niet meer zingen,” aldus Andreas Mohr, professor voor kinderstemvorming aan de Fachhochschule Osnabrück in Duitsland. De kritische luisteraar zal die uitspraak in veel gevallen moeten beamen. Eerder genoemde maatschappelijke situatie heeft nadelige gevolgen voor het zingen: - Het ontbreekt de jonge generatie aan een ontwikkeld toonvoorstellingsvermogen; - De jeugd poogt tijdens het zingen een imitatie te geven van volwassen stemmen;
8 // stemband
- De omgeving van het jonge kind is niet prikkelend en werkt niet stimulerend op de ontwikkeling van juist stemgedrag; - Er zijn minder voorbeelden van goed toepasbare, eigentijdse kinderliedjes; - Het opvoedend kader (basisschoolleerkrachten, ouders) is in veel gevallen geen voorbeeld meer. Desondanks kunnen we constateren dat er nog een aantal voorbeelden zijn van kinderen die wél kunnen zingen, soms op zeer hoog niveau! Voor alle duidelijkheid: een goed getraind kinderkoor heeft geen moeite met meerstemmigheid, noch met elementaire stemtechnische vaardigheden. Tevens zijn er vele kinderkoren, die ver staan van dat niveau. Het wordt vaak als een hele prestatie gezien om unisono zuiver te zingen. Op zich is dat inderdaad al een prestatie, maar het zou moeten worden gezien als een eerste stap voor een zich verder ontwikkelend kinderkoor. Die ontwikkeling heeft in mijn optiek niets te doen met de aard van het repertoire: van klassiek tot pop en musical geldt hetzelfde basisprincipe. Voor jongens geldt daarbij dat de interesse voor het zingen in koorverband kan worden vastgehouden door ze te prikkelen om kwalitatief goede prestaties te leveren. Het is overigens boeiend om te zien dat de stembreukleeftijd in de laatste zes decennia is gedaald van 13 tot 15 jaar naar (soms al) 10-jarige leeftijd. Het behoeft geen betoog dat elke dirigent van een kinderkoor kwaliteiten dient te bezitten, die een proces in gang zetten voor een zich goed ontwikkelende kinderstem en die een verantwoorde training waarborgen van muzikale vaardigheden.
Kennis Opmerkelijk in de zangwereld is, dat in de loop der eeuwen nogal wat boeken en artikelen zijn verschenen over de (anatomie van de) menselijke stem. Over de kinderstem is echter opvallend weinig geschreven. In dat verband mag de uitgave Stemvorming voor kinderen niet onvermeld blijven door Sylvère van Lieshout, directeur van de Kinderkoor Academie Nederland, die nu in België een pendant kent in de Kinderkoor Academie België. Dat mag gelden als één van de voorbeelden van een opleiding gericht op te vormen kader en het gezond zingende kind. Ook
// STEMVORMING VOOR KINDEREN
Een muzisch initiatief van Koor&Stem vzw
Een muzisch initiatief van Koor&Stem vzw
Een muzisch initiatief van Koor&Stem vzw
Liedjes voor de eerste graad van het basisonderwijs
Liedjes voor de tweede graad van het basisonderwijs
Liedjes voor de derde graad van het basisonderwijs
Editie 2007-2010
Editie 2007-2010
Editie 2007-2010 1
de activiteiten van het Nationaal Kinderkoor en Jeugdkoor onder artistieke leiding van Wilma ten Wolde, met steeds meer regionale dependances in Nederland verdient grote aandacht. Juist die opleidingen richten zich op toekomstig gekwalificeerd kader om kinderen te vormen en te leiden. Mij dunkt, dat in de opleiding van goed kader een wereld te winnen valt.
Materialen Zowel in België als in Nederland worden vele uitgaven verzorgd met kinderliedmateriaal. Veel van dat materiaal is prachtig van vormgeving, populair, met voorbeeld-cd en vaak geschreven in een tessituur die voor kinderen “gemakkelijk” zingbaar is. We kennen ook voorbeelden van zorgvuldig gekozen materiaal, toegepast op de leeftijden en mogelijkheden van de kinderen. Omdat het te ver gaat om alle uitgaven te noemen, geef ik twee voorbeelden: de nieuwe uitgave van EigenWijs, liedjes voor kinderen in het basisonderwijs, waarin ook rekening gehouden wordt met de leefomgeving en beleving van het kind, en de uitgaven van Koor&Stem in België, de serie Attakatamoeva. De verschillen tussen Belgische- en Nederlandse uitgaven zijn opmerkelijk. Dat heeft naar ik veronderstel alles te maken met de verschillende aanpak van de muzikale educatie in België en Nederland, zowel in het basisonderwijs als op de muziekacademies en de muziekscholen. In het grote aanbod treffen we echter weinig concreet materiaal aan van methodisch gerichte stemvorming voor kinderen van alle leeftijden.
Noodzaak Het is helder: in mijn optiek is het meer dan noodzakelijk te werken aan stemvorming, te beginnen bij het heel jonge kind. In de praktijk blijkt dat kinderen in de leeftijd van 5 tot 8 gebaat zijn bij stemvorming. Daarbij is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan toonvoorstellingsvermogen, toonvorming, ritme, articulatie, tessituur en taal. Die stemvorming moet worden gegeven door gekwalificeerde pedagogen, docenten en dirigenten. Juist in de kinderwereld is het goede voorbeeld van doorslaggevend belang. Oefeningen moeten gericht zijn op het gevoelsleven van het kind, rekening houdend met de leeftijd. Werk in kleine leeftijdsgroepen. Ook het samen leren zingen heeft een grote waarde. Voorbeelden hoeven niet
uitsluitend liedjes te zijn: kinderen zijn heel gevoelig ook voor atonale voorbeelden, mits ze aansluiten op hun gevoelswereld en leiden naar een muzikale gedachte.
Oproep Alles overziende valt er nog heel wat te winnen in de stemvorming voor kinderen. Laten we de handen ineen slaan en (internationaal) gegevens en kennis met elkaar uitwisselen, zodat we - landelijk of internationaal - met een gerichte strategie aan de slag kunnen gaan. Wie neemt het initiatief? ^ // Ludy Vrijdag
Biografie Ludy Vrijdag studeerde zang aan het Brabants Conservatorium. Hierna specialiseerde hij zich in oude vocale muziek bij o.a. Robert Spencer. Hij richtte het vocale ensemble Cappella Pratensis op, zingt met regelmaat in barokensembles en trad op onder de leiding van o.a. Jos van Veldhoven, Ton Koopman, Jos van Immerzeel, Sigiswald Kuyken, Gustav Leonardt. Ludy Vrijdag is consulent vocale muziek bij ‘Kunstbalie’, de organisatie voor amateurkunst in de provincie Noord-Brabant. Hij was bovendien tot voor kort beleidsmedewerker bij ‘Kunstfactor’, de landelijke organisatie voor de ontwikkelingen en promotie van amateurkunsten. Ludy Vrijdag geeft eveneens vele interpretatiecursussen, workshops, projecten en zomercursussen in de hele wereld. www.cvakunst.nl www.kunstfactor.nl
Web www.kinderkooracademie.be www.kinderkooracademie.nl www.koorenstem.be > repertoire > koor&stem uitgaven > attakatamoeva www.muzikalevorming.nl > eigen-wijs
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 9
1
// CONCERT
Op weg naar Woodbury Kinderkoor Vlaamse Opera met eigen productie
concert
Kinderkoren van opera’s ontstonden om de operapartijen voor kinderkoor uit te voeren. Er zijn echter weinig opera’s waar een kinderkoor voorgeschreven staat. Het meest bekende voorbeeld is waarschijnlijk Carmen. Het Kinderkoor van de Vlaamse Opera profiteerde van een seizoen met voorstellingen zonder kinderkoor om een eigen productie te realiseren. Op weg naar Woodbury is een reeks kinderliedjes van Hanns Eisler, die het koor scenisch vertolkte in de Vlaamse Opera in Gent en Antwerpen. De core business van een operakoor (kinder- of gemengd koor) is de koorpartijen in de geprogrammeerde opera’s uitvoeren. Dan staat het koor volledig in dienst van de scenische vormgeving. De ambities van de zangers gaan echter verder dan een meestal anonieme medewerking. “Het Kinderkoor van de Vlaamse Opera is 18 jaar geleden ontstaan op initiatief van de toenmalige koorleider Simon Halsley”, zegt zijn dirigent Hendrik Derolez. “Hij wou jonge zangers opleiden om later met een extra koor van vrijwilligers te starten. Dat idee is niet helemaal gelukt, maar in het volwassenenkoor zijn er nu zangers die destijds in het kinderkoor zijn begonnen.” De geschiedenis van het koor kan je een successtory noemen. Momenteel telt de groep 44 jonge zangers tussen 6 en 15 jaar. Ook de verhouding meisjes-jongens is mer kwaardig: 27 meisjes en 17 jongens, dat mag op een moment dat er haast geen zingende jongens te vinden zijn, als een bijna ideale verhouding beschouwd worden. De laatste tijd kwamen er zelfs 16 kleine zangers bij. Zo kan Hendrik Derolez de groep in drie leeftijdscategorieën indelen. “De grotere helpen de kleinere, het is soms moeizaam werken, maar uiteindelijk werpt het vruchten af”, zegt hij. Eisler is niet de enige activiteit dit seizoen. In januari zingt het kinderkoor met het Nationaal Orkest van België mee in de Derde symfonie van Mahler en in mei vertolkt het met deFilharmonie de knapenkoorpartij in de Derde symfonie Kaddish van Bernstein. Volgend seizoen werkt het koor terug in een nieuwe enscenering van de Vlaamse Opera. De productie Op weg naar Woodbury in de regie van Hendrik van Eycken omvat drie composities van Hanns Eisler (1898-1965). Deze Duitse communist schreef zijn bundel Woodbury-Liedbüchlein in 1941 toen hij in Connecticut verbleef. De liedjes (voor een meisjeskoor in Woodbury) zijn gebaseerd op Amerikaanse kinderrijmpjes. Behalve een keuze uit die bundel koos Hendrik Derolez ook nog 5 Lieder für Kindergarten en 3 Kinderlieder für Gesang und Bratsche uit Des Knaben Wunderhorn. Hoewel het
