Stemband 10

Page 1

tgjiwz ne P.B. /P.P. 2/111

KOOR VAN HET JAAR

thcawrev lew nellirt tad nav tad ki b3000 eH LEUVEN MAIL  P802021. AFGIFTEKANTOOR 3000 LEUVEN MAIL

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen, Cover © David Audenaert

stemband #10 DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM VZW JAARGANG 9, 05.2011 > 08.2011, NR 10

1 // STEMBAND


// GENRE

EVEN DIT…

INHOUD 3 MAN, MAN, MAN... Mannenkoren van toen en nu 6 EEN KLANK APART Dubbelinterview met Jan Vuye en Dieter Van Handenhove 11 BINNEN BIJ De Roma in Borgerhout 14 KOOR VAN HET JAAR Jeugdkoren geven de toon aan 16 REPERTOIRE 18 STRUIKJES WORDEN BOMEN Het rijke Vlaamse koorleven II

Amateurkunst maakt van twijfelaars doorzetters Deze kop uit de gastcolumn van Klaas Mulder in het tijdschrift Kaap Kunst trok mijn aandacht. De Nederlandse theatermaker en filosoof maakt zich daar druk over het protest van de Nederlandse cultuursector tegen de drastische besparingen. “Ik begrijp niet zo goed waar de cultuursector de tijd vandaan haalt om te schreeuwen. Volgens mij moeten we bewijzen wat onze meerwaarde is.” Om dat te illustreren verwijst hij naar de amateurkunsten. In tijden van bezuinigen en besparingen kijken de overheidsinstanties en ook het bedrijfsleven anders tegen de dingen aan. Tijdens de hoogconjunctuur konden zij investeren in talent. Nu liggen de kaarten helemaal anders. Vandaag zoekt iedereen naar middelen om de competenties van jongeren te verruimen in de hoop dat ze zo snel een job kunnen vinden. Tegen die achtergrond krijgt zelfs koorzang een andere betekenis. Het is niet meer in de eerste plaats een vorm van vrijetijdsbesteding maar een activiteit waarmee kennis en ervaring wordt opgedaan die nuttig kan zijn in een professionele omgeving. Klaas Mulder stelt dat amateurkunst in vele gevallen problemen oplost waarmee veel instanties vandaag kampen. Vertaald naar de Vlaamse situatie komt het hierop neer:   de centra voor integrale gezinszorg zouden liever voorkomen dan genezen. De VDAB wil onzekere werklozen terug een plaats in het arbeidscircuit bezorgen. Ziekenhuizen vinden met moeite personeel. Bedrijven willen hun personeel assertiever en socialer maken. Binnen de amateurkunsten krijgen mensen heel wat competenties en vaardigheden mee die hen weerbaarder maken in onze samenleving en op de arbeidsmarkt. Klaas Mulder komt tot volgend besluit: “Amateurkunst is de kunst die van twijfelaars doorzetters maakt; die mensen leert om samen aan een resultaat te werken, dat vaak boven verwachting goed is. Amateurkunst heeft altijd een hoog rendement, omdat je tegen lage investeringen veel resultaat kan laten zien. Amateurkunst is kunst die al lang weet wat de samenleving nu moet ontdekken: hoe je kansen ziet in een probleem!”

toopeknil toopeknil onaip ed tknipeknih anrethca tiul eveil ed ne tiul ed tlirt gnig negniz stei jiz foslA reew un tiul ed - ?hcot tlirt jiz - tlirt la ,thcanreddim róóv trawk laz neggez stei tiul ed tad tein kned kI thcanreddim an trawk sdeer gnal teh si thcanreddim róóv trawk laz negniz jiz fo thcadeg tfeeh revoraad tiul ed reE thcanreddim róóv trawkejkolk oz nad tiul ed tlirt moraaW tiul ed nav nellirt tad tad dnamei raam tsiW nenied ne od eniediredod ekeveid ekeveiL thcadeb hciz tfeeh tiul eD tgjiwz ne

21 LITURGISCHE MUZIEK Huwelijksvieringen, meer dan Alleluia en Ave Verum

thcawrev lew nellirt tad nav tad ki beH

23 CD 25 CONCERT Vic Nees in concert en in boek 26 COLUMN Heldentenor en basse noble

WALS VAN KWART VOOR MIDDERNACHT Voor wie zich afvraagt wat de cover van deze Stemband te betekenen heeft... De amateurkunstenorganisatie Kunstwerk[t] lanceerde een oproep om een werk te maken voor de Publieksprijs Koor van het Jaar 2010-11. Tweeëndertig kunstenaars stuurden een of meerdere voorstellen in. Het gedicht Wals van kwart voor Middernacht van Paul Van Ostaijen vormde het thema. De jury koos na overleg voor het werk van David Audenaert. Zijn werk werd op de finale in Flagey overhandigd aan het Jeugdkoor Waelrant, dat de Publieksprijs won. Het volledige werk kan je bekijken op www.kunstwerkt.be of op   www.koorvanhetjaar.be trean

eduA

divaD

2 // STEMBAND

Wij wisten al lang dat koorzang bijdraagt tot de sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling van mensen. De stelling van Klaas Mulder geeft ons een belangrijk maatschappelijk en economisch argument. Wie investeert in amateurkunst, of meer specifiek in koorzang, formuleert meteen oplossingen voor een aantal belangrijke maatschappelijke en economische vraagstukken. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Of dat voldoende is om beleidsmakers te overtuigen weet ik niet, maar laat ons dat toch maar hopen! ^ KOENRAAD DE MEULDER // Directeur Koor&Stem


// HERMAN BAETEN

MAN, MAN, MAN… Mannenkoren van toen tot nu De betekenis van de term mannenkoor is duidelijk: het is een koor met uitsluitend mannenstemmen. Er zijn verschillende bezettingen mogelijk. De meest voorkomende is TTBB. Daarnaast zijn er ook ATTB of ATBB, maar het blijven uitsluitend mannenstemmen (symbolen staan voor Alt Tenor en Bas). vroeger dan in 18de eeuw gewaardeerd. De mooie warme klank van zingende mannenstemmen heeft altijd een speciale plaats gekregen in religieuze en zelfs in wereldlijke muziek (denk maar aan de madrigalen die dikwijls enkel door mannenstemmen werden uitgevoerd).

DE REVOLUTIE IN DE 18DE EEUW

De geboorte van het mannenkoor wordt door historici in de 18de eeuw gesitueerd. We moeten dat toch even nuanceren vanwege de voorgeschiedenis. In feite hebben mannenkoren altijd bestaan en ze hadden dikwijls met religie en ritueel te maken. Vermits kerkdiensten en verwante religieuze ceremonies in andere culturen en werelddelen meestal alleen door priesters of door ‘gewijden’ werden verzorgd, zongen ook overwegend uitsluitend mannen. In mannenkloosters is dat nogal vanzelfsprekend, maar ook in de religies buiten de rooms-katholieke kerk waren mannenstemmen dikwijls de belangrijkste uitvoerders. In de christelijke en orthodoxe ritus hield dat verband met een interpretatie van een brief van Paulus, waarin vrouwen worden uitgesloten van deelname aan de religieuze handelingen en bij uitbreiding aan de gezangen. Als we wereldwijd naar de religies kijken, treffen we bijzonder veel muziek aan die uitsluitend door mannenstemmen werd gezongen. Dichter bij huis hebben we bijvoorbeeld nog de Corsicaanse en Sardijnse polyfonie, maar ook heel wat orale traditie in Kroatië en in een aantal landen rond de Middellandse Zee, waaraan alleen mannenstemmen deelnemen.

IN MIDDELEEUWEN EN RENAISSANCE De koren in Europa waren in de Middeleeuwen en nog lang daarna dikwijls samengesteld uit mannen en knapen (koralen) voor de hoge partijen. Ook contratenoren en zelfs castraten kwamen in die periode voor. Uit de bloeitijd van de polyfonie zijn heel wat composities overgeleverd die geschreven zijn voor mannenstemmen, soms zelfs voor heel lage bezettingen. De specifieke koorklank van een mannenkoor werd dus al veel

Met de komst van de Aufklärung kwam het Ancien Regime steeds meer onder druk te staan. Dat uitte zich wellicht het meest in de Franse Revolutie, maar in feite was het een beweging die in heel Europa zijn sporen naliet. Binnen het muziekleven vertaalde zich dat in publieke concerten (eerst in Engeland, later over heel het vasteland), het losmaken van het muziekleven van kerk en adel en het oprichten van een aantal gezelschappen en orkesten los van de officiële instanties. In die ontwikkeling zijn al heel wat sporen te vinden van composities uitsluitend voor mannenstemmen. In opera’s van Mozart wordt die bezetting expliciet gebruikt, zelfs met de sound zoals we die bij latere mannenkoren te horen kregen. Men situeert het begin van de mannenkoorbeweging meestal in de 19de eeuw. Die stelling moeten worden bijgesteld, want heel wat passages in composities, concertaankondigingen en krantenartikels getuigen van de typische mannenkoorbezetting.

19DE EEUW: DE LIEDERTAFEL In 1809 stichtte Carl Friederich Zelter in Berlijn de Zeltersche Liedertafel. De naam Liedertafel verwees naar de Rondetafel van Koning Arthur: de mannen van dergelijke gezelschappen benadrukten met die verwijzing hun hechte vriendschapsband. De Liedertafel in Berlijn is het eerste bewijs van een echte vereniging van mannen die samenkwamen om te zingen. De leden moesten componist, zanger of dichter zijn. Ze gaven nooit openbare concerten en kwamen maandelijks samen en er werd „bei einem frugalen (sober) Mahle in deutscher Fröhlichkeit und Gemütlichkeit edle Geselligkeit gepflegt und Lieder gesungen, die die eigenen Mitglieder als Dichter oder Komponisten schufen“. Snel ontstonden overal gelijkaardige Liedertafels. Aanvankelijk in de Duitstalige landen, o.a. die van Friedrich Silcher en Hans Georg Nägeli. De rest van Europa volgde snel. In GrootBrittannië kwam een gelijkaardige beweging op gang als sterke identificatie met de eigen nationaliteit. Zo zijn tot vandaag de Welshe mannenkoren nog erg boeiend. DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 3


© Marcel Van Coile

// MAN, MAN, MAN...

Die nieuwe Liedertafels kregen hun eigen statuut met vlag en beker. Maar ze stelden zich anders op dan de Zeltersche Liedertafel: men kon zonder beperking toetreden en het doel werd nu wel het geven van concerten. Het werden dus mannenkoren naar het hedendaagse begrip die deelnamen aan het muziekleven. Er ontstond dan ook snel een heel omvangrijk repertoire voor die bezetting. Terwijl de liederen voor mannenkoor van Schubert waarschijnlijk nog voor solistische bezetting waren bedoeld om uitgevoerd te worden in beperkt gezelschap, werd vanaf Mendelssohn en Schumann heel wat geschreven voor een groter mannenkoor. Ook Beethoven liet zich niet onbetuigd in een aantal composities en gebruikte bijv. een mannenkoor in het Gefangenenchor uit Fidelio. Zo goed als alle romantische componisten in Europa hebben wel een of enkele composities voor die bezetting geschreven. De nationale scholen gaven er nog een extra impuls aan, zodat er zo goed als in elke Europese taal repertoire voor bestaat. Sommige muziek is wat militant, zelfs militaristisch, maar het grootste deel grijpt terug naar de zuiver romantische thema’s van beschrijving van de natuur, de eigen cultuur, de volksliederen enz. Het repertoire dat werd bijeengeschreven in de 19de eeuw is indrukwekkend. Veel werken worden spijtig genoeg nog zelden uitgevoerd, ook al omdat ze is soms wat gedateerd zijn.

