17 SEP. ‘16 17 APR. ‘17
CURATOR: NATIONAAL GLASMUSEUM LEERDAM JOB MEIHUIZEN
Voorwoord / Foreword Jeroen MAES
2
Deens glas, tot op de dag van vandaag / Danish glass, so far and now Jan KOCK
4
Kunstenaars / Artists
35
Glasfabriek HOLMEGAARD / HOLMEGAARD Glass factory Susanne OUTZEN
68
Ontwerpers / Designers HOLMEGAARD
73
Lommelærker
90
Residentie / Residency Marie RETPEN
92
INHOUDSTAFEL – CONTENT
Colofon / Colophon
© GLAZENHUIS In samenwerking met / in collaboration with Glasmuseet Ebeltoft - Hempel Glasmuseum - Næstved Museum - Ernsting Stiftung
DEENS GLAS, VAN MODERN FABRIEKSDESIGN TOT HEDENDAAGSE KUNST DANISH GLASS, FROM MODERN FACTORY DESIGN TO CONTEMPORARY ART
VOORWOORD FOREWORD JEROEN MAES Artistiek directeur / Artistic director
Het Deense design is al decennia lang wereldwijd ongelooflijk populair: elegante kasten en stoelen, gezeefdrukt textiel en behang, kleurrijke lampen en glasservies. Op de tweedehandsmarkt floreert de vintage-cultuur, maar naast dit populaire retro-erfgoed blijven ook vandaag jonge Deense ontwerpers hedendaags topdesign vormgeven. De tentoonstelling Great Danes brengt een mix van het welbekende kleurrijke Scandinavische sixties en seventies designglas, maar kijkt ook terug naar de opkomst van het ‘studioglas’ in de jaren tachtig onder leiding van Finn Lynggaard. Ten slotte wordt er ook heel wat aandacht besteed aan hedendaagse glaskunst en glasdesign met internationaal gerenommeerde namen als Tobias Møhl, Lene Bødker, Steffen Dam, Jeannet Iskandar en Cecilie Manz. Goed voor meer dan 200 glasobjecten van 26 Deense kunstenaars en designers.
Denmark, the land of Lego, Andersen’s fairy tales and Bang&Olufsen. The country that has become a byword for taut lines and high functionality, from furniture and household items to toys and fashion. The country where they think about design in a different way. Danish design has been incredibly popular all over the world for decades: elegant cupboards and chairs, screen-printed textiles and wallpaper, colourful lamps and glassware. On the second-hand market the vintage culture is flourishing but besides this popular retro heritage, young Danish designers keep on creating contemporary top-class design today. The exhibition Great Danes will bring a mix of the well-known colourful Scandinavian sixties and seventies design glass, and will also look back on the rise of the ‘studio glass’ in the eighties led by Finn Lynggaard. Finally, particular attention will be paid to contemporary glass art and glass design by world-renowned names such as Tobias Møhl, Lene Bødker, Steffen Dam, Jeannet Iskandar and Cecilie Manz. Accounting for more than 200 glass objects by 26 Danish artists and designers.
2•3
Denemarken, het land van Lego, Andersensprookjes en Bang&Olufsen. Het land dat synoniem staat voor strakke lijnen en hoge functionaliteit, van meubels en huishoudelijke artikelen tot speelgoed en mode. Het land waar op een andere manier nagedacht wordt over design.
DEENS GLAS, TOT OP DE DAG VAN VANDAAG DANISH GLASS, SO FAR AND NOW JAN KOCK MA, Emeritus Hoogleraar, Universiteit van Aarhus / MA, Associate Professor emeritus, Aarhus University
In de daaropvolgende decennia schommelde de Deense economie en in de kunst doken nieuwe bewegingen op. Het kleurrijke glas dat had gedomineerd, werd opgevolgd door ingetogener kleuren, vaak grijs en wit. Dit was de weg die een bepaalde tijd werd bewandeld, doch de richting veranderde al weer snel; smaken veranderen naarmate de jaren verstrijken. In het midden van de jaren 2000 bereikte alles een hoogtepunt, de economie nam een hoge vlucht en het was een goede tijd voor kunst en glas. In 2008 veranderde alles zo drastisch van richting dat de zaken zich nog maar net weer beginnen op te richten. Het studioglas verscheen in Denemarken aan het begin van de jaren zeventig en de beschrijving hieronder volgt de ontwikkelingen daarvan vanaf de eerste onhandige pogingen tot aan de dag van vandaag. Het studioglas nam een steeds prominentere positie in naarmate de productie van industrieel glas het moeilijk had en uiteindelijk verdween.
In the swinging sixties, which in many ways extended some way into the seventies, we believed that development would continue positively and upwards for ever. Optimism was high, and there were periods of almost full employment. This exuberance lasted for some time in the 1970s, but was finally subdued by oil crises, which among other things meant car-free Sundays in Denmark. The positive waves in society were reflected in its design: it was a colourful period when folk were not afraid to try out new ideas and question the establishment. Many new impulses in culture came from the American and English spheres. Who could forget Flower Power? There were also European currents crowding in. The national economy fluctuated in the following decades, and new movements cropped up in art. The colourful glass that had dominated the scene was succeeded by more subdued colours, often grey and white. This was the way to go for a period, but the direction soon changed again; tastes change as the years pass. In the mid-2000s everything peaked, the economy was booming, and it was a good time for art and glass. Everything swung round so drastically in 2008 that things are only just beginning to right themselves up again. Studio glass appeared in Denmark at the beginning of the 1970s, and the description below follows developments from the first fumbling attempts up to the present. Studio glass took up an increasingly prominent position as industrial glass production struggled and finally disappeared.
4•5
In de swingende jaren zestig, die in veel opzichten op de een of andere manier voortduurden tot in de jaren zeventig, geloofden we dat de groei maar steeds door zou blijven gaan. Het optimisme was groot en er waren tijden dat er sprake was van bijna volledige werkgelegenheid. Deze jubelstemming hield nog even aan in de jaren zeventig, maar werd uiteindelijk getemperd door oliecrises die in Denemarken onder andere autoloze zondagen betekenden. De golven van positivisme in de samenleving kwamen tot uiting in het design: het was een kleurrijke periode waarin men er niet voor terugschrok om nieuwe ideeën uit te proberen en vraagtekens te zetten bij de gevestigde orde. Uit het Amerikaanse en Engelse deel van de wereld kwamen veel nieuwe impulsen op het gebied van cultuur. Wie zou Flower Power kunnen vergeten? Er kwamen ook Europese tendensen binnenstromen.
KASTRUP-HOLMEGAARD EN DE BEGINJAREN VAN HET STUDIOGLAS De Deense glaswereld was praktisch synoniem aan de grote nationale glasfabrieken die, na de fusie in 1965, Kastrup og Holmegaards Glasværker heette. In de daaraan voorafgaande jaren hadden de twee glasfabrieken elkaar uit alle macht beconcurreerd op het gebied van gebruiksglas en glaskunst. De ontwerper die vóór 1965 de toon aangaf bij Kastrup was Jacob E. Bang (p.74), die onder andere een karakteristieke Deense versie van het eenvoudige, elegante idioom van Bauhaus en Wilhelm Wagenfeld over de grens stuurde. Dit was design van het hoogste niveau en het kwam op zijn best op gelijke hoogte met kunst.
KASTRUP-HOLMEGAARD AND THE EARLY YEARS OF STUDIO GLASS The Danish glass world was practically synonymous with the big national glassworks which, after the merger in 1965, was called Kastrup og Holmegaards Glasværker. In the preceding years the two glassworks had competed for all they were worth in functional glass and art glass. The designer who set the pace at Kastrup before 1965 was Jacob E. Bang (p.74), who among other things channelled a distinctively Danish version of Bauhaus’ and Wilhelm Wagenfeld's simple, elegant idiom over the border. This was design of the highest calibre, and at its best reached the levels of art.
Bij Holmegaard was Per Lütken (p.78) de allerbelangrijkste ontwerper en kunstenaar; hij kwam in 1942 naar Holmegaard en had toen geen enkele ervaring met glas. Hij had wel een natuurlijk inzicht in de kenmerken van heet glas en in datzelfde jaar maakte hij al een aantal glazen voor een tentoonstelling in Stockholm. Al bijna vanaf het begin werden de objecten die zo kenmerkend voor hem waren, uitgevoerd in dik, vaak lichtblauwachtig glas met afgeknipte zijkanten met draaikolkachtige patronen. Die paar basisvormen werden in de loop van de decennia tot in het oneindige gevarieerd en uitgebreid en in duizenden stuks geproduceerd; zo nu en dan werd er een virtuoos niveau bereikt als er speciale unieke varianten werden gemaakt.
At Holmegaard the totally predominant designer and artist was Per Lütken (p.78), who came to Holmegaard in 1942 with no experience of glass whatsoever. He did have a talent for understanding the nature of the hot glass, and the same year he had already created a number of glasses to be shown at an exhibition in Stockholm. Almost from the beginning, the objects so characteristic of him appeared in thick, often light bluish glass with snipped and swirled-out edges. The few basic forms were varied and developed indefinitely over the decades, and produced in their thousands, occasionally reaching levels of virtuosity when special unique variants were produced.
De grootste moeilijkheid van alles ligt niet in het creëren van een glas in volmaakte vorm, maar in het blazen van duizenden dezelfde vormen, van dezelfde kwaliteit. Wat Per Lütken – en wat dat betreft ook Jacob E. Bang – in staat stelde om dergelijke indrukwekkende glaskunst te creëren, was de nauwe samenwerking met de deskundige en hoogopgeleide glasblazers die bij de glasfabriek werkzaam waren.
The greatest difficulty of all is not in creating a glass in perfect form, but in blowing thousands all the same, in the same quality. What made it possible for Per Lütken, and for that matter Jacob E. Bang as well, to create such impressive glass art was the close collaboration with the expert and highly skilled glassblowers employed at the glassworks.
Zonder deze directe wisselwerking zou het niet mogelijk zijn geweest om de unieke stukken te produceren die regelmatig voor tentoonstellingen over de hele wereld en voor andere speciale gelegenheden werden geblazen. Het dichtste dat Per Lütken kwam bij het zelf blazen van glas was dat hij bijzondere vormen in natte klei modelleerde, waarin de glasblazer dan het glas blies, vaak met toevoeging van een deel gekleurd glas. Voor elk nieuw stuk haalde de kunstenaar dan een nieuwe vorm in zachte klei te voorschijn. Met andere woorden, de stukken die dit proces opleverde, waren volkomen uniek. Een van de uitmuntende vormen die met deze techniek waren gemaakt, werd lava genoemd, ontwikkeld rond 1970. Er werden talrijke experimenten uitgevoerd met vele vormen en varianten, vaak in heldere kleuren. Bij de glasfabriek was er een speciaal designatelier dat bekend stond als de kunstenaarsstudio of het ontwikkelatelier, waar zeer innovatieve en toonaangevende producten werden gemaakt. Dit was deels mogelijk door de verbluffende virtuositeit van de glasblazers in de fabriek en deels doordat de productie van het meer commerciële
Without this close interaction, it would not have been possible to produce the unique pieces that were regularly blown for exhibitions round the world and for other special occasions. The nearest Per Lütken came himself to blowing glass was to model individual moulds in wet clay, into which the glassmaker then blew the glass, often with partial additions of coloured glass. For each new piece the artist would draw out a new mould in soft clay. In other words, the pieces that emerged from this process were quite unique. One of the outstanding forms made with this technique was called Lava, which was developed in about 1970. Numerous experiments were carried out with many forms and variants, often in vivid colours. At the glassworks, there was a special design workshop known as the artists' shop or the development workshop, where were highly innovative and trendsetting products were made. This was possible, partly because of the dazzling brilliance of the glassblowers at the factory, and partly because the production of
In 1970 opende Holmegaard een showroom in de belangrijkste winkelstraat van Kopenhagen en exposeerde de beste stukken van Per Lütken, die moeten worden omschreven als sculpturale werken. Lütken maakte heel veel glas, bijna tot aan zijn dood in 1998, ofwel meer dan 50 jaar. Wij weten dit zo precies omdat hij letterlijk vanaf zijn eerste dag op de glasfabriek zorgvuldig het glas administreerde dat op basis van zijn tekeningen en ideeën werd geproduceerd. Dit werd allemaal genoteerd in wat hij het Zwarte Boek noemde. Tot op het allerlaatst was hij ervan overtuigd dat het beste glas werd gemaakt telkens als de kunstenaar en de glasblazer hun krachten bundelden en nauw samenwerkten. Bij Holmegaard was men zich er terdege van bewust dat er een nieuwe doorbraak op komst was in de glaswereld. Individueel glas dat werkelijk gemaakt was door de kunstenaar, was een droom die in de Verenigde Staten op het punt stond werkelijkheid te worden. Twee belangrijke figuren in dat proces waren professor Harvey K. Littleton en de glastechnicus Dominic Labino, die in 1962 in Toledo, Ohio, hun eerste kleine glasoven opstelden. Wat nieuw was, was het idee dat kunstenaars het werken met heet glas zelf onder de knie konden krijgen. In de praktijk is het voor één persoon te gecompliceerd om alleen te staan met het glas, dus normaal gesproken helpt een assistent met het glasblazen. Littleton had daarvoor al de wereld rondgereisd op zoek naar inspiratie. Op Murano, bij Venetië, waar de tradities in gebruiksglas en individuele glaskunst ver teruggaan, waren de mensen op hun hoede voor de Amerikaan, zodat hij met zijn bezoek niet veel bereikte. Het ging anders in de herfst van 1962 tijdens een tournee langs Europese scholen die glasopleidingen aanboden. Hij hoorde bij toeval van de Valentin Eisch glasfabriek in de Beierse bossen en hij ontmoette Erwin Eisch, die al enige tijd individuele stukken glaskunst van hoog artistiek niveau maakte. De twee hadden genoeg gespreksstof en bouwden een vriendschap op die van grote invloed zou zijn op de ontwikkeling van studioglas. In de jaren zestig was de World Craft Council zeer actief en ging ook een belangrijke rol spelen in de nieuwe activiteiten die bekend staan als de Studioglas-beweging. Deze beweging zou zich al razendsnel over de Verenigde Staten verspreiden en in de loop van een paar jaar was het mogelijk om een glasopleiding te volgen aan een aantal universiteiten in het land. In Europa behoorden Stourbridge in de Midlands in Engeland en het Royal College of Art in Londen tot de eerste plaatsen waar het mogelijk was om een glasopleiding te volgen, evenals in Nederland, waar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam vooropliep en Sybren Valkema het tempo bepaalde. In 1966 werden er cursussen gegeven. Vanaf
more commercial glass provided an economic basis for it, and finally because the management wished to allow a certain freedom for their designers to create individual works in glass. It kept the spirit of the place alert and open to new impulses. In 1970 Holmegaard opened a showroom in the main shopping street in Copenhagen, and displayed the best of Per Lütken's pieces, which must be described as works of sculptural art. Lütken created large quantities of glass almost until his death in 1998 – or for more than 50 years. We know precisely, because literally from his first day at the glassworks he kept careful records of the art glass produced from his drawings and ideas. They were all noted in what he called the Black Book. To the very end he was convinced that the best glass was created when the artist and glassmaker joined forces and worked closely together. Holmegaard was well aware that a new breakthrough was on the way in the glass world. Individual glass actually made by the artist was a dream that was about to come true in the USA. Two prominent figures in the process were Professor Harvey K. Littleton and the glass technician Dominic Labino, who set up their first little glass oven in Toledo, Ohio, in 1962. What was new was the idea that artists themselves could master and work with the hot glass. In practice it is too complicated for one person to stand alone with the glass, so normally an assistant helps with glassblowing. Littleton had previously travelled round the world in search of inspiration. On Murano, near Venice, where traditions in functional glass and individual art glass go far back, people were wary of the American, so he did not gain much from his visit. Things went differently in the autumn of 1962 on a tour of European schools offering studies in glass. By chance he heard of the Valentin Eisch glassworks in the Bavarian forests, and met Erwin Eisch, who had already been making individual pieces of glass art of high artistic calibre for some time. The two had plenty to talk about, and built up a friendship which was to have a strong influence on the development of studio glass. In the 1960s the World Craft Council was highly active, and also came to play an important part in the new activities known as the Studio Glass movement. This movement would soon spread like wildfire across the USA, and in the course of a few years it was possible to study glass at a number of universities in the country. In Europe, among the first places where it was possible to learn about glass were Stourbridge in the Midlands in England, the Royal College of Art in London, and in the Netherlands, where the Gerrit Rietveld Academy in Amsterdam was leading the way, and Sybren Valkema set the pace.
6•7
glas daarvoor een economische basis verschafte en ten slotte doordat het management hun ontwerpers een bepaalde vrijheid wilde geven om eigen werk in glas te creëren. Het hield de geest van de plek alert en open voor nieuwe impulsen.
dat moment werden de scholen door een stroom van toekomstige glaskunstenaars bezocht. Helaas werd al snel duidelijk dat het veel van de nieuwe glaskunstenaars ontbrak aan technische vaardigheden en dat hun pogingen tot vakmanschap in glas wankel waren. Tegen het midden van de jaren zeventig meldden velen van hen zich aan op de Glasschool van Orrefors in Zweden, waar de technische kant uitstekend was, omdat daar in de eerste plaats vakmensen werden opgeleid voor de grootschalige Zweedse glasindustrie. Onder hen waren de Amerikaan Darryle Hinz, de Nederlander Durk Valkema en de Deen Jesper Kerrn-Jespersen.
Courses were being run in 1966. From then on a stream of future glass artists visited the schools. Unfortunately it soon became clear that many of the new glass artists lacked technical skills and their attempts at craftsmanship in glass were shaky. Towards the mid-1970s many of them applied to the School of Glass at Orrefors in Sweden, where the technical side was excellent, as it primarily trained professionals for the large-scale Swedish glass industry. Among these was the American, Darryle Hinz, Durk Valkema from the Netherlands and Danish Jesper Kerrn-Jespersen.
In Scandinavië was de Zweedse Åsa Brandt de eerste die een glimp opving van wat er gaande was toen ze Nederland en het Verenigd Koninkrijk bezocht en vervolgens in 1968 haar eigen glasatelier opende in Torshälla in de buurt van Stockholm. De vastberaden Studioglasbeweging, vooral geïnspireerd door de Amerikaanse voorbeelden, vond in 1972 zijn weg naar Denemarken met de reeds lang gevestigde en moderne keramist Finn Lynggaard (p.36). Deze werd in 1971 halsoverkop verliefd op glas tijdens een bezoek aan het Sheridan College in de buurt van Toronto, Canada, waar hij aanvankelijk kwam om les te geven in keramiek. Toen hij thuiskwam bouwde hij enthousiast een kleine glasoven die echter niet lang meeging. Er werd meteen een nieuwe gebouwd en deze werd 42 dagen lang gebruikt voor glasblazen. Er waren ernstige technische problemen, maar ze werden opgelost met waar enthousiasme. Hetzelfde patroon herhaalde zich met het verkrijgen van de grondstoffen. Er moest worden gebruikt wat voorhanden was, dus hij vermaalde lege flessen en andere glazen verpakkingen die bij de hand waren. Dit was in feite een eenvoudig uitgangspunt, omdat er niet zo veel energie nodig is om glas om te smelten als voor het smelten van de basismaterialen zand, soda en kalk. Recycling leidde echter tot nieuwe problemen, aangezien industrieel glas sterk varieert en vaak niet geschikt is om samen te smelten.
In Scandinavia, Åsa Brandt from Sweden was the first to catch sight of what was going on when she visited the Netherlands and the UK, and then opened her own glass workshop in 1968 in Torshälla near Stockholm. The single-minded studio glass movement, primarily inspired by the American examples, found its way to Denmark in 1972 with the well-established and progressive ceramicist, Finn Lynggaard (p.36). He fell headlong for glass in 1971 on a visit to Sheridan College near Toronto, Canada, where he originally went to lecture on ceramics. When he came home, he eagerly built a small glass oven, which did not last long, however. A new one was constructed immediately, and was used for glassblowing for 42 days. There were serious technical problems, but they were solved with true enthusiasm. The same pattern repeated itself over obtaining the raw material. It was necessary to use what was available, so he crushed empty bottles and other glass packaging that might be at hand. This was in fact an easy starting point, since it does not require so much energy to re-melt glass as it does to melt it from the basic materials, sand, soda ash and limestone. However, recycling led to new problems, since industrial glass varies considerably, and is often unsuitable for smelting together.
Maar met een ware en onkritische pioniersgeest werden honderd van de glazen die waren geproduceerd, getoond op een tentoonstelling in Den Permanente in Vesterbrogade in Kopenhagen. Het Museum van Decoratieve Kunst in Kopenhagen kocht er een van. De voorgestelde Deense term voor het nieuwe fenomeen was ‘Eenpersoonsglas’ (Enmandsglas). In veel opzichten is dit een centraal begrip voor de beweging. Finn Lynggaards Glas Håndbogen (Glashandboek) stelde dit in 1975 voor, maar het werd nooit echt op grote schaal gebruikt. Op meerdere fronten, zowel nationaal als internationaal, ging Finn aan de slag om een netwerk op te bouwen. In 1973 organiseerde hij voor alle geïnteresseerden in Denemarken en daarbuiten in zijn eigen studio een seminar, of beter gezegd een workshop. Het daaropvolgende jaar nam het museum in Umeå in het noorden van Zweden het initiatief voor het opzetten van een tentoonstelling over het nieuwe fenomeen. Finn stortte zich op het project en haalde een groep pioniers uit Zweden,
But with a true and uncritical pioneering spirit, a hundred of the glasses produced were shown at an exhibition at Den Permanente in Vesterbrogade in Copenhagen. The Museum of Decorative Art in Copenhagen bought one of them. The suggested Danish term for the new phenomenon was 'One-person glass' (Enmandsglas). In many ways this is a central concept for the movement. Finn Lynggaard's Glass Handbook put the case for it in 1975, but it was never really widely used. On several fronts, both national and international, Finn set to work to form a network. In 1973 he organised a seminar, or more precisely a workshop in his own studio, for anyone interested from Denmark or abroad. The next year the museum in Umeå in northern Sweden took the initiative of setting up an exhibition about the new phenomenon. Finn threw himself into the project, and besides himself persuaded a group
of pioneers from Sweden, Norway, Finland, the Netherlands and the USA to show their creations. It was highly successful. Later that year the exhibition moved to Gothenburg, and again, it drew considerable attention. Finn wanted to show the exhibition in Copenhagen, but here the established art museums did not consider the quality to be sufficiently high. Hardly surprisingly, Finn did not give up, but contacted the department store, Illums Bolighus, instead, as at the time it sold some of the best products of Danish art craftsmanship. Here his proposal was positively received. The exhibition opened in the autumn of 1975 with a new and extended collection and participants from several more countries. Now it had really become an exhibition that showed how far the Studio Glass movement had come in a number of countries around the world.