10 // stemband
meestal om miniaturen gaat, hoort men vooral in de meerstemmige liederen, het compositorische meesterschap van Eisler, dat niet altijd gemakkelijk is voor de uitvoerders. Hun optreden was een aangename verrassing: het koor, zeer goed voorbereid door zijn dirigent, zong zuiver en genuanceerd. Door de juiste balans tussen de stemgroepen kwam het geheel homogeen over. Het zou jammer zijn, mochten het Kinderkoor van de Vlaamse Opera en Hendrik Derolez zich uitsluitend met opera bezighouden. De groep kan best zijn repertoire uitbreiden in het belang van de nogal arme wereld van kinderkoren in ons land. ^ // Mirek Cerny
// ZINGEN IN HET DKO
Zingen in het DKO Isabel Lessens en enkele van haar collega’s aan de academie van Waregem pleiten voor het behoud van het vak algemene muzikale vorming (AMV) in het kader van het deeltijds kunstonderwijs (DKO). “In een integrale visie op het muziekonderwijs vormt AMV een onmisbare schakel. Een muziekacademie heeft AMV nodig, en AMV heeft een muziekacademie nodig.” Door de uitvoering van een nieuw onderwijsdecreet komt de huidige structuur van het muziekonderricht in het kader van het deeltijdse kunstonderwijs helemaal in het gedrang. De algemene muzikale vorming, traditioneel bekend als ‘notenleer’, dreigt uit het DKO te worden gelicht en in een nieuwe formule in het leerprogramma van de gewone lagere scholen terecht te komen. Daar ik al twaalf jaar AMV, samenzang en klassieke gitaar geef aan de academie van Waregem, wil ik op die plannen reageren - met zo’n 2450 ingeschreven leerlingen is die academie een voorbeeld van het succes van het DKO-systeem in Vlaanderen. Bovendien was ik daarvoor een paar jaar muziekleerkracht op een lagere school, zodat ik heb ervaren wat de hervorming in de praktijk zou kunnen opleveren. Tot nu toe was het vrij ongebruikelijk dat lagere scholen gespecialiseerde muziekleerkrachten inzetten, maar in de toekomst zou dat de algemene regel kunnen worden. Het is zeker niet mijn bedoeling om hier een pleidooi te houden enkel op eigen inzichten en ervaringen gebaseerd. Dit artikel bevat de resultaten van een bevraging van collega’s die instrumenten, notenleer, zang en koordirectie onderwijzen. Eén ding hebben ze gemeenschappelijk: de vechtlust voor het behoud van het zingen in het DKO, ingegeven door onze passie om kinderen zo goed mogelijk tot musici op te leiden. Met zingen kan je nooit vroeg genoeg beginnen. Jammer genoeg krijgen weinig kinderen het van thuis uit mee. Met wat geluk geeft een juf of een meester in de kleuterklas het goede voorbeeld. Maar velen hebben een niet-zingende leerkracht die de kinderen maar wat laat meezingen met een cd. Of een kind voldoende muzikaal wordt gestimuleerd, hangt dus af van de thuis en de school. Ik wil zeker niet het gewone onderwijs daarop afrekenen; dat krijgt andere prioriteiten opgelegd. Juist daarom is het DKO ideaal geplaatst om die rol op zich te nemen. Vanaf het derde leerjaar kunnen leerlingen bij ons terecht. Voor de meesten is dat de eerste kennismaking met het begrip stemhygiëne. Kinderen met een verkeerd stemgebruik en/of hese stem raden we een bevoegde arts aan. In tegenstelling tot gezichts- of gehoorproblemen worden deze zaken zelden gedetecteerd in het gewone onderwijs. Bovendien wordt in het DKO - letterlijk en figuurlijk - naar hun stem geluisterd, want
bijna alle kinderen kunnen zingen, zelfs al denken hun ouders en onderwijzers van niet. Ze leren spelenderwijs hun stemapparaat gebruiken en vervolgens hun zangtechniek ontwikkelen. ‘Onmuzikale’ ouders kijken vaak verbaasd op van de talenten van hun ‘vals zingende’ telgjes, nadat de muziekleerkracht hen het lage gebrom en slechte stemgebruik heeft afgeleerd. Sommige ouders schreven zich zelfs op hun beurt in voor een muziekopleiding. Het is nagenoeg ondenkbaar om zoiets in het kader van een bijvak in het reguliere onderwijs voor mekaar te krijgen. De meeste kinderen hebben vóór hun lessen in het DKO nooit andere dan commerciële muziek gehoord. Wij leren hen ook andere genres te waarderen, wat heel wat tijd en toewijding vergt. De 2,5 lesuren per week zijn dan ook broodnodig, maar zullen in een lagereschoolprogramma mogelijk niet voorhanden zijn. In de AMV gaat het niet enkel om liedjes zingen of noten lezen, maar over een volledige inbedding van muziek in een levensstijl. Niets brengt de muzikale beleving zo dicht bij de mens als het zingen. Het belang van het zingen voor een muzikale vorming valt dan ook nauwelijks te overschatten. Dat daardoor het innerlijke gehoor wordt aangescherpt, komt trouwens ook voor een instrument bijzonder goed van pas. Wat je kan zingen, kan je makkelijker op je instrument reproduceren. En samenzang is de ideale voorbereiding op samenspel. De leerkrachten instrument die ik bevroeg, beaamden ten volle het belang van het vak AMV. Zelf hebben ze amper de tijd om de leerlingen de instrumenttechniek bij te brengen, laat staan dat ze hen ook algemeen muzikaal zouden kunnen vormen. Een vioolleerkracht die ook in Nederland lesgeeft - waar je zonder AMV een instrument kan aanleren - heeft ervaren dat het daar veel moeilijker werken is. Hij verliest tijd doordat hij zijn leerlingen algemene muzikale vaardigheden moet bijbrengen, en stelt telkens ook vast dat een minder goed gevormd muzikaal gehoor de vorderingen belemmert. Net als alle muziek is zingen een vak apart, dat best wordt onderwezen door gepassioneerde en gedreven specialisten. De liefde voor het zingen hangt samen met de liefde voor muziek en voor een instrument, met de liefde voor samenspel en harmonie en met de liefde voor het innerlijke gehoor. Die driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 11
// ZINGEN IN HET DKO
“Wat je kan zingen, kan je makkelijker op je instrument reproduceren. En samenzang is de ideale voorbereiding op samenspel.” versterkende samenhang komt in een muziekacademie tot zijn volle recht. In die context vormt de leerkracht notenleer de motor van het muzikale leven van de beginnende muzikant. Een perfect voorbeeld van die geïntegreerde aanpak zijn de kinderkoren, waarvoor de zangleerkrachten de kinderen leren samenzingen, begeleid door de leerkrachten instrument. Nogal wat leerkrachten AMV zijn ook buiten schoolverband koordirigent. Hun (gewezen) leerlingen vinden moeiteloos de weg naar het koor dat het best bij hen past. Bovendien tillen talloze concerten (leerkrachten- en leerlingenconcerten, Jeugd en Muziek…) de jeugd op een hoger niveau. In het lager onderwijs blijft muziek - begrijpelijk - een bijvak. Het DKO ziet het als een bijzonder vak. Tussen het leerplichtonderwijs en het DKO is uiteraard wel samenwerking mogelijk. Soms treden leerlingen AMV en leerlingen van de lagere school samen in één project op. Sommige onderwijzers vragen onze hulp bij de liedjesselectie of leermethode. Mijn persoonlijke ervaring in het lager onderwijs was echter dat het enthousiasme van de leerlingen niet noodzakelijk werd gedeeld door de medeleerkrachten. Ook de houding van de directie is bepalend: in de betreffende school verhuisde de muziekklas onlangs van een eigen vaklokaal naar een hoekje van de turnklas. Alleen al de akoestiek had nefaste gevolgen voor de stemhygiëne. AMV-lessen kunnen kinderen enkel liefde voor muziek bijbrengen als ze die interessant vinden. Daarvoor zijn het talent, de inzet en de toewijding van de leerkracht van doorslaggevend belang, maar die kunnen alleen in een afzonderlijk systeem met een eigen gebouw en personeel echt tot hun recht komen. Wat de kinderen in het leerplichtonderwijs voorgeschoteld krijgen, ervaren ze zelden als bijzonder. Het DKO is ideaal geplaatst om een coachende en stimulerende functie uit te oefenen, die ook het lager onderwijs ten goede komt: denken we maar aan de sociale vaardigheden die samen zingen en ritmeren meebrengen. ^ // ISABEL LESSENS
12 // stemband
hervorming DKO
Standpunt Koor&Stem Koorcultuur Koor&Stem vraagt dat DKO-leerlingen een brede culturele en muzische vorming krijgen die verder reikt dan de technische en muzikale beheersing van een instrument en waarbij basiscompetenties zoals horen, luisteren, samenwerken en samen musiceren worden aangescherpt. Koorzang is een uniek instrument om deze vaardigheden te verfijnen! Koor&Stem vraagt dat de decreetgever in het volgende DKO-decreet nog meer ruimte voorziet voor koorzang in het leerprogramma van het DKO. De samenwerking met de koren op lokaal niveau ligt hierbij voor de hand.