20STE EEUW: DE BEWEGING VERSPREIDT ZICH WERELDWIJD In de 20ste eeuw won de beweging van mannenkoren nog aan belang. Het is dan ook niet te verwonderen dat heel wat componisten uit de voorbije eeuw voor mannenkoor schreven. Naast grote componisten als Debussy, Schönberg, Stravinsky en Hindemith waren er ontelbaar veel toondichters die voor de talrijke koren uit de regio schreven. De kwaliteit ging daardoor snel achteruit, zeker na de Tweede Wereldoorlog. Bovendien kleefde het etiket van militarisme aan deze koorbezetting, zodat men ze snel als oubollig (of zelfs not done ?) ging ervaren. Naar het einde van de 20ste en aan het begin van de 21ste eeuw verdwenen steeds meer mannenkoren van het toneel: we kennen er in Vlaanderen nog een handvol (waar we uiteraard de kerkkoren met mannelijke zangers niet bijtellen). In Wallonië bestaat er naar onze informatie nog één: Les disciples de Grétry in Luik. Dat koor kun je bezwaarlijk kwalitatief waardevol noemen, evenmin als de Maastrichter Staar, die vooral op een traditie berust, maar wel nog heel wat leden telt. Het echte probleem bij al die koren blijft de aangroei met jonge leden en dus een sterke veroudering van het stemmenmateriaal. Jonge zangers die mikken op kwaliteit, treden niet toe,

4 // STEMBAND

zodat heel wat van die koren hun activiteiten noodgedwongen hebben stopgezet. Bij de nog bestaande mannenkoren is dikwijls het verenigingsleven belangrijker dan de kwaliteit van het muzikale resultaat. Op zichzelf is dat geen probleem, maar vanuit zuiver muzikaal oogpunt is het een spijtige zaak. In de tweede helft van de 20ste eeuw werd er steeds minder voor mannenkoor geschreven, tenzij in het meer populaire circuit, waar bewerkingen van volksliederen en populaire deuntjes welig tierden. Dat was niet altijd onverdienstelijk, maar het bleek spijtig genoeg niet meer te zijn dan een laatste stuiptrekking voor de meeste grote koren. Bovendien voerden professionele koren steeds minder dat repertoire uit en ging de spiraal nog sneller naar beneden. Door een tekort aan goede mannenstemmen in praktisch alle koren (dus ook in de gemengde koren) ontstond er nog eens extra druk op de mannenkoren. Voeg daarbij dat de moderne mens zich niet meer kon identificeren met de wat achterhaalde structuren en de symbolen die bij dergelijke koren hoorden en we kennen de oorzaken van het verdwijnen van de mannenkoren.

TOEKOMST EN EIGEN ERVARING Ik heb zelf ruim 25 jaar het Noord-Limburgs Mannenkoor geleid, een koor dat tussen de 30 en de 40 leden telde. Bij mijn aankomst was het voor mij als jonge koorleider een hele ervaring: ik kende het repertoire amper. Bovendien kwam ik uit de mei ’68-beweging en had ik niet zoveel voeling met die wereld of met de gangbare muziek ervan. Maar ik hoorde het koor tijdens enkele concerten en was onder de indruk van de koorklank en de gedrevenheid. Toch zongen ook zij hoofdzakelijk bewerkingen en meer populaire liederen. Door de jaren heen heb ik die aangevuld met het grote repertoire voor die bezetting: Schubert, Schumann, Brahms, Mendelssohn, Dvorak, Moussorgsky, allemaal heerlijke muziek die klinkt als een klok. We gaven gemiddeld 1 tot 2 concerten per maand en het koor werd ook regelmatig gevraagd om als versterking aan te treden bij grotere uitvoeringen (Franciscus van Tinel, De Oorlog van Benoit...). Verder zocht ik naar degelijk eigentijds repertoire en dat vond ik o.a. in eigen land bij Willem Kersters, Vic Nees en Herman Roelstraete, maar ook in werk van Bartok, Janacek, Poulenc en Schoenberg, dat echter niet altijd even vanzelfsprekend is voor een amateurkoor. Met de viering van het 25-jarige bestaan gaf het koor compositieopdrachten aan o.a. Karel Goeyvaerts, Boudewijn Buckinx, Jean-Paul Byloo, Claude Coppens en George De Decker. De composities waren geschreven voor mannenkoor en orkest, waarvoor het Collegium Instrumentale Brugense werd aan-


// MANNENKOREN VAN TOEN EN NU

Partituurfragment Claude Coppens, Lewd’s Carol for a Linkinclass Gril: a collideorscape

getrokken. We namen een cd op, wat tevens betekent dat een amateurkoor als eerste werk van die componisten op cd vastlegde. Natuurlijk schatten later ook professionele uitvoerders die componisten voldoende naar waarde. Het was een enorme ervaring, zowel voor het koor als voor mezelf. Nadien hebben we die formule nog enkele malen herhaald en kregen andere componisten opdrachten. Een aantal van hun werken werden echter nooit uitgevoerd omdat ze enerzijds te moeilijk zijn voor het koor, anderzijds ook soms te problematisch voor de begeleidende instrumenten. Ook bij het Noord-Limburgs Mannenkoor begon de stemslijtage zwaar te wegen. De kwaliteit van de uitvoeringen was niet meer wat we voor het repertoire verlangden. Jonge stemmen werden nauwelijks aangetrokken. Ik gaf de fakkel door aan andere dirigenten, in de hoop dat minstens de groep nog als zangvereniging kon blijven bestaan. Helaas heeft dat niet mogen baten: een drietal jaren geleden heeft het koor er definitief het bijltje bij neergelegd.

Misschien moet Koor&Stem eens op zoek gaan naar mannenkoren die de laatste jaren verdwenen en vragen om de partituren aan hen over te maken. Ik bezit zelf ook een hele collectie muziek voor mannenkoor die ik trouwens met veel plezier zal bezorgen als ze de plaats en de middelen hebben om die voor het juiste doelpubliek van zangers te ontsluiten. ^ // HERMAN BAETEN

Ik denk dikwijls met heimwee terug aan die tijd bij het mannenkoor. Niet alleen vanwege de groepssfeer met een bijzonder sterk organiserend bestuur, maar vooral omdat een prachtig repertoire dreigt verloren te gaan. Er bestaan her en der nog wel wat mannenkoren die eruit zingen, maar het is zo uitgebreid dat er veel niet meer tot klinken zal worden gebracht. Misschien moeten we er ons bij neerleggen dat het een beweging is die stilaan zal verdwijnen. Aan de andere kant is er wereldwijd nog zoveel orale traditie dat de originele sound van een mannenkoor op zich zeker niet verloren zal gaan. Het is aan de huidige generatie om voldoende erfgoed te bewaren, zodat latere generaties er nog uit kunnen putten. Er bestaat zoveel divers repertoire beschikbaar dat iedereen – professionelen en amateurs – er zijn gading in kan vinden.

Karel Goeyvaerts: ...want de tijd is nabij. Het werk is in feite een voorbereiding op zijn grote opera Aquarius. Boudewijn Buckinx: Kantate. Voor dit werk vroeg de componist aan alle zangers van het Noord- Limburgs Mannenkoor om 3 namen op te geven van vrouwen die een belangrijke rol hadden gespeeld in hun leven. Het werk is volledig opgebouwd rond die namen. Jean-Paul Byloo: Epithalamium.   Het werk bestaat uit meerdere delen Georges De Decker: Los tambores de Calanda,   voor mannenkoor en tape. Claude Coppens: Lewd’s Carol for a Linkinclass Gril: a collideorscape. Het is grafisch een prachtige partituur, maar ze vroeg veel verbeeldingskracht. Het koor heeft ze ingestudeerd maar het Collegium Instrumentale weigerde ze uit te voeren omdat er van de orkestleden ook heel wat acteerwerk gevraagd werd en zeer onconventioneel instrumentengebruik.

Repertoiretips De opdrachtwerken voor het Noord-Limburgs mannenkoor door Karel Goeyvaerts, Boudewijn Buckinx, Jean-Paul Byloo, Moniek Darge, Frank Agsteribbe, George De Decker. En zeker de werken die nooit werden uitgevoerd van Claude Coppens, Frans Geysen, Janpieter Biesemans, Marc Erkens… Ze zouden toch ooit tot klinken moeten worden gebracht!

OVER DE AUTEUR Herman Baeten (° Peer, 1948) is van opleiding muziekwetenschapper. Hij was een aantal jaren actief in het onderwijs en hij heeft meer dan 25 jaar het Noord-Limburgs Mannenkoor geleid. Hij richtte ook de organisatie Musica op, waarvan hij later directeur werd. Oorspronkelijk was dit centrum vooral actief op gebied van historische uitvoeringspraxis, maar gaandeweg evolueerde het tot een impulscentrum voor muziek dat vooral op het vlak van de muziekeducatie in binnen- en buitenland bekend geraakte. www.musica.be

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 5


// DUBBELINTERVIEW

Een klank apart Dieter Van Handenhoven leidt sedert 1993 In Dulci Jubilo uit Sint-Niklaas, een van de weinige overgebleven knapenkoren in Vlaanderen. Dat koor, dat jongens na hun stemmutatie ook nog eens de kans biedt in het mannenkoor te blijven zingen, kan bogen op een rijke geschiedenis en mag eind april zijn tachtigste verjaardag vieren. Aan die verjaardag wordt een festival voor mannenkoren gekoppeld waar ook Arc Sonore aan meedoet. Dit in 1990 door Dieter van Handenhoven opgerichte mannenkoor staat vandaag onder leiding van Jan Vuye en bestaat voor ongeveer de helft uit ex-zangers van In Dulci Jubilo: “Knapenkoren zijn de basis voor mannenkoren en voor mannenstemmen in het algemeen”, zeggen Dieter Van Handenhoven en Jan Vuye in koor. NIEUWE ADEM Beide dirigenten hebben een stevige muzikale opleiding genoten, maar in de wereld van knapen- en mannenkoren hebben ze toch voor een groot deel hun eigen weg moeten zoeken. “Ik ben in Engeland en Duitsland heel wat knapenkoren gaan beluisteren en heb er onder meer ideeën opgedaan over het organiseren van de rekrutering”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Wij moeten zo’n tien stemmen per jaar vervangen en sinds het onderwijs gemengd is geworden, is dat niet meer zo evident. Toch vinden jongens de drempel blijkbaar lager om naar een knapenkoor te stappen dan naar een kinderkoor. En om vol te houden is een knapenkoor voor jongens al zeker meer motiverend. In een kinderkoor lijken ze al gauw het idee te krijgen dat zingen meer iets voor meisjes is. Sinds het onderwijs gemengd is geworden werden schoolkoren uit voormalige jongensscholen ook vaak voor meisjes toegankelijk. En dan haakten de jongens dikwijls af en bleef er een meisjeskoor over.”

“Bij onze rekrutering wilden we op het vlak van stemkwaliteit de lat even hoog leggen als voordien en dan werd het al gauw duidelijk dat we een grotere vijver nodig hadden om uit te vissen dan alleen maar de jongens van Sint-Jozef-Klein Seminarie in Sint-Niklaas”, gaat Dieter Van Handenhoven verder. “Tijdens mijn buitenlandse koorbezoeken begreep ik snel dat je dan moet evolueren naar een stadskoor. Denk daarbij maar aan Knabenchor Hannover, Regensburger Domspatzen of Tölzer Knabenchor, beroemde knapenkoren die in hun naam ook de stad waar ze gevestigd zijn vermelden. Zo is ook In Dulci Jubilo van een collegekoor naar een stadskoor geëvolueerd. We integreren ons in het sociale en culturele leven van Sint-Niklaas en rekruteren ondertussen in alle scholen van de stad. De stad steunt ons door mij voor een aantal uren aan te stellen als dirigent van het koor, zodat ik er een deel van mijn opdracht van kan maken. Ze had immers het inzicht dat ze met een dergelijke ondersteuning van dit knapenkoor een lange traditie in stand kan houden en dat ze zo iets in handen heeft dat uniek aan het worden is.”

Dieter Van Handenhove

Jan Vuye

6 // STEMBAND


© Esther Salaets

// GENRE

NIEUW MATERIAAL Rekrutering is niet de grootste zorg voor de mannenkoren, maar hun dirigenten hebben andere verzuchtingen. “Ik moet permanent op zoek gaan naar geschikt repertoire voor het koor”, zegt Jan Vuye. “Muziek voor mannenkoren komt in de opleiding niet of nauwelijks aan bod. Ik ben nu zelf betrokken bij de opleiding van koorleiders in het DKO, en ook al proberen we daar de verschillende koortypes aan bod te laten komen, mannenkoren komen echt niet zo frequent voor. Ik zoek voortdurend naar interessante stukken, maar bots altijd op de geringe bekendheid van het repertoire. Een gemengd koor kan af en toe eens het Requiem van Mozart of beroemde werken van Bach of Händel op de affiche zetten. Voor een mannenkoor bestaat iets gelijkaardigs niet. Schubert geniet misschien nog enige naam op dat vlak, maar voor de rest – mijn voorkeur gaat vooral naar 20ste- en 21steeeuwse muziek – is het onbekend terrein, ook voor de doorsnee liefhebber van koormuziek. Arc Sonore bestaat bovendien uit 15 zangers en dus moeten we ook werken die voor grotere mannenkoren bedoeld zijn, links laten liggen.” “We streven ondanks die kleine bezetting toch een volle klank na en dat kan alleen als de meeste zangers toch een vooropleiding zang in de academie achter de rug hebben”, zegt Jan Vuye. “Na verloop van tijd trek je dat soort zangers met enige zangervaring ook aan omdat ze merken dat het bij het profiel van het koor hoort.” “Ongeveer de helft van Arc Sonore heeft ooit in In Dulci Jubilo gezongen”, weet Dieter Van Handenhoven. “Met 15 stemmen moet je heel homogeen kunnen klinken en door het feit dat ze eigenlijk een gemeenschappelijke opleiding gehad hebben bij In Dulci Jubilo zijn ze het gewoon om hun klank op elkaar af te stemmen. Ik denk dat mannen trouwens voor een mannenkoor kiezen omdat ze van die typische sound houden. Het is een heel warme klank, vergelijk het met Bachs zesde Brandenburgse Concerto, waar de violen ontbreken.” “Ik denk dat onze zangers het daarom ook appreciëren dat we trouw blijven aan die specifieke bezetting”, zegt Jan Vuye. “We krijgen erg vaak de vraag om gemengde koren te versterken voor bepaalde projecten, maar doen dat maar uiterst zelden.”

SPECIFIEKE PROBLEMEN Dieter Van Handenhoven werkt ook met het mannenkoor van In Dulci Jubilo, stemmen die vanuit het knapenkoor komen. Van de beginnende knapen komt uiteindelijk ongeveer 10 procent in het mannenkoor terecht, waar ze blijven tot ze ongeveer 25 jaar zijn. “Die doorstroming is heel belangrijk”, zegt de dirigent. “Het feit dat de oudere vrienden al in het mannenkoor zingen is voor de knapen

die in de eerste jaren van de middelbare school zitten vaak een stimulans om te blijven zingen in het knapenkoor. Voor de kwaliteit van het knapenkoor is dat belangrijk omdat die zangers precies over de beste en meest ontwikkelde stemmen beschikken.” Vandaag meldt men geregeld dat lichamelijke symptomen van de puberteit steeds vaker bij kinderen in de lagere school opduiken. Heeft die evolutie ook een impact op de stemmutatie en bijgevolg ook op de organisatie van een knapenkoor? “De grens om nog mee te mogen zingen in het knapenkoor is nu het tweede jaar van het secundair”, zegt Dieter Van Handenhoven, “en dat lijkt me net iets vroeger dan 10 jaar geleden. We rekruteren daarom nu in het derde leerjaar in plaats van in het vierde. Die beginnersgroep krijgt een half jaar vooropleiding en die jongens kunnen dan vanaf het vierde leerjaar meezingen in het knapenkoor. Enkele jaren geleden konden we het ons nog permitteren om voor concertreizen de leerlingen van het vijfde leerjaar thuis te laten. Die verjonging van één jaar van het knapenkoor heeft natuurlijk gevolgen: de stemmen van jongere kinderen zijn minder ontwikkeld, en ook de verstandelijke ontwikkeling is nog niet zo ver gevorderd. Je mag niet vergeten dat je toch met literatuur bezig bent die ook door volwassenen gezongen wordt. Alleen al op het vlak van tekstinterpretatie vergt dat toch al heel wat inzicht.” Ontdek je voldoende talent als je vandaag gaat scouten in het derde leerjaar? “Ik hoor er heel veel problematisch stemgebruik”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Ik moet vaak door de stem heen luisteren om potentiële goede zangertjes te herkennen. Het gebeurt nog uiterst zelden dat je iemand hoort die meteen mee zou kunnen in het knapenkoor. Dat was vroeger wel anders. De oorzaak is natuurlijk dat ze te weinig goed zingen als kind. We lossen wel een en ander op tijdens de voorbereidingsperiode van een half jaar, waar we een uurtje per week zingen. Maar de meeste kinderen zouden op die leeftijd al veel verder kunnen staan.”

OPLEIDERS OPLEIDEN “Omdat ik ook betrokken ben bij de lerarenopleiding in Gent merk ik dat er bij veel aankomende en jonge leerkrachten voor het lager onderwijs een opvatting bestaat dat zingen niet zo tof is”, zegt Jan Vuye. “De studenten die voor het kleuteronderwijs kiezen, staan doorgaans wat positiever tegenover zang. Nochtans zingen kinderen uit de lagere school wel graag. Vanuit de opleiding proberen we er iets aan te doen. We willen trouwens het muzische in het algemeen wat meer stimuleren. Maar we mogen de schuld natuurlijk niet zomaar naar het onderwijs of de leerkrachten

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 7


// DUBBELINTERVIEW

doorschuiven. De problematiek is veel ruimer en complexer. Er wordt ook veel minder thuis of in de jeugdbeweging gezongen.”

AANTREKKELIJK

echt wel mooie prestaties geleverd, maar er is nog nood aan een professionele omkadering. De aanstelling van Dieter door de stad Sint-Niklaas is een mooi voorbeeld, maar het is een uitzonderlijke situatie die van de goodwill van het lokale bestuur afhangt. Voor de aanstelling van organisten kan men terugvallen op barema’s; een dergelijk kader zou voor koordirigenten en andere medewerkers van een koor ook moeten bestaan als we de kwaliteit nog willen verbeteren.” “In Duitsland bijvoorbeeld ontstaan er nog nieuwe knapenkoren”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Dat heeft alles te maken met de steun die ze krijgen. Bij ons drijft er veel op vrijwillige inzet en enthousiasme; dat is heel mooi, maar soms moet er ook echt geïnvesteerd worden om het professioneler en nog beter te kunnen doen.”

De knapen van In Dulci Jubilo zingen twee keer anderhalf uur per week. Blijven ze voor het muzikale plezier komen of zijn de randactiviteiten noodzakelijk om hen te blijven motiveren? “Ik denk dat bij In Dulci Jubilo de reputatie van het koor een belangrijke rol speelt”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Mijn voorganger Marcel Van Daele heeft het koor op een hoog niveau gebracht en ik tracht dat te behouden. Dat prestige trekt veel jongens aan. Velen beseffen ook wel dat het uniek is om de Messiah, het Weihnachts Oratorium of de Matthäus Passion te kunnen meezingen. Ik probeer het muziekaanbod ook zo verscheiden mogelijk te houden. We zongen al eens een musical, maar niet omdat de jongens hun neus zouden ophalen voor klassieke muziek. Het is ook belangrijk dat we met onze tijd meegaan en het geheel aantrekkelijk houden. De jongens komen vroeger naar de repetitie om op voorhand te voetballen, om samen dingen doen. Ook dat speelt natuurlijk een rol.”

Op 30 april viert In Dulci Jubilo zijn 80ste verjaardag met een Mannenkorenfestival en met een optreden van het knapenkoor. “Dit festival is een statement”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Knapenkoren zijn de toekomst van de mannenkoren én van de mannenstemmen in het algemeen! Oud-zangers van ons koor komen terecht in verschillende lagen van het koorleven, tot in het Vlaams Radio Koor toe. Naast ons knapenkoor hebben we mannenkoren uitgenodigd als Arc Sonore, de Minnezangers, Voces Capituli en Men’s Voices: mannenkoren in verschillende formaten en met een heel divers repertoire van licht tot ernstig. Tot slot nodigden we ook onze oud-zangers uit en gaan we met hen een week op voorhand repeteren om een groot mannenkoor te maken. Zo kunnen we het feest compleet maken!” ^ // TOM EELEN

“Daarom zou het goed zijn als het onderwijs dat kon opvangen door net zoals voor lichamelijke opvoeding een muziekleerkracht aan te stellen”, zegt Dieter Van Handenhoven. “Men zou ook lesuren samenzang van het DKO naar de lagere scholen kunnen afleiden. Dan wordt er weliswaar in grotere groepen gezongen, maar wel op een goede manier onder leiding van een professionele muziekleerkracht. Zo kunnen veel kinderen het plezier van het zingen ontdekken.”

Waar situeren jullie de Vlaamse knapen- en mannenkoren in de internationale context en wat kan er verbeterd worden? “Ik denk dat ons koorlandschap in het algemeen aan een professionalisering bezig is en dat de kwaliteit van de amateurkoren stijgt”, zegt Jan Vuye. “Op provinciale koortornooien worden

8 // STEMBAND


// STADSJONGENSKOOR OLDENZAAL

Repertoiretips Stemband vroeg Jan Vuye en Dieter Van Handenhove naar hun favoriete werken voor mannenkoor. Francis Poulenc: Quatre Petites Prières de Saint-François d’ Assise Dieter Van Handenhove: “Ingetogen gebed, warme klanken, invloed van de vroege meerstemmigheid. Zalige muziek.” Jan Vuye: “Poulenc weet als geen ander zijn idioom te verzoenen met de ‘beperkte’ mogelijkheden van een mannenkoor. Dat levert 4 pareltjes op waarin geen noot te veel of te weinig staat en waar de tekst op expressieve wijze verklankt wordt.”  Krzysztof Penderecki: Benedicamus Domino Dieter Van Handenhove: “Alles zit in dit ene werk. Een verwijzing naar de 15de eeuw, polyfonie, moderne samenklanken en een spectaculaire climax op het einde.”   Franz Peter Schubert: Gesang der Geister über den Wassern / Ruhe  Dieter Van Handenhove: “Eigenlijk is alles wat Schubert voor mannenkoor schreef van het beste dat er bestaat. Ik licht de compositie Gesang der Geister über den Wassern eruit vanwege haar omvang en de manier waarop Franz Peter de tekst van Goethe op een nog hoger niveau brengt. Jan Vuye: “En ik heb het voor Ruhe: geen uitbundig stuk, maar wel een werk waar de sonoriteit van een mannenkoor wordt gekoppeld aan een subtiele verklanking van de mooie tekst.” Arvo Pärt: De profundis Jan Vuye: “Er zijn geen echte ‘hits’ voorhanden voor mannenkoor, maar dit is wel één van de bekendere stukken. Een ongelooflijke spanning wordt gecreëerd vanuit de diepste tessituur tot een grote climax op het einde. Dieter Van Handenhove: “Een must, als vertegenwoordiger van de traditie van mannenkoren uit de Baltische staten en de Scandinavische landen, die heel wat mooie muziek voor die bezetting voortbracht.” Veljo Tormis: Incantatio Maris aesutuoso Jan Vuye: “De Estse componist Tormis verklankt in zijn werken vaak de schoonheid van de natuur, in dit geval een stormachtige zee. Een achtstemmig mannenkoor dat op fluistertoon de angst voor de zee vertolkt en dan in één grote crescendo zich tot een machtige storm ontplooit. Een fenomenaal stuk.” Kristiaan Van Ingelgem: La,la la, je ne l’ose dire   Dieter Van handenhove: “Dit is altijd een succesnummer geweest. Een parodie op de versie van Certon met een knipoog naar Rachmaninov. Later heeft Kristiaan Van Ingelgem het ook herwerkt voor gemengd koor.“  Johannes Brahms: Alt-rapsodie Jan Vuye: “Eén van de weinige stukken waar een mannenkoor op subtiele wijze is toegevoegd aan een symfonisch orkest. Geen kolossale partij, maar een subliem samenspel tussen alt, symfonisch orkest en mannenkoor.”

Landskampioen in Neerpelt Mariëtte Effing maakt deel uit van de redactie van Zing Magazine en is secretaris van het Nederlands Koor Festival, zeg maar Koor van het Jaar in Nederland. Ze dirigeert ook het Stadsjongenskoor Oldenzaal, nabij Twente. In deze bijdrage aan Stemband vertelt ze over de werving, groei en sociale structuur van haar koren. Toen ik het Stadsjongenskoor Oldenzaal in november 1998 overnam was dat een sprong in het diepe. Op de eerste repetitie trof ik een sterk verzwakt basiskoor aan van zo’ n dertien jongens die een kerstnachtmis in het vooruitzicht hadden waar ze nog geen noot van konden zingen. Toen de vaste repetitor tijdens een van de repetities uit pure frustratie de klep van de piano dichtsloeg en weg liep om nooit meer terug te komen, wist ik dat ik een probleem had. Hoewel het Stadsjongenskoor toen al een zelfstandige stichting was, zong het op contractbasis nog eenmaal per maand een plechtige hoogmis in de Plechelmusbasiliek. Ik vertelde het bestuur dat het Stadsjongenskoor deze verplichting voorlopig niet kon nakomen. Tevens stelde ik voor om de jongens van het opleidingskoor vervroegd over laten gaan naar het basiskoor. Op die manier ontstond een koor van drieëntwintig jongens waarmee ik kon gaan bouwen.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 9


// LANDSKAMPIOEN IN NEERPELT

De eerste uitdaging stond al snel voor de deur: de uitvoeringen van de Matthäus Passion met Consensus Vocalis en het Combattimento Consort onder leiding van Jan Willem de Vriend. Iets wat ik absoluut niet wilde missen omdat ik wist dat ik er de goede zangcultuur, discipline en ervaring in het koor mee terug kon brengen. Maar ik wist ook dat ik in dat eerste jaar niet de gewenste kwaliteit kon leveren. Bang om de boot naar de toekomst te missen nodigde ik de artistieke leiding uit om te komen luisteren tijdens een van de repetities. Ik legde uit dat het voor het voortbestaan van het Stadsjongenskoor van levensbelang was dat niet alleen de komende concerten door zouden gaan, maar ook die van de jaren daarna. Deze openheid werd zeer gewaardeerd. Ze vertrouwden op mijn vakmanschap maar gaven tegelijkertijd het bestuur te kennen dat er geïnvesteerd moest worden in kwaliteit. Dat was ook precies wat ik wilde horen! Een andere uitdaging was het heroprichten van het jongemannenkoor dat met een eerdere dirigentenwisseling ter ziele was gegaan. In 1999 bracht ik vijf jongemannen bij elkaar. Daarna bouwde ik die groep uit naar een gezellige en muzikaal stabiele groep van rond de achttien jongemannen in de leeftijd van 14 tot 28 jaar. Het Jongemannenkoor Oldenzaal is van levensbelang voor het Stadsjongenskoor omdat het juist de jongens van 12 t/m 14 motiveert door te gaan met zingen. In 2000 bleek dat door een fusie van twee parochiekoren er geen plaats meer was voor het jongenskoor tijdens de plechtige hoogmissen in de basiliek. Daarmee kwam een einde aan een lange traditie in Oldenzaal. Mij gaf het de kans om het roer om te gooien. De druk om terug te moeten naar de oude situatie van het zingen van maandelijkse missen was verdwenen. Ik kon kiezen voor een andere aanpak en me meer richten op eigentijds repertoire. Sindsdien groeide het Stadsjongenskoor langzaam in aantal en niveau. In 2005 vierde het zijn 90-jarig bestaan met een

Uit onderzoek is gebleken dat jongens wel graag zingen maar dan het liefst alleen met andere jongens. Zodra er meisjes toelaten worden in een koor dat voorheen alleen uit jongens bestond, verlaten de meeste jongens het koor. Meisjes zijn over het algemeen iets rustiger en volgzamer terwijl jongens van een meer speelse aanpak houden. Vervolgens hebben de meiden als ze wat ouder worden, de eigenschap jongens in dit speelse gedrag te willen corrigeren en daar houden jongens niet zo van.

10 // STEMBAND

Ieder jaar bezoekt Mariette Effing alle basisscholen in Oldenzaal (Nld) en nodigt ze alle jongens uit groep 4 uit om een stemtest te doen. Muzikale jongens die over een goede stem beschikken, mogen dan naar een openbare repetitie komen. Dat levert ieder jaar een opleidingskoor op van ongeveer 15 jongens. Zij repeteren twee keer per week. Het jaar daarna maken de jongens de overstap naar het middenkoor en gaan ze twee keer per week repeteren. Vanaf groep 8 tot de stembreuk zingen de jongens in het concertkoor. Na hun stembreuk en vanaf 14 jaar zijn de jongens welkom bij het jongemannenkoor. aantal grote concerten. In 2007 zongen de jongens de rol van straatschoffies bij de Nationale Reisopera in de opera Boris Godounov van Moussorgsky. Onder leiding van Vassily Petrenko traden ze op in alle grote theaters van Nederland. In dat zelfde jaar zongen de jongens en jongemannen mee in de Saint Nicolas Cantate van Benjamin Britten en in 2008 maakten de jongemannen een succesvolle concertreis naar Praag. Dat was allemaal fantastisch om mee te maken, maar een van de mooiste dagen tot nu toe samen met ‘mijn jongens’ vond toch plaats in Vlaanderen. Op zondag 2 mei 2010 liepen de jongens zingend door de straten van Neerpelt. Niet omdat ze een tweede prijs op het Europees Muziekfestival voor de jeugd hadden behaald. Op die dag was FC Twente landskampioen geworden! ^ // MARIETTE EFFING


Binnen bij

De Roma in Borgerhout Met een beetje nostalgie betreed ik de hal van De Roma. Niet dat ik de zaal in haar vroegere glorietijd frequenteerde, maar ik heb wel een groot deel van mijn jeugd in Borgerhout doorgebracht: naar school in de Collegelaan, voor muziek naar de Helmstraat, naar de opendeurdag van mijn vaders school in de Prins Leopoldstraat om de hoek. Zelfs mijn eerste lief nam ik daar in de buurt bij de hand. Gevel en hal van De (toenmalige) Roma maakten een deel van mijn wereldbeeld uit. Maar een of andere manifestatie heb ik er toen nooit bijgewoond.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 11


// BINNEN BIJ

Grote namen maar ook beginners, van woord tot muziek, van ernst tot luim, van vertrouwd tot vernieuwend, om er stil van te worden of om volop in beweging te raken.

Ik stap binnen en ik kom thuis. Nadine achter de balie weet meteen uit zichzelf dat ik geen ticketje wil voor de thé-dansant die vanmiddag de wat oudere harten sneller zal doen kloppen en de lekkere lenigheid in vele voeten zal doen herleven. Maarten vangt me vriendelijk op, biedt me een koffie aan en zoekt telefonisch “de Paul”, algemeen coördinator Paul Schyvens, op. Terwijl ik wacht, kan ik herkennen wat ik weet: deze organisatie draait op 365 jonge en iets oudere vrijwilligers, die er een prachtig en gezellig nest van maken! En iedereen kent iedereen; na korte tijd blijk zelfs ik een plaats te hebben in dit warme web van relaties!

HOE EEN DUBBELTJE ROLLEN KAN Als ik hem naar voorgeschiedenis en interesses vraag, blijkt snel dat Paul Schyvens al altijd “iets met organiseren en muziek” heeft willen doen en dan telkens met “een brede waaier van programma’s”. Hij is een van de medeoprichters van de Sfinks (Boechout, 1975) waar hij folk, later wereldmuziek, jazz en in de Villa kleine klassieke ensembles op het podium bracht. In 1982 kwam het theater aan de beurt: hij organiseerde tournees en promotiecampagnes voor vele bekende mensen en groepen (bv. Radeis, Needcompany, Antigone, Malpertuis, Het Gevolg, Blauwe Maandag Compagnie, Compagnie de Koe). Sinds 1985 werkt hij voor Jan Decleir en in 1998 kwam in Borgerhout buurttheater Rataplan tot stand. Al die roots voeden nu de programmatie van De Roma. Toch zette hij slechts bij toeval voor het eerst een voet binnen in het pand. Dat was niet in 1972 – de jonge culturele veelvraat miste toen het concert van James Brown (!) – maar pas in 2001. Een theatergroep wilde er een project uitbouwen – de zaal lag er als een puinhoop bij en heel Borgerhout sprak er schande van. Maar voor hem was het liefde op het eerste gezicht. “Ik dacht: waw! We staken de koppen bijeen, stelden een Raad van Beheer samen, huurden de ruimte, vonden vrijwilligers. Op 23 januari 2003 begonnen we te klussen – er was niets in orde! – en op 15 mei van dat jaar ging de zaal open. Vier jaar lang konden we enkel van april tot oktober programmeren; pas sinds 2007 kunnen we ook in de winter evenementen aanbieden.”

TROEF: DE VOLKSSCHOUWBURG “De sfeer is één van de troeven die De Roma heeft”, vertelt Paul Schyvens. “Heel veel klassieke en andere muzikanten houden ervan: het gaat er bij ons veel losser aan toe, de drempel is dan ook veel lager!” Als een gezellige verteller kan hij alles met anekdotes staven, liefst diegene die een lekker

12 // STEMBAND

anarchistisch tintje vertonen: “Ons publiek is ook bij ‘ernstige’ concerten heterogeen en lang niet iedereen kent de codes en conventies die in de ‘deftige’ huizen bij zulke evenementen gebruikelijk zijn. Dat hoeft ook niet: ze mogen applaudiseren tussen de delen van een symfonie die Philippe Herreweghe met de Filharmonie uitvoert. Volgens de dirigent bewijst het dat ze telkens nieuwe luisteraars bereiken. De mensen mogen zelfs hun glas wijn in de zaal meenemen, zolang de muzikant niet uitdrukkelijk vraagt om het niet te doen. Er hangt hier ook geen personencultus: het is gebeurd dat Philippe Herreweghe voor het optreden nog even de straat op gaat. Als hij wat later terug binnen wil, vraagt een van de vrijwilligers naar zijn entreekaartje. Wanneer hij zegt dat hij er geen heeft omdat hij de dirigent van vanavond is, krijgt hij te horen dat ze dat allemaal kunnen zeggen… Optredens lopen dan ook gemakkelijk tot vroeg in de morgen uit met publiek en uitvoerders onder elkaar. Die zangers van het Huelgas-ensemble zijn ook geen koorknapen”, verzekert hij me. “We hebben van begin af aan niet gefocust op een of ander domein en ook meteen besloten dat De Roma geen concurrentie moest vormen voor een aantal schouwburgen of culturele centra”, beklemtoont Paul Schyvens uit. “De mogelijkheden ontstaan vanzelf. Bijvoorbeeld: De Filharmonie trad hier op in de jaren 50-70 en vroeg zelf om hier opnieuw te mogen spelen, o.a. omdat er hier een veel lagere drempel is dan elders. Die andere zalen moeten er natuurlijk ook zijn, maar door ons prijsbeleid en dat van de Filharmonie bereikten ze een veel breder publiek. Dat publiek ervaart deRoma trouwens als een stuk van hen en van hun culturele beleving. We gebruiken nu zelfs de ondertitel ‘De Volksschouwburg’.”

TROEF: BREDE PROGRAMMATIE Dat brengt mee dat planning en programmatie vanuit alle hoeken ontstaat. Voorbeelden. “Toen AMUZ destijds nog een bouwwerf was en op meerdere plaatsen liet concerteren, bood De Roma voor grotere projecten plaats. Er kwam een vraag van Laus Polyphoniae om samen te werken. Behalve net dit jaar komen er eind augustus altijd 1 of 2 van hun concerten naar hier. Een aantal van onze vrijwilligers zingt in verschillende koren (Hei Pasoep, Frappant …) en daardoor kwamen er optredens van die koren binnen bij De Roma. In Borgerhout bestaan er een tiental koren, ook bij de Marokkaanse gemeenschap, en zodoende houden we al vier jaar op een donderdag in december een Bekoorlijk evenement in samenwerking met het district! GraindelaVoix repeteert op de grens van Borgerhout, sommige


// DE ROMA IN BORGERHOUT

leden wonen hier vlak in de buurt, dus volgende maand vindt er hier een concert van hen plaats. Transparant maakte de voorstelling Ruhe in een regie van Josse De Pauw, een recital met Schubert-liederen. Dat wordt een aantal keren onderbroken door drie acteurs die het verhaal brengen van mensen die vol weemoed vertellen over hun vrijwillige dienst in de SS anno 1940. De zangers van die voorstelling vormden later de groep Orpheon (nvdr. recensie nieuwe cd op p. 23) en die kwam hier optreden samen met Jan Vermeulen op pianoforte. Jan Vermeulen – in december musicus van het jaar geworden – besloot dan hier de vijf concerten met Schuberts pianomuziek te brengen (in een samenwerking met AMUZ).”

Jan Vermeulen met integrale Schubertsonates   ZO. 8 mei en 29 mei, om 15.00u.) Huelgas Ensemble The Art of the Cigar (do. 28 april om 20.30u.) Ensor Strijkkwartet met Debussy en Ravel   DO. 26 mei om 20.30u. Laat u verrassen door de eigenzinnigheid van De Roma,   misschien wordt u wel een sponsor! (www.deroma.be) // IVO JACOBS

© collectie Elisabeth Schepers

Een beeld van deze week laat zien dat er nog veel andere zaken aan bod komen: vanmiddag een T-dansant, vanavond een film, morgen een kinderfilm, donderdag een fadoconcert, vrijdag een dansbaar optreden met bossa nova, zaterdag een jazzconcert, zondag klassieke muziek… Grote namen maar ook beginners, van woord tot muziek, van ernst tot luim, van vertrouwd tot vernieuwend, om er stil van te worden of om volop in beweging te raken. ^

Voor de fans van ‘klassieke’ muziek nog dit seizoen:

1948, Benoitherdenking - Vlaamse Zangminnaars

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 13


// GENRE

Jeugdkoren geven de toon aan Nog nooit was de aanwezigheid van jeugdkoren zo sterk als tijdens de finale van de zesde editie van de populaire wedstrijd ‘Koor van het Jaar’. Dat was – naast het gelijkwaardige niveau van alle finalisten – het meest opmerkelijke feit van deze tweejaarlijkse wedstrijd van Koor&Stem. De titel ‘Koor van het Jaar’ blijft in Leuven: na Camerata Aetas Nova twee jaar geleden won dit keer Clari Cantus. De koorleden – nu gemiddeld 18 jaar – komen uit het kinderkoor Clari Cantuli van Ria Vanwing. Zij leidde ook dit koor tot januari 2010; dan nam de 29-jarige Michiel Haspelslagh het van haar over. Clari Cantus is door zijn gevorderde stemvorming en elan een verdiende winnaar. Het bracht werk van Whitacre, Rheinberger en de stemmige Suite op teksten van Paul van Ostaijen van Kurt Bikkembergs. De grootste groep in Brussel, het 51 zangers tellende jeugdkoor Waelrant, keerde met twee prijzen naar Borgerhout terug, de Klara-Canvasprijs en de Publieksprijs. Het zong o.l.v. oud-lid Marleen De Boo onder meer werken van Vic Nees en Roland Coryn. Villanella uit Geel – 30 meisjes o.l.v. An Alen – won met zijn toegankelijke programma de Prijs Koor&Stem. Ook de finalisten zonder prijs, Cantilene uit Ekeren o.l.v. Luc Anthonis, 4-tune uit Retie o.l.v. Bert Verdonck en Rondinella uit Knokke o.l.v. Rudy Van der Cruyssen, presteerden meer dan behoorlijk. Hoe jonger de deelnemers, hoe meer sfeer in een koorontmoeting. Dat werd in Flagey nog eens bevestigd: vijf van de zes finalisten waren jeugdkoren, waarvan sommige, zoals Rondinella of Villanella, dicht in de buurt van de status kinderkoor kwamen. Even opvallend waren de minieme verschillen in de artistieke kwaliteit van de koren. De zevenkoppige jury onder

14 // STEMBAND

leiding van Kurt Bikkembergs had een moeilijke opdracht om de winnaar aan te duiden, maar men kan met haar oordeel zeker instemmen. Dat geeft hoop: goede jeugdkoren vormen immers een solide basis voor het niveau van de latere volwassenenkoren. Mede door de nadrukkelijke aanwezigheid van Canvas blijft het visuele element nog altijd belangrijk, maar de toehoorders voelden toch dat het klankresultaat uiteindelijk belangrijker is. Het repertoire bleef ongeveer hetzelfde, wat wil zeggen dat het accent op hedendaagse componisten lag, al stonden er meer populaire namen (Bremer, Lauridsen, Jenkins, Whitacre) op het programma. Verheugend is dat ook de oude muziek vertegenwoordigd was (Purcell en Monteverdi door 4-tune en Schütz door Waelrant) en dat die bovendien zeer verdienstelijk vertolkt werd. Het feest Koor van het jaar werd geopend door het Kinderkorenfestivalkoor o.l.v. An Meeusen. Het was een waar spektakel met een 150 kleine kinderen die vorig jaar deelnamen aan Ssst! Kinderkorenfestival in Bornem. Terwijl de jury aan het beraadslagen was, werd door alle deelnemende koren (meer dan 200 zangers) samen met het publiek een mooie canon van Eberwein aangeleerd en gezongen o.l.v. Geert Hendrix. Het kleine minpuntje van de vertraging waardoor de samenzang werd ingekort, kon geen schaduw werpen over deze feestelijke finale! ^ // MIREK CERNY


The week after… Koor van het Jaar Het zit er weer op en het is heel mooi geweest. Als je als jurylid of –voorzitter met een goed gevoel het strijdperk kan verlaten, dan kan je spreken van een geslaagde editie. Het was zeer moeilijk om tot een uiteindelijke winnaar te komen. Niet omdat er geen winnaar mocht zijn, maar omdat er zoveel kandidaat-winnaars waren. Er viel van elk koor wel iets goeds en iets minder goeds te zeggen en er was er geen een dat er met kop en schouders boven uitstak; de niveaus waren vergelijkbaar. Heel moeilijk dus voor de jury maar extra spannend voor deelnemers en publiek. De uiteindelijke keuze viel op Clari Cantus en ik denk dat vriend en vijand zich wel wist te vinden in die winnaar. Kwaliteit, vocale techniek en een goede muzikaliteit typeren dit uitstekende koor onder leiding van een frisse dirigent. De kracht van Koor van het Jaar zit natuurlijk niet alleen in de aanwezigheid van de media – al mogen we het belang van de maatschappelijke aandacht niet onderschatten. Een volledig uitverkochte zaal sprak boekdelen. Maar de weg die een koor aflegt van de auditie tot de halve of uiteindelijke finale, kan van grote betekenis zijn, op alle vlakken. Koor&Stem biedt daarbij elk koor actief hulp en bijstand door middel van verscheidene vormen van dienstverlening; enkele koren grijpen die kans dan ook gretig. Vooral bij Villanella was de opgang opmerkelijk. Dit jeugdkoor heeft binnen de tijdspanne van een half jaar een enorme vooruitgang geboekt. Présence en publieksgerichtheid zijn gegroeid, maar ook de toonvastheid en jeugdige koorklank zijn verstevigd. De Prijs Koor&Stem, door de jury unaniem toegekend, was uiteraard verdiend.

© Marcel Van Coile

// GENRE

Een steviger repertoire, wars van emo-composities, is de volgende stap; we hopen nog veel goeds van dit frisse ensemble te horen. In de finale arena presenteerden zich vijf jeugdkoren en – jammer genoeg – maar één volwassenenkoor. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om met (meestal niet de meest jonge) stemmen een mooie koorklank te bereiken én de koorstemvorming niet uit het oog te verliezen. 4-Tune was de uitzondering op de regel. Een rijpe koorklank en een groot en goed potentieel aan koorzangers. Fijn dat er aandacht werd gegeven aan muziek uit de barok, niet gemakkelijk en met veel risico. Bij het repertoire van de jeugdkoren lag het zwaartepunt elders: veel hedendaagse, al dan niet Vlaamse, composities met aandacht voor volksliederen, popsongs en het internationale repertoire. Waelrant bracht het meest verscheiden programma maar miste overtuiging. Cantilene en Rondinella zochten hun heil in een uitsluitend hedendaags internationaal programma wat hun duidelijk het best afging. Jammer dat de prijsuitreiking wat slordig verliep: verwarring te wijten aan het feit dat de titel Laureaat Volwassenenkoor niet werd toegekend. Er had wel wat meer gecommuniceerd mogen worden met de koren en het publiek. Zo werd niet verteld dat de uitreiking van de diploma’s Finalist Koor van het Jaar volkomen willekeurig gebeurde zodat velen verkeerdelijk dachten dat er van de laatste naar de eerste werd gelauwerd. Graag zou ik bij de volgende editie de kinderkoren willen weerzien. Hun gloriemoment aan het begin van de avond was heel fijn, en mooi geleid door An Meeusen. Maar toch liever een ‘echte’ deelname met fijn en goed repertoire voor kinderen. ^ // KURT BIKKEMBERGS, Juryvoorzitter Koor van het Jaar 2010-2011

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 15


4-tune © Koor&Stem - Carine Van Gerven

Cantilene © Koor&Stem - Carine Van Gerven

// REPERTOIRE

De finale van Koor van het jaar opent je ogen en oren voor klassiekers én nieuwigheden uit de koorliteratuur. Het programmaboekje wordt gretig gelezen, het repertoire gewikt en gewogen: “Dat kende ik nog niet en wil ik met mijn koor ook aanleren!” Liesbeth Segers luisterde ook en bespreekt hieronder het repertoire van niet-Vlaamse bodem.

De Geistliche Chormusik (SWV 369-397) behoort tot de meest uitgevoerde werken van Heinrich Schütz (1585-1672). De bundel werd samengesteld in 1648, tussen zijn Sinfoniae Sacrae I (1647) en zijn Sinfoniae Sacrae II (1650). Het gaat om 29 vijf- tot zevenstemmige motetten met verschillende bezetting, alle van Schütz’ hand op één na: in het motet Der Engel sprach zu den Hirten bewerkte hij een motet van Andrea Gabrieli. Zelf voegde Schütz de ondertitel Erster Teil aan de bundel toe, maar een tweede deel werd nooit gerealiseerd. Volgens Schütz kunnen de werken in de Geistliche Chormusik gelden als voorbeeld van hoe een compositie zonder basso continuo moet klinken en geschreven worden. Hij keerde zich op die manier tegen de toenmalige populaire basso continuopraktijk uit Italië waarbij het strenge contrapunt meer en meer verlaten werd en de begeleide monodie de bovenhand voerde. In Verleih uns Frieden - uitgevoerd door Waelrant genieten we van heerlijke a cappella meerstemmigheid waarbij iedere stem een interessante partij toebedeeld krijgt. Beschikbaar via www.cpdl.org. Ook 4-tune grijpt naar de vroegbarok met Beatus vir van Claudio Monteverdi (1567-1643). Monteverdi was ongetwijfeld de belangrijkste en interessantste Italiaanse componist op dat moment. Hij componeerde zowel in de oude contrapuntische als in de nieuwe concerterende stijl en benadrukte het belang van het woord. Monteverdi schreef drie zettingen van de psalm Beatus vir: een zevenstemmige die pas in 1650 postuum verscheen en twee andere (I en II) die in de bundel Selva morale e spirituale uit 1641 terug te vinden zijn. Die laatste is een lijvige verzameling: ze bevat bijna 40 motetten, psalmen, miszettingen en madrigalen met uiteenlopende bezettingen in 10 boekdelen. Het zesstemmige Beatus vir I, dat tijdens de Koor-van-het-Jaar-finale te horen was, dateert wellicht al van 1630. Het is een prachtig voorbeeld van Monte-

16 // STEMBAND

verdi’s dramatische stile concertato: kleine stemmengroepen wedijveren (> Lat.: concertare) met het volledige vocaal-instrumentale ensemble waarin we ook orgel, basso continuo en twee violen terugvinden. Oorspronkelijk speelden er zelfs ad libitum trombones mee, maar de partijen daarvan zijn verloren geraakt. Geen eenvoudige muziek, maar heerlijk opzwepend en vocaal geschreven. Beschikbaar via www.cpdl.org Het merendeel van Mendelssohns kooroeuvre is voor kerkelijke doeleinden bestemd: koraalcantates, psalmzettingen, motetten, noem maar op. Daarnaast schreef Felix Mendelssohn (1809-1947) profane liederen voor mannenkoor (op. 50, 75, 76, 120) en 5 bundels wereldlijke muziek (op. 41, 48, 59, 88, 100) voor 4-stemmig gemengd koor a cappella, Lieder im Freien zu singen, die tussen 1834 en 1847 ontstonden. Titels als Im Walde, Auf dem See, Die Nachtigall en ook Jagdlied uit de finale van Koor van het Jaar verwijzen duidelijk naar de vlucht naar de natuur, een typisch ideaal uit de romantiek. Zelf schreef Mendelssohn aan een vriend in Londen: „Die 4stimmigen Lieder will ich fortsetzen, und habe mir mancherlei ausgedacht, was mit der Art vorgenommen werden kann, und die natürlichste Musik von allen ist es doch, wenn 4 Leute zusammen spazieren gehen in den Wald und dann gleich die Musik mit sich und in sich tragen. Hier liegt schon in der ganzen Zusammenstellung das Poetische, und ich möchte nur, es bewährte sich auch.“ Of hoe de burger toen nog op een zondagmiddagpicknick een lied pleegde te zingen aan de oever van een rivier of op een bankje in het woud... Beschikbaar via www.cpdl.org. Josef Gabriel Rheinberger (1839-1901) was organist, leraar en componist. Hij schreef voor tal van bezettingen, maar in tegenstelling tot zijn kamermuziek en orgelwerk is zijn enorme output van vocale muziek in de vergetelheid geraakt. Hij was nochtans een uitstekend vakman, maar zijn tijdgenoot Brahms


Villanella © Koor&Stem - Carine Van Gerven

Rondinella © Koor&Stem - Carine Van Gerven

// REPERTOIRE

Imant Raminsh (°1943) is wellicht niet bij iedereen bekend. De componist werd geboren in Letland, maar verhuisde in 1948 al naar Canada. Hij behaalde diploma’s voor viool, compositie, fuga en directie aan het Royal Conservatory of Music in Toronto en aan het Mozarteum in Oostenrijk. Hij schrijft orkest- en kamermuziek, maar koormuziek maakt het gros van oeuvre uit. Zijn muziek klinkt melodieus. Zelf wijt hij dat aan zijn Letse afkomst en zijn grote interesse in vocale muziek. Critici noemen zijn muziek conservatief op harmonisch en ritmisch vlak. Hij streeft ook niet in het minst naar originaliteit: hij wil muziek schrijven in een taal die hij al kent omdat hij “slechts één leven de tijd heeft” om te schrijven. Cantilene bracht het Ave Verum Corpus voor 4-stemmig gemengd koor a cappella uit 1973, een zeer sfeervol koorwerk. Er bestaat trouwens ook een versie voor vrouwenkoor van. Te verkrijgen bij uitgeverij Gordon V. Thompson Music, Toronto, Canada. Morten Johannes Lauridsen (°1943) groeide op in Oregon in de Verenigde Staten in een familie van Deense immigranten. Hij componeerde veel koormuziek: zeven koorcycli, waaronder Les chansons des roses, en religieuze a cappella motetten zoals het bekende O Magnum Mysterium en O Nata Lux. In de Verenigde Staten ontving hij verschillende prijzen en onderscheidingen. Dirait-on komt uit de eerstgenoemde cyclus op teksten van Rainer Maria Rilke. Die schreef, naast zijn Duitse poëzie, ook een 400-tal gedichten in het Frans. Lauridsen hield ontzettend van het lyrische en speelse karakter in Les chansons des roses. Voor Dirait-on koos hij een welluidende melodie; het zou haast een gecomponeerd volkslied kunnen zijn. Het werk bestaat in versies voor gemengd koor en mannenkoor met piano; Villanella bracht de versie voor vrouwenkoor en piano; en daarnaast bestaat het ook als lied voor stem en piano, stem en gitaar of als duet met piano. Te verkrijgen via www.peermusicclassical.com.

Rondinella liet ons tijdens de audities al kennismaken met Vox Tronica van Tobin Stokes (°1966), een Canadees componist en songwriter. Het jeugdkoor grijpt terug naar die compositie om de finale mee af te sluiten. Stokes schrijft muziek voor film, tv, ballet, opera, orkest, evenementen, kamermuziekgroepen, theater én koor. Zijn koormuziek wordt overal ter wereld uitgevoerd. Vox Tronica is een populair, indrukwekkend werk voor jeugdkoor (SSAA) vol vocale percussie met handen- en voetenwerk. De partituur is trouwens gratis te verkrijgen op eenvoudig verzoek via tobinstokes@gmail.com! Wie nog nooit van Eric Whitacre (°1970) gehoord heeft, is nog niet uit zijn winterslaap ontwaakt. Whitacres is de laatste jaren uitgegroeid tot één van de populairste componisten van zijn generatie. Zijn koorwerken genieten internationale bekendheid en behoren nu al tot het standaard koorrepertoire. Sleep, uitgevoerd door Clari Cantus, werd geschreven in 1999-2000 in opdracht van Julia Armstrong, een professionele mezzo uit Austin, Texas. Oorspronkelijk schreef Whitacre het a cappellawerk op de tekst Stopping by Woods on a snowy Evening van Robert Frost. Door problemen met de tekstrechten werd die tekst echter afgevoerd en vervangen door een gedicht van Charles Anthony Silvestri, tevens dichter van Whitacres Lux Aurumque. Ondertussen zal het wonderlijke Sleep ook het tweede virtual choir project van Whitacre worden: 2051 koristen uit 58 landen zongen hun stem van Sleep in via de computer en postten die op Youtube. Op 7 april 2011 werd het resultaat van het grootste online koor in een videoclip aan de wereld voorgesteld. Te verkrijgen via www.waltonmusic.com. ^ // LIESBETH SEGERS

Jeugdkoor Waelrant © K&S - Carine Van Gerven

(1833-1897) bleek sterker in het verwoorden van muzikale ideeën. Rheinberger werd qua melodievorming, ritme, structuur en idioom duidelijk beïnvloed door Beethoven, Schumann en Brahms. Zijn orgelmuziek is van uitzonderlijke kwaliteit. Bij zijn koormuziek is Abendlied, het laatste van de Drei Geistliche Gesänge op. 69, een zalving voor het oor. Zoals het een avondlied betaamt schreef Rheinberger een bezinnend, rustig werk vol melodieuze harmonisaties dat meteen bekoort. Beschikbaar via www.cpdl.org

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 17


// KOORGESCHIEDENIS

Het rijke Vlaamse koorleven II

Struikjes worden bomen Wie waren nu de dirigenten die de eerste Vlaamse koorverenigingen op gang trokken? In kleinere locaties ging het meestal om goedmenende amateurs. Het koor La Concurrence uit Hamme bijvoorbeeld had in de jaren 1840 als dirigent een kapper, die volgens de overlevering ‘mettait en œuvre une pantomime des plus drôlatiques pour inculquer à ses choristes l’expression qu’il voulait leur faire rendre’. De naam van zijn koor verwees naar de rivaliteit met een ander koor uit dezelfde gemeente, namelijk de Société d’Apollon die onder de leiding van zijn dirigent, een notaris uit het naburige Elversele, uitstekend presteerde op koortornooien. Maar ook stedelijke koren werden soms door muziekminnende liefhebbers geleid. Zo werd de kunststudenten van de Société de Chœurs de l’Académie royale d’Anvers toepasselijk gedirigeerd door de schilder en lithograaf Louis Tuerlinckx (bekend ondermeer van zijn fraaie portret van Hendrik Conscience). Andere koren rekruteerden uit de orkesten van de opera’s van Antwerpen, Brussel en Gent, zodat ze tenminste een beroep konden doen op technisch geschoolde musici als dirigent. Soms kon een koor zelfs een ervaren dirigent strikken, zoals het Antwerpse L’Écho de l’Escaut met Alphonse Lemaire: hij had zijn sporen verdiend als dirigent in de operahuizen van Le Havre, Den Haag en Antwerpen. Maar de meeste vooraanstaande koren werden geleid door dirigenten die in eerste instantie componist waren en die zodoende meteen ook zelf voor een deel van het repertoire zorgden. Zelfs de bekendste namen onder die dirigentcomponisten zijn nu, in min of meerdere mate, in de vergetelheid verdwenen. Onder hen namen als Emile Beausacq, François Callaerts, Henri Cartol, Léon de Burbure de Wesembeek, Jean-Simon

18 // STEMBAND

Eykens, François-Auguste Gevaert, Charles-Louis Hanssens ‘jeune’, Benoit Isenbaert, J.B. Katto, François Lintermans, François Schermers, François Snel, Xavier Van Elewyck of Jean-Baptiste Valckenaere. Ieder van hen heeft wel een boeiend verhaal, net als de koren die ze als dirigent en/of componist bedienden, maar die historie moet nog grotendeels geschreven worden.

LIMNANDER Laten we ons hier binnen dit bestek concentreren – ab uno disce omnes – op een van die Vlaamse koorpioniers, met name Armand Limnander van Nieuwenhove (1814 te Gent – 1892 te Moignanville). Deze telg van een oude adellijke familie werd naar prestigieuze Jezuïetencolleges in Frankrijk en Zwitserland gestuurd en het is daar dat hij van de Belgische priester-componist-organist Louis Lambillotte zijn muziekopvoeding kreeg. Daarna ging hij nog studeren bij François-Joseph Fétis, de directeur

van het Brussels Conservatorium. Na zijn huwelijk verhuisde Limnander naar Mechelen waar hij een orkest annex koor oprichtte. Voor dat mannenkoor dat vanaf 1841 onder de naam La Réunion lyrique optrad, schreef hij een hele reeks a capella-werken die opvallend ambitieus van opzet zijn: ze dragen onVlaamse titels als Au tombeau de Jannisaires, Scènes druidiques, Les gueux de mer of Le Corsaire rouge. Sommige van die koren zijn eerder meerledige scènes of miniatuuropera’s, waarin solo- en koorpassages elkaar afwisselen; de technische moeilijkheid is niet te onderschatten en bij momenten is de tessituur veeleisend. Typisch voor Limnander is het gebruik van de ‘bocca chiusa’techniek, waarbij hij een solopartij laat begeleiden door een zoemkoor dat zo “une espèce de bourdonnement harmonique” vormt, zoals hij het op sommige van zijn partituren verwoordde. Dat is ondermeer het geval in Au tombeau de Jannisaires, waar in het trage middendeel een baritonsolo door een vierstemmig zoemkoor in triolen en sextolen wordt begeleid. Met dat effect maakte hij grote furore: toen hij op 12 april 1845 enkele van zijn koorwerken in Parijs kon laten uitvoeren door het koor van het Conservatoire o.l.v. François-Antoine Habeneck, schreef niemand minder dan Hector Berlioz over het gebruik van ‘Brummstimme’: “C’est un effet nouveau dont nous devons l’introduction en France à M. Limnander.” In 1847 zou Limnander zich definitief in Parijs vestigen en er naam maken als operacomponist. Maar dat is een ander verhaal, terug naar Vlaanderen.

KOORCONCOURSEN Daar liet Limnander zich ook opmerken als componist van opgelegde werken voor koorconcoursen, stukken waarin


// KOORGESCHIEDENIS

In opdracht van Stemband ging musicoloog Jan Dewilde op zoek naar de geschiedenis van ‘ het koor’, de roots en de wonderjaren van wat we nu kennen in Vlaanderen. In een tweede van vier afleveringen, maken we kennis met de pioniers onder de dirigenten en met de eerste koortornooien en -festivals.

Armand Limnander van Nieuwenhove

de vocale, ritmische en harmonische moeilijkheden zich vaak opstapelden. Het koortornooi was al vanaf de jaren 1840 een bijzonder populair fenomeen. Een van de eerste concoursen werd al in 1834 (!) in Berlare georganiseerd en van dan af organiseerde zowat elke stad en gemeente zijn eigen wedstrijd. Dankzij de vroege uitbouw van het Belgische spoorwegennet was het mogelijk om verenigingen uit het hele land uit te nodigen. Dat creëerde een gemeenschapsgevoel en zo kon men een groot publiek bereiken. Bovendien stimuleerden die onderlinge krachtmetingen de kwaliteit van de koren en de verspreiding van het repertoire. Koren die geharmoniseerde romances zongen, zagen zich verplicht om voor die tornooien ‘serieuze’ koormuziek in te studeren en Vlaamse koren kregen niet zelden het advies om de uitspraak van het Frans te verzorgen. Alleszins waren die tornooien bijzonder populair: de jurybeoordelingen leidden soms tot hoog oplopende disputen en overwinningen werden gevierd alsof de Champions

League was bereikt. Toen, bijvoorbeeld, Limnander op 4 september 1842 met zijn koor in Leuven de overwinning behaalde in de categorie ‘villes de 1er rang’ – de koren concurreerden in categorieën, bepaald door het aantal inwoners van de plaats van herkomst –, werden de koristen ’s avonds in Mechelen door een grote menigte als helden ingehaald. De straten werden verlicht, het koor werd opgewacht door de harmonie en het stadsbestuur besliste om het koor een vaandel te schenken. Kortom: “jamais triomphe plus beau, plus populaire n’a été célébré à Malines”, zo schreef op 11 september het Algemeen aenkondigings-blad van Mechelen, Antwerpen, Lier, Turnhout, Bruxelles, Vilvoorde, etc. Dat Limnanders koor tot de top behoorde, bewees het enkele weken later ten overvloede: op 25 en 26 september won La Réunion lyrique het nationale koorconcours dat in Brussel werd georganiseerd ter gelegenheid van de Septemberfeesten (waarmee de slachtoffers van de Revolutie van 1830 werden herdacht). Het Mechels koor won toen zowel zijn eigen categorie, als de aparte wedstrijd voor de overwinnaars van alle categorieën. Naast die tornooien ontmoetten koren elkaar ook op festivals, waar dan soms, met verenigde krachten, de grote oratoria werden aangepakt. Vooral de Haydn-oratoria waren zeer populair. Bij de inauguratie van het standbeeld van Rubens op de Antwerpse Groenplaats in 1840 werden, naast gelegenheidswerken, Beethovens Christus am Ölberge en fragmenten uit de Messiah en Die Jahreszeiten uitgevoerd (alles in Franse vertaling). Andere veel uitgevoerde werken waren Das Weltgericht (Friedrich Schneider), Paulus (Mendelssohn), Stabat Mater (Rossini), Le désert (David) en, uit de Vlaamse literatuur, Le sabbat (Hanssens ‘jeune’).

RIJNLAND De beste koren wilden zich ook graag meten met buitenlandse koren, vooral dan met de kwaliteitsvolle koren uit het Rijnland. Vanaf het begin van de jaren 1840 werden koren uit nabij gelegen steden als Aken en Keulen dan ook geïnviteerd om deel te nemen aan festivals en concoursen. De befaamde Keulense Männer-Gesang-Verein won zo op 7 juli 1844 het tornooi dat de Société royale des Mélomanes in Gent organiseerde. De daarop volgende verbroedering tussen de Vlaamse koren en de Keulense koorvereniging leidde eind 1845 tot de stichting van het VlaemschDuitsch Zangverbond, dat als doel had: “het beoefenen en verspreiden van goede muzyk, in neder- en hoogduitsche koorzangen. De uitvoering van godsdienstige muzyk, met orgel of symphonie, valt ook in deszelfs bestek.” Wegens het niveauverschil tussen de Duitse en Vlaamse koren werd er voor geopteerd om op de gezamenlijke bijeenkomsten geen competitie te organiseren, maar te opteren voor een tweedaags festival dat gemodelleerd werd op de bijzonder populaire Niederrheinische Musikfeste. Het basismodel was dus een meerdaags festival met op elke dag een koorconcert, omkaderd door open repetities, muziekoptochten, zangstonden, uitreiking van herinneringsmedailles, redevoeringen, vuurwerk, toeristische activiteiten. Dat alles overgoten met Rijnwijn en Belgisch bier. De eerste bijeenkomst van het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond werd op 14 en 15 juni 1846 in Keulen georganiseerd. Uit Vlaanderen waren 31 koren afgereisd – mannen die in vele gevallen nooit verder dan hun eigen dorp waren geweest –, en er namen 100 Duitse koren deel, goed voor 482 Vlaamse en 1.730 Duitse koristen. Hoogtepunt van

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 19


// KOORGESCHIEDENIS

dat eerste internationale koortreffen was de wereldcreatie van Festgesang an die Künstler, de cantate die Felix Mendelssohn-Bartholdy speciaal voor de gelegenheid op tekst van Friedrich Schiller had gecomponeerd. Mendelssohn dirigeerde zelf de verenigde Duitse én Vlaamse koren. Daarnaast werd er op die tweedaagse vooral Duitse koren gezongen van o.a. Bernhard Klein, Franz Weber en Friedrich Rochlitz. Van Vlaamse kant waren Martin-Joseph Mengal en Robert Van Maldeghem vertegenwoordigd. Het tweede Vlaams-Duitse zangfeest vond op 24 en 25 september 1846 in Brussel plaats en was ingekapseld in het officiële programma van de Septemberfeesten. Dat de jonge Belgische staat die Vlaams-Duitse manifestatie steunde, had veel te maken met de annexionistische dreiging vanwege Frankrijk. Op het zangfeest in Brussel werden twee Vlaamse/Belgische koorwerken gecreëerd: de hymne Groot is de Heer van de jonge, uit Duitsland afkomstige Alexander Stadtfeld en de cantate Aen het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond van de Brugse componist Jules Busschop. Het derde, en meteen ook laatste treffen van het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond vond op 27 en 28 juni 1847 plaats tijdens de kermisfeesten in Gent.

20 // STEMBAND

Het belangrijkste Vlaamse werk dat boven de doopvont werd gehouden was, zonder twijfel Super flumina Babylonis van de 19-jarige Gevaert, toen aan het begin van een opmerkelijke internationale carrière. Het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond telde ondertussen meer dan tweehonderd Duitse en ruim zeventig Vlaamse koren, maar het revolutiejaar 1848 zorgde, samen met interne meningsverschillen, voor de stopzetting van alle activiteiten. Niettegenstaande zijn korte bestaan heeft dit supranationale zangverbond een belangrijke rol gespeeld in de kwaliteitsverbetering van de Vlaamse koren en hun repertoire. En het is ook opvallend dat na het stopzetten van het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond de koren zich in andere, nationale verbanden gingen organiseren, zoals in de Association royale de Sociétés lyriques en de Union lyrique anversoise, twee koepelorganisaties die in 1848 in Antwerpen werden gesticht. En in 1854 werd in Brugge het Belgisch Zangverbond gesticht. Verre voorlopers van Koor&Stem, zeg maar. Het mag duidelijk zijn: het prille Vlaamse koorleven kwam vlug tot wasdom. ‘Struikjes worden bomen…’ // JAN DEWILDE

De titel van dit artikel is ontleend aan het gelijknamige, in 1854 in Gent gestichte knapenkoor. Het was een van de zeldzame kinderkoren uit die tijd. Opvallend was wél dat in veel Vlaamse volwassenenkoren ook kinderen meezongen. Dat constateerde, tot zijn verbazing, Louis Joseph Daussoigne-Méhul in een rapport dat hij in 1841 in opdracht van de overheid schreef. In de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen loopt een onderzoek naar het Vlaemsch-Duitsch Zangverbond en het fenomeen van de koortornooien. In het kader van dat project werd bij de opening van de internationale workshop Choral societies and nationalist mobilization in nineteenth-century Europe Mendelssohns cantate uitgevoerd. Mét steun van Koor&Stem. ^ Volgende keer: Peter Benoit & co, en de oratoriumkoren


// LITURGISCHE MUZIEK

Huwelijksvieringen meer dan Alleluia en Ave Verum “Mijnheer pastoor, ik hoor de muziek van de film Elvira Madigan zo graag. Zou dat mogen in onze huwelijksviering?” - “Van mij wel”, antwoordde ik. “Is dat niet die film waar het meisje zelfmoord pleegt na een mislukte relatie? Is het dat wat je wil uitdrukken door deze keuze?” - “Oei, neen, dan toch liever niet.” - “Maar,” trachtte ik de zichtbare ontgoocheling wat op te vangen, “als je muziek van Mozart wil, kunnen we wel eens zoeken.” (Een pianoconcerto van Mozart was prominent aanwezig in de soundtrack van de genoemde film.) Neen, Mozart was niet zo nodig, de muziek van de film had haar aangesproken.

Het is maar één van de talloze gesprekken die ik in de loop van de jaren heb gevoerd om mijn liturgische ziel niet te veel onder druk te zetten door ‘de wensen van de dag’. Die kunnen wel gestuurd zijn door een esthetisch aanvoelen (“Dat laten we horen, want ‘ik hoor dat graag’.”) of door de mening dat een Ave Maria blijkbaar altijd en overal kan, ook al wordt er in de hele viering geen enkel Maria-thema aangesneden. Dat is best zo, maar er bestaan nog andere criteria, wil een lied goed genoeg zijn om de liturgie te verrijken. Soms hebben de huwelijkskandidaten niet meteen connecties met een koor of een muziekgroep. Ze kijken dan nogal vragend naar mij om hun viering muzikaal in te vullen. Ik kan dan suggesties doen, bv. met het mooie huwelijkslied God die in het begin (ZJ 666): God die in het begin uit aarde, naar zijn beeld, de mensen voor elkaars geluk geschapen heeft, Hij doet u samenzijn, Hij maakt u man en vrouw, elkanders brood en wijn, elkanders woord van trouw. Zoals van meet af aan een mens geen antwoord vindt als hij niet door een mens ten diepste wordt bemind, zo zult gij nu voortaan in liefde en in leed elkanders antwoord zijn, één lichaam en één geest. Zoals ten einde toe de mensen twee aan twee hun lange wegen gaan en God gaat met hen mee, zo zal Hij met u zijn in leven en in dood, hij wordt uw brood en wijn, en dit geheim is groot. Ik leg hen de liedtekst van Oosterhuis voor en becommentarieer elke strofe: hoe Oosterhuis het mysterie van elke oprechte

liefde tussen twee mensen opentrekt en in de bijbel een klankbord vindt; hoe liefde een antwoord is op vragen van iedere mens - een gedachte die al te vinden is in het scheppingsverhaal; hoe hij een link legt naar de eucharistie, enz… Ik vertel hen ook hoe Huijbers een lied schrijft met een eigen verhaal - hij gebruikt maar 5 noten van de 12 die een componist in elke toonladder ter beschikking heeft; hoe hij 8 keer in 8 korte zinnetjes met die 5 noten speelt en in een andere volgorde zet. Ik zeg hen dat Huijbers vertelt dat een huwelijk niet voor de happy few is maar zelfs als je slechts een deel van de ideale capaciteiten hebt (muzikaal gesproken: niet alle noten van het octaaf) en met die mogelijkheden creatief omgaat, dat het best kan lukken. Ik speel en zing het lied voor. “Denk er eens over na en weet me volgende keer te zeggen of het u aanstaat”. Als het lied in hun viering klinkt, zie ik ze naar elkaar kijken: “We begrijpen het.” Ze hebben er duidelijk met elkaar over gesproken. Ik voel dat de poging geslaagd is. Ideaal? Zeker niet. Ik zing het liever met de hele kerk samen. Wellicht voor die keer iets te hoog gegrepen (ik verwijs graag naar het artikel: En dan valt de hele kerk in van Kris Wittevrongel in de vorige Stemband, nr. 9). Met deze uitgewerkte anekdote heb ik al veel argumenten voorgelegd om tot een andere kijk te komen i.v.m. de muziekkeuze bij een huwelijksviering. Mijn eerste vraag is altijd: voegt ze iets aan de viering toe? Is ze een verrijking van het inhoudelijk aanbod? Of is ze niet meer dan een aangename onderbreking van het gesproken woord? Daarbij mag worden aangestipt dat niet elke plaats in de viering waar muzikaal kan worden ingeschakeld niet even belangrijk is. Bij de intrede en bij het verlaten van de kerk is het voldoende dat er feestelijke muziek klinkt. Inhoudelijk moeten we dan onze pijlen niet verschieten. Mensen kijken en nemen soms foto’s.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 21


// LITURGISCHE MUZIEK

Noch de voorganger, noch de versieringen, noch de teksten, noch de muzikanten spelen in de liturgie cavalier seul. © Karoly Effenberger

Als men al een aangepast lied zingt, staat de tekst dan in het boekje (eventueel met een vertaling)? Met een klein verwijzend woord krijg je een heel ander publiek, een luisterend publiek. Luisteren is ook een actieve participatie aan de liturgie. Een publiek dat meezingt, is natuurlijk nog beter. Er zijn nog momenten waar de muzikale inbreng onvervangbaar is. Als men na de huwelijkssluiting een passend bezinnend, biddend moment wil inlassen, brengt een goed gekozen lied, met een tekst in het boekje en een uitnodigend woord van de voorganger ons al een heel eind op de goede weg, eventueel gevolgd door de voorbeden. Dat kunnen indrukwekkende momenten worden in de viering. Zou het geen mooie uitdaging zijn voor onze koren om per viering minstens 1 aangepast stuk in te studeren overeenkomstig de inhoud van de viering?

Huub Oosterhuis

Heel anders is de inschatting voor het lied na de eerste lezing. Ik ga ervan uit dat de lezingen met zorg en overleg zijn gekozen. Het lied tussen de lezingen moet een meerwaarde bieden. Vele dichters en componisten hebben een verfrissende kijk op sacramenten, op het huwelijk. Hun kerkmuzikale, liturgische invalshoek – zij gebruiken zelden of nooit dogmatische of juridische maar doorgaans vierende woorden – is compact en meestal goed bruikbaar. We blijven nog even bij Oosterhuis. Hij kan als geen ander (ook al zijn er anderen) een thema (bv. het huwelijksthema) bijbels duiden. Ik gebruik graag het beeld dat hij met zevenmijlslaarzen doorheen de bijbel stapt en hier en daar een bloempje plukt dat bij zijn thema hoort. Op het eind van het lied krijg je dan een boeket aangeboden. Alle bloemen passen bij elkaar en door ze bijeen te brengen verrijken ze elkaar ook nog. Die rijkdom openleggen hoeft geen avondvullend programma te zijn. Even aangeven hoe het werkt en we zijn vertrokken. Het inschakelen van een koor of kleine groep biedt zijn eigen mogelijkheden maar heeft doorgaans veeleer beperkingen. Die geven hun repertoire op; als voorganger krijg ik zelden of nooit van een koorleider de vraag welke lezingen ik gekozen heb, wat het thema van de viering is, of ze in de Kyrie-litanie een passend lied zingen, enz…

22 // STEMBAND

En laat op sommige plaatsen het koor of de organist maar in ‘hun repertoire’ grasduinen. Na de hele woorddienst met de huwelijkssluiting is de offerande een overgangsmoment naar de tafeldienst (tenminste als het huwelijk gevierd wordt met een eucharistieviering). Daarvoor bestaat een grote repertoirekeuze. Idem tijdens de communie. Zoals al de andere componenten staat ook de muzikale in dienst van de liturgie. Noch de voorganger, noch de versieringen, noch de teksten, noch de muzikanten spelen in de liturgie cavalier seul. Liturgie verschilt wezenlijk van een ‘academische zitting’. Daar luistert men, met eventueel een applausje achteraf. Aan liturgie participeert men. Liturgie maakt men niet door een aantal ‘mooie dingen’ samen te brengen. Zeven schitterende bloemen geven op zich geen garantie op een mooie bloementuil. Ik durf oproepen tot vakmanschap. Liturgisch en muzikaal vakmanschap in keuze en uitvoering. ^ // LUC VAN MEERSSCHE


// CD

CD

ORPHEON - SCHUBERT

CBM-JEUGDKOOR - LIVE

Het ensemble Orpeon bestaat uit 12 zangers uit heel Europa en hun oorsprong ligt binnen het Collegium Vocale Gent. De cd is dan ook een klankbord van deze professionelen die de muziek van Schubert alle eer aandoet. Grote toewijding, heldere articulatie en een prachtige klank. Orpheon heeft het allemaal en levert een cd van zeer hoog niveau af. Als eerste opname koos men bewust voor een Schubertopname, de spirituele meester van het lied voor mannenkoor. Dirigent Daniel Reuss is een erg succesvolle Nederlandse dirigent die zijn werkzaamheden als artistiek leider van Capella Amsterdam met het chef-dirigentschap van het Ests Filharmonisch koor combineert. Pianist Jan Vermeulen is de specialist bij uitstek om Schuberts muziek te vertolken. Sinds 2006 stort Vermeulen zich op de integrale pianomuziek van Schubert. Op deze schitterende opname worden koorwerken afgewisseld met compositie voor piano solo. Alle ingrediënten zijn aanwezig om van deze cd een absolute topper te maken. Dit is een opname die nog lang zal nazinderen; wereldklasse! Toch één minpunt: de tekst van musicoloog Diederik Verstraete werd origineel in het Nederlands opgesteld, maar is alleen in vertaling terug te vinden in het inlegboekje. Foei!

De cd LIVE van het CBM-jeugdkoor (Capella Beatae Mariae ad Lacum) is een compilatie van opnames die het maakte tussen 1998 en 2002. Het curriculum van CBM oogt indrukwekkend: gewonnen wedstrijden in buiten- en buitenland én ervaring met vroegere dirigenten. Ze betekenen een extra troef in de opbouw van de kwaliteit van dit koor. En dat laat zich horen: heldere klank, goede intonatie, zorg voor articulatie en mooie samenklank vallen op. Het aanbod van bekende en minder bekende koorwerken uit het brede repertoire voor jeugdkoren springt in het oog. De keuze van 20steeeuwse en hedendaagse muziek uit de hele wereld bezorgt een grote meerwaarde. Natuurlijk ontbreekt ook werk van dirigent Kurt Bikkembergs niet. Stefaan Desmet brengt met zijn mooie pianobegeleiding het koor op een hoger niveau, bravo! De cd is een tijdsdocument. Hij zal liefhebbers en oud-leden van het koor niet onberoerd laten. Zeer handig is de vermelding van de uitgeverij van elk werk; helaas ontbreekt de vertaling van exotische talen!

HERENSCHOLA VIRI GALILAEI VAN GREGORIUS TOT PALESTRINA De herenschola Viri Galilaei uit Ieper telt 12 leden en heeft als doel het gregoriaans in een bredere context te plaatsen en zijn puurheid te laten ontdekken door een breder publiek. De schola probeert te illustreren dat het gregoriaans de fundering is van alle latere polyfone muziek. Daarom zet ze een aantal polyfone werken op het repertoire. Je hoort o.a. werken van Martini en Palestrina, afgewisseld met gregoriaanse gezangen en werken voor orgelsolo.    Viri Galilaei doet een beroep op organist Ludo Geloen. Die zorgt met zijn vertolking van werken van o.a. Titelouze op het bekende Van Peteghem-orgel te Haringe voor de nodige afwisseling in deze opname. De herenschola Viri Galilaei o.l.v. Wim Orboi zingt mooi en homogeen; een blijver in het gregoriaanse landschap! Het inlegboekje is een verzorgd document: het biedt achtergrondinformatie over het gregoriaans naast de vertaling van de verschillende werken. Mooi zo. Deze cd is een welkome aanvulling voor de liefhebber van gregoriaanse muziek. ^ // JOHAN DE LOMBAERT

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 23


// CD KORT

CD KORT

Er liggen weer enkele interessante schijfjes van eigen bodem op tafel: het Collegium Vocale Gent, het Vlaams Radio Koor en Currende. Maar ook daarbuiten is de oogst rijk en veelzijdig, van Thomas Tallis tot John Tavener. Dat het Collegium Vocale Händel zingt, is geen verrassing, minder gewoon is dat de groep door het Stavanger Symphony Orchestra wordt begeleid. De samenwerking met het Noorse orkest o.l.v. Fabio Biondi in Jephta is geslaagd. (BIS) Het oorspronkelijk Belgische label Accent is nu in Duitse handen en start een groot offensief. Er worden talrijke titels uitgegeven in mooi verzorgde hoesjes en soms ook met commentaar in het Nederlands. Erik van Nevel en zijn ensemble Currende vonden een onbekende zevenstemmige mis van de even onbekende Gery de Gershem (° 1573 in Doornik). De cd werd met werken van Guerrero, Cornet, Rogier en Philips aangevuld. Het zijn prachtige voorbeelden van late polyfonie. (Accent) Het Brussels Philharmonic en het Vlaams Radio Koor werkten o.l.v. Hervé Niquet mee aan een cd met werken van Camille Saint-Saëns. Onder de titel Muziek voor de Prijs van Rome vinden we op deze dubbel cd weinig bekende maar interessante werken van de componist. Merkwaardig is dat Saint-Saëns nooit de

24 // STEMBAND

prijs van de Académie des Beaux-Arts kreeg. (Glossa) Het vocaal ensemble Alamire van David Skinner nam religieuze werken van Thomas Tallis en William Byrd op. Cantiones Sacrae 1575 is een verzameling op twee cd’s van 32 kortere stukken van twee belangrijke meesters uit de Engelse renaissance. (Obsidian) The Choir is een kamerkoor uit Londen, gesticht door componist en dirigent James Whitbourn. Onder zijn leiding vertolkt de groep a capella werken van John Tavener. Het zijn geestelijke composities in de typische mystieke schriftuur van de 67-jarige Tavener. (Opus Arte) Men kan geen betere combinatie vinden dan de twee Berlijnse toppers: het RIAS Kammerchor en de Akademie für Alte Musik. Samen namen ze het driedelige Trauermusik van Johann Ludwig Bach op. Zijn stijl staat dicht bij de nochtans jongere Johann Sebastian Bach. (Harmonia Mundi) Twee Amerikaanse formaties realiseerden twee missen van Joseph Haydn, de Missa brevis in F en de Schöpfungsmesse. Het gaat om een veeleer middelmatige vertolking door het Trinity Choir en het Rebel Baroque Orchestra. (Naxos) Interpretatief veel sterker staat een andere cd van Naxos (nu bij ons door Codaex verdeeld) met de Mis nr. 5 in As en het Magnificat in C’ van Franz Schubert door het Immortal Bach Ensemble en het Leipziger Kammerorchester o.l.v. Morten Schuldt-Jensen. (Naxos) ^ // MIREK CERNY


// CONCERT

Vic Nees in concert en in boek tische sfeer de persoonlijkheid van de componist weergeeft. Nees schreef het in 2003 voor Musa Horti en het verscheen nadien op cd bij Phaedra. Verder koos Peter Dejans werken van de in Bermuda geboren Gabriel Jackson (Yet we who neither burn nor shine), van de Schot James McMillan (In splendoribus sanctorum) en van de Amerikaan John Muehleisen (Snow). Om aan de viering nog meer allure te geven vroeg Peter Dejans vier Vlaamse componisten om een kort ‘verjaardagsdeuntje’ te schrijven dat tijdens het concert zou worden gecreëerd: Filip Rathé experimenteerde met effecten in zijn werk Numa página nova, Raoul De Smet presenteerde het geestige Feestklankje met knipoog op eigen tekst, Frank Nuyts gebruikte in het interessante Air Victorieux ook een eigen tekst en Rudi Tas sloot het concert in de compositorische geest van Vic Nees af met Tibi Gloria. De uitvoering was kenmerkend voor de ervaring van de vertolkers met het werk van Vic Nees. Musa Horti en Peter Dejans zingen geregeld werken van de componist en hadden weinig last met de partituur van het Te Deum die niet altijd gemakkelijk is. Het resultaat was homogeen en genuanceerd. Nog moeilijker is de solopartij met talrijke coloraturen,

maar Els Crommen, als bijna exclusieve vertolkster van zijn partijen, zong ze met natuurlijke trefzekerheid. De trompettisten (Steven Devolder en Simon Van Hoecke) verzetten een reuzenwerk, ze hadden in de acht composities vaak veeleisende partijen. Na het concert werd Vic Nees in bloemetjes gezet met de voorstelling en overhandiging van het eerste exemplaar van het nieuwe boek O Song – Vic Nees, portret van een koorcomponist, een initiatief van Koor&Stem in samenwerking met het Davidsfonds. Te verkijgen bij Koor&Stem aan € 33 incl. verzendingskosten. ^ // MIREK CERNY

© Koorlink

Er zijn weinig componisten bij ons die zo sterk worden gewaardeerd als Vic Nees. Meteen na zijn verjaardag in maart startte een reeks concerten en werden een boek en cd (Requiem en andere werken door het Gents Madrigaalkoor) gepubliceerd. De feestelijkheden lopen tot in het najaar – de Internationale Koorwedstrijd van Vlaanderen opent in Maasmechelen zijn activiteiten met een concert door het Vlaams Radio Koor gewijd aan Vic Nees. Het startsalvo waren de concerten in aanwezigheid van de componist, eerst in Neerpelt door het Europees Muziekfestival voor de Jeugd, gevolgd door Antwerpen en Tielen in een organisatie van Koorlink in het kader van de koorcyclus A Capella. Terwijl in Neerpelt verschillende koren meewerkten, was de vertolking in het Antwerpse Elzenveld en in Tielen op 13 maart 2011 volledig in handen van Musa Horti o.l.v. Peter Dejans. Onder de titel And the trumpet shall sound werden werken voor gemengd koor en trompet(ten) van acht binnen- en buitenlandse hedendaagse componisten uitgevoerd. Het belangrijkste en meest omvangrijke werk was het Te Deum voor koor, sopraansolo en twee trompetten in C van de gevierde zelf. Het is een zevendelig werk dat door zijn meer intimis-

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 25


// COLUMN

Heldentenor en basse noble

Buiten de klassieke benamingen hebben bepaalde stemsoorten in de loop der tijden een meer specifieke bepaling meegekregen. Vrouwenstemmen zijn bijvoorbeeld de coloratuursopraan, de soubrette, de Dugazon en andere wufte termen die je onmiddellijk associeert met salons en society, met décolletés en theaterbalkons. Nergens een ernstig spoor van een soprano eroico of een alto noble. Heldhaftigheid en adel blijken eigenschappen te zijn die uitsluitend aan de mannenstem zijn voorbehouden. Een heldentenor is een hoge mannenstem die boven een Wagnerorkest uitklinkt alsof het een salonorkest is. Het is het soort orgaan dat in een massieve hals verpakt zit en daarin bij forte passages dermate uitzet dat de hersens in het gedrang komen. Echte heldentenors zijn in staat in stormachtige scènes een lyrische sopraan letterlijk weg te blazen. Zelfs dramatische sopranen kunnen moeilijk standhouden als de storm volop loeit. De basse noble daarentegen laat zijn meer langgerekte stembanden zo laag zakken tot ze de bodem van het bekken bereiken. Alles gaat down under

26 // STEMBAND

meetrillen. Vanzelfsprekend zingen zowel dramatische als lyrische sopranen liever duetten met een basse noble dan met een heldentenor. De heldentenor is koper, de basse noble brons. In ouderwetse mannenkoren zul je de heldentenor gemakkelijk herkennen omdat hij degene is die je er altijd bovenuit hoort. Als de noot hoog en lang is, is de heldentenor de enige die ze de hele tijd aanhoudt. De anderen haken een voor een af omdat zij niet van koper zijn maar van blik. Die heb je ook, de blikken tenors, ze zijn goedkoper en daardoor makkelijker te ronselen en groter in aantal. In hedendaagse mannenkoren vind je geen heldentenors meer. Ze zijn door de geciviliseerde tenoren van vandaag al lang naar buiten gewerkt. De moderne tenor heeft inderdaad meer hersenen maar hij moet daarvoor inleveren aan stembandvolume. De basse noble is daarentegen welkom in alle mannenkoren, zowel in moderne als in ouderwetse. Ook in gemengde koren is hij zeer gegeerd omwille van de hoger aangegeven vibrerende diepgang.

Sommige componisten schrijven een diepe D en C alsof een normale baspartij die kan produceren. Toe maar. Vroeger waren in professionele koren soms edelbassen die uitsluitend de diepe noten moesten meezingen. Zonder hen zouden die niet gehoord worden. Hun collega’s gingen akkoord met die uitzonderingspositie. Het is blijkbaar psychologisch makkelijker te dragen dat iemand u onderaan steunt dan dat iemand boven u uitzingt. De nobele bas is ook veel aangenamer in de omgang dan de heldentenor. De heldentenor is een snoever, een haantje de voorste, terwijl de nobele bas beminnelijk is en behulpzaam. Ik zou de basse noble willen vergelijken met wat in de wijncultuur bekend staat als pourriture noble: druiven met een goedaardige schimmel die de huid van de druif laat barsten zodat het sap eruit loopt en daardoor een hoger gehalte aan alcohol bereikt en zoeter smaakt. Ik wil daarmee geen verband leggen tussen diepe bassen en alcohol, maar wel wijzen op hun aangenaam timbre dat in het oor zoeter klinkt dan het meer agressieve geluid van heldentenors. Heldentenors vind je in onze tijd nog alleen in het hart van Zuid-Amerika en in de hiel van Italië, nobele bassen vooral in Bulgarije. Ik had het dus niet over onze eigen vocale cultuur van vandaag maar over een ver verleden dat ik in mijn jeugd nog heb meegemaakt. Ik ben dan ook vijfenzeventig jaar en ik was er zeer jong bij aangezien mijn vader in hetzelfde beroep werkzaam was. Bij hem heb ik ze nog gehoord, de rood aangelopen heldentenor en de bleke edele bas met het uitgestreken gezicht. ^ // VIC NEES



Aan dit nummer werkten mee:   Herman Baeten, Tom Eelen, Marriëtte Effing, Ivo Jacobs, Mirek Cerny, Kurt Bikkembergs, Liesbeth Segers, Jan Dewilde, Luc Van Meerssche, Johan De Lombaert, Vic Nees. EINDREDACTIE: Ivo Jacobs COÖRDINATIE: Jan Stofferis Kooraansluiting: € 68, Individueel abonnement: € 20 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 3.000 ex. VORMGEVING apple-n, Brand-ink

ZET JE ZINNEN OP ZINGEN

koorenstem.be 28 // STEMBAND


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.