P.B. /P.P. 2/111 3000 Leuven mail p802021. Afgiftekantoor 3000 Leuven mail
V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen // © Koenraad De Meulder
stemband #7 Driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem vzw jaargang 8, 09 > 11 2010, NR 7
1 // stemband
// genre
inhoud 1 EEN WERELDWIJDE KOORGEMEENSCHAP Fred Sjöberg 4 IN GODS NAAM Peter Pieters en Filip Martens 7 PROJECT Hearts in Harmony 8 EEN GESPREK MET Sven-David Sandström 10 BINNEN BIJ... AMUZ Augustinus Muziekcentrum 14 LITURGISCHE MUZIEK = RELIGIEUZE MUZIEK Waar of niet waar? 16 CONCERT Bloemlezen in Zuid-Amerikaanse koormuziek
50 jaar koorwerking in Limburg
18 FESTIVAL Internationale koorwedstrijd Béla Bartók 19 CD 20 COLUMN Vic Nees
Even dit… Luister naar het koor! Met het einde van de vakantie komt er ook een einde aan de eindeloze reeks muziekfestivals die over heel Europa georganiseerd worden. De festivalitis heeft zich de laatste jaren als een virus over Europa verspreid en zorgt ervoor dat nieuwe pop- en rockfestivals als paddenstoelen uit de grond schieten. Het lijkt wel een epidemie. De media werken daaraan flink mee en zorgen heel de zomer lang voor uitgebreide verslagen over kleine en grote festivals, over grote sterren maar ook over mindere goden. Die festivalrage past perfect in de jongerencultuur van vandaag en daar is ook helemaal niets mis mee. Jongeren moeten de kans krijgen om zich samen met vrienden muzikaal uit te leven! Toch moeten we ons vragen durven stellen bij dit fenomeen. Het drama op de Loveparade in Duisburg bewijst jammer genoeg dat de schaalgrootte van die festivals niet onbeperkt is en dat de grote commerciële belangen die op de achtergrond meespelen nooit doorslaggevend kunnen of mogen zijn. Dit kan mensenlevens kosten! De vraag of we niet terug naar kleinschaligheid moeten, zal de komende maanden zeker opnieuw gesteld worden. Voor het antwoord kunnen de deskundigen misschien een kijkje komen nemen in de internationale koorgemeenschap. De koorwereld heeft een heel rijke traditie aan internationale koorfestivals, die telkens heel nauwgezet worden geïntegreerd in de lokale gemeenschap en zo heel subtiel bijdragen tot de versteviging van het sociale en culturele weefsel van die gemeenschap. Misschien moeten de organisatoren van pop- en rockfestivals in de toekomst wat meer durven kijken naar de maatschappelijke en culturele meerwaarde van hun werking en wat minder naar de commerciële belangen. Zal dat voldoende zijn? Het is op zich heel waardevol dat de Vlaamse muzieksector een gezamenlijk charter opstelde met als doel de gehoorschade van het publiek bij concerten en festival te beperken, maar 103 decibel blijft hoe dan ook ruim te veel. Jongeren en volwassen gedurende meerdere uren blootstellen aan die geluidsoverlast berokkent schade, daar zijn alle specialisten het over eens. Hoe fout zijn we wel bezig als organisatoren zelf oordopjes verkopen om het risico op gehoorschade in te perken. In onze lerende maatschappij moet opnieuw meer aandacht geschonken worden aan de gehoorvorming van kinderen en jongeren. Alleen op die manier zullen zij kritisch leren omgaan met geluidsoverlast! In de koorwereld weten we dat maar al te goed! ^ KOENRAAD DE MEULDER // Directeur Koor&Stem
2 // stemband
// Fred SjĂśberg
Een wereldwijde koorgemeenschap Over inspiratie en uitdagingen Tijdens de algemene vergadering in Bulgarije verkoos Europa Cantat een nieuw bestuur en een nieuwe muziekcommissie. Ook de fusie met AGEC komt dichterbij en we kijken nu reeds uit naar een productieve samenwerking in een nieuwe Europese koororganisatie. Als voorzitter van de nieuwe muziekcommissie heb ik enkele plannen voor de toekomst uitgezet. Het is heel belangrijk dat wij als nieuwe organisatie enthousiast vooruitkijken, maar dat we ook de kennis die wij in het verleden samen hebben opgebouwd, bundelen en zo een brug bouwen tussen verleden en toekomst. Er zijn zoveel kansen en mogelijkheden in de koorwereld. We moeten onze aandacht richten op specifieke en haalbare noden. Het is onze gemeenschappelijk betrachting om een betere koorgemeenschap uit te bouwen die de wereldvrede en de diversiteit bevordert. Zing-spiratie Als Europese koororganisatie moeten we ten dienste staan van onze leden. We moeten onze eigen belangen aan de kant schuiven. Wij zijn er voor jullie, niet omgekeerd. We moeten onze leden aanmoedigen om festivals te bezoeken, nieuwe muziek te ontdekken en opleidingen te volgen. We moeten ons ook durven richten op onze belangrijkste doelgroepen: de koorleiders en de koorzangers. ZING-SPIRATIE staat voor de bundeling van onze krachten en onze inspiratie.
Inspireren De koorgemeenschap moet een programma ontwikkelen zodat kinderen en jongeren opnieuw zin krijgen om lid van een koor te worden en ook lid te blijven. We moeten deze kinderen en jongeren laten kennismaken met andere culturen zodat ze die ten volle leren respecteren. Onze samenleving wordt steeds multicultureler en telt ook steeds meer culturele minderheidsgroepen. Samen zingen in een koor is een fantastische manier om mensen samen te brengen, elkaar beter te leren begrijpen en van elkaar te leren. Als we bovendien goede koorleiders willen in alle genres, moeten we hen degelijke opleidingen kunnen aanbieden. Er is dus een heldere, krachtige strategie nodig die een duidelijke visie vooropstelt voor zowel de koorleiders als de zangers. Een strategie die onze doelstelling ook op korte en lange termijn duidelijk maakt, transparant is en communiceert met de koorgemeenschap. Alleen zo kunnen we bouwen aan een vertrouwensrelatie. Maar het belangrijkste is wel dat we componisten kunnen inspireren tot het componeren en ontwikkelen van prachtige
koormuziek. Als wij als koorgemeenschap onze leden geen muziek van de allerbeste kwaliteit kunnen geven, wie kan dat dan wel? Kortom, we moeten onze band met het koorverleden behouden maar bewust nieuwe wegen inslaan.
Betere opleiding > > > >
koorleiders kinderkoren jongerenkoren verschillende stijlen
Om een koor goed te leiden, heb je een degelijke opleiding nodig. Onderzoek toont aan dat er vooral voor kinder- en jongerenkoren veel vraag is naar goede koorleiders. Jongeren moeten bovendien leren omgaan met verschillende stijlen en genres. Als koororganisatie moeten we hier dus alert voor zijn en opleidingen hierop afstemmen. We moeten ook aandacht hebben voor de opleidingstrajecten in scholen en universiteiten. Hoe kunnen we het zingen in scholen steunen, stimuleren en doen herleven? We moeten manieren vinden om samen te werken en aan een nieuwe generatie zangers bouwen. Met de universiteiten of hogescholen moeten we praten over hoe ze een betere dirigentenopleiding kunnen aanbieden binnen de koorwereld.
De ‘nieuwe’ burgers Zoals ik al schreef, komen we steeds meer in contact met andere culturen binnen onze samenleving. Wanneer we ons echter de vraag stellen in hoeverre we deze nieuwe burgers betrekken in de koorwereld, moeten we vaak moedeloos driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 1
// Fred Sjöberg
vaststellen dat dat maar al te weinig gebeurt. Ik wil graag een sterke en levendige koorgemeenschap zien die niemand aan de kant laat staan. We kunnen immers zoveel leren van elkaar en musiceren en zingen is de ideale manier om bruggen te bouwen en ervaringen uit te wisselen. In mijn thuisstad hebben we bijvoorbeeld samen met de woningbouwvereniging ÖBO het ÖBO-‘integratie’koor opgestart. Hun appartementen worden voor 80% bewoond door migranten – de ideale manier dus om deze groep te bereiken. Want als je nieuwe zangers en burgers op een creatieve en respectvolle manier en via het juiste netwerk uitnodigt, kan je samen helemaal opgaan in de muziek en ongelofelijke momenten beleven.
© Per Johansson
Nieuwe partners
Ik wil graag een sterke en levendige koorgemeenschap zien die niemand aan de kant laat staan.
2 // stemband
Hoe kunnen we nieuwe manieren vinden om die ambities waar te maken? Door nieuwe, misschien wel onverwachte, partners te zoeken! Via zulke partnerships kunnen we niet alleen nieuwe zangers aantrekken maar geven we ook aan de bestaande koorbesturen nieuwe manieren om muziek te ontdekken en er plezier aan te beleven. Veel zangers hebben buiten het koor nog andere bezigheden. Zo kunnen we partners vinden die een belangrijke meerwaarde kunnen bieden, wat onze geloofwaardigheid alleen maar ten goede kan komen. Waarom niet samenwerken met een liefdadigheidsorganisatie? Er zijn zoveel organisatie die ongelofelijk goed werk verrichten. Ook hier kan ik een voorbeeld uit mijn eigen stad geven. Daar werd nl. een benefietconcert georganiseerd voor Haïti waar een 200-koppig koor samen met enkele artiesten optrad. Het project liep in samenwerking met de Rotary Foundation en Artsen Zonder Grenzen. Tijdens dit ene concert zamelden we € 47.500 in. Het project – en dus ook het koor – kregen enorme media-aandacht. Dit toont nog maar eens aan hoe werk voor een goed doel kan gecombineerd worden met een betere zichtbaarheid in de samenleving. Een laatste voorbeeld is de Zweedse koorbeweging ”Wij die niet kunnen zingen”. We inspireren, we nodigen uit, we dagen mensen uit om bij ons te komen zingen, iets dat ze vaak niet meer hebben gedaan sinds hun kindertijd. Dit project kende een groot succes en tegenwoordig zijn er al heel wat van deze koren in Zweden. Zo’n groep leiden is een bijzondere ervaring. Je moet al je pedagogische vaardigheden uit de kast halen en tegelijk een soort stand-upcomedian zijn. Talloze zangers hebben me gezegd dat deze repetities en samenkomsten voor hen het hoogtepunt van de hele week was. Ook hier is opleiding meer dan ooit nodig, zodat heel wat meer dirigenten deze koren overal te wereld kunnen opstarten.
// Een wereldwijde koorgemeenschap
De gouden jaren
Vocaal programma
We mogen natuurlijk ook de volwassenen niet vergeten, vooral zij die net dat beetje ouder zijn en graag willen blijven zingen. Voor hen moeten we nieuwe manieren bedenken om prikkelende en compleet nieuwe koorervaringen te organiseren. We denken hier bijvoorbeeld aan manieren om nieuwe koorfestivals uit de grond te stampen die verschillende zaken combineren zoals zingen en golfen, zingen en lekker eten, zingen en reizen, enz. Wat kunnen we gepensioneerde koorzangers bieden? Wat kunnen we doen voor een gezond stemgebruik bij vijfenzestigplussers? Hoe kunnen we oudere zangers – die liever niet in een slaapzaal of op een luchtbed slapen – toch betrekken bij onze festivals? Welke arrangementen kunnen we oudere stemmen bieden? Hier is nog zoveel te verwezenlijken voor de generatie die onze koorgemeenschap heeft opgebouwd! Laat ons hen dus zeker niet vergeten!
Om betere koorzangers aan te moedigen, te inspireren en op te leiden, hebben we een goed vocaal programma nodig. Een dergelijk programma moet veel verder gaan dan de zangtechniek. Het mysterie van zingen moet centraal staan in dat programma. Elk koorevenement zou daarom moeten opgebouwd worden rond de volgende vraagstelling:
Kwaliteit van de muziek Voor een koor draait het natuurlijk allemaal om zingen. Maar hoe vaak staan we stil bij wat we zingen? Hoe kiezen we repertoire? Wat goed is voor het ene koor, is niet noodzakelijk even goed voor het andere. Bestaat er zoiets als slechte koormuziek of gaat het gewoon om persoonlijke smaak? Wat is goede koormuziek? Waarop baseren we ons om een selectie te maken tussen goed en niet goed? Het antwoord is eenvoudig. Natuurlijk is er goede en minder goede koormuziek. Volgens mij is het zelfs noodzakelijk om het verschil te maken. Het gaat opnieuw om opleiding. We moeten onze koorleiders en componisten opleiden zodat zij op het hoogste niveau gaan werken en de koorwereld kunnen uitdagen.
Research In heel wat landen wordt tegenwoordig universitair onderzoek verricht naar koorzingen, maar er is toch nog heel wat werk aan de winkel. Hopelijk kan dit onderzoek verder uitgebouwd worden, zodat we er in de toekomst gebruik van kunnen maken. Landen en regio’s weten graag waarin ze zich verder kunnen ontwikkelen. Beleidsmakers willen graag ten dienste staan van hun burgers en het toerisme in hun streek aanzwengelen. Hoe sneller we de politici de resultaten van ons onderzoek kunnen voorleggen, hoe beter. We weten bijvoorbeeld al dat koorzangers en voetballers doorgaans opgewekter en gezonder zijn dan anderen. Hoe kunnen we deze informatie gebruiken om de dingen in de koorwereld aan het rollen te brengen? Onderzoek en resultaten zijn nodig om te kunnen bouwen aan een koorgemeenschap die onze stoutste dromen overtreft!
Gezonde stem: wat is gezond en wat niet? Wat is mogelijk op mijn niveau? Hoe kan ik mijn stem ’sparen’ zodat ik nog jaren kan zingen? Stemhouding: hoe benader ik een nieuw repertoire? Hoe beïnvloedt mijn eigen culturele achtergrond mijn houding wanneer ik muziek uit andere culturen zing? Stemstijl: kun je zowel barok als pop zingen? Hoe kan ik als zanger een onderscheid maken tussen de twee? Hangt stijl samen met genre? Er zijn nog heel veel vragen. Stel iedereen maar gerust, alleen zo is een gedegen opleiding voor zangers maar ook voor koorleiders mogelijk.
Toekomstdromen en conclusies Ik hoop dat ik je heb kunnen inspireren en dat ik wat ideeën heb kunnen aanreiken om het positieve werk dat zovele organisaties, koorleiders en zangers al verrichten, een duwtje in de rug te geven. Door te investeren in kinderen en jongeren, gefundeerde ideeën voor volwassenen te opperen, hard te werken om ons open te stellen voor andere culturen, componisten aan te moedigen om voor koren in verschillende genres te componeren, kunnen we een wereldwijde positieve en open koorgemeenschap met miljoenen leden creëren. ^ // Fred Sjöberg Vicepresident Europa Cantat en IFCM Voorzitter muziekcommissie Europa Canat Muziekdirecteur Zweeds Internationaal koorcentrum Örebro www.swicco.se
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 3
// Peter Pieters en Filip Martens
In gods naam Interview met Peter Pieters en Filip Martens Erik Demarbaix, koorconsulent van Koor&Stem, had een gesprek met Peter Pieters en Filip Martens over zin en betekenis van de religieuze koormuziek in onze huidige samenleving. Het gesprek gaat over de Vlaamse situatie tegen de achtergrond van een internationale context. Peter Pieters kreeg zijn muzikale opleiding aan het Lemmensinstituut te Leuven, waar hij in 1981 laureaat orgel en muziekpedagogie werd. Momenteel is hij docent orgel, improvisatie, liedbegeleiding en compositie aan hetzelfde instituut en is hij sinds 1986 titularis organist aan de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen. In die functie volgde hij Flor Peeters op. Na zijn kunsthumoria-opleiding volgde Filip Martens piano aan het Lemmensinstituut te Leuven. Hij werd er laureaat piano met grote onderscheiding en behaalde eveneens eerste prijzen in harmonie en in kamermuziek. Daarna vervolmaakte hij zich aan het beroemde Tchaïkowsky-conservatorium te Moskou en bij de Muziekkapel Koningin Elisabeth te Waterloo. Momenteel is Filip Martens als begeleider verbonden aan het Lemmensinstituut en aan de Stedelijke Academie voor Muziek en Woord te Eeklo. Hij is dirigent van het koor Canta Ludens te Drongen en van het kathedraalkoor Schola Cantorum te Gent.
RELIGIEUS OF LITURGISCH? Wat is religieuze muziek en hoe verhoudt die zich tot de liturgische muziek? Peter Pieters: “Er bestaat in feite geen religieuze muziek, maar wel muziek op religieuze teksten. Denk je de tekst weg, dan blijft er alleen muziek zonder religieuze dimensie. Instrumentale muziek kan religieus geïnspireerd zijn zonder dat we ze religieuze muziek noemen. Welke criteria hanteren we dan? De oplossing is vrij eenvoudig: muziek geschreven op religieuze teksten noemen we religieuze muziek. Mozart heeft opera’s, missen en concerti geschreven die stilistisch allemaal vergelijkbaar zijn. Het is de tekst die bepaalt welke werken we klasseren onder de religieuze muziek.” Hoe definieer je dan liturgische muziek? Filip Martens: “Heel veel muziek is religieuze muziek en is tegelijkertijd ook liturgisch. Wanneer die muziek een functie krijgt binnen de liturgie van een geloofsgemeenschap, spreken we van liturgische muziek. Ongeveer 75 % van de religieuze werken kan je rustig onderbrengen onder de categorie ‘liturgische muziek’. Jules van Nuffel schrijft bij zijn Psalmen heel uitdrukkelijk: “uit te voeren voor of na de liturgie”. Je mag ze dus onderbrengen bij de religieuze muziek. Anderzijds moeten we vaststellen
4 // stemband
dat het onderscheid tussen beide categorieën wat vervaagt omdat in de liturgie die lijn ook niet meer heel nadrukkelijk wordt getrokken: religieuze muziek in de liturgie of andersom liturgische muziek in het concertleven.” Peter Pieters: “Vandaag wordt er heel wat liturgische muziek geprogrammeerd tijdens concerten omdat de liturgische praktijk grondig is gewijzigd. Het Requiem van W.A. Mozart, dat in oorsprong een liturgische werk was, kan je vandaag niet meer programmeren in de liturgie. Daarvoor ontbreken gewoon de middelen. Gelukkig heeft dat fantastische werk z’n weg gevonden naar het concertpodium.” Is de hedendaagse liturgie niet wat vervreemd van de religieuze koormuziek? Peter Pieters: “Voor een stuk is dat ongetwijfeld zo. Het Vaticaans concilie heeft de liturgie dichter bij het volk willen brengen door meer volkse elementen, zoals Nederlandstalige gezangen, toe te voegen aan de liturgische praktijk. Je zou kunnen spreken van een populistische inkleuring in de samenstelling van de muzikale programma’s.” Draagt de religieuze muziek bij tot religieuze beleving van mensen of wordt de boodschap niet meer opgepikt? Waarom blijven artiestenmissen zoveel volk trekken? Filip Martens: “Het is een kwestie van een goede balans! Het publiek wil samen zingen om de verbondenheid daadwerkelijk te voelen maar het kijkt tegelijkertijd ook naar een stevig concertstuk binnen de liturgie. Die mix versterkt de religieuze beleving en verhoogt de spirituele aantrekkingkracht van een liturgische dienst.” Peter Pieters: “Om die mix op een goede manier te kunnen maken is het noodzakelijk om naast de investering in liturgische muziek ook voldoende aandacht te besteden aan waardevolle muziek die binnen de liturgie kan worden uitgevoerd.” Filip Martens: “Op de vraag of de boodschap in de religieuze teksten nog begrepen wordt door het publiek van vandaag, kan je geen eenduidig antwoord geven. Heel wat teksten worden
// In gods naam
tegenwoordig niet meer of niet meer volledig begrepen. Je kan je natuurlijk de vraag stellen of dat vroeger anders was. Anderzijds behoren de grote liturgische verhalen (Kerstmis, Pasen, …..) tot het collectieve gedachtegoed en blijft die boodschap heel herkenbaar. De context en de sfeer blijft dus heel belangrijk.” Peter Pieters: “De verpakking van die religieuze boodschap speelt natuurlijk ook een heel grote rol. We leven in een beeldcultuur en zullen er dus voor moeten zorgen dat we ons muzikaal verhaal visueel ondersteunen. Het is net als de glasramen in de kerk die ons tot op heden een verhaal blijven vertellen.”
EEN SPIRITUEEL KARAKTER Hoe verklaren jullie het succes van componisten zoals John Rutter, Arvo Pärt en Samuel Barber. Zit er in hun werk een extra religieuze dimensie die we bij andere componisten niet terugvinden? Filip Martens: “Componisten zoeken permanent naar een toonspraak waarmee zij de mensen van vandaag kunnen aanspreken, boeien of emotioneren. Zij willen bewust de afstand tussen de muziek en het publiek overbruggen.” Peter Pieters: “Je mag mensen ook niet onderschatten. Je moet de durf hebben om hen te confronteren met nieuwe muziek. Maar tegelijkertijd mag je niet vergeten om die muziek te duiden en te plaatsen binnen de cultuurbeleving van de luisteraars. Anders wordt ‘nieuwe’ muziek snel ‘vreemde’ muziek. Zelf speel ik voor of na de liturgie geregeld werken van Olivier Messiaen en ik heb de indruk dat het publiek daar open voor staat. Hetzelfde geldt voor de compositie van Arvo Pärt, hoewel zijn muziek vooral jongeren aanspreekt. De meeste van zijn werken zijn trouwens perfect te integreren in de liturgie omdat ze een bijzonder spiritueel karakter hebben.”
Kan je jongeren die zijn opgegroeid in een geseculariseerde wereld nog motiveren om religieuze muziek te zingen? Worden ze nog aangesproken door die muziek? Filip Martens: “De componist John Rutter – een zeer typerend voorbeeld – slaagt erin om een toonspraak te ontwikkelen die jongeren blijft aanspreken. Het geheim zit in een goede tekstkeuze en een boeiende compositie die toegankelijk is voor zangers en publiek. Ik hoop dat jonge componisten dat geheim zorgvuldig zullen behouden.” Peter Pieters: “Ik sluit me daar volledig bij aan. Muziek moet interessant en boeiend zijn en dan doet het er eigenlijk niet toe of ze het etiket ‘populair’, ‘hedendaags’ of ‘vernieuwend’ meekrijgt; ze moet gewoon goed gemaakt zijn.” Filip Martens: “Ik wil nog een tip meegeven in verband met de tekstkeuze. Bijbelse teksten en teksten verbonden aan bepaalde liturgische feesten, kunnen dikwijls zeer suggestief en tegelijkertijd functioneel zijn. De mooie, oude psalmteksten spreken tot de verbeelding van componisten en scherpen de creativiteit aan. Ze blijven een onuitputtelijke bron van inspiratie. “
DE STANDARDS VOORBIJ Zijn onze koren in hun programmakeuze nog voldoende bezig met religieuze muziek? Peter Pieters: “Religieuze muziek blijft een belangrijk onderdeel van het repertoire van de meeste Vlaamse koren. Dat is ook niet verwonderlijk. Heel wat koren zijn ontstaan binnen een parochie en zijn nog steeds nauw verbonden met de werking ervan. Anderzijds zingen ook heel wat koren religieuze muziek omdat er binnen dat repertoire een heel groot, kwalitatief sterk aanbod is.”
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 5
// Peter Pieters en Filip Martens
“Het is wel jammer dat veel koren dikwijls bij standards uit de religieuze koormuziek blijven hangen en zelden naar nieuwe werken grijpen. Dat heeft natuurlijk iets te maken met de opleiding en de repertoirekennis van de dirigenten maar natuurlijk ook met de verspreiding van koorliteratuur.” “Ik vind het bijzonder fijn dat in dat verband de laatste jaren bijzonder waardevolle initiatieven werden genomen door de organisaties Koor&Stem, Het Madrigaal, Euprint en anderen. Toch heb ik de indruk dat we in een cirkeltje blijven draaien en dat een echt forum rond promotie van nieuwe koormuziek ontbreekt. Zo blijft de verspreiding van Vlaamse koormuziek in het buitenland tot op heden een probleem.” Welke rol kan Koor&Stem daarin spelen? Peter Pieters: “De koormuziek van Flor Peeters en de psalmen van Jules Van Nuffel werden uitgegeven in Amerika, maar zijn ondertussen niet meer verkrijgbaar. Daardoor dreigt een stuk van ons muzikaal erfgoed verloren te gaan en wordt vooral de pas naar de muziekpraktijk afgesneden. Dat is bijzonder jammer. Koor&Stem heeft daarin natuurlijk een opdracht maar het lijkt me vooral belangrijk dat we alle krachten bundelen.”
VOLGT HET PUBLIEK? Hoe staat het publiek tegenover religieuze muziek? Blijft die religieuze inspiratie mensen aanspreken of kiest men veeleer voor profane muziek? Filip Martens: “Of het nu religieuze muziek is of profane, het publiek komt nog steeds al te snel af op de grote bekende werken. Het Requiem van W. A. Mozart of de Carmina Burana van Carl Orff, ze blijven nog steeds grote publiekstrekkers.” Peter Pieters: “Opteren voor het minder bekende repertoire is zeker niet kiezen voor de gemakkelijkste weg. Het is niet evident om daarvoor een publiek te vinden, temeer omdat het concertpubliek veroudert. De generatie tussen 50 en 70 jaar maar het gros uit van concertpubliek en steeds opnieuw blijkt hoe moeilijk het is om jongeren te winnen voor een koorconcert.” Zijn de composities voldoende laagdrempelig voor de amateurkoren en voor het concertpubliek? Peter Pieters: “Het wordingsproces van een compositie is bijzonder moeilijk en ingewikkeld. Eerst en vooral moet je een componist kunnen motiveren om een nieuw werk te schrijven. Die weet meestal vooraf dat hij voor zijn creatief werk niet of nauwelijks betaald zal worden. Als je hem toch bereid gevonden hebt, moet je de durf hebben om hem in zijn artistieke
6 // stemband
vrijheid te beknotten: omdat de compositie haalbaar moet zijn voor de koren en toegankelijk voor het publiek, is hij gebonden. Hij moet zichzelf een aantal beperkingen opleggen zodat de compositie kan beantwoorden aan de gestelde verwachtingen. Als het nieuwe werk klaar is, zit je opnieuw met een probleem. Nu moet je de koren motiveren om ermee aan de slag te gaan. De eerste reactie van heel wat koren is meestal: “Wat is dit nu weer?” of “Wie krijgt dat in godsnaam gezongen?” of nog erger “Moet dat nu echt zo moeilijk?” “En ten slotte, als het werk eindelijk ingestudeerd is, moet je nog het publiek weten te overtuigen. Je begrijpt dat de kandidaten niet aan de deur staan te trappelen en dat het bijzonder moeilijk is om jonge componisten te vragen religieuze muziek te schrijven.” Moeten we de lat dan wat lager leggen? Peter Pieters: “Neen, geef componisten vooral hun artistieke vrijheid en laat ze zelf de keuze of ze nu ‘eenvoudige’ of ‘moeilijke muziek’ willen schrijven. De toekomst wijst wel uit op welke manier die muziek haar weg zal vinden in de koorwereld en/of bij het concertpubliek.” Filip Martens: “De componisten moeten natuurlijk wel voeling hebben met de koorwereld. Ze moeten zorgvuldig kunnen inschatten voor welk type van koor ze schrijven en wat er artistiek haalbaar is binnen die groep.” ^ // Erik Demarbaix, Koenraad De Meulder
// Project
Hearts in Harmony Inclusief zingen voor koren zonder beperkingen
Er beweegt duidelijk wat in de artistieke wereld en het lijkt erop alsof de cultuursector het begrip ‘inclusie’ waarover zoveel vanuit theoretische modellen wordt gedacht en geschreven, echt in praktijk wil brengen. Het woordenboek Van Dale definieert inclusie als ‘insluiting’, het tegenovergestelde van uitsluiting. In de gehandicaptenzorg wordt de term gebruikt als verzamelwoord voor alles wat ertoe bijdraagt om mensen met een handicap beter bij de samenleving te betrekken: gewoon onderwijs in tegenstelling tot buitengewoon onderwijs, wonen op een appartement in plaats van in een instelling, werken in een doorsnee-bedrijf in plaats van in een beschutte werkplaats. Vrij vertaald naar de koorwereld: mensen met een handicap die zingen in een koor! Het lijkt op het eerste gezicht niet eenvoudig, de praktijk wijst uit dat het kan en dat het bovendien de inclusie bevordert. Europa Cantat heeft reeds in 2006 een internationaal project opgestart rond die vocale inclusie-gedachte onder de titel Hearts in Harmony. Het allereerste initiatief werd genomen door A Coeur Joie met een indrukwekkend project dat werd afgesloten met een schitterend concert in het Palais des Congrès in Parijs. Mensen met diverse handicaps werkten aan dat eerste inclusieve concert mee. In 2008 werd in Noorwegen een Hearts in Harmony-project gerealiseerd met slechthorende en dove kinderen. Op een heel natuurlijke manier werd de gebarentaal geïntegreerd in de werking van het projectkoor. In 2010 werd er een soortgelijk project gerealiseerd in Budapest en Barcelona. In Budapest werkte
© Koenraad De Meulder
In het project Art of the Dark leren mensen ervaren hoe blinden en slechtzienden naar kunst kijken. Het project wordt begeleid door een team van vrijwilligers die blind of slechtziend zijn. Het moet later uitmonden in initiatieven waarmee de Vlaamse en Brusselse musea voor hen toegankelijk gemaakt worden. ln het project Kleefkruid veroveren twaalf jonge dansers op overtuigende wijze de scène. Sommigen zitten in een rolstoel, anderen zijn perfect valide. De groep wordt geflankeerd door de muzikanten van het HERMES-ensemble - tot die muzikanten plots ook blijken mee te dansen, en de dansers beginnen te musiceren. Onlangs werd het werk Hartverwarmend, een compositie van Hanne Deneire voor een koor zonder beperkingen, gecreëerd door het Kamerkoor Cantatille, het gemengd koor Caljenté en het Bloemetjeskoor, een koor voor mensen met beperkingen. Een onvergetelijke samenwerking tussen zangers met en zangers zonder beperkingen. de Hongaarse koorfederatie actief samen met een instituut voor blinden en werd er onderzocht op welke manier blinden of slechtzienden kunnen participeren in het koorleven. Het Hearts in Harmony van de Catalaanse koorfederatie onderzocht vooral over welke competenties dirigenten moeten beschikken om op een succesvolle manier mensen met een handicap te integreren in hun koor. De kennis en ervaring die daarbij verzameld werd, kan worden gebruikt door alle koren die tot een inclusief koor willen groeien. Hearts in Harmony is op enkele jaren uitgegroeid tot een internationaal project dat vooral aanzet tot bezinning over de inclusie-gedachte binnen de koorwereld. Koor&Stem wil dit bezinningsproces ook in de Vlaamse koorwereld op gang brengen en heeft zich daarom geëngageerd om in 2012-2014 een Hearts in Harmony-project te realiseren in Vlaanderen. Het wordt geïntegreerd in het project Music and Social Tasks dat door de European Music Council wordt ingediend bij de Europese gemeenschap. Koor&Stem wil met dat project internationale kennis en ervaring met betrekking tot inclusie in de koorwereld uitwisselen. Daarnaast wil Koor&Stem samen met de Vlaamse koren onderzoeken op welke manier mensen met een handicap op een actieve of passieve manier kunnen participeren in het koorleven. Het wordt een boeiende zoektocht. Het resultaat van die zoektocht willen we in 2013 presenteren op een internationale ontmoeting van inclusieve koren. Wie interesse heeft in dit project en er actief aan wil meewerken is van harte welkom: info@koorenstem.be. ^ // Koenraad De Meulder
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 7
// Sven-David Sandström
De uitdaging als hoogste goed
Een gesprek met Sven-David Sandström Musa Horti nodigde in april de Zweedse componist Sven-David Sandström uit naar Leuven. Net als Johann Sebastian Bach (1685-1750) schreef Sandström zes motetten, nota bene op dezelfde teksten als de barokcomponist. Twee van die werken werden door Musa Horti naast de gelijknamige Bachmotetten geplaatst. Reden genoeg voor Sandström om naar de universiteitsstad af te zakken tijdens enkele heerlijke lentedagen. Over Sven-David Sandström Even voorstellen. De Italiaans ogende Zweed Sven-David Sandström (°1942) studeerde geschiedenis en musicologie aan de universiteit van Stockholm tussen 1963 en 1967. Daarna volgde hij in dezelfde stad tot 1972 compositielessen. Om zich verder te bekwamen volgde hij ook les bij György Ligeti. Sinds 1981 is hij actief als docent compositie, eerst aan de Kungliga Musikhögskolan in Stockholm en daarna vanaf 1999 aan de Indiana University in Bloomington (Indiana, V.S.). Uit zijn oeuvre van een 200-tal werken blijkt zijn liefde voor vocale muziek in het algemeen en koormuziek in het bijzonder, hoewel hij in alle genres thuis is. Zijn jarenlange ervaring als korist bezorgde hem een vanzelfsprekende voeling met alle eigenheden van de menselijke stem.
de zes motetten van Bach integraal naast de zijne zullen staan. Dat is spannend voor het publiek. Er kan immers een vergelijking worden gemaakt tussen het ‘origineel’ van Bach en dat wat de Zweed ervan maakt. Naast de tekst van Bach neemt hij ook de structuur en de bezetting over. De motetten die bij Bach dubbelkorig zijn, zijn dat ook bij Sandström. Stilistisch zijn er duidelijke verwijzingen naar de polyfone textuur van de renaissance en de barok, maar de muziek klinkt neoromantisch. Die spannende confrontatie is precies wat Sandström beoogt in enkele andere composities, zoals zijn recente Messiah. Ook daar een hedendaagse compositie zonder muzikale referenties aan Händel met gevarieerde partijen voor het orkest en solisten die de extremen van hun register moeten aanboren. Dedicated to Fredrik Malmberg Commissioned by the Danish National Vocal Ensemble/DR
Toegankelijk en interessant: de relatie tussen de componist en zijn publiek Sandström definieert hedendaagse koormuziek als ‘nieuw geschreven muziek’, een beschrijving die vele ladingen dekt. Momenteel zijn er zoveel verschillende manieren van componeren dat je geen algemene kenmerken aan hedendaagse koormuziek kan toeschrijven. Het hoeft voor Sandström alleszins geen avant-garde muziek te zijn. Voor hem is het belangrijk dat zijn muziek toegankelijk is voor zangers én publiek, zonder dat ze traditioneel klinkt, statisch of vervelend is. De Zweed houdt duidelijk van uitdagingen. Hij is verbonden aan twee kerkkoren van divers niveau in en rond Stockholm. Hij schrijft regelmatig korte stukken voor de kerkdienst die krachtig, toegankelijk en interessant zijn en ons kunnen beroeren. Daarom ging hij graag in op de vraag van Stefan Parkman, docent koordirectie aan de universiteiten van Uppsala en Stockholm om een motet te schrijven op de tekst van Bachs Lobet den Herrn. Die uitdaging werd uiteindelijk een volledige cyclus met zes veeleer moeilijke motetten. Sandström beseft dat ze niet vaak uitgevoerd zullen worden, hoewel hij snakt naar een concertgelegenheid waarbij de zes motetten van Bach naast de zijne uitgevoerd zullen worden, hoewel hij snakt naar een concertgelegenheid waarbij
Jesu, meine Freude
1. Choral: Jesu, meine Freude
q»ª§ π
Sopr.
Mezzo
4 & 4 œ bœ bœ bœ
Je ‐ su, mei ‐ ne
π 4 & 4 œ bœ bœ bœ
Freu
‐
Je ‐ su, mei ‐ ne
Freu
b
‐
π bœ V 44 œ œ b œ
Freu
‐
de,
Freu
b
‐
de,
Freu
b
‐
Freu
‐
π & 44 œ œ b œ b œ
Alto
Je ‐ su, mei ‐ ne
Ten.
π ? 44 b œ œ b œ œ
Je ‐ su, mei ‐ ne
Bar.
π ? 44 b œ œ œ b œ
Je ‐ su, mei ‐ ne
Bass
ª 6
Sopr.
Je ‐ su, mei ‐ ne
& bw
Zier,
Mezzo
& w
Zier,
Alto
V w
bœ bœ œ œ
œ
bœ œ
bœ
œ
œ
œ
de,
Wei
‐
b
de,
Je ‐ su, mei
Wei
‐
b
bœ bœ nœ.
de,
œ
Her ‐ zens
mei ‐ nes
bœ bœ
Her ‐ zens
Wei
‐
b
de,
mei ‐ nes
Her ‐ zens
Wei
‐
de,
b b
œ bœ
de,
mei ‐ nes
ach, wie lang, ach
lan
‐
œ bœ bœ bœ
b
‐
œ bœ bœ œ bœ bœ œ bœ
œ
lan
ge
ge
œ bœ
lan
‐
b
‐
lan
‐
lan
ge
ge
Je ‐ su, mei
œ bœ nœ.
de,
b
Wei
bœ
ist
œ dem
œ bœ
ist
dem
‐
ist
dem
bœ
œ
ist
dem
bœ bœ
Zier,
? œœ
Zier,
.
ach, wie lang, ach
bœ
œ
œ bœ
ach, wie lang, ach
© Copyright 2008 Gehrmans Musikförlag, Stockholm
b
lan
‐
ge
b b
ge
GE 11304
ist
dem
œ bœ
ist
dem
j œ
Je ‐ su, mei
‐
ne
Je ‐ su, mei
‐
ne
Je ‐ su, mei
‐
ne
‐
ne
bœ bœ œ.
Je ‐ su, mei 10
œ
b
ban
œ
j œ
œ J
œ œ
Her ‐ zen
bœ
œ
œ
œ
Her ‐ zen
Her ‐ zen
bœ bœ
Her ‐ zen
ge,
ban
‐
b
ban
‐
b
ban
‐
b
ban
‐
ge,
b
j œ
‐
Her ‐ zen
bœ bœ œ œ
ne
ne
Her ‐ zen
œ
j bœ
œ b œ n Jœ b œœ Jœœ
de,
bœ
‐
‐
bœ œ œ.
œ œ b œ
Her ‐ zens
b
b
bœ bœ
bœ œ bœ.
‐
Prachtige verstilde koralen in Sandströms motet Jesu meine Freude
Bass
8 // stemband
œ
Her ‐ zens
bœ
b
Wei
mei ‐ nes
ach, wie lang, ach
? bw
œ
mei ‐ nes
œ bœ bœ bœ
œ
œ
Her ‐ zens
œ bœ
de,
ach, wie lang, ach
Zier,
Bar.
mei ‐ nes
œ bœ
œ
Zier,
Ten.
de,
ach, wie lang, ach
& w
bœ
bœ œ
b
Text: Martin Luther; Römer 8: 26‐27 Musik: Sven‐David Sandström 2007 5
ge,
ge,
b
ge,
œ œœ b
ban
‐
ge,
Copying prohibited by law! Kopiering förbjuden enligt lag!
// De uitdaging als hoogste goed
Een pedagogisch groeiproces: de relatie tussen de componist en het koor De Zweden zingen graag. Zingen is bij hen, zoals in Letland en Estland en sterker dan in Vlaanderen, geworteld in de dagelijkse cultuur. De Zweden zijn een zingend volk: in de kerk, tijdens sport of ontspanning. Iedereen zingt, zij het soms met een hoog Abba-gehalte. Maar ook in Zweden geniet de koormuziek een opmerkelijk lagere status dan het instrumentale repertoire, wat zich om te beginnen al weerspeigelt in de lessen compositie op het conservatorium. Nochtans is zingen de meest essentiële manier van musiceren, stelt Sandström: alleen door te zingen leer je immers op een natuurlijke wijze fraseren. Koormuziek wordt misschien te veel geassocieerd met de kerk waarvoor men in Zweden akkoordische, brede, romantische muziek voor goede, grote, mooie stemmen schrijft. Sandström omschrijft het als “klangligt”, of welluidend. Zeer mooi, maar weinig prikkelend.
In het amateurkoorlandschap treffen we – zoals in Vlaanderen – vooral gemengde koren aan, hoewel meisjeskoren in Zweden ook erg populair zijn. Anders dan in Vlaanderen zijn er ontzettende veel kerkkoren van semi-professioneel niveau die ook concerten geven. Ze bestellen nieuwe werken en de kerk – Svenska Kyrkan, een staatskerk – betaalt ervoor. Zodoende kan men als componist leven van de muziek. Bij zulke opdrachten is een componist begrensd in bezetting, niveau, soort stemmen en tal van andere criteria. Dat hoeft geen probleem te zijn, het is veeleer een uitdaging. Sandström lijkt van uitdaging naar uitdaging te componeren. De vrijheid van de componist is niet absoluut voor hem. De componist is volgens hem bij machte om het niveau van een koor op te trekken door pedagogisch te werk te gaan. De eerste opdrachten werkt hij eenvoudig uit, langzaamaan schrijft hij moeilijker. Koor en componist maken zo samen een groeiproces door. Zo wordt de initiële uitdaging van de componist uiteindelijk ook een uitdaging voor het koor. ^ // Liesbeth Segers
Alle koormuziek van Sven-David Sandström vind je bij Gehrmans Musikförlag, de Zweedse uitgeverij die ook eind oktober 2010 aanwezig zal zijn op het internationaal korenfestival It’s Oh so choir in Flagey, Brussel met een reading session rond Zweedse koormuziek. Van bijna alle werken kan je notenvoorbeelden bekijken op www.gehrmans.se Enkele kortere werken van Sandström, zij het vaak voor 6- en 8-stemmig koor: To see a world in a grain of sand voor SATB Ah! Sun-Flower voor SSAATTBB Psalm 139 - O Lord, you have searched me voor SmSATBarB Four Songs of Love voor SmSATBarB En ny himmel och en ny jord/A new heaven and a new earth voor SmSATBarB Deze en andere werken van Sandström kan je raadplegen in de bibliotheek van Koor&Stem.
Composities zijn er voor een uitvoering en een publiek, maar ook de uitvoerder is uiterst belangrijk.
© Steven Marien
Musa Horti bracht onder leiding van Peter Dejans op vrijdag 30 april en zaterdag 1 mei in Leuven en Mol een zeer overtuigende vertolking van Jesu meine Freude en Der Geist hilft unser Schwachheit auf van Bach en Sandström. Eerder die week had het koor een lezing en workshop georganiseerd over het repertoire van Sven-David Sandström. Vertaald uit: Sandström, Statement of Artistic and Pedagogical Vision, 2001.
// BINNEN BIJ
Augustinus Muziekcentrum 10 // stemband
© Amuz
Vocale muziek is meer dan ooit in. Het Festival van Vlaanderen Mechelen opteert voor de stem als invalshoek voor de programmatie. Flagey zet zijn deuren wagenwijd open voor alle mogelijke vormen van vocale muziek. DeSingel brengt in het volgende seizoen verschillende koorcycli. Een reeks requiems staan dan weer op het programma van het Concertgebouw Brugge. De grote werken voor koor en orkest behoren vandaag tot het standaardrepertoire van de professionele orkesten in Vlaanderen. Wat beweegt de grote cultuurhuizen om te focussen op vocale muziek? In deze nieuwe reeks ‘Binnen bij’ vinden jullie het antwoord.
// Augustinus Muziekcentrum
In Antwerpen wordt het zangminnende publiek zonder twijfel uitgebreid verwend. Al jaren zijn er kleine en grote podia binnenskamers en in open lucht, voor solisten en koren, met amateurs en professionelen, voor lichte muziek, chanson, jazz en klassiek, oud en nieuw. Daarnaast zijn er telkens weer eenmalige manifestaties waarop “’t stad zingt!” of het publiek wordt meegesleept in volkse zang. Een niet gering aandeel daarvan wordt ons bezorgd door Muziekcentrum Augustinus in de Kammenstraat 81, beter bekend als AMUZ. Een uitgebreid overzicht van het komende seizoen vind je op www.amuz.be/programma. We zochten voor enige achtergrond en toelichting directeur Bart Demuyt op, die ons in een enthousiaste spraakwaterval boeiend en deskundig tekst en uitleg verschafte. Wat is je eigen muzikale voorgeschiedenis en achtergrond? Bart Demuyt: “Van opleiding ben ik musicus: ik studeerde aan het Lemmensinstituut notenleer, zang, gitaar, koordirectie en kamermuziek. Al snel raakte ik in de vocale wereld verzeild, waar ik als solist en ensemblemusicus werkzaam was bij Capella Brugensis, Capilla Flamenca, Cappella Pratensis, Chapelle Royale de Paris, Collegium Vocale Gent, Kathedraalkoor Brussel, Currende, La Petite Bande en Cappella Coloniensis. Vaak trok een ensemble me vanwege de oude muziek en de link met originele partituren aan. Daarnaast werkte ik als medewerker van de Leuvense musicologieafdeling met Ignace Bossuyt aan het ‘opera omnia’-project rond polyfonist Jean de Castro en met Mark Delaere aan de organisatie van de eerste editie ‘Nieuwe Stemmen’, het festival voor hedendaagse muziek. Als programmasamensteller bij Radio 3 hield ik me bezig met o.a. het Koorleven in Vlaanderen. Dan kwam ik in de educatieve wereld terecht, eerst als artistiek coördinator voor Muziekactief, later voor Musica, Impulscentrum voor Muziek. In die functies had ik nauw contact met de internationale muziekwereld en werden er verschillende initiatieven ontwikkeld (Festival van Vlaanderen Antwerpen – Laus Polyphoniae, masterclasses, een educatief Bach-festival). Ik was ook betrokken bij het KinderMuzeFestival Spinrag en het Muziekfestival voor de Jeugd Neerpelt. Vervolgens werd ik artistiek directeur van de Nederlandse Cappella Pratensis en kort daarop algemeen directeur van het Festival van Vlaanderen Brugge. Weer enkele maanden later koos men mij als artistiek directeur van het Concertgebouw. Na vier jaar Brugge werd ik algemeen directeur van de Alamire Foundation en vanuit de samenwerking daar met AMUZ evolueerde ik naar de huidige taak.”
Heb je de missie van AMUZ zelf kunnen formuleren? Bart Demuyt: “Het verhaal van AMUZ bestond voor ik hier toekwam – hoewel ik er vanuit mijn vorige functies altijd op een of andere manier bij betrokken ben geweest. De missie was er een waarbij een historische ruimte (de St.-Augustinuskerk) omgevormd, gerestaureerd is tot concertruimte, met de bedoeling om in die ruimte heel afgelijnde programmatie naar voren te schuiven. In die programmatie staat ‘HIP’ voorop, ‘historical informed performance’, wat me heel erg boeit en wat ik altijd heb kunnen onderschrijven. Ik denk namelijk dat de oude muziek, de muziek van gisteren, het recht heeft naar voren gebracht te worden in een context die zo dicht mogelijk ligt bij die van de creatie. Zij het Landini, Bach, romantische componisten of Stravinsky: belangrijk is het klankidioom, wat toen geklonken heeft, het instrumentarium dat toen gehanteerd werd, het sociale milieu waarbinnen de muziek gespeeld werd. Die zoektocht binnen een programmatie, de vraag hoe we dat kunnen uitvoeren, in welke context, hoe omkaderd, naar ons publiek dat wel heel leergierig is, en hoe we idealiter musici kunnen vinden die dat kunnen realiseren, is bijzonder boeiend en daar zijn we van dag tot dag mee bezig.” Sluit dat ook de vraag in hoe het publiek luisterde? Bart Demuyt: “We zitten inderdaad met een publiek dat nog zeer vertrouwd is met het negentiende-eeuwse idioom. Dat gaat zelfs tot de hele (concert)situatie: er is een podium, er zit een publiek, de musici komen binnen, er wordt geapplaudisseerd – meestal pas helemaal aan het einde, de musici gaan weg… het is een sjabloon dat op de uitvoeringen van muziek van alle tijd wordt toegepast. Ik ben ervan overtuigd dat dat in vele gevallen niet klopt. Daarom vind ik het belangrijk om te zoeken wat we daaraan kunnen doen. Als we bijvoorbeeld in een festival muziek, een mis van Palestrina brengen, moeten we ons afvragen in welke ruimte we die gaan brengen. Daarom hebben we vorig jaar – de eerste keer in het festival Laus Polyphoniae – naar telkens verschillende ruimtes gezocht, zodat we per stuk een locatie konden kiezen, bv. een ruime kerk maar ook een museumkamer. We hebben het grote geluk dat we met de gerenoveerde Augustinuskerk beschikken over een adequate ruimte voor vele soorten muziek. Er bestaat de mogelijkheid om midden in de kerk het Huelgas ensemble te plaatsen, dat geeft een ruimtelijk gevoel en de muziek kan daardoor openbloeien. We kunnen iets op scène brengen, zoals met Boccherini in prime time, en het publiek daaromheen alsof het in een herenhuiskamer met hoge zolderingen vertoefde.”
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 11
// BINNEN BIJ
Richt je je tot een bepaalde niche? Bart Demuyt: “Met een dergelijke programmatie moet je je er altijd van bewust zijn dat je je tot een niche richt. Er is slechts een deel van de gemeenschap geïnteresseerd in klassieke muziek; slechts een deel komt voor oude muziek en slechts een deel voor vocale muziek. Anderzijds kost een toegangsticket nu eenmaal centen, maar vergeleken bij andere huizen vallen we zeker niet in de duurste categorie en kunnen we de drempel vrij laag houden. Door acties voor bepaalde doelgroepen proberen we ook de niche niet te smal te maken. We willen met alle leeftijdsgroepen voeling hebben en communiceren.” Je hebt duidelijk ook een pedagogische bedoeling, niet alleen naar jongeren maar ook naar professionelen. Bart Demuyt: “Het educatieve luik bestrijkt inderdaad het hele gamma: van amateur tot professioneel, van luisteraar tot musicus, van jong tot oud. Dit vind ik bijzonder belangrijk: workshops voor de allerkleinsten, samen met partners als De Veerman (een kunsteducatieve organisatie die creativiteit, kunstbeleving, kennis en inzichten in de kunsten wil stimuleren in relatie tot de ons omringende wereld, nvdr) en Musica, impulscentrum voor muziek, wat ook door Vlaanderen ondersteund wordt. We zijn ervan overtuigd dat jongeren, eens ze met die wereld te maken gehad hebben, die in hun verdere leven zullen meedragen. De amateurzanger kan eveneens een workshop meemaken, die wel gericht is op professionele zangers, maar waaruit hij door passief beleven heel wat kan opsteken. Ook het initiatief van Sigiswald Kuyken rond uitvoeringen van Bach, dat door Musica voor (pre-)professionele musici georganiseerd werd en dat uitmondde in een concert, geeft een stuk van onze boodschap mee.“ Zou je ook muziekfora voor scholen willen organiseren (vgl. de vroegere filmfora en Jeugd en Muziek)? Bart Demuyt: “We werken met scholen altijd trajectgebonden. Zo loopt er een project met de Arthurschool, gestuurd door De Veerman en parallel door AMUZ, waar we de ‘kruisverbanden’ zoeken, zodat de leerlingen hier in huis creatief te werk gaan en dan voor een evaluatie naar school terugkeren. Het enige nadeel van zo’n toch wel groots traject is dat we niet op korte termijn enorm veel leerlingen kunnen bereiken. Maar als we een educatieve week hebben, wordt er – meestal op vrijdagnamiddag – een toonmoment gegeven en dan zit het hier vol met kinderen en dat vinden we altijd fantastisch.”
12 // stemband
Jos Van Immerseel zei ooit: “Ook muziek van gisteren is oude muziek.” Hoe ver ga jij daarin? Bart Demuyt: “Ik volg hem daar helemaal. We hebben in onze programmatie ook groepen die ‘tot gisteren’ gaan. Dat zit dus echt ingebakken in onze missie. Vaak denken mensen over diegenen die met oude muziek bezig zijn, dat ze het hedendaags instrumentarium verafschuwen. Dat is een foute visie: ik kan enorm genieten van een hedendaagse Steinway, maar ook van een van 1875. Net in die verscheidenheid, die rijkdom aan verschil, aan instrumentarium, aan stijl, aan muziek, zit de kracht. En dat stopt niet in 1912 of in 1870. Ook weten we dat in de composities van vandaag vaak wordt teruggegrepen naar modellen die al lang voorhanden zijn, zoals er ook gezocht wordt naar nieuwe stijlen. “ En cross-over? Bv. Huelgas met Bl!ndman. Bart Demuyt: “Dat is natuurlijk een beladen term. Maar uw voorbeeld is heel mooi en in grote mate geslaagd. Natuurlijk moet er een ‘chemie’ ontstaan tussen de elementen uit de verschillende disciplines. Er moet een meerwaarde in steken, als je twee werelden met elkaar contrasteert of naast elkaar plaatst. Ik kan een voorbeeld geven voor een koorelement: er zijn bepaalde programma’s die vertrekken in de Renaissance en eindigen in de vroeg-XXste eeuw; dat lukt in vele gevallen omdat er ergens een lijn is doorheen het programma, omdat er een relatie is tussen delen van het geheel. Maar wat is de zin van louter een opstapeling van stukjes?” En samen met andere kunsten, zoals literatuur (Elsschot)? Bart Demuyt: “Daar hou ik enorm van. Wat ik daarbij belangrijk vind, is dat er gewerkt wordt met goede equipes. Bijvoorbeeld als iemand thuis is in de literatuur maar niet in de muziek en
© Rob Stevens
// Augustinus Muziekcentrum
samenwerkt met een musicus die zich niet thuis voelt in de literatuur, dan moeten die een verbindende factor krijgen, een persoon die de twee kunsten kan samenbrengen. Ook dansvoorstellingen, waarvan ik heel erg houd, bewijzen dat er een heel mooie symbiose kan ontstaan. Iets op Bach van Platel, een productie van Ballets C de la B, toonde dat aan: de muziek van Bach kende ik al jaren maar door het feit dat die geïntegreerd werd binnen een context van hedendaagse dans, die de polyfone lijnen ver-toonde, ver-beeldde, kwam ik tot een andere (hoorbare/zichtbare) lezing van de partituur. Dat was zó verrijkend. Voorstellingen zoals Myth, waarin Larbi Cherkaoui een link legt met het Italiaanse trecento, gespeeld door Micrologus, zijn zo verhelderend! En de mensen van het danspubliek – die niet (altijd) dezelfde zijn als die van het muziekpubliek – zegden achteraf dat de muziek, die zij zo hermetisch vonden, door de context geopend werd. Er ontstond een nieuwe wereld.” Ga je in de programmatie uit van een bepaalde verhouding vocaal-instrumentaal? Bart Demuyt: “In dit huis heeft het vocale altijd een heel belangrijke rol gespeeld. Niet in het minst door Laus Polyphoniae, maar ook in de andere programma’s. Met percentages wordt er natuurlijk niet gewerkt; veeleer beschouw ik de programmering als een kunstenaarschap op zich. Daarbij hangt de keuze, en dus de verhouding, af van wat er leeft en hoe je dat tot een mooi geheel vormt. In het lopende seizoen is bijvoorbeeld het klavier heel erg aanwezig, niet vanuit een voorafgaandelijke keuze, maar uit het feit dat Andreas Staier heel lang gewacht heeft om toe te zeggen en nu hebben we hem binnen gehaald met twee producties. Daardoor ontstaan andere keuzes; zoiets groeit.“ Wordt er in Antwerpen een ander accent gelegd dan elders? Bart Demuyt: “Dat is een ander paar mouwen: je moet in de eerste plaats heel fel landgebonden kijken hoe er geprogrammeerd wordt, hoe er omgegaan wordt met oude muziek en dat is heel verschillend in Portugal of in Frankrijk, in Vlaanderen of in Nederland. In de Lage Landen, vanuit het gegeven wat hier
ontstaan is aan en rond oudemuziekuitvoeringen, schenken we aan die muziekwereld toch heel erg veel aandacht, ook in de keuze van de uitvoerders, mensen die bezig zijn met de bron. U kent de namen: Jos van Immerseel, Herreweghe, de Kuykens, Gustav Leonhardt, Ton Koopman. Zij vormen een traditie en hebben een vaste plek. Het valt me daarbij op dat we in de programmatie weinig ‘show’ nodig hebben – een gevaarlijk woord – we gaan heel vaak naar de muziek zelf. Waar ik in andere landen merk dat er meer omkadering nodig is. Dat is niet minderwaardig, maar wij gaan meer voor het pure. En we moeten het niet onder stoelen of banken steken: er komen ontzettend veel mensen naar onze (en andermans) programma’s in Vlaanderen. Het feit dat de Vlaamse overheid die culturele wereld volgt en steunt, is niet onbelangrijk, zeker vergeleken bij collega’s in het buitenland. Dan zitten we op bepaalde vlakken toch wel in een bevoorrechte positie!” En ‘Sant(en) in eigen land’? Bart Demuyt: “Naast de groten, die al wel twintig, dertig jaar aan de weg timmeren maar nog steeds prominent aanwezig zijn, is er alweer een jonge generatie. We investeren met Amis d’ Amuz in een Thomas Baeté, een jonge gambist die met de groten der aarde optreedt en die stappen zet naar een nieuw ensemble (ClubMediéval, nvdr.) dat hier in wereldpremière zal gaan tijdens Claus Polyphoniae ‘Manu Scriptum’. Hij is een rijk persoon, een rijk musicus, die nog kan en moet groeien. Dergelijke figuren moeten wij als concertorganisatie een plek geven; anders vraag ik me af waar we nog mee bezig zijn. “ Tot slot: waarom moet het publiek komen naar AMUZ? Bart Demuyt: “Wel, het ligt in een van de hipste straten van de stad Antwerpen, het is hét prototype van de herbestemming van een historische ruimte, waar we ook muziek proberen te herbestemmen toch met alle troeven van wat er ooit geleefd heeft in het hoofd van een componist. En dat proberen we aan een zo breed mogelijk publiek van jong tot oud mee te geven.“ ^ // Ivo Jacobs
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 13
// LITURGISCHE MUZIEK
Liturgische muziek = religieuze muziek
© Koenraad De Meulder
creativiteit aan de andere kant onverenigbaar zijn met elkaar. En dat terwijl vele componisten zonder twijfel geloofden dat God de bron van hun creativiteit was… en minstens even velen hun werk opdroegen “ad maiorem Dei gloriam” (tot meerdere eer en glorie van God).
De discussie die de titel van deze bijdrage oproept is niet nieuw. In de zesde eeuw deelde de Romeinse filosoof Boëthius de muziek al in drie groepen in: je had de muziek van het heelal, de muziek van de mens en de muziek van instrumenten… en niet alle soorten waren geschikt om God lof te brengen. De liturgie vierende kerkgemeenschap zoekt al vele eeuwen naar de juiste muziek die uitdrukking geeft aan wat de liturgie wil uitdrukken. Gedurende de eerste acht eeuwen van de christelijke eredienst was de eenstemmige melodie het muzikale voertuig voor de liturgie. Met muziek die door instrumenten gespeeld werd, had men het soms wel eens moeilijk. Omdat er geen tekst was maar ook omdat instrumentale muziek referenties opriep aan profane feestjes en het bijpassende vertier. Dit laatste argument speelde ook nog op het concilie van Trente. In 1562 lezen we “In het geval van die missen die gevierd worden met zang en orgel, laat niets profaans daarmee vermengd zijn…”. Deze opmerkingen wijzen erop dat de musici en de geestelijken blijkbaar de pauselijke
14 // stemband
oproep uit 1323 vergeten waren die dergelijke praktijken met klem verboden had. Het concilie van Trente vroeg ook grote aandacht voor de verstaanbaarheid van de tekst wanneer het over vocale composities ging. In dit verband is er een prachtige anekdote die opgetekend staat in het dagboek van de Sixtijnse kapel te Rome (april 1565): “Op verzoek van Zijne Eminentie Kardinaal Vitellozzi kwamen we bijeen in zijn residentie om enkele missen te zingen en na te gaan of de woorden verstaanbaar waren, zoals Hunne Eminenties dat wensen…” Het tweede Vaticaans Concilie (1963) noteerde drie eigenschappen voor de muziek die in de liturgie gebruikt kan worden: de muziek verinnerlijkt het gebed, brengt mensen samen en verhoogt de feestelijkheid van de eredienst.
Welles nietes Alles lijkt erop dat er in de geschiedenis al menig woord gewisseld is over het al dan niet mogen invoegen van bepaalde genres of composities in de liturgie. Soms lijkt het er zelfs op dat de christelijke eredienst aan de ene kant en de artistieke
Gelukkig zijn de zaken niet altijd zoals ze lijken. Je leest in de liturgiegeschiedenis inderdaad veel over de twisten omtrent de muziek in de liturgie. Maar er moet ook gezegd dat er veel mogelijk was. Vanaf het ontstaan van de meerstemmigheid is er altijd plaats geweest voor “andere” muziek dan het gregoriaans. Het gregoriaans werd altijd wel vooropgesteld, zo ook nog in 1963, maar er was ook altijd al openheid voor nieuwe muziek. Het is daarom, mijns inziens, van het allergrootste belang omzichtig om te springen met het vastleggen wat wel en niet mag. Uitgaande van de drie hoger opgesomde kenmerken (Vaticanum II - 1963) is het zo dat een bepaalde compositie in de ene liturgische dienst wel functioneert en in de andere niet. De redenen daarvoor zijn heel divers: de algemene sfeer van de kerkdienst in kwestie, de ruimte en de akoestiek waarin gevierd wordt, de muzikale mogelijkheden van de uitvoerders…
Is muziek religieus? Ik wil eerst stilstaan bij de vraag naar de criteria die gelden om muziek het predicaat “religieus” mee te geven. Wat maakt muziek tot religieuze muziek? Is het de tekst die daarvoor zorgt? Is het, met andere woorden, zo dat elke compositie op een “Ave Maria”-tekst automatisch religieuze muziek wordt? En omgekeerd, betekent het dan dat instrumentale muziek geen religieus karakter heeft? Is het de bedoeling van
// LITURGISCHE // CONCERT MUZIEK
Waar of niet waar? de componist? Misschien scheef hij de muziek als uiting van zijn geloof? Voor mij is muziek (van welk genre of in welke bezetting dan ook) die mij in staat stelt om, in geloof, voor God te gaan staan religieuze muziek. Is religieuze muziek immers niet die muziek die mij in verbinding brengt met andere mensen en ons samen stil laat worden en ons naar de diepte van ons hart voert… naar de plaats waar God woont? Als muziek dit kan bewerkstellingen, dan noem ik dit religieuze muziek, ongeacht het feit of er tekst mee gemoeid is of niet. Er is inderdaad ook muziek die een uiting is van het geloof van de componist. En als je deze achtergrond kent, kan het de beleving van die muziek intensifiëren of zelfs ook religieus kleuren. Maar het is, volgens mij, niet alleen de bedoeling die de componist had bij het schrijven die de muziek een religieus karakter geeft. Dat kan meespelen, maar het effect dat bij de luisteraar teweeg gebracht is de belangrijkste factor. En deze laatste factor is subjectief en niet aan regels onderworpen. Zo zal dezelfde muziek voor de ene wel religieus zijn en voor de andere niet. De Nederlandse componist Ton De Leeuw spreekt over religieuze muziek als over “ik-muziek”, want de muziek brengt het ik in beweging, en alleen maar dat ik.
Is muziek liturgisch? Net zoals muziek op zich niet religieus te noemen is omwille van objectieve criteria alleen, zo is ook muziek niet liturgisch te noemen omdat ze aan enkele regeltjes voldoet. Muziek wordt liturgisch op het moment dat ze weerklinkt in een eredienst en daar een wezenlijk onderdeel van gaat uitmaken. Muziek
is geen opluistering of opsmuk in een kerkdienst. De lezingen en gebeden in een kerkdienst zijn ook geen rustpauzes tussen muzikale uitvoeringen door. Muziek, woord, stilte, gebaar en handeling vormen een eenheid en houden mekaar in evenwicht. Vandaar het belang van een goede voorbereiding van de totaliteit van de eredienst. Er is enorm veel muziek die kan functioneren als liturgische muziek. De teksten van het tweede Vaticaans concilie spreken over de “gewijde muziek die een plaats heeft in de liturgie mits ze beantwoordt aan de geest van de liturgische handeling van dat moment”. Het verloop van een kerkdienst kent momenten waarop het – bijvoorbeeld om uiting te geven aan een gemeenschapsgevoel – aangewezen is om samenzang te voorzien. Er zijn andere momenten waarop een koorwerk zonder samenzang de beste keuze is (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de feestelijkheid van de viering). Het is vanuit dit soort inhoudelijke lijnen dat muziek een functionaliteit krijgt. En zo wordt muziek liturgisch.
Zoals in de film Componisten die filmmuziek schrijven moeten er alles aan doen opdat hun muziek het script en de wensen van de regisseur perfect ondersteunt. Het is niet mogelijk muziek te schrijven voor een film als je nog nooit een film gezien hebt en het script niet begrijpt. Dit is ook zo in de liturgie. Het perfecte evenwicht tussen het gesproken woord, de gebaren, de kerkversiering, de samenzang, de meerstemmige koorzang, de instrumentale kerkmuziek, de polyfonie etc. bereiken we maar door een degelijke voorbereiding van de liturgie in haar geheel en met alle betrokkenen.
Discussie Het moge duidelijk zijn dat de gesprekken en de discussies omtrent religieuze en liturgische muziek niet mogen vastlopen in een regelgeving waarbij alleen maar aangegeven wordt wat mag en wat niet mag. Het gesprek moet gaan over de kern van de eredienst: wat komen we daar doen in de kerk? Komen we om God te loven? Om tot Hem te bidden? En op welke manier gaat de muziek daar, in die concrete viering, een rol in spelen? Welk verloop kent die viering? Wat is ons overgeleverd vanuit de traditie en vanuit de Kerk? Hoe vullen we dit vandaag, anno 2010, in? Hoe kunnen we rekening houden met alle parameters en ons “ik” overstijgen (om in het gedachtegoed van Ton de Leeuw te blijven), ten voordele van de vierende gemeenschap?
Tot slot Religieuze muziek is niet hetzelfde als liturgische muziek, en dat is maar goed ook. Hoe meer we de zaken in categorieën en hokjes opbergen, hoe minder creativiteit er mogelijk is… en dat zou jammer zijn. ^ // Jos Bielen
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 15
// CONCERT
Bloemlezen in Zuid-Amerikaanse koormuziek
Het Zuid-Amerikaanse continent ligt voor ons ver weg en zijn muziek ook. Toch kan men soms interessante componisten uit renaissance en barok ontdekken, maar dan moet men ook de gelegenheid krijgen om met die onbekenden kennis te maken. De Catalaan Jordi Savall en zijn ensembles doen hier en daar pogingen, dit keer kregen we echter die kans omzeggens van om de hoek. Het vocaal ensemble Reflection van Patrick Windmolders bood in de Sint-Norbertuskerk in Antwerpen onder de titel Hanacpachap Cussicuinin een heel programma met renaissance- en vooral vroegbarokmuziek uit Mexico, Guatemala en Bolivië. En omdat het concert meteen ook als masterproef directie van de dirigent diende, kreeg het publiek nog twee hedendaagse componisten uit Venezuela en Peru erbovenop. De haast onuitspreekbare titel van het concert is tegelijkertijd de benaming van een anoniem vierstemmig processieliedje van de Azteken uit 1631. Dat bekende werkje is een lofzang op de maagd Maria in het Quechua, een taal die nog altijd in Zuid-Amerika gesproken wordt. Naast het Quechua was begrijpelijkerwijze
16 // stemband
het Spaans de voertaal van het concert, want de muziek in Zuid-Amerika werd destijds grotendeels uit Spanje en een beetje uit Portugal geïmporteerd. Natuurlijk ging het in de eerste plaats om religieuze muziek die tevens de basis van het concert vormde. Voor de liefhebbers van oude muziek moet de naam van de Spaanse Mexicaan Juan Gutierrez de Padilla (kapelmeester in Puebla) vertrouwd klinken; zijn prachtig motet Dixit Dominus stond op de affiche. Ook bijvoorbeeld Versa est in Iuctum van Alonso Lobo of het monumentaal opgevatte Salve Regina van Hernando Franco horen in de categorie ‘interessant’ thuis. Anderzijds moet men eerlijk toegeven dat de Zuid-Amerikaanse Spanjaarden toch tot de tweede componistenrang behoren in vergelijking met hun Europese collega’s. Het komt onder meer door de strikte strofische structuur, de vrij arme melodische lijn, de instrumentale verdubbeling van de vocale partijen en dies meer. Met de eentonigheid van sommige stukken hadden ook de zangers van Reflection enige moeite. Het is echter zowat het enige wat hen kon worden verweten.
Hun stemtechnisch niveau lag hoog, de stemgroepen waren evenwichtig, de intonatie zuiver, de solisten presteerden sterk en er werd met respect voor elkaar gemusiceerd. De dirigent had het twintigtal zangers goed in de hand. Reflection is een jong koor, maar zelfs in die enkele jaren hebben de zangers en de dirigent zich bij de top van de Vlaamse koren geplaatst. Hun tweede prijs op de Internationale Koorwedstrijd van Vlaanderen vorig jaar in Maasmechelen was ook geen toeval. ^ // Mirek Cerny Reflection brengt Zuid-Amerikaanse renaissancemuziek in het kader van de cyclusKoorLink op 14 november om 11uur in het Elzenveld te Antwerpen en om 16 uur in de Sint-Margaritakerk te Tielen. Voor december bereidt men een programma voor van 17de- en 18deeeuwse Zuid-Amerikaanse villancico’s.
// CONCERT
Geslaagde openingsviering 50 jaar koorwerking in Limburg we niet meer gewoon, als luisteraar niet en als uitvoerder ook niet. Men kan bij zoveel vertolkers en met de akoestiek van een grote kerk niet bepaald een transparante uitvoering verwachten en misschien mocht de klankintensiteit van zoveel zangers wat sterker zijn, zeker bij de mannenstemmen. Daartegenover staan de vele pluspunten: alle koren waren goed voorbereid, de inzetten waren juist en zeker. De intonatie was in orde en men zong zelfs met enige nuancering, wat bij zo’n bezetting niet vanzelfsprekend is. De synchronisatie tussen de amateurs (koor) en professionelen (orkest) laat vaak te wensen over, maar viel dit keer wel mee - naar verluidt, waren er drie gezamenlijke repetities, waarvan twee met orkest en dat hielp zeker. Bovendien heeft de Deen Bo Holten veel ervaring met koren en had hij de talrijke vertolkers goed in de hand. Ook de twee Limburgse solisten, de sopraan Els Crommen en de bariton Lieven Termont, lieten een sterke indruk na. De twee Brahms-concerten vormden slechts de start van de vieringen. Traditiegetrouw kent Limburg een actief
koorleven - denk aan de vroegere dirigeercursussen van Juliaan Wilmots en Michaël Scheck of de jaarlijkse ontmoetingen Limburg zingt, eerst met Juliaan Wilmots en later met Ludo Claessen (hij en zijn koor zongen mee in Tongeren). Het is trouwens geen toeval dat in Limburg, in Neerpelt en in Maasmechelen, ’s lands grootste koorwedstrijden plaatsvinden. In oktober en november volgen er een workshop (stemvorming en podiumprésence) en een koorwedstrijd voor lagere en middelbare graden. Op 17 oktober wordt er in Overpelt tijdens drie concerten en een eucharistieviering in het kader van de lustrumviering K-Linken een hele dag gezongen. Vier dagen later, op 21 november dus, sluit men in Sint-Truiden de feestvieringen af met de 10de herdenking van het overlijden van Juliaan Wilmots, samen met Leo Van Esser de bezieler van het eerste uur. (Info over 50 jaar koorwerking in Limburg: 089/36.13.93, www.koorenstemlimburg.be). ^ // Mirek Cerny
© Carine Van Gerven
Koor&Stem Limburg heeft de viering van vijftig jaar gestructureerde koorwerking in de provincie groots ingezet. In samenwerking met Basilica Concerten werd Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms twee keer uitgevoerd in de telkens uitverkochte Basiliek van Tongeren. Vijf Limburgse koren, Cantabile Dilsen, het Kamerkoor Incantatio, het Hasselts Kathedraalkoor, het Manteliusensemble en het Vocaal Ensemble Pro Cantione bundelden hun krachten om, begeleid door de Brussels Philharmonic - het Vlaams Radio Orkest o.l.v. Bo Holten, dit belangrijke werk van Brahms tot een goed einde te brengen. Ze zijn in die opdracht alvast geslaagd. De eerste gedachte van Brahms om een requiem te componeren stamt uit de jaren ‘50 van de 19de eeuw. Zowat 10 jaar later waren zes delen klaar. De creatie in april 1868 in de Dom van Bremen kende een ongemeen succes. Een maand later schreef de componist nog een deel voor sopraan en orkest en zo kreeg het Requiem de definitieve zevendelige vorm. Het was even wennen: op het podium stonden liefst 150 zangers en dat zijn
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 17
// FESTIVAL
Bartók Béla XXIV. Nemzetközi Kórusverseny Internationale koorwedstrijd Béla Bartók / 29.07-01.08.2010
Debrecen is binnen de internationale festivals de witte raaf voor het promoten van hedendaagse muziek. Het openingsconcert bestond dit jaar uit compositie-opdrachten van de stad Debrecen voor Arpád Kakonyi, Krisztina Megyerien en Levente Gyöngyös, composities waarmee solisten, koren en orkest een avondvullend galaconcert verzorgden. Aan de wedstrijd namen 20 koren uit 13 landen deel, waarvan een koor uit China en een uit Venezuela. Alle internationale festivals leggen de klemtoon op uitwisseling van culturen, promoten van goede koormuziek en uitvoeringen op hoog niveau. Maar er is dat ene verschil: Debrecen legt de lat hoog door enkel composities uit de 20st en 21ste eeuw toe te laten. Geselecteerde koren moeten drie programma’s voorbereiden. Eén voor de halve finale en – indien geslaagd – een tweede volledig nieuw programma voor de finale. En indien je met de eerste prijs gaat lopen nog een derde voor deelname aan de ‘Grand Prix’. Ieder koor krijgt een verplicht werk van een Hongaars componist. Verder kiest men werken die na de sterfdatum van Bartók (23.09.45) gecomponeerd werden, een werk geschreven na 1990 en niet-Hongaarse koren moeten minstens één werk uit eigen land uitvoeren. De eerste prijzen van elke categorie wedijveren nog een keer met elkaar voor de ‘Grand Prix’. Hier mag slechts één werk herhaald worden. De winnaars waren een kinderkoor uit China, een Hongaars meisjeskoor, een mannenkoor uit Zweden en een gemengd koor uit Duitsland. In de categorie kamerkoren werden slechts twee derde prijzen toegekend. Consono uit Keulen won de ‘Grand Prix’ en mag volgend jaar naar het Spaanse Tolosa.
Prijs voor Cantando en dirigentenprijs voor Luc Anthonis Dit jaar was er een Vlaamse deelname met Cantando uit Ekeren. Het niveau van de categorie gemengde koren was zeer
18 // stemband
hoog: zeven koren namen eraan deel en Cantando kon een derde prijs in de wacht slepen. Het resultaat was schitterend. Het koor viel zeer goed in de smaak bij jury en publiek voor zijn prachtige koorklank en technische kunde. Bij de speciale prijzen werden drie dirigenten in de bloemen gezet, waaronder Luc Anthonis. Als dirigent viel zijn kunde, zijn zeer accurate dirigeerstijl en zijn aandacht voor juiste interpretaties op (met vooral aandacht voor het muzikale). Anthonis kreeg veel positieve reacties van juryleden, collega’s en van het publiek.
Vlaamse componisten Cantando bracht tijdens de halve finale een prachtige uitvoering van Kurt Bikkembergs ‘De profundis clamavi’. Het Hongaars meisjeskoor uit Boedapest o.l.v. Tökes Tünde zong in de finale ‘Tota pulchra es’ van Vic Nees en Harald Jers liet Consono uit Keulen het verplicht werk uit Maasmechelen uitvoeren in ‘Death not proud’ van Roland Coryn.
Slotconcert en het uitreiken van de prijzen Psalm 13 ‘Herr, wie lange?’ voor tenor, koor en orkest van Ferenc Liszt was een zeer boeiende keuze. Traditiegetrouw werd het gevolgd door het ‘Halleluja’ van Händel dat door alle aanwezigen via een geprojecteerde koorpartituur kon worden meegezongen. De prijsuitreiking liep niet van een leien dakje. Niet alleen in de politiek valt België op, ook bij het ontvangen van prijzen. De organisatoren hadden veel problemen met het zoeken naar het juiste diploma.Tussen de grote stapel diploma’s was dat voor’Cantando’ niet te vinden. Luc bleef gelukkig kalm en ontspannen wachten maar moest zonder diploma het podium verlaten onder een geestdriftig applaus. De volledige resultaten en extra prijzen vind je op www.bbcc.hu. ^ // Simonne Claeys
// CD
CD Het VRK en Paul Hillier, een geslaagde tandem
Het Vlaams Radio Koor zet zijn cd-reeks voort met één van de belangrijkste werken van Kurt Weill, Das Berliner Requiem. Het wordt op de vijfde cd van het VRK bij het label Glossa aangevuld met Weills tijdgenoten Hindemith, Milhaud en Stravinsky. I Solisti del Vento staan in voor de begeleiding. Het betreft een opname die al in 2007 in Heverlee werd gerealiseerd met het boegbeeld van de hedendaagse koordirigenten, Paul Hillier. Weill schreef zijn Requiem - uiteraard op teksten van Bertold Brecht - in 1928 in opdracht van Radio Frankfurt naar aanleiding van de 10de herdenking van het einde van WO I. Oorspronkelijk was ook nog de cantate Vom Tod im Wald er een deel van, maar Weill bedacht zich en haalde uiteindelijk de twee werken uit elkaar. Gezien de aard van het werk deed Weill beroep op mannenstemmen en een blazersensemble. Naast het Requiem prijken op de cd nog Der Tod, een klein werk van Paul Hindemith uit 1932, en vooral twee cantates a capella van Darius Milhaud, Cantate de la Guerre en Cantate de la Paix, waar dan vrouwenstemmen bij komen. Die twee werken zijn samen even omvangrijk als het Requiem zelf. Milhaud stelde er resoluut een einde mee aan de impressionistische vaagheid. Het Blazersoktet van Igor Stravinsky vervolledigt het
schijfje, wat niet helemaal logisch is. Het zou meer aangewezen zijn de hele cd aan koormuziek te wijden, er bestaan genoeg werken uit die periode. Dat deze realisatie van het VRK zeer positief door de internationale pers werd ontvangen, kan niemand verbazen. Ook de vroegere cd’s van het koor werden positief onthaald. Het VRK voldoet in bijna alle parameters aan de eisen van Europese topkamerkoren zoals het Nederlands Kamerkoor of het Coro della Radio Svizzera en het staat zelfs dicht bij het Berlijnse RIAS Kammerchor. We moeten ook nog de goede (koor)solisten van deze opname vermelden: Hilde Venken, Helena Bohuszewicz, Marleen Delputte, Ivan Goosens en Jacob Bloch Jespersen. Kortom, het is een cd om aan te bevelen en niet alleen voor de liefhebbers van het vooroorlogse neoclassicisme. ^ // Mirek Cerny
CD KORT Het vocaal ensemble Aquarius, het vroegere Goeyvaerts Consort, van Marc Michael De Smet zorgde voor een mooi verzorgde cd. Onder de titel Het Lam Gods bezongen werden werken bijeengebracht vanaf het gregoriaans over von Bingen, de Victoria, Purcell, Bruckner, Brahms, Verdi en Kodály tot Pärt en Górecki. Aquarius brengt dat programma ook tijdens concerten in Vlaamse steden en gemeenten. (SIG 2010-1) Solisten, het Choeur de Chambre de Namur en Les Agrémens namen o.l.v. Leonardo Garcia Alarcón één van de meest populaire oratoria van Händel op: Judas Maccabeus. Er bestaan vele opnamen van dat werk, maar dit album kan er zeker bij. (Ambronay) Pas nu verschijnt een opname van Mozarts Requiem, gerealiseerd in 1998 in Japan door het Nederlands Kamerkoor en
het Orkest van de 18de Eeuw o.l.v. Frans Brüggen met Zeger Vandersteene als één van de solisten. Het beroemde Requiem werd met de Maurerische Trauermusik en het Adagio voor 2 klarinetten en 3 bassethoorns aangevuld. (Glossa) Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomos is één van de weinige vocale werken die de pianocomponist bij uitstek, Sergej Rachmaninov, schreef. Het Letse Radio Koor presenteert hier het toppunt van vocale interpretatie. (Ondine) Traditiegetrouw hebben de Fransen goede vertolkers van gregoriaanse gezangen. De monniken van de Abdij van SainteMadeleine du Barroux bij de Mont Ventoux, kozen enkele gregoriaanse missen en vespers. (Jade) De veelzijdigheid van het Choir of King’s College uit Cambridge o.l.v. Stephen Cleobury is verbluffend. Op de cd A Year at King’s vinden we prachtige opnamen van o.m. Lassus, de Victoria, Philips, Allegri, Holst, Barber, Stanford, Poulenc, Pärt en Tavener. (EMI) De 41-jarige Canadees Peter-Anthony Togni schreef zijn Lamentatio Jeremiae Prophetae voor basklarinet (Jeff Reily), sopraan (Rebecca Whelan) en koor (Elmer Iseler Singers o.l.v. Lydia Adams). Het is een pakkende uitvoering van een interessant werk door een onbekend kamerkoor uit Toronto. (ECM) Sigiswald Kuijken en zijn La Petite Bande gaan door met hun Bachcantatesproject. Dit keer (volume 10) zijn de cantates BWV 108, 86, 11 en 44 aan de beurt en zoals steeds zonder koor, wel met vier goede solisten. (Accent) Engelse knapenkoren hebben een lange en aardige traditie, dat bewijst ook het Londense knapenkoor Libera. Zijn leider Robert Prizeman schreef eigen liederen en bewerkte werken van o.m. Mozart, Chopin, Franck en Saint-Saëns in een medley. De samenstelling is niet bepaald hoogstaand, de vertolking wel. (EMI) ^ // Mirek Cerny
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 19
// column
Kerkmuziek van hogerop gehoord God houdt niet van chromatiek. Op de scène of in de salon heeft hij er geen bezwaar tegen, maar in de kerk moet ze tot een minimum beperkt blijven. Kleurrijke harmonieën zijn ongewenst. Pathos, theatrale effecten, weg ermee. In de opera kan het ermee door, maar van theater in zijn eigen gebouwen, daar houdt God niet van. Hij houdt van kalme toegankelijkheid, van doorzichtige lijnen en samenklanken, van braafheid, zelfs van een beetje saaiheid. Van virtuositeit moet God al helemaal niets hebben. De organist mag blij zijn dat hij het koor mag begeleiden en af en toe zelfs een stukje alleen spelen, zolang hij daarmee niet de aandacht op zichzelf vestigt. Het orgel is een noodzakelijk kwaad, want instrumenten horen eigenlijk in de kerk niet thuis. God houdt vooral van koorzang. In het Latijn weliswaar, want dat is de taal die hij heeft uitverkozen. Kortom, God houdt het meest van Palestrina. De stichters van de Cäcilienverein wisten het drommels goed. De geïllumineerde geesten die in 1867 in Regensburg de ontwikkeling van de liturgische muziek voor een halve eeuw lamlegden, de drie Beierse pastoors Michael Haller, Franz Xaver Witt en Franz Xaver Haberl. De paus trad ze bij in 1870 en met het Motu proprio van 1903 kregen ze urbi et orbi nogmaals gelijk. De droogstand was decennia lang te horen in de kerken van heel West-Europa. Ze hadden meer van zich moeten afbijten, de kerkmusici van het Romaanse taalgebied. Ze hadden zich niet blindelings gewonnen mogen geven aan de Beierse dictaten. De geschiedenis heeft geleerd dat Europa op zijn hoede moet zijn voor bewegingen die in Beieren beginnen. Het weerloze Vlaanderen kreeg het langs twee kanten ingelepeld: van het Duitse Cecilianisme zelf dat hier zijn entrees had en tweedehands via de Latijnse invloedssfeer.
20 // stemband
Vlaanderens doksalen waren cultureel bezet gebied. Wij liepen strak in het gareel en ik heb de sterke overtuiging dat Jules Van Nuffel in zekere zin een bevrijder was. Elke koorliefhebber zou twee recente cd’s moeten kopen: Ad maiorem Dei gloriam door het koor van het Lemmensinstituut met Kurt Bikkembergs en Super flumina door het Gents Madrigaalkoor met Johan Duijck. Je vindt er voorbeelden op van onze Vlaamse kerkmuziek voor, tijdens en na de Beierse bezetting. Je hoort er verrassende koorliederen van Jaak Lemmens. Van Lemmens die later in zijn leven contacten had met het Cecilianisme, maar als vocaal componist veeleer Engelse invloeden vertoont. Zijn vrouw was een Engelse zangeres en dat liet frisse sporen na in zijn koormuziek. De Mis van Jozef Callaerts, een leerling van Lemmens, is nog volkomen onaangetast door het Cecilianisme. Meer nog, ze bevat alles wat de Beierse bende wou bestrijden: soepele melodieën met een vleugje sentiment, lichtvoetige lijnen en vrolijke tempi, en ja, een beetje naïeve oppervlakkigheid die echter minstens even religieus kan worden geduid als de melodie van Stille Nacht. En die was met Kerstmis zelfs in Regensburg niet verboden. De strenge Edgar Tinel wist binnen de krijtlijnen van het Cecilianisme een eigen gezicht te bewaren, maar - het dient gezegd - geen erg vrolijk gezicht. Met een dergelijk talent was echter Aloys Desmet niet gezegend. Zijn motet krijgt enkel dank zij de uitvoerders nog een zeker reliëf, maar de partituur zelf is plat als een pudding. Van August De Boeck vind je alleen orgelmuziek op de cd’s, maar ook hij bracht in zijn missen en motetten offers aan het Cecilianisme. De eenvoudige driestemmige mis uit 1902 draagt er de
sporen van. Zijn bijdrage wordt echter – zoals die van Tinel – gered door zijn persoonlijk talent. Als je weet dat de bruisende Dahomeyse Rapsodie uit 1893 stamt, dan besef je pas hoeveel water De Boeck moest toevoegen aan zijn katholieke wijn. Als hij een kwarteeuw later nogmaals een mis componeert, lijkt de Beierse ban gebroken. Er komt een behoorlijke dosis chromatiek en harmonisch coloriet in voor. Het Credo eruit schikt zich ook niet meer naar de vertrouwde sjablonen van het Cecilianisme. Inmiddels had Van Nuffel echter de stofnetten van de Vlaamse doksalen weggehaald. En even later ook van de Duitse. Van Nuffel was priester en genoot daardoor een gelijkaardige autoriteit als zijn Beierse voorgangers. Generatiegenoten van hem, katholieke leken als Lodewijk De Vocht en Arthur Meulemans, gingen in hun liturgische muziek net iets minder ver dan hij. Wie zijn psalm Super flumina beluistert, weet dat het tij aan het keren is. Wat emoties komen daarin al niet aan het licht! Wat een genereuze vloeibaarheid na al die stroeve dorheid. Om te zwijgen van Domine, ne in furore tuo waarin al de regels van Regensburg rijkelijk met de voeten worden getreden. De emancipatie van de dissonant moest nog een boost krijgen van Flor Peeters en onze kerkmuziek liep weer enigszins parallel met de muzikale evolutie van haar tijd. Een halve eeuw achterstand was opgehaald. God had zich aangepast. Hij had smaak gekregen in de volkstaal. Hij liet zich het Nederlands welgevallen. Hij hoorde dat het goed was. Na verloop van tijd vond hij ook het Engels geschikt voor onze streken. Duits kon ook, zelfs Slavisch, als het maar geen Frans was. Het hek was van de dam. God kon niet doof blijven voor andere evoluties. Wat hij ons toestond, kon hij vreemden niet
// column
weigeren. Ja, waarom zou hij zich niet laten loven met gezangen van overzee? Waarom zou de Missa Luba en de Misa Criolla hier niet kunnen? Toegegeven, het orgel was mooi, maar wat was er tegen de gitaar? Zij was tenslotte meer verwant met de bijbelse citers en harpen dan het orgel. Dan maar gitaar. Bij de gitaar hoort een song. Die blijft beperkt door de bescheiden akkoordenkennis van de singer-songwriters. So what, hadden de Regensburgers zich ook niet uitgesproken voor beperking? Neen, we waren op de goede weg. Will Tura live te gast in de kathedraal. Al ’s werelds vedetten per cd aanwezig in huwelijken en begrafenissen. God kreeg er niet genoeg van. Soms werd het ietwat te luidruchtig en dreunde de kerk van een daverende beat. Moet kunnen, dacht God, en hij vroeg zich tegelijkertijd af waarom zijn kerkvolk soms zo’n gebrek aan goede smaak toonde. God was onlangs aanwezig op twee begrafenissen in mijn streek. Ik was er ook. Boerenparochies weliswaar, maar echt niet zo ver verwijderd van de hoofdstad van Europa. De organist kende even weinig akkoorden als de gitarist van daareven, het koor zong navenant. Het waren nochtans mensen die thuis over digitale televisie beschikken, met het vliegtuig op vakantie gaan en met bankkaarten betalen. In hun muzikale smaak stonden ze echter dicht bij de idealen van Regensburg-1867: eenvoudige melodie, geen chromatiek, geen uitgebreide tessituren en zeker geen theatraal pathos. Hun meerstemmigheid klonk plat als een pudding. Aloys Desmet redivivus, maar dan in de versie van een groepje voortijdig gekerstende inboorlingen. Ook daar had God vrede mee. Ik niet, ik had het er moeilijk mee. Ik vond dat ze zich beter konden
beperken tot wat eenvoudige liederen uit Zingt Jubilate. Maar God is groter dan ons hart. Mijn vriend die erbij was, toonde zelfs veel waardering voor deze vrijwilligers, voor mensen die zich een paar uur in de voormiddag wilden vrijmaken om op hun wijze, op hun niveau uiting te geven aan hun religieuze overtuiging. Het is het oude conflict tussen de goede bedoeling en de geringe bekwaamheid. Denijs Dille, die zelf priester was, zei mij ooit dat kunst, ook in de kerk, moet beoordeeld worden met esthetische normen en niet met ethische. Hij had het van Thomas van Aquino, zei hij. Ik heb nooit gepoogd het te controleren, maar voor katholieken is Thomas zeker een betrouwbare bron. Misschien wat voorbijgestreefd, maar wie ben ik om aan een dergelijke autoriteit te twijfelen. ^ // Vic Nees
driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 21
Aan dit nummer werkten mee: Fred Sjöberg, Koenraad De Meulder, Erik Demarbaix, Liesbeth Segers, Ivo Jacobs, Jos Bielen, Mirek Cerny, Simonne Claeys, Vic Nees. EINDREDACTIE Ivo Jacobs COÖRDINATIE Jan Stofferis Kooraansluiting: € 68, Individueel abonnement: € 20 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 3000 ex. VORMGEVING apple-n, Brand-ink
zet je zinnen op zingen
koorenstem.be 22 // stemband