Koordidactiek Vele docenten die koorzang onderwijzen in het DKO zijn niet of te weinig vertrouwd zijn met koordidactiek. Voor Koor&Stem moet koorzang als een volwaardige opleiding binnen het DKO uitgebouwd worden. Daarom vraagt Koor&Stem dat de Vlaamse Gemeenschap een functie- en profielomschrijving uitwerkt voor de docenten die binnen het DKO samenzang of koorzang onderwijzen en dat er voldoende middelen worden vrijgemaakt voor een goede omkadering van deze vakken.
Opleidingen Het DKO biedt momenteel een langlopende cursus koordirectie aan in de muziekacademies van Hasselt, Lier en Waregem, inspelend op de groeiende vraag naar goed opgeleide koordirigenten in de Vlaamse koorwereld. Koor&Stem heeft haar eigen basisopleiding koordirectie afgestemd op dit leertraject en vraagt dat de Vlaamse Gemeenschap de koordirectie als een vaste opleiding integreert in het programma van de genoemde academies. In de Vlaamse koorwereld zijn meer dan 40.000 zangers actief, die geen specifieke koorvorming binnen het DKO kunnen volgen. Koor&Stem vraagt daarom dat een aantal academies in Vlaanderen de instrumenten en de middelen krijgt toebedeeld om een modulaire cursus koorzang in te richten voor actieve en toekomstige koorleden die zich willen bekwamen in de basistechnieken ervan. Ook stelt Koor&Stem voor dat leerlingen uit de (solo)zangklassen worden gestimuleerd om uitgebreid kennis te maken met koorzang. ^
// CONTEXT
Zangles
in rusteloze oorden Koorwerk is niet bepaald de meest voor de hand liggende zaak in Palestina. In dit artikel wil ik hiervan een impressie geven. Ik begon als koorlerares voor de Barenboim-Said Stichting in mei 2006 met het doel een elementaire kennismaking met muziek aan te bieden. Ondertussen heb ik kinderkoren opgericht in Ramallah, in dorpen en in het vluchtelingenkamp Balata in Nablus. In totaal werkte ik met meer dan 150 kinderen. Om het muziekonderricht in deze rusteloze oorden te illustreren, zal ik drie verschillende koorgroepen beschrijven: een schoolkoor in Ramallah, een koor in een dorp en één in het vluchtelingenkamp Balata in Nablus. Elk van die plaatsen heeft zijn eigen omstandigheden, kenmerken en uitdagingen. Algemeen gesproken zijn er grote verschillen in het muziekonderricht in de bezette Palestijnse gebieden. Op sommige plaatsen is er muziekonderwijs voorhanden of wordt eraan gewerkt, op andere plaatsen is er helemaal geen. Op school krijgen de kinderen geen muziekles, op enkele zeldzame uitzonderingen in privéscholen in Ramallah na. Er bestaat geen door de staat ondersteund systeem van muziekscholen… Maar er is verandering op komst: het Nationaal Conservatorium Edward Said heeft afdelingen gebouwd in Ramallah, Jeruzalem, Jericho en Bethlehem. De politieke versnippering van de gebieden, opgelegd door het bezettingsbeleid van Israël zorgt ervoor dat de gemeenschappen geïsoleerd van elkaar blijven. Bovendien heeft de toekomstige Palestijnse staat nog lang niet genoeg muzikanten van eigen bodem, die muziekonderricht op grote schaal zouden kunnen verschaffen.
andere steden op de Westelijke Oever. Er is de laatste jaren veel gebeurd op het gebied van creatief onderwijs, met enkele muziekscholen, kunstopleidingen en educatieve projecten zoals die van de Barenboim-Said Stichting. Ramallah heeft ook een rijk cultureel leven – vaak gesponsord of mede georganiseerd door buitenlandse culturele organisaties, maar het aantal plaatselijke Palestijnse (of gemengde) muziek- en dansgroepen stijgt. Ik wil benadrukken dat deze activiteiten grotendeels toegankelijk zijn voor de midden- en hogere klassen. De talrijke gezinnen die onder de armoe-
degrens en in vreselijk trieste omstandigheden leven in de stad of in vluchtelingenkampen, nemen niet echt aan die ontwikkeling deel. Initiatieven daartoe zijn zeldzaam en vaak heel tijdelijk. Ramallah is één van de drukste steden op de Westelijke Oever. Er is meer werkgelegenheid dan in de meeste andere steden en dorpen; de Palestijnse autoriteiten en de meeste internationale organisaties hebben hier hun zetel. Een noemenswaardig aantal ouders heeft dus de middelen om hun kinderen degelijk onderwijs te verzekeren. De Evangelische School beschouwt het als
Ramallah, Schoolkoor van de EvangelischAnglicaanse School © Marion Haak
Dit koor bestond al in de school. Ik werd gevraagd om het koorwerk verder te zetten omdat de voormalige leraar met pensioen was. De school is een privéschool, gemengd. De situatie in Ramallah verschilt erg van die in de
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 13
// Zangles in rusteloze oorden
één van haar troeven dat er een schoolkoor is. Het repertoire van het koor is ongeveer 70% westers, i.e. Europees of Amerikaans/Engels. Maar het koor zingt ook enkele liederen in het Arabisch of uit andere landen. Nogal wat leerlingen richten hun ogen op de Verenigde Staten en hebben er veel familie. Aangezien het koor al deel uitmaakte van het schoolleven, verloopt het werk er tamelijk spontaan en ongecompliceerd. De leerlingen weten wat een koor is, ze zingen graag en ze kunnen ook al behoorlijk goed driestemmig zingen. Het schoolkoor daar is vergelijkbaar met een schoolkoor in Duitsland. Momenteel telt de groep zo’n 30 leerlingen, waarvan twee derden meisjes zijn.
