Stemband #9

Page 1

P.B. /P.P. 2/111 3000 Leuven mail  p802021. Afgiftekantoor 3000 Leuven mail

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen © Marcel van Coile

stemband #9 Driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem vzw jaargang 9, 02 2011 > 04 2011, NR 9

1 // stemband


// genre

// BLIK OP DENEMARKEN

Een surround belevenis met inhoud 1 EEN SURROUND BELEVENIS met Michael Bojesen 4 PRIKKELEN IS WAT WE DOEN! Noëlle Schepens en Joris Derder

Even dit… ‘Topcultuurscholen’ of cultuur ‘top’ op scholen?

7 REPERTOIRETIPS Christopher Norton Guido Morini

Onlangs pakten de minister van Onderwijs en de minister van Cultuur stevig uit met de oprichting van ‘topcultuurscholen’ in Vlaanderen. In september 2011 wordt de Koninklijke Balletschool Antwerpen de eerste vertegenwoordiger daarvan in Vlaanderen. Beide ministers willen een flexibel kader creëren waarin jongeren de kans krijgen om uit te groeien tot internationaal erkend toptalent. In de toekomst krijgen andere kunstdisciplines zoals muziek en beeldende kunsten hun ‘topcultuurscholen’.

8 KOOR VAN HET JAAR Ondergedompeld in enthousiasme

Moeten we daarmee nu blij zijn? Is het echt dat wat we in Vlaanderen nodig hebben? Moet toptalent organisch kunnen groeien of hebben we er nieuwe structuren voor nodig?

10 BINNEN BIJ... Jeroen Vanacker 14 HOE HET BEGON Het rijke Vlaamse koorleven 16 LITURGISCHE MUZIEK En dan valt de hele kerk in 18 CD 20 COLUMN Vic Nees

In Vlaanderen wordt al jaren gesproken over een betere beleidsmatige samenwerking tussen de departementen onderwijs en cultuur. Ondanks heel wat politieke verklaringen bleef die vooralsnog ‘dode letter’. Met de oprichting van de ‘topcultuurscholen’ geven minister Pascal Smet en minister Joke Schauvliege invulling aan een protocol dat zij samen hebben ondertekend. Dat stemt hoopvol. Bovendien werken zij momenteel intens samen aan de ontwikkeling van een leerlijn culturele vorming van de kleuterklas tot de universiteit. Ook daarmee komen zij tegemoet aan een bekommernis die al heel lang in de cultuursector leeft. Waar knelt dan het schoentje? Om dat duidelijk te maken neem ik de vocale vorming van kinderen als voorbeeld. Iedereen weet dat er op school steeds minder gezongen wordt en dat de kwaliteit van de muzische vorming op school er niet echt op vooruit gaat! Het ontbreken van een directe band tussen onderwijs en cultuur heeft ervoor gezorgd dat er in de muzikale vorming van kinderen echte breuklijnen zijn ontstaan en dat die over verschillende generaties heen lopen. Als je die kloof wil overbruggen heb je meer nodig dan een leerlijn culturele vorming. Alleen een actieplan waarin alle actoren binnen onderwijs en cultuur worden samengebracht, kan wellicht op termijn het tij doen keren! De stap van ‘topcultuurscholen’ naar cultuur is ‘top’ op scholen is nog niet gezet maar het besef groeit snel! ^ KOENRAAD DE MEULDER // Directeur Koor&Stem

2 // stemband

Michael Bojesen Wie erbij was op het internationale korenfestival It’s oh so choir eind oktober 2010 herinnert zich ongetwijfeld nog Michael Bojesens Eternity. Dit lied met de goed in het oor liggende melodie gebruikte hij voor de afsluitende community singing. Hij dirigeerde en begeleidde erg enthousiasmerend. Stemband had een gesprek met hem, op zoek naar de kracht van zijn bezieling. In 2010 trad Michael Bojesen op met DR Pigekoret, het meisjeskoor van de Deense Radio, in de concertzaal van de Deense radio. Dat concert vond plaats in volslagen duisternis. De meisjes zongen een programma van een uur geheel uit het hoofd en lieten zich daarbij uitsluitend door elkaar leiden. Toen bereikte hij zijn doel als dirigent: zichzelf overbodig maken. Alles gebeurde op verschillende plaatsen in de zaal. De meisjes volgden hun gevoel – het ene moment gebeurde er iets op de ene plaats en plotseling was er op een andere plaats iets anders. De dirigent stuurde geen impuls, gaf alleen de toon aan, waarop ze op basis van elkaars ademhaling begonnen te zingen. Het was enorm intens. ”Dat is voor mij een van de meest overweldigende ervaringen met het koor geweest, omdat het lukte om de hele ruimte en alle zintuigen te gebruiken. Dat is het meest optimale waarvoor je een koor kunt gebruiken.”

hun stem kunnen verpesten als ze die verkeerd gebruiken. Slechts enkele koren maken gebruik van zangpedagogen. Meestal ligt dat aan geldgebrek, maar uiteindelijk is het ook een kwestie van prioriteiten. Er zouden meer koren moeten zijn die extra financiële middelen zoeken voor vorming in plaats van voor activiteiten zoals reizen en tournees. Bij het werken met kinderen en jongeren gaat het om opleiding. Alle kinderen zijn muzikaal en houden van muziek. Als we ze op de juiste manier opleiden, krijgen we goede zangers en goede koren. Dat is dus iets heel anders dan te denken dat goede zangers wel komen als de koren maar een hoog niveau hebben.”

Opleiding gaat vóór belevenis Voor Michael Bojesen in 2001 werd aangesteld als chefdirigent van DR Pigekoret, werkte hij als muziekleraar op een van de meest muzikale scholen van Kopenhagen, Sankt Annæ Gymnasium, en als dirigent van een aantal zeer toonaangevende koren en orkesten. DR Pigekoret bestond toen ‘omwille van het eigen koor’, dat de omroep wilde hebben en dat vooral geassocieerd werd met zingen in het Deens en met het religieuze TV-programma Før søndagen (Voor de zondag). Daarnaast had de Deense radio ook een kinderkoor, dat enkel de functie had zangers aan het meisjeskoor te leveren. Bij muziek maken met kinderen staat opleiding voor Michael Bojesen centraal. Het is niet genoeg om met hen concerten te zingen en muzikale belevenissen te creëren. Toen hij het aanbod kreeg om chef-dirigent te worden, was een van zijn voorwaarden dan ook dat er middelen werden gereserveerd om twee zangpedagogen aan het koor te verbinden die op een grondige manier aan stemvorming zouden werken. ”Stemvorming is een van mijn stokpaardjes”, vertelt hij. ”Er zijn zeer veel kinderkoren in Denemarken en veel daarvan werken weliswaar op een hoog niveau, maar er zijn maar weinig koorleiders die verstand hebben van stemmen. Dat is spijtig, omdat kinderen

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 1


// BLIK OP DENEMARKEN

// BLIK OP DENEMARKEN

10 % van alle kinderen heeft een andere herkomst en zij moeten ook de mogelijkheid krijgen deel uit te maken van het werk dat we doen

Een koorschool voor iedereen Die overtuiging legde in 2002 de basis voor DRs Korskole, de Koorschool van de Deense radio, die momenteel uit vier koren bestaat: DR Spirekoret, DR Børnekoret, DR Juniorkoret en DR Pigekoret. ”Onderaan staat DR Spirekoret”, legt hij uit, ”dat bedoeld is voor alle kinderen tussen 6 en 8 jaar, zonder speciale muzikale capaciteiten. De beste zangers gaan door naar de tweede stap in de piramide: DR Børnekoret, het kinderkoor voor jongens en meisjes tussen 9 en 11 jaar. De sterksten daaruit belanden in het juniorkoor, DR Juniorkoret, voor kinderen tussen 12 en 16 jaar. En de besten daaruit komen terecht in DR Pigekoret, de top van de piramide.”

2 // stemband

Daarnaast is het voor hem belangrijk dat de meisjes door hun werk in de koren een breed repertoire leren kennen. Ze krijgen te maken met verschillende muziekgenres, leren muziekgeschiedenis en leren welke plaats die muziekgenres in de muziekgeschiedenis innemen. Verder moeten ze ook open staan voor nieuwe dingen. Naast stemtraining, repertoirekennis en samenwerkingsverbanden op muzikaal gebied leren de meisjes ook andere dingen. ”De meisjes van het meisjeskoor zijn ambitieus en perfectionistisch”, vertelt Michael Bojesen, ”en daarom werken we bijvoorbeeld ook met een coach rond het omgaan met stress. Samen met acteurs hebben we ook aan de visuele presentatie van het koor gewerkt en dansers zorgden voor ballet- en flamencoles. Zo worden ze ervan bewust dat een concert naast het muzikale ook veel andere kanten heeft. Tegenwoordig gaan we niet zomaar naar een concert luisteren, we gaan ook naar een concert kijken. Bij een komedie, waar de mensen met hun instrumenten rondlopen, heb je heel andere mogelijkheden aan mobiliteit en ruimtegebruik. We kunnen de mensen een ‘surround belevenis’ geven of er een verhaal aan vast knopen.”

Interactie met anderen Als dirigent vindt Michael Bojesen het heel belangrijk dat de zangers de middelen krijgen om de muziek zo goed mogelijk over te brengen. Daarnaast voelt hij het als een verplichting om de middelen van een koor en instelling als Pigekoret ook toegankelijk te maken voor anderen en er ook anderen bij te betrekken, zodat er een wisselwerking tussen verschillende partijen ontstaat.