Op hetzelfde moment was een ander initiatief een driedaags seminar aan de Deense School voor Decoratieve Kunst in Kopenhagen voor studenten en hen die in de praktijk met glas werkten. De drijvende krachten hierbij waren het hoofd van de glaslijn, Torben Jørgensen (p.86), en de docent van de keramische lijn, Finn Lynggaard. Ook dit seminar was een groot succes met meer dan 80 deelnemers. Het zou beslist niet gemakkelijk zijn om het belang van dit seminar te onderschatten. Er werden veel persoonlijke contacten gelegd. De pas begonnen Studioglas-beweging in Denemarken werd deel van de internationale beweging, gekoesterd en met groot enthousiasme aangemoedigd, vooral door Finn.
Another initiative at the same time was a threeday seminar for students and practising glassworkers at the Danish School of Decorative Art in Copenhagen. The driving forces were the principal of the glass line, Torben Jørgensen (p.86), and lecturer on the ceramic line, Finn Lynggaard. This seminar too was a great success with more than 80 participants. It would certainly be difficult to underrate the importance of that seminar. Many personal contacts were made. The newly started Studio Glass movement in Denmark became part of the international movement, nurtured and encouraged with great enthusiasm, especially by Finn.
Bij Holmegaard leefde er een sterk besef dat er nieuw bloed nodig was en een aantal ontwerpers en verscheidene kunstenaars kwamen en gingen of bleven iets langere periodes. In 1968 werd Michael Bang (p.84) aangenomen als kunstenaar bij glasfabriek Holmegaard in Odense. Zijn achtergrond was dat hij zijn leertijd had doorgebracht bij Bjørn Wiinblad en het vak van modelmaker leerde bij de Koninklijke Deense Porseleinfabriek voordat hij als ontwerper ging werken bij een Zweedse glasfabriek. Zijn bijdragen aan het Deense glas waren, naast wat mooi gebruiksglas, moderne glazen lampen waarvoor bij gelegenheid zeer bedreven glasblazers onmisbaar waren. Zijn Palet-serie uit 1970 was misschien wel zijn meesterwerk in glasontwerp: deze serie bestond uit schalen, borden en andere felgekleurde stukken voor een mooie eettafel. Soms kon hij zijn meer uitbundige talent de vrije teugel laten. In 1995 was er een bijzonder interessante expositie over water door Niels Christian Olesen in Skagen. Dit was een complete installatie over het onderwerp water, getiteld Glass, sand and sea (Glas, zand en zee). De ramen van de galerie waren bedekt, terwijl de muren zeeblauw waren geschilderd en de hele expositie werd begeleid door het geluid van de deinende zee. Michael Bang zat in veel opzichten op dezelfde golflengte als de mensen in het studioglas, want het gaf hem ruimte voor zijn creatieve spel.
At Holmegaard there was a strong awareness that new blood was needed, and several designers and artists passed through or remained for slightly longer periods. In 1968 Michael Bang (p.84) was employed as an artist at Holmegaard's glassworks in Odense. His background was that he had served his apprenticeship with Bjørn Wiinblad and learned the trade as a modeller at the Royal Danish Porcelain Manufactory before working as a designer at a Swedish glassworks. His contribution to Danish glass, besides some fine functional glass, included modern glass lamps, which sometimes called for extremely skilled glassmakers. His ‘Palet’ series from 1970 was probably his masterpiece in glass design: it consisted of bowls, dishes and other vividly coloured items for a smart dining table. Sometimes he could give his more exuberant talent a free rein. In 1995, a particularly interesting exhibition on water was shown by Niels Christian Olesen in Skagen. This was a total installation on the subject of water, entitled ‘Glass, sand and sea’. The windows of the gallery were covered over, while the walls were painted sea blue, and the whole exhibition was accompanied by the sound of the surging sea. Michael Bang was in many ways on the same wavelength as the studio glass people, because it gave him scope for his creative games.
8•9
Noorwegen, Finland, Nederland en de Verenigde Staten over om hun werk naast het zijne te exposeren. Het was een groot succes. Later dat jaar verhuisde de tentoonstelling naar Göteborg en trok, nogmaals, heel wat aandacht. Finn wilde de tentoonstelling naar Kopenhagen brengen, maar daar vonden de gevestigde musea dat de kwaliteit ervan niet voldoende hoog was. Het is nauwelijks verrassend te noemen dat Finn niet opgaf, maar dat hij in plaats daarvan contact opnam met het warenhuis Illums Bolighus, aangezien dat toentertijd een deel van de beste voortbrengselen van de Deense ambachtelijke kunst verkocht. Hier werd zijn voorstel positief ontvangen. De tentoonstelling opende in het najaar van 1975 met een nieuwe en uitgebreide collectie en deelnemers uit verschillende andere landen. Nu was het echt een tentoonstelling geworden die liet zien hoe ver de Studioglas-beweging was gekomen in een aantal landen in de wereld.
Bij Holmegaard was men, zoals gezegd, sterk geïnteresseerd in studioglas en in 1971 resulteerde dit in de bouw van een kleine oven die gebruikt kon worden door studioglaskunstenaars. Als gevolg van de energiecrisis kwam er weinig terecht van deze goede bedoelingen. Het idee werd echter in 1977 op een andere manier nieuw leven ingeblazen. Buitenlandse glaskunstenaars mochten experimenteren in het grote productie-atelier. Een van de meest opvallenden was Joel Philip Myers uit de Verenigde Staten.
Holmegaard was, as mentioned, strongly interested in studio glass, and in 1971 this resulted in the construction of a small oven for studio glass artists to use. Because of the energy crisis, little came of these good intentions. The idea was revived, however, in a new way in 1977. Glass artists from abroad were allowed to experiment in the big production workshop. One of the most outstanding was Joel Philip Myers from the USA.
GLASSCHOLEN EN –OPLEIDINGEN De Deense School voor Decoratieve Kunst in Kopenhagen heeft een keramieklijn. De directeur van de school besefte dat het studioglas zijn weg aan het banen was in Denemarken en daarom regelde hij dat de studenten van de keramieklijn bij Holmegaard het werken met glas leerden kennen en ook zelf het gereedschap mochten proberen. Holmegaard sponsorde zelfs een kleine oven, die in de kelder van de school werd geplaatst. Torben Jørgensen, die toen leerling was op die school, werd naar een korte opleiding aan de Glasschool van Orrefors gestuurd om meer te leren over glas. Helaas werkte de kleine oven niet goed en werd daarom in 1973 vervangen door een kleine tankoven. Torben Jørgensen, die als technicus en keramist was opgeleid, vestigde zich ook op de school en was er van 1973 tot 1978 in dienst; vanaf 1974 als docent en hoofd van de glaslijn. Tegelijkertijd was de glasblazer Ejnar Sørensen van Holmegaard verbonden aan de school om ervoor te zorgen dat de studenten een voldoende mate van vakmanschap hadden verworven als zij de school verlieten. Vanaf 1978 was Finn Lynggaard enkele jaren hoofd van de glaslijn aan de Deense School voor Decoratieve Kunst. Later werd deze naam veranderd in de Deense School voor Kunst en Design en Charlie Meaker werd aangesteld als docent en hoofd. De naam werd al snel weer veranderd als gevolg van structurele wijzigingen; de school heet nu de Danish Design School en is een afdeling van de Royal Danish Academy of Fine Arts, Schools of Architecture, Design and Conservation en valt onder het Ministerie van Hoger Onderwijs en Wetenschappen.
SCHOOLS AND TRAINING IN GLASS The Danish School of Decorative Art in Copenhagen has a ceramics line. The principal of the school was aware that studio glass was making its way in Denmark, and therefore arranged for the students on the ceramics line to get a taste of glassworking at Holmegaard, and also to try the tools in their own hands. Holmegaard even sponsored a small oven, which was placed in the basement at the school. Torben Jørgensen, who was then a student at the school, was sent on a short course at the School of Glass at Orrefors to learn more about glass. Unfortunately the little oven did not work well, and it was therefore replaced in 1973 by a small tank furnace. Torben Jørgensen, who trained as a mechanic and ceramicist, settled down well at the school, and from 1973 to 1978 was employed by the school, from 1974 as the principal and teacher on the glass line. At the same time the glassmaker Ejnar Sørensen from Holmegaard was attached to the school to ensure that students had acquired a sufficient level of craftsmanship when they left. From 1978 Finn Lynggaard served for some years as principal of the glass line at the Danish School of Decorative Art. Later, the name was changed to the Danish School of Art and Design, and Charlie Meaker was appointed as principal and teacher. The name was soon changed again as a result of structural changes; the school is now called the Danish Design School and is a department of the Royal Danish Academy of Fine Arts, Schools of Architecture, Design and Conservation, and is under the Ministry of Higher Education and Science.
Veel van degenen die met glas werken en wellicht zijn opgeleid aan de Deense School voor Decoratieve Kunst, hebben daarvoor of daarna ook een opleiding gevolgd aan de Glasschool bij Orrefors in Zweden. De Zweedse glasschool richtte zich op vakbekwaamheid en stond professioneel gezien zeer goed aangeschreven. Later werd er een school opgericht bij de Kosta glasfabrieken, hetgeen enige concurrentie gaf. Deze beide opleidingscentra zijn inmiddels gesloten en samengevoegd bij de Pukeberg Glassworks, ook in het Zweedse Småland. Hier in Denemarken verbeterden veel beginnelingen hun vaardigheden en deden ervaring op door anderen te assisteren die een atelier hadden. In andere gevallen reisden glasblazers veel, vooral naar het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten, om nieuwe ervaring als assistent op te doen. Enkelen bezochten Murano,
Many of those who work with glass and may have trained at the Danish School of Decorative Art have also trained either before or afterwards at the School of Glass at Orrefors in Sweden. The Swedish glass school focused on craftsmanship, and was very highly regarded professionally. Later, a school was started at the Kosta glassworks, which provided some competition. Both of these training centres have now been closed and merged at Pukeberg Glassworks, also in Småland in Sweden. Here in Denmark, many beginners improved their skills and gained experience by working as assistants for others who had a workshop running. In other cases glassmakers have travelled widely, chiefly to the UK or the USA, to absorb new experience as assistants. A few visited Murano, but it was
Hier in Denemarken werd in 1987 op particulier initiatief nog een glasschool geopend – Brabrand Glass School, die werd opgericht door Do Mills Karlslund in samenwerking met Steffen Dam (p.44). Do runde de school zeer enthousiast en professioneel tot kort voor haar dood in 2001. Er was veel gelegenheid en ruimte voor afwijkende ideeën, ook al was het schoolgebouw in feite vrij klein. Alles werd bij elkaar gehouden door toewijding aan het hete glas. Hoewel de focus lag op heet glas, werden er ook andere technieken geleerd, zoals slumpen en fusen. De opleiding werd aangepast aan de wensen en behoeften van de studenten. Hoewel het doel was om een ba sisopleiding aan te bieden, was het ook bedoeld als een geschikte basis om op voort te bouwen en verder te gaan. Het was mogelijk om alles te doen, van een eendaagse cursus tot een programma dat langer dan een jaar duurde. Van de lijst van oud-leerlingen van de school is ook een aantal tegenwoordig zeer professioneel glasmaker. Behalve op de school van Do Karlslund, werd er op verschillende niveaus voor kortere of langere tijd glasonderricht aangeboden op de Kolding School of Arts and Crafts, de Folk Art School in Holbæk, de glazenmakersschool in Holbæk en de Folk High Schools op Engelsholm, in Skælskør en in Jyderup, onder andere. In het midden van de jaren negentig had Bornholm het moeilijk en kregen veel van de genomen initiatieven overheidssteun. Een hiervan resulteerde in de Glas en Keramiek School Bornholm, die van start ging in 1997 en al snel daarna naar geheel nieuwe, goed ontworpen gebouwen in Nexø kon verhuizen. Op de glasafdeling worden elk jaar ongeveer twaalf studenten toegelaten. Sinds enige jaren is een aantal studenten afkomstig uit het buitenland. Het is nu mogelijk om een volledige bacheloropleiding in glas te volgen die theoretische en methodische elementen bevat en wordt afgerond met een afstudeerproject. Elk jaar worden gewoonlijk de afstudeerprojecten beschreven in een catalogus die is ontworpen door de studenten en worden de objecten getoond in exposities die door het land toeren. Het is op die manier mogelijk om je een ongewoon volledig en scherp beeld te vormen van welke stijlidealen op dat moment actueel zijn en waartoe het individu in staat is. De school op Bornholm is nu een van de scholen onder de Royal Danish Academy of Fine Arts, Schools of Architecture, Design and Conservation. Sinds 2001 is een ander initiatief dat de oprichting van nieuwe bedrijven heeft helpen ondersteunen en het mogelijk heeft gemaakt om projecten uit te voeren, de
not easy, as its atmosphere of secretiveness was a barrier. As in other places, glassblowing was a man's job, and when Laura Madsen from Denmark turned up on Murano as recently as 1999 and intrepidly demonstrated that a woman could in fact blow glass, she caused a sensation bordering on indignation. Here in Denmark an additional glass school opened on a private initiative in 1987 – Brabrand Glass School, which was established by Do Mills Karlslund in collaboration with Steffen Dam (p.44). Do ran the school very enthusiastically and professionally until shortly before her death in 2001. There was plenty of scope and space for different ideas, even though the school building was in fact quite small. Everything was held together by dedication to the hot glass. While hot glass was the central focus, other techniques were also taught, such as slumping and fusing. The training was adapted to the students' wishes and requirements. While the aim was to provide a basic training, it was also intended as an adequate foundation to build on and go further. It was possible to take anything from a single-day course to a programme lasting more than a year. The list of former pupils of the school includes a number who today are highly professional glassmakers. Besides Do Karlslund's school, instruction in glass as a material has been provided at several levels and for shorter or longer periods at the Kolding School of Arts and Crafts, the Folk Art School in Holbæk, the glaziers' school in Holbæk, and the Folk High Schools at Engelsholm, Skælskør and Jyderup among others. By the mid-1990s times were hard on Bornholm, and many of the initiatives taken received support from the government. One of these resulted in the Glass and Ceramic School, Bornholm, which was started in 1997, and was soon able to move into completely new, well designed buildings in Nexø. On the glass line about a dozen students are admitted each year. For several years a number of students have come from abroad. It is now possible to take a full bachelor programme in glass, which includes elements of theory and method, and is completed with a graduation project. Each year graduation projects are usually described in a catalogue designed by the students, and the objects are shown in exhibitions that tour the country. It is thus possible to form an unusually full and sharp picture of what ideals of style are topical at the moment and what the individual is able to do. The school on Bornholm is now one of the schools under the Royal Danish Academy of Fine Arts, Schools of Architecture, Design and Conservation.
10 • 11
maar dat was niet gemakkelijk, want de sfeer van geheimzinnigdoenerij daar vormde een barrière. Net als op andere plekken was glasblazen mannenwerk en toen Laura Madsen uit Denemarken nog maar zo kort geleden als in 1999 op Murano opdook en onverschrokken aantoonde dat een vrouw inderdaad glas kon blazen, veroorzaakte zij een sensatie die grensde aan verontwaardiging.
Møbelfabrikken (meubelfabriek) in Nexø. Dit initiatief ontleent zijn naam aan de niet meer in gebruik zijnde gebouwen waarin het werd gevestigd. Naast vele andere zaken was er een goed uitgerust glasatelier dat voor langere of kortere periodes kon worden gehuurd. Als gevolg van financiële problemen was men in 2013 echter genoodzaakt het initiatief te beëindigen. MEER GLASATELIERS In het midden van de jaren zeventig werden er nog enkele nieuwe glasstudio’s opgericht door gepassioneerde liefhebbers. Er kunnen hier slechts een paar voorbeelden worden genoemd die gekozen zijn omdat zij zich in de loop der jaren op een bepaalde manier hebben onderscheiden: artistiek, technisch, sociaal of ambachtelijk. De beslissing om studio’s op te nemen of niet, moet niet worden gezien als beoordeling. Zo openden in 1974 Jesper Kerrn-Jespersen en Aino Grib een gezamenlijke studio in Birkerød. Jesper was opgeleid aan de School of Glass bij Orrefors en Aino was opgeleid in keramiek. Wat zij maakten was eenvoudig en onopgesmukt. In hetzelfde jaar startte Viggo Haaning bij de Bramminge steenfabriek in de buurt van Esbjerg en verplaatste later zijn atelier naar Dyreby en ten slotte naar Henne Strand, waar hij nog steeds zijn ambacht beoefent in de Henneby Glass studio. Net als anderen begon Viggo met het smelten van flessen, maar hij is inmiddels overgestapt en gebruikt uitsluitend vensterglas als materiaal. Zijn stukken hebben daardoor een enigszins groenige tint die bijna zijn handelsmerk geworden is. Werken met vensterglas is in feite moeilijk, omdat het ‘kort’ glas is, dus er is weinig tijd om het te bewerken voordat het weer moet worden verhit. Het is ook niet gemakkelijk om kleur toe te voegen aan dit materiaal, zodat de technische samenstelling duidelijk invloed heeft op de uitdrukkingskracht van zijn werk. 1977 onderscheidt zich als een jaar waarin er door heel Denemarken een hele groep van nieuwe glasstudio’s werd geopend. In Snoldelev, ten zuiden van Roskilde, zetten Per René Larsen (p.38) en Skak Snitker een openluchtglasoven op het terrein bij Snoldelevgård. Samen met Niels Christian Olesen bliezen zij vrolijk glas dat op een ongecompliceerde manier een weerspiegeling was van het ongedwongen optimisme indertijd. Veel daarvan was gebruiksglas met bomen en vruchten in een nonchalante stijl. Zij bouwden later binnen een nieuwe oven, beter geschikt voor het Deense klimaat. Niels Christian Olesen besloot echter al snel om zijn eigen studio te beginnen in het voormalige postkantoor in Skagen, in het hart van het vakantiegebied. Iets later nam Per René Larsen het besluit tot de oprichting van zijn eigen atelier in Fanefjord op het eiland Møn, waar nu al tientallen jaren verfijnde glaskunst wordt geproduceerd. Snoldelev Glasbrug werd nog voortgezet tot 1983, toen Skak Snitker een plek huurde bij de Christiania Glaspusteri op Amager en vervolgens in 1987 samen
Since 2001 another initiative which has helped to support the establishment of new business and made it possible to carry out projects is the Møbelfabrikken (Furniture Factory) in Nexø. It takes its name from the disused buildings in which it was set up. Among many other things there is a well-equipped glass workshop, which can be rented for longer or shorter periods. However, it was necessary to close down the initiative in 2013 because of financial difficulties. MORE GLASS WORKSHOPS In the mid-1970s several more new glass studios were set up by passionate enthusiasts. Only a few examples can be mentioned here, chosen because over the years they have made their mark in some way, artistically, technically, socially or as craftsmen. The decision to include or exclude studios should not be seen as evaluation. Thus in 1974 Jesper Kerrn-Jespersen and Aino Grib opened a joint studio in Birkerød. Jesper had trained at the School of Glass in Orrefors, and Aino had trained in ceramics. What they made was simple and straightforward. The same year, Viggo Haaning started up at Bramminge brickworks near Esbjerg, later moving his workshop to Dyreby, and finally to Henne Strand, where he is still practising his craft at Henneby Glass studio. Like others, Viggo began by melting down bottles, but he has since gone over to using window glass exclusively as his material. His products consequently have a slightly greenish tone, which has almost become his trade mark. Working with window glass is in fact difficult, because it is a short glass, so there is not much time to work it before it must be reheated. It is not easy to add colour to this constellation either, so the technical constellation obviously has its influence on the expression of his work. 1977 stands out as a year when a whole cluster of new glass studios opened across the country. In Snoldelev south of Roskilde, Per René Larsen (p.38) and Skak Snitker set up an open-air glass oven in the yard at Snoldelevgård. Together with Niels Christian Olesen they blew cheerful glass, reflecting in an uncomplicated way the effortless optimism at the time. Much of it was functional glass with trees and fruits in a casual style. They later built a new oven indoors, which was better suited to the Danish climate. However, Niels Christian Olesen soon decided to set up his own studio in the former post office in Skagen, in the heart of the holiday area. Somewhat later, Per René Larsen decided to set up his own workshop at Fanefjord on the island of Møn, which for several decades now has produced sophisticated glass art. Snoldelev Glasbrug continued until 1983, when Skak Snitker hired facilities at Christiania Glaspusteri on Amager, and then in
In Ramløse begon Hans Frederik Friederichsen, ook in 1977, Arresø Glashytte. Hij is gediplomeerd industrieel ontwerper en architect MAA. Frederik leerde met glas om te gaan als een echte autodidact, door er eenvoudigweg voortdurend mee te werken, met een grote liefde voor het materiaal. Hij heeft door de jaren heen zijn techniek verfijnd en slechts een volledig opgeleide glasblazer kan het glas dat hij maakt, tot stand brengen. Hij is een van de weinigen die geïnspireerd is door de Tsjechische glaskunst. Tegenwoordig runt hij een atelier in Tisvildeleje samen met zijn vrouw, Ina Mathiasen, die haar eigen kenmerkende stijl heeft en zich al in een vroeg stadium begon te interesseren voor de kunst van het graveren. Zij zijn één voorbeeld van de vele getrouwde stellen in het glas die eigen ateliers hebben: in de loop van de jaren zijn er vele combinaties van dat type ontstaan. Bij de meeste daarvan heeft elk een eigen identiteit en maakt individueel werk, terwijl tegelijkertijd sommige werken gezamenlijk worden gemaakt. De interactie tussen het mannelijke en het vrouwelijke is klaarblijkelijk voor velen van hen een bron van inspiratie geweest. Het jaar 1977 was het begin van het glasverhaal op Bornholm. Het begon echter op een iets andere manier. Mogens Dam, die tegenwoordig het bekendst is als musicus, componist en dirigent, had een MA-scriptie over Bedrijfseconomie geschreven aan de Universiteit van Kopenhagen. Zelf afkomstig van Bornholm, was zijn uitgangspunt het idee om een glasatelier op te zetten in een van de vele leegstaande haringrokerijen. Zijn thesis omvatte een ellenlang theoretisch verslag van hoe een van deze gebouwen gerund zou kunnen worden om een redelijk rendement op de investeringen te geven. Hij omschreef zelf de scriptie als een soort manuscript voor hoe te werk te gaan van idee naar realisatie van een glasstudio. Voor iemand van Bornholm was het volkomen normaal dat hij het idee zelf in praktijk bracht. Mogens Dam ging met het project onder zijn arm naar de Bornholmerbanken, waar het zo goed gefundeerd werd geacht dat hij geld kon lenen voor het project. Hij vond een kleine leegstaande haringrokerij in Snogebæk die hij inrichtte als glasatelier. Torben Jørgensen van de Deense School voor Decoratieve Kunst, die Dam al een aantal jaren kende, kwam hem helpen met het bouwen van de oven, of beter gezegd, de drie kleine, primitieve tankovens die in het begin gebruikt werden. In al zijn eenvoud lijkt een tankoven min of meer op een kleine badkuip gemaakt van vuurvaste steen, met de brander direct boven de kuip geplaatst. Het idee was om flessen van blank, groen en bruin glas te smelten en te recyclen. Er waren geen glasblazers op Bornholm, dus Mogens Dam moest Denemarken en Zweden rondreizen om
1987 set up Glasgalleriet in the disused gasworks in Roskilde together with Ida Løkken and Peter Svarrer. Peter Svarrer joined during the period in Christiania. Under Skak Snitker, the studio in Roskilde has maintained a high artistic level to this day. In Ramløse, Hans Frederik Friederichsen started Arresø Glashytte, also in 1977. He is a qualified industrial designer and architect MAA. Frederik learned to handle glass simply through constant work with it, with a great love of the material, as a true autodidact. He has refined his technique over the years, and only a fully trained glassmaker can achieve the glass he makes. He is one of the few inspired by Czech glass art. Today he runs a joint workshop in Tisvildeleje his wife, Ina Mathiasen, who has her own distinctive style, and took up the art of engraving at an early stage. They are one example of the numerous married couples in glass who run workshops: over time, many constellations of that type have arisen. In most of them each has a distinct identity and creates individual work, while at the same time some works are created jointly. The interaction between masculine and feminine has clearly been an inspiration for many of them. The year 1977 was the start of the glass story on Bornholm. It began in a somewhat different way, however. Mogens Dam, who today is best known as a musician, composer and conductor, had written an MA Thesis on Business Economics at the University of Copenhagen. Coming from Bornholm himself, his starting point was the idea of setting up a glass workshop in one of the many disused herring smokehouses. His thesis included a lengthy theoretical account of how one of these buildings could be run to give off a reasonable return on investments. He described the thesis himself as a kind of manuscript for how to proceed from idea to realisation of a glass studio. For someone from Bornholm it was completely natural that he put the idea into practice himself. Mogens Dam went with the project under his arm to the Bornholmerbanken, where it was considered so well founded that he was able to borrow money for the project. He found a small disused herring smokehouse in Snogebæk, which he fitted out as a glass workshop. Torben Jørgensen from the Danish School of Decorative Art, whom Dam had known for a number of years, came over to help build the oven, or more precisely, the three small, primitive tank ovens used at the start. In all its simplicity a tank oven is more or less like a small bathtub made of fireproof stone, with the burner placed directly over the tub. The idea was to melt down and recycle clear, green and brown bottles. There were no glassmakers on Bornholm, so Mogens Dam had to travel round Denmark and
12 • 13
met Ida Løkken en Peter Svarrer Glasgalleriet oprichtte in de niet meer in gebruik zijnde gasfabriek in Roskilde. Peter Svarrer kwam er bij in de periode in Christiania. Onder Skak Snitker heeft de studio in Roskilde tot aan de dag van vandaag een hoog artistiek niveau behouden.
vakbekwame mensen te vinden. In Zweden vond hij de Amerikaan Darryle Hinz, die al snel werd gevolgd door Pete Hunner en Charlie Meaker die ook een Amerikaanse achtergrond hadden. Dit was een sterk team waarvan de leden sinds die tijd een enorme invloed hebben gehad op het Deense glas.
Sweden to find skilled people. In Sweden he found the American Darryle Hinz, who was soon joined by Pete Hunner and Charlie Meaker, who also came from American backgrounds. This was a strong team whose members have since made an enormous impression on Danish glass.
Om glas te krijgen om te smelten, werd er op het eiland een flesseninzameling gestart. Er ontstonden enorme bergen van glas: er waren kennelijk grote hoeveelheden opgespaard. De flessen werden op kleur gesorteerd, gewassen en gemalen zodat ze smeltklaar waren. De bezorgdheid die hij had als eigenaar over de economie daargelaten, besteedde Mogens Dam zijn tijd aan het snijden van gietvormen van elzenhout, het ontwerpen van glas en andere praktische taken.
To obtain glass to melt down, a bottle collection was started on the island. Huge mountains of glass built up: large quantities had obviously been set aside. The bottles were sorted according to colour, washed and crushed ready for melting. Apart from the owner's concerns about the economy, Mogens Dam spent his time cutting moulds in alder wood, designing glass and other practical tasks.
Niet lang daarna namen grote aantallen glasblazers er voor kortere of langere periodes hun intrek. Namen als Karen Klim, Lena Ljungar, Jesper Sødring, Niels Christian Olesen en vele anderen hebben allemaal een tijdje in het atelier gewerkt. Velen van hen werken nog steeds metterdaad met glas. Als je praat met degenen die Snogebæk in die vroege jaren kenden, herinneren zij zich een tijd van warm sociaal leven en dat iedereen ontzettend enthousiast was. Het atelier is er nog steeds en daarachter staat nog altijd een van de twee caravans geparkeerd, wat bij velen goede herinneringen oproept. Het initiatief in Snogebæk bracht een aantal kunstenaars ertoe om later op het eiland een eigen atelier op te zetten. Meteen in het daaropvolgende jaar, in 1978, startte Mogens Dam nog een glasatelier, ditmaal in Gudhjem. Het werd Gudhjem Glasrøgeri (Gudhjem Glasrokerij) genoemd, omdat het ook was gehuisvest in een voormalige haringrokerij dicht bij de haven, waar veel toeristen langskwamen. Dam hoopte het succes in Snogebæk te kunnen voortzetten. Dit atelier richtte zich op de productie van kristalglas en het ruwe materiaal kwam al smeltklaar uit Holmegaard of Zweden in de vorm van pellets of een vergelijkbare vorm. Destijds bevatte kristalglas nog lood, wat reden tot bezorgdheid gaf omdat het milieuproblemen zou kunnen veroorzaken. Bijna vanaf de eerste dag begon er een jong meisje naar de Glasrøgeri te komen. Dit was Pernille Bastrup, die haar vakantie doorbracht bij haar grootouders in Gudhjem en vaak naar het glasblazen keek terwijl haar moeder bijsprong tijdens het seizoen. Pernille mocht helpen met het vegen van de vloer, het vasthouden van de glaspijpen en andere klusjes. Ze besloot om het vak te gaan leren en ging naar de School of Glass in Orrefors. Vanaf 1988 was ze terug in het atelier en in 1993 kocht ze uiteindelijk het gehele atelier, dat ze vandaag de dag nog steeds runt. Zij richt zich op goed ontworpen gebruiksglas. In 1981 begonnen Pete Hunner en Maibritt Jønsson al vroeg en vestigden zich in de Østersøhytten nabij
It was not long before large numbers of glassworkers came by for shorter or longer periods. Names like Karen Klim, Lena Ljungar, Jesper Sødring, Niels Christian Olesen and many others have all spent time at the workshop. Many of them are still actively working with glass. If you talk to those who knew Snogebæk in its early years, they remember a time of warm social life and that everyone was keenly enthusiastic. The workshop is still there, and one of two caravans is still parked behind it, which brings back happy memories for many. The initiative in Snogebæk led several artists to set up their own workshops later on the island. The very next year, in 1978, Mogens Dam set up another glass workshop, this time in Gudhjem. It was called Gudhjem Glasrøgeri (Gudhjem Glass smokehouse), since it was also housed in a former herring smokehouse near the harbour, where many tourists came past. Dam hoped to follow up the success in Snogebæk. This workshop was to concentrate on producing crystal glass, and the raw material came ready melted from Holmegaard or Sweden in the form of pellets or similar. At that time crystal glass still contained lead, which was a cause of concern , as it could cause environmental problems. Almost from the very first day, a young girl started coming to the Glasrøgeri. This was Pernille Bastrup, who spent holidays with her grand parents in Gudhjem, and often watched the glassblowing while her mother helped out during the season. Pernille was allowed to help sweep the floor, hold the glass pipes and do other jobs. She decided to learn the craft, and went to the School of Glass in Orrefors. From 1988 she was back at the workshop, and finally in 1993 she bought the whole setup, which she still runs today. She focuses on well-designed functional glass. Pete Hunner and Maibritt Jønsson made an early start, and set up for themselves in 1981 at the Østersøhytten near Østermarie. They later
Het nieuwe atelier zat op een veel betere locatie om de stromen toeristen te trekken die ter plaatse andere voordelen hebben gebracht: er komen veel meer bezoekers langs. De eigenaren hebben evenwel hun artistieke niveau kunnen handhaven; zij geven altijd voorrang aan esthetiek en doen eigenlijk bijna een beroep op de bezoekers. Sinds enkele jaren worden er speciale avonden georganiseerd als er grote, gecompliceerde unica worden gemaakt. Er worden ook passende activiteiten gericht op de herfstvakantie van de scholen. Pete en Maibritt zijn zich zeer bewust van de algemene promotie van het artistieke vakmanschap op het eiland, hetgeen onder andere in 2002 heeft geleid tot de vorming van ACAB (Arts and Crafts Association Bornholm). Dit is een vereniging van toegewijde kunstenaars en ambachtslieden op het eiland. Else Leth Nissen, die eigenlijk werd opgeleid in keramiek, komt op Bornholm waarschijnlijk het dichtst bij een eenpersoons glaspraktijk. Ze runt sinds 1980 in haar eentje Den Blå Hytte (de Blauwe Werkplaats). Daar zijn unieke kunstwerken van de hoogste kwaliteit vandaan gekomen. Ze heeft geëxperimenteerd met vele technieken en is altijd op zoek naar nieuwe vormen van expressie. Een stuk dat jarenlang zeer goed verkocht, was een blauw borrelglaasje met een enigszins omhooggetrokken rand en een klein geel tuitje. Dit specifieke product zorgde voor boter op haar brood, zoals ze het zelf uitdrukt. In 1985 huurde Pernille Bülow uit Bornholm het atelier in Snogebæk en kocht het later aan. Zij besloot toen om de productie daar te beëindigen ten gunste van een nieuw atelier op het marktplein in Svaneke, dat in 1989 werd geopend onder de naam Pernille Bülow Glas. Zij richtte zich op goed ontworpen glas dat de actuele trends volgt, maar waaraan haar eigen persoonlijke touch is toegevoegd. Als een echte ondernemer ziet zij mogelijkheden die de meeste anderen ontgaan. Op een gegeven moment had Pernille Bülow 35 medewerkers voor zich werken en niet minder dan zes grote glasovens in gebruik. Een groot deel van het werk werd uitgevoerd bij een atelier in Nexø Harbour, waar de Duo thee-lichthouder ontstond. Het bijzondere hieraan is dat deze bestaat uit twee helften in verschillende kleuren.
decided to move their workshop to the coast road south of Gudhjem, and gave it the more international name Baltic Sea Glass. Since then, some of the very best Danish studio glass has been produced there; it is no exaggeration to call it the high end. It includes completely individual glass art and functional glass in highly personal designs. When larger series are required, production is outsourced to others who can work more efficiently to meet large-volume orders. The new workshop was in a far better location to attract the streams of tourists, which has brought other benefits locally: far more visitors come by. However, the owners have been able to maintain their artistic level, always giving priority to aesthetics, and in fact almost making demands on visitors. For a number of years special evenings have been arranged when large, complicated unique pieces are made. Suitable activities have also centred on the schools’ autumn holiday. Pete and Maibritt have been keenly aware of the general promotion of art craftsmanship on the island, which among other things led to the formation in 2002 of ACAB (Arts and Crafts Association Bornholm). This is a judged association of dedicated artists and craftsmen on the island. Else Leth Nissen, who was actually trained in ceramics, probably comes closest to really practising one-person glass on Bornholm. She has run Den Blå Hytte (the Blue Workshop) alone since 1980. From there unique art pieces of the highest quality have emerged. She has tried out many techniques and is always looking for new forms of expression. One item that sold very well for many years was a little blue schnapps glass with the edge pulled out slightly and a little yellow beak on it. As she herself puts it, this particular product provided butter on her bread. In 1985 Pernille Bülow from Bornholm took a lease of the workshop in Snogebæk and later bought it. She then decided to close down production there in favour of a new workshop on the market square in Svaneke, which opened in 1989 under the name of Pernille Bülow Glas. She focused on well-designed glass following on from current trends, but added her own personal touch. As a true entrepreneur, she sees possibilities that most others miss. At one time, Pernille Bülow had 35 employees working for her and no fewer than six large glass ovens in operation. A large proportion of the work was carried out at a workshop in Nexø Harbour, where the Duo tea-light holder came into existence. Its special feature is that it consists of two halves in different colours.
14 • 15
Østermarie. Later besloten ze om hun atelier te verplaatsen naar de kustweg ten zuiden van Gudhjem en gaven het de meer internationale naam Baltic Sea Glass. Sindsdien komt daar een deel van het beste Deense studioglas vandaan; het is niet overdreven om het van zeer hoge kwaliteit te noemen. Het omvat volledig individuele glaskunst en gebruiksglas in sterk persoonlijke ontwerpen. Als er grotere series worden gevraagd, wordt de productie uitbesteed aan anderen die efficiënter kunnen werken om aan orders van grote omvang te kunnen voldoen.
Na vele jaren van succes verloor de onderneming zijn stuwkracht. Er waren nieuwe initiatieven nodig. Een tot nadenken stemmend project is haar Fair Trade-productie van glaskralen, die in Ghana plaatsvindt. De glaskralen worden gemaakt door alleenstaande moeders die zodoende de kost kunnen verdienen. Een derde initiatief is doe-het-zelf-glaskunst, wat een bijzondere ervaring is voor bezoekers: ze kunnen hun eigen persoonlijke glazen een eigen karakter geven door ze te zandstralen en te decoreren. De klanten kopen een glas en materialen om het te decoreren en kunnen het ter plekke zandstralen. Dit concept is aan vele anderen verkocht. Pernille Bülow laat de eenvoudiger glazen buiten Denemarken maken, geheel overeenkomstig hetgeen anderen, zoals Holmegaard, moeten doen. De kern is het goede ontwerp. Zoals al genoemd, is het atelier in Snogebæk niet meer in gebruik maar het dient als verkooppunt. Pernilles eigen atelier in Svaneke wordt daarentegen nog altijd heel goed bezocht.
After many years of success, the venture lost impetus. New initiatives were necessary. A thought-provoking project is her Fair Trade production of glass beads, which takes place in Ghana. The glass beads are made by single mothers, enabling them to earn a living. A third initiative is do-it-yourself glass art, which is a special experience for visitors: they can individualise their own personal glasses by sand-blasting and decorating them. Customers buy a glass and materials to decorate it, and can sandblast them on the spot. This concept has been sold to numerous others. Pernille Bülow has the simpler glasses produced outside Denmark, completely in line with what others, such as Holmegaard, have to do. The core is the good design. As mentioned, the workshop in Snogebæk is no longer in operation, but serves as a sales outlet. On the other hand, Pernille's own workshop in Svaneke is still hot.
Daar waar de weg een draai maakt, staat zo'n mooi huis, zoals het wordt gezegd in het lied van Hans Christian Andersen en met een kleine herformulering zou dat kunnen gelden voor Glassmedjen (de Glassmederij) in Kregme, direct in de bocht van de weg, nu veranderd door een rotonde. Hier openden Nanna Backhaus Brown en Andrew Jason Brown in 1993 een gezamenlijk glasatelier. Nanna leerde de glaskunst bij de Arresø Glashytte en Andrew begon zijn studie aan de Stourbridge School of Glass in Engeland. De studio werd al snel bekend als een plek waar het artistieke niveau hoog was en de twee hadden ieder een onderscheidend profiel, wat het beeld versterkte van een plek met ruimte voor diversiteit. Ze bleven veertien jaar in Kregme totdat ze een gedeelde droom konden waarmaken van het openen van een atelier vlakbij zee, of beter gezegd in Hundested Harbour, dat net als zoveel andere Deense havens in die tijd een snelle ontwikkeling doormaakte. De traditionele handel in de haven was min of meer verdwenen en nu was er ruimte voor nieuwe ideeën. Het paar dacht groot en liet zich professioneel adviseren, ook op het gebied van de financiën. Ten slotte konden zij in 2008 trots de deuren openen van een gloednieuw, twee verdiepingen hoog Glassmedjen met een open glasatelier, galerie en winkel; in totaal 540 vierkante meter succesvolle architectuur, aantrekkelijk gelegen in het hart van Hundested Harbour. De haven was op dat moment bezig een nieuw tijdperk te betreden. Het meeste had succes en de rest moest worden opgegeven. Artistiek gezien is Glassmedjen een soort cultureel ontmoetingshuis geworden dat plaats biedt aan een breed scala van cultuur, met inbegrip van de rest van de haven, dus het is een aanwinst voor het toerisme in het gebied.
“There where the road swings round stands such a pretty house” as it says in Hans Christian Andersen's song, and with a little rephrasing it could apply to Glassmedjen (the Glass Smithy) in Kregme, right out in the swing of the road, now transformed by a roundabout. This is where Nanna Backhaus Brown and Andrew Jason Brown opened a joint glass studio in 1993. Nanna had learnt the art at Arresø Glashytte, and Andrew started his studies at Stourbridge School of Glass in England. The studio soon became known as a place where the artistic level was high, and the couple each had a distinctive profile, reinforcing the picture of a place with room for diversity. They spent fourteen years in Kregme before they were able to realise a shared dream of opening a workshop close to the sea, or more precisely in Hundested Harbour, which like so many other Danish harbours was then undergoing rapid development. The traditional trades in the harbour had more or less disappeared, and now there was room for new ideas. The couple thought on a large scale and took professional advice, also on financial matters. Finally, in 2008, they could proudly open the doors of a brand new two-storey Glassmedjen with an open glass workshop, gallery and shop, totalling 540 square metres of successful architecture, attractively located at the heart of Hundested Harbour. The harbour was entering a new era at the time. Most was successful, and the rest had to be abandoned. Artistically, Glassmedjen has become something of a cultural meeting house, accommodating a wide range of culture, including the rest of the harbour, so it is an asset for tourism in the area.
Het artistieke profiel van de Glassmedjen is nog steeds sterk. Door zich te specialiseren in verlichting heeft het paar bovendien gekozen voor een niche waar zij zich onderscheiden van de meesten. In de collectie verlichting keren veel van de stijlelementen in de rest van hun glas terug. De lampen onderscheiden zich duidelijk van
The artistic profile at the Glassmedjen is still strong. Besides, the couple have chosen a niche where they stand out from the majority, by specialising in lighting. The range in lighting repeats many of the elements of style used in the rest of
Finn Lynggaard verhuisde bij wijze van experiment naar Ebeltoft voor een korte zomervakantie en om te starten met een gehuurd glasatelier in Nedergade dat Do Mills Karlslund had geopend in 1978. Hij was zo weg van het kleine marktstadje dat hij besloot om er zijn intrek te nemen en zich er permanent te vestigen. Hij nam Do’s atelier over in 1980. Hij zette Ebeltoft Glas op en runde het bedrijf samen met zijn collega die later zijn vrouw werd, Tchai Munch (p.40). Deze twee eminente kunstenaars deden in daaropvolgende decennia van zich spreken met belangrijke glaskunst die in voortdurende ontwikkeling was. Na een lang en intensief leven stierf Finn en zijn begrafenis was op 2 september 2011 vanuit de kerk van Ebeltoft. Oude vrienden en collega's bliezen zeepbellen toen de kist naar buiten werd gedragen, geheel in Finns geest. Ebeltoft werd geleidelijk een belangrijk glascentrum. Naast Ebeltoft Glas hebben anderen in de stad en in de regio kortere of langere tijd met glas gewerkt. Opvallend is dat veel van de ateliers werden gerund door (echt)paren: Tobias Møhl (p.50) en Trine Drivsholm (p.52), Steffen Dam en Micha Karlslund, Ned Cantrell (p.56) and Karen Nyholm (p.58), Moeslund Glas, gerund door Henrik en Louisa Knüppel Moeslund, Søren Ringgaard en Iben Kielberg, Helle Rønholm en Claus Møller, en ook Leif Møller Nielsen en Christina Hellevik. Men zou het verontrustend kunnen vinden dat er te veel glasateliers waren voor een stad met de grootte van Ebeltoft. Gelukkig hebben deze grotendeels verschillende talenten en specialisaties, dus samen geven ze een heel goed beeld van waar het in het Deense glas om gaat. Tobias Møhl en Steffen Dam zijn er beiden in geslaagd om een bloeiende internationale carrière op te bouwen. Tobias leerde zijn vak op een degelijke manier bij Holmegaard en leerde verder veel van de Italiaanse meester Lino Tagliapietra. Als hij echter geen talent had gehad en niet zo’n perfectionist was geweest met een scherp oog voor de mogelijkheden in vorm, had hij niet kunnen slagen. Hetzelfde geldt voor Steffen Dam, met zijn opmerkelijke universum van zeewezens. Zij zijn op weg geholpen door Galleri Grønlund, die hen in de Verenigde Staten heeft geïntroduceerd. HOLMEGAARD EN STUDIOGLAS VANAF DE JAREN ZEVENTIG Intussen was Holmegaard Glassworks zeer geïnteresseerd in nieuwe ontwerpers. Michael Bang was er in 1968 gekomen en in 1977 werd Torben Jørgensen aangenomen, terwijl natuurlijk Per Lütken er nog steeds was. Naast deze drie was er een aantal anderen voor langere of kortere tijd in dienst. Torben Jørgensen maakte zelf al snel naam met het ontwerpen van weloverwogen vormen met een fijn evenwicht, vaak met draden van opaalwit glas in verschillende patronen.
their glass. The lamps stand out clearly from so many other things, also opening a market beyond the Danish borders. Any size of lamp, from the smallest to the largest is possible. Finn Lynggaard moved as an experiment to Ebeltoft for a short summer break, and to start with rented a glass workshop in Nedergade, which Do Mills Karlslund had opened in 1978. He was so delighted with the little market town that he decided to move in and settle permanently. He took over Do's workshop in 1980. He set up Ebeltoft Glas, and ran the business together with his colleague, who later became his wife, Tchai Munch (p.40). These two outstanding artists made their mark during the next decades with important glass art in constant development. After a long and intensive life, Finn died, and his funeral was held on 2 September 2011 from Ebeltoft Church. Old friends and colleagues blew soap bubbles as the coffin was carried out, absolutely in Finn's spirit. Ebeltoft gradually became an important glass centre. Besides Ebeltoft Glas, others have worked with glass in the town and the region close by for shorter or longer periods. Strikingly, many of the workshops were run by couples: Tobias Møhl (p.50) and Trine Drivsholm (p.52); Steffen Dam and Micha Karlslund; Ned Cantrell (p.56) and Karen Nyholm (p.58), Moeslund Glas, run by Henrik and Louisa Knüppel Moeslund; Søren Ringgaard and Iben Kielberg; Helle Rønholm and Claus Møller, as well as Leif Møller Nielsen and Christina Hellevik. One could be concerned that there were too many glass workshops for a town the size of Ebeltoft. Fortunately, to a large extent they have different talents and focal points, so together they give a very good picture of what Danish glass is all about. Tobias Møhl and Steffen Dam have both succeeded in building up a thriving, international career. Tobias learned his craft thoroughly at Holmegaard, and went on to learn a great deal from the Italian master, Lino Tagliapietra. However, without talent, and without being such a perfectionist with a sharp eye for the possibilities in form, he could not have succeeded. The same applies to Steffen Dam, with his notable universe of sea creatures. They have been helped on their way by Galleri Grønlund, which introduced them in the USA. HOLMEGAARD AND STUDIO GLASS SINCE THE 1970S Meanwhile, Holmegaard Glassworks was very interested in new designers. Michael Bang had arrived in 1968, and in 1977 Torben Jørgensen was taken on, while naturally, Per Lütken was still there. Besides these three, a number of others were employed for varying periods. Torben
16 • 17
zovele andere en openen ook een markt buiten de Deense grenzen. Elk formaat lamp, van de kleinste tot de grootste, is mogelijk.
Deze werden aantrekkelijke schalen en lampen, zoals de bolvormige gestreepte lampvoet. Er moet met veel zaken rekening worden gehouden bij de productie in een grote glasfabriek en de ontwerpen moesten worden beoordeeld vanuit technisch en financieel oogpunt; de afdeling Verkoop en anderen moesten hun zegje doen voordat de productie kon beginnen. Er waren tijdens het proces vaak aanpassingen nodig die niet altijd volledig beantwoordden aan de bedoelingen van de ontwerpers. De fabriek kreeg in die tijd een centrifuge die het glas in een metalen mal kon gieten. Hier hing alles af van een goed ontwerp, op voorwaarde dat de technische kant naar behoren functioneerde. De vraag was zo groot dat een grotere centrifuge werd verworven en er werd een continu werkende tankoven geïnstalleerd met een robot die het glas in de mallen kon gieten waardoor het gehele proces dag en nacht kon draaien. Torben Jørgensen was een van degenen die glas ontwierpen voor de machine. Het resultaat was artistiek vakmanschap voor dagelijks gebruik, soms in zeer grote hoeveelheden. Door de jaren heen werd Torben Jørgensen geboeid door de magie van presse-papiers. Dus kwam hij steeds weer opnieuw terug bij massief glas met gepolijste facetten. Zuilen met figuren in de vorm van presse-papiers werden tot perfectie gebracht. Dit deel van zijn productie doet denken aan de Tsjechische glaskunst die met name het licht in massief glas cultiveert. Naast zijn werk bij Holmegaard, begon Torben Jørgensen zijn eigen glasatelier in Fensmark, samen met zijn vrouw Jytte Mørch. De idealen waren hier anders en het pad van hoofd tot hand was kort. Jytte Mørch werkte met ovengevormd glas en schilderde subtiele landschappen. Torben Jørgensen wijdt zich regelmatig aan kubussen en massief glas. Hun dochter, Karin Mørch-Jørgensen, heeft ook een fascinatie voor glas en is één van de jongere generatie in glas die in opkomst is. Bij Holmegaard groeide het besef dat de zich uitbreidende Studioglas-beweging een gemakkelijke toegang betekende tot een drom talentvolle ontwerpers. De glasfabriek werkte derhalve door de jaren heen met een aantal van hen samen. De belangrijkste in dit verband was Anja Kjær (p.86), die enige tijd aan Holmegaard verbonden was en die ruimschoots mocht experimenteren terwijl zij tegelijkertijd voor goede ontwerpen zorgde die in de fabriek gebruikt konden worden. Peter Svarrer kwam in 1997 uit de studioglaswereld bij Holmegaard binnen en creëerde een aantal onderscheidende ontwerpen, zoals de Quadro kom in verschillende maten en kleuren. Ook Rikke Hagen en Tora Urup passeerden de revue. In 2001 nodigde de glasfabriek vijf jonge ontwerpers uit om in samenwerking met de eigen fabrieksontwerpers ideeën aan te dragen voor glas dat in het nieuwe millennium een belangrijke plaats zou innemen. Er waren tal van visies en er waren wat nuttige brainstormsessies, maar niet zo veel tastbare resultaten.
Jørgensen soon made a name for himself designing well-considered forms with a fine equilibrium, often with threads of opal-white glass in varying patterns. These became attractive dishes and lamps, such as the spherical striped lamp base. Many things have to be taken into consideration in production at a large glassworks, and designs had to be assessed from technical and financial points of view; the sales department and others had to have their say before production could begin. Modifications were often necessary along the way, which did not always entirely fulfil the designers’ intentions. The factory acquired a centrifuge at that time, which could cast the glass up into a metal mould. Here everything depended on good design, provided the technical side functioned as it should. Demand was so great that a larger centrifuge was obtained, and a continual tank oven was installed with a robot that could feed the glass into the moulds, so that the whole process could run round the clock. Torben Jørgensen was among those who designed glass for the machine. The results were art craftsmanship for daily use, sometimes in very large quantities. Over the years, Torben Jørgensen was fascinated by the magic of paperweights. He consequently turned again and again to solid glass with polished facets. Columns with figures in the form of paperweights were practised to perfection. This part of his production is reminiscent of Czech glass art, which specifically cultivates the light in solid glass. Beside his work at Holmegaard, Torben Jørgensen started his own glass workshop in Fensmark, together with his wife, Jytte Mørch. Ideals were different here, and the path from head to hand was short. Jytte Mørch has worked with kiln-formed glass and painted fine landscapes. Torben Jørgensen regularly devotes himself to cubes and solid glass. Their daughter, Karin Mørch-Jørgensen, is also captivated by glass, and is one of the younger generation in glass that is surging forward. At Holmegaard there was a growing awareness that the expanding Studio Glass movement meant easy access to a swarm of talented designers. Consequently, the glassworks collaborated with a number of them over the years. The most important in this connection was Anja Kjær (p.86), who was associated with Holmegaard for some time, and was generously allowed to experiment while at the same time supplying good designs for use in the factory. Peter Svarrer came in from the studio glass world in 1997, and at Holmegaard he created a number of distinctive designs such as the Quadro bowl in different sizes and colours. Rikke Hagen and Tora Urup have also passed through.
Na het millennium begon Holmegaard, net als veel andere industriële bedrijven, met het overbrengen van de productie naar landen waar de lonen lager zijn. Wat nu overbleef, was het ontwerpen en zij stonden ervoor in dat dit van de allerbeste kwaliteit was. Holmegaard werd deel van Royal Copenhagen, later Royal Scandinavia, dat de zeer hoog geachte Venini glasfabrieken op Murano verwierf en in 1997 ook de glasfabrieken van Orrefors en Kosta Boda in Zweden. De droom was om een giganti sche Deens-Zweedse artistiek-industriële onderneming te creëren. De realiteit was, helaas, anders. In 2004 was men van plan om Holmegaard te sluiten, maar in plaats daarvan werd de glasfabriek verkocht aan een groep investeerders onder aanvoering van Steen Gude. Zij probeerden de glasfabriek enkele jaren in bedrijf te houden, maar in verband met speculaties en de crisis stevende alles in 2008 af op een faillissement. Op het allerlaatste moment werden de rechten op de naam Holmegaard en de bestaande ontwerpen verkocht aan de Rosendahl Design Group. Dus er wordt vandaag de dag nog steeds glas ontworpen en geproduceerd onder de naam Holmegaard, hoewel de gehele productie buiten Denemarken wordt uitgevoerd.
NOG MEER GLASATELIERS Veel glas wordt verkocht vanuit het eigen atelier van de kunstenaar, waar vaak een galerie of winkel naast het atelier is en kopers de glasoven kunnen zien. Hiervan zijn vele goede voorbeelden. Dit was ook gebruikelijk in Ebeltoft, waar verscheidene ateliers werden geopend in de jaren tachtig en negentig; en het werd als een voordeel beschouwd om dichtbij de toeristen te zitten. Enkele ateliers vonden het echter te veel van het goede. Nieuwsgierige toeristen stroomden binnen in de zomer maar de verkoop hield hiermee geen gelijke tred. Twee van de ateliers verhuisden naar buiten de stad en op deze manier vond er een schifting plaats van klanten, zodat alleen de meest geïnteresseerde langskwamen. Velen hebben het idee van een studio in een toeristisch centrum uitgeprobeerd. Søren Ringgaard, bijvoorbeeld, had een atelier in Søndervig in de duinen bij Holmsland Klit. Precies op het puntje van Jutland in het centrum van het stadje Skagen vestigde Niels Christian Olesen zich in het oude postkantoor en had sindsdien geen klagen meer. Er was volop ruimte voor een brede selectie energiek, ongepolijst gebruiksglas en enkele exposities. Onderwijl maakte hij ook echte glaskunst, vaak in samenwerking met de kunstenaar Niels Helledie in Old Skagen. Niels is ook een nogal getalenteerd entertainer.
In 2001 the glassworks invited five young designers to work with the factory's own designers to put forward proposals for glass that would dominate in the new millennium. There were lots of visions and some useful brainstorming, but not so many tangible results. Skills have also moved in the opposite direction, from Holmegaard to the studio glass world. Knowledge, and at times raw materials or even a few of the glassmakers from the glassworks have been absorbed into the other world. The clearest example is Tobias Møhl, who has a thorough grounding and professional training from Holmegaard, which was completed in 1992. After the millennium Holmegaard began, like many other industrial companies, to transfer production to countries where wages are lower. What now remained was the design, and they ensured that it was the very best quality. Holmegaard became part of Royal Copenhagen, later Royal Scandinavia, which acquired the highly respected Venini glassworks on Murano, and in 1997 the Orrefors and Kosta Boda glassworks in Sweden were also acquired. The dream was to create a gigantic Danish-Swedish art-industrial company. The reality, unfortunately, was different. In 2004 the plan was to close Holmegaard down, but the glassworks was sold instead to a group of investors headed by Steen Gude. They attempted to operate the glassworks for some years, but in connection with speculations and the crisis in 2008 everything was heading for bankruptcy. At the very last minute the rights to the Holmegaard name and the current designs were sold to the Rosendahl Design Group. So glass is still designed and produced under the Holmegaard name today, although all production is carried on outside Denmark. EVEN MORE GLASS WORKSHOPS A lot of glass is sold from the artist's own workshop, where there is often a gallery or shop next to the workshop, and buyers can see the hot oven. There are many good examples of this arrangement. It was also standard in Ebeltoft, where several studios opened in the 1980s and 1990s, and it was considered an advantage to be close to the tourists. However, a few found it too much of a good thing. Inquisitive tourists streamed in during the summer, but sales did not keep pace. Two of the workshops were moved out of the town, and in this way the customers were sorted, so that only the most interested came past. Many have tried out the idea of a studio in a tourist centre. Søren Ringgaard, for instance, had a workshop in Søndervig on the dunes at Holmsland Klit. Right at the tip of Jutland in the centre of Skagen town, Niels Christian Olesen settled in the old post office, and has made no
18 • 19
Er ging ook deskundigheid in tegenovergestelde richting, van Holmegaard naar de studioglaswereld. Kennis en soms ruwe materialen of zelfs enkele glasblazers van de glasfabriek zijn opgenomen in de andere wereld. Het duidelijkste voorbeeld is Tobias Møhl die een grondige basisvorming en professionele training bij Holmegaard kreeg die in 1992 werd afgesloten.
In de buurt van Lønstrup, iets verder langs de kust, begon Leif Vange in 1990 het Glashuset in Lønstrup in het voormalige Linnemanns Hotel en verbond zich met Restaurant Glashuset. Net als andere glasmakers was Leif van oorsprong keramist maar hij wijdt zich nu aan glas. De experimenten gingen daar altijd maar door en er werden nieuwe uitgangspunten verkend, terwijl er tegelijkertijd uitstekend gebruiksglas en glaskunst werden geproduceerd. Leif Vange had veel belangstelling voor energiebesparing en was een van degenen die het initiatief namen voor nieuwe ontwikkelingen in smeltovens en andere apparatuur om te bezuinigen op energie. De eivormige oven die nu door zo velen wordt gebruikt, ontstond door Leif Vanges inzicht in deze zaken. Zoals ze in West-Jutland zeggen: de zaken gaan niet slecht in Lønstrup. Of, zoals Leif het ooit uitdrukte: “Het is moeilijk om de productie laag te houden.” Door doelbewuste inspanningen heeft Lønstrup zich ontwikkeld tot een uitmuntende stad voor kunst en vakmanschap, met een sfeer die totaal verschilt van de meeste andere vakantieplaatsen. Een stukje verder landinwaarts heeft een andere veelzijdige glaskunstenaar, Peter Kuchinke, een atelier in Mygdal, niet ver van Hjørring. Peter is, meer dan de meesten, overal in de glaswereld geweest, en neemt complexe opdrachten aan waar de meeste anderen niet aan zouden beginnen. Een van zijn initiatieven had te maken met grondstoffen. Hij was, onder andere, niet tevreden over de door Philips geleverde pellets. Deze waren te agressief voor potten en ovens. Hij experimenteerde derhalve met reeds gesmolten industrieel glas als grondstof. Het resultaat was kleine vierkante stukjes glas die hij kussens noemde. Deze werden gemaakt bij een grote glasblazerij in Thüringen. Het idee was goed genoeg en werd tot op zeker hoogte erkend, maar de kwaliteit varieerde te veel en het mengsel was soms enigszins blauwachtig. Net ten noorden van het Rold Forest wonen Britta Madsen en Søren Gøttrup. Britta werkte eerder met textielkunst en Søren was schilder. Sinds de vroege jaren tachtig werken zij echter uitsluitend met glas. Zij hebben hun eigen niche in de kunstwereld gevonden. Hun uitgangspunt zijn dikke glasplaten en emailkleuren. Ze vinden vaak motieven in alledaagse voorwerpen, zoals de kleurrijke beelden die verschijnen als bagage wordt doorgelicht bij de veiligheidscontrole op een luchthaven. Deze foto’s worden omgezet in prints en vastgehecht op glasplaten die vervolgens worden uitgesneden als een passende handtas en samengesmolten in grote ovens om een handtas te maken met een röntgenbeeld van de inhoud. Er zijn een bijna oneindig aantal motieven: postzegels, rokende pistolen, hotdogs, luciferdoosjes, een defibrillator, een rittenkaart voor de bus, benzineblikken, waarschuwingsborden, sjamanen, buitenkanten van een boot of een auto, verschillend smørrebrød of hoeveelheden hotdogs, en nog veel meer, allemaal uitgevoerd in enorme afmetingen en heldere kleuren. Het zou niet volledig onjuist zijn om het popart te noemen.
serious complaints since. There was plenty of space for a wide selection of lively, rugged everyday glass and some exhibitions. Meanwhile he also produced actual art glass, often working together with the artist Niels Helledie in Old Skagen. Niels is also quite a talented entertainer. Near Lønstrup, a little further along the coast, Leif Vange started Glashuset in Lønstrup in 1990, in the former Linnemanns Hotel, and associated with Restaurant Glashuset. Like other glassworkers, Leif was originally a ceramicist, but now devotes himself to glass. Experiments have always gone on there, exploring new departures, while at the same time producing excellent functional and art glass. Leif Vange was strongly interested in saving energy, and was among those who took the initiative for new developments in smelting ovens and other equipment to economise on energy. The egg-shaped oven now used by so many came into existence through Leif Vange's insight into these matters. As they say in West Jutland, things are not going badly in Lønstrup. Or as Leif once expressed it: “It is hard to keep production down.” Through deliberate efforts Lønstrup has developed into an excellent town for art and art craftsmanship, with an atmosphere that is totally different from most other holiday places. A little further inland, another versatile glassmaker, Peter Kuchinke, has a workshop in Mygdal near Hjørring. Peter, more than most, has been all round the glass world, and takes on complicated assignments where most others would give up. One of his initiatives involved the raw materials. Among other things, he was not satisfied with the pellets supplied by Philips. They were too aggressive with pots and ovens. He experimented, therefore, with ready melted industrial glass as a raw material. The result was small square pieces of glass, which he called cushions. They were made at a large glassworks in Thüringen. The idea was good enough, and was accepted to some extent, but the quality varied too much, and the batch was sometimes slightly bluish. Just north of the Rold Forest live Britta Madsen and Søren Gøttrup. Britta has previously worked with textile art and Søren was a painter. Since the early 1980s, however, they have worked exclusively with glass. They have found their own niche in the art world. Their point of departure is thick glass sheets and enamel colours. They often find motifs in everyday objects, such as the colourful images that appear when baggage is x-rayed at the security check in an airport. These pictures are converted into prints and fixed on glass plates, which are then cut out as a suitable handbag and melted together in large ovens to produce a handbag with an x-ray image of its
Het glasatelier in de Kronprinsessegade in Kopenhagen ontstond in 1983. De eigenaren ervan, Anja Kjær en Darryle Hinz, hadden elkaar in Snogebæk ontmoet. Vanaf het allereerste begin was hun zeer kleurrijke gebruiksglas artistiek en technisch een klasse apart en zeer weinigen konden er in die tijd aan tippen. Het stel was zich zeer bewust van de waarde van marketing en runde enige tijd een echte galerie in het hartje van de stad in de Pistolstræde, de plek waar het juist toen allemaal gebeurde. Ze waren een van de eersten die regelmatig gingen samenwerken met Holmegaard Glassworks. Een van de ontwerpen van Darryle Hinz was een drinkglas genaamd Neptun, dat hij zelf blies. Het was zo succesvol dat Holmegaard de modelrechten kocht. Als je echter Darryles eigen versie vergelijkt met die van Holmegaard, dan is het absoluut duidelijk dat de ziel van het glas verloren ging in de transformatie. Vanaf 1989 werkte Anja Kjær lange tijd als freelance ontwerper voor Holmegaard. Zij had daar unieke mogelijkheden om in nieuwe gebieden van de glaskunst te werken, omdat haar in de glasfabriek de technische knowhow ter beschikking stond. Zij ontwikkelde het servies Copenhagen Silver dat het cadeau was van de stad Kopenhagen aan het koninklijk paar. Uiteraard werd het glas geblazen bij Holmegaard. Anja Kjær en Darryle Hinz verhuisden later naar Gilleleje, waar zij minder werden gestoord bij hun werk. Vandaag de dag leidt Anja Kjær het bedrijf Anja Kjær Design. In de afgelopen jaren kwamen er nieuwe initiatieven. Enkele tientallen jaren heeft een zakencomplex aan de Islands Brygge onderdak geboden aan een aantal glasateliers, zoals de coöperatieve kunstenaarsgroep Fragile. Een andere pionier hier was Lene Bødker (p.42) die nu gevestigd is in Roskilde. Toen het allemaal begon, was het gebied een vervallen industriële wijk en de huren waren laag. Tegenwoordig is er een enthousiaste groep glasmakers die een nieuw gezamenlijk atelier begonnen in 2007 en het Luftkraft Glasstudie noemden. Het gebied is niet langer een verwaarloosde industriële achterbuurt. Eerst waren er zes belanghebbenden: Stine Bidstrup (p.66), Pernille Braun, Christina Rivett, Stine Diness, Tillie Burden en Mette Colberg. Een paar nieuwe leden hebben zich een tijdje aangesloten en sommige zijn weggegaan. Zij kenden elkaar allemaal al omdat zij allen een opleiding hadden gevolgd aan de Glas en Ceramiek School in Bornholm. Een werkplaats die een aantal ateliers omvat en een grote open studio, heeft een speciaal karakter. De kunstenaars hebben er de ruimte om te werken aan hun eigen projecten, varië-
contents. There are almost infinite numbers of motifs: stamps, smoking guns, hot dogs, matchboxes, a defibrillator, a multitrip bus ticket, petrol cans, warning signs, shamans, surfaces of a boat or a car, various smørrebrød or quantities of hot dogs, and lots more, all executed in giant sizes and bright colours. It would not be entirely wrong to call it Pop Art. They have taken on many private commissions where the design and details were highly individual. They have also carried out a large number of decoration assignments, but here it must suffice to mention 366 glass plates, each representing a condensed edition of the daily newspaper. This work was acquired by the Spar Nord Bank, and now all 366 pages can be seen in the hall of the bank headquarters in Aalborg. The glass workshop in Kronprinsessegade in Copenhagen came into existence in 1983. The owners, Anja Kjær and Darryle Hinz, had met each other in Snogebæk. From the very beginning, their highly colourful functional glass was artistically and technically in a class of its own, which very few at that time could live up to. The couple were very conscious of the value of marketing, and for a period ran a real gallery right in the centre of the city in Pistolstræde, the place where it all happened just then. They were among the first to enter into regular collaboration with Holmegaard Glassworks. One of Darryle Hinz’s designs was a drinking glass called Neptun, which he blew himself. It was so successful that Holmegaard bought the design rights. However, comparing Darryle's own version with Holmegaard's, it is quite clear that the soul of the glass was lost in the transformation. From 1989 Anja Kjær worked for a long period as a freelance designer for Holmegaard. There she had unique opportunities to work in new areas of glass art, since the technical know-how was available for her at the glassworks. She developed the Copenhagen Silver tableware which was the gift of the City of Copenhagen to the royal couple. Naturally, the glass was blown at Holmegaard. Anja Kjær and Darryle Hinz moved later to Gilleleje, where their work was not disturbed so much. Today, Anja Kjær runs the company, Anja Kjær Design. New initiatives have appeared in recent years. For some decades a business complex on Islands Brygge has housed several glass workshops, such as the artists' cooperative group Fragile. Another pioneer in this area was Lene Bødker (p.42), who is now based in Roskilde. When it all started, the area was a dilapidated industrial quarter and rents were low. Today there is an enthusiastic group of glassmakers who started a new joint workshop in 2007, calling it Luftkraft Glasstudie. The area is no longer a neglected industrial slum. At first there were
20 • 21
Zij hebben veel particuliere opdrachten aangenomen waarbij het ontwerp en de details zeer karakteristiek waren. Ook hebben ze een groot aantal decoratieopdrachten uitgevoerd, maar ik moet hier volstaan met het noemen v an 366 glazen borden die elk een verkorte editie van het dagblad afbeeldden. Dit werk werd verworven door de Spar Nord Bank en nu zijn alle 366 pagina’s te zien in de hal van het hoofdkantoor van de bank in Aalborg.
rend van productontwikkeling en glasontwerp tot grote sculpturale installaties. Het dragende idee is dat zij gebruik kunnen maken van faciliteiten die vaak te duur zijn voor een eenling en relatief gezien bijna nooit gebruikt worden. Zij hebben besloten geen vaste openingstijden te hebben, zodat ze ongestoord kunnen werken. Ze houden echter een kerstmarkt - ze zouden niet willen dat hun klanten de warme wijn zouden moeten missen. In 1999 werd in de buurt van de dierentuin in Frederiksberg, een deelgemeente van Kopenhagen, de Designer Zoo opgericht. Het concept verschilt enigszins van de Luftkraft Glasstudiet aan de Islands Brygge, aangezien een zeer breed scala aan Deense kunstnijverheid wordt verkocht op 1000 vierkante meter winkelruimte, terwijl er ateliers zijn op nog eens 400 vierkante meter. Hier baseert Bettina Schori haar werk op de bewerking van glazen flessen en werkt Marion Fortat met glas in architectonische vormen en lichte kleuren. De Designer Zoo laat goed zien wat er gaande is onder de avant-garde in de Deense kunstnijverheid. Naast de eigen ontwerpers zijn nog 20 tot 40 ontwerpers hierbij aangesloten. De lijst van kunstenaars en ateliers kan langer worden gemaakt en nieuwe verschijnen. Veel goede ateliers zijn niet genoemd, hetgeen een indicatie is van de omvang van de Deense glaswereld van tegenwoordig. Een handvol glasateliers onderscheidt zich van de andere, zoals Silkeborg Glasværk, en later Midtjyllands Glasværk in Lemming en Meisner Glas in Holme-Olstrup. Hun gemeenschappelijke kenmerk was dat zij glas produceerden op bestelling van designbureaus als aanvulling op hun eigen producten. Dit waren vaak goedkopere imitaties van de successen van anderen. HEBSGAARD EN ZIJN KRING VAN KUNSTENAARS Er is een heel genre glaskunst dat het materiaal op een andere manier gebruikt dan studioglas, terwijl de geschiedenis ervan anders is en langer. Het afgewerkte object is bijna altijd in gebruik als venster, waar in de loop van de dag het licht voortdurende veranderingen veroorzaakt in het karakter van het motief. Dit soort werken zijn eeuwenlang gemaakt voor kerken en in andere tijden voor seculiere gebouwen, afhankelijk van de mode. De manier van werken wordt een koude techniek genoemd. Hierbij werken de kunstenaar en de professioneel opgeleide glazenier samen, in het algemeen naast elkaar, hetgeen het beste resultaat oplevert. In wezen zijn er twee methoden. Een daarvan is om het vlakglas in de gewenste kleuren uit te snijden volgens een carton op ware grootte. Deze stukken worden vervolgens samengevoegd met behulp van glaslood en ze worden uiteindelijk aan elkaar gesoldeerd tot ze een volledig venster vormen. De tweede methode is om glasplaten te beschilderen met emailkleuren, die vervolgens worden gebrand voordat ze met lood worden samengevoegd. Beide methoden kunnen worden gecombineerd, wat vaak succesvol is gedaan. Een gebrandschilderd venster is kwetsbaar, dus worden tegenwoordig de gedecoreerde
six stakeholders: Stine Bidstrup (p.66), Pernille Braun, Christina Rivett, Stine Diness, Tillie Burden and Mette Colberg. A few new members have joined for a time, and some have moved on. They all knew each other previously, since they had all trained at the Glass and Ceramic School, Bornholm. There is a special spirit about the workshop, where facilities include a number of workshops and a large open studio. The artists have space to work on their own projects, ranging from product development and glass design to large sculptural installations. The bearing idea is that they can exploit facilities that often are too expensive for an individual and are used relatively seldom. They have decided not to have regular opening times, so that they can work undisturbed. However, they hold a Christmas market – they would not want customers to miss out on the mulled wine. Near the Zoo in Frederiksberg in Copenhagen the Designer Zoo was established in 1999. The concept is somewhat different from Luftkraft Glasstudiet on Islands Brygge, as a very wide range of Danish arts and crafts are sold in 1000 square metres of shop area, while there are workshops in a further 400 square metres. Here Bettina Schori bases her work on manipulating glass bottles, and Marion Fortat works with glass in architectural forms and light colours. The Designer Zoo is a good expression of what is going on among the avant garde in Danish arts and crafts. Besides its own designers, there are a further 20 to 40 associated designers. The list of artists and workshops could be extended, and new ones appear. Many good workshops have not been mentioned, which is some indication of the size of the Danish glass world today. A handful of glass workshops stand out from the others, such as Silkeborg Glasværk, and later Midtjyllands Glasværk in Lemming and Meisner Glas in Holme-Olstrup. Their common feature was that they produced glass to order for design firms in addition to their own products. These were often cheaper imitations of other people's successes. HEBSGAARD AND HIS CIRCLE OF ARTISTS There is a whole genre of glass art that makes use of the material in a different way from studio glass, while its history is different and longer. The finished object is almost always in use as a window, where through the course of the day the light causes constant changes in the character of the motif. Works of this type have been made for centuries for churches, and in periods for secular buildings, depending on the fashion. The method of working used is called a cold technique. Here the artist and the professionally trained glazier work together, generally alongside each other, which produces the best results.
Glas-in-loodvensters waren in de mode van rond 1890 tot de jaren 1920 en werden vooral gebruikt in kerken. Je kon ze echter ook aantreffen in de huizen van de rijken, waarvoor men iets andere motieven koos. Sommige werden ontworpen door de architect Thorvald Bindesbøll. Glas-in-loodvensters zijn nooit helemaal uit de mode geraakt en ondervonden weer een renaissance vanaf het midden van de jaren tachtig, die nu nog steeds voortduurt. Verscheidene glazeniers in het hele land maken dit soort werk, maar het veld wordt absoluut gedomineerd door Per Steen Hebsgaard, die de technieken beheerst en tegelijkertijd een sterk artistieke inslag heeft. Hij rondde zijn opleiding in het vak in 1967 af met een bronzen medaille. In 1986 startte hij zijn eigen bedrijf in de wijk Østerbro in Kopenhagen; later verplaatste hij zijn atelier naar Vanløse en uiteindelijk naar Præstø in een groter en beter gebouw. Hier droomt hij ervan om ooit een permanente collectie op te zetten. Hebsgaard heeft altijd kansen gezien in ingenieuze projecten en was degene die kunstwerken kon verwezenlijken in glas. In de loop der jaren heeft hij samengewerkt met meer dan honderd kunstenaars die tot de beste in Denemarken behoren. Ik noem er hier slechts een paar: Carl-Henning Pedersen, Bjørn Nørgaard, Lars Ravn, Per Kirkeby, Olafur Eliasson, Elle-Mie Ejdrup Hansen en Tróndur Patursson. Al de vele kunstenaars die verbonden waren aan het atelier bij elkaar hebben een zeer grote bijdrage geleverd aan het huidige Deense glas. Het duurde verrassend lang voordat dit type kunst naar behoren werd erkend in Denemarken. Dus organiseerde Per Hebsgaard in 1988 in Chartres (Frankrijk) de expositie Ny dansk Glaskunst (Nieuwe Deense Glaskunst). De expositie werd met grote bijval ontvangen, maar het was nog steeds erg moeilijk om hem naar Denemarken te halen. De tijd was er klaarblijkelijk nog niet rijp voor. Maar, dat is sindsdien veranderd en er zijn tal van tentoonstellingen geweest in dit land. In het Cisterns museum in Frederiksberg Garden was er een aantal jaren lang een zo goed als permanente tentoonstelling. In 2010 presenteerde het Glasmuseet Ebeltoft de tentoonstelling From Per Hebsgaard's Treasure Chest (Uit de Schatkist van Per Hebsgaard). Per Hebsgaard werd geëerd met verscheidene prijzen, waaronder de Thorvald Bindesbøll Medal in 2009. PROFESSIONELE EN SOCIALE NETWERKEN In de jaren van pionierswerk werden enkele pogingen gedaan om in Europa een netwerk te organiseren voor uitvoerende glasmakers en diegenen die geïnteresseerd waren in glas, maar er bleken te veel tegenstrijdige
Basically there are two methods. One is to cut out plane glass in the desired colours, following a full-scale cartoon. These are then assembled using lead cames, and they are finally soldered together to form a complete window. The second method is to paint glass panes with enamel colours, which are then fired before they are assembled with lead. The two methods can be combined, which has often been done with success. A leaded window is fragile, so today the decorated panes are often glued to clear glass, which supports the art section and provides an airtight window. Of course, the process can be carried out in various different ways. Leaded panes were in fashion from around 1890 until the 1920s, and were chiefly used in churches. However, they were also seen in wealthy people's houses, where the choice of motifs was somewhat different. Some of them were designed by the architect Thorvald Bindesbøll. Leaded windows have never gone completely out of fashion, and have enjoyed a renaissance once again from the middle of the 1980s, continuing to the present. Several glaziers around the country carry out work of this type, but the field is absolutely dominated by Per Steen Hebsgaard, who masters the techniques and at the same time has a strong artistic streak. He completed his training in the trade in 1967 with a bronze medal. In 1986 he started his own firm in Østerbro in Copenhagen, later moving his workshop to Vanløse and finally to Præstø into larger and better facilities. Here he dreams of setting up a permanent collection one day. Hebsgaard has always seen the possibilities in ingenious projects, and has been the person who could realise works of art in glass. Over the years, he has collaborated with well over a hundred of the best artists in Denmark. Only a few will be named here: Carl-Henning Pedersen, Bjørn Nørgaard, Lars Ravn, Per Kirkeby, Olafur Eliasson, Elle-Mie Ejdrup Hansen and Tróndur Patursson. Together, all the many artists associated with the workshop have made a very great contribution to Danish glass today. It took a surprisingly long time before art of this type was properly recognised in Denmark. So in 1988 Per Hebsgaard arranged the exhibition Ny dansk Glaskunst (New Danish Glass Art) in Chartres in France. The exhibition won high acclaim, but it was still very difficult to get it shown in Denmark. The times were clearly not yet ripe. However, that has changed since, and there have been numerous exhibitions in this country. In the Cisterns museum in Frederiksberg Garden there was practically a permanent exhibition for a number of years. In 2010, Glasmuseet Ebeltoft
22 • 23
vensters vaak op blank glas gelijmd; op die manier wordt de kunst beschermd en is het venster winddicht. Vanzelfsprekend kan het proces op allerlei verschillende manieren worden uitgevoerd.
belangen te zijn en het werd nooit gerealiseerd. Het spreekt bijna vanzelf dat Finn Lynggaard, met zijn zeer sociale aanleg, een van de initiatiefnemers van het project was. Later werden er pogingen gedaan om iets in de Scandinavische regio op te richten. Het doel was om zoveel mogelijk mensen bij elkaar te brengen die interesse hadden in glas, om ideeën uit te wisselen en er een fantastisch feest van te maken. Het was een groep kunstenaars – en niet een museum – die het initiatief nam voor de eerste bijeenkomst van Nordisk Glas 78, die in mei 1978 werd gehouden in de Bergdala glasfabriek en het Smålands Museum in Växjö, Zweden. Er had moeilijk een betere ontmoetingsplaats gevonden kunnen worden dan in het centrum van het Koninkrijk van het Glas dat op dat moment groot was en rijkgeschakeerd en dat banden had met vele vooraanstaande kunstenaars en vele uiterst vakkundige en ervaren glasmakers. De bijeenkomst trok 125 geïnteresseerde deelnemers, waaronder veel studioglaskunstenaars. In verband met de tentoonstelling werd een compacte catalogus uitgebracht die een zeer goed beeld geeft van wie actief was in Denemarken op dat moment in de tijd. De kunstenaars zijn allen vertegenwoordigd met een van hun werken en een portret. Het weerspiegelt jeugd, gekte, de drang om het materiaal te verkennen, met de nadruk op het geblazen glas. Sommigen waren nog maar net begonnen en anderen waren veel verder ge komen in de kunst van het vormen van glas. De volgende namen waren erin opgenomen: Michael Bang, Sigrun Einarsdottir, Hans Frederik Friedrichsen, Henrik Graulund, Aino Grib, Viggo Haaning, Pete Hunner, Mutsuo Inoue, Torben Jørgensen, Jørgen Karlsen, Jesper Kerrn-Jespersen, Karen Klim, Henning Koppel, Per-René Larsen, Lena Ljungar, Finn Lynggaard, Per Lütken, Susanne Munch, Niels Christian Olesen, Skak Snitker en Jesper Sødring. De tentoonstelling was later te zien in Stockholm. Deze Scandinavische bijeenkomst moet in elk opzicht een goed en goed getimed initiatief zijn geweest: de volgende werd al in 1979 gehouden in Noorwegen, gevolgd door bijeenkomsten in Finland in 1981, Ebeltoft in 1983, IJsland in 1985 en weer in Denemarken in 2000. Voor het opzetten van het project Nordic glass 2000 – glass without boundaries (Noord-Europees glas 2000 – glas zonder grenzen) werd een volwaardige vereniging opgericht. De Commissie bestond uit Michael Bang, Pete Hunner en Jan Kock, en de kunsthistoricus Thomas C. Thulstrup werd aangesteld als coördinator. Naast de Scandinavische landen namen ook de drie Baltische landen deel. In elk land werd een werkgroep opgericht die als eerste taak had om uitnodigingen te versturen naar zo veel mogelijk uitvoerende glasmakers en om vervolgens een evenwichtige beoordelingscommissie van deskundigen bijeen te roepen. Elk land kon dan ongeveer twintig kunstenaars selecteren. Het was geen eenvoudige taak, omdat in sommige landen een zeer grote hoeveelheid werk ter beoordeling werd ingediend.
showed the exhibition From Per Hebsgaard's Treasure Chest. Per Hebsgaard has been awarded several prizes, including the Thorvald Bindesbøll Medal in 2009. PROFESSIONAL AND SOCIAL NETWORKS In the pioneering years, several attempts were made to organise a network for practising glassmakers and those interested in glass in Europe, but there proved to be too many conflicting interests, and it was never realised. It almost goes without saying that Finn Lynggaard, with his highly social turn of mind, was one of the initiators of the project. Later, attempts were made to establish something in the Scandinavian region. The aim was to gather as many as possible who were interested in glass to exchange ideas and have a fabulous party. It was a group of artists, and not a museum, who took the initiative for the first meeting of Nordisk Glas 78, which was held at Bergdala Glassworks and Smålands Museum, Växjö, Sweden, in May 1978. It would be difficult to find a better meeting place than at the centre of the Kingdom of Glass, which at that time was large and multi-faceted, and had links with many outstanding artists and many extremely skilled and experienced glassmakers. The meeting drew 125 interested attendees, including many studio glass artists. In connection with the exhibition, a compact catalogue was produced, which gives a very good picture of who was active in Denmark at that point in time. The artists are all represented with one of their works and a portrait. It reflects youth, craziness, the urge to explore the material, with focus on the blown glass. Some were just beginning, and others had come a lot further in the art of forming glass. The following names are included: Michael Bang, Sigrun Einarsdottir, Hans Frederik Friedrichsen, Henrik Graulund, Aino Grib, Viggo Haaning, Pete Hunner, Mutsuo Inoue, Torben Jørgensen, Jørgen Karlsen, Jesper Kerrn-Jespersen, Karen Klim, Henning Koppel, Per-René Larsen, Lena Ljungar, Finn Lynggaard, Per Lütken, Susanne Munch, Niels Christian Olesen, Skak Snitker and Jesper Sødring. The exhibition was later shown in Stockholm. This Scandinavian meeting must have been a good and well-timed initiative in every way: the next was held as early as 1979 in Norway, followed by meetings in Finland in 1981, Ebeltoft in 1983, Iceland in 1985 and in Denmark again in 2000. To set up the project Nordic glass 2000 – glass without boundaries a full-scale association was set up. The Committee consisted of Michael Bang, Pete Hunner and Jan Kock, with the art historian Thomas C. Thulstrup appointed as coordinator. Besides the Scandinavian countries, the three Baltic countries took part. A working
In Denemarken had de groep het geluk dat zij Pakhus C konden gebruiken in het cultureel centrum Nordatlantens Brygge. De locatie ademt geschiedenis en was een fantastische setting voor het project. In het kader van deze tentoonstelling werd er met steun van verscheidene fondsen ook weer een catalogus uitgebracht. De opening vond plaats op een zonnige dag in het najaar, met wapperende vlaggen, toespraken en veel bezoekers. Het interne of familiedeel van het feest werd gehouden bij de Holmegaard Glassworks, waar de voorzieningen genereus ter beschikking werden gesteld aan workshops en andere evenementen. Op het gras was een enorme circustent opgezet die plaats bood aan de hele uitvoerende glasfamilie en het was ook noodzakelijk om de lokale sporthal af te huren voor het galadiner, waar de Noord-Europese broederschap tot volledige bloei kwam. GLASNETTET I DANMARK Het idee van een netwerk voor uitvoerende glasmakers was niet vergeten en bij een feestelijke bijeenkomst voor glasmakers in 1996 werd het idee weer geventileerd. Zoals te verwachten was, was een van degenen die enthousiast over de voordelen van dit soort initiatieven sprak, Finn Lynggaard, nadat Steffen Dam, Micha Karlslund, Michael Bang en anderen al de kiem hadden gelegd. De bijeenkomst werd gehouden bij Kvadrat in Ebeltoft, waar iedereen enthousiast was. De groep die hiervan het resultaat was, kreeg de naam Glasnettet i Danmark. Men kwam overeen dat de structuur van de organisatie los en niet bureaucratisch moest zijn, zonder echte commissie, reglementen en dergelijke. Een van de doelstellingen was om professionele en sociale uitwisselingen te bevorderen tussen praktiserende glasmakers in het hele land en om informatie over en kennis van het Deense glas te verspreiden. Dit betekende dat het jaarlijkse feest, of beter gezegd de jaarlijkse professionele bijeenkomst, het forum van Glasnettet werd waar besluiten genomen werden over hoe het geleid zou moeten worden. Vanaf het begin legde iedere geïnteresseerde een geldbedrag in en sindsdien worden er eenmaal per jaar stortingsformulieren verstuurd. Er werden twee of drie keer per jaar papieren nieuwsbrieven verstuurd, er werden lijsten van workshops samengesteld en nog veel meer. Omdat er geen echte commissie was, varieerde het aanzienlijk wie welke specifieke taak dan ook uitvoerde, afhankelijk van andere verplichtingen en van hoeveel men voelde voor de publieke taak. Door de jaren heen zijn het voornamelijk Jan Kock en Anders Raad geweest die voor continuïteit zorgden.
group was set up in each country, whose first task was to send out invitations to as many practising glassmakers as possible, and then to convene a balanced assessment committee of experts. Each country could then select about twenty artists. It was no easy task, because in some countries very large numbers of works were submitted for assessment. The chosen procedure allowed for the fact that style and tastes vary from one country to another. In Denmark the exhibition was to be held in connection with the meeting of Glasnettet i Danmark. In the course of the next year the exhibition travelled round the participating countries, where the local working groups were responsible for finding a suitable venue for the exhibition and securing funding. In Denmark the group were lucky in being able to use Pakhus C on Nordatlantens Brygge. The location emanates history and was a fantastic setting for the project. In connection with this exhibition too, a catalogue was issued with the support of several funds. The opening was on a sunny day in the autumn, with fluttering flags, speeches, and lots of visitors. The internal or family side of the party was held at Holmegaard Glassworks, where facilities were generously provided for workshops and other events. On the grass, a huge circus tent had been set up, which could accommodate all the practising glass folk, while it was necessary to hire the local sports hall for the gala dinner, where Nordic fellowship flourished. GLASNETTET I DANMARK The idea of a network for practising glassmakers had not been forgotten, and at a festive gathering for glassmakers in 1996 the idea was aired again. As might be expected, one of those who spoke warmly of the benefits of this type of initiative was Finn Lynggaard after Steffen Dam, Micha Karlslund, Michael Bang and others had already sown the seeds. The meeting was held at Kvadrat in Ebeltoft, where everyone was enthusiastic. The resulting group was named Glasnettet i Danmark. It was agreed that the structure of the organisation should be loose and not bureaucratic, with no actual committee, regulations or the like. One of the objectives was to foster professional and social exchanges between practising glassmakers across the country, and to spread information and knowledge of Danish glass. This meant that the annual party, or more precisely the annual professional meeting, became the Glasnettet's forum that decided how it was to be run. From the start, each of those interested paid in a sum of money, and since then paying-in forms have been sent out once a year. Newsletters were sent out two or three times a year on paper, and lists of workshops were compiled among
24 • 25
De gekozen procedure liet ruimte voor het feit dat stijl en smaken van land tot land verschillen. In Denemarken zou de tentoonstelling worden verbonden aan de bijeenkomst van Glasnettet i Danmark. In de loop van het daaropvolgende jaar reisde de tentoonstelling langs de deelnemende landen waar de lokale werkgroepen verantwoordelijk waren voor het vinden van een geschikte tentoonstellingslocatie en moesten zorgen voor de financiering.
De jaarlijkse vergaderingen zijn vaak zeer goed bezocht, met workshops, lezingen en demonstraties, exposities ‘op zakformaat’ of presentaties van gereedschappen en materialen door leveranciers. De meeste jaren duurde het evenement een weekend van vrijdag tot zondag. Het vormde een uitstekend netwerk, professioneel en sociaal. Elke jaarlijkse bijeenkomst zou beslissen waar de volgende zou worden gehouden en wie verantwoordelijk zou zijn voor het houden ervan. Met onderlinge hulp was het doorgaans mogelijk om te bedenken wie had toegestemd om de eerstvolgende jaarlijkse bijeenkomst te organiseren. Degenen die een dergelijke bijeenkomst hebben georganiseerd, weten hoe groot die taak is. Vorig jaar haalde de overheid de teugels aan en moesten we accepteren dat er een ondernemingsnummer nodig was en dat wij een formele vereniging moesten oprichten, een reglement opstellen en een commissie kiezen. Er was geen ontkomen aan en de reden was de bezorgdheid van de overheid over de mazen in de wet voor het witwassen van geld. Het is echter de bedoeling dat de nieuwe vereniging nog steeds zo weinig mogelijk bureaucratisch is. De nieuwe commissie kan op de website worden bekeken. TENTOONSTELLINGEN, MUSEA EN GALERIES De eerste belangrijke expositie van Deens studioglas werd gehouden in 1982, toen Den Permanente op de Rådhuspladsen in Kopenhagen een introductie van 29 glaskunstenaars opzette. Tegelijkertijd had Den Permanente studioglas te koop. In latere jaren was er een aantal afzonderlijke tentoonstellingen door het land heen, georganiseerd door een individuele kunstenaar of in veel gevallen een atelier dat werd gerund door een (echt)paar. Het Museum van Decoratieve Kunst in Kopenhagen was al vroeg actief en heeft door de jaren heen een groot aantal tentoonstellingen van Deense glaskunstenaars gebracht en een aantal jaren ook het Historisch Museum in Aalborg en later volgden andere musea, galeries, kunstverenigingen en kunstnijverheidsmarkten het voorbeeld. De laatste jaren heeft het Museum van Decoratieve Kunst een nieuwe expositie- en projectruimte gebouwd, Officinet, die beschikbaar is voor veelbelovende jonge glaskunstenaars. De eenvoudige en informele omgeving wordt door de kunstenaars zeer gewaardeerd. In een aantal gevallen werd er bij de exposities een catalogus uitgebracht die ons vandaag de dag laat zien wat er op dat moment in het middelpunt van de belangstelling stond. Holmegaard speelde ook een rol met zijn nieuwe Glassgalleri in de belangrijkste winkelstraat in Kopenhagen. De galerie werd in 1980 geopend en exposeerde vele jaren unieke glasobjecten, voornamelijk gemaakt door de eigen kunstenaars van de fabriek. Zo was er in 1983 een expositie te zien met unica van Michael Bang. De titel was: Femtusindefemhundredefemogfyrre døgn med glas (5545 dagen met glas), wat de tijd was die was verstreken sinds Michael begon bij Holmegaard.
many other things. Since there was no actual committee, it varied considerably who carried out any specific task, depending on other commitments and how public spirited people felt. Over the years it has primarily been Jan Kock and Anders Raad who have stood for continuity. The annual meetings are often extremely well attended, with workshops, talks and demonstrations, 'pocket' exhibitions, or presentations of tools and materials by suppliers. Most years the event extended over a weekend from Friday to Sunday. It formed and excellent network, professionally and socially. Each annual meeting would decide where the next was to be held, and who would be responsible for holding it. With mutual assistance, it was usually possible to remember who had agreed to organise the forthcoming annual meeting. Those who have organised an annual meeting know how great a task it is. Last year the net was tightened by the authorities, and we had to accept that it was necessary to have a company registration number and set up a formal association, draw up regulations and elect a committee. There was no escape, and the reason was the government's concern about loopholes for money-laundering. However, the plan is that the new association should still be as free of bureaucracy as possible. The new committee can be seen from the website. EXHIBITIONS, MUSEUMS AND GALLERIES The first serious exhibition of Danish studio glass was held in 1982, when Den Permanente on Rådhuspladsen in Copenhagen set up an introduction to 29 glass artists. At the same time Den Permanente had studio glass on sale. In later years a number of separate exhibitions were shown across the country, organised by an individual artist or in many cases a workshop run by a couple. The Museum of Decorative Art in Copenhagen was active early on, and over the years has shown a large number of exhibitions of Danish glass artists; so did the Historical Museum in Aalborg for some years, and later other museums, galleries, art associations and markets of arts and crafts have followed suit. In recent years the Museum of Decorative Art has made a new exhibition and project space, Officinet, available for promising young glass artists. The unpretentious and informal setting is much appreciated by the artists. In several cases exhibitions have been accompanied by catalogues, which show us today what was at the centre of attention at the time. Holmegaard played a part too with its new Glassgalleri on the main shopping street in Copenhagen. The gallery opened in 1980, and for many years displayed unique glass pieces, chiefly by the glassworks' own artists.
De oudste winkel in Denemarken die glas verkoopt is te vinden in de Kompagnistræde 12 in Kopenhagen: Hofleverancier C.E. Fritzsche. Het bedrijf werd opgericht in 1788 en is nog steeds eigendom van dezelfde familie. Fritzsche was een van de eersten die het studioglas op waarde schatte en al snel werk van verscheidene kunstenaars in dit genre voor de winkel selecteerde, waar dit werd verkocht naast objecten zoals klassieke kristallen kroonluchters. In deze zeer gerespecteerde winkel gaan tradities vrolijk hand in hand met innovatie. Een andere plek waar glas vaste voet aan de grond kreeg, was het warenhuis, Illums Bolighus, in de belangrijkste winkelstraat in Kopenhagen. Hier werd studioglas zij aan zij verkocht met glaskunst en gebruiksglas uit andere Scandinavische landen. Op beide plekken werden met tussenpozen kleine exposities georganiseerd. Een frisse wind kwam binnenwaaien toen Finn Lynggaard naar Ebeltoft kwam waar hij in 1982 met het idee kwam van een museum voor moderne internationale glaskunst in die stad. Hij had de kern van de collectie in de vorm van giften die hij van collega’s van over de hele wereld had ontvangen en bovendien was het zijn idee dat kunstenaars werk – dat hun eigendom zou blijven – bij het museum in bewaring konden geven. Dan zou het individuele kunstenaars, wanneer zij vonden dat een bepaald werk moest worden vervangen, vrij staan om dat te doen. Het idee was realistisch omdat Finn over de hele wereld een enorm netwerk van glaskunstenaars had. Het stadsbestuur had nog nooit van zoiets gehoord en hun eerste reactie was verrast en terughoudend, maar later werden ze enthousiast. Om de belangstelling warm te houden, werden er verscheidene activiteiten georganiseerd, een hiervan was in 1983 een bijeenkomst van Nordisk Glas in de stad. Enkele partijen in het lokale bedrijfsleven kregen belangstelling voor het idee, onder wie Erling Rasmussen van Kvadrat en Registeraccountant Bent Fredberg. Op 26 januari 1984 werd er een vereniging opgericht, de Vrienden van het Glasmuseet, om het idee te ondersteunen. Tegenwoordig is het een actieve groep met ongeveer 1100 leden. Om het museum te huisvesten had de groep het neoclassicistische Douanekantoor van de architect Hack Kampmann in de buurt van de haven gekozen, omdat dit leegstond en geschikt gelegen was. De Deense koningin werd gevraagd om beschermvrouwe te worden. Zij zou hebben geantwoord dat ze geen beschermvrouwe kon worden van iets dat nog niet bestond. Finn was misschien op de zaak vooruitgelopen, aangezien het museum nog alleen maar op de tekentafel lag. Alles viel echter op zijn plaats: het museum werd een paar jaar later werkelijkheid en het werd op 28 juni 1986 geopend
Thus there was an exhibition in 1983 showing unique pieces by Michael Bang. The title was: Femtusindefemhundredefemogfyrre døgn med glas (5545 days with glass), which was the time that had passed since Michael started at Holmegaard. In 1983 the Nordisk Glas meeting was held in Denmark for the first time, and on that occasion the Glasgalleriet showed works by no fewer than 80 Nordic glass artists. Unfortunately it was later necessary to close the Glasgalleriet, when times became difficult for Holmegaard. Denmark's oldest shop selling glass is at Kompagnistræde 12 in Copenhagen: Supplier to the Royal Danish Court, C.E. Fritzsche. The firm was founded in 1788 and is still owned by the same family. Fritzsche was among the first to appreciate the value of studio glass, and soon selected works by several artists in the genre for the shop, where they were sold alongside objects such as classical crystal chandeliers. In this highly respected shop, traditions go happily hand in hand with innovation. Another place where glass gained a footing was the department store, Illums Bolighus, on the main shopping street in Copenhagen. Here studio glass was sold side by side with art glass and functional glass from other Scandinavian countries. In both places, small exhibitions were arranged at intervals. A fresh breeze blew in when Finn Lynggaard came to Ebeltoft, where in 1982 he put forward the idea of a museum for modern international glass art in the town. He had the nucleus of the collection in the form of gifts he had received from colleagues around the world, and in addition his idea was that artists could deposit works which would remain their property at the museum. Then, when individual artists felt that a particular work should be replaced, they would be free to do so. The idea was realistic, because Finn had an enormous network of glass artists around the world. The town council had never heard anything like it, and their first reaction was surprise and reservation, but later they became enthusiastic. To keep interest alive, several activities were arranged, one of them being a meeting of Nordisk Glas in the town in 1983. Several members of the local business community became interested in the idea, among them Erling Rasmussen from Kvadrat and State Authorised Accountant Bent Fredberg. A society, the Friends of the Glasmuseet, was inaugurated on 26 January 1984 to support it. Today it is an active group with about 1100 members. To house the museum, the group had chosen the architect Hack Kampmann's neo-classicist Customs House near the harbour, as it was standing empty in a suitable position. The queen was asked to be its protector. She is said to have answered that she could not be a protector for something that did not yet exist.
26 • 27
In 1983 werd de Nordisk Glas-bijeenkomst voor de eerste keer in Denemarken gehouden en bij die gelegenheid toonde de Glasgalleriet werk van niet minder dan 80 Noord-Europese glaskunstenaars. Het was later helaas noodzakelijk de Glasgalleriet te sluiten toen de tijden moeilijk werden voor Holmegaard.
in aanwezigheid van de koningin. In 2006 kon er al een nieuw gebouw worden opengesteld. Vanaf het begin was een belangrijk onderdeel van het museum een in gebruik zijnde glasstudio die ook werd vervangen toen het nieuwe gebouw werd toegevoegd. Een heetglasatelier is een magneet voor jong en oud en was dus een prachtige aanwinst voor het museum. Om het goed te laten functioneren, moet echter een glasmaker de leiding hebben en de regelingen varieerden door de jaren heen. Het atelier werd soms verhuurd. Daardoor is er een reeks jonge glasmakers geweest die voor het museum de toekomstige relaties met de actieve glaswereld hebben versterkt. Soms konden praktiserende glaskunstenaars het atelier ook huren als er zij een project uit te voeren hadden en niet in het bezit waren van een eigen atelier. Bovendien konden er demonstraties en workshops worden georganiseerd als een gerenommeerd glaskunstenaar het museum bezocht. Het museum was in feite aan internationale glaskunst gewijd, dus het was dan ook niet vreemd dat de focus internationaal was in de beginjaren. Het tekende het internationale profiel van het lokale museum en bovendien konden glaskunstenaars over de gehele wereld zien dat het idee levensvatbaar was. Er was echter ruimte om het werk van een paar Deense glaskunstenaars te tonen. Het Deense glas kwam aan de beurt in 1994. Niet minder dan 89 van de 100 reageerden op een verzoek van het Glasmuseet. Het resultaat was een tentoonstelling die alles omvatte. De catalogus die voor deze tentoonstelling werd gemaakt, geeft dan ook een goede indicatie van wat er gaande was op dat moment. Het merendeel van de pioniers is nog steeds actief en er zijn veel nieuwe bijgekomen. Al deze frisse nieuwe profielen tonen de voortgaande jeugdigheid en vitaliteit van de glaswereld. Er begint zich een bredere spreiding in uitdrukkingsvormen af te tekenen. Een opvallende bijdrage kwam van Allan Scharff, die in 1988 als ontwerper voor Royal Copenhagen begon en twee jaar later op glas overging, hoewel dit volkomen nieuw voor hem was. Dankzij de ervaren glasblazers bij Holmegaard was hij in staat om vormen te creëren die men in feite alleen in zilver verwachtte te zien. Bente Bonné is nog een kunstenaar met een bevrijdende stijl. Zij had een andere achtergrond aangezien zij bij Åse Voss Schrader was opgeleid als glasgraveur en de sculpturale kant leerde van de beeldhouwer Harald Isenstein. Haar werk was slim fusen en slumpen, wat in 1994 nog niet op grote schaal werd gedaan. In de vroege jaren negentig en na de eeuwwisseling bracht Glasmuseet Ebeltoft een reeks individuele tentoonstellingen van Deense glaskunstenaars. Toen er nog eens tien jaar waren verstreken, maakte het Glasmuseet de balans weer eens op van het Deense glas in een nieuwe tentoonstelling getiteld What's New... Danish Glass 2004 (Wat is er nieuw... Deens Glas 2004). De catalogus die gemaakt werd voor deze tentoonstelling
Finn had perhaps jumped the gun, as the museum was still only on the drawing board. However, everything fell into place: the museum became a reality a few years later, and was opened on 28 June 1986 in the presence of the queen. In 2006 it was already possible to inaugurate a new building. From the beginning, an important feature of the museum was a working glass studio, which was also replaced when the new building was added. A hot glass workshop is a magnet for young and old, and thus a fine asset for the museum. If it is to function well, however, there must be a glassmaker of some kind in charge, and arrangements have varied over the years. The workshop has been leased at times. As a result, a series of young glassmakers have passed through, strengthening the museum's future relations with the active glass world. At times it has also been possible for practising glass artists to hire the workshop, if there was a project to be carried out and they did not have their own workshops. Furthermore, demonstrations and workshops could be arranged when a renowned glass artist visited the museum. The museum was in fact dedicated to international glass art, so it was not unnatural, therefore, that the focus was international in the early years. It drew up the local museum's international profile, while glass artists around the world could see that the idea was viable. However, there was room to show the work of a few Danish glass artists. Danish glass had its turn in 1994. No fewer than 89 out of 100 responded to an enquiry from the Glasmuseet. The result was a direct exhibition where everything was included. The catalogue produced for that exhibition is therefore a good indication of what was going on at the time. Most of the pioneers are still active, and there are many new additions. All these fresh new profiles show the continuing youth and vitality of the glass world. A wider spread in forms of expression is becoming apparent. A striking contributor was Allan Scharff, who started as a designer for Royal Copenhagen in 1988, then went over to glass two years later although it was completely new to him. Thanks to the skilled glassmakers at Holmegaard, he was able to create forms that in fact one would only expect to see in silver. Bente Bonné is another artist with a liberating style. She came from a different background, as she trained as a glass engraver with Åse Voss Schrader and learned the sculptural side from the sculptor Harald Isenstein. Her work was intelligent fusing and slumping, which was not widely practised as early as 1994. In the early 1990s and after the turn of the millennium Glasmuseet Ebeltoft showed a series
Een van de recentere initiatieven bij Glasmuseet Ebeltoft zijn de Study-exposities. Het idee hier is dat een kunstenaar uitleg geeft over het proces achter het voltooide werk, wat een beeld geeft van hoe ideeën ontstaan, hoe de projecten worden ontwikkeld en hoe ze worden verfijnd in de richting van de uiteindelijke resultaten. Dit heeft een nieuwe dynamiek toegevoegd en degenen die geïnteresseerd zijn in kunst een betere mogelijkheid gegeven om het proces, dat vaak lang en indirect is, met tal van experimenten en blinde bochten, te volgen. Het primaire doel van de vereniging Vrienden van het Glasmuseet die verbonden is met het Glasmuseet Ebeltoft is om het museum te ondersteunen, maar men wil ook de kennis van het Deense studioglas verspreiden. Vier keer per jaar wordt er een tijdschrift, Glasposten, uitgebracht, dat verslag uitbrengt over de glaswereld. In de loop der jaren heeft de vereniging op aanvraag donaties in contanten verstrekt. Daarnaast is er een groep van leden die als vrijwillige medewerkers van het museum zeer gewaardeerd worden; zij voeren een groot deel van de dagelijkse werkzaamheden uit. De vereniging
of individual exhibitions of Danish glass artists. When another ten years had passed, the Glasmuseet took stock of Danish glass again in a new exhibition entitled What's New.... Danish Glass 2004. The catalogue produced for this exhibition was an excellent illustration of glass in Denmark. A lot had happened in the Danish glass world. The number of exhibitors had increased to 165. New glassworkers had joined the scene, and a number of new trends had appeared. There were new young people prepared for revolution, and the former young people were now more established and certain of their expressions. More were using different forms of expression instead of blown glass, and now casting, fusing, slumping, sandblasting, engraving and other techniques were becoming accepted. There was also carefully considered functional glass showing elements of the Bauhaus and the influence of Wilhelm Wagenfeld, which had not otherwise been seen since the 1950s and early 1960s. Much of the glass was expressive, with personal reflections. A good example is Pipaluk Lake (p.48), who defies the law of gravity, allowing glass to melt around wire mesh under controlled conditions. The distinction between art craftsmanship and glass art was blurred in those years. It also became clear that many of the younger artists had received far more training, and learnt about aesthetics and design. Stig Persson explored solid glass in the form of characteristic geometric forms with compactness and mass. Lene Bødker devoted herself to sculptural glass combined with other materials and worked with untraditional methods like chiselling. Ned Cantrell introduced new and different ways of using glass, practically painting with the material and including elements of Pop Art in his glass. One pair of individualists, Jens Christian Kondrup and Werner Pedersen, were both trained in lampworking and blowing glass for laboratory apparatus, and used their techniques to create unusual pieces which could not be made in blown glass, even by the greatest masters. One of the more recent initiatives at Glasmuseet Ebeltoft is the Study exhibitions. The idea here is that an artist gives an account of the process behind the finished works, showing how ideas arise, how the projects are developed, and how they are refined towards the final results. This has added a new dynamic, and given those interested in art a better chance to follow the process, which is often long and indirect, with numerous trials and blind turns. The primary purpose of the Friends of the Glasmuseet society attached to Glasmuseet Ebeltoft is to support the museum, but it also seeks to spread knowledge of Danish studio glass. A magazine, Glasposten, covering the world of glass, is published four times a year.
28 • 29
was een uitstekende illustratie van het glas in Denemarken. Er was veel gebeurd in de Deense glaswereld. Het aantal exposanten was gestegen tot 165. Nieuwe glasmakers hadden zich bij het wereldje aangesloten en er was een aantal nieuwe trends opgekomen. Er waren nieuwe jonge mensen klaar voor revolutie en de voormalige jongeren waren nu meer gevestigd en zeker van hun uitdrukkingswijze. Meer kunstenaars gebruikten andere uitdrukkingsvormen dan geblazen glas en gieten, fusen, slumpen, zandstralen, graveren en andere technieken begonnen gebruikelijk te worden. Er was ook doordacht gebruiksglas waarin elementen zichtbaar waren van Bauhaus en de invloed van Wilhelm Wagenfeld, dat niet op een andere manier te zien was geweest sinds de jaren vijftig en de vroege jaren zestig. Een groot deel van het glas was expressief, met persoonlijke reflecties. Een goed voorbeeld is Pipaluk Lake (p.48) die de wetten van de zwaartekracht tart door glas rond gaas te smelten onder gecontroleerde omstandigheden. Het onderscheid tussen kunstambacht en glaskunst was onscherp in die jaren. Het werd ook duidelijk dat veel van de jongere kunstenaars veel meer opleiding hadden gehad en hadden geleerd over esthetiek en design. Stig Persson onderzocht massief glas in de vorm van karakteristieke geometrische vormen met compactheid en massa. Lene Bødker wijdde zich aan plastisch glas in combinatie met andere materialen en werkte met niet-traditionele methoden zoals beitelen. Ned Cantrell introduceerde nieuwe en afwijkende manieren om glas te gebruiken door bijna te schilderen met het materiaal en door popart-elementen in zijn glas op te nemen. Eén paar individualisten, Jens Christian Kondrup en Werner Pedersen, waren beiden opgeleid in branderwerk en glasblazen voor laboratoriumapparatuur en zij gebruikten hun technieken om ongebruikelijke stukken te creëren die niet kon worden gemaakt in geblazen glas, zelfs niet door de grootste meesters.
was mede-uitgever van de folder waarin de glasateliers in Denemarken werden vermeld, een papieren uitgave zolang als deze verscheen. Er is ook een folder over ateliers in de omgeving van Ebeltoft. De vereniging houdt een glasloterij die elk jaar zo’n tien stukken glaskunst aankoopt als prijs. De winnaars worden getrokken uit de deelnemers aan de loterij. In sommige jaren was een uitvoerend kunstenaar verantwoordelijk voor de aankopen en bij andere gelegenheden heeft de commissie de prijzen op de een of andere manier aangekocht. Ter gelegenheid van de 80e verjaardag van Finn Lynggaard op 11 januari 2010 hielden de Vrienden van het Glasmuseet een inzameling voor een fonds, het Finn Lynggaard Fonds genaamd. Het doel hiervan is om elk jaar voor een reisbeurs te zorgen waarvoor glaskunstenaars zich kunnen inschrijven. Het kapitaal wordt elk jaar aangevuld met een donatie van de Vrienden van het Glasmuseet. De winnaar van de beurs wordt gevraagd om een kort verslag te maken en heeft een enkele keer op de algemene jaarvergadering een praatje gehouden over de voordelen van de reis. In het noorden van Seeland, in de buurt van Nykøbing, staat het Hempel Glasmuseum, voorheen de Annebergcollectie, verzameld door J.C. Hempel, de oprichter van Hempel’s Marine Paints. Hempel was bijzonder geïnteresseerd in glas en bouwde gedurende zijn hele leven een belangrijke collectie glas op uit de voorbije eeuwen, dat hij kocht als hij voor zaken de wereld rondreisde. Sindsdien is de collectie aanzienlijk uitgebreid door acquisities en schenkingen, dus tegenwoordig neemt glas de belangrijkste plaats in in het museum. Het wordt geleid door Hempels Cultuurfonds. Sinds 1988 wordt elk jaar aan een Deense glaskunstenaar de Hempel Glass Prize uitgereikt en tegelijkertijd is er een kleine expositie van het werk van die kunstenaar. Behalve de toekenning van de prijs wordt er ook een glaskunstwerk aangekocht van de prijswinnaar van dat jaar en zo bouwde het museum langzamerhand een zeer goede en gevarieerde collectie hedendaags Deens glas op. Het Hempel Glasmuseum lijkt het potentieel en de ambitie te hebben om een belangrijk glascentrum in Denemarken te worden. In Søndermarken, tegenover het Slot Frederiksberg, zijn er enkele enorme ondergrondse cisternen (waterreservoirs) met een oppervlakte van meer dan 4.000 vierkante meter en een plafondhoogte van meer dan vier meter: ooit dienden deze ervoor om de watervoorraad voor Kopenhagen veilig te stellen. Aan het einde van de vorige eeuw werden ze niet meer gebruikt en lagen droog. Max Seidenfaden, een enthousiaste plaatselijke galeriehouder, zag de mogelijkheden in deze unieke bouwwerken en hij stichtte met een groep andere geïnteresseerden het Museet for Moderne Glaskunst. Een van de mensen die hierbij hielp was Per Steen Hebsgaard. De belangrijkste focus lag hier immers op het gebied van glas, dat hij vertegenwoordigt samen met de kunstenaars waar-
Over the years, the society has provided donations in cash on application. In addition, a group of members are highly appreciated as voluntary staff at the museum, carrying out much of the daily work. The society has been the co-publisher of the folder listing glass workshops in Denmark, as long as it appeared as hard copy. There is also a folder about workshops in the Ebeltoft area. The society runs a glass lottery, which acquires about ten pieces of glass art work as prizes each year. Winners are drawn from among participants in the lottery. In some years a practising artist has been responsible for the purchases, and on other occasions the committee has in one way or another acquired the prizes. On the occasion of Finn Lynggaard's 80th birthday on 11 January 2010 the Friends of the Glasmuseet made a collection for a fund, called Finn Lynggaard's Fund. Its purpose is to make a travel award each year, which glass artists can apply for. The capital is supplemented each year with a donation from the Friends of the Glasmuseet. The winner of the award is asked to make a short report, and on some occasions has held a talk about the benefits of the journey at the annual general meeting. In North Zealand near Nykøbing stands the Hempel Glasmuseum, formerly the Anneberg collections, gathered by J.C. Hempel, the founder of Hempel's Marine Paints. Hempel was particularly interested in glass, and through his lifetime he built up an important collection of glass from past centuries, which he bought while travelling on business round the world. Since then the collection has expanded considerably through acquisitions and donations, so today the museum is dominated by glass. It is run by Hempel's Cultural Foundation. Since 1988, Hempel's Glass Prize has been awarded each year to a Danish glass artist, and at the same time a small exhibition has been shown of the artist's work. In addition to the award of the prize, a piece of glass is bought from the prize-winner for the year, and thus the museum has gradually built up a very good and varied collection of contemporary Danish glass. The Hempel Glass Museum appears to have the potential and ambition to become a primary centre for glass in Denmark. In Søndermarken, just opposite Frederiksberg Castle there are some huge underground cisterns with an area of more than 4,000 square metres and a ceiling height of more than four metres: they once served to secure supplies of water to Copenhagen. At the end of the last century they were no longer used, and lay empty. Max Seidenfaden, a passionate local gallery owner, saw the possibilities in these unique facilities, and with a group of others who were
Omdat zij bestaat uit uiteenlopende en vaak financieel wankele ateliers en individuele kunstenaars, heeft de Deense studioglaswereld moeite gehad met het zichzelf in het buitenland te verkopen. Zelfs voor de besten is het hard werken geweest. Er is nooit een specifiek orgaan geweest om zo’n taak op zich te nemen. Het Deense Design Center DDC, dat bestaat sinds 1978, zou een mogelijke kandidaat zijn, maar dit is nooit verwezenlijkt, waarschijnlijk als gevolg van de structuur van de Deense glaswereld. En weer was het op Bornholm dat het juiste idee werd bedacht op het juiste moment. Terwijl er aan een breed publiek wordt getoond wat er gaande is in Europa op het glasfront, wordt de Deense glaswereld getoond en Bornholm in het bijzonder. Het grote evenement is European Glass Context, een biënnale, afwisselend voor glas en keramiek. Het initiatief kwam van een groep enthousiastelingen op het eiland en het Bornholm Art Museum. Het project werd ondersteund door het fonds voor de provincies van het Ministerie van Cultuur, de Regionale Gemeente Bornholm en een groot aantal fondsen en sponsors. Het evenement werd voor de eerste keer gehouden in 2008 met de focus op glas en er was zowel moderne glaskunst als industrieel design. Het was een groot evenement met niet alleen drie grote tentoonstellingen maar ook workshops, masterclasses, een congres, een vakbeurs en, uiteraard, een feest. De onmisbare ingrediënten waren dialoog en uitwisseling van ervaringen. Parallel daaraan werden er door anderen tentoonstellingen en evenementen georganiseerd. Het project werd met beminnelijke maar vastberaden autoriteit geleid door Susanne Jøker Johnsen. Er waren ongeveer 30 Europese landen vertegenwoordigd, met werken van in totaal ongeveer 150 kunstenaars. Het doel was om een overzicht te geven van wat er gebeurt met glas in de deelnemende landen. De deelnemende kunstenaars uit elk land werden nationaal geselecteerd: er werd voor elk land een nationaal commissielid benoemd die vervolgens zes kunstenaars uit dat land selecteerde. De Deense kunstenaars werden gekozen door Jørgen Schou Christensen, voormalig conservator van het Museum van Decoratieve Kunst in Kopenhagen. Van de tentoonstelling verscheen een grote en uitgebreide catalogus die als een naslagwerk voor de toekomst kan worden beschouwd. Er werden drie prijzen van 10.000 euro uitgereikt in elk van de drie groepen: gevestigde kunstenaars, jonge kunstenaars, en industrieel design. De tweede biënnale
interested, he set up the Museet for Moderne Glaskunst. One of those who helped in the process was Per Steen Hebsgaard. The main focus here was after all on the field of glass that he represents together with artists who work with him, usually with large works by Robert Jacobsen, Carl-Henning Petersen, Tróndur Patursson, Leif Sylvester, Peter Brandes, Arne Haugen Sørensen, Jette Vogt, Adi Holzer and Eva Weiss Bentzon among others. The rather private operational structure survived until 2013, when the collection had to be dispersed. Today the facilities are used for various exhibitions and are run by the Frederiksberg Museums. Consisting of diverse and often financially unsteady workshops and individual artists, the Danish world of studio glass has had difficulty in marketing itself abroad. Even for the best, it has been hard work. There has never been a specific body to take on such a task. The Danish Design Center DDC, which has existed since 1978, might be a possible candidate, but this has never become a reality, probably because of the structure of the Danish glass world. Once again, it was on Bornholm that the right idea was conceived at the right time. While showing what is going on in Europe on the glass front, it shows the Danish glass world and Bornholm in particular to a wide audience. The big event is European Glass Context, which is a biennale, alternately for glass and ceramics. The initiative came from a group of enthusiasts on the island, and Bornholm Art Museum. The project was supported by the Ministry of Culture fund for the provinces, the Regional Municipality of Bornholm, and a large number of funds and sponsors. The event was held with the focus on glass for the first time in 2008, and it included both modern glass art and industrial design. It was a major event with three large exhibitions, as well as workshops, master classes, a conference, a professional trade fair and, of course, a party. The essential ingredients were dialogue and exchanges of experience. In parallel, exhibitions and events were arranged by others. The project was managed with gentle but firm authority by Susanne Jøker Johnsen. About 30 European countries were represented, with works by a total of about 150 artists. The aim was to provide an overview of what is happening with glass in the participating countries. The artists taking part from each country were selected nationally: a national commissioner was appointed for each country, who then selected six of the country’s artists. The Danish artists were chosen by Jørgen Schou Christensen, formerly curator at the Museum of Decorative Art in Copenhagen. The exhibition was followed up by a large and comprehensive catalogue, which can be considered a reference work for
30 • 31
mee hij werkt, meestal met grote werken van Robert Jacobsen, Carl-Henning Petersen, Tróndur Patursson, Leif Sylvester, Peter Brandes, Arne Haugen Sørensen, Jette Vogt, Adi Holzer en Eva Weiss Bentzon onder anderen. De nogal private operationele structuur overleefde tot 2013, toen de collectie moest worden verspreid. Tegenwoordig worden de cisternen gebruikt voor uiteenlopende exposities en worden ze beheerd door de Frederiksberg Museums.
voor glas werd in 2012 gehouden met 96 deelnemende kunstenaars uit 30 landen. Een echte glasgalerie en bij voorkeur een internationale glasgalerie zou zeker helpen om de rest van de wereld te laten zien dat er enkele zeer interessante dingen gaande zijn in dit land. Merete Grønlund nam in 1994 het initiatief voor Galleri Grønlund. Deze was gevestigd op de Skt. Jacobs Plads in Østerbro, Kopenhagen, en uitsluitend gericht op glas. Ongeveer 60 kunstenaars waren er vertegenwoordigd en er was een brede collectie aanwezig, van sculpturaal glas tot gebruiksglas van hoge kwaliteit. Elk jaar werd er een reeks exposities gehouden. De eerste exposant was Bente Bonné. In de loop van de jaren was er een goed klantenbestand opgebouwd, met een uitgebreid netwerk van contacten met tal van kunstverenigingen. De galerie was, met een korte onderbreking, actief tot 2008. Net zoals het bedrijf in Kopenhagen, bracht Galleri Grønlund in 2003 een bezoek aan de Verenigde Staten en nam men deel aan de belangrijke SOFA-tentoonstellingen in Chicago en New York. Alle belangrijke kunstgaleries in het land ontmoetten elkaar op de SOFA. In het eerste jaar had Merete Grønlund een grote groep van de beste Deense glaskunstenaars geselecteerd. In latere jaren werd het aantal deelnemers teruggebracht, deels om een scherper profiel neer te zetten. Tobias Mohl en Steffen Dam waren regelmatig vertegenwoordigd. De laatste keer dat Grønlund deelnam, was in 2009. Tobias Mohl en Steffen Dam zijn sindsdien op de Amerikaanse markt aanwezig via galeries in de Verenigde Staten. Wat Merete Grønlund het Deense glas bracht, was marketing. In de afgelopen jaren heeft de galerie bij de Bredgade Kunsthandel in Kopenhagen geëxperimenteerd met het opnemen van glas. Een groot aantal uitvoerende glaskunstenaars zijn nu verbonden aan de zaak en in verband met het nieuwe aandachtspunt zijn enkele catalogi gemaakt. Een ander initiatief dat de aandacht trekt, is de tentoonstelling GLASS die driemaal werd gehouden in het kunstmuseum in Holstebro in 2003, 2007 en 2013. Hier was de kunstenaar Atila verantwoordelijk voor de selectie van de werken en hield hij in het proces een dialoog gaande met de kunstenaars. Het resultaat was drie zeer goed voorbereide tentoonstellingen, de zeer aantrekkelijke architectuur van de kamers die voor harmonie zorgde en duidelijk maakte dat het glas de eerste viool speelde. Er werd een catalogus uitgegeven voor elke tentoonstelling, of beter gezegd, een uiteenzetting van wat het beste is in het Deense glas. WIE EN WAAR Er was een opvallende interesse voor studioglas tijdens de jaren tachtig en negentig en meer en meer doken er kleine ateliers op in het hele land. Het werd moeilijk om zich een totaalbeeld te vormen van het gebied. In 1981 stelde Pete Hunner een lijst samen en het aantal ateliers
the future. Three prizes of Euro 10,000 were awarded in each of the three groups: established artists, young artists, and industrial design. The second biennale for glass was held in 2012 with 96 participating artists from 30 countries. An actual gallery for glass, and preferably an international glass gallery would certainly help to show the rest of the world that some highly interesting things are going on in this country. Merete Grønlund took the initiative for Galleri Grønlund in 1994. It was located on Skt. Jacobs Plads in Østerbro, Copenhagen, and focused exclusively on glass. About 60 artists were represented, and the range extended widely, from sculptural glass to quality functional items. A series of exhibitions were held every year. The first exhibitor was Bente Bonné. Over time, a good customer base was built up, with an extensive network of contacts with numerous art associations. The gallery was active until 2008, with a short break. In parallel with the business in Copenhagen, Galleri Grønlund visited the USA in 2003 and took part in the important SOFA exhibitions in Chicago and New York. All the most important art galleries in the country met at SOFA. In the first year, Merete Grønlund had selected a large group of the best Danish glass artists. In later years the number of participants was reduced, partly to draw up a sharper profile. Tobias Møhl and Steffen Dam were regularly represented. The last time Grønlund took part was in 2009. Tobias Møhl and Steffen Dam have been on the American market since then through galleries in the USA. What Merete Grønlund brought to Danish glass was marketing. In recent years the gallery at Bredgade Kunsthandel in Copenhagen has experimented with taking in glass. A large number of practising glass artists are now associated with the business, and in connection with the new focal point several catalogues have been prepared. Another initiative that draws attention is the GLASSS exhibition, which has been held three times at the art museum in Holstebro in 2003, 2007 and 2013. Here the artist Atila has been responsible for selecting the works, and in the process has carried on a dialogue with the artists. The results have been three very well prepared exhibitions, the very attractive architecture of the rooms provided harmony, making it clear that the glass was playing first violin. A catalogue was issued for each exhibition, or, more precisely, a statement of what is the best in Danish glass. WHO AND WHERE There was a striking interest in studio glass during the 1980s and 1990s, and small workshops
Er zijn nu meer dan 200 deelnemers op de lijst. Dit is een indrukwekkend aantal en het laat zien hoe groot en gevarieerd de Deense glaswereld is. De lijst is zo ingericht dat gebruikers interessante plaatsen kunnen vinden via verschillende zoekcriteria. Een van de opties is een kaart van Denemarken met daarop elke persoon en/of atelier aangegeven. Het maakt niet uit in welk genre de mensen werken en zowel heet- als koudbewerkt glas zijn even welkom, evenals de industriële sectie. Het idee is dat de website als een portaal fungeert dat leidt naar de eigen website van het individu. Het beheer van de website en de financiële verplichtingen zijn nog steeds de verantwoordelijkheid van Glasnettet i Danmark. TOT NU TOE EN NU Dit boeket van elementen van het moderne Deense glas had net zo goed nog velen meer hebben kunnen opnemen. Er zijn keuzes gemaakt op een dusdanige manier dat typerende voorbeelden zijn geïntroduceerd en individuele initiatieven naar voren zijn gehaald. In de eerste plaats zijn er inderdaad heel velen die het verdienen om te worden vermeld: glaskunstenaars, designers, ateliers, volledige of gedeeltelijke amateurs en ook de tentoonstellingsruimten, musea, galeries en gepassioneerde medewerkers: het beeld zou dan helderder en beter gebalanceerd geweest zijn. Er is niet veel gezegd over het feit dat enkele van de actieve studioglaskunstenaars ook grote opdrachten buiten hun ateliers hebben uitgevoerd, zoals opdrachten voor decoraties voor kerken en openbare of particuliere gebouwen. Verschillende technieken zoals polijsten, graveren, etsen, transfers en zandstralen zijn alleen heel in het kort genoemd of helemaal niet. Wij kunnen allemaal denken aan toen er neonverlichting kwam, het door een aantal glaskunstenaars werd opgepakt als medium, maar er was hier niet echt ruimte voor dat fenomeen. Evenmin was er veel focus op fusing en slumping, maar dat deel van de glaswereld maakt gebruik van een techniek die kan worden beheerst op een semiprofessioneel of zuiver amateuristisch niveau. Of de resultaten kunst zijn, zal afhangen van de persoon die de techniek gebruikt. De economische kant van het werken als glaskunstenaar is niet beoordeeld. Sommigen kunnen goed rondkomen en dat zijn vaak degenen over wie wij horen. Anderen
popped up increasingly around the country. It was becoming difficult to form an overall view of the area. In 1981 Pete Hunner drew up a list, and the number was as high as 20 workshops, if one counted Holmegaard including Fyens Glasværk, Silkeborg Glasværk and Meisner Glas in Holme Olstrup. Another initiative of the same type started in Aalborg, where for some years Jan Kock and others published lists on paper of studio glass workshops in the country, updated every two years. Later, when the digital world emerged with the Internet and other benefits, the task of keeping the list of workshops was also done digitally. After Glasnettet i Danmark was started in 1996, the list of workshops became one of Glasnettet's functions. Today all those who work professionally with glass can be included on the list, whether they are members of Glasnettet or not. There are now well over 200 participants on the list. This is an impressive number, and shows how large and diversified the Danish glass world is. The list is arranged so that users can find places of interest from various search criteria. One of the options is a map of Denmark with each person and/or workshop marked. It makes no difference what genre people work in, and both hot and cold-worked glass are equally welcome, as well as the industrial section. The idea is that the website should serve as a portal leading on to the individual's own website. The running of the website and the financial commitments are still the responsibility of Glasnettet i Danmark. SO FAR AND NOW This bouquet of elements of modern Danish glass could justifiably have included many more. Choices have been made, so that typical examples have been introduced and individual initiatives highlighted. First and foremost, there are indeed a large number who deserve to be mentioned, of glass artists, designers, workshops, complete or partial amateurs, and also exhibition venues, museums, galleries and passionate contributors: the picture would then have been clearer and better balanced. Not much has been said about the fact that some of the active studio glass artists have also carried out large assignments outside their workshops as decorations commissioned for churches and public or private buildings. Several techniques such as polishing, engraving, etching, transfers, and sandblasting have only been mentioned very briefly or not at all. We can all remember when neon lighting arrived and was taken up by several glass artists as a medium, but there has not really been space for the phenomenon here. Neither has there been much focus on fusing and slumping, but that section of the glass world makes use of a technique which can be mastered at a semiprofessional or purely amateur level. Whether
32 • 33
was maar liefst 20, als men Holmegaard telde inclusief Fyens Glasværk, Silkeborg Glasværk en Meisner Glas in Holme Olstrup. Een ander soortgelijk initiatief startte in Aalborg, waar Jan Kock en anderen al enkele jaren papieren lijsten publiceerden van studioglas-ateliers in het land, die om de twee jaar werden geactualiseerd. Later, toen de digitale wereld opkwam met het internet en andere voordelen, werd de taak van het bijhouden van de lijst met ateliers ook digitaal gedaan. Nadat in 1996 Glasnettet i Danmark was gestart, werd de lijst met de ateliers een van de functies van Glasnettet. Tegenwoordig kunnen al diegenen die professioneel met glas werken, worden opgenomen in de lijst, of ze lid zijn van Glasnettet of niet.
hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen als fulltime glaskunstenaar en moeten een balans vinden, waar ander werk, bijvoorbeeld als docent of anderen wellicht als ontwerper, voor een veiliger inkomen zorgt, en over hen horen we minder vaak. Een aantal is gedwongen om toe te geven dat het op dit moment niet zo makkelijk is om te leven als uitvoerend glaskunstenaar, nu op alles bezuinigd wordt. Anderen ontdekken na verloop van tijd dat het zeer veeleisend is om in de schijnwerpers te staan met nieuwe creaties en je jezelf in de markt moet zetten, dus vertragen ze voor een tijdje het tempo dramatisch of nemen zij volledig afscheid van hun carrière in glas. Er zijn nog andere goede dingen in het leven, gelukkig, hoewel het wellicht moeilijk is om tot dat gezichtspunt te komen. Dit gezegd hebbende, zijn er onmiskenbaar veel mooie bloemen in het boeket en er worden nieuwe toegevoegd. Gelukkig zijn er tal van fondsen en beurzen die het mogelijk maken om voor kortere of langere tijd een passie voor glas te volgen zonder dagelijkse financiële zorgen. Enkele subsidies worden toegekend en andere moeten worden aangevraagd. De Danish Arts Foundation kent werkbeurzen toe en bij gelegenheid zelfs een levenslang jaargeld. In de afgelopen jaren is de buitenwereld de glaskunst van wereldklasse die uit Denemarken komt, beginnen op te merken en de Denen beginnen het zelf ook te geloven. Zij kunnen echter geen succes hebben zonder doelbewuste marketing. Om maar gewoon een paar sterren aan het firmament te noemen: Lene Bødker ontving in 2007 de hogelijk gewaardeerde Japanse Kanazawa Glass Award en in 2014 won Karen Lise Krabbe de eerste prijs bij de zeer prestigieuze Coburg Glass Prize op de grote internationale tentoonstelling van moderne glaskunst in Coburg Castle in Duitsland. Bij diezelfde gelegenheid werd de jonge Maria Bang Espersen (p.64) bekroond met de juryprijs. Deze prijzen laten zien dat Deens glas goed op weg is naar een plaats op het wereldtoneel van de kunst. Wat mij rest, is de glaskunstenaars die actief zijn, van harte te bedanken voor het creëren van een schitterend universum.
the results are art will depend on the person who uses the technique. The economical side of working as a glass artist has not been assessed. Some manage well, and it is often those we hear about. Others have difficulty making ends meet as full-time glass artists, and have to find a balance where alternative work, such as teaching, or perhaps as designers for others provides a more secure income, and we hear less often about them. A number are forced to admit that it is not so easy to live as a practising glass artist just now, when everything is downsizing. Others discover as time goes by that it is extremely demanding to be in the limelight with new creations and marketing oneself, so they slow down the pace dramatically for a while or completely drop their career in glass. There are other good things in life, luckily, although it may be difficult to arrive at that point of view. Having said this, there are clearly many fine blooms in the bouquet, and new ones are being added. Fortunately, there are numerous funds and awards which make it possible to follow a passion for glass for shorter or longer periods without daily financial worries. Some grants are awarded, and others must be applied for. The Danish Arts Foundation awards work grants, and occasionally even a lifelong annuity. In recent years the outside world has begun to notice the world-class glass art coming from Denmark, and Danes are beginning to believe it themselves as well. However, they cannot succeed without deliberate marketing. Just to mention a few stars in the constellation, Lene Bødker received the esteemed Japanese Kanazawa Glass Award in 2007, and in 2014 Karen Lise Krabbe won first prize at the highly prestigious Coburg Glass Prize at the major international exhibition of modern glass art at Coburg Castle in Germany. On the same occasion, the young Maria Bang Espersen (p.64) was awarded the jury prize. These awards show that Danish glass is well on its way to a place on the world art scene. It remains to extend warm thanks to the active glass artists for creating a magnificent universe.
KUNSTENAARS ARTISTS
1930 – 2011
FINN LYNGGAARD
↑ MICKY MOUSE ON A PEDESTAL WITH BUTTERFLIES malgeblazen glas, gezandstraalde decoratie / mould-blown glass, sandblasted decoration h107x20cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft ↗ UNTITLED (1990) geblazen glas / blown glass – h17x28cm HOMMAGE À MONET (1983) geblazen glas / blown glass – h24x20cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft
Over a span of 40 years, Finn Lynggaard was one of the most prominent figures in Danish glass. His energy and enormous network of international contacts paved the way for the idea of Glasmuseet Ebeltoft, which was established in 1986 and has grown from strength to strength ever since. Lynggaard started his artistic career as a painter at the Academy of Art in Copenhagen in 1951. After a couple of years, he decided to study ceramics and was very successful. He was first introduced to glass in Toronto, Canada, in 1970, which was the start of the studio glass movement. He became so fascinated with the first experiments with hot glass that shortly after, in 1971, he introduced studio glass to Denmark and set up a glass studio in Ebeltoft later on. Lynggaard developed his expression in glass in a colourful and artistic direction. He was a true, decorative artist who became very successful at home and abroad, and became a great inspiration for others.
36 • 37
Over een tijdspanne van 40 jaar was Finn Lynggaard een van de meest prominente figuren in het Deense glas. Zijn energie en enorme netwerk van internationale contacten plaveide de weg voor het idee van Glasmuseet Ebeltoft dat werd opgericht in 1986 en sindsdien van het ene succes naar het andere is uitgegroeid. Lynggaard begon in 1951 zijn artistieke loopbaan als schilder aan de Kunstacademie in Kopenhagen. Na een paar jaar besloot hij om keramiek te gaan studeren en had veel succes. Hij kwam in 1970 voor het eerst in aanraking met glas in Toronto, Canada, wat het begin van de studioglasbeweging werd. Hij raakte zo gefascineerd door de eerste experimenten met heet glas dat hij kort daarna, in 1971, het studioglas in Denemarken introduceerde en later een glasstudio opzette in Ebeltoft. Lynggaard ontwikkelde zijn uitdrukkingskracht in glas in een kleurrijke en artistieke richting. Hij was een ware, decoratieve kunstenaar die zeer succesvol werd in binnen- en buitenland, en hij werd een grote inspiratiebron voor anderen.
1949
PER RENÉ LARSEN
Voor mij gaat het bij ‘sculpturaal heet glas’ volledig over het uitdrukken van de oeroude kwaliteiten van het materiaal zelf. Hoewel het werk delen kan bevatten die zouden kunnen lijken op beelden of items. Het doel van het werk is niet anders dan het creëren van een abstract beeld van menselijke emoties. For me, “sculptural hot glass” is all about expressing the archaic dimensions of the material itself. Though the work could contain parts that might look like images or items. The aim for the work is but to create an abstract impression of human emotions.
38 • 39 ← LISTENER (2006) – BABY BOOM (2006) – TURQUOISE BOMBASTIC (2006) geblazen en heet-gevormd glas / blown and hot sculpted glass – h27x17cm – h24x20cm – h27x20cm ↑ ↑ MOUTHPIECE PARTS (2016) – BERLIN HOME ON THE BACK (2016) geblazen en heet-gevormd glas / blown and hot sculpted glass – h16x20cm – h16x22cm ↑ BACK TO POP POP (2016) – RECONSTRUCTED POSTMODERNISM (2016) geblazen en heet-gevormd glas / blown and hot sculpted glass – h15x40cm - h35x19cm
1954
TCHAI MUNCH
Ik geniet van de repetitieve, meditatieve manier van het werken met patronen. Het leven is chaotisch en onvoorspelbaar en mijn behoefte aan structuur en een zeker gevoel van (denkbeeldige) controle manifesteert zich in mijn werk. Dat glas zelf amorf is, maakt het werk alleen nog maar uitdagender. Hoewel het maken van patronen mijn behoefte aan structuur bevredigt, is de beloning het grootst wanneer het patroon wordt verbroken of verstoord. I enjoy the repetitive, meditative way of working with patterns. Life is chaotic and unpredictable and my need for structure and a certain sense of control (illusionary) manifests itself in my work. That glass itself is amorphous only makes the job even more challenging. Though pattern making satisfies my need for structure, it is when the pattern is broken or disturbed that gives the greatest reward.
40 • 41 ↖ UNTITLED (1983) geblazen glas / blown glass – h19x21cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft ↗ UNTITLED (1988) heet-gevormd, gefused en geslumped glas / hot-formed, fused and slumped glass h19x21cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft
1958
LENE BØDKER
↑ TIME MEASURE I, II, III (2005) vormgesmolten glas, lood en acryl-verf / kiln cast glass, lead and acrylic paint h102x161x5cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft ↘ ENTRANCE III (2007) vormgesmolten glas / kiln cast glass – h39x68x11cm
Nature holds order and chaos. It gives and it takes. There is a time for everything and everything is in motion. Nothing is static. Architecture structures. It carries time and culture. We stand on cultures from times past, on the ideas, feelings, griefs and joys of other nations. They are part of us as we are part of them. You will find my work in numerous collections such as the V&A, London; Glasmuseum Hentrich - Museum Kunst Palast, Düsseldorf; Design Center Ishigawa, Kanazawa; Glasmuseum Alter Hof Herding, Coesfeld-Lette; Muséeatelier du verre, Sars-Poteries; Glasmuseet Ebeltoft and the State Art Foundation, Denmark. I received in 1994 the Honourable Award from the Jutta Cuny-Franz Foundation and in 2007 the Grand Prix, Kanazawa Glass Award. Since 2012, I am one of the few Danish artists to benefit from a lifelong grant from the Danish Art Foundation.
42 • 43
Natuur houdt orde en chaos in. Zij geeft en zij neemt. Er is een tijd voor alles en alles is in beweging. Niets is statisch. Architectuur structureert. Het draagt tijd en cultuur in zich. Wij staan op culturen uit het verleden, op de ideeën, gevoelens, verdriet en vreugde van andere volkeren. Zij maken deel van ons uit zoals wij deel uitmaken van hen. U vindt mijn werk in vele collecties, zoals het V&A, Londen, het Glasmuseum Hentrich - Museum Kunst Palast, Düsseldorf, het Design Center Ishikawa, Kanazawa, het Glasmuseum Alter Hof Herding, Coesfeld-Lette, het Musée-atelier du verre, Sars-Poteries, het Glasmuseet Ebeltoft en de stichting Statens Kunstfond, Denemarken. Ik ontving in 1994 de Honorable Award van de Jutta Cuny-Franz Foundation en in 2007 de Grand Prix, Kanazawa Glass Award. Sinds 2012 ben ik een van de weinige Deense kunstenaars die begunstigd werden met een levenslange toelage van de Danish Art Foundation.
1961
STEFFEN DAM
Mijn werk cirkelt rond het idee van de Wunderkammer. Dingen die in de Wunderkammer worden bewaard, zijn natuurlijk mysterieus en vreemd, zeldzaam of kostbaar maar vooral laten ze de eigenaar zich verwonderen over de natuur van de wereld. Als je je verwondert, ben je in een moment van onzekerheid – in een moment waarin je werkelijk niet weet wat er voor je ligt – en sta je open voor waarmee je geest en zintuigen zullen komen. Dit is een interessante situatie om je in te bevinden en mijn wens is dat de kijker deze geestestoestand betreedt tijdens het kijken naar mijn werk. De potten bevatten wat op het eerste gezicht bedrieglijk overtuigende monsters lijken, maar als je beter kijkt is het duidelijk dat het een parallelle en fictieve versie is van wat je kunt vinden als je jezelf onderdompelt in de zee.
My work is circling around the idea of the wunderkammer. Things that are kept in the wunderkammer are of course mysterious and strange, rare or precious, but primarily they make the owner wonder about the nature of the world. When you wonder, you are in a moment of uncertainty – in a moment where you truly don’t know what is in front of you, and open to what your mind and senses will come up with. This is an interesting situation to be in, and I wish for the viewer to enter this stage of mind while looking at my work. The jars contain what at first glance appears to be plausible specimens, but after a closer look it is clear that it is a parallel and fictive version of what you can find if you submerge yourself in the sea.
44 • 45 MARINE GROUP (2014) heet-gevormd glas / hot worked glass – h33x62x20cm – Courtesy of: Ernsting Stiftung
1962
PIPALUK LAKE
SUSPENSION I (2014) oven-gevormd glas, staalkabel, staalconstructie / kiln formed glass, steel wire, metal construction h260x115x50cm
Pipaluk Lake expresses herself in glass, through a strategy that revolves around the art of the possible; the process is one of crossing boundaries and to transform by bringing worlds together. In a unique experimental approach, Pipaluk Lake creates a system of metal wires to tie large sheets of glass together. Many thin wires form a mesh that holds the glass while being suspended in the kiln. By controlling the temperature the glass moves through the holes of the mesh as gravity pulls on the heated material that is being stretched to its limits. Oxides from copper produce a sort of random ornamentation to the glass in the kiln where special colour expressions are found by adding chemical compounds or pigments, to the glass and metal. In serial experiments Pipaluk Lake uncovers the potential of the materials and achieves a wide diversity of expressions.
46 • 47
Pipaluk Lake drukt zich uit in glas met een aanpak die draait om de kunst van het mogelijke; het proces is er een van grenzen overschrijden en transformeren door het werelden bij elkaar te brengen. In een unieke experimentele benadering creĂŤert Pipaluk Lake een systeem van metalen draden om grote platen glas samen te binden. Veel dunne draden vormen een gaas dat het glas bij elkaar houdt terwijl het in de oven wordt gehangen. Door het regelen van de temperatuur beweegt het glas door de openingen van het gaas als de zwaartekracht aan het verhitte materiaal trekt dat tot het uiterste wordt uitgerekt. Oxiden van koper doen een soort willekeurige versieringen ontstaan op het glas in de oven waar speciale kleurexpressies worden gevonden door het toevoegen van chemische verbindingen of pigmenten aan het glas en het metaal. In opeenvolgende experimenten legt Pipaluk Lake de mogelijkheden van het materiaal bloot en bereikt zij een grote verscheidenheid aan expressies.
1963
MICHA KARLSLUND
↑ ALCINA (2015) geblazen glas met bladmetaal, glasverf, gezandstraald en gegraveerd / blown glass with metal leaf, glass paint, sandblasted and engraved – h30x20cm ↗ SANATORIUM FÜR SCHMETTERLINGE DIE IHREN FLUGESTAUB VERLOREN HABEN (2015) geblazen glas met bladmetaal, glasverf, gezandstraald en transfers / blown glass with metal leaf, glass paint, sandblasted and transfers – h30x20cm
← I went to see Händel’s opera Alcina. It is a
haal over een femme fatale die mannen lokt om voor haar te vallen. Natuurlijk kan zo´n sterke vrouwelijke seksualiteit alleen maar gebaseerd zijn op hekserij en zwarte magie. Als Alcina genoeg heeft van haar minnaars verandert zij hen in dieren, bomen of rotsen (dus erg praktisch). Het is een lang en ingewikkeld verhaal en natuurlijk loopt het aan het eind heel erg slecht af voor Alcina en krijgt het lieve onschuldige meisje Bradamante haar verloofde terug. ↑ Het zoontje van een vriend wilde als hij groot was
een verpleeghuis bouwen voor vlinders die hun “vliegstof” hebben verloren. Dit is enkele jaren geleden en ik heb heel lang geprobeerd om iets met die titel te maken – nu is het er, en in het Duits, want dat geeft me het excuus om het woord Schmetterling te gebruiken (mijn favoriet!). Afgezien daarvan is de vlinder een oud symbool voor de ziel, wat een extra laag toevoegt aan het stuk.
story about a femme fatale that lures men to fall in love with her. Of course such a strong female sexuality can only be based on witchcraft and dark magic. When Alcina grows tired of her lovers she turns them into animals, trees or rocks (so very practical). There is a long and complicated story and of course everything turns out really bad for Alcina in the end and the sweet innocent girl, Bradamante, gets her fiancé back. ↑ A friend’s son wanted to grow up and make a nursing home for butterflies having lost their “flying dust”. This is several years ago and I tried to make something with that title for a very long time – now it’s here, and in German because it gives me the excuse to use the word Schmetterling (my favourite!) Apart from that, the butterfly is an old symbol for the soul which adds an extra layer to the piece.
48 • 49
← Ik ging Händels opera Alcina zien. Het is een ver-
1970
TOBIAS MØHL
18-PART NEST COLLECTION geblazen glas / blown glass – h67x132cm
My work is about using the Venetian techniques in a Scandinavian way rather than in a Venetian way. It is also about seeing the technique as a tool to clarify and refine my personal expression. I have searched for simple details in glass which, when used in the right context, adds a refinement to the end result. I have explored methods to break away from the traditional patterns to discover a new and more organic expression and style.
50 • 51
Mijn werk gaat over het gebruik van de Venetiaanse technieken op een Scandinavische manier in plaats van een Venetiaanse. Het gaat ook over het zien van de techniek als een instrument om mijn persoonlijke expressie te verduidelijken en te verfijnen. Ik heb naar eenvoudige details in glas gezocht die, bij gebruik in de juiste context, een verfijning toevoegen aan het eindresultaat. Ik heb werkwijzen onderzocht om de traditionele patronen te doorbreken om een nieuwe en meer organische expressie en stijl te ontdekken.
1970
TRINE DRIVSHOLM
13-PART SPIN COLLECTION (2012) geblazen glas / blown glass – h31x194x20cm
Trine Drivsholm received her degree in 1996 at the Design school in Kolding, Denmark. In 1998 she opened a hot glass studio with Tobias Møhl in Ebeltoft, Denmark. Drivsholm received several awards in Denmark and she has exhibited throughout Europe, including solo exhibitions in Sweden and Denmark, but also in Japan and the USA. Her work is also represented in museums in Denmark, Germany, Norway and Holland. In her blown work she is interested in the correlation between colour, form and surface. Her work often has a soft and organic expression and the surfaces are tactile. She is fascinated by the ability of the glass to communicate light, details and depth. In the Moiré series she is occupied with repetition and displacement of lines. The work is made of elements produced in the hot shop and later fused and cold worked extensively to get the right expression.
52 • 53
Trine Drivsholm studeerde in 1996 af aan de Design School in Kolding, Denemarken. In 1998 opende ze met Tobias Møhl een heetglasstudio in Ebeltoft, Denemarken. Drivsholm ontving diverse onderscheidingen in Denemarken en ze heeft in heel Europa geëxposeerd, waaronder solotentoonstellingen in Zweden en Denemarken, maar ook in Japan en de Verenigde Staten. Haar werk is ook aanwezig in musea in Denemarken, Duitsland, Noorwegen en Nederland. In haar geblazen werk is ze geïnteresseerd in de correlatie tussen kleur, vorm en oppervlak. Haar werk heeft vaak een zachte en organische expressie en de oppervlakken zijn tastbaar. Ze is gefascineerd door het vermogen van het glas om licht, details en diepte over te brengen. In de Moiré-serie houdt ze zich bezig met herhaling en verschuiving van lijnen. Het werk is gemaakt van elementen die in de heetglasstudio zijn gemaakt en later uitgebreid gefused en koud bewerkt om de juiste expressie te krijgen.
1972
MIA LERSSI
Ik neem door de mens gemaakte voorwerpen, materialen en vormen en pluk deze uit de alledaagse context en plaats ze in nieuwe constellaties door er 3D-tableaus van te maken. Het creëren van nieuwe betekenis met gewone vormen. Ik vind dat de pure pracht van de uitgestalde elementen de behoefte van het mensdom weerspiegelt aan sensualiteit. En het is mijn bevestiging dat materialen worden gebruikt als vervangers voor en uiting van immateriële behoeften. Ik zie verlangens en emoties die in producten zijn geplaatst. Ik beschouw dingen omdat zij me willen verleiden. Schepping is alles. Sensuele materialiteit. In mijn werk worden het uitgangspunt en de focus sterk beïnvloed door de ‘commerciële esthetiek’ van door de mens gemaakte voorwerpen, als ik het verleidelijke en irrationele aspect van schoonheid poog te beschrijven en haar ondefinieerbare waarde die ik waarneem in het dagelijks leven. Consumentisme, verleiding, visuele bevrediging behoren tot de thema’s die mijn werk aanstipt. I take man-made items, materials and shapes and pull them out of the everyday context and place them into new constellations making 3D tableaus. Creating new meaning with ordinary shapes. I find that the naked radiance of the displayed elements reflects humankind’s need for sensuality. And it is my assertion that materials are used as substitutes and manifestation for immaterial needs. I see longings and emotions that are placed into commodities. I look upon things, as they want to seduce me. Creation is everything. Sensual Materiality. In my work the point of departure and the focus is strongly influenced by the ‘commercial aesthetics’ of man-made items, as I seek to describe the seductive and irrational aspect of beauty and its indefinable quality that I observe in everyday life. Consumerism, allurement, visual satisfaction are amongst the themes my work touches upon.
54 • 55 I SENSE YOU WHEN I SHOP IN THE NATURAL CULTURE (2012) vormgesmolten glas, geblazen glas, verzamelde voorwerpen, assemblage / kiln cast glass, blown glass, collected items, assemblage – h150x250x30cm
1975
NED CANTRELL
↑ MONKEY KING (2011) heet-gevormd glas, bont, fluweel, goud / hot sculpted glass, fur, velvet, gold – h35x50x50cm → TIGER IN A TROPICAL STORM (2016) heet-gevormd glas, geperste bladeren, geschilderd paneel / hot sculpted glass, pressed leafy bits, painted panel – h100x120x25cm ↓ SUNSHINE BAY (2002) - UNDERWATER LOVE (2002) (DREAM PICTURES OF KAREN AND I HAVING FUN IN THE SUN) geblazen glas / blown glass – h14x14cm – h14x14cm – Courtesy of: Glasmuseet Ebeltoft
Ned Cantrell graduated in England in 1997 and has been running his workshop in Denmark together with Karen Nyholm since 2004. Over the years, he has absorbed a range of techniques for blowing and hot-sculpting glass which he excretes in an eclectic and unique mix of styles and disciplines. Ned utilises symbols of pop culture and consumerism such as trash, tattoos and science fiction. Exploring the contradiction between the objects’ kitschy spirit and the finesse of craftsmanship. His work has been widely exhibited in Europe, Asia and USA.
56 • 57
Ned Cantrell studeerde in 1997 in Engeland af en heeft samen met Karen Nyholm sinds 2004 een atelier in Denemarken. In de loop der jaren heeft hij zich een scala van technieken eigen gemaakt voor het blazen en het heet modelleren van glas dat hij produceert in een eclectische en unieke mix van stijlen en disciplines. Ned maakt gebruik van symbolen uit de popcultuur en het consumentisme, zoals afval, tatoeages en sciencefiction. Hij verkent de tegenstelling tussen het kitscherige karakter van de objecten en de finesse van het vakmanschap. Zijn werk is op grote schaal geëxposeerd in Europa, Azië en de Verenigde Staten.
1976
KAREN NYHOLM
Het werk van Karen Nyholm wisselt tussen een esthetische richting en een meer poëtisch/speels universum. Het esthetische is het resultaat van een subliem begrip van kleur, oppervlak en een sensuele inspiratie uit de natuur. Tegelijkertijd is er een speels commentaar in het werk. Met de dood op de agenda verwijst haar werk naar het barokke thema van het vluchtige karakter, de breekbaarheid en het verval van het leven - een symboliek die ook de specifieke materialiteit van glas onderstreept - waar het meest kostbare seconden verwijderd kan zijn van onbruikbaarheid. Het verhalende en het beeldrijke element zijn van doorslaggevend belang voor het werk van Karen Nyholm. In het verhalende, zoals dat zich ontvouwt door een eclectische mix van motief, vorm, figuurtjes en materialen, tref je een extra betekenis aan. Wat, volgens Karen Nyholm, de essentie is van haar werk. Bijgevolg ontstaan er verhalen die ons zowel aantrekken als uitdagen met een open vrouwelijkheid, verbeelding en harmonieus vormgevoel. Kitsch en goede smaak ontmoeten elkaar hier in een dans die nieuwe stappen verzint voor figuratieve glaskunst.
Karen Nyholm’s work shifts between an aesthetic direction and a more poetic/ playful universe. