Stemband nr. 19 (2013)

Page 1

P.B. /P.P. 2/111 3000 LEUVEN MAIL  P802021. AFGIFTEKANTOOR 3000 LEUVEN MAIL

V.U. Koenraad De Meulder, Zirkstraat 36, B-2000 Antwerpen illustratie: www.depoedelfabriek.com

stemband #19 DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM VZW JAARGANG 11, 10 > 12 2013, NR 19


/// GENRE

INHOUD 3 ZINGEN MET JE OREN 5 ZINGEN MET EEN AUDITIEVE BEPERKING Getuigenissen uit de koorwereld 7 HEARTS IN HARMONY FESTIVAL 8 25 KOORLINK Interview 11 AMBASSADEURS VOOR ZANG A Voice for Vocal traing AAN DE SLAG • Het mooi geheim der dagelijkse dingen – Lode Dieltiens • Assumpta est Maria in caelum – Gert Amerlinck • Krak! – Hans Helsen • Brand in Mokum 17 GOEDE WIJN IN TAL VAN VATEN Een blik op de koormuziek van Benjamin Britten 21 MICHAEL SCHECK 80 jaar 23 REPERTOIRENIEUWS 26 CD 27 OPINIE

Even dit… Eén project met kinderen per jaar! In oktober 2013 publiceert Koor&Stem het onderzoeksrapport ‘A voice for vocal training’ – het onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het VOICE-project van de European Choral Association – Europa Cantat. Het rapport beschrijft aan de hand van 30 good-practices uit binnen- en buitenland op welke manier koren, buiten de klassieke koorwerking, impulsen kunnen geven aan het zingen met kinderen. Zo reikt het rapport concrete voorbeelden aan die tonen hoe koren studenten in de lerarenopleiding aan het zingen kunnen krijgen, hoe leerkrachten in het lager onderwijs gemotiveerd kunnen worden om zich op vocaal vlak bij te scholen of hoe samenwerkingsverbanden ontwikkeld kunnen worden in samenzangprojecten voor en door kinderen. Koren leren in dit rapport hoe belangrijk digitale leeromgevingen worden in de vocale leerprocessen van kinderen. Ik kan me inbeelden dat sommige dirigenten en bestuursleden zich afvragen of dat alles wel de taak is van een koor. Moet een lokaal koor zich actief bezighouden met de kwaliteit van het zingen in het onderwijs? Moet een koor de jonge leerkrachten in de lokale gemeenschap stimuleren om kwaliteitsvol te zingen in de klas? Moet een koor aandacht schenken aan de zangcultuur in het deeltijds kunstonderwijs? Moet een koor nieuwe initiatieven ontwikkelen rond samenzang met kinderen in de lokale gemeenschap? Moet een volwassenenkoor de werking van lokale kinderkoren ondersteunen? Persoonlijk denk ik dat in de antwoorden op deze vragen heel wat oplossingen te vinden zijn tegen de vergrijzing in de koorwereld. Recent onderzoek van de KU Leuven wijst uit dat de meerderheid van de koren in Vlaanderen problemen heeft bij het aantrekken van nieuwe zangers en vooral van jonge zangers. Zonder een echt actieplan slagen de meeste koren er niet meer in om het ledenaantal op peil te houden, laat staan een goede genderbalans te vinden in het koor. In vele gevallen komen de koren pas tot die vaststelling als het al veel te laat is. Een koor met ambities – en welk koor heeft die niet? – plooi niet terug op zichzelf en ontwikkelt een actieve cultuur met kinderen en jongeren. Een goed contact onderhouden met alle partijen die vocale training voor kinderen organiseren is één van de vele wegen om die cultuur te voeden, maar het is wel een erg belangrijke weg. I have a dream… stel je voor dat elk koor jaarlijks één project zou ontwikkelen waarin kinderen op een leuke manier samen zingen. Hoe zou de koorwereld er in de toekomst dan uitzien? ^ // CARL VAN EYNDHOVEN, voorzitter Koor&Stem

2 // STEMBAND


Zingen met je oren Dit artikel kwam tot stand tijdens de zomervakantie – bij uitstek de periode waarin een ander tijdsbesef heerst: de klok is minder dwingend aanwezig; het is een tijd van loslaten, genieten en tot rust komen, een tijd om nieuwe ideeën en inspiratie op te doen. Dit andere tijdsbesef kan men ook ervaren bij het musiceren of beluisteren van muziek. De mogelijkheden van het gehoor en de kwaliteit van het luisteren zijn de poorten daarnaartoe. De ontwikkeling daarvan, zowel individueel als in groep, en meer speciaal toegepast op het zingen en spreken, is uiterst boeiend. Net zoals men een bewuste visuele waarneming kan verscherpen, zo kan men ook de alertheid voor het auditieve spectrum vergroten. Dat de stemtechnische mogelijkheden daardoor toenemen, heb ik niet alleen zelf mogen ervaren, maar werd ook uitvoerig beschreven door de KNO-arts Alfred A. Tomatis. Hij zei: “Je zingt (of spreekt) met je oren.” Nadien werd het door andere wetenschappers uitgedrukt als: “Het strottenhoofd produceert alleen maar boventonen die het oor kan horen.” Die boventonen zijn verantwoordelijk voor de helderheid en de kleur van de stem. Elke verandering in het luisterpatroon leidt tot een verandering in de manier van zingen, spreken of instrument bespelen. In 1957 aanvaardde de Wetenschappelijke Academie van Parijs drie Tomatis-wetten. Ze legde zo als volgt vast: ×× Een stem bevat slechts die frequenties, die het oor waarneemt. ×× Geeft men het oor de mogelijkheid om niet of niet correct waargenomen frequenties weer goed te horen, dan verschijnen deze frequenties ook weer in de stem, direct en onbewust. ×× De over een bepaalde periode voortdurend herhaalde akoestische stimulatie brengt een blijvende verandering van het gehoor en de spraak tot stand.

Het ontwikkelen van de stem is in principe enkel mogelijk via het gehoor. Een goed functionerend gehoor is dus van groot belang. Eén van de eerste stempedagogen, Pietro Cerone, formuleerde het in 1609 als volgt: “De volmaakte zanger zingt meer met het oor dan met de mond”. Het is dus essentieel om te leren luisteren en het innerlijk gehoor te scholen indien we de kwaliteit van de zang willen verbeteren. Er dient een vertrouwdheid te ontstaan met de innerlijk waargenomen klank opdat we een objectieve klankervaring kunnen hebben. Het verkennen van het innerlijke oor is in eerste instantie een expeditie doorheen verschillende gewaarwordingen. Oordelen als ‘mooi’ en ‘lelijk’ zijn geen objectieve waarnemingen en dus ook niet belangrijk. Door met de stem dat gebied af te tasten zal het steeds meer vorm aannemen en zich meteen ook laten horen. Wanneer je het innerlijke gehoor traint, zijn de eerste voordelen: ×× minder snel vals zingen (intonatie) ×× men heeft veel minder de neiging om te veel lucht te gebruiken bij het zingen en zo de stem te forceren. (ademvoering) ×× het probleem van hard zingende koorleden of het volume van een band/orkest zal niet langer een invloed hebben op de intonatie en het gezonde gebruik van de stem. Om een koor als een eenheid te laten klinken is het belangrijk dat de zangers niet alleen horen, maar ook luisteren. Luisteren naar klankkleur, articulatie, volume, tempo,… en afstemmen op die waarneming. Dat is de verantwoordelijkheid van de zangers zelf. De dirigent is uiteraard diegene die daarin aanwijzingen geeft en kenbaar maakt hoe hij het graag wil horen.

Niet alleen horen maar vooral luisteren is de basis van een goede communicatie met jezelf en met anderen. Het oor kan dan al goed werken, dat betekent niet dat we goed (kunnen) luisteren. We horen altijd, onbewust en passief; luisteren doen we bewust en actief. Dat is van groot belang voor ons functioneren. Luisteren is de wens om te communiceren. De hele mens wordt daarbij geactiveerd (lichaamshouding, motoriek, gezichtsuitdrukking, opmerkzaamheid, concentratie, alertheid). DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 3


// ZINGEN MET JE OREN

De dirigent kan echter niet alles en heeft zijn koorleden nodig om tot een goed resultaat te komen. Hij leert de zangers balans te maken, kleur af te stemmen en stuurt bij. “De dirigent leert de zangers naar elkaar luisteren.” Het is dan ook heel erg nuttig om als dirigent af en toe een stapje terug te zetten en het koor te laten zingen zonder je leiding. Zo leren zangers samen in te zetten zonder visueel teken, zich af te stemmen op elkaar d.m.v. het horen in plaats van het zien. De auditieve alertheid vergroot en de verantwoordelijkheid voor het samen zingen komt meer bij de zangers zelf te liggen. Goed luisteren naar elkaar is vooral een instelling. Je doet het omdat je de ander wil horen en beseft dat het geheel er beter van wordt. De uitdaging is dan ook de zangers te laten ervaren dat het de moeite loont om beter te leren luisteren.

ENKELE OEFENINGEN De eerste keer dat zangers met deze oefeningen in aanraking komen, kunnen ze wat onwennig reageren. Het is dan ook raadzaam om de oefeningen een paar repetities na elkaar te herhalen. Het kan ook helpen om te vermelden dat het om persoonlijke ervaringen gaat en er dus geen juist of fout bestaat: het is een ontdekkingsreis. Dat geeft vaak wat meer vertrouwen. Ontwikkelen van het innerlijke gehoor (naar binnen gerichte waarneming) ×× Oren wakker maken: ga eerst met je aandacht naar je oren. Hoe ervaar je de gehoorgang? Trek nu een paar maal je oor naar beneden aan de oorlel en wrijf nadien een paar maal met je handen je oren plat tegen je schedel (richting: schuin naar boven). Ga opnieuw met je aandacht naar je oren. Is je ervaring van het oor veranderd? ×× Innerlijk oor verkennen: druk de tragus (het “klepje” naast de gehooringang) met je vingers over de gehooringang en sluit op die manier beide oren af voor omgevingslawaai. Zing een toon (oe of oo) en speel met de druk van je vinger op de tragus (meer of minder gesloten). Is er een moment waarop het geluid versterkt wordt? Heb je op een gegeven moment het idee dat je in je bad onder water aan het zingen bent? Zing een aantal losse tonen en verken het geluid met je innerlijke oor. Het mag soms “te luid” worden. Zing nadien losse tonen met open oren. Is een deel van wat je innerlijk hebt waargenomen nog aanwezig in de klank?

4 // STEMBAND

Auditief afstemmen op elkaar (jezelf afstemmen binnen het geheel) ×× Toonhoogte afstemmen: alle zangers zetten gelijktijdig in op een eigen toon met dezelfde klinker (oe of oo zijn het makkelijkst). De zangers trachten op één gezamenlijke toon uit te komen door zich aan elkaar aan te passen. ×× Je kan dezelfde idee toepassen om klinkers af te stemmen: inzetten op één toon maar met verschillende klinkers. ×× Om de beurt zingen: verdeel het koor in twee groepen en laat ze een toonladder om en om zingen daarbij goed lettend op de klank van de andere groep. Bvb DO-do-RE-re-Mi-mi…. of DOre-MI-fa-SOL (Gr.L=groep 1, kl.l=groep 2). Hier zijn uiteraard heel wat variaties mogelijk met vocalises of melodieën. Even kort in de repetitie een beroep doen op bewuster luisteren door één toon of een samenklank af te stemmen, korte klankexperimentjes, speelse oefeningen bij het inzingen, maar ook eens van stoel wisselen… dat zijn allemaal mogelijkheden om de (samen)klank steeds opnieuw te bevragen. Ik hoop dat dit schrijven een inspiratiebron kan zijn om bewuster klank waar te nemen en op een speelse en experimentele manier op zoek te gaan naar een actievere auditieve betrokkenheid bij het musiceren. Ik wens jullie een boeiende ontdekkingsreis en hoop dat het andere tijdsbesef de repetities niet teveel laat uitlopen. ^ // KIM MEYNS Literatuur: ×× TOMATIS, Alfred A., Het bewuste Oor (uitg. Panta Rhei) ×× CRAEMER, Anette, Het boek van de Stem (uitg. Bres) ×× ROHMERT, Gisela, Der Sänger auf dem Weg zum Klang (uitg. Zeitschrift für Arbeitswissenschaft, Band 28) Volgende boekjes bevatten veel praktisch bruikbaar materiaal: ×× KRAMMER, Tijs, Eén en al oor. Luisteroefeningen voor koor en vocal group (uitg. Harmonia) ×× KRAMMER, Tijs, Meerstemmig inzingen (uitg. Harmonia)


/// ZINGEN ZONDER BEPERKINGEN

Zingen met een auditieve beperking Een goed ontwikkeld gehoor is essentieel voor een zanger. Gehoorverlies kan een einde maken aan het vrijwillige engagement als zanger in een koor. Toch is het wonderlijk wat slechthorenden met hun restgehoor nog kunnen waarnemen. Ook technische evoluties geven doven en slechthorenden heel wat nieuwe kansen. Heb je zangers met een auditieve beperking in je koor, dan is het zinvol met volgende tips rekening te houden.

×× Gebruik in je communicatie met of over doven en slechthorenden nooit de term ‘doofstommen’. Doven en slechthorenden beschouwen dat – volkomen terecht – als zeer denigrerend. ×× Maak het thema ‘gehoorverlies’ bespreekbaar in je koor. Zangers schamen zich meestal over hun gehoorverlies en durven er niet voor uit te komen uit vrees voor negatieve reacties binnen het koor. Stimuleer je zangers om erover te communiceren met de dirigent of het koorbestuur en verwijs hen door naar een audioloog of andere gespecialiseerde hulp. Aangepaste hoorapparaten maken dat je terug kan zingen in het koor! ×× Spreek in je contacten met doven of slechthorenden traag, met eenvoudige zinnen, articuleer goed en ondersteun je woorden met eenvoudige gebaren. Roepen helpt echt niet en maakt communicatie alleen maar moeilijker. ×× Zorg ervoor dat je mond goed zichtbaar is, want liplezen is voor doven en slechthorenden erg belangrijk. Hou dus geen handen voor je mond terwijl je spreekt of spreek daarom nooit met je rug naar een dove of slechthorende. Sta dus ook niet met rug naar een lichtbron want zo kan een dove of slechthorende je gezicht niet zien. Een goede verlichting van de repetitieruimte is voor doven en slechthorenden noodzakelijk want anders wordt het visueel contact belemmerd. ×× Communiceren in groep is voor doven en slechthorenden altijd bijzonder moeilijk. Zorg er daarom voor dat een dove of slechthorende altijd een goed visueel contact heeft met de rest van de groep en dat een vrijwilliger uit het koor voor begeleiding zorgt. Beperk ook het achtergrondlawaai want dat bemoeilijkt de communicatie. Betrek doven en slechthorenden actief in de gesprekken. ×× Doven en slechthorenden hebben het moeilijk met voornamen, familienamen, plaatsnamen en andere begrippen die plots in de communicatie opduiken. Je kan aan één van je koorleden vragen het vingeralfabet aan te leren om die woorden te spellen.

GETUIGENISSEN UIT DE KOORWERELD Stemband verzamelde enkele getuigenissen van zangers met gehoorverlies. Uit hun persoonlijke verhalen, geven we enkele anonieme fragmenten. “Sinds ik mijn koor moest verlaten, was mijn leven nooit meer wat het voordien geweest was. Ik verloor niet alleen een deeltje van mijn gehoor maar ook van mijn engagement, van mijn doelstellingen en zingeving, een stuk van de toekomst die ik nog voor me zag: het ontdekken van al dat muzikaal moois.” “Gehoorverlies en zingen is moeilijk te combineren. De moeilijkheden zitten vooral in het overnemen van een toon, zelf horen of je op toon zingt, … Gevolg is dat je het zelfvertrouwen mist om goed door te zingen. Ik ben alt, en heb dus meestal niet de melodiestem. Dat maakt het extra moeilijk.” “Het zingen in het koor ervaar ik voorlopig niet als erg problematisch omdat ik er voor mezelf een punt van maak om de stukken goed in te studeren met hoofdtelefoon van bestaande opnames en met de partituren in de hand. Waar ik het wel moeilijk mee heb, is de juiste begintoon vinden. Dan durf ik wel eens naar de ene of andere kant te leunen om te luisteren bij mijn buurvrouw.”

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 5


// ZINGEN ZONDER BEPERKINGEN

muziek EEN HOORAPPARAAT, WAAROM NIET? Getuigenis van Jean De Bosschere Zoals zoveel oudere mensen – en het treft blijkbaar meer mannen dan vrouwen – ging mijn gehoor de laatste jaren achteruit. Ik besefte het niet of wou het fenomeen niet aanvaarden, bang te worden uitgelachen… Dat was dom. Velen hebben een vals gebit en dragen een bril of gebruiken andere hulpmiddelen om het leven opnieuw wat aangenamer te maken. Dus waarom geen hoorapparaat? Na veel aandringen van mijn levenspartner bezocht ik begin 2008 het Revalidatie-centrum Sint-Lievenspoort vzw in Gent. Daar onderzocht een arts-specialist NKO mij, waarna het eigenlijke testen kon beginnen. Gedurende ongeveer vier maanden werd alles grondig onderzocht, totdat uiteindelijk de definitieve hoorapparaten konden worden geleverd. Het was een revelatie. Daar waar ik vroeger nog nauwelijks hoorde wat er gezegd werd, klonk alles nu helder en duidelijk. Toen ik mijn hoorapparaat voor het eerst aan had en het revalidatie-centrum verliet, passeerden er twee jongedames op de fiets: ik hoorde ze tot mijn eigen verbazing praten! Thuis hoorde ik de klok tikken. Ik hoorde mezelf terug praten. In het koor hoorde ik opnieuw de aanwijzigen van de dirigent en de muziek zelf klonk helder. Mijn hoorapparaat is bijna onzichtbaar aangebracht; daardoor realiseren velen zich niet dat ik er een draag. Het heeft een kleine periode van aanpassing gevergd, maar het was de moeite waard. Opnieuw geconfronteerd te worden met “normale geluiden” vergt wel wat geduld: het oorverdovende verkeer in de straten, een orkest dat op volle toeren draait (blazers, slagwerk, …). Je levenskwaliteit verbetert en de frustratie verdwijnt, omdat je niet steeds opnieuw moet vragen wat er gezegd werd. In een gezelschap zitten waar iedereen door elkaar praat, is nu minder stresserend. Mijn conclusie: als je gehoorverlies ondervindt, talm niet en beslis meteen er wat aan te doen. Het komt jou en je huisgenoten ten goede. Laat je echter niet verleiden tot goedkope apparaten en raadpleeg een professioneel gehoorcentrum.

6 // STEMBAND

“De andere koorleden waren niet op de hoogte. Ook de dirigent had overduidelijk niets door: tijdens de repetities voor een internationale wedstrijd verzocht hij de overige alten goed te luisteren naar mijn frasering. Mijn geschoolde stem was een voorbeeld voor de manier waarop hij het werk wilde horen. Een week later briefde iemand mijn auditieve beperking door aan de dirigent. Ik mocht meteen het koor verlaten als ik wou, hij zou het nog even aanzien! Plots werden alle onzuivere noten aan mij toegeschreven.” “Mijn dirigenten en medekoorleden weten het niet, ook omdat ik me wel wat schaam. Ik denk ook dat heel veel mensen gehoorproblemen banaliseren en al gauw zeggen: “Iedereen heeft dat!” of: “Als je niet goed hoort dan kan je ook niet goed zingen”. Ik herinner me de toenemende doofheid van mijn vader en ik vind het vreselijk dat veel mensen het niet begrijpen.” “De reacties in het koor waren goed. Het heeft lang geduurd voor mensen afwisten van mijn gehoorverlies. Omdat ik voelde dat ik (onbewust) aangekeken werd als ik fout zong, besloot ik om onze nieuwe dirigent onmiddellijk in te lichten over mijn gehoorschade. Hij heeft heel professioneel gereageerd. Hij vroeg hoe hij mij kon helpen en elke repetitie opnieuw houdt hij er rekening mee. Ik heb een vaste zitplaats in het koor, tonen worden niet in akkoord gegeven,… Op een jaar tijd is mijn zelfvertrouwen echt toegenomen.” “Tijdens de repetities en concerten moet ik me voortdurend concentreren en dat is een grote inspanning. Maar voorlopig loont die inspanning nog. Mocht ik teveel moeilijkheden ondervinden dan stop ik met zingen.” ^


// PROJECT

Zingen doe je samen

Het Hearts in Harmony Festival stelt verschillende inclusieve zangprojecten aan je voor. In workshops, lezingen en toonmomenten ervaar je hoe mensen met en zonder beperkingen samen kunnen zingen en musiceren. Er is speciale aandacht voor mensen met een auditieve beperking en voor mensen met dementie. Binnen- en buitenlandse praktijkvoorbeelden komen aan bod, het Liverpool Signing Choir en De Betties verzorgen het openingsconcert. Dit en nog veel meer vindt plaats op 29 en 30 november 2013 in AMUZ en Elzenveld in Antwerpen.

OPENINGSCONCERTEN

Met Hearts in Harmony laat de internationale koorwereld zien dat samen zingen geen beperkingen kent. Integendeel, het kan mensen met beperkingen op een nieuwe, creatieve manier bij muziek betrekken. Na edities in Frankrijk, Spanje, Zweden, Hongarije en Noorwegen komt Hearts in Harmony voor de eerste keer naar België.

BINNEN- EN BUITENLANDSE PRAKTIJKVOORBEELDEN

Voor velen is zingen, sàmen zingen, een echte passie. Koren brengen mensen samen ongeacht hun leeftijd, geslacht, culturele achtergrond, sociale status, opleiding of beperkingen. Iedereen die wil zingen is van harte welkom in een koor. Niet dat die stap altijd zo evident is. Een mentale of fysieke beperking kan een belemmering zijn om samen te zingen. De koorwereld wil dat soort drempels wegwerken. Waarom niet samen zingen met mensen met dementie als je weet dat ze dan gemakkelijker contact leggen met hun omgeving? Ook gebarentaal en gezongen taal gaan perfect samen. Studenten in de zorg, verplegers, animatoren, zorgverstrekkers, vrijwilligers, zangers, bestuursleden, dirigenten en andere geïnteresseerden zijn van harte welkom. In een reeks van workshops, lezingen en concerten kan je leren hoe je zelf met die doelgroepen samen kan zingen.

Het festival wordt geopend op vrijdag 29 november 2013 met een schitterend concert in AMUZ. Het Liverpool Signing Choir is het toonaangevende Engelse inclusieve koor van dove en horende jongeren dat optrad tijdens de slotceremonie van de Olympische Spelen in Londen. De Betties is het koor van mensen met dementie, dat samen met de Britse rockband Muse op het podium stond van het Sportpaleis te Antwerpen in het kader van de actie ‘Music for Life 2012’ van Studio Brussel.

Koor&Stem nodigt nationale en internationale experten uit om te tonen welke initiatieven er in verschillende Europese landen worden genomen om mensen met beperkingen bij zang en muziek te betrekken. Micha Stafford (Frankrijk) leidt een workshop over het dirigeren van een koor met mensen met beperkingen; Hanne Deneire (België) spreekt over zingen met mensen met dementie; Catherine Hegarty (Groot-Brittanië) leert de deelnemers inclusief zingen met doven en slechthorenden; Ellen Lundereng (Noorwegen) geeft een lezing over gebarenzang in een inclusieve koorgemeenschap; Cesar Mauri (Spanje) stelt software voor om te musiceren met mensen met beperkingen en Bogdan Djakovic (Servië) presenteert een aantal inclusieve ervaringen uit Servië. Op het slotmoment stelt Koor&Stem nog drie projecten voor die zeker tot de verbeelding zullen spreken. Het project Double Voie, een samenwerking tussen het koor Dudoka uit Gent en individuele zangers met beperkingen, wordt aan het publiek voorgesteld. Kinderkoor Shanti! Shanti! uit Brussel en Antwerpen geeft een enthousiast concert. Als afsluiter is er de wereldpremière van een nieuwe compositie La noche sin estrellas (Sebastiaan van Steenberge, Jan Coeck), gecreëerd door het Antwerps Kathedraalkoor samen met het inclusieve koor Gelijkgestemd van de MPI Oosterlo uit Geel. www.heartsinharmony.be

Het Hearts in Harmony Festival wordt gerealiseerd met de medewerking van House of Music, Conservatorium Antwerpen, MA’GO Muziekacademie van het Gemeenschapsonderwijs, AMUZ, Labo Plus, KuMen vzw, het Expertisecentrum Vlaanderen vzw en Platform-K.

Het project kreeg de steun van de Vlaamse Overheid, Cera Antwerpen, het Elia Fonds en het ING Mecenaatsfonds, beiden beheerd door de Koning Boudewijnstichting, Stad Antwerpen, de Provincie West-Vlaanderen, de Provincie Limburg en de Provincie Antwerpen.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 7


- 25 jaar Koorlink -

Wanneer de kwaliteit van het koorzingen er in Vlaanderen de jongste decennia sterk op vooruit is gegaan, is dat in niet geringe mate te danken aan het organisatie- en wervingswerk van Koorlink, voorheen Prom Audite Nova. De organisatie bestaat nu 25 jaar, een mooie reden om even terug te kijken en vooruit te blikken. We doen dat met Jos Lams (JL), Kamiel Cooremans (KC) en Patrick Van Looy (PVL). Heren, een kleine historische schets lijkt bij deze gelegenheid onontbeerlijk. ×× KC: “Het is begonnen in de jaren ’80 in het kader van het Antwerpse koor Audite Nova. We wilden het koor concertgelegenheid geven en in één moeite door, als neveneffect eigenlijk, ook andere koren aan ons publiek tonen. Ik dacht: als we nu eens om de maand een mooie eredienst konden verzorgen, met wat polyfonie bijvoorbeeld…” Die gewoonte bestond nog niet? ×× KC “Neen. En het kwam er ook nadien niet van: je moet rekening houden met de pastoor, temperatuur, erediensten,… We hadden echter ook de behoefte om voor het koor een organisatorische ondersteuning te zoeken, zodat het niet louter van uitnodigingen afhankelijk zou zijn. Ik had iets tegen de traditionele visie op een koor, die nu nog steeds hier en daar leeft: een decoratief element bij speciale vieringen, als intermezzo tussen twee spreekbeurten, altijd kort en alstublieft niet te moeilijk (lacht). Ik dacht: als we nu eens een kader konden scheppen waarin een koor een samenhangend programma naar eigen zin zou kunnen brengen. Dat idee heeft even gesudderd, tot het vrijkomen van het Elzenveld de zaak in een stroomversnelling bracht.” Door de restauratie? ×× KC “Ja, maar vooral door de vrijgave van de kapel als concerten niet meer louter liturgische ruimte. We waren de eerste huurders, het tarief was treffelijk. We vatten het plan op om met een concertcyclus A Capella te beginnen. Maar die kon-

8 // STEMBAND

den we natuurlijk niet vullen met alleen het liefhebberskoor dat Audite Nova was. Eén programma van een uur voorbereiden was in een seizoen al werk genoeg; zes concerten vullen was onmogelijk. Collega’s uitnodigen leek een evident idee.” ×× PVL “Koren kregen daardoor de gelegenheid om buiten hun eigen werking om naar buiten te treden. Het kwam destijds heel weinig voor dat een koor ergens werd uitgenodigd om te komen zingen. Wat deed je dus? Repeteren en in eigen beheer een concert geven voor het plaatselijke publiek. Met de ACapellaconcerten kwam daar verandering in.” ×× KC “De algemene voorwaarde was: je brengt een programma waar je achter staat, dat je misschien nergens anders kwijt kan en dat een zekere samenhang heeft. Dat kon een thema zijn, een componist, een periode,… Voor de rest was men vrij. We hielden ons afzijdig van wat toen weliswaar sterk leefde: de authentieke interpretatie van oude muziek.” ×× JL “Als het maar kwalitatief in orde was.” ×× KC “Capilla Flamenca was een van onze eerste gasten. Dat waren niet eens echte collega’s van Audite Nova, want het was een professioneel ensemble. Dat was overigens een hele kwestie: vragen we uitsluitend liefhebbers of ook professionelen? Het werd een mix. Voor de promotie van het initiatief hebben we veel steun gekregen van BRT3, de toenmalige klassieke radio. Vic Nees, die het omroepkoor leidde, zei: “Kamiel, je moet ons uitnodigen, want mijn koor zingt voortdurend in de studio en het heeft nood aan contact met een publiek”. Dus kwam het BRT-koor gratis zingen. Als tegenprestatie mocht de omroep onze concerten opnemen. Zo werd Het Koorleven in Vlaanderen zo’n beetje onze spreekbuis op de radio. Niet alles werd opgeno-


/// INTERVIEW

Een van mijn grote voorbeelden was Gottfried Wolters: hij werkte met het hele koor, in plaats van altijd partieel te repeteren men - en niet alles wat opgenomen werd was de moeite waard. Maar op die manier leefde het wel.” Het BRT-koor kwam dus gratis. Maar dat deed natuurlijk niet iedereen. Hoe zag de werking er dan precies uit? ×× JL “We gaven altijd een honorarium, dus moesten er inkomsten zijn. Aanvankelijk kwamen die van mecenassen. Maar zo’n cyclus kan op termijn alleen overleven met een vast publiek, dat wil zeggen met abonnees. Daartoe werd het A Capella Genootschap in het leven geroepen: abonnees konden voor een mooie prijs de zes concerten volgen. Dat werkte zo goed dat het op termijn de belangrijkste bron van inkomsten werd. Later zijn we dan ook naar de subsidiënten gestapt: de Provincie Antwerpen, die ons snel structureel heeft gesteund, en Vlaanderen, dat eerder projectmatig heeft gesubsidieerd.” Ik stel me voor dat het met de persbelangstelling intussen minder is geworden. ×× KC “Het VRK is onafhankelijk geworden van de omroep, en de VRT capteert niet meer. En kregen we destijds belangrijke steun van de Antwerpse geschreven pers, is die nu onbestaande. Kan u zich voorstellen dat we toen persconferenties hielden die werden bijgewoond (lacht)? Maar goed, de steun van de pers hebben we ook niet echt meer nodig.” Omdat Koorlink voldoende op zichzelf draait? ×× KC “Inderdaad. Destijds moesten we echt zoeken naar goede koren. Vandaag kunnen we ons de luxe veroorloven om te kiezen uit de koren die zich aanbieden.” ×× JL “Zelfs professionelere koren bieden aan om te komen zingen, allicht omdat ze weten dat ze bij ons een publiek vinden dat zelfs voor moeilijkere programma’s openstaat: onbekende oude of hedendaagse muziek, soms zelfs creaties. Breng je die als eenmalig project, dan komt er niemand opdagen. Omdat het bij ons ingebed is in een reeks, en omdat de abonnees weten dat we kwaliteit brengen, werkt het wel. Psallentes, toch een hoog gekwalificeerde groep, komt graag. Het Vlaams Radio Koor komt graag.” Mag ik daaruit concluderen dat het met het Vlaamse koorleven uitstekend gaat? ×× JL “Vast en zeker. De kwaliteit van de koren is er sterk op vooruit gegaan.” ×× KC “U staat er zelf in. U weet toch ook hoeveel beter het is geworden?”

Nee, dat weet ik niet. Ik kan zien dat er vandaag degelijke projecten bestaan, maar de vergelijking met ‘vroeger’ kan ik, prille veertiger, niet maken. ×× JL “Wij vinden nog altijd elk jaar nieuwe koren die goed zijn. Dat zegt op zich toch al veel?” ×× KC “Er wordt veel beter gezongen dan 25 jaar geleden.” ×× PVL “Er is een bredere groep van koren die kwaliteit bieden.” Waarmee hangt dat samen? Met een betere opleiding voor dirigenten? ×× KC “Dat heeft er zeker mee te maken. Ik heb het jaren gedaan, maar ik was een amateur, he. Ik heb wat orkestdirectie gevolgd, maar voor de rest alleen gekeken en geluisterd naar anderen. Vandaag is er een volwaardige vorming. Een tweede aspect is het volgende: toen ik meer dan 50 jaar geleden begon, was koorzang iets voor leken, voor het gewone volk, maar toch zeker niet voor conservatoriumstudenten en muzikanten? Wel, die mentaliteit is fundamenteel veranderd. Nu zijn er mensen die opgeleid worden als zanger en toch bereid zijn om in een ensemble te functioneren.” Ik ben verbaasd. Ik zou denken dat er een ‘goede oude tijd’ bestond, toen zingen nog gekoesterd werd, en dat de moderne tijd een beetje meewarig naar koor en samenzang kijkt. ×× KC “Ik heb lang samenwerkt met Vic Nees. Wij hebben ons precies afgezet tegen het parochiale zingen, het gemeenschapszingen in het Sportpaleis, de stapliederen, de magere bewerkingen van volksliederen. We haalden inspiratie uit wat toen in Duitsland gebeurde. Een van mijn grote voorbeelden was Gottfried Wolters: hij werkte met het hele koor, in plaats van altijd partieel te repeteren, geïsoleerd van de andere stemmen. Wij zetten ons af tegen het romantische repertoire: dat was eigenlijk een beetje de grond van de Vlaamse koorbeweging. Er waren er nog hoor: Leo Van Nevel, de vader van Erik. En Hans Dirken van de Halewynstichting.” Het was dus een beetje zoals in de rest van de muziekwereld, maar dan in het klein: herwaardering van oud repertoire aan de ene kant, nieuwe muziek aan de andere kant, vaak door dezelfde musici gebracht, in een gedeelde afkeer van de hegemonie van de romantiek. ×× KC “Absoluut. Wij zongen polyfonie. Maar geen Brahms.”

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 9


/// 25 JAAR KOORLINK

Kamiel Cooremans

Ook wel jammer, eerlijk gezegd. ×× KC “Natuurlijk. We hebben ons feestelijk vergist. Waar we ons ook in vergist hebben, is de zangstijl. Toen wij als jonkies begonnen, moest alles clean zijn. Zonder vibrato, niet te luid, niet te zacht. Waarom? Amateurs kunnen niet luid en niet zacht zingen. Alles was een beetje grijs, en daar zijn we langzaam uit geëvolueerd.” ×× PVL “Het ene heeft het andere nodig. Om van die overromantische gewoonten af te raken, was er een soort clash, een overdrijving nodig. Als je vanuit die ascese terug naar Brahms gaat, dan klinkt hij anders, he.” ×× KC “Dan is hij gelouterd (lacht).” ×× JL “Onze cyclus werd gekenmerkt door veel moderne en Vlaamse koormuziek. De koren zongen haast geen barokmuziek meer en dat had een reden: de oude muziekbeweging vaardigde uit dat je Bach alleen nog met kleine groepen mocht brengen, en de grote koren bleven er af. Dat was eigenlijk zonde. Barokmuziek door amateurkoren: dat hebben we de laatste 25 jaar echt niet vaak gehoord. Nochtans zijn we met Koorlink in Vlaanderen, uiteraard op festivals en wedstrijden na, de enige concertorganisator voor koren.” Dat is vreemd, als het er toch zo goed mee gaat. Het koor blijft toch wel een stiefmoederlijk behandeld medium in het geheel van het klassieke aanbod. ×× KC “Het is een klein segment, he. Altijd geweest.” ×× PVL “Je moet ook beseffen dat, hoewel we het nu over een behoorlijke toplaag van koren hebben gehad, er ook nog altijd vele andere zijn. Koren van bedenkelijke kwaliteit bepalen nog dikwijls de geringe populariteit of waarde die koorzang wordt toegedicht. Veel mensen komen nog niet in contact met de betere koren. En de media volgen het niet; je vindt er nergens wat van terug.”

10 // STEMBAND

Jos Lams

Patrick Van Looy

De media volgen van klassieke muziek ongeveer niks meer. ×× PVL “Dat is alleszins een van mijn motieven om me voor Koorlink in te zetten. Toen Kamiel mij op een dag belde – op aansturen van de Provincie, die graag een meer verspreide werking wilde - met de vraag of ik geen manier zag om Koorlink ook elders dan in Antwerpen zelf te introduceren, dacht ik: hoe eerder hoe liever, als het maar de kans vergroot dat mensen betere koren kunnen horen. Wat ik nu toch al enkele jaren zie: we halen de Koorlink-concerten naar Tielen, een godvergeten dorp in de Kempen, en dan komen er mensen, vaak hoog opgeleid, naar me toe en zeggen; wij wisten hoegenaamd niet dat er zo iets bestond!” Een schoolvoorbeeld van keeping up the good work. Hoe moet het eigenlijk verder? H oe ziet u de toekomst tegemoet? ×× JL “Jonge mensen die willen zingen vind je altijd wel. Aflossing van de wacht vinden aan de organiserende kant dat is een ander paar mouwen; we worstelen er dan ook al enkele jaren mee. We zien stilaan beterschap, maar vergeet niet dat wij voor een groot deel zeventigers en tachtigers zijn…” ×× KC “Ik ben overjarig. Mijn houdbaarheidsdatum is overschreden (lacht en lurkt aan zijn sigaar).” ×× JL “Volgens mij zou de opvolging veel beter verzekerd zijn als Koorlink Hasselt, Gent en Brugge zouden bestaan. Een uitgebreidere werking is nodig om de kans groter te maken dat genoeg mensen na hun tijd als zanger niet gewoon verdwijnen, maar zich voor organisatie en logistiek gaan inzetten. Dat dit minder evident geworden is, lijkt me toch een beetje een tekens des tijds.” ^ // RUDY TAMBUYSER


/// PROJECT

Ambassadeurs voor zang Het onderzoek ‘A voice for vocal training’, een onderdeel van VOICE-project van de European Choral Association-Europa Cantat, is afgerond. De resultaten zijn beschikbaar in een uitvoerig rapport dat terug te vinden is op de site van Koor&Stem. De resultaten van dit onderzoek zijn belangrijk voor iedereen die toekomstgericht wil nadenken over de evolutie van de koorwereld. Graag geven wij daar enkele beschouwingen en bedenkingen bij. Kinderen en jongeren hebben vandaag meer dan ooit toegang tot muziek en beluisteren heel veel vocale muziek. Wie de selectie op de iPod’s en mp3-spelers van kinderen en jongeren analyseert, staat versteld van de grote diversiteit aan liedjes die zij beluisteren. De vocale cultuur is dus zeker niet weg maar heeft een andere gedaante gekregen. Kinderen en jongeren beleven die vocale cultuur actief én passief maar in een belevingswereld die ver weg staat van koor- en samenzang. De perceptie leeft dat er een breuk is ontstaan tussen de vocale cultuur waar kinderen mee opgroeien en de koorcultuur. Er zijn natuurlijk tekenen die erop wijzen dat er zich de laatste decennia een belangrijke verschuiving heeft voorgedaan. Waar het onderwijs en de parochies vroeger de natuurlijke voedingsbodems waren voor de ontwikkeling van een koorcultuur, is dat lang niet meer zo. De voortschrijdende ontkerkelijking zorgt ervoor dat kinderen en jongeren veel minder in contact komen met de kerk, een instituut dat in het verleden de samenzang- en koorcultuur heeft gestimuleerd. Tegelijkertijd zien we ook dat kinderen in de kleuterscholen en het lager onderwijs steeds minder samen zingen en dat die zangsessies niet altijd even kwaliteitsvol worden ingevuld. Samen zingen en zeker koorzang is voor heel wat kinderen en jongeren geen natuurlijk expressievorm meer.

Het is dus niet verwonderlijk dat heel wat koren klagen over hun problemen met de werving van nieuwe leden. Hoe slaag je erin om kinderen en jongeren te motiveren om in koor te zingen als daarrond geen cultuur is opgebouwd? Binnen de koorwereld leeft de perceptie dat vooral het onderwijs te weinig doet om die koorcultuur in ere te herstellen. Iedereen kent het verhaal: te weinig aandacht voor muziek en zang in de lerarenopleiding, dus te weinig competenties bij de leerkrachten met als gevolg dat er niet of veel te weinig met kinderen wordt gezongen. Zelfs al zou dit verhaal waar zijn, dan is het een heel eenzijdige benadering van het probleem. Bovendien wordt er met de vinger gewezen naar het onderwijs terwijl de koorwereld zelf de ambassadeur van het zingen zou moeten zijn. Neemt de koorwereld die rol op? Ontwikkelen koren en koororganisaties vernieuwende en innoverende initiatieven om het zingen met kinderen en jongeren te stimuleren? Het onderzoek ‘A voice for vocale training’ heeft zich die vragen gesteld. Aan 200 experts in Europa vroegen we ons informatie te bezorgen over kwaliteitsvolle initiatieven die een impuls aan zingen geven. We kregen 65 reacties uit 21 Europese landen en we verzamelden 113 verschillende initiatieven op het gebied van zingen met kinderen binnen en buiten de klassieke wereld van de kinder- en jeugdkoren.

De meerderheid van de reacties was verrassend genoeg niet afkomstig uit de koorwereld. Vooral culturele organisaties blijken daarin actief, gevolgd door muziekscholen en universiteiten. Het aandeel van de koorwereld is in vergelijking daarmee vrij beperkt. Hoewel er binnen de koorwereld heel veel kennis en ervaring aanwezig is i.v.m.zingen, in het bijzonder zingen met kinderen, blijkt onze wereld niet meteen gemotiveerd om die kennis door te geven aan het onderwijs en andere culturele actoren. Als we de projecten inhoudelijk bekijken, dan moeten we vaststellen dat in slechts een kwart van de projecten de koorwereld actief betrokken is. Het zijn meestal projecten waarin de koorwereld samenwerkt met het lager onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat de koorwereld nauwelijks toegang heeft tot de lerarenopleiding en daar eerder sporadisch initiatieven ontwikkelt. Het zijn vooral culturele centra, muziekeducatieve organisaties, muziekscholen, orkesten en overheidsinstellingen die heel verschillende initiatieven ontwikkelen om met kinderen te zingen. Ten slotte valt het op dat ook onderwijswereld zelf niet heel actief is in de ontwikkeling van innoverende en inspirerende zangactiviteiten met kinderen. Op basis van dit cijfermateriaal zouden we kunnen besluiten dat de koren en koororganisaties zich buiten de koorwereld niet echt profileren als ambassadeur van zingen met kinderen en die taak

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 11


/// A VOICE FOR VOCAL TRAINING

veeleer overlaten aan andere culturele actoren. We formuleren dit besluit op een voorwaardelijk wijze omdat er nog meer en dieper onderzoek noodzakelijk is om die conclusie wetenschappelijk te onderbouwen. Wie de koorwereld echter grondig kent, weet dat koren zich meteen aangesproken voelen wanneer het gaat over de kwaliteit van het zingen in het onderwijs. Zijn zij hier ongevoelig voor of missen ze gewoon de vaardigheden om succesvolle samenwerkingsverbanden met het onderwijs te ontwikkelen? Het laatste is wellicht meer richting de waarheid. Uit de 113 initiatieven van zingen met kinderen, selecteerde Koor&Stem 30 goede praktijkvoorbeelden die uitgebreid worden voorgesteld op de website van Koor&Stem. Elk van die voorbeelden heeft een eigen specifieke aanpak voor het zingen met kinderen, maar toch kunnen we hier een aantal succesformules herkennen. ×× Veel initiatieven richten zich rechtstreeks op leerkrachten in het lager onderwijs en spelen in op de vraag van leerkrachten naar ondersteuning op het gebied van stemvorming, liedrepertoire, zangtechniek en lieddidactiek. ×× Een beperkt aantal initiatieven tracht studenten in lerarenopleiding te coachen door hen vooral veel samen te laten zingen. Zo laten ze jongeren ervaren hoe leuk en eenvoudig het is om samen te zingen.

12 // STEMBAND

×× Steeds meer impulsen rond zingen met kinderen worden gegeven vanuit digitale platformen. Daarvan zijn in het buitenland heel interessante voorbeelden te vinden waarmee duizenden scholen bereikt worden. Het project ‘Sing Up’ uit Engeland is op dat gebied toonaangevend. De ontwikkelingskosten voor een dergelijk platform liggen echter zeer hoog zodat dergelijke projecten alleen kunnen gerealiseerd worden indien de overheid of private sponsors mede de nodige middelen ter beschikking stellen. ×× Schoolkoren blijven wellicht de beste manier om een echte zangcultuur in het onderwijs te creëren maar jammer genoeg loopt het aantal schoolkoren sterk terug. Het traditionele schoolkoor is vandaag om diverse redenen moeilijk in te passen in de werking van een school. Veel initiatieven gaan daarom op zoek naar nieuwe en innoverende invalshoeken om scholen te kunnen omtoveren tot zingende scholen. ×× Zingen is een uitgelezen instrument om kinderen kennis te laten maken met allerlei kunstvormen. Heel wat organistoren gebruiken dat idee als uitgangspunt voor de ontwikkeling van boeiende samenwerkingsverbanden rond brede participatieprojecten. Zij creëren daarmee een zeer breed maatschappelijk draagvlak voor zingen met kinderen.

Voor lokale koren zijn veel van de voorgestelde goede praktijkvoorbeelden niet echt haalbaar. Het zou ook geen goed idee zijn om die voorbeelden klakkeloos te gaan kopiëren. In de voorbeelden die we hebben verzameld, zitten echter wel een heel hoop boeiende en inspirerende ideeën die elk koor kan aanzetten tot enige kritische zelfreflectie. Hoe zijn de contacten van ons koor met scholen in onze regio? Kennen we de directies en de leerkrachten van de scholen? Kunnen we als koor inspelen op de behoeften die in de school leven op het gebied van zingen? Is het zinvol om met het koor initiatieven te ontwikkelen waarin kinderen actief kunnen participeren? Hoe kunnen we daarvoor lokale partners motiveren? Onderhouden we goede contacten met de kinderkoren in onze regio en betrekken we hen bij onze werking? Er zijn zoveel vragen en er is nog veel te doen. We hopen dat het onderzoek ‘A Voice for vocal training’ dit denkproces op gang kan brengen. Wie meer wil weten, raden we aan om het rapport ‘A voice for vocal training’ te lezen en goede praktijkvoorbeelden te bekijken op de website van Koor&Stem. ^ // KOENRAAD DE MEULDER www.thevoiceproject.eu  www.koorenstem.be/  avoiceforvocaltraining


AAN DE SLAG

/// GENRE

HET MOOI GEHEIM DER DAGELIJKSE DINGEN “It’s the simple things that really matter,” schreef de Britse filosoof Bertrand Russell en daaraan heeft ook Dries Bogaert gedacht toen hij Het mooi geheim der dagelijkse dingen schreef. En waar ligt dat geheim? In elke strofe vind je een verwijzing naar muziek: een lustig liedje, een jodelende vink, een beiaardzang en de stem van een trom en een klarinet. Al bij al klinkt de tekst wat gedateerd, met enkele wollige en gezochte ‘hunkeringen’, maar door de strakke jambische verzen en de klankwaarde blijft hij behoorlijk zingbaar. Goed voor Lode Dieltiens (°1926) om er een stemmig strofisch lied van te maken.

MELODIE Het is nuttig eerst met het hele koor de melodie door te zingen, om zowel de tekst te proeven als de opbouw van het lied te ervaren. Het lied vangt aan met een lange gedragen zin die in lichte variatie wordt herhaald. Daarna volgen kortere melodische motieven mekaar op, klimmen naar een hoogtepunt en leggen zich daarna rustig neer. Het komt eropaan de eerste zin goed te fraseren en vooruit te denken. De koorleden moeten van bij de eerste noot weten waar ze naartoe evolueren. Het tweede deel, vanaf Ik hoorde lichte stappen…, vraagt om de spanning op te voeren naar de hoge fa-kruis. Inmiddels moet je erop letten dat de ademhalingsmomenten onhoorbaar blijven, om de voortgang van het lied niet te hinderen.Bij de eerste lezing zal blijken dat de dalende lijn in maat 3 veel beheersing vergt, en dat het begin van het tweede deel, maat 10, onmiddellijk waakzaamheid vraagt door de wijzigingstekens die het karakter verhevigen.

fen dalend octaaf. Die bas moet in m. 5 en 6 alert een gewaagde sprong afronden met een duidelijk kleurende sol-kruis. Het eerste deel gaat netjes liggen, maar het koor moet echt wel voldoende stuwing behouden, opdat de sopraan expressief zou kunnen aanzetten na het spanningsrustje in maat 10. Van dan af kan een verkenning per twee stemmen, sopraan-alt en tenor-bas, het gehoor van de zangers aanscherpen, zodat iedereen de harmonische rijkdom van het lied blijft (leert) doorzien. Let erop om de ademhaling voor de opmaat naar maat 14 zo organisch mogelijk te laten verlopen en het akkoord van de opmaat goed te verzorgen. Mooi is daar de tenorstem die zijn inzet even uitstelt en dan de melodie uit maat 10 herneemt.

DYNAMIEK De partituur bevat geen dynamische aanduidingen. Vooraan staat enkel ‘rustig’. De loop van de melodie en de tekst geven gelegenheid om het lied dynamisch te laten leven. De korte, stijgende progressies vanaf maat 10 vragen om een hogere intensiteit en een bewuste articulatie van stafrijmen en klankherhalingen komt eveneens de dynamiek ten goede. Denk maar hoe expressief een vers kan klinken als: “Een bliksemlicht verkleurde mijn palet lijk kletterende trommen en een klarinet hun stemmen om een zilvren toren dwingen.”

FERMATE Het lied telt drie strofen, kent enkele probleemloze maatwisselingen en heeft op de laatste noot van iedere strofe een fermate. Het is het beste om het koor de eerste twee keren de melodie lichtjes vertraagd neer te laten leggen om in een organische beweging de nieuwe strofe aan te vatten. De fermate wordt dan opgespaard voor het slot. Melodisch zeer fraai en harmonisch een parel. ^

Het mooi geheim der dagelijkse dingen

// PATRICK VAN LOOY Text: Dries Bogaert

[

W Rustig ! W 43 C

SAMENKLANK De schriftuur van de partituur oogt eenvoudig, maar al gauw blijkt hoe verrassend rijk de harmonie is. Daarom is het belangrijk dat alle stemmen zeer precies intoneren en de zinnen de juiste spanning meegeven. Enkele bijzondere aandachtspunten werpen zich op: de tenor zal in maten 3 en 4 zijn dalende sprongen goed moeten steunen, terwijl de bas in maat 3 een verrassende wending mag afsluiten met een precies getrof-

LODE DIELTIENS

1. Ik 2. In 3. En

W ! W 43 WW

1. Ik 2. In 3. En

43

C

# WW 3 4

C

Õ! ]

C

1. Ik 2. In 3. En

1. Ik 2. In 3. En

g

C

g

g

meen - de ’t al ver ’t mor -gen - licht: het toen het twee - licht

g

C

C

meen - de ’t al ver ’t mor -gen - licht: het toen het twee - licht

C

g

C

g

C

h

C

h

C

C

g

-

C

h

meen - de ’t al ver ’t mor -gen - licht: het toen het twee - licht

h

-

g

g

g

C

C

C

C C

C

C

C

g

g

meen - de ’t al ver ’t mor -gen - licht: het toen het twee - licht

-

-

lo - ren kraai - en langs de

C

C

C

C

lo - ren kraai - en langs de

lo - ren kraai - en langs de

C

C

lo - ren kraai - en langs de

C h

Music: Lode Dieltiens (º1926)

g C

en voor van een wan - den

g

C

g

C

en voor van een wan - den

C

h

g

-

C

-

g

en voor van een wan - den

-

h

h

C h

g

C

g

C

bij iets als een ver - re haan en snel - le paar - den sloop en heim - wee ’t moe - de -

g

C

C

h

en voor van een wan - den

C

-

C

C

C h

g

C

g

C

g

C

g

C

g

C

bij iets als een ver - re haan en snel - le paar - den sloop en heim - wee ’t moe - de -

C

C

C

h

h

h

g

C

C

C

h

h

bij iets als een ver - re haan en snel - le paar - den sloop en heim - wee ’t moe - de -

h

C

h

C

C

g

h

C

h

C

C

g

bij iets als een ver - re haan en snel - le paar - den sloop en heim - wee ’t moe - de -

[ DRIEMAANDELIJKS gi g KOOR&STEM g // ,TIJDSCHRIFT W g g VAN g g g g C C C C C ! W C C C O C C C C C C h

4

heu - ge - nis - hoe - ven op - lo - ze hart

van mei… de baan, be - kroop:

Toen het een

vond ik in het jon - ge klep - pen bei - aard - zang van

mid - del - punt der van de don - k’re win - nen en van

13


/// GENRE

ASSUMPTA EST MARIA IN CAELUM

GERT AMERLINCK

Op de tekst van het Offertorium uit de Dagmis van Maria Tenhemelopneming (15 augustus) schreef de jonge Vlaamse componist en organist Gert Amerlinck (°1988) een goed zingbaar feestlied voor driestemmig gemengd koor (S-A-Bar) met een ondersteunende orgelbegeleiding.

TER ERE VAN MARIA Assumpta est Maria in caelum Maria is opgenomen ten hemel gaudent angeli de engelen verheugen zich collaudantes benedicunt Dominum, Alleluia zij prijzen en zegenen de Heer, Alleluia

EENVOUDIGE STRUCTUUR Amerlinck is uitgegaan van een eenvoudige structuur A-A’Coda, waarbij de melodie in de sopraanstem een tweede maal klinkt in de mannenstem, zij het met een gewijzigde aanhef en voorzien van een andere tekst. Dat werkt tijdsbesparend bij het repeteren. A bestaat uit een zin van negen maten met drie korte geledingen, namelijk maat 1 tot en met maat 3; maat 4 – maat 5 en vervolgens de vier resterende maten. Aangezien de partituur geen dynamiek oplegt, krijgt de uitvoerder wel enige vrijheid. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat je mf begint, crescendo maakt vanaf maat 4, gevolgd door een diminuendo in de maten 8 en 9. A’ bestaat uit een zin van zes maten ingedeeld in vier en twee maten. Uiteraard zal hier dynamisch onderscheid worden gemaakt tussen de twee vrouwenstemmen en de mannenstem die hier de belangrijkste lijn mag zingen. Laat die melodie bij de heren goed uitkomen. De coda kan je beschouwen als een zin van acht maten die symmetrisch ingedeeld werd in twee geledingen van telkens vier maten waarbij de eerste zin Assumpta est Maria als een kleine cantus firmus (CF) wordt voorgesteld wat dit werkje een feestelijk slot bezorgt.

14 // STEMBAND

DE MOEILIJKE PASSAGES Wees aandachtig en voorzichtig bij het zingen van de chromatiek in maat 2-3 / 6 (bas); maat 9-10 /18-19 (alt). Repeteer vooral de twee akkoorden in maat 9-10: laat de akkoorden van Fis groot en Re groot even in lange akkoorden na elkaar klinken.   Verzorg de do-hersteld bij de sopranen in de dalende melodische lijn in maat 15 met opmaat (benedicunt Dominum) en breng ze niet extra onder de aandacht. Het Alleluia vanaf maat 16 krijgt in de eerste 4 maten mooie kleurakkoorden die problematisch kunnen zijn. Repeteer eerst de alt en basstem samen omdat op elke eerste tel van de maat (vanaf maat 16) de kleine tertssamenklank vertrouwelijk klinkt. Eventueel laat je de alten elke eerste noot als hele noot zingen zoals bij de bas (tot en met de eerste tel van maat 20). Vervolgens laat je de alt haar eigen stem zingen en uiteindelijk voeg je de sopraan toe. Let op dat de re-kruis in maat 17 voldoende hoog klinkt!  In het slotakkoord heeft de componist een toegevoegde kleur voorzien nl. de do-kruis in de tenor wat het geheel bijzonder maakt. Let op dat de tenoren die toon niet te hoog zingen.

LAAT DE MUZIEK STROMEN Zing de klinkers gestroomlijnd in de syllabische behandeling van de eerste zin zodat het legato ook meteen vorm krijgt. De melodische beweging mag niet stilstaan: laat de muziek stromen in het legato-zingen om zo een marciaal karakter te vermijden. ^ // LUDO CLAESEN


KRAK! HANS HELSEN Krak! werd geschreven in het kader van Pluis het uit, een knotsgek multimediaal project van Koor&Stem op maat van kinderen uit de tweede graad van de lagere school. Het artistieke team achter Pluis het uit bestaat uit componist Hans Helsen (°1989), illustrator Joey Stijven (°1987) en tekstschrijver Sien De Smet (°1990). Speciaal voor deze koorpagina bewerkte de componist het lied voor kinderkoor. Pluis het uit is een levende puzzel. Aan de hand van een verhaal leren de kinderen personages van allerlei pluimage kennen. Dit lied hoort bij het oogbegaafde uilskuiken, een geniaal vogeltje dat niets liever doet dan aartsmoeilijke vraagstukken oplossen. De tekst van Krak! is een raadsel. Als de kinderen het lied volledig kennen, kunnen ze het raadsel oplossen.