Deir Es Sudan, landelijk Palestina Deir Es Sudan is een dorp ten noorden van Ramallah, dicht bij de kolonie van Atara. Het telt zo’n 2500 inwoners, allemaal islamitisch en eerder conservatief. Meisjes en jongens gaan apart naar school. Zoals te verwachten in een klein dorp, worden sociale en religieuze regels tamelijk strikt nageleefd. Veel gezinnen zijn arm en er zijn weinig vooruitzichten op verbetering.. De landelijke zones van Palestina hebben in mijn ogen meer te lijden onder het politieke conflict dan het stedelijke en centraal gelegen Ramallah. De dorpsbewoners zijn vaak veel meer blootgesteld aan raids van het leger, geweld van de kolonisten, beperkte toegang tot hun eigen land, politieke gevechten tegen de bezetting, interne politieke machtsstrijden, armoede en religieus conservatisme. Ze hebben minder kansen op onderwijs en creatieve ontplooiing. Dat alles heeft uiteraard een ernstige impact op de kinderen. Er heerst een sfeer van frustratie, angst en agressivi-
14 // stemband
teit. Deir Es Sudan was het eerste dorp in landelijk Palestina, waar ik les gaf. Er zijn geen activiteiten voor kinderen of jongeren: er is geen jeugdclub, geen ontmoetingplaats, er zijn geen sportlessen of andere activiteiten. In de herfst van 2006 begon ik er les te geven. De koorrepetities vonden plaats na schooltijd in de lokalen van de meisjesschool, met een groep van ongeveer 60 kinderen, overwegend meisjes en enkele jongens onder de tien. Er was heel wat opwinding in het dorp over dat nieuwe koor en veel kinderen wilden meedoen. Het schoolhoofd heeft toen de kinderen uitgekozen, ervoor zorgend dat er kinderen uit alle gezinnen in het koor zouden zitten. Gezien er nog nooit een muziekgroep of een koor in dat dorp was geweest, was dat voor iedereen een nieuwe ervaring. De situatie was ook nieuw voor mij, aangezien ik vooral Arabische liedjes leerde aan kinderen die nog nooit eerder hadden gezongen, in een conservatief dorp, waar muziek als een potentieel gevaar wordt beschouwd voor het fatsoen van de meisjes. Voor de kinderen was het al helemaal ongewoon om een vreemde vrouw voor zich in de klas te hebben, die hen in gebrekkig Arabisch vroeg om rare, onbekende dingen te doen, zoals hun stem verheffen en zingen en bepaalde noten proberen te bereiken. De situatie was ook nieuw voor de ouders, die enige argwaan koesterden tegenover die westerse vrouw. Maar tegelijk waren ze nieuwsgierig en al vlug groeide het enthousiasme. Volgens mij vonden de kinderen het koor boeiend omdat ze eindelijk een activiteit hadden die noch op school noch thuis plaatsvond en waarvoor andere kwaliteiten vereist waren dan kennisgericht studeren. Na een tijd deden de kinderen gemeenschapservaring op,
ze begonnen naar zichzelf te luisteren, ontwikkelden een fijner gevoel voor het gebruik van hun stem en werden over het algemeen meer bewust van zichzelf en de anderen. De vrees en de onzekerheid die de ouders in het begin voor mijn werk voelden, verdwenen na verloop van tijd, onder meer omdat hun kinderen thuiskwamen met Arabische liedjes die ze in het koor hadden geleerd en omdat de ouders me Arabisch met ze hoorden praten. Kort nadat ik les was beginnen geven in Deir Es Sudan, vroegen ook andere dorpen of ik er een koor kon oprichten…
Balata Kamp, Nablus In 2007 benaderde het Cultureel Centrum Yafa in het kamp Balata (Nablus) de Barenboim-Said Stichting met de vraag een koorlerares te sturen. Balata is het grootste vluchtelingenkamp op de Westelijke Oever. Het werd opgericht in 1950 en bood oorspronkelijk plaats aan 5000 vluchtelingen. Vandaag leven er bijna 25.000 mensen. De gevolgen van die extreem hoge bevolkingsdichtheid laten zich dagelijks voelen: de scholen zijn overbevolkt; er zijn problemen met het rioleringsnetwerk; de wegen en straatjes zijn dringend aan herstelling toe enz. De steegjes in het kamp zijn verschrikkelijk smal en aangezien gebouwen alleen in de hoogte kunnen worden uitgebreid, is er niet veel zonlicht tussen de huizen. Armoede en werkloosheid zijn er schering en inslag. Nog altijd doet het Israëlische leger meerdere keren per week nachtelijke invallen in het kamp. Er zijn geen vooruitzichten op een betere toekomst. De sfeer die hier heerst, is doordrenkt van depressie, woede, angst en machteloosheid. Het Cultureel Centrum Yafa is een gemeenschapsinstelling, die activiteiten organiseert voor kinderen en jongeren
// CONTEXT
in het kamp. Het biedt Dabka- (dans-) lessen, Engelse les, een computerlabo, een kleine bibliotheek en zomervakanties in het buitenland voor kinderen en jongeren. De meisjes en jongens die zich in het nieuwe koor inschreven, waren tussen de 6 en de 14 jaar oud. Net als in de dorpen was ook daar de opwinding in het begin immens. En ook daar moest ik geleidelijk aan het concept van wat een koor is en hoe het werkt, bijbrengen. Maar eerst en vooral wat zingen eigenlijk is. Voor de kinderen daar was het niet vanzelfsprekend om op een bepaalde toonhoogte te zingen. De kinderen hadden de spontane neiging om de tekst van de liedjes aaneen en vaak heel luid te reciteren. De overschakeling op het zingen zelf was voor hen een vreemde, ongewone manier om de stem te gebruiken. Dat gold vooral voor de hoofdresonantie. De meeste kinderen, vooral de meisjes, waren beschaamd om de klank en de toon van het hoofdregister te zingen. Maar de zwaarste taak voor mij was de continuïteit van de groep. Veel kinderen werden lid van het koor, maar kwamen heel onregelmatig. Het was heel moeilijk om een vaste groep te vormen, die zich muzikaal zou kunnen ontwikkelen als een groep. Ook het feit dat het een gemengde groep van jongens en meisjes was, veroorzaakte enkele problemen. In hun strijd om de aandacht van de juf, waren de jongens veel minder gereserveerd. De meisjes kwamen niet voor zichzelf op en weigerden mijn pogingen om ze aan te moedigen. Daarom beslisten we om de groepen te verdelen op basis van hun geslacht. Zo werd het voor de meisjes gemakkelijker om wat vertrouwen te krijgen bij het zingen. Dat bleek een goede oplossing. De groepen zijn nu stabieler en de meisjes zijn veel meer gemotiveerd in het koor.
© Marion Haak
Artikel gepubliceerd naar aanleiding van het symposium Music on Troubled Soils, georganiseerd door de European Music Council in samenwerking met IMC Israel. Met toestemming overgenomen.
Vergeleken met de kinderen uit Ramallah, kunnen de kinderen in mijn Balatagroepen zich aanzienlijk minder lang concentreren. Ze zijn onrustiger en hyperactief. Tegelijk bevinden anderen zich in een passieve, bijna apathische sfeer. Maar over het algemeen zijn de kinderen heel gelukkig dat ze kunnen zingen en zich bewegen, maar het is niet gemakkelijk voor hen om hun oren te spitsen en te luisteren naar de klanken die ze zelf voortbrengen. De kinderen leven in omstandigheden die worden gekenmerkt door een gebrek aan ruimte, zowel op school als thuis. Er zijn nauwelijks momenten dat ze rust of stilte ervaren. Er is constant achtergrondlawaai en beweging te horen. Het was een nieuwe ervaring voor de leerlingen toen ik ze vroeg te luisteren naar de klanken die ze voortbrachten, zowel de als zang bedoelde klanken als onbedoelde klanken, zoals schuifelende voetstappen of geritsel van papier.
Zingen waar niemand zingt Uitgezonderd in Ramallah, wordt er in Palestina nauwelijks live muziek gespeeld, noch in organisaties, noch bij
de mensen thuis. De stemmen zijn het niet gewoon te zingen en vaak is er maar weinig begrip voor de diepere waarde van de muziek en voor de vereisten van het leerproces. Eén van de redenen waarom de muziekpraktijk daar ontbreekt, is misschien dat het maken van muziek wordt geassocieerd met vrolijke gelegenheden. Muziek maken in een omgeving vol verdriet en rouw wordt als onfatsoenlijk beschouwd. In de context van het aan de gang zijnde conflict, met veel te betreuren verliezen, is de muzikale praktijk grotendeels uitgestorven. Op de meeste plaatsen is de sociale omgang ook heel ruw. Door die ervaringen werd het me duidelijk dat het koorwerk daar (en misschien ook elders) moet worden ontwikkeld. Er is meer inhoudelijke ondersteuning nodig, die het sociale leerproces van de groep zal stimuleren, de perceptie van de zintuigen verfijnen, het bewustzijn van zichzelf en van de anderen verhogen en een groepsgeest scheppen. Alleen als die aspecten een geïntegreerd deel van het koorwerk worden, zal dat een langdurig effect hebben en het muzikale leerproces (en de resultaten ervan) bevorderen. ^ // MARION HAAK
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 15
// KURT BIKKEMBERGS
Goede smaak bij het maken van een kinderlied
© Marcel Van Coile
Goede smaak bij het maken van een kinderlied. Hoe kies ik met smaak een geschikt kinderlied?… waren de voorstellen voor het maken van dit bescheiden schrijven. Mijn eerste vraag draait wel degelijk om het woord of begrip ‘smaak’? Is ‘smaak’ hier van doen? Wat is dat eigenlijk, ‘smaak’? Stof voor een bredere en ruimere discussie dan de mij toegemeten ruimte toelaat. Dan rijst de vraag: moet een kinderlied ‘gemaakt’ worden of houden we toch meer van ‘componeren’? De laatste decennia worden er vele liedjes gemaakt, bandwerk, met weinig tot geen inhoud. Liever toch een werk dat ‘gecomponeerd’ wordt, doordacht, met een diepere betekenis en achtergrond en met een onlosmakelijke verband tussen de cultuur van de componist en die van de uitvoerders. Een compositie voor kinderen, geschreven door een Vlaamse componist, zal totaal iets anders zijn dan een werk van een componist uit Estland. De voedingsbodems, de cultuur waarin beide componisten opgroeiden, zijn totaal verschillend. Jammer genoeg klinken de liedjes voor kinderen (je weet wel, met ‘die’ pianobegeleidingen) uit beide landen zeer identiek…
16 // stemband
// KURT BIKKEMBERGS
Voordat iemand begint met het creëren van ‘iets’, moet hij uitgebreid reflecteren op de situatie maar ook op zichzelf. De bekende waarom-, wie-, wat- en hoe-vragen mogen hier de revue passeren.
Eerst en vooral komt de vraag: waarom? Waarom wil iemand een kinderlied componeren? Waarschijnlijk omdat hij dat graag wil doen, of omdat sommige mensen vinden dat hij dat goed kan en graag iets nieuws van hem/haar wil horen, of … Met de ‘oude’ volksliederen - het grootste en beste voorbeeld - is er reeds enorm veel literatuur geschreven die bruikbaar is om kinderen te doen zingen. Maar er bestaat een aversie tegen het volkslied. Waarom is me niet helemaal duidelijk. Volksliederen bevatten een schat aan informatie, zijn meestal heel guitig of leerrijk, en zijn bovendien goed voor de (kinder)stem geschikt. Waar ligt dan het probleem? Bij de tekst of de inhoud? Die zou niet meer van de tijd zijn. Wat is ‘van de tijd’? Moeten liederen dan gaan over beurscrisissen, mp3 en gsm, scheidende ouders en werklozen? Kinderen blijven nieuwe composities die vertrekken vanuit de volksliederenschat, graag en veel zingen. Als ze er natuurlijk kennis mee kunnen maken dankzij geëngageerde koorleiders of leerkrachten. De nieuwe generatie kinderliedcomponisten is die gave ogenschijnlijk verloren. Er blijft nog een schat aan volksliederen te voorzien van een goede tweede stem, geschikt voor kinderen. De Vlaamse romantici hebben (voor hen) hedendaagse auteurs gebruikt als inspiratie- en tekstbronnen. Die liederen komen dan natuurlijk wat oubollig en gedateerd over
bij de twintigste- en eenentwintigste-eeuwse zangertjes. Toch ligt daar weer een schat aan informatie te wachten. Misschien tot een volgende eeuw?
En de belangrijkste vraag: voor wie? Kinderen zijn waarschijnlijk niet alleen de leukste maar terzelfder tijd zeker de belangrijkste doelgroep. Vrijblijvendheid is hier dus uit den boze. Niet enkel aan de inhoud maar vooral aan de technische mogelijkheden van de kinderstem moet worden gedacht. Te pas en te onpas wordt een onderscheid opgeworpen tussen ‘zingende’ (kinderkoor) en ‘niet-zingende (onderwijs) kinderen. Dat is een scheefgegroeide situatie waar een pedagoog en dus ook een kinderkoorcomponist zich moet kunnen boven plaatsen. Omdat er men minder, te weinig, zingt op school, in de jeugdbeweging en in familieverband, wordt de natuurlijke ontwikkeling van de kinderstem afgeremd. De dominerende visuele media blijven de aandacht centraliseren op vervlakkende themata en ritmische ondersteuning die bewust raakvlakken met de hedendaagse popcultuur heeft, maar helemaal geen pedagogische onderbouw biedt. Een ernstige componist mag zich daar niet door laten meeslepen. Wie voor kinderen wil schrijven, hoort inderdaad ook een beetje pedagoog te zijn. Hij moet weten dat en hoe een kinderstem evolueert. De reikwijdte van de stem, bijvoorbeeld, verandert met de hormonale groei van het kinderlichaam. Een kinderlied hoort een kind te stimuleren op alle gebieden. Niet enkel het onderwerp – deze opmerking is een dooddoener geworden - maar ook de moeilijkheden tot ontwikkeling van de
tips voor de kinderkoorleider Wees pedagoog én muzikant
Kies composities, geen liedjes
De laatste tijd is denkt men het beste met kinderen te kunnen werken door zich te verplaatsen naar hun niveau, door toe te treden tot hun wereld. Die werkwijze brengt zeer weinig diepgang en grote vervlakking. Alle kinderen zullen geboeid luisteren naar wat een goede pedagoog te zeggen heeft, het leren en volgen. Hij kan een verhaal vertellen, een nieuwe wereld openen en de verbeelding laten werken. Dat is de beste voedingsbodem om kinderen iets bij te brengen en om ze te laten zingen! Musiceren wordt dan zoveel eenvoudiger.
Deze tip is natuurlijk sterk verbonden met de voorgaande. Een pedagoog/muzikant zal steeds grijpen naar goede composities, een animator/showman naar liedjes. Een (kinder)koorleider mag zijn/haar functie nooit vergeten, die van ‘leider’. Er rust een grote verantwoordelijkheid op zijn/haar schouders om de kinderen binnen te brengen in de wondere wereld van de muziek, een wereld die bestaat uit zoveel kleurrijke facetten. Niet enkel uit het afdreunen van liedjes met teksten die ze (veel beter gebracht) horen op radio en tv.
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 17
© Marcel Van Coile
// KURT BIKKEMBERGS
kinderstem zijn primordiaal. En waarom die ontwikkeling niet sturen met de hedendaagse muziek in het achterhoofd? Als die kinderen later denken mee te zingen in een interessant koor met een goede dirigent, zal een goede voorbereiding door het kinderlied geen overbodige luxe blijven. We staan daar momenteel ver van de realiteit af. Het onderwerp – het kwam reeds even ter sprake – mag niet belerend en vervlakkend zijn. Het hoort het kind te prikkelen in zijn fantasie en zijn ontwikkeling. Er behoort aandacht te zijn voor de geestelijke vooruitgang van het kind maar, weerom, zonder te vervallen in zijn/haar dagelijkse leefwereld of denkbeelden. Ook de opleiding van dirigenten en pedagogen mag hier kort ter discussie staan. Het heeft uiteraard geen zin om interessante en muzikaal doordachte composities te schrijven als die niet ‘begrepen’ worden op muzikaal en pedagogisch vlak. Persoonlijk vind ik dat daar nog een enorm lang weg af te leggen valt.
Niet aan gedacht: door wie? Niet iedereen kan kinderliederen schrijven. Eerst is er het technische aspect. Hoe ruimer de technische bagage van de componist, des te meer zal hij kunnen putten uit de verworvenheden van de muziekgeschiedenis. Kennis van de (kinder)stem en van het eventuele gebruik van instrumenten is een must. Muzikale en maatschappelijk-filosofische visie vormen een pluspunt. De componist hoort bij het schrijven rekening te houden met de eigenheden van de stem. Bij een kind heeft die nood aan legato en ritmische verscheidenheid om stem en ademhaling te ontwikkelen. Een kind heeft nood aan goed taalgebruik, aan goede teksten die de fantasie prikkelen en die bijdrage tot zijn mentale en maatschappelijke ontwikkeling.
18 // stemband
Wat is een kinderlied? Een lied gecomponeerd voor kinderen. Deze bewering is zeer ruim en behoort zo ook geïnterpreteerd te worden. Kinderen zingen al heel vroeg, met de beperkingen die ze kennen op lichamelijk en geestelijk vlak. Ze worden peuters, tieners en zelfs pubers in de tijdspanne van een decennium. Hou daar rekening mee. Kinderen van zes zingen andere dingen graag dan kinderen van tien…
En hoe dan wel? Elk vogeltje zal en mag ook zingen gelijk het gebekt is. “De genialiteit van de componist overstijgt die van de uitvoerder,” leerde ik tijdens mijn pedagogische opleiding. Een vernieuwende inbreng door een componist die jong van geest is, bezorgt een geïnteresseerde koorleider/lesgever/pedagoog ruimere invalshoeken. Toch stellen zich een aantal technische en filosofische eisen aan het componeren voor kinderen, zelfs aan het ‘schrijven’ van een kinderlied. We beginnen met een zoektocht naar een goede tekst. Die tekst moet worden beoordeeld op inhoud en ook reeds op vocaliteit. De inhoud mag vertrouwd zijn of volledig onbekend (vreemde of nonsens taal), maar moet de leefwereld (lees leeftijd) steeds prikkelen. De tekst mag niet belerend of moraliserend zijn, niet banaal of kinderachtig met een platte beeldspraak, maar moet spits, guitig en innoverend zijn. Verhalende, klankrijke teksten in een klare taal, goed van stijl, met goed gekozen, niet-versleten of opgedrongen beeldspraak, zijn onontbeerlijk. Met de vocaliteit van de tekst begint de ware zoektocht naar de inhoud van de tekst. Niet enkel de kleur van de klinkers maar vooral de goede vocalisering van de bouwstenen van de tekst
// KURT BIKKEMBERGS
is primordiaal. Zo raken we al even het volgende bestanddeel aan. De keuze en het gebruik van klinkers en medeklinkers moet nauwlettend in ’t oog gehouden worden. Ook het natuurlijke ritme van elke tekst moet aandacht krijgen. Geen slechte tekstplaatsingen toelaten of het gebruik van stoplappen uit rijmdwang. Een tekst met een natuurlijke ritmiek, die niet vervalt in een dreun met steeds dezelfde notenwaarde en een star syllabisch verloop (“dans van de achtsten/vierden”), geniet ontegensprekelijk de voorkeur. Parlando-teksten brengen het kind pratend-zingend buiten adem en geven geen impuls aan een goede ademhaling en een gezond legato. Een tekst moet na ontelbare keren zingen nog steeds boeien en iets nieuws kunnen bieden. Is er genoeg ruimte tussen de tekstdelen om op een goede plaats te ademen? Bieden de vocalen genoeg tijd aan de stem om zich te laten kleuren en vormen? Is de lengte van het tekstdeel niet te lang of te kort om een goede ademboog te realiseren? Op deze tekst (of klanken) komt een goede melodie die steeds in symbiose met de tekst een onlosmakend geheel zal vormen. De metriek die steeds aanwezig is in een goede tekst zal worden versterkt door de ritmiek en de metriek van een goede melodie. De melodie, melodieus, natuurlijk qua structuur, melodiek en spanningsopbouw, hoort de sfeer te ondersteunen en aan te sluiten bij de tekst qua inhoud en accentuatie. De ambitus moet in overeenstemming zijn met de natuurlijke stemomvang van (elke leeftijd van) het kind. Niet te hoog, maar vooral niet te laag! Zelfs bij kinderen werkt een overmatig gebruik van het (totaal niet ontwikkelde) borstregister nefast op de stembanden. Kinderen kunnen heel snel en gemakkelijk, onder een goede professionele begeleiding, zingen en werken met het natuurlijke kopregister. Als de angst bij kinderen voor de hoogte (en ik benadruk, door een goede en professioneel ingestelde dirigent of lesgever-pedagoog) weggenomen wordt, gaat er een muzikale wereld open die niet enkel een kinderstem tot haar volle (en juiste) recht laat komen, maar ze ook verzorgt en natuurlijk laat ontwikkelen. De ambitus kan dus zeer zeker te ruim genomen worden, maar ook te klein. Willen we echt? Ja, dan moeten we denken aan een goede begeleiding. Een begeleiding hoort te ondersteunen, enthousiast te maken en eventueel te helpen bij moeilijkere passages zonder dat het opvalt. Een begeleiding moet de zangers zeker niet lijmen met poppy ritmes of lege harmonische wendingen die we horen in de media. Ook hier wil ik een lans breken voor het introduce-
ren van hedendaagse klanken. Een goede begeleiding kan een poort openen voor elk kind en het laten kennismaken met de muzikale wereld van de ernstige hedendaagse componist. Dan wordt de denkpiste voor het kiezen van een begeleiding weer veel groter. Moeten we steeds kiezen voor een toetsinstrument? Waarom steeds vervallen in het gebruik van een akkoordinstrument? Wat is er mis met een melodie-instrument? Met zelfgemaakte instrumenten? Met geluiden? Met … niets? Wat is er mooier dan een kinderstem… a capella?
Tot besluit Smaak is niet van doen; kennis des te meer. (Kinder)liedjes mogen weer composities worden maar zonder te vervallen in technische hoogstandjes waarvan de dirigent noch de pedagoog, en zeker het kind, niets begrijpt en waardoor ze niet geprikkeld worden. Toch wil ik een lans breken voor een betere opleiding van koorleiders en lesgevers/pedagogen. Mede door hun kennis en handigheden zal het aanbrengen verbeteren en daardoor kunnen ook de zangers makkelijker omgaan met materie die op het eerste gezicht wat complex lijkt. Laat ons liederen schrijven die kinderen zich zelfs op volwassen leeftijd nog steeds herinneren, die hen blijven prikkelen en die ze nog altijd graag en vooral goed zingen. ^ // Kurt Bikkembergs
composities voor kinderkoren laag niveau// Gregoriaans en volksliederen; niets is beter dan de ‘oude’ liederenschat, heilzaam voor de stem en altijd goed voor een ‘fantastisch’ verhaal.
gemiddeld niveau// Composities van Benjamin Britten (vb. Friday Afternoons), Jurgen Golle, Vic Nees (De Monte koorreeks), Kinderwereld van Willem Kersters, tweestemmige werken van Zoltan Kodály, Lajos Bárdos, Bela Bartok.
hoog niveau// Aglepta van Arne Melnäss, Petite Voix van Francis Poulenc, Noël pour les enfants qui n’ont plus de maison van Claude Debussy en verschillende werken van de eerder genoemde componisten).
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 19
// LITURGISCHE MUZIEK
Voix céleste ‘Voix céleste’ is een term uit de orgelwereld die wel eens gebruikt wordt om de frisse koorklank van een kinder- of jeugdkoor aan te geven. Concertrecensies schrijven dan over ‘hemelse stemmetjes’ of ‘een zang als die van engelen’. Mensen zijn gecharmeerd door de puurheid van kinderstemmen en zoeken naar metaforen om wat ze willen zeggen, nog sterker te maken. Geschiedenis Als we surfen op websites van kinder- en jeugdkoren, valt het op hoeveel koren hun ontstaan vinden in kerk- of schoolverband. Het opluisteren van kerkelijke vieringen is in de beginjaren van een kinderkoor vaak het enige publieke optreden, naast een kerstconcert of een optreden bij de proclamatie op school. Na verloop van jaren zien we bij sommige koren een verschuiving richting concertpodium, bij sommige ook niet. Beide richtingen hebben hun zin en waarde, ook al horen we af en toe de vraag “Waarom zou een kinderdoor in hemelsnaam in de kerk en in de liturgie zingen?” In hemelsnaam… de vraag heeft, naar mijn gevoel, toch wel raakpunten met de ‘voix céleste’ waarover mensen het zo graag hebben, wanneer ze over het kinderkoor spreken.
Repertoire Het liturgisch repertoire voor kinder- en jeugdkoren biedt over het algemeen gemakkelijke muziek. Het beperkt zich tot éénstemmige of eenvoudige meerstemmige liederen en koorwerkjes. Dat maakt dat het repertoire toegankelijk is voor elk kinder- en jeugdkoor, van welk niveau dan ook. Die eenvoud van tekst en muziek zorgt echter meteen ook voor uitdaging. Een eenvoudig, eenstemmig lied, mooi en goed zingen vraagt evenveel energie als het instuderen van een meerstemmige compositie. Voor beginnende kinder- en jeugdkoren
20 // stemband
ligt in dat repertoire een geweldige kans om materiaal te vinden dat tegelijk kwalitatief is en aangepast aan de mogelijkheden van het koor. Het liturgisch repertoire brengt de koorleden ook in contact met een rijke traditie. Het grootste deel van de koorliteratuur die we nu kennen en zingen, is immers geschreven voor de liturgie. Door met een kinderkoor regelmatig mee te werken aan de muzikale uitbouw van een eucharistieviering, leren de koorleden vanzelf wat een ‘kyrie’, een ‘gloria’ enz… is. Die achtergrondkennis hebben ze als kind niet nodig, maar wel als ze later als volwassene in een koor zingen of - wie weet - er ooit als dirigent voor komen te staan. Door met het kinder- en jeugdkoor regelmatig contact te houden met de liturgische praktijk, werken we mee aan de algemene muzikale opvoeding van de jongeren. Ze maken live mee wat ze anders uit geschiedenisboeken moeten gaan opdelven.
Podium Een van de grote moeilijkheden die de dirigent of het bestuur van een kinderof jeugdkoor heeft, is het behouden van zijn leden. Zangertjes blijven graag naar het koor komen als er op tijd en stond ook ‘iets te beleven valt’. Kinderen willen graag tonen wat ze kunnen en wat ze geleerd hebben. Alleen maar repeteren zonder naar een uitvoering toe te werken is geen goede zaak. Aan
de andere kant is het meestal ook niet mogelijk om 10 concerten per jaar voor te bereiden. Het zingen in de liturgie kan dat wat opvangen, al is een goede dosering noodzakelijk. Wanneer we, enkele keren per jaar, meewerken aan een viering, is er meteen een doel om voor te repeteren. We hébben als het ware een podium. Een enorm voordeel, zeker voor beginnende koren of koren met weinig mogelijkheden, is dat de toehoorders meestal minzame mensen zijn die het fijn vinden dat een koor aan de viering meewerkt. We zingen niet voor een jury, niet voor een concertpubliek… maar voor ‘gewone mensen’, die het a priori fijn vinden dat we er zijn.
Uitdagingen Een groot verschil tussen de liturgie en het concertpodium ligt in het feit dat het koor in de liturgie niet de hoofdrolspeler is. Op het concertpodium is dat wel zo. In de liturgie zijn er verschillende spelers, die allemaal een belangrijke rol hebben. Het komt neer op samenwerken, overleggen, aanpassen, inschakelen in een groter geheel enz… en wel voor alle betrokken partijen. Dat is niet altijd even makkelijk. Want iedereen die iets doet, heeft graag dat de anderen daar met volle aandacht naar kijken. In de liturgie is dat niet altijd het geval. Daar gaat de aandacht meestal naar het geheel en dat vormt een uitdaging.
// LITURGISCHE MUZIEK
Door een koor in te schakelen in de liturgie, schakelen we ons als individu als groep ook in in de samenleving. We gaan deel uitmaken van een mensengemeenschap die uit verschillende generaties bestaat. Toegegeven, de oudere generatie is het meest vertegenwoordigd in de kerk. Maar als dat een reden is om niet in dat avontuur te stappen, zal het avontuur van de samenleving ooit ophouden… Er is niets mooiers dan de uitdaging aan te gaan om u als mens in te schakelen in de gemeensschap. Vandaar ook de warme oproep om aan kinderen in de kinder- en jeugdkoren het contact met de samenleving niet te onthouden. Zingend aanwezig zijn in de liturgie bevordert dat contact.
de kerk. Ze worden op weg gezet naar zoveel hemelse muziek die de muziekgeschiedenis ons overgeleverd heeft. En… door hun engagement realiseren ze een stukje ‘hemel op aarde’, bouwen ze mee aan een betere wereld voor iedereen. ^ // Jos Bielen
www.zingalleluia.be
Zing alleluia In kunstboeken zien we dat de engelen in de hemel blijkbaar heel veel ‘alleluia’ en ‘gloria in excelsis deo’ zingen. Dit laatste geldt dan vooral voor de engelen bij de kerststal. Zing alleluia is de titel van een gloednieuw repertoireproject voor kinder- en jeugdkoren die op zoek zijn naar liturgisch liedmateriaal. Het bevat éénstemmige en eenvoudig meerstemmige koorwerkjes, liederen en canons. Heel het project bestaat uit een partituurboekje (inclusief cd voor ieder kind), zangnamiddagen voor kinder- en jeugdkoren, een cursus voor dirigenten en heel wat andere ondersteuning.
Tot slot “Waarom zou een kinderdoor in hemelsnaam in de kerk en in de liturgie zingen?” Wel, misschien is het beste antwoord: “In hemelsnaam!”. Want de kinderen zijn in de zevende hemel als ze naar een uitvoering toe kunnen werken, ze zullen de hemel in geprezen worden door de aanwezigen, die het heel tof vinden dat kinderen zich willen engageren in
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 21
// CD
Kinderkoor Canteclaer
Beestenboel Het eerste dat opvalt als de CD in onze brievenbus valt, is de vrolijke, originele hoes met daarop de dieren die in de liedjes voorkomen. Vele van de titels herken ik uit de Attakatamoeva-boekjes: een bont allegaartje van liedjes voor kinderen van 3 tot 12 jaar. Goed bruikbaar dus in de basisschool. De meegeleverde teksten in het CD-boekje zijn absoluut een stimulans om mee te zingen. Een aantal liedjes zoals de Tango van 2 muggen en De verliefde stieros zijn ook leuk om in de samenzang aan te leren. De liedjes zijn mooi (en juist) ingezongen door de jonge zangertjes van kinderkoor Canteclaer uit Lo-Reninge. We horen wel minder stemmetjes dan er namen staan op het hoesje, wat doet vermoeden dat de kinderen de liedjes in kleine groepen hebben ingezongen. Koen Garriau, bekend van hedendaagse folkensembles Fluxus en Ashes, tekent voor de arrangementen, speelt ook saxofoon en laat zich vergezellen door collega-folkmuzikanten. Samen met dirigente Barbara Vandendriessche produceerde hij dit schijfje. De begeleiding is hedendaags en aangepast aan de leefwereld van de kinderen zonder daarom aan kwaliteit in te boeten. Ik herken regelmatig folk-, en popklanken in de begeleiding. De begeleidingen zijn aangepast aan het lied. Zo hoor je in het nummer Bigi Kaaiman regelmatig een typisch Afrikaans ritme in het slagwerk terugkeren en bij De kikkertjes hoor je de kikkers kwaken op de achtergrond. Bij de intro van De verliefde stieros merk je al voor de zang begint dat we in Spanje aanbeland zijn. Of het nu gaat om een kleuterliedje (Alle eendjes zwemmen in het water)
22 // stemband
of een volkslied (La laine des moutons), de liederen worden op zo’n leuke manier begeleid dat de kinderen geprikkeld worden om mee te zingen. Zeker een aanrader als je met kinderen op de achterbank op pad bent. Beestenboel is verkrijgbaar bij Appel Rekords via www.tsmiske.be of in de betere cd-winkel. // Tinne De Groot
In Dulci Jubilo
Haydn In 2009 vierde de klassieke muziekwereld het 200-jarige overlijden van Joseph Haydn. Het knapenkoor In Dulci Jubilo herdenkt de Oostenrijkse componist met een cd waarop het koor een duel aangaat met zijn voorgangers uit 1982. 25 jaar geleden behoorde In Dulci Jubilo tot de internationale top van de knapenkoren. Tegenwoordig zijn de knapenkoren dun bezaaid, maar In Dulci Jubilo staat, zeker in Vlaanderen, nog altijd aan de top. Ter gelegenheid van het Haydn-jaar heeft het koor uit Sint-Niklaas een oude opname van de Missa In Tempore Belli van onder het stof gehaald en die tegenover zes psalmen geplaatst die door het huidige koor zijn gezongen. De opnames uit 1982 laten zien waarom het koor toen zo hoog aangeschreven was. Omringd door solisten als Bernadette Degelin, Lucienne Van Deyck, Jan Caals en Marcel Verhoeff doet het koor de zogenoemde Paukenmesse alle eer aan. Het tweede deel van de cd is vrijgemaakt voor zes psalmen in de stijl van de Engelse hymnes. Hij componeerde de psalmen dan ook op verzoek van een Engelse priester. De statige muziek past perfect bij de klankkleur van het huidige koor. Je kan de CD bestellen via de website www.in-dulci-jubilo.be
DE ORGELPIJPJES
Boem Taderatataa! Vlak voor het verstrijken van de deadlines van deze StemBand ontvingen we nog Boem Taderatataa! van het kinder- en jeugdkoor De Orgelpijpjes. Zo krijg je in deze cd-rubriek werk van 3 kinderkoren met een heel verschillend profiel gepresenteerd. De Orgelpijpjes zijn verbonden aan de parochie O.L.V. van Troost te Heverlee. Het koor viert zijn 50-jarige bestaan in 2010. Het opluisteren van erediensten is hun voornaamste taak, maar ze concerteren en nemen regelmatig deel aan wedstrijden zoals het Europees Muziekfestival voor de Jeugd te Neerpelt. Op deze verzamel-cd vinden we een ruime selectie uit het rijke, profane repertoire van het koor, een staalkaart van hun kunnen. Het gaat voornamelijk om Europese volksliederen, hedendaagse koormuziek (Kurt Bikkembergs, Piet Swerts, ...) en enkele werken uit het lichtere genre. www.orgelpijpjes.be ^
CD
// ALAIN DE LEY
Zong in het Antwerps Kathedraalkoor
Alain De Ley Als jonge snaak op het Sint-Jan Berchmanscollege in Antwerpen was ik nogal intensief met sport bezig: turnen, voetbal, basketbal, noem maar op. Je kon het zo gek niet bedenken of ik had het wel gedaan. Toen ik een jaar of 14 was, kreeg ik jammer genoeg rugproblemen, zodat het sporten moest worden afgebouwd. Een goede kameraad van me zong toen al enkele jaren bij het Antwerps Kathedraalkoor en stelde voor dat ik er ook zou bijkomen, kwestie van die leegte in mijn drukke sociale leven te vullen. Nu, ik had van thuis uit niet zoveel meegekregen op gebied van klassieke muziek en al helemaal niet van koormuziek. Mijn moeder had, toen ze kind was, piano gespeeld; mijn vader was eerder een literatuurliefhebber en achteraf bekeken eigenlijk een muzikale Beotiër. Onze platencollectie was bijzonder klein: Les Parapluies de Cherbourg van Michel Legrand, 2 polonaises van Chopin, The Best of Frank Sinatra, La Traviata, Het 2de pianoconcerto van Rachmaninov en enkele 78-toeren platen van Nat King Cole; klein maar fijn, al meen ik me nu te herinneren dat er ook nog een plaat van De Strangers tussenzat. Ik moest dus even nadenken over het voorstel van mijn kameraad, op dat moment niet wetende dat die beslissing bepalend ging zijn voor de rest van mijn leven. Bovendien moest ik nog toegelaten worden: je moest blijkbaar kunnen zingen en ik had geen idee of ik dat wel kon. Mijn geluk is geweest dat E.H. Jan Schrooten, de toenmalige – temperamentvolle – kapelmeester, nogal wanhopig op zoek was naar tenoren. Mijn stem was toen net van schelle coloratuur een paar verdiepingen naar beneden gedonderd naar de bromtessituur. Ik kon, tot mijn niet geringe verbazing, toch wel een do van een sol onderscheiden – blijkbaar toch wat genen van mijn moeder geërfd – en werd een kakelvers lid van het Antwerps Kathedraalkoor.
ik daar heb opgedaan en die voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor wie ik nu ben. Als ik nog oud-zangers van het Kathedraalkoor, of andere koorknapen ontmoet, vertellen ze me een gelijkaardig verhaal: ze zijn niet allemaal professioneel met muziek bezig, maar ze hebben allemaal toch een rijkdom verworven die ze hun hele leven meedragen. // Alain De Ley
Biografie De componist Alain De Ley volgde les aan de kunsthumaniora te Antwerpen in 1979. Nadien studeerde hij verder aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium in Antwerpen waar hij zich ondermeer piano en dwarsfluit als optie koos. De Ley volgde privé les contrapunt en compositie bij Alain Craens en werd gecoached door de Oekrainse componist Alexander Shchetynsky. De Ley is ook artistiek verantwoordelijke van het Vlaams Radio Koor en het Brussels Philharmonic – het Vlaams Radio Orkest. ^ www.alaindeley.com www.vro-vrk.be
De eerste repetitie herinner ik me nog alsof het gisteren was. Het eerste werk waaraan we repeteerden was een 3-korig werk van M. Praetorius. Ik denk dat ik geen noot gezongen heb, maar heel de tijd met open mond van verbazing heb zitten luisteren naar al dat muzikaal geweld dat mij overviel. Shock and awe avant la lettre! Op dat eigenste moment wist ik gewoon: This is It ! Ik was van mijn paard gebliksemd en mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Ik heb 3 à 4 jaar bij het Kathedraalkoor gezongen, maar was zodanig gebeten door de muziek dat ik het college vaarwel heb gezegd en naar de kunsthumaniora, en later naar het conservatorium gegaan ben. Ik wou meer muziek… Ik zal E.H. Jan Schrooten en het Antwerps Kathedraalkoor altijd dankbaar blijven voor de onvergetelijke ervaringen die
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 23
// Column
KNAPENSTEMMEN In het najaar was ik met een gezelschap op reis door de hiel van Italië. Door Apulië met als belangrijkste centrum Bari. In de prachtige romaanse basiliek van de heilige Nicolaas ligt de goede Sint begraven. De Sint over wie bij ons een paar traditionele kinderliedjes bestaan, maar over wiens legendarische leven ook Britten zijn Saint Nicolas Cantate componeerde. Als twaalfjarige hoorde ik in 1948 op het NIR de première daarvan in een rechtstreekse overname van de BBC. Daar dacht ik aan terwijl ik het Nicolaasverhaal nog eens hoorde vertellen. Onze reisroute liep over Bitonte. In de crypte van de kathedraal zag ik het graf van Tommaso Traetta. Die is er in 1727 geboren. Weinig mensen uit de koorwereld zullen de componist Traetta kennen, want zijn carrière speelde zich uitsluitend in de opera af. Zelf heb ik ooit een enkele ouverture van hem gehoord, maar in de lessen muziekgeschiedenis werd zijn aandeel in de ontwikkeling van de opera toch extra vermeld. Hij stierf in Venetië, maar werd recentelijk naar zijn geboortestad overgebracht. Vandaar de gloednieuwe steen in de muur. Op weg naar de kathedraal van Bitonte zag ik ook de Via Cimarosa. Nee, Cimarosa werd in de buurt van Napels geboren en ik weet evenmin welke zijn relatie met Bitonte is, maar deze keer dacht ik aan een roman die ik jaren geleden heb gelezen. Domenico Cimarosa treedt erin op als romanfiguur. Ik herinner mij vaag dat hij ergens in een patisserie taartjes zat te eten. Het doet niet ter zake, maar de scène komt voor in de roman Porporino ou les mystères de Naples door Dominique Fernandez. Het belangrijkste wat ik uit het boek heb onthouden is de wijze waarop in Zuid-Italië jongetjes werden geronseld voor de zangpraktijk. Jaarlijks gingen een paar kapelmees-
24 // stemband
ters langs de Apulische of Calabrische dorpen, bezochten ieder huis en lieten de jongetjes voorzingen. De sukkelaartjes die een mooie stem hadden en zuiver zongen, namen ze mee naar Napels of Rome, niet zonder de arme ouders daarvoor te hebben vergoed. Indien hun talent de moeite loonde, werden de jongens daarna deskundig bewerkt. Het ‘knapen knippen’ was een offer aan het belcanto, dat oogluikend werd toegestaan. De slachtoffers zongen in kathedraalkoren om later in de opera te verzeilen. Niet iedereen werd een Farinelli. Er liepen vele mislukkelingen rond die hooguit wat kerkkoren konden versterken. Sommigen lieten zich door rijke heren inhuren als cicisbeo voor hun dames. Over een toonvaste jongensstem beschikken was toen niet zonder gevaar. Ik heb ergens gelezen dat tot in 1902 een castraat in het koor van de Sixtijnse kapel heeft gezongen. Dat gevaar bestond in mijn jeugd niet meer. Er werden wel nog altijd jongens geronseld voor de kathedraalkoren. Op het St.-Romboutscollege kwam meneer Baeckelmans in het vierde studiejaar van alle jongens een stemproef afnemen. De besten moesten een jaar lang elke middag een halfuur notenleer oefenen uit het boekje van Paul Gilson. Pas als je dat feilloos beheerste, werd je uitverkoren om in het fameuze kathedraalkoor mee te zingen onder de leiding van monseigneur Van Nuffel. De allerbesten mochten of moesten ook dienst doen in het gregoriaans koor. Jules Van Nuffel was toen zijn hoogtepunt voorbij. De triomfjaren tussen de beide oorlogen behoorden tot het verleden. Ik kwam er pas bij na 1946 toen Van Nuffel al slecht begon te zien. Zelfs tijdens de uitvoeringen op hoogdagen stond bij de sopranen en bij de alten een
repetitor, gereed om in te grijpen als er iets fout zou gaan. Ik heb van de visueel gehandicapte Van Nuffel nochtans enorm veel opgestoken. Zijn keuze was veelzijdig. Onder zijn leiding zongen wij niet alleen missen van Lassus en De Monte, maar ook van Kurt Fiebig en Jaap Vranken, van Joseph Jongen en Hendrik Durieux, van Flor Peeters - altijd zelf aan het orgel - en van mijn vader. Wie ooit een partituur terugvindt van de Missa in honorem Sancti Rumoldi van Staf Nees, mag mij verwittigen. Ze bestond uitsluitend in manuscript en in het archief van het St.-Romboutskoor zit ze niet meer. Sinds lang overheerst de tendens om kinderkoren vooral muziek op hun eigen niveau te laten zingen. Misschien is een hedendaags pedagoog verbaasd over wat toen geëist werd. Wij kwamen er nochtans onbeschadigd uit. Zeger Vandersteene, Guy De Mey, Ludwig Van Gijsegem, Lieven Deroo, Philippe Souvagie, allemaal door de tredmolen van de collegekoren gegaan en niet slecht gearriveerd. En de vele Engelse componisten, die zo wonderwel voor koor schrijven, waar komen ze vandaan? Uit kathedraalkoren en colleges. In Frankrijk vind je ze niet, of slechts bij mondjesmaat. Helaas was niet alle liturgische muziek van die tijd even interessant. Naast de polytonale mis van Jaap Vranken moesten wij ook een mis zingen van Oreste Ravanello. Relaties met Italië waren toen in de kerkmuziek nu eenmaal onvermijdelijk. Maar dan wel met NoordItalië, want Zuid-Italië had in verband met knapenstemmen de kerk niets meer te bieden. Ravanello kwam uit Padua. Hij was geen priester, maar hij behoorde wel tot de stijlrichting van componerende monsignori zoals Lorenzo Perosi
// genre
en Licinio Refice. Perfect gestroomlijnde muziek, maar lang niet zo interessant als de muziek van Van Nuffel zelf. Die hebben we met overgave gezongen. Zij staat nog regelmatig op koorprogramma’s terwijl die van Ravanello hooguit nog op rommelmarkten te vinden is. ^ // Vic Nees
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 25
Aan dit nummer werkten mee: Kari Ala-Pöllänen, Koenraad De Meulder, Isabel Lessens, Marion Haak, Ludy Vrijdag, Kurt Bikkembergs, Jos Bielen, Tinne De Groot, Erik Demarbaix, Mirek Cerny, Alain De Ley, Vic Nees. EINDREDACTIE Ivo Jacobs, Jan Stofferis Kooraansluiting: € 68, Individueel abonnement: € 20 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 3.000 ex. VORMGEVING apple-n, Brand-ink
zet je zinnen op zingen
koorenstem.be 26 // stemband