Die overtuiging ligt ook ten grondslag aan de oprichting en de werking van de koorschool maar komt ook tot uitdrukking in een aantal projecten die buiten het kader liggen van de gewone concerten. Bij een van deze projecten gaat het erom meisjes die buiten Kopenhagen wonen, de mogelijkheid te geven ook in het meisjeskoor te zingen en deel te nemen aan de opleiding en de belevenissen van de meisjes in het meisjeskoor. “We houden in het hele land audities en kiezen dan 3 tot 4 meisjes uit, die gedurende een bepaalde periode bij ons kunnen meedraaien. Een periode als gastzanger kan de meisjes de kans geven om erachter te komen in hoeverre ze verder willen gaan met zingen of om hun eigen kooromgeving inspiratie te geven om nieuwe dingen te ontwikkelen.”   Momenteel werkt Michael Bojesen samen met Susanne Wendt, de dirigente van DR Juniorkoret, aan een project rond integratie in de gemeente Frederiksberg, deelgemeente van Kopenhagen. Het is de bedoeling dat het kinderkoor wijken

bezoekt waar veel kinderen zijn met een andere etnische achtergrond, en samen met kinderen zingt op kleuterscholen. Het doel is om kinderen te ontdekken, die kunnen zingen en met hen en hun ouders een dialoog aan te gaan over deelname aan de Koorschool van die kinderen. ”We moeten ze opzoeken”, legt Michael Bojesen uit. ”We denken dat iedereen weet, wie we zijn, maar dat klopt alleen voor etnische Denen. 10 % van alle kinderen heeft een andere herkomst en zij moeten ook de mogelijkheid krijgen deel uit te maken van het werk dat we doen.” ^ // LUCILLE LAMAKER (VERT.) Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Kapelmesterbladet nr. 46, november 2010 van de Kapelmesterforening in Kopenhagen. Auteur is Sine Tofte Hannibal. www.dr.dk/Koncerthuset/dr-kor/

VOOR ALLE JAZZ- EN BRUSSELS PHILHARMONIC-CONCERTEN IN FLAGEY

© Lander Loeckx

In het juniorkoor krijgen kinderen zangles en luistervaardigheid en in het meisjeskoor krijgen ze zangles. Daarnaast spelen alle meisjes ook nog een instrument. De koorschool geeft jaarlijks aan 180 kinderen en jongeren les en wordt via verschillende middelen gefinancierd. Enerzijds gaat het om particuliere gelden, anderzijds zijn dat licentiegelden van de Deense radio. Verder brengen de ca. 60 concerten waarbij de koren jaarlijks optreden, geld in het laatje.   Plezier en spel zijn het uitgangspunt voor het onderwijs dat aan de kinderen gegeven wordt en vormen ook de rode draad in het verhaal. Spirekoret is een soort muzikale speelzaal, maar tegelijkertijd zingen de kinderen in veel concerten en krijgen ze er ook routine mee. De meisjes van het meisjeskoor doen in hun concerten net alsof ze professionele zangers zijn. Zonder dat spelelement en het plezier zou volgens Michael Bojesen het hele systeem als een kaartenhuis instorten.

FLAGEY PASS

€ 125 10 TICKETS

geldig voor één of twee personen gedurende het volledige SEIZOEN 2010-2011 verkrijgbaar in de Flagey Ticketshop of online WWW.FLAGEY.BE Info & Tickets : www.flagey.be - 02 641 10 20 Heilig Kruisplein - 1050 Brussel

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 3


// DUBBELINTERVIEW

// dubbelintervieuw

Je kan er niet naast kijken: in Vlaanderen groeit het koorleven. Veel bekwame dirigenten werken met hart en ziel en met kennis van zaken aan die groei. We kunnen uit hun praktijkervaring leren. Daarom sprak Stemband met twee van hen, die professioneel zowel ín als vóór een koor staan: Noëlle Schepens en Joris Derder. We vroegen elk ook om een repertoiretip, die je achterin het interview kan terugvinden. Over welke competenties moet een goede koordirigent beschikken ? Joris Derder: “Dirigeren is lesgeven. Je geeft zangles, muziekles, muziekgeschiedenis, allemaal tijdens de repetitie. Je moet de tekst kunnen vertalen en hem kunnen uitspreken. Je moet ook zelf begrijpen hoe de muziek ineen steekt. Je moet uiteindelijk elke compositie op een begrijpelijke manier kunnen voorstellen. Mijn opleiding als leerkracht helpt mij om voor de groep te staan en om ook didactisch bepaalde dingen snel aan te voelen.” Noëlle Schepens: “Een koordirigent die naast zijn koortechnische en vocale opleiding ook instrumentale ervaringen in z’n rugzak heeft, kan vanuit die invalshoek een meerwaarde bieden aan zijn koor. Als humaniorastudente had ik het geluk deel te kunnen uitmaken van het koor en orkest van het HeiligGrafinstituut in Turnhout. Daarnaast kreeg ik in de school wekelijks 3x pianoles. Als violiste speelde ik ook jaren in samenspelgroepen van de academie en in het Kempisch jeugdorkest. Als saxofoniste was ik aangesloten bij één van de grootste fanfares in de Kempen (in mijn geboortedorp Retie). Op die manier raakte ik vertrouwd met literatuur, terminologieën, speeltechnieken, timbres van alle soorten instrumentengroepen. Maar naast een vocale, instrumentale en didactische opleiding voel ik dat één van de belangrijkste competenties van een koordirigent is er in te slagen telkens weer schoonheid te brengen in het denken van de zangers. De dirigent als evenwichtskunstenaar tussen menselijke tevredenheid en muzikale uitdaging.“ Hoe belangrijk is voor jullie de wisselwerking tussen je werk als zanger in het Vlaams Radiokoor en je werk als dirigent van een amateurkoor? Noëlle Schepens: “Die wisselwerking is bijzonder zinvol. Als professionele zangers krijgen we de kans om met topdirigenten te werken. Die grote persoonlijkheden en hun manier van werken blijven me sterk beïnvloeden. Het dirigeren (onderwijzen) is telkens weer de opgedane indrukken op mijn manier aanreiken aan de (koor)zangers. Wat werkt, wat niet, ...? Het is als een gezonde verslaving die telkens weer lokt. De verant-

4 // stemband

woordelijkheid van de dirigent hoef je als korist in het Radiokoor niet te dragen, maar tegelijkertijd zit je zelf als dirigent voortdurend in het kielzog van zijn gedachtegang. De wisselwerking is voor mij een niet te stillen honger om zelf verder te kunnen ontplooien.” Joris Derder: “In het Vlaams Radiokoor krijg je eigenlijk constant les. Als je ogen en oren openzet en openstaat voor wat er gezegd en gedaan wordt, kan je daar enorm veel opsteken en meenemen. Soms denk je daar niet bij na, maar achteraf merk je: “Nu doe ik net hetzelfde als de dirigent die gisteren voor het Vlaams Radiokoor stond.” De goede voorbeelden neem je mee in je werk als dirigent van een amateurkoor. Ik vind dat je veel kunt leren door goede dirigenten aan het werk te zien in de dagdagelijkse praktijk. Je merkt onmiddellijk wat er werkt en wat niet. Dat kan je niet uit de theorie rond koordirectie halen. Wanneer de dirigent in een ensemble waarin je meezingt op een bepaalde manier iets aanmerkt, voel je de reacties van anderen en voel je je eigen emoties. Zo leer je waarvoor je moet oppassen als dirigent om de koorleden niet te kwetsen. Je leert vanuit een ander perspectief te kijken. Zowel op persoonlijk vlak, als op muzikaal of vocaal vlak.” Hoe gaan jullie om met de keuze van het repertoire? Is het belangrijk je kritisch op te stellen bij de selectie van je repertoire? Joris Derder: “Jongeren zijn zelf ook heel kritisch over de selectie van het repertoire. Ze komen ook zeggen dat ze een werk “stom” vinden of iets niet graag zingen, maar als ze het volgende stuk leuk vinden, laten ze dat ook weten: “Tof programma!” Wij studeren met het universitair koor per academisch jaar twee programma’s in en brengen daarmee liefst twee concerten. Gezien het korte academische jaar is het niet eenvoudig om twee of drie avondvullende concerten voor te bereiden. Bij de selectie van het materiaal moet ik daarmee uiteraard rekening houden. Bovendien moet je keuze uitdagend zijn zodat ze iedereen kan motiveren, en toch weer net niet zo moeilijk dat de zangers nooit de top van de berg te zien krijgen. Sommige dirigenten denken

© Vincent Lagrange

Prikkelen is wat we doen! daar anders over; ze programmeren wat er op het eigen verlanglijstje staat. Als het uiteindelijke resultaat dan niet perfect is, dan is dat voor hen maar zo. Ik zou het persoonlijk niet over mijn hart krijgen om zo te werk te gaan omdat de zangers zich daarbij helemaal niet gelukkig voelen.” Noëlle Schepens: “De melodie vind ik heel belangrijk. Goede melodieën zingen is voor mij echt genieten! Dat werkt op het hele vocale systeem: de vocaliteit, het stemapparaat, de muzikaliteit ... Bij de vorming van een koorklank vind ik het primair jongeren een goede melodie te laten ervaren waarbij ze zich bewust worden van de eigen ademvoering. Als kinderen zich een melodie eigen hebben gemaakt, gaan ze zich daarna gewoonweg amuseren door de melodie te pas en te onpas te zingen. Naar mijn ervaring gaan een goede melodie en een goede compositie vaak samen. Als de melodie veeleer reciteert of als er te veel tekst moet passeren, kan de melodie niet evolueren en krijgt de begeleiding de bovenhand. Vaak loopt de compositie stroef en is het ‘met hart en ziel zingen‘ al gauw zoek. Wij hebben onlangs met het meisjeskoor Amarylca Tweeklank van aarde en water (koor en gitaar) en De zee is een orkest (koor en piano 4-handig) van Vic Nees opgenomen. De composities zijn zeer verschillend, maar in beide werken komen de teksten ten volle tot uiting in de dragende melodielijnen. In Tweeklank gebeurt dat in dialoog met de gitaar, in De zee is een orkest als het ware “orkestraal” ondersteund door de pianobegeleiding.“ Kunnen jullie even heel concreet aangeven wat jullie verstaan onder een melodielijn of een vocale lijn? Joris Derder: “In ons jazz-programma brengen wij een stuk van Oliver Berton, A New Christmas Alphabet. Het is een soort parodie op melige Kerstliedjes. De compositie heeft een swingend, lazy ritme, maar tegelijkertijd vind je er grote bogen, legato’s, de stroom in terug. Dat is ontzettend belangrijk. Zelfs bij ritmische muziek moet die stroom er zijn. Voor mensen die gewoon voor hun plezier komen zingen in een koor is het niet evident om juist die stroom erin te houden. Voor de dirigent is dat een echte uitdaging! Noëlle Schepens: “Het leren voor-zingen (voor-horen) is ontzettend belangrijk bij de ontwikkeling van die stroom. Daarmee bedoel ik niet dat de melodie hoorbaar voorgezongen moet worden. Wel dat het voorbereidende werk bij de zanger wordt geleverd vóór er nog maar één noot gezongen is, of in klank is omgezet. De bewuste gehoorvorming en vrije stemvorming brengen de eerder genoemde “schoonheid in het denken” naar

voor. Op één lijn vormen ze de grote spil bij het zingen. Als dirigent stel je je voortdurend de vraag hoe de koorzangers je aangereikte informatie interpreteren. Hoe bewust zijn ze zich van hun eigen vocaliteit, van harmonie, ritme , ...? Ik moet als dirigent kunnen inschatten in hoeverre mijn zangers zich bewust zijn van hun melodie. Ik merk dat kinderen en jongeren die geen gehoorvorming hebben gehad, eerst zingen en dan pas horen. Bij hen blokkeert het stemapparaat omdat ze niet weten hoe ze dat apparaat moeten aansturen. “ Joris Derder: “Veel zangers bekijken maar één noot tegelijk, de noot die ze aan het zingen zijn. Je moet natuurlijk veel verder kijken. Als je twee maten verder een octaaf hoger moet zingen, dan moet je dat op voorhand weten. Als je het noot per noot bekijkt, dan zit je vocaal gezien snel in de problemen. Dat merk je inderdaad bij kinderkoren en jeugdkoren. Met de prille twintigers die al in verschillende koren zongen en/of muziekkampen volgden, heb je geen probleem omdat die ook al een soort feeling hebben voor het (koor)zingen. Zij kunnen terugvallen op een koortraining. Mensen die heel weinig ervaring hebben met koorzang moeten veel inspanningen leveren. Gelukkig zijn ze meestal erg gemotiveerd en daartoe bereid. Het duurt even, maar uiteindelijk krijg je al die personen op eenzelfde spoor.“ Een jeugdkoor is een organisch geheel dat permanent is beweging is? Hoe gaan jullie daarmee om? Joris Derder: “Ik heb een heel heterogene groep: mensen met erg verschillende achtergrond komen naar het koor. Sommigen hebben al gezongen voordat ze naar de universiteit komen en gaan actief op zoek om tijdens hun studies te kunnen blijven zingen. Anderen ontdekken per toeval dat er hier een koor bestaat en proberen dat eens uit. De samenstelling van het koor verandert snel: er zijn namelijk semesterstudenten en er zijn er die na een jaar stoppen. De nieuwe instroom is jaar per jaar te bekijken naar niveau, naar motivatie, naar klank.“ Noëlle Schepens: “In Amarylca liggen de leeftijden alsmaar verder uit elkaar. Ongeveer 20 jaar geleden hebben we in de academie in Lier de samenzanglessen uitgebreid naar één lesuur per week. Die structuur hebben we verder ontwikkeld waardoor binnen de academie een koorschool gegroeid is. Uit de samenzangklassen selecteren we kinderen die geëngageerde koorzangers worden in Julica of Vocalierza. Aansluitend hebben we het meisjeskoor Amarylca. De eerste Julicazangers zingen nog steeds in Amarylca. De dertigers zingen nu samen met de jongsten die net 15 zijn.

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 5


Zowel muzikaal als sociaal is het een fantastische uitdaging voor beide generaties koorzangers om hun ervaringen te delen. Ze hebben allemaal dezelfde basisopleiding waarmee ik overigens zielsgelukkig ben als zangleerkracht en dirigente. Elk jaar zijn er ook meer Julica-zangertjes die vragen om zangles te volgen. Het permanente verloop van zangers in dergelijke koren is dan weer een flinke oefening voor de dirigent, maar in feite is het een luxeprobleem als er zoveel interesse is.” Kinderen hebben recht op professioneel geschoolde dirigenten! We stellen echter vast dat steeds minder dirigenten met de juiste competenties opkomen om een kinderkoor te leiden. Hoe lossen we dat op? Noëlle Schepens: “Dat is inderdaad een heikel punt. Het kinderkorenfestival in Bornem vorig jaar was een duidelijk bewijs dat kinderen enthousiast zijn om samen te zingen. Dat ligt niet alleen aan de kinderen, maar ook aan wie er voor staat. Het is dan ook belangrijk dat je je eigen werk kritisch blijft bekijken. “ Joris Derder: “Als dirigent heb je een voorbeeldfunctie. Als je een zin voorzingt, gaan de koorleden ervan uit dat datgene wat jij zingt beter klinkt, of dat dat het doel is waar ze naartoe moeten. Ik zeg niet dat een dirigent die niet actief zingt, een slechte dirigent is, absoluut niet! Anderzijds merk ik in het Vlaams Radiokoor dat dirigenten die actief zingen een grotere binding hebben met het koor. Je merkt dat vooral in de stijl van dirigeren. In een professioneel koor kan de zanger zelf compenseren wat er in de leiding van het koor ontbreekt. Een amateurzanger kan dat in de regel niet. Zij moeten imiteren of worden aan hun lot overgelaten omdat de dirigent niet weet hoe hij problemen moet oplossen.“ Noëlle Schepens: “Vooral kinder- en basiskoren hebben nood aan goed opgeleide koordirigenten. Bij koren van een ander niveau spelen er nog andere belangrijke dingen. Het is aan te moedigen dat veel (koor)zangers zichzelf willen vormen. Onder die koorzangers zijn er beslist goede dirigenten. Het gaat net zoals wij vertellen: je leert een koor kennen en je wordt geprikkeld. Dat is wat wij nu ook doen: onze koorleden prikkelen. Ik weet dat er in Amarylca goede potentiële koordirigenten zitten. Afwachten of ze voldoende interesse hebben om de ‘leidende’ stap te zetten.“

Welke specifieke vaardigheden moet een dirigent van een jeugdkoor bezitten? Joris Derder: “Je moet zelf een beetje kind zijn, je moet je kunnen verplaatsen in de belevingswereld van jongeren. Ik voel mezelf nog heel jong, ik ben ook nog heel jong en ik denk dat ik wel goed aanvoel hoe een 20-jarige zich voelt in een koorrepetitie. “ Noëlle Schepens: “Je moet als dirigent bij elke repetitie iets te bieden hebben, voor welke groep je ook staat. Dat lijkt een evidente parameter maar dat is het niet, zeker niet voor een beginnende dirigent. Ik ben blij dat ik als dirigent kon beginnen met een basiskoor. Daar had ik soms het gevoel dat ik bepaalde dingen nog niet beheerste, maar omdat ik een paar stappen verder stond dan het koor, kon ik telkens groeien. Als dirigent van een kinder- en jeugdkoor is het ook belangrijk de leefwereld van de zangers te blijven volgen en tijd te nemen om te luisteren naar hun talrijke verhalen. Koordagen, koorweekends en kooruitstappen zijn daarvoor uitgelezen momenten. “ Meisjeskoren en vrouwenkoren zitten in de lift. Rond knapenkoren blijft het angstvallig stil! Wat loopt er mis? Joris Derder: “Ik denk dat er over ’t algemeen bij jongens een grote gêne om te zingen. Ik merk dat zelfs bij 20-jarigen in mijn koor, die de stemwisseling al voorbij zijn. Als ik de jongens mee laat doen in het geheel, dan kan ik hen alles laten doen. En dan doen ze dat heel goed. Als ik één stem apart wil nemen, dan generen ze zich plotseling. Ik maak er werk van om hen daarvan af te helpen, want er zijn jongens bij met een goede stem. Sommigen moet je echt ‘uit hun kot lokken’.” Noëlle Schepens: “Een knapenkoor is het enige wat de academie van Lier niet heeft. Het kinderkoor Julica telt gelukkig ook jongens onder zijn leden. Bij de laatste kerstproductie was er één solostukje voor knapenstem. Bij de eerste lezing leek het voor de knapen enkel haalbaar als ze met 3 samen mochten zingen. Aan het einde van de rit, op de concerten, vonden ze het een eer om het alleen te mogen doen. De meisjes van het koor waren fier op hun knapen! Vanaf een bepaalde leeftijd zouden die knapen naar een gemengd jeugdkoor moeten gaan, maar dat hebben we niet. Zo zijn er de vorige jaren al meer dan 20 knapen met spijt vertrokken. Die jongens zouden bij het volwassenenkoor kunnen zingen maar dan komen ze in een andere leeftijdsgroep terecht. Er blijft dus werk aan de winkel... we zoeken daarvoor een extra dirigent.” ^ // KOENRAAD DE MEULDER, JAN STOFFERIS

6 // stemband

n ke er w e. e i id at be str n u v a il l je t er nd t v i en r s gm Koorsnippers pe ra ip r f sn uu or r tit Ko p a de en e

In

// Dick De Bruycker

// REPERTOIRETIP JORIS DERDER

// REPERTOIRETIP NOËLLE SCHEPENS

Christopher Norton

Guido Morini

Candles & Crowns

Et erit post haec: effundam

Voor de voorbije kerstconcerten met het Gents Universitair Koor was ik op zoek naar jazzy repertoire om te combineren met A Little Jazz Mass van Bob Chillcot. Daarbij kwam ik Christopher Norton tegen, een toonaagevend jazzmusicus, tevens componist. Een van zijn werken is de bundel Five Christmas Carols - Candles & Crowns. Die bestaat uit vijf hartverwarmende pareltjes voor een swingend kerstrepertoire: This is the Time, Candles & Crowns, Wise Men, Once upon a very Dark Night en Nowell, Nowell.

Dit duet komt uit het oratorium Vivifice spiritus Vitae vis van de Italiaanse componist Guido Morini (°1959), tevens vaste begeleider van Marco Beasley. Het is een groots werk voor soli, 3 koren, orgel en basso continuo dat op zijn beurt kadert in de trilogie Servabo, gewijd aan de Heilige Drievuldigheid. De andere delen (Vader en Zoon) zijn nog in voorbereiding. Het duet is oorspronkelijk solistisch bedoeld, maar in de SAMWD Lier hebben we het ook uitgevoerd met de jeugdkoren en het meisjeskoor Amarylca. De etherische sfeer van het werkje is indrukwekkend, zowel voor de zangers als voor de luisteraars.

Swingend kerstrepertoire Deze muziek is uiterst geschikt voor een jeugdkoor, maar kan evengoed door een gemengd volwassenkoor gezongen worden. De zetting vereist wel een zeker niveau, maar de muziek is zo aanstekelijk en goed in het oor liggend dat iedereen er zich door aangesproken zal voelen. Tegelijkertijd klinkt ze fris en eigentijds zonder al te ingewikkeld of te ver gezocht te worden. De vijf deeltjes zijn heel uiteenlopend van sfeer en karakter. Dat wordt dan natuurlijk ook muzikaal vertaald; heel ritmische, swingende delen worden afgewisseld met ingetogen fragmenten. Af en toe komt er zelfs een vleugje pop en filmmuziek om de hoek kijken. Voor elk wat wils Dit werk vraagt van de zangers dan ook een zekere flexibiliteit. De soms wat complexere ritmes verdienen zeker de nodige aandacht tijdens het repetitieproces, want uiteindelijk is het de bedoeling dat alles natuurlijk en organisch gaat klinken. Maar evengoed zijn er prachtige unisono melodieën die heel gedragen en legato gezongen moeten worden. Dat is dan weer een uitstekende oefening voor de homogeniteit van de klankkleur van het hele koor of van de aparte stemgroepen. Het laatste deel, Nowell, Nowell, is zowel ritmisch als vocaal een echte uitdaging. Voor elk wat wils dus in deze bundel. Hoe programmeren? De stukken uit deze bundel zijn zeker apart uit te voeren, maar als geheel klinken ze heel mooi samen en kan je als uitvoerder een spanningslijn creëren doorheen de volledige cyclus.   Dit werk is geschreven voor gemengd koor en piano. Maar tijdens de concerten met het Guk heb ik het gearrangeerd voor koor, piano, drums en contrabas. En dat was een heel geslaagde en verfrissende keuze. De werkjes lenen zich zeker tot een dergelijke ritmische ondersteuning en de contrabas zorgt voor extra diepgang en extra ritme. Een echte aanrader; je koorleden en je publiek zullen je dankbaar zijn!

Eclectisch Het werk van Morini verwijst naar vele stijlen, met een voorkeur voor die van de 16de tot de eerste helft van de 18de eeuw. Dat maakt de muziek tegelijkertijd hedendaags, maar toch zeer toegankelijk voor de zanger en luisteraar. De tekst komt uit het Oude Testament: “Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren. Oude mensen zullen dromen zien en jongeren zullen visioenen zien. En ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven (...)” Tweestemmig Een groep kan dit duet aan van zodra hij zuiver 2-stemmig kan zingen. Zowel kinder- als meisjeskoren kunnen er een pareltje van maken. Hoe groter de vocale capaciteiten van het koor, hoe intenser en tegelijkertijd eenvoudiger de 2-stemmigheid stroomt. Homogeniteit, lange klinkerprojecties en het ontwikkelen van lange melodieën zijn de uitdagingen die u wachten als u dit werk programmeert. Ostinaat De begeleiding is een ostinaat, oorspronkelijk voor orgel; in de versie die Morini voor de SAMWD Lier maakte, is die door een sfeervolle harp vervangen. Zelfs op piano komt de begeleiding tot haar recht.  Het werk is daardoor op zeer verschillende locaties uitvoerbaar met een minimum aan middelen. De korte interventies van enkele (zeer) diepe mannenstemmen kunnen een mooie meerwaarde geven aan het duet, maar zijn geen conditio sine qua non voor de uitvoering ervan. Het betreft hier een onuitgegeven werk, maar Guido Morini stuurde ons een PDF-versie van de partituur door, die wij verder mogen verspreiden. De partituur kan via Koor&Stem opgevraagd worden.

Christopher Norton – Candles & Crowns, uitgegeven bij Boosey & Hawkes - www.christophernorton.com driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 7


// Koor van het jaar

// Koor van het jaar

Ondergedompeld in enthousiasme

8 // stemband

Ieder koor moet volgens het reglement een Vlaams werk zingen. Vic Nees, die 75 wordt in 2011 blijft erg populair: Bij respectievelijk Amaranthe, Waelrant en Idemdito staan Venite ergo, De wolken en Picchiarello van zijn hand geprogrammeerd. Die andere belangrijke Vlaamse componist en tevens jurylid Kurt Bikkembergs (°1963) krijgt driemaal eigen werk te horen: Dubbele Jan, Lieve magnolia lieveling en een bewerking van Daar boven uit het vensterke. Bij de Vlaamse muziek treffen we bovendien Jan Van Landeghems (°1954) bekoorlijke Als de ziele luistert aan, zowel voor en door gemengd als vrouwenkoor. Die laatste versie werd trouwens door Van Landeghem speciaal voor F:e-m@il geschreven. Meer moois uit Vlaanderen met de stemmige volksliedbewerking van Lode Dieltiens (°1926) In de lente is

En wat is een koorwedstrijd zonder Chilcotts (°1955) aandoenlijke Can you hear me? (Villanella), Rutters (°1945) vieve Sing a song of sixpence (4-Tune) of een stukje filmmuziek van John Williams (°1932)? Kamerkoor Koordinaat betovert vriend en vijand met Williams’ Double Trouble op tekst van Shakespeares sombere Macbeth uit Harry Potter and the prisoner of Azkaban. De uitsmijter van de dag is de volksliedbewerking Allen die willen naar Island gaan van Jetse Bremer. Zowel Acantus als Cantilene geven daarin het beste van zichzelf.

© Marcel van Coile

Beoordelingen zijn voor de jury, maar het repertoire kan inspireren. Wat programmeren koren anno 2010 voor een wedstrijd? Koormuziek uit renaissance, barok, klassicisme en romantiek komt weinig aan bod; de nadruk ligt vooral op hedendaagse muziek en arrangementen. Alleen Waelrant o.l.v. Marleen De Boo katapulteert ons even terug in de tijd met het heerlijke zesstemmige Gloria in Excelsis Deo van Thomas Weelkes (1575-1623) waarin Latijn en Engels naast elkaar gebruikt worden; Clari Cantus zorgt voor kippenvelmomenten bij de alom bekende Cantique de Jean Racine van Gabriel Fauré (1845-1924) en laat een verstild publiek achter; F:e-m@il graaft in onze nationale romantiek met Salve Regina van Peter Benoit (1834-1901). Tot zover het repertoire dat niét uit de 20ste of 21ste eeuw komt…  Morten Lauridsen (°1943) passeert regelmatig de revue: met het hemelse O Magnum Mysterium, het meeslepende Dirait-on of Sure on this shining night, proberen de koren publiek en jury voor zich te winnen. Die laatste tekst inspireerde Samuel Barber (1910-1981) in 1938 al tot gespierde romantiek, een geslaagde opener door Cantilene. Eric Whitacres (°1970) Sleep zorgt bij Furiant voor enige ingetogenheid rond het middaguur.

mijn liefje gekomen en het knappe May (Qui-Vive) uit Flowers of Life van Rudi Tas (°1957). Six Dickinson Miniatures (4Tune) van Raymond Schroyens (°1933) blijft ook een klassieker.

Er zijn altijd goede en betere koren - jammer voor hen die afvallen - maar wat inzet en enthousiasme betreft, hoeft geen enkel koor onder te doen voor de andere. Zoveel zangvreugde laadt een mens helemaal op; het zingen in mijn koor ’s avonds is puur genieten ^ // LIESBETH SEGERS

© Marcel van Coile

Een vrolijke bende West-Vlaamse jongeren komt op (teen) kousenvoeten het podium op: Rondinella o.l.v. Rudy Van der Cruyssen zet met Gloria Festiva van Emily Crocker de 6de editie van Koor van het Jaar stevig in. Hun Vox tronica slaat je even uit je lood: vocale technoklanken uit de monden van een jeugdkoor. Dit is geen eenvoudige partituur, maar het lijkt allemaal vanzelfsprekend. De toon is gezet voor een verrassende auditie met overwegend sterke kandidaten.

Koor van het Jaar is de grootste en spannendste koorwedstrijd van Vlaanderen. Dit jaar zijn we toe aan de 6de editie. Vele zangers en hun publiek kijken nu uit naar een intense en spannende periode: de halve finale en finale in Studio 4 van Flagey, respectievelijk op 27 februari en 2 april 2011.

www.koorvanhetjaar.be Koor van het Jaar 2010-11 is een initiatief van Koor&Stem en Canvas i.s.m. Klara, Flagey, Koorlink, Kunstwerk(t) en met de steun van de Vlaamse Overheid, het Forum voor Amateurkunsten en de Nationale Loterij.

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 9


// BINNEN BIJ ...

Binnen bij: Jeroen Vanacker Wie de laatste tijd niet naar Brugge getogen is, moet absoluut een tocht naar het vocale Venetië van het Noorden plannen. En eens met de trein: alleen al de aankomst in het ruime en gastvrije station is een argument. Maar vooral: dan opent zich het perspectief op de stad langs een parkzijde, je bent zo aan ’t Zand, waar het Concertgebouw uitnodigend oprijst. Deze zaal biedt zoveel moois in een akoestiek die zowel een solistisch optreden als een orkest-enkoor van 200 man volledig tot zijn recht laat komen! De artistiek directeur, Jeroen Vanacker is een jonge, krachtige man die vlot de werking van de Brugse muziektempel en zijn ideeën uiteenzet en toch zijn woorden bedachtzaam kiest. Daarbij stralen zijn ogen enthousiast bij de afzonderlijke aspecten die hij toelicht.

Artistiek directeur van het Concertgebouw Brugge TEAMWORK Hoe zit de artistieke leiding van het Concertgebouw in elkaar? “We werken met een uitgebreid artistiek team voor de prospectie, de research en het contextprogramma rondom de concerten. We willen namelijk expertise en specialisatie opbouwen en bezitten. Concreet telt het team een artistiek directeur en drie artistieke coördinatoren. Die programmatoren volgen de concrete producties op: één voor het repertoire t.e.m. de 18de eeuw, één vanaf de 19de eeuw en één voor dans (in de regel met live muziek). Dan is er nog een productieploeg van een drietal mensen en sinds kort ook een educatief medewerker, een aspect waar we in de toekomst meer op zullen inspelen. “ Spelen de interesses en keuzes uit uw opleiding nog een duidelijke rol in uw beleid? “Toen ik programmator was wel, nu beheer ik a.h.w. het hele spectrum, dus blijken ze minder in de dagdagelijkse taak, maar ze zijn nog wel aanwezig. De nieuwe muziek na 1950 trekt me enorm aan, ook op het vocale vlak. We hadden in het najaar een concert van het Lets Radio Koor, een van de allerbeste koren van het moment, met een repertoire uit de 20ste en 21ste eeuw! Het was een demonstratie van vocale technieken in werk van hedendaagse Baltische componisten maar ook van twintigste-eeuwers als Xenakis, Cage en Ligeti. Indrukwekkend en bijzonder spannend! Op 1 april brengen de Neue Vocalsolisten Stuttgart Stimmung van componist Karlheinz Stockhausen († 2007). Die was zeker een pionier in de elektronische muziek, maar ook op andere vlakken. In dit concert zorgen zes vocale solisten voor een bezwerend ritueel waar de luisteraars letterlijk middenin zitten: omgeven door de luidsprekers. Er gebeurt relatief weinig, er klinken geen uitgesponnen melodieën, maar met weinig tekst en aangehouden tonen zweeft Stockhausens muziek tussen kunst en kosmos. Hij had zeer grote ideeën over zijn kunst en over zijn rol als ‘opperpriester’ daarbij. Tijdens concerten van zijn muziek vormt hij a.h.w. een nieuw soort gemeenschap.”

EEN RUIMTE VAN LIJNEN EN SFEREN Hoe wordt een seizoen opgebouwd? “We werken in het Concertgebouw sterk inhoudelijk: we hebben heel veel thematische lijnen die op verschillende manieren het seizoen doorkruisen. Zo zijn er focussen op componisten – dit seizoen Monteverdi en Schumann – en festivals met een geprofileerde invalshoek – bv. Baltic met Baltische musici, Jazz Brugge met Europese jazz, December Dance met Centraal-Eu-

10 // stemband

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 10

ropese choreografen, Bach Academie, Come On! Beat It! met percussie en Ars Musica Brugge met Stockhausen. Daarnaast presenteren we nog domeinen waar de artiest centraal staat – dit seizeoen componist Frederic Rzewski, dirigent Giovanni Antonini en choreograaf José Navas. Elk seizoen baadt het programma bovendien in een specifieke sfeer. In 2010-11 kozen we voor het irrationele, de intimiteit, de emotie en het mysterie, meer ornament dan klare lijnen, en dan zie je hoe Monteverdi en Schumann en bij uitbreiding de barok en de romantiek daar helemaal in passen. Het volgende seizoen zal het dan weer de andere kant op gaan: meer renaissance en classicisme met weer de ratio in het centrum. Het publiek zal misschien niet altijd onder woorden kunnen brengen waarom een bepaald concertprogramma in het seizoen past, maar het zal het wel aanvoelen.” Hoe reageert het publiek daarop? “De mensen voelen zeer goed de consistentie van een seizoen aan en ook welke andere richting het uitgaat dan het vorige. Het blijft boeiend voor hen om telkens een ander type programma’s mee te kunnen maken. Ook de artiesten worden geïnspireerd door de thema’s en de lijnen die wij bieden: voor alle betrokkenen is het spannend en uitdagend. We zitten na acht jaren nog steeds in de fase van een exponentiële publieksopbouw en bijgevolg is het te vroeg om aan fluctuaties in de opkomst de waarde van een seizoen af te meten. Het evenwicht dat we voor het publiek proberen te bewaren ligt ook in het zoeken naar een juiste balans tussen programma’s voor een breder publiek en dingen die meer een niche aanspreken. “ Hoe denken jullie over eventuele publieksparticipatie? “Het publiek bij optredens betrekken door het mee te laten musiceren (zang, slagwerk, enz.), dat hebben we nog niet bewust geprogrammeerd, maar al wel gesuggereerd. Klassiek voorbeeld is het meezingen van koralen in een passie; de Mattheuspassie met Ivan Fischer zorgde op die manier voor een pakkende ervaring. Om het publiek dichter bij repertoire en uitvoerders te brengen, ontwikkelen we een waaier van andere (standaard)formats. Dat brengt ons bij de educatieve activiteiten. Zo spelen tijdens de Bach Academie 50 jonge pianisten uit het Brugse tussen de concerten door werk van Bach in het atrium van het Concertgebouw; tijdens Come On! Beat It! hebben we een hele educatieve dag waarvoor jongeren en volwassenen zich kunnen inschrijven om met de content van het festival zelf aan de slag te gaan, enz.”

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 11


// BINNEN BIJ ...

// JEROEN VANACKER

Met je koor naar zo’n technisch, esthetisch en expressief topconcert komen, kan meer bijbrengen dan een maand repeteren! meestal enkel de hedendaagse gestandaardiseerde instrumenten kent. Daarnaast zijn we begonnen met de uitgave van Concertgebouwcahiers, twee per seizoen, nr. 6 is net uit. Daarin vertellen 20 eminente stemmen uit de wereld van de oude muziek over hun ervaring met de historische uitvoeringspraktijk. We weten dat er in het Nederlands niet zo veel over die muziek- en dansaspecten te vinden is; we zagen hierin een rol voor ons weggelegd als expertisecentrum. Ze worden hier verkocht, maar ook in een aantal boekhandels in Vlaanderen.”

© Paul Willaert

KLANKEN OP HET PODIUM

Jeroen Vanacker kreeg eerst een opleiding als amateurmusicus (piano, schriftuur en kamermuziek) en ontwikkelde zo de liefde voor de piano. Hij besteedde ook heel wat tijd aan het begeleiden van een koor (had twee, drie jaar orgelles gevolgd) en ging dan zelf een koor leiden. Aan de KUL studeerde hij musicologie (zijn proefschrift over Wozzeck van Alban Berg verraadt zijn interesse voor het hedendaagse repertoire) en vulde aan met een opleiding cultuurmanagement. Na een vakantiejob van een maand in het Concertgebouw (programmateksten voor seizoen 2003) keerde hij in februari 2003 terug en werd er vanaf 2004 programmator. In maart 2008 volgde hij Bart Demuyt op als artistiek directeur.

12 // stemband

VOORKENNIS EN ACHTERGRONDEN – LUISTEREN EN DUBBEL GENIETEN Jullie bieden naast de programmalijnen (het concept) een context aan. Wat houdt die in? “De vele context-activiteiten­zijn het voedsel dat we aan ons publiek aanbieden om de concertervaring te intensifiëren. We zijn rotsvast overtuigd van het nut en de werking ervan. Over het hele seizoen genomen komt één op de drie bezoekers naar de inleiding – dat is tot 350 man. Het vraagt van hen nochtans een inspanning om een uur vooraf te komen luisteren naar een dergelijke toelichting. We kiezen de sprekers zorgvuldig uit voor hun expertise, maar we willen ook dat ze de juiste toon treffen voor een publiek met soms een beperkte voorkennis. Bij inleidingen maken de mensen door de uitleg van een musicoloog kennis met het repertoire; bij debatten, nagesprekken en lecture-performances leren ze de praktijk zelf kennen onder de leiding van een musicus of een danser. Bij een lectureperformance bv. wordt vaak het ontstaan en de specifieke mogelijk- en moeilijkheden van het (historische) instrumentarium toegelicht. Zo maakt men de evolutie en rijkdom van die instrumenten toegankelijk voor het moderne publiek dat

Wat kan het Koor&Stempubliek dit seizoen nog naar Brugge lokken? “In februari biedt het Come On! Beat It!-Festival muziek, muziektheater en dans, met percussie in de hoofdrol. Partner Transparant brengt daarin Oresteia van Xenakis, met zelfs bij het koor percussieve klanken. Op het eind van de maand combineert Stile Antico – het nog steeds piepjonge ensemble uit Engeland, dat toch al furore maakte in Europa – Monteverdi, Palestrina en gregoriaans. Begin maart levert het Budapest Festival Orchestra een Wagnerprogramma met Eva Johansson. Halfweg die maand beleven we een romantische concertnacht met het mannenkoor Orpheon en Jan Vermeulen in werk van Schumann en Schubert. April begint met het reeds vermelde Stimmung van Stockhausen door de Neue Vokalsolisten Stuttgart. Twee weken later is Monteverdi weer aan de beurt – dit keer zijn madrigalen – in een samenwerking van B’Rock, 6 zangers en Muziektheater Transparant: Waar is mijn ziel? Het concert met Nuria Rial, Philippe Jaroussky en L’Arpeggiata vol Monteverdi en tijdgenoten eind april is al uitverkocht. Zang vinden we zelfs bij de dansproductie En atendant van Anne Teresa De Keersmaecker op 28.4. Op 1 juni treedt het Huelgas Ensemble aan met vroege polyfonie uit de Notre Dameschool. En halfweg de maand begeleidt La Petite Bande een aantal laureaten van de Kon. Elisabethwedstrijd voor zang, zeker met klassiek repertoire. “

Karlheinz Stockhausen

van de ongelooflijke sound, het stilistisch vermogen en de veelzijdigheid van dit twaalfkoppige mannenensemble! Met je koor naar zo’n technisch, esthetisch en expressief topconcert komen, kan meer bijbrengen dan een maand repeteren! En niet in de laatste plaats is er een lijn met requiems uit de hele muziekgeschiedenis …” Wie de laatste tijd niet naar Brugge getogen is, weet nu dat hij/ zij absoluut een tocht naar het vocale Venetië van het Noorden moet plannen ^ // Ivo Jacobs

Krijgen we al een vooruitblik op seizoen 2011-12? “De seizoenssfeer staat in het teken van vuur, licht, klaarheid, ratio, wat heel andere klemtonen teweeg brengt. Er zal vocaal vuurwerk sprankelen! Er is heel wat muziek van Bach met de Bach Academie en werken als de h-Moll Messe, de Mattheuspassie en het Magnificat! Een koor dat Brugge aandoet op zijn tweejaarlijkse Europese tournee is het Amerikaanse Chanticleer. In 2008 en 2010 waren we al getuige

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 13


// KOORGESCHIEDENIS

// KOORGESCHIEDENIS

In opdracht van Stemband ging musicoloog Jan Dewilde op zoek naar de geschiedenis van ‘ het koor’, de roots en de wonderjaren van wat we nu kennen in Vlaanderen. In een eerste van vier afleveringen beschrijft hij het prille begin: de eerste helft van de 19de eeuw.

Het rijke Vlaamse koorleven

Hoe het begon “The complete History of Music in Education still remains to be written. When it is written (provided the hand is competent and the mind discriminating) it should make fascinating reading. And no part of it will be more exciting than that which deals with the nineteenth century. For in the nineteenth century many tongues that were formerly dumb (…) were unstopped and music became not merely a distant delight to, but an activity for the many. In the main the greatest activity was choral.” Zo begint de Engelse musicograaf Percy M. Young in zijn boek The choral tradition (1981, 2e ed.) het hoofdstuk over het koorleven in de negentiende eeuw. Young is ook de (co)auteur van enkele hoofdstukken in het artikel Chorus in The New Grove. (Voor de petite histoire: Young (1912-2004), een Elgar-specialist, publiceerde meer dan zestig boeken over zijn twee passies: muziek en voetbal). Ondertussen zijn er internationaal al wat werken over koorgeschiedenis verschenen, maar in Vlaanderen ontbreekt het voorlopig bij gebrek aan voldoende deelstudies en overzichtspublicaties. In vier bijdragen willen we dan ook enkele aanzetten geven, in de hoop dat er in de toekomst fundamenteel onderzoek wordt gedaan naar wat sinds jaar en dag een bloeiende en dynamische vorm van cultuurbeoefening is.

koren, dat was namelijk in de ons omringende landen ook het geval. Bovendien dateren de oudste Vlaamse blaasorkesten uit de jaren 1770: indien musici zich verenigden in zulke ensembles, mogen we aannemen dat ook zangers zich groepeerden in koren. Maar de vroegste koren die sporen hebben nagelaten, lieten voor het eerst onder het Hollands bewind van zich horen. Een van die eerste bekende koren zou in 1817 in Kortrijk zijn gesticht door componist en muziekleraar Pieter Vanderghinste (1789-1861), daartoe aangestoken door een troep rondtrekkende zangers uit Wenen. Dat beweert tenminste Auguste

Naar het voorbeeld van Het koor zoals we het nu kennen, als een zelfstandige muziekorganisatie, is een fenomeen dat in onze contreien sinds het begin van de 19de eeuw gedijt. Natuurlijk werd er voordien koorzang beoefend, maar dan vooral binnen het kader van hof- en kerkkapellen en in de opera (al waren die koren dun bezet). In de laatste decennia van de 18de eeuw bestonden er allicht ook al zelfstandige

Thys in zijn Historique des sociétés chorales de Belgique (1855). Thys, sinds 1839 actief in het koorleven en lid van de Gentse Société d’Orphée, spreekt met gezag, want hij had die informatie uit de mond van Vanderghinste zelf. Het maakt meteen duidelijk dat de koorcultuur uit de Duitstalige gebieden met hun Singakademien, Gesang-Vereine en Liedertafeln inspirerend werkte voor de ontluikende Vlaamse koren.

Voor het goede doel Maar feit is dat pas na 1830 het koorbestand exponentieel zou groeien. Dat had veel van doen met de zich emanciperende burgers en hun gewijzigde tijdsbesteding. De aandacht moest niet langer, noodgedwongen, exclusief naar arbeid gaan en zo kwam er meer tijd vrij voor passieve en actieve cultuurbeoefening. Het nieuwe fenomeen trok al vlug de aandacht van het centrale bestuur dat inzag dat er een heilzame werking kon uitgaan van koorzang, zowel moreel als pedagogisch. In de lijn van de filosoof David Hume (1711-1776) ging men ervan uit dat esthetiek en ethiek onlosmakelijk met elkaar verbonden waren en dat verfijning en smaak aan te leren zijn. Opvoeding – muzikale opvoeding in dit geval – werd dan ook als zeer belangrijk beschouwd. Bovendien vervulden de koren een belangrijke sociale rol: het was de gewoonte dat die muziekverenigingen benefietconcerten organiseerden om geld bijeen te brengen voor de armen, zieken of slachtoffers van rampen. En ten slotte wou de jonge Belgische staat een eigen culturele identiteit creëren en muziek was daartoe een zeer geschikt middel. Om al die redenen werden koren ondersteund met aanmoedigingspremies en gratis treinvervoer bij verplaatsingen naar concoursen en festivals. Daarom ook besliste de minister van Binnenland-

se Zaken al in 1841 om cijfermateriaal bij te houden. Zo weten we dat België toen 60 koren telde, waarvan 43 in Vlaanderen: 30 in Oost-Vlaanderen, 6 in Brabant, 4 in Antwerpen, 3 in West-Vlaanderen en voorlopig geen in Limburg. De samenstelling van de koren varieerde van 8 (de Gentse Société Haydn in Gent) tot 44 zangers (Les Chanteurs-Campagnards uit Torhout). Bij een volgende telling, tien jaar later, werden al 258 koren geregistreerd. Voor Vlaanderen gaf dat: 3 in Limburg, 16 in Antwerpen, 17 in West-Vlaanderen, 42 in Brabant en 64 in Oost-Vlaanderen. Binnen de Vlaamse provincies spande het Gentse arrondissement de kroon met 31 koren, goed voor 1.022 zangers. De regio Gent – Dendermonde was lange tijd de belangrijkste groeipool. Latere cijfers spreken van 529 koren net voor de eeuwwisseling en 493 in 1926. Het is niet evident om voor alle periodes betrouwbare cijfers te vinden, maar volgens schattingen van Koor&Stem zijn er nu zowat 1.250 koren actief in Vlaanderen. (Het enorme verschil met de gegevens uit 1926 moet wel enigszins genuanceerd worden: het ging toen vooral om grote koren, terwijl nu vooral kamerkoren floreren).

In alle bevolkingslagen Naast de manifeste invloed van de Duitse koorcultuur op het prille Vlaamse koorleven was er ook een (groeiende) stimulans vanuit Frankrijk. In 1839 maakten de befaamde Chanteurs Montagnards uit Bagnères-de-Bigorre een tournee door België waarbij ze, naast Antwerpen en Brussel, ook Torhout aandeden. Het koor uit de Pyreneeën, dat geleid werd door de componist en dichter Alfred Roland (1797-1874), maakte er zo’n grote indruk, dat kort nadien Les Chanteurs-Campagnards de

alleen “’t vlaemsche lied” zingen, want: “vlaemsch en fransch wel spreken en schryven is eene volksnoodwendigheid; maer franschen zang nazingen, of willen nazingen, is geene volksnoodwendigheid.” Ook studenten groepeerden zich in koren, zoals de Société des Chœurs de l’Académie royale d’Anvers (1846) – Hendrik Conscience was lid van het bestuur – of de Société des Chœurs des Étudiants (1854) in Gent. En zelfs binnen het leger werden koren opgericht, al stonden die aanvankelijk niet open voor lagere graden.

Cherchez les femmes la vallée de Wynendale werd gesticht. Zelfs het uniform was gemodelleerd op dat van de zingende bergbewoners, baret incluis. Maar het was vooral de Orphéon-beweging die vanuit Frankrijk kwam aangewaaid. Onder invloed van die beweging die een duidelijke pedagogische en sociale dimensie had, werden er koren gesticht die zich expliciet tot arbeiders richtten. In 1849 werd onder impuls van de liberale Brusselse burgemeester Charles de Brouckère de École de musique vocale pour les ouvriers opgericht die het koor van Les Artisans réunis ondersteunde. Dat koor gaf concerten om een ziekte- en pensioenskas voor arbeiders te spijzen. Andere arbeiderskoren droegen namen als L’Écho des ouvriers (Brussel, 1850) of De eenvoudige landlieden (Hever, 1853). Er waren ook beroepsverenigingen die een koor oprichtten, zoals De Keyser’s Kunst- en Zanggenootschap (Gent, 1846), een boekdrukkersgilde met een eigen koorafdeling. Op het verslag van de openingsvergadering van 29 november 1846 staat genoteerd dat de leden zowel “vlaemsche” als “fransche” lessen volgden, maar

Net zoals vroeger in de kerk was koorzang aanvankelijk vooral een mannenzaak, maar zeker niet exclusief! In de steden waren er muziekverenigingen die over een koor én een orkest beschikten en die de grote oratoria op hun repertoire hadden. En daar waren vrouwenstemmen voor nodig. Zo was er de Société d’Orphée (1837) in Antwerpen die in 1843 voor de uitvoering van Rossini’s Stabat Mater vrouwen in het koor opnam. Het zijn die vrouwen die later onder de leiding van gouverneursdochter Constance Teichmann het vrouwenkoor Les dames de la charité vormden. Dankzij hun medewerking kon de Société d’Orphée 43 vrouwenstemmen, 50 mannenstemmen en een 60-koppig orkest inzetten. Het vergt nader onderzoek, maar het lijkt er op dat overgang van mannenkoren naar gemengde koren zich geleidelijk in de jaren 1850-1860 heeft voltrokken, in nauwe samenhang met het repertoire ^ // JAN DEWILDE Volgende keer: dirigenten, repertoire en concoursen.

Pieter Vanderghinste

14 // stemband

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 15


// LITURGISCHE MUZIEK

// LITURGISCHE MUZIEK

En dan valt de hele kerk in Toen zowat heel de wereld tijdens de wereldbeker voetbal in Zuid-Afrika zich vergaapte aan de vuvuzela – misschien omdat er verder niet veel te zien viel – kon niemand vermoeden dat amper enkele maanden later de UEFA de plastieken trompet zou verbieden in haar Europese stadions. De eentonigheid en de sterkte van het getoeter maakten zoveel andere supportersgeluiden onhoorbaar, dat men niet het risico wou lopen dat de rijke zang- en spreekkorencultuur op enkele maanden zou uitsterven. U zal me nooit horen zeggen dat supporterskoren louter tekstinhoudelijk op de culturele erfgoedlijst van de Unesco horen te staan. Maar de Uefa-bonzen hadden wel begrepen dat de waarde van gezang dat enkele duizenden mensen verenigt, onvervangbaar groot is. Gek eigenlijk dat daar een vuvuzela-debacle voor nodig was. Een beetje muzisch mens kan immers een bloedhekel hebben aan voetbal en/of aan half-hooligans en Hollanders maar wel oprecht en intens genieten van een tekstueel waardeloze God save the Queen of van het Wilhelmus uit duizenden Oranjekelen. In de kersttijd stromen honderden, zoniet duizenden mensen naar zangstonden in kerken overal te lande om er Vlaamse, traditionele kerstliederen te zingen. Niet in bombastische versies die we zouden kunnen afkijken van onze noorderburen, met orgel én vleugelpiano én koperensemble én slagwerk én overdadige sfeerverlichting. Nee, gewone, eenvoudige, eenstemmige gezangen – alsof we de ontroering van het elementair zingen rond het kampvuur willen herbeleven. Voor een Bach-Passion waar het publiek enkele of alle koralen mag meezingen, loopt het steeds storm. De initiatiefnemers van dit soort uitvoeringen willen terug naar de originele praktijk waarbij

16 // stemband

de kerkgangers de hen bekende liederen mee uitvoeren. Die koralen zijn bij ons geen liturgisch gemeengoed, maar de vreugde van het samenzingen, zeker als het even wordt voorbereid, is er niet minder om. Wat eventueel verloren gaat aan verfijnde koorinterpretatie – een zingende massa is niet zo agiel als een passiekoor – wordt ruimschoots gecompenseerd door de kracht die alle aanwezigen in het gebeuren meesleept. Voorbeelden te over dus, die bewijzen hoe vaak ‘gewone’ mensen, ongeoefende gelegenheidszangers, ernaar snakken mee te bouwen aan een gemeenschap, ook al bestaat die slechts tijdelijk. Hoe spijtig is het dan niet dat quasi alle koren – kerkkoren en concertkoren gelijk – die de vraag krijgen om een huwelijksviering op te luisteren, dat beschouwen als een mogelijkheid om een schoon optreden te verzorgen, méér dan als de uitdaging om de hoofdmotor te zijn van de noodzakelijke gemeenschapsvorming. Onlangs vertelde een kennis me dat ze zingt in een koor waar het repertoire voor begrafenissen en voor huwelijksmissen exact hetzelfde is en dat enkel de volgorde wijzigt. Laat me raden naar dat koorrepertoire: het onverslijtbare Alta Trinita Beata, het Ave verum van Mozart; Canticorum van Händel, Wohl mir, dass ich Jesum habe van Bach, het Halleluia van Händel. (Toegegeven, dat laatste durft niemand zingen in een begrafenis). Wellicht is er dan nog plaats voor een moedige sopraan die het Ave Maria van Bach/Gounod brengt en – als je echt pech hebt – iets uit West Side Story of, godbetert, The Phantom of the Opera. (Het is nog net niet zo erg als bij die collega-organist, die als student niet elke week genoeg repertoire kon instuderen en dan maar één orgelwerk per dienst speelde: een keertje plechtstatig, een keertje heel

vlug, een keer in mineur tijdens de communie en, om de cirkel rond te maken, in majeur op het eind van de viering). Je hebt geen sociologische studie nodig om te weten dat de gemeenschap die zich verzamelt rond een huwend koppel geen standaard-parochiegemeenschap is. Familie, vrienden, kennissen, collega’s van het koppel en van de ouders komen van her en der, hebben al dan niet nog binding met de liturgie,… Er zit, de bindingen met het huwend koppel even buiten beschouwing gelaten, een verzameling vreemden die elkaar meestal niet eerder ontmoet hebben. Later op de dag zullen die samen het glas heffen, eten, dansen, met servetten zwaaiend meezingen met door de luidsprekers schallende hits – toch als de DJ zijn stiel kent. Pakweg twaalf uur te laat, als je het mij vraagt, is er dan éindelijk effectief een gemeenschap, een onderlinge binding die het feestkoppel als uniek bij hun feest horend zal gaan beschouwen. Bij de 5de huwelijksverjaardag spreekt niemand nog over de champagne, de zalmmousse, de gebraiseerde hertenfilet met portosaus en de Toren-van-Babel-hoge ijstaart… Maar “wat hebben we toen gezongen; die DJ heeft er de vlam in gehouden; mijn stem is nog schor als ik er aan terugdenk – nooit meegemaakt!”. Dat smeden van een diepe band kan, moet eigenlijk al beginnen in de viering. Een koor mag daar een stukje standaard-repertoire zingen – die ijzersterke hits zijn niet voor niets in het collectieve geheugen van zingend Europa geraakt. Maar daarnaast moet ook de gemeenschap uitgenodigd worden om mee te zingen. Al is het maar met een paar kleine acclamaties. Het voor- en nazingen van de kyrie-verzen hoeft echt niet te klinken als een onwelgekomen, schrale

zondagsroutine. Ook een kleine alleluiacanon van Taizé kan wonderen doen. Moet een koorleider die een verlanglijstje krijgt met hits die recht uit een Klarafor-kids-cd lijken te komen, niet de durf hebben om te zeggen: “Luister, uw vraag naar dat stukje uit het Stabat Mater van Pergolesi is begrijpelijk, ik vind dat ook mooie muziek. Maar moeten we echt passiemuziek zingen op uw feest? Of een slavenkoor?! Kijk nu eens naar dit huwelijkslied op tekst van Oosterhuis. Dat staat in Zingt Jubilate. U kent dat boek niet? Geeft niet. Wij wel! Druk dat af, en als u me tien minuutjes geeft, repeteer ik dat met iedereen, zodat we dat samen kunnen zingen. En terwijl we dan toch bezig zijn, zouden we het Onze Vader ook niet in de boekjes zetten? Jullie staan dan toch aan het altaar naast de priester, wij staan met dertig achter jullie, en met ons drieëndertigen nemen we de kerk op sleeptouw. Wij zingen de eerste twee regels, en dan valt heel de kerk in…” Een gemeenschap die ‘invalt’, is een gemeenschap die beaamt, die vocaal applaus geeft, blijmoedig ondersteunt, instemt, bezegelt. Je kan trouwen door snel naar Las Vegas te vliegen of naar een exotisch eiland en daar cocoonsgewijs voor de prijs van een in China vervaardigd souvenir een traditionele zegen te kopen. (Humo bracht aan het licht dat lokale voorgangers van traditionele, inheemse religies soms reciteren uit een telefoonboek, geen kat hoort het verschil.) Of je kan trouwen door dan de zegen, steun, instemming te vragen van al wie je lief is. De mooiste manier van instemmen is… met zingende stemmen. Een huwelijksfeest is, voor wie naar eredienst én avondfeest gaat, een lange dag. Op tien minuutjes steekt het dus niet. Het is dan toch niet de timing van het gemeentehuis, of de onvoorziene uitvaartdienst die toevallig aan de

feestmis voorafgaat, die een kleine voorbereiding van de samenzang onmogelijk maakt? Het is een kleine investering, maar de return is van onschatbare waarde. Een groep anonieme vreemden, die bij elkaar horen omdat ze zitten te prutsen aan de batterij van hun digitaal fototoestel, wordt dan een familie, een gelegenheidsdorp, in de beste betekenis van het woord. Wat elke mens het liefst

van al wil – ergens bijhoren – wordt dan waargemaakt. Verenigd rond een pas getrouwd koppel, dat zich fysiek en onuitwisbaar gedragen weet en dus ook erkend en gezonden. Het is een cadeau dat niet op huwelijkslijsten staat, misschien net omdat het een cadeau van onschatbare waarde is. ^ // KRIS WITTEVRONGEL

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 17


// CD

CD

CD KORT

het opera-oratorium Oedipus Rex van Igor Stravinsky zijn de koorpartijen heel belangrijk. Men moet even wennen aan de typische stemcultuur van de Russen en aan de Russische tekst in het boekje. De uitvoering van het orkest en koor van het Mariinsky theater uit Sint-Petersburg o.l.v. Valery Gergiev is perfect; dat zijn we van hem wel gewoon. (Mariinsky)

Claesen meets Claesen

Molitva - Deva Dnes

Caloroso - This we know

Op de cd van het Kamerkoor van Maastricht dirigeert Ludo Claesen eigen werk. Als componist is hij zeker geen onbekende: deze cd biedt dan ook topwerken van de laatste tien jaren. Claesen heeft duidelijk een eigen stijl ontwikkeld en die kan je best omschrijven als geestelijke muziek met een duidelijke bijbelse en spirituele inslag. In zijn schriftuur vind je steeds duidelijke ritmische patronen terug – hij is van opleiding slagwerker! – en ook de tekst is zeer belangrijk. Vaak gebruikt hij ritmische cellen die in contrapunt worden gebracht, en zo het metrum verbreden. Dat brengt hem dan weer dichter bij het gregoriaans. De dirigent Claesen hecht veel belang aan de tekstexpressie, maar nooit ten koste van de homogeniteit van het koor. Zijn Kamerkoor Maastricht zingt dan ook zeer mooi: alles lijkt eenvoudig, maar de moeilijkheidsgraad is niet te onderschatten. Ik hoorde het koor minder zuiver intoneren bij dalende wendingen. Misschien bleef er te weinig tijd over om die details eruit te halen.  Het instrumentale ensemble musiceert prima: meestal begeleidend maar in de enkele delen van Ero Cras duidelijk en accuraat. Soms stoort de akoestiek meer dan dat hij helpt: in sommige werken klinkt het wat té wollig. Maar laat dat geen afbreuk doen aan het instrumentaal ensemble, zeker niet aan het Kamerkoor Maastricht, en nog veel minder aan de schitterende componist en dirigent.

Net zoals het gregoriaans in het Westen ontstond de slavisch-orthodoxe zang samen met de eerste kerkgemeenschappen. Het Slavische repertoire maakte ook een soortgelijke evolutie door: van louter éénstemmig tot de hedendaagsere stijl van Stravinsky of Pärt. Het mannenkoor Molitva legt vooral de nadruk op het romantische repertoire uit de 19de eeuw, maar een uitstap naar de hedendaagse muziek kan ook.

Deze opname uit 2010 van de dames van Caloroso dwingt absoluut respect af! Dirigente Inge Sykora durft het aan om recente werken van Vlaamse componisten te programmeren. Ze brengen op deze cd werken van Vic Nees, Kurt Bikkembergs, Maarten Van Ingelgem en Sebastiaan Van Steenberge. Leuke muziek maar niet zonder risico: natuurlijk weet de dirigente hoever ze met deze groep vokaal-technisch kan gaan. Als lerares zang heeft Inge de meeste van de koorleden als pupillen en dat hoor je aan de homogene klank. Zowel in het lage als in het hoge register klinken deze jonge stemmen mooi; alleen zijn de lage stemmen soms té weinig aanwezig in deze opname. Moeilijke intervallen en dissonanten worden foutloos genomen. Dit ensemble zingt op hoog niveau. Het koor bewijst hun onlangs behaalde resultaat bij het Provenciaal koortornooi: superieure afdeling met 94 %. Deze cd is een uitstekende promotie voor de hierboven vermelde Vlaamse componisten. Ze mogen fier zijn op hun compositie, één voor één zijn het pareltjes die het uiterste vragen van zanger en dirigent. Ik kijk alvast uit naar de verdere ontplooiing van Caloroso! ^

18 // stemband

In die optiek past trouwens hun nieuwe cd Deva Dnas, Slavisch-orthodoxe kerstmuziek. Op deze cd combineert/confronteert Molitva traditie én moderniteit. Het gaf 4 Vlaamse componisten de opdracht om muziek te zetten in de Slavische stijl. Willem Ceuleers, Jan Goovaerts, Kristina Van Loo én Joachim Kelecom kweten zich uitstekend van hun taak. De moeilijkheidsgraad van deze werken vraagt een grote vocale beheersing, die ik niet steeds heb teruggevonden bij Molitva. De intonatie kan soms beter, maar daartegenover staat dan weer dat de heren met een groot hart zingen.  Voor liefhebbers zeker een aanrader, voor anderen misschien een eerste opstap naar het ontdekken van Slavische gezangen.

// JOHAN DE LOMBAERT

Meer dan vier eeuwen vocale muziek (van Palestrina tot Garbarek) overspannen we in dit cd-overzicht. We hebben de schijfjes in chronologische volgorde gerangschikt. Palestrina mag de reeks openen met Madrigali spirituali uit 1581 op teksten van Petrarca en de Missa Ave Regina caelorum. Het Ensemble Officium o.l.v. Wilfried Rombach voert ze keurig maar te braaf uit. (Christophorus) De Cantiones sacrae van Peter Philips werden in 1612 in Antwerpen uitgegeven. Wie van de heerlijke sound van Engelse knapenkoren houdt, in dit geval het Choir of Trinity College Cambridge o.l.v. Richard Marlow, moet zich deze cd zeker aanschaffen. (Chandos) De 32-jarige Nederlander Peter Dijkstra maakt ondanks zijn jonge leeftijd een grote carrière. Hij is artistiek leider van het Chor des Bayerischen Rundfunks en chef-dirigent van het koor van de Zweedse Radio. Met het eerste koor en het Concerto Köln nam hij het oratorium Israel in Egypt’ van Händel op. De 40 zangers uit München zijn voor een Händel-uitvoering te talrijk, maar dat neemt niet weg dat ze een uitstekende klank produceren. (BR Chor) Het Mädchenchor Hannover ging de romantische toer op met liederen van Schumann, Mendelssohn-Bartholdy en Brahms. Het werd een mooie reis met bekende liederen en duetten door een goed koor. (Rondeau) In de danscantate Les Noces en ook in

Het Koor van de Beierse Radio en Peter Dijkstra bleven niet bij Händel stilstaan: in de Messe voor twee koren van Martin, de Missa brevis van Kodály en de Litanies à la Vierge Noire van Poulenc komt hun krachtige en homogene vertolking nog sterker tot uiting. (BR Klassik) Het uitstekende Eesti Filharmoonia Kammerkoor nam o.l.v. Daniel Reuss psalmen van Mendelssohn-Bartholdy en van de Estse neoromanticus Cyrillus Kreek op. Het is een cd voor fijnproevers. (NCB/HM) De Estse koren pronken met hun componist nr.1 Arvo Pärt. Het bij ons minder bekende kamerkoor Voces Musicales van Risto Joost is in eigen land door overwinningen op de Tallinn-wedstrijd wel een begrip. Samen met de Tallinn Sinfonietta brengen ze vier werken van Pärt: Ein Wallfahrtslied, Magnificat, Summa en Te Deum’. (ERP) Pärt en vooral oude muziek in de bewerking van de saxofonist Jan Garbarek staan ook op de laatste cd. Officium Novum is een buitenbeentje; Garbarek en het Hilliard Ensemble geven een fijne vertolking van deze eigenzinnige arrangementen. (ECM New Series) ^ // MIREK CERNY

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 19


// COLUMN AD_NatLot_PIANO_A4_NL.pdf

1

22/12/10

11:19

Samen creëren we kansen

Hymne of strijdlied Het Filipijnse Huis van Afgevaardigden heeft een wetsvoorstel goedgekeurd in verband met de uitvoering van het nationaal lied. Een onduidelijke, ongeïnspireerde of valse uitvoering ervan wordt strafbaar. Waarschijnlijk hebben de volksvertegenwoordigers naar het wereldkampioenschap voetbal gekeken. Daar zag je Afrikanen en Zuid-Amerikanen geëngageerd meezingen. Dat wekt naijver. Europa was lakser. Engelsen en Duitsers bewogen ten minste nog de lippen, al straalde het enthousiasme er niet echt af. Maar onlangs, bij België-Kroatië, ontwaarde ik slechts één Belg die een poging tot lipping deed. De anderen waren zelfs niet bereid tot enige lippendienst. Dat heb je met onze drie landstalen en met nieuwe Belgen. Hoe staat het met het Vlaamse volkslied. Dat is ééntalig. Maar is De Vlaamse Leeuw wel zo Vlaams als wij aannemen? Is het ritme organisch verbonden met onze taal? Elke compositieleraar zou een student wandelen sturen die een prosodische kwakkel zou voorleggen als Zezuu-lenèm-nietèmen. Het dubbelgepunte ritme is een typisch kenmerk van le classicisme de la révolution. Lesueur en Méhul maakten er gebruik van in hun opzwepende strijdliederen. Rouget de Lisle schoot met zijn Marselllaise ritmisch zo perfect in de roos dat een Belg het soms als zijn eigen volkslied dreigt te herkennen. Zo stijlgetrouw Frans klinken onze eigen liederen. Wij zijn er ons niet van bewust hoeveel kleinigheden in onze Vlaamse cultuur slechts te verklaren vallen door een Franse oorsprong. Hoe vaak zingen wij in de liturgie niet geef ons de vrede als vertaling van dona nobis pacem. In Duitsland klinkt dat gib uns Frieden, in Engeland grant us peace, maar bij ons komt er een lidwoord bij omdat er in het Frans vanzelfsprekend donnez-nous la paix staat. Op die wijze noemen wij ons ook steeds arme zondaars omdat het Frans spreekt van pauvres pécheurs. De Duitsers vertalen pro nobis peccatoribus gewoon als für uns Sünder en de Engesen als for us sinners. In Nederland klinkt dat trouwens ook gewoon geef ons vrede en voor ons zondaars. Maar wij moeten arm blijven omdat het Franse model dat zo voorhoudt. Cultureel arm zeker. Zoals de Franse bron op een subtiele manier in de Vlaamse liturgie doorgesijpeld is, zo is ook De Vlaamse Leeuw prosodisch door een Franse ritmiek aangetast. De Vlaamse parlementariërs hebben het lied destijds gekozen voor zijn symboliek. Een beter symbool van onze afhankelijkheid was inderdaad niet te vinden. Denijs Dille heeft er toen om

20 // stemband

artistieke redenen tegen geprotesteerd. Hij stelde Waar Maas en Schelde vloeien voor, een statig lied van Peter Benoit, vader van de Vlaamse muziek. Een hymne aan het Vlaamse land, gecomponeerd door een vrijmetselaar en voorgesteld door een priester. Kon er iets meer toepasselijks gevonden worden voor dit pluralistische gewest? Daarnaast was Karel Miry slechts een Gentse bourgeois die voor het Vlaamse volk kluchten componeerde als Tamboer Janssens of De occasie maakt den dief, maar voor de burgerij Bouchard d’Avesnes of La Lanterne magique. Tussen haakjes, ook deze Franse opera’s werden gecomponeerd op libretti van de dichter van De Vlaamse Leeuw, Hippoliet Van Peene. Denijs Dille kreeg dus geen gelijk. Onlangs hield Mia Doornaert een pleidooi om Lied van mijn land van Anton Van Wilderode en Ignace de Sutter tot officiële Vlaamse hymne te verklaren. Zij noemde De Vlaamse Leeuw oorlogszuchtig en weinig melodieus. Ik heb er nergens een reactie op gelezen. Onze politici hebben andere dingen aan het hoofd,

De Nationale Loterij investeert jaarlijks zo’n 26,1 miljoen euro in cultuur. Dankzij u.

www.nationale-loterij.be

Ik wil het nog wat compliceren. Als derde mogelijkheid voor een Vlaamse hymne suggereer ik Vlaenderen dach en nacht van Florimond Van Duyse. Als er iemand is die met het begrip volkslied geassocieerd mag worden, is het zeker Van Duyse. De tekst is 19de-eeuws, maar hij verwijst naar de middeleeuwen, naar het groot verleden waar wij allemaal graag naar teruggrijpen. De verzen werden door een Duitser geschreven, door August Heinrich Hoffmann von Fallersleben. So what, de muziek van het Duitse volkslied werd door een Oostenrijker gecomponeerd, door Joseph Haydn. In het Europa waar wij naar streven, mag dat geen beletsel zijn. In dat Europa zullen strijdliederen een anachronisme vormen. Het vrijzinnige duo Peter Benoit-Emmanuel Hiel, het katholieke duo De Sutter-Van Wilderode of het Europese duo Van Duyse-Hoffmann von Fallersleben, drie volwaardige mogelijkheden om op het niveau te komen van Nederland, Duitsland, Engeland of Zweden. Als Vlaanderen ooit een voetbalploeg moet leveren, kan er tenminste een hymne weerklinken die authentieker overkomt en minder inspanning vergt van de spelers. Langzame hymnen zijn inderdaad gemakkelijker te lippen dan opgewonden strijdliederen ^ // VIC NEES

driemaandelijks tijdschrift van Koor&Stem // 21


Aan dit nummer werkten mee:   Koenraad de Meulder, Lucille Lamaker, Joris Derder, Noëlle Schepens, Valérie Maginet, Liesbeth Segers, Ivo Jacobs, Jan Dewilde, Kris Wittevrongel, Johan De Lombaert,   Mirek Cerny, Vic Nees. EINDREDACTIE: Ivo Jacobs COÖRDINATIE: Jan Stofferis Kooraansluiting: € 68, Individueel abonnement: € 20 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 2.900 ex. VORMGEVING apple-n, Brand-ink

zet je zinnen op zingen

koorenstem.be 22 // stemband


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.