HET LIED UITGEPLUISD Krak! heeft de structuur van een popliedje. Als dirigent en/of begeleider ben je beter voortdurend op je hoede dat de partituur je niet te grazen neemt. Er staan vier kruisen aan de sleutel en te pas en te onpas duiken er wijzigingstekens op. De feel van het lied is geïnspireerd op Latijns-Amerikaanse muziek, het swingt de pan uit en dat mag benadrukt worden. Opdat de begeleider het bos nog door de bomen zou zien, bestaat de pianopartij soms uit drie notenbalken. De geaccentueerde akkoorden op de bovenste notenbalk worden het beste door de linkerhand gespeeld. Indien nodig kan die derde notenbalk weggelaten worden.

VAN KLAPPEN OVER SPREKEN NAAR ZINGEN Beeld je het begin van een repetitie in. Probeer de aandacht van de kinderen eens op een andere manier te trekken dan met je stem. Je staat voor het koor en klapt een ritme uit het lied. Je maakt met je ogen duidelijk wat je van het koor verwacht. Een paar kinderen klappen het ritme meteen na, je hebt nog steeds

niets gezegd. Je klapt, in de maat, een nieuw segment, meer kinderen vallen in. Binnen de kortste keren doet iedereen mee. Het is een spel, de fragmenten worden moeilijker, het spel uitdagender. Stilaan maakt het koor zich de ritmes van het lied eigen, de moeilijkere passages (bijvoorbeeld: maat 13, de triolen, maat 20, de syncope uit maat 30,...) worden in de verf gezet. Hou de segmenten kort en koppel meteen terug als er ergens iets misloopt. Je corrigeert tot het goed zit. Ook later in het studieproces kan je steeds naar deze oefening teruggrijpen als er een ritme onduidelijk is: van klappen over spreken naar zingen.

HET REFREIN ALS INZINGOEFENING Het refrein is makkelijk aan te leren en een goede inzingoefening, eventueel voorlopig zonder de gesproken “KRAK’s”. Om de swing in de hand te werken, kan je knippen op de tweede en de vierde tel. Als de hoofdmelodie goed zit, kan de discant erbij. Vooral de polyritmiek uit maat 21 verdient extra aandacht. Om de tweestemmigheid goed in te oefenen kan je de stemmen uitwisselen. Aan de hand van het refrein ontdekken de kinderen dat er een raadsel in de tekst verstopt zit. Eventueel zing je nu zelf de strofes en zingt het koor het refrein. Achteraf vertellen de kinderen welke opdrachten ze in de tekst van de strofes hoorden.

ZONDER KLEERSCHEUREN TOT AAN HET EINDE Wat de melodie van de strofes betreft, kan je op eenzelfde manier te werk gaan als met het ritme. Maak oefeningen met flarden uit de melodie en benadruk vooral de moeilijke passage uit maat 14. Zet het dominantseptiemakkoord in de schijnwerpers door tertsen te bouwen met het koor. Verdeel het koor in vier groepen, een eerste groep is de basis, de tonica. Daarop volgen de grote terts, de kwint en de kleine septiem. Speel verder als dit lukt: andere groepen, nieuwe tonica, zonder voorzingen,... Op deze manier knopen de kinderen het akkoord goed in hun oren. Daarna kan je het spel nog verder drijven en de tekst aan de fragmenten koppelen. Je zingt per twee maten voor en de kinderen zingen na. Dit hoeft overigens niet in de volgorde van de oorspronkelijke tekst. De uitdagende staart van het lied drijft de spanning naar het einde toe op. De twee zanglijnen worstelen met elkaar om uiteindelijk op dezelfde noot te eindigen. Ook hier kan je spelen, deel het koor op in twee groepen. Je zingt niets anders uit maat 50 voor en laat 1 groep nazingen. Zij houden de laatste toon aan waarop jij de andere groep laat invallen met de dissonante dohersteld tegen de si van de eerste groep (maat 51). Zo ga je door tot iedereen op het einde (hopelijk) samen zonder kleerscheuren arriveert. Draai de rollen om en herhaal tot ze de staart onder de knie hebben. De voorlaatste maat is erg hoog, je kan ze eventueel een octaaf lager inoefenen.

EN HET JUISTE ANTWOORD IS... Besteed ook zeker aandacht aan de oplossing van de puzzel zodat de oogbegaafde uilskuikentjes van het koor niet op hun honger blijven zitten! Een tip voor de dirigent: er zitten vier getallen verstopt in de tekst... Veel zing- en puzzelplezier! ^  // SIEN DE SMET

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 15

AAN DE SLAG

/// GENRE


BRAND IN MOKUM De brand in de loods van de carnavalsvereniging uit Aalst lokt ook in de koorbesturen heel wat vragen uit. Het hof van beroep in Gent heeft dertig leden van de vereniging persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de brand veroorzaakte aan de loods waar de carnavalwagens stonden opgesteld. Aangezien de vereniging actief was als feitelijke vereniging en ook de brandpolis niet in voldoende dekkingen voorzag, draaien de leden op voor de kosten van maar liefst 1,5 miljoen euro. Een persoonlijk drama voor de vrijwilligers die in de carnavalsvereniging actief zijn.

Hoewel dergelijke ongevallen veeleer uitzonderlijk zijn, mag het ons niet weerhouden om kritisch te blijven nadenken over de manier waarop wij met de aansprakelijkheid van vrijwilligers omspringen. In een vorig nummer van StemBand stelden wij reeds enkele kritische vragen rond het statuut van de feitelijke vereniging: ‘De meeste koorbesturen beperken die aansprakelijkheid door voor alle leden de verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering en de persoonlijke ongevallenverzekering (niet verplicht) af te sluiten. Daarnaast nemen ook heel wat koren een brandverzekering voor het repetitielokaal dat zij in gebruik hebben. Daarmee worden heel wat risico’s afgedekt en kan de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuursleden ingeperkt worden. De praktijk wijst uit dat deze werkwijze in de meeste gevallen volstaat maar waterdicht (!) is de oplossing zeker niet. De feitelijke vereniging biedt immers geen bescherming tegen persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuursleden. Het is zeker zinvol om binnen het koor de argumenten grondig te bespreken, die pleiten voor de oprichting van een rechtspersoon.’ Het is zeker zinvol om het artikel uit StemBand, nr...... over ‘Feitelijke vereniging of vzw’ te bespreken in je koorbestuur. De omschakeling van het statuut van feitelijke vereniging naar vzw is heel wat eenvoudiger dan gebruikelijk wordt voorgesteld.

BRANDVERZEKERING Ook in een vzw-statuut moet je als bestuur handelen als ‘een goede huisvader’. Als koorbestuur moet je er natuurlijk ook voor zorgen dat de risico’s tot een minimum beperkt worden. Het ligt voor de hand dat je als koor een brandverzekering afsluit voor de lokalen of zalen die je gebruikt. Zelfs wanneer deze verplichting niet is opgenomen in je huurovereenkomst of in je overeenkomst in verband met de ter beschikkingstelling, doet je koor er goed aan daarover concrete afspraken te maken met de eigenaar van de locaties waar je repeteert of concerteert. Wees er bewust van dat de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid (BA) de schade aan een gehuurd of een gebruikt

16 // STEMBAND

pand/goed niet dekt. De polis BA dekt enkel niet-contractuele schade, terwijl huur of gebruik van een pand of goed voorwerp is van een mondelinge of schriftelijke overeenkomst of contract (contractuele schade). Een aparte verzekering voor het gehuurde of gebruikte materiaal is vaak de oplossing. Koren kunnen gebruik maken van de lokalenverzekering die Koor&Stem aanbiedt waarin de verzekering van je repetitielokaal of je aansprakelijkheid als huurder of gebruiker van een zaal zijn opgenomen. Deze polis voorziet bovendien in de verzekering van de inboedel van je koor. Enkel de locaties zoals de verzekeraar die kent, zijn op deze wijze verzekerd. Koor&Stem beschikt over een lijst met verzekerde risico’s.

AFSTAND VAN VERHAAL Je doet er goed aan om te onderhandelen over een ‘wederzijdse afstand van verhaal ingeval van schade’ in het huurcontract. Vraag dus na of de eigenaar of de verhuurder die clausule ‘afstand van verhaal tegenover huurders’ heeft opgenomen in zijn brandpolis. Is dat niet het geval dan kan je vragen de polis in die zin te laten aanpassen. Een afstand van verhaal vermijdt dat de brandverzekeraar zijn schadevergoeding recupereert van de huurder. Zo kan je grote discussies tussen huurder en verhuurder voorkomen als er zich een schadegeval voordoet. De extra premie voor de opname van de clausule ‘afstand van verhaal’ in de brandpolis wordt doorgaans doorgerekend in de huurprijs. Indien de vrijstellingen in de brandpolis van de eigenaar/ verhuurder te hoog zijn, kan de huurder voor dit gedeelte een afzonderlijke brandverzekering afsluiten. Als koorbestuur draag je een grote verantwoordelijkheid ten aanzien van je vrijwilligers. Je moet ervoor zorgen dat je vrijwilligers zich engageren in je koor met minimale persoonlijke risico’s. Bekijk in je bestuur hoe je persoonlijke risico’s maximaal kan vermijden of indekken. ^ // KOENRAAD DE MEULDER


/// MEESTERS

Goede wijn in tal van vaten Een blik op de koormuziek van Benjamin Britten

“Eerst en vooral ben ik kunstenaar, en als kunstenaar wil ik de maatschappij dienen… Het is geen slechte zaak voor een kunstenaar om allerlei soorten mensen te willen helpen. Daarom vind ik het persoonlijk zeer fijn om stukken voor speciale gelegenheden te schrijven, zoals muziek voor kinderen of voor amateurs; ondanks zekere beperkingen van de fles, tracht ik er toch mijn beste wijn in te gieten”. Dit korte interviewcitaat uit 1952 vat treffend het artistieke credo samen van Benjamin Britten (1913-1976), één van de meest veelzijdige componisten uit de 20ste eeuw. Kon Britten bij leven reeds reke-

nen op een grote publieke waardering in Engeland, dan krijgt zijn werk ook in onze continentale concertcanon steeds vastere voet aan wal. De media-aandacht die men aan hem besteedt naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag is daar zeker niet vreemd aan. Wij belichten graag enkele hoogtepunten uit zijn rijke en diverse kooroeuvre.

LULLAY, NOWELL: GLÜHWEIN Gelijklopend met de concertdrukte in die periode telt menig componistencatalogus een welgevulde kerstpagina. Ook

Benjamin Britten leverde enkele notoire bijdragen aan het kerst- en adventrepertoire, bijvoorbeeld met Christ’s Nativity, een bundel met vijf kerstliederen voor vierstemmig koor uit 1931. Vindt Christ’s Nativity nog duidelijk aansluiting bij de Britse compositorische traditie van Hubert Parry en Charles Villiers Stanford (die Britten overigens niet zelden zou verguizen), dan is dat geenszins het geval voor A Boy was Born uit 1933: hoewel de toen negentienjarige componist het stuk schreef tijdens zijn conservatoriumopleiding is dit geenszins een studentenwerk. A Boy was Born is een vierstemmig a-capellakoraal met zes

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 17


/// MEESTERS

De Britten zijn trots op het muzikale erfgoed van Benjamin Britten en slaan een nieuw 50 pence muntstuk ter ere van de componist.

variaties, die elk de tekst van een ander oud kerstlied als grondslag hebben. Het openingskoraal is gebaseerd op een compact viernotenmotief, dat herhaald, uitgebreid, getransponeerd en omgekeerd wordt. Elk van de zes volgende variaties toont een eigen karakter, maar het pregnante openingsmotief waarop ze zijn gebaseerd, verleent het geheel tegelijk een grote eenheid en evenwicht. A Boy was Born bevat meteen de twee elementen die Brittens verdere vocale oeuvre zouden typeren: prachtig geboetseerde en uiterst zingbare melodieën met een vaak modale oriëntatie aan de ene kant en aan de andere een verrassende harmonische aanpak die dat modale karakter grondig verstoort, maar het al even verrassend telkens weer in de plooi laat vallen. Het geheel duurt een half uur en stelt hoge eisen aan de uitvoerders op vlak van ambitus, ademvoering, dynamiek, ritmische accuraatheid en intonatie. Minder complex is A Ceremony of Carols (1942), een elfdelige reeks kerstliederen voor driestemmig knapenkoor en harp1. De twee hoekdelen zijn een harmonisatie van het gregoriaanse kerstantifoon Hodie Christus natus est; het harpinterludium in het midden van de reeks heeft hetzelfde kopmotief als dat antifoon. Ook op andere plaatsen keert hetzelfde motief terug, bijvoorbeeld in het zesde lied, This Little Babe, waar het in imitatie geparafraseerd wordt. Terecht heeft A Ceremony of Carols doorheen de jaren een populaire status verworven binnen het kerstrepertoire, ook buiten het Angelsaksische taalgebied.

1 A Ceremony of Carols werd al gauw zeer populair. Uitgever Boosey & Hawkes vroeg daarom Julius Harrison een bewerking te maken voor vierstemmig gemengd koor.

18 // STEMBAND

RUST & VREDE: PACIFISME Benjamin Britten was een notoir pacifist die zijn maatschappijvisie meermaals etaleerde in zijn composities. Uiteraard waren de opera’s daarvoor geëigende vehikels, maar ook in een aantal koorwerken leende hij zijn kunst aan hogere idealen. Advance Democracy (1938) is een opdrachtwerk voor achtstemmig koor op een oproep om democratie van Randall Swingler. De ietwat naïef aandoende tekst ten spijt kan deze korte compositie nog steeds een meerwaarde betekenen in de context van een concert met de juiste invalshoek. In 1939 deed Britten opnieuw een beroep op teksten van Swingler, ditmaal aangevuld met materiaal van Wystan Hugh Auden (1907-1973), waarmee hij vòòr en tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten (1939-1942) intensief samenwerkte. Auden was tijdens de Spaanse burgeroorlog als ambulancier actief geweest. Zijn cynische Dance of Death overstijgt de anekdotiek van die concrete oorlog en vormt het centrale deel in de Ballad of Heroes, een cantate voor gemengd koor, tenorsolo en een ensemble van blazers en slagwerk, ad libitum aangevuld met een strijkersgroep. De combinatie van Audens immer actuele aanklacht met Brittens cassante muzikale zetting en de orkestratie die, al naargelang de beschikbare middelen, heel wat instrumentale ad libitums toelaat, maakt van de Ballad of Heroes een absolute kanshebber om vaker uitgevoerd te worden. Op 30 mei 1962 weerklonk in de heropgebouwde kathedraal van Coventry voor het eerst het War Requiem, Brittens opus magnum. Britten beschouwde het als een heikele onderneming om een werk toe te voegen aan het eeuwen-

oude requiemgenre, dat beladen is met tradities en verwachtingen. De literair erudiete Britten koos ervoor om de Latijnse requiemtekst te laten alterneren met gedichten van Wilfred Owen (1893-1918), één van de ‘War Poets’. Een symfonisch koor en orkest vertolken samen met de sopraansolo de Latijnse requiemtekst, terwijl de tenor- en baritonsolo met een twaalfkoppig kamerorkest de poëzie van Owen brengen. Een kinderkoor, begeleid door het orgel, becommentarieert beide ensembles vanop een afstand. Één interval, de tritonus, overkoepelt het geheel als bindende muzikale factor. Op geen enkel moment komt de afwisseling van de teksten of de klankwerelden over als belerend of gekunsteld, wel integendeel: het War Requiem sleept zijn luisteraars mee in een verzengende, uiterst theatrale en warmbloedige exegese van leven en dood. Indien ware kunst de toeschouwer moet achterlaten als een ander mens, ziehier dan een demonstratie van dat principe.

VINTAGE PORT: EREDIVISIE De erg hoogstaande Engelse koortraditie stelt componisten sinds mensenheugenis in staat om ook vocaaltechnisch veeleisende muziek accuraat te laten uitvoeren. Het wekt weinig verwondering dat ook Benjamin Britten meerdere a-capellawerken schreef voor eminente koren. Eerder in deze tekst vermeldden we reeds het bijzonder doorwrochte en veeleisende A Boy was born en ook aan de vijfstemmige Hymn to Saint Cecilia (1942) wijden we graag wat aandacht. Deze literaire voltreffer van W.H. Auden aan de patrones van de muziek is zo dubbelzinnig erotiserend dat niet weinigen er een persoonlijke liefdesverklaring aan


/// BENJAMIN BRITTEN

Brittens muziek is manifest 20ste-eeuws in haar klanktaal en compositietechnieken, maar wordt op geen enkel moment hermetisch het adres van Benjamin Britten (wiens verjaardag op 22 november samenviel met de feestdag van de heilige Cecilia) in lezen: “Blessed Cecilia, appear in visions / To all musicians, appear and inspire; / Translated Daughter, come down and startle / Composing mortals with immortal fire” luidt het refrein dat de drie strofen overkoepelt en Britten wist te inspireren tot één van zijn meest uitbundige en eclatante koorpagina’s. Minder bekend, maar getuigend van dezelfde rijke en milde klankfantasie zijn de Five Flower Songs, een geschenk voor het huwelijksjubileum van een bevriend echtpaar. Liet Vic Nees (1936-2013) zich meermaals ontvallen dat Benjamin Britten zijn stijl deels beïnvloed heeft, dan kan deze prachtige bundel gelden als een illustratie van die bewering. Hetzelfde geldt voor A.M.D.G. (1939), een bundel met zeven gedichten van de 19de-eeuwse jezuïet Gerard Manley Hopkins voor vierstemmig koor. In de winter van 1974-1975 componeerde Britten het uitermate fraaie Sacred and Profane, acht vijfstemmige liederen op Middelengelse teksten. De componist kiest in deze verzameling voor een virtuoze koorschriftuur met een uitgestrekte ambitus, complexe intervallen, een uitgebreid dynamisch palet (uitroepen en glissandi incluis in het laatste lied, A death) en een scherpe ritmiek. Bovenop de vertrouwde modaal geïnspireerde harmonie zoekt Britten regelmatig dissonantenclusters op. In liederen als Yif ic of love can zingt het koor een haast instrumentale begeleiding voor de sopraansolo. De creatie van Sacred and Profane werd gezongen door het legendarische Wilbye Consort van Peter Pears; een solistische uitvoering kan derhalve ook overwogen worden. Het is boeiend om vast te stellen hoe-

zeer Sacred and Profane gelijkenissen vertoont met de klanktaal, waarmee ook een aantal Baltische koorcomponisten als Veljo Tormis (1930) in die periode begonnen te experimenteren en die inmiddels behoort tot het standaardidioom in de internationale koorwereld.

CAVA: KWALITEIT VOOR ELKE DAG Uit het aangehaalde citaat van Britten blijkt echter dat hij ook voortreffelijke wijn schonk die technisch minder veeleisend is, maar desondanks wel bescheiden grandeur ademt. Telkens gaat het om muziek met een groot aandeel aaneengesloten melodielijnen, een overwegend homofone zetting en harmonische verbindingen die – hoewel nog steeds buiten het pad van de klassieke harmonie – meer voor de hand liggen. Een aantal kerstliederen die eerder in deze tekst niet aan bod kwamen, behoren daartoe, bijvoorbeeld A Shepherd’s Carol en Chorale after an old French Carol, beide op poëzie van Auden. Niet specifiek voor kerst, maar wel even charmant is de Hymn to the Virgin. In 1956 stelde Britten The Heart of the Matter samen, een veelluik met muziek en voordracht op poëzie van Edith Sitwell. Één van de liederen daaruit, We are the darkness in the heat of the day, bewerkte hij later voor vijfstemmig koor. Naar aanleiding van de 20ste verjaardag van de Verenigde Naties in 1965 componeerde hij Voices for Today, eveneens een a-capellawerk (met orgel ad libitum), ditmaal met ontdubbelde stemmen en een toegevoegde knapenpartij. De eerste helft van het werk bestaat uit een merkwaardige opeenvolging van korte citaten van ondermeer Sophocles, Lao Tse, Blake, Hölderlin en

Camus. Het bijbelse citaat “If you have ears to hear, then hear” keert als een ostinaat terug doorheen de hele compositie. In het tweede deel, waarin ook een lang uitgesponnen vocalise voor de knapen begint, zet Britten de integrale vierde Ecloge uit Vergilius’ Bucolica op muziek. Terwijl alle voorgaande citaten naar het Engels vertaald zijn, behoudt Britten die laatste tekst in zijn oorspronkelijke Latijnse versie. De keuze voor die mozaïek aan korte, schijnbaar weinig coherente citaten die culmineren in de Ecloge, met daarboven de etherische vlucht van de knapensopranen en het ostinate bijbelzinnetje geeft aan het geheel een licht unheimliche, zelfs enigszins profetische uitstraling. Het Jubilate Deo (1934) en het Te Deum in C (1935) doen beide een beroep op een vierstemmig koor met orgelbegeleiding. Het Te Deum bevat tevens een erg mooie solo voor (knapen)sopraan. Ook Rejoice in the Lamb (1943) doet een beroep op een gemengd koor, vier solisten en orgel. De cantate werd geschreven op Jubilate Agno, een gedicht dat de 18de-eeuwse Christopher Smart schreef terwijl hij in een instelling behandeld werd voor religieuze manieën. Rejoice in the Lamb is een lofzang op de goddelijke of geestelijke aanwezigheid in de hele natuur en spitst zich in het bijzonder toe op enkele dieren (de kat, het lam en de muis) en bloemen. Van hetzelfde werk bestaat eveneens een versie voor SSAA-koor en orgel. De oorspronkelijke bas- en tenorsolo’s worden daarin overgenomen door de alt en de sopraan. Een bijzonder zwak hebben wij voor Saint Nicolas (1948), een cantate op maat gecomponeerd van het koor van Lancing College. De componist slaagt erin om binnen de tijdsspanne van een uur de legende van

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 19


/// MEESTERS

de goedheiligman uit Myra te vertellen en daarin te beklijven tot de laatste seconde. De cantate is geschreven voor een gemengd amateurkoor, aangevuld met piano quatre-mains, een orgel, een slagwerker en een strijkersensemble. Ad libitum kan men de strijkerspartijen aanvullen tot een kamerorkest. De bijzonder expressieve rol van Sint Nicolaas is geschreven voor een professionele tenor en werd destijds gecreëerd door Peter Pears.

VINHO VERDE: MUZIEK MET EN VOOR JONGE STEMMEN De Britse koortraditie dankt haar kwaliteit en goede reputatie mede aan de organische manier waarop zij verweven is met het dagelijkse onderwijs. De eerder besproken Ceremony of Carols is een voorbeeld van het niveau dat veel Engelse knapenkoren halen. In diezelfde lijn componeerde Britten ook een Missa Brevis in D, net als de Ceremony voor driestemmig koor met occasionele soli, ditmaal met orgelbegeleiding. Eenvoudiger van schriftuur zijn de twaalf liederen uit Friday Afternoons, die Britten schreef voor de school waarvan zijn broer directeur was. De liederen zijn eenstemmig en worden begeleid op piano. Het laatste lied, Old Abram Brown, ontdubbelt gaandeweg en culmineert in een vierstemmige finale. Voor het derde lied, Cuckoo, voorzag Britten een tweede stem ad libitum. Erg knap en ambitieus van opzet zijn de scenische werken. The Golden Vanity (1967) is een korte vaudeville (17 minuten!) die gecreëerd werd door de Wiener Sängerknaben. Het knapenkoor wordt verdeeld in twee groepen, telt enkele occasionele solopassages en wordt begeleid op piano. Het verhaal speelt zich af op het galjoen The Golden Vanity, dat bedreigd

20 // STEMBAND

wordt door een piratenschip. De crux van het verhaal gaat over zelfopoffering, opportunisme en emotioneel verraad. Door die in een ogenschijnlijk onschuldige kindercontext te plaatsen, laat het geheel een wrange nasmaak achter. Minder wrang, maar wel grootser van opzet is het iets oudere Noye’s Fludde (1957), een mirakelspel voor kinderkoor, enkele kindersolisten, een acteur, twee professionele zangers en een schoolorkest, aangevuld met enkele professionele instrumentalisten. Dit Bijbelse verhaal over de zondvloed duurt drie kwartier en bevat een levendige afwisseling tussen gesproken, gezongen en instrumentaal uitgevoerde passages. Uiterst Brits zijn enkele eenvoudige samenzangmomenten waarin het publiek wordt uitgenodigd om mee te zingen.

STOP OP DE FLES: BESLUIT Bijna 40 jaar na Brittens overlijden blijkt steeds meer zijn unieke positie in het 20ste-eeuwse muzieklandschap. Ten eerste bediende de componist, zoals hij zelf aanhaalde, een veelheid van uitvoerders, gaande van kinderen over amateurs tot zangtechnisch hooggeschoolde (semi-) professionele koren en solisten. Die erg individuele en aangepaste uitvoeringseisen ten spijt, slaagt Britten er bovendien in om een eenheid door zijn oeuvre te verweven die haast elke compositie een onmiskenbaar Britten-stempel verleent. Tot slot, en misschien wel dankzij die brede waaier aan potentiële uitvoerders, is Brittens muziek manifest 20ste-eeuws in haar klanktaal en compositietechnieken, maar wordt ze op geen enkel moment hermetisch. We zouden kunnen besluiten met Goethes gevleugelde “In der Beschränkung”… maar goede wijn behoeft geen krans. ^ // STEVEN MARIEN

AGENDA: 2 en 3 november 2013, PSK Brussel: War Requiem Koor, orkest en solisten van de Munt o.l.v. Ludovic Morlot 1 december 2013, Wilrijk: 2 x 100 jaar SAHF4 brengt ondermeer Folksongarrangements van Benjamin Britten 1 december, Sint-Pauluskerk Aalst: Remembering the Great Britain – A composer’s Ode to Benjamin Britten Aquarius o.l.v. Marc Michaël De Smet met de Ceremony of Carols van Benjamin Britten en het als tegengewicht geschreven Jaarringen (2012) van de Belgische componist Maarten Van Ingelgem 1 en 7 december 2013, resp. Gent en Lier: Saint Nicolas Cantata Gents Madrigaalkoor (Johan Duijck) en Amarylca (Noëlle Schepens), n.a.v.   40 jaar dirigentschap Johan Duijck 11 december 2013, De Munt, Brussel: Canticles tenor Mark Padmore, pianist Julius Drake e.a. in Brittens vijf Canticles 17, 18 en 19 december 2013, respectievelijk Hasselt, Zoersel en Lier: A Ceremony of Carols Ook het Vlaams Radiokoor stelt de Ceremony centraal in een programma met kerstmuziek van Britten en zijn tijdgenoten Howells en Grainger. 21 december 2013, Ruddervoorde: A Ceremony of Carols Eligius Ensemble o.l.v. Lynn Leterme


/// FEEST

Michaël Scheck 80 jaar Als er in de koorwereld in Vlaanderen – maar ook ver daarbuiten – één figuur is die opvalt, dan is het wel Michaël Scheck. Slechts weinig koormensen zullen zijn naam niet kennen, weinig ook die niet ooit met zijn gedreven en intelligente aanpak van de koorzang in aanraking zijn gekomen. Allemaal houden ze er een goede herinnering aan over. Van opleiding is Michaël hoboïst en als jonge muzikant bouwde hij een mooie carrière uit. Van langsom meer werd zijn belangstelling echter gewekt door het vocale aspect in de muziek, niet in het minst vanwege het contact met mensen dat – naast de muziek zelf – een onvervangbaar element toevoegt aan de totale kunstbeleving.   Van dat ogenblik af stond er geen maat meer op zijn invloed en impact op het koorleven in ons land. Eerst als koordirigent, later als docent koordirectie en ook als directeur van het Antwerps Muziekconservatorium verwierf Michael een stevige plaats in de Vlaamse koorwereld. Zijn fijnzinnig muzikaal aanvoelen, zijn muzikaliteit maar ook zijn vlijmscherp en intellectueel verantwoord inzicht in de muziek en in het menselijke vermogen tot creëren werkten allemaal mee om hem tot een van de meest gezaghebbende persoonlijkheden van het muziekleven te maken. Niemand trekt zijn oordeel in twijfel, iedereen komt in de ban van zijn professionele gedrevenheid en pedagogische aanpak.   Dat pedagogische talent komt onder meer tot uiting in de publicatie van een Handboek voor de dirigent in samenwerking met zijn vriend Juliaan Wilmots. Het is de neerslag van de ervaring die zij opdeden bij de talloze cursussen en opleidingen voor koordirigenten. Want ook op dat vlak had Michaël al vlug (en lang voor de officiële cursus aan de conservatoria) door dat er een grote behoefte

was aan opleiding voor dirigenten. De enige manier om ook de kwaliteit van de koorzang te verhogen. Ondertussen bestaat hier ook een volledig herziene versie van en wordt het boek nog steeds intensief gebruikt.  Ondertussen was hij ook een gedreven verdediger van ons Vlaamse koorpatrimonium geworden. Vooral de periode van 1800 tot 1950 heeft zijn aandacht. In 1998 was hij de initiatiefnemer voor de oprichting van het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek. In zijn statuten omschrijft dat studie- en documentatiecentrum zijn doelstelling als volgt: “Het Vlaamse muziekpatrimonium van de 19de en 20ste eeuw te vrijwaren en bekend te maken.”  Naast het louter muzikale en pedagogische aspect strekt zijn invloed zich ook uit op het organisatorisch vlak. Zo ligt hij mee aan de basis van de belangrijke maar ook delicate fusie van de drie koorfederaties in Vlaanderen. Met grote diplomatie wist hij de eigenheden van die federaties te behouden en de inspanningen te bundelen in eenzelfde richting. Het resulteerde in de oprichting van Koor&Stem. Als eerste voorzitter maakte hij de organisatie tot een onverdeeld succes.   Het kon natuurlijk niet uitblijven dat Michael ook op Europees vlak zijn talenten zou laten renderen. Zo werd hij in 2006 unaniem verkozen tot voorzitter van de Arbeitsgemeinschaft Europäischer Chorverbände, de in 1955 opgerichte

Europese koorfederatie die 26 leden telde. Al spoedig zag hij in dat de beperkte middelen van die organisatie een echte eigentijdse ontwikkeling van de koorzang op Europees vlak in de weg stonden. Met dezelfde diplomatie en onverzettelijke werkkracht verzoende hij tot ieders verrassing de uiteenlopende standpunten en bracht hij een fusie tot stand met Europa Cantat, de andere Europese koorfederatie. Het resultaat is de European Choral Association, een machtige en daadkrachtige organisatie die op Europees niveau het koorleven coördineert en stuurt.  Het is moeilijk kort samen te vatten wat Michaël betekent in en voor onze eigen koorwereld; volgende woorden proberen de essentie weer te geven: groot muzikaal talent - scherpzinnige intelligentie – bezieler van muziek uit Vlaanderen - immense werkkracht - diplomatieke gaven - onvoorwaardelijke adept van koorzang.  Opvallend is ook dat in dit artikel – ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag – nergens sprake is van leeftijd of afhaken. En dat is nu juist zo typerend voor zijn persoonlijkheid: tijdloos geëngageerd. ^ // URBAIN VAN ASCH

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 21


/// MICHAEL SCHECK 80 JAAR

Van Duits hoboïst tot ambassadeur van de Vlaams muziek Stemband vroeg ook Jan Theuwissen om een reactie. Jan Theuwissen is een vriend des huizes en was onder meer directeur van de Kultuurraad voor Vlaanderen en de Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen in de periode 1963 – 1985. Wat kan een professionele buitenlandse jonge musicus aangetrokken hebben om naar België, meer bepaald naar Antwerpen, te komen wonen, werken en er zijn toekomst te zoeken? De vraag wordt nog prangender als hij uit een bekende en gerenommeerde Duitse muzikale familie stamt en in Duitsland zeker zijn weg gemaakt zou hebben. Het gaat om Michaël Scheck, geboren in Hamburg in 1933. Michaël kwam als volkomen geschoold blokfluitspeler en hoboïst naar Vlaanderen: bij de Antwerpse Filharmonie was hij van 1961 tot 1974 eerste hoboïst.  Ik herinner me niet precies hoe het contact tussen Michaël Scheck en mij is ontstaan. Het groeide en verliep spontaan. Voorzeker speelde mijn echtgenote daarin een rol: zij was professioneel musicus en heeft zo Michaël leren kennen. Zij zong ook in het koor Audite Nova, dat in 1960 werd opgericht door Kamiel Cooremans en tot 2001 onder diens bezielende leiding zou staan. Michaël Scheck stichtte op zijn

22 // STEMBAND

beurt in 1973 het Antwerps Bachkoor dat hij tot in 1991 ook zelf leidde. Van huis uit was Michaël Scheck protestants. Hij kwam in Antwerpen terecht in een overwegend katholieke sfeer en sloot zich daarbij mettertijd ook formeel aan. Michaël wist zijn achtergrond en de wending op confessioneel vlak zeer concreet te verzoenen in zijn initiatief van de ‘Cantate-diensten’. Pastoor-deken Omer Hamels van de Antwerpse Sint-Jozefkerk reageerde enthousiast op het initiatief om maandelijks muziek van Bach en meer bepaald diens cantates centraal te stellen in de eucharistievieringen. Michaël Scheck en zijn Bachkoor deden daarvoor een beroep op professionele musici, bij gelegenheid ook wel op semi-professionelen of zelfs amateurs, bijvoorbeeld leerlingen uit de muziekacademies waar Michaël lesgaf. Een huzarenstuk toch, waar heel wat muziek liefhebbende kerkgangers ongetwijfeld goede herinneringen aan bewaren. Door deze gang van zaken gebeurde het

dat de families Scheck en Theuwissen elkaar jaarlijks rond Kerst en Nieuwjaar opzochten. Uiteraard werden dan naast familiale aangelegenheden ook de muzikaal-culturele gebeurtenissen van de voorbije tijd uitvoerig besproken. Tussen die jaarlijkse ‘hoogdagen’ door waren er geregeld contacten voor en na concerten en culturele manifestaties. Zo kon ik de muzikale en professionele loopbaan van Michaël van zeer nabij volgen. Hij kan terugkijken op een uitgebreid en veelzijdig curriculum: hij was uitvoerend musicus, organisator/bestuurder, koorleider en promotor van de Vlaamse muziek. Die hoedanigheden liepen vaak door elkaar en in elkaar over. Als solist op blokfluit en hobo was hij uitvoerend musicus, o.a. in de Camerata Belgica; als jurylid verkoos men hem bij verschillende koorwedstrijden; als medeorganisator bouwde hij mee concerten en koormanifestaties uit; als dirigent stond hij voor de “Boechoutse Symfonie”, bij de samenzang op het Nationaal Zangfeest (A.N.Z.) en voor zijn Antwerps Bachkoor. Dat koor zong tijdens de vele buitenlandse koorconcerten steeds muziek van Vlaamse componisten. Michaël is een professioneel, ambitieus, initiatiefrijk en doorzettend man. Hij heeft meer gerealiseerd dan men van een Duitse musicus in zijn nieuw thuisland zou verwachten. Michaël heeft zich ontwikkeld tot een promotor, bezieler en ambassadeur van de Vlaamse muziek. Door al zijn verdiensten heeft hij zich in het culturele muziekgebeuren van Vlaanderen een niet weg te denken plaats veroverd. Bovendien heeft hij in het buitenland de Vlaamse muziek een verdiende bekendheid en glans gegeven. Voor dit alles breng ik hem graag een “eresaluut”. ^ // JAN THEUWISSEN


/// REPERTOIRENIEUWS

REPERTOIRENIEUWS

RAYMOND SCHROYENS Raymond Schroyens (°1933) vierde dit jaar zijn tachtigste verjaardag. Hij studeerde in Mechelen en Antwerpen waar hij respectievelijk een laureaatsdiploma en een eerste prijs orgel behaalde. Als organist, kapelmeester en koordirigent verbleef hij van 1958 tot 1960 in de Verenigde Staten. Daar kwam hij onder invloed van Ralf Kirkpatrick en raakte er in de ban van het klavecimbelspel. Kort nadien studeerde hij dan ook klavecimbel en continuopraktijk te Londen. Vanaf 1963 werkte Raymond Schroyens voor de BRT. Aanvankelijk als producer ernstige muziek, maar later ook als programmacoördinator en productieleider van BRT3. Onder de invloed van de vernieuwde Duitse kooresthetiek componeerde Raymond Schroyens allerhande volksliedbewerkingen en koorwerken. In het fonds De Notenboom – dat verkrijgbaar is via Koor&Stem – vind je populaire koorwerken terug zoals My love is like a red red rose, Six Dickinson miniatures en Pentalpha. Dat laatste werk was helemaal uitverkocht en werd nu heruitgegeven door het Centrum voor Vocale Muziek en is opnieuw beschikbaar vanaf eind september bij Koor&Stem. Zo kan de nieuwe generatie koren de frisse koormuziek van Schroyens ontdekken.

‘CORO’ MIO BEN bundelt 10 solo-aria’s in een bewerking voor gemengd koor. Heerlijke melodieën als Lascia ch’io pianga en Ombra mai fu van Händel en Caro mio ben van Giordani naast La ci darem la mano van Mozart tot O du mein holder Abendstern van Wagner en La vergine degli Angeli van Verdi kan je nu ook met je koor zingen. Alle bewerkingen zijn voorzien van een pianobegeleiding. Er bestaat een koor- en een dirigentenuitgave. Bij die laatste vindt de dirigent nog een cd met de kooropname en een ‘karaoke-cd’. Uitgegeven door Helbling met arrangementen van Gwyn Arch. Beschikbaar in de bibliotheek van Koor&Stem.

ROBERT FUCHS Robert Fuchs (1847-1927) was een gerespecteerd professor harmonie, contrapunt en compositie aan het Weense conservatorium. Onder zijn leerlingen vinden we grote namen als Hugo Wolf, Gustav Mahler en Jean Sibelius terug. Hij raakte bevriend met Johannes Brahms, die hem zelfs naar zijn eigen uitgever Simrock doorverwees. Fuchs schreef 3 symfonieën, een pianoconcerto, enkele orgel- en pianowerken, kamermuziek, orkestserenades, 2 opera’s, 3 missen en kortere koorliederen voor vrouwenstemmen (a capella en met instrumentale begeleiding), mannenstemmen a capella en een hele reeks a capella Chorlieder voor gemengd koor. Helbling bundelde die laatste in twee volumes met een uitgebreide toelichting in het Duits en het Engels, kritische noten, vertalingen naar het Engels van de liedteksten en een pianobegeleiding voor de repetities. Mooi en onbekend werk. Uitgegeven bij Helbling, beschikbaar in de bibliotheek van Koor&Stem.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 23


/// REPERTOIRENIEUWS

HANS LEENDERS Hans Leenders (°1965) is hoofdvakdocent orgel en docent muziekgeschiedenis aan het conservatorium van Maastricht en artistiek leider van het kamerkoor Studium Chorale. De laatste jaren profileert hij zich ook steeds meer als componist. De vierstemmige Ballade des äusseren Lebens werd geschreven op een tekst van Hugo von Hoffmansthal (1874-1929), aanhanger van het Duitse symbolisme dat zich tot doel stelde de innerlijke en uiterlijke wereld met elkaar te verenigen. Zingeving vormde een van de hoofdthematieken binnen deze fin de sièclecultuur. In de tekst van deze Ballade wordt de zinloosheid van het bestaan verwoord in beklemmende metaforen. Hans Leenders weerspiegelde die atmosfeer in zijn muziek. Het werk – geschreven voor de Internationale Chorbiennale Aachen 2013 - kan worden uitgevoerd door kamerkoor, maar ook door een veel grotere bezetting. De zetting is voornamelijk vierstemmig, maar je vindt er ook zesstemmige delen in terug en ook enkele achtstemmige akkoorden. Uitgegeven door Harmonia/De Haske - Hal Leonard, beschikbaar in de bibliotheek van Koor&Stem.

24 // STEMBAND

FAVOURITE ANTHEMS Favourite anthems for SATB choir verzamelt de populairste koorwerken van John Tavener (°1944). John Kenneth Tavener werd geboren in Wembley Park, bij Londen. Hij werd opgevoed als protestant, maar bekeerde zich tot het katholicisme en trad later toe tot de Russisch-orthodoxe kerk. Ook andere religies zoals de islam en het boeddhisme enerzijds en poëzie anderzijds dragen zijn interesse weg; we treffen dan ook vooral vocale religieuze muziek bij hem aan. Zijn vroege werken werden beïnvloed door de muziek van Igor Stravinsky (1882-1971). Tavener behoort tot de meest succesvolle componisten van zijn tijd; zijn muziek kan als eclectisch en mystiek omschreven worden. Later drukt ook de minimal music van Arvo Pärt een stempel op zijn oeuvre; hij gebruikt bourdon en statische harmonie. Zijn bekendste werk is wellicht Song for Athene uit 1993 dat in 1997 tijdens de begrafenis van Lady Diana te horen was. Een bundel sfeervolle doch niet zo eenvoudige muziek. Uitgegeven bij Chester Music, beschikbaar in de bibliotheek van Koor&Stem.

HASKE /HAL LEONARD De Haske/ Hal Leonard bundelde recent religieuze muziek uit de 20ste eeuw voor gemengd koor a cappella op Latijnse teksten van Duruflé, Koechlin, Messiaen, Milhaud, Poulanc, Villa-Lobos en Villette. Eenvoudig verkrijgbaar en niet duur! Voor minder dan 15 euro krijgt u een verzameling interessante muziek van Franse componisten. Verkrijgbaar bij Beriato.

ZINGEN ALS VANZELF De meeste koren zingen in bij het begin van elke repetitie om opgewarmd ten strijde te trekken. Inzingen stimuleert echter ook de concentratie en het groepsgevoel en kan een muzikale voorbereiding zijn voor wat er aan bod komt tijdens de repetitie. In Zingen als vanzelf van Reinier Bavinck vind je canons en oefeningen die variëren in stijl, moeilijkheidsgraad en toepassingen, geschikt voor koordirigenten en zangdocenten. De oefeningen werken op ademsteun, legato, resonantie, dictie en articulatie met didactische en vocale aanwijzingen. Uitgegeven door Harmonia / De Haske – Hal Leonard. Beschikbaar in de bibliotheek van Koor&Stem.


/// REPERTOIRENIEUWS

KOORPAGINA

Koor&Stem werkt naarstig aan de afwerking van Pluis het uit, een knotsgek multidisciplinair project voor de 2de graad van de lagere school. Het hoofdpersonage Pluis is een vruchtpluis van de paardenbloem die meegevoerd wordt door de wind. Uiteindelijk zal hij zelf uitgroeien tot een nieuwe paardenbloem. Op zijn tocht ontmoet Pluis een reeks fantastische beesten: de Gluiperige Snuistersnuit, de Stinkende Snorkelpork, de Glibberige Gibberdril, Karel De Karakol, het Oogbegaafde Uilskuiken en de Raasknallers. De tocht dient als rode draad en leidt de leerlingen langs opdrachten en liedjes. Het verhaal en de liedjes kunnen tevens creatief gebruikt worden als een voorstelling of een intergenerationeel slotevenement waaraan ouders, leerlingen DKO, verenigingen uit de buurt, e.a. aan kunnen meewerken. De basis van het pakket is uiterst geschikt voor de lessen muzische vorming (30u.), maar werkt ook rond doelen voor de vakken Neder-

lands, wereldoriëntatie, wiskunde, e.a. De leerkracht kan zelf bepalen welke delen uit het pakket gevolgd worden en welke niet. Koor&Stem levert daarbij een portfolio voor de leerlingen met het verhaal, de werkbladen en de liedjes en een didactisch pakket vol lesideeën, partituren, verhaalteksten en een cd met liedjes. Het artistiek team achter Pluis het uit bestaat uit componist Hans Helsen (°1989), illustrator Joey Stijven (°1987) en tekstschrijver Sien De Smet (°1990). Scholen kunnen intekenen aan 4 euro per leerling. Beschikbaar vanaf januari 2014. Speciaal voor deze koorpagina bewerkte componist Hans Helsen het lied voor kinderkoor. Dit lied hoort bij het oogbegaafde uilskuiken, een geniaal vogeltje dat niets liever doet dan aartsmoeilijke vraagstukken oplossen. De tekst van Krak! is een raadsel. Als de kinderen het lied volledig kennen, kunnen ze het raadsel oplossen. Succes gegarandeerd in je kinderkoor! (LS)

It’s the simple things that really matter schreef de Britse filosoof Bertrand Russell en daaraan heeft ook Dries Bogaert gedacht toen hij Het mooi geheim der dagelijkse dingen schreef. En waarin ligt dit geheim? In elke strofe vind je een verwijzing naar muziek: een lustig liedje, een jodelende vink, een beiaardzang en de stem van een trom en een klarinet. Al bij al klinkt de tekst wat gedateerd, met enkele wollige en gezochte ‘hunkeringen’, maar door de strakke jambische verzen en de klankwaarde blijft hij behoorlijk zingbaar. Goed voor Lode Dieltiens (°1926) om er een stemmig strofisch lied van te maken. Voor deze koorpagina en Krak! van Hans Helsen krijg je in Aan de slag didactische tips aangereikt.

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 25


CD KORT

Het gregoriaans par excellence Het Gregoriaans Festival van Watou heeft ongetwijfeld een positieve invloed gehad op belangrijke gregoriaanse ensembles in Vlaanderen, zoals het Gregoriaans koor van Leuven of het Gregoriaans Abdijkoor van Grimbergen. Dankzij de stevige basis van het gregoriaans bij ons ontstonden de laatste decennia opmerkelijke groepen. In 2000 stichtte Hendrik vanden Abeele, dit keer met professionele stemmen, zijn Psallentes. Het waren en zijn mannenstemmen die de uitvoeringspraktijk van het laatmiddeleeuws gregoriaans naderbij bekijken zoals Hendrik het doet aan de Universiteit van Leiden. In 2007 kwam er ook de Psallentes-vrouwengroep bij en met deze tien vrouwen nam hij recent een cd op rond de prestigieuze Codex Calixtinus. “De codex is genoemd naar paus Calixtus II die in de eerste helft van de 12de eeuw van het Spaanse bedevaartsoord Santiago de Compostela een aartsbisdom maakte,” zegt Hendrik. Het manuscript bestaat uit vijf boeken, waarvan twee muziek bevatten. Daaruit maakte hij zijn keuze. Puristen zouden kunnen opmerken dat het gregoriaans toen een kwestie van mannen was, maar de prachtig zingende vrouwen brengen een meer poëtische inslag aan en totale helderheid in deze virtuoze stukken. De uitvoering is perfect, helaas laat het hoesje te wensen over. Een tweetal zinnen op de kaft en in het boekje enkel de teksten en bijna niets over de muziek en de uitvoerders, dat degradeert de voor de rest sublieme uitgave. Jacobus - Codex Calixtinus (Le Bricoleur - Harmonia Mundi)

26 // STEMBAND

De koorbasis in Scandinavië en Duitsland is bijzonder stevig, dat wordt in deze cd-bespreking nog eens bewezen in de bewerkingen van Clytus Gottwald, de keuze van Det Norske Solistkor en de religieuze werken van Joachim Raff. Zeer interessant is ook het 2de volume van Ludus verbalis met 20ste-eeuwse koormuziek. Rossini’s Stabat Mater door Israëli’s dient als toemaatje. Met componisten als Benjamin Britten, Philip Lawson, Frank Martin, Bohuslav Martinu, Maurice Ravel, Francis Poulenc en Paul Hindemith koos Aedes hedendaagse koormuziek uit Engeland, Zwitserland, Tsjechië, Frankrijk en Duitsland. Het langste werk telt nog geen vier minuten en toch behoren deze miniaturen tot de gouden schat van de koormuziek. Het vocaal ensemble Aedes werd door zijn leider Mathieu Romano in 2005 opgericht en telt een twintigtal professionele zangers. Het koor kreeg verschillende prijzen; ook deze cd verwierf een Diapason d’Or, maar de weg naar de Europese top is wel lang. (Eloquentia) Wie kent vandaag nog de Duitse componist en pedagoog Joachim Raff? In zijn tijd (1822-82) was hij nochtans echt gewaardeerd. Raffs schrijfstijl is duidelijk gekenmerkt door twee idolen van hem, Mendelssohn en Liszt. Het Karlstad Kammarkör en de bekende Stockholm Singers hebben nu in wereldpremière zijn religieuze werken opgenomen. De eerste twee werken (Te Deum en De Profundis) zijn met orkestbegeleiding (Göteborgs Operaorkester); daarin kon het koor met zijn beperkt aantal zangers wat meer volume geven. De rest is a capella (Pater Noster, Ave Maria en Vier Marianische Antiphonen). Deze cd is ongetwijfeld een verrijking van het koor-

repertoire, jammer dat het boekje alleen in het Engels is opgesteld en weinig over de componist zelf vertelt. (Sterling) Eveneens van Scandinavische makelij is het schijfje Refractions met werken van Fartein Valen, Olivier Messiaen, Anton Webern en Alban Berg. Hier tekende Det Norske Solistkor (Solistenkoor van Noorwegen) voor een voorbeeldige uitvoering. Deze 26 zangers tellende formatie is het beste kamerkoor van het land. Het werd in 1950 door niemand minder dan Knut Nystedt opgericht en wordt intussen al 23 jaar door Grete Pedersen geleid. Het accent ligt bij deze cd op componisten van de Tweede Weense School, maar even interessant is de Noorse toondichter Fartein Valen (1887-1952), vooral dan door zijn eerlijke spiritualiteit. Het BIS-label wordt gekenmerkt door de perfecte afwerking van zijn discografische producten. (BIS) De in 1925 in Silezië geboren Clytus Gottwald is de nestor van de Duitse muziekdeskundigen. Hij is tevens een schitterende arrangeur voor koren. In de Rafractions-cd heeft hij het liedje Nachtigall van Berg bewerkt, in de cd Hymnus an das Leben van KammerChor Saarbrücken van Georg Grün zorgde hij voor de transcripties van liederen van Schumann, Franz, Brahms, Liszt, Sommer, Nietzsche, Cornelius, Ravel en Debussy voor gemengd koor a capella. Het is een steengoede vertolking, wat men van een dirigent als Georges Grün mag verwachten. Met zijn ander koor uit Mannheim won hij prijzen op wedstrijden in Cork en Maribor. (Carus) // MIREK CERNY


Geen gedoe OPINIE

Even voorstellen: ik ben organist van opleiding, al sinds zeer jonge leeftijd gepokt en gemazeld in de klassieke muziekwereld. Altijd een koorzanger in hart en nieren geweest. De onvermijdelijke apenjaren leverden onder andere een fascinatie voor pop - en bij uitbreiding alle commerciële muziek - op. Intussen een klassiek diploma op zak, maar pop en klassiek bestaan in mijn hoofd netjes naast elkaar, zonder gedoe. Ik heb nooit goed begrepen op welke grond sommige collega-musici het ene genre verketteren en het andere verheerlijken. Iedere Vlaamse koorleider (m/v) die deze bladzijden leest, liefhebber of gediplomeerd, jong of oud, heeft zich wellicht al eens in meer of mindere mate vragen gesteld over popmuziek. Alomtegenwoordig op radio, TV, internet and counting. Maar in een koor? Je ontmoet believers, non-believers, voorstanders van de klassieke lijn, nieuwsgierigen. Popmuziek in een koor laat niemand onberoerd en roept soms heftige emoties op.   Kan of mag een klassiek geïnspireerde koorpedagoog dat domein zomaar links laten liggen? Is de popmuziek het intussen waard om als volwaardig muziekgenre behandeld, onderzocht, beredeneerd en geïmplementeerd te worden?   De Vlaamse koorwereld formuleerde de afgelopen jaren verschillende antwoorden. Een steeds terugkerend exemplaar: commerciële muziek als geheel minimaliseren, afdoen als naast de kwestie, vervolgens het flinterdunne muzikale geraamte hekelen en ten slotte tot bisnummer degraderen, verticaal klasseren of gewoon vogelvrij verklaren.   Er kwamen ook andere antwoorden. Wellicht het meest beroemde ant-

woord: Scala. Het koorcollectief uit Aarschot gaf dit vijfletterwoord een nieuwe lading. Na talrijke internationale successen scheppen de broers Kolacny er nog steeds plezier in om in zowat elk interview aan te halen dat het vak ‘koordirectie’ het enige vak was waarvoor ze ooit gebuisd werden tijdens hun klassieke opleiding. De precieze redenen van dat gebuisd zijn doen verder niet ter zake. Wel staat vast dat je in ons land geen master koordirectie kan behalen zonder je te specialiseren in het klassieke, zo’n 650 jaar omspannende repertoire, dito uitvoeringspraktijk en je in te schrijven in de brede, op klassieke leest geschoeide koorpedagogiek bijvoorbeeld inzake stemvorming. Op een gemiddeld eindexamen koordirectie is de uitvoering van een jazzy bewerking van een populair volkslied, liefst geschreven door een componist die zijn/haar sporen reeds heeft verdiend in de ‘grote’ muziek, zowat de ongeschreven grens van het welvoeglijke.   Commerciële muziek ligt zeer moeilijk voor klassieke musici. Zij vinden het moeilijk te verteren dat steeds meer mensen (en vooral kinderen) naar niets anders meer luisteren, daarin “geleid” door wat de media hen als hapklare brokken voorschotelen. Deze trend valt niet in te dammen, daar is iedereen het intussen wel over eens. In de koorwereld schieten de pop- en lichte muziek-koren als paddenstoelen uit de grond. Het minste wat je kan zeggen, is dat dit een logische afspiegeling is van hetgeen in de maatschappij gaande is. Tijdens de vaak drukbezochte optredens van deze koren valt naast het tomeloze enthousiasme van de leden en de vrolijke sfeer soms ook het artistieke zoekwerk op: de sound valt niet altijd te rijmen met het wezenlijke karakter van het gemiddelde popnummer.

Hoe laat je liefhebbers Freddy Mercury of Chris Martin vertolken zonder dat hun stembanden door de zaal vliegen? Bestaan er stemvormingstechnieken die een afdoend antwoord bieden op dit soort vragen? Of biedt de klassieke stemvorming genoeg mogelijkheden om ook in het lichte genre aansprekende resultaten neer te zetten? De klassieke koorpedagogiek is intussen dermate goed ontwikkeld, gefundeerd en onderzocht dat zij hoe dan ook een gezonde basis blijft voor de meeste koorgerelateerde kwesties. Maar uit het buitenland bereiken ons langzamerhand nieuwe manieren om met koren, met individuele of groepsgerichte stemvorming, met repertoire, met podiumpresence,... om te gaan. Estill Voice Training, Complete Vocal Technique, mensen uit de muziektheaterwereld (bijna stond hier musicalwereld) die bruggen slaan naar de Vlaamse koorwereld en zelfs gediplomeerde pedagogen die twee of drie van de voorgaande gebieden combineren: er beweegt wat op dit gebied. Er worden technieken gebruikt en antwoorden geformuleerd die al tot verrassende resultaten hebben geleid. Het doel blijft hetzelfde als bij de klassieke pedagogiek: liefhebbers boven zichzelf laten uitstijgen, hun sluimerend talent aan de oppervlakte brengen, hun diepste verlangens helpen waarmaken. Die diepste verlangens van de muziekliefhebber zijn op 50 jaar tijd behoorlijk geëvolueerd. Evolueerde de koorwereld even gezwind mee? Is het geen kwestie van tijd voor we in Vlaanderen het vooralsnog ondenkbare meemaken: de oprichting van afdelingen pop- en commerciële muziek aan de muziekhogescholen? Of had men anno 1960 kunnen vermoeden dat er 30 jaar later een afdeling jazz zou opgericht worden in het Hoger Interdiocesaan Instituut voor Kerkmuziek?   De klassieke stroming is en blijft een voorname behoeder van het integrale muzikale erfgoed. Ik pleit wel voor meer bruggen naar de commerciële muziekwereld waarbij er een joint-venture ontstaat, tot meerdere eer en glorie van een evenwichtige muzikale cultuur. Al moet iedereen voor zichzelf uitmaken wat er precies onder ‘evenwichtig’ wordt verstaan. ^   // PETER MAUS

DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN KOOR&STEM // 27


Aan dit nummer werkten mee:   Carl Van Eyndhoven, Kim Meyns, Koenraad De Meulder, Jean De Bosschere, Rudy Tambuyser, Patrick Van Looy, Ludo Claesen, Sien De Smet, Steven Marien, Urbain Van Asch, Jan Theuwissen, Liesbeth Segers, Mirek Cerny, Peter Maus. EINDREDACTIE: Ivo Jacobs COÖRDINATIE: Jan Stofferis Kooraansluiting: € 70, Individueel abonnement: € 22,5 Rek. nr. 735-0037517-63 t.n.v. Koor&Stem vzw DRUK Van der Poorten OPLAGE 3.000 ex. VORMGEVING apple-n.be, brand-ink.be

28 // STEMBAND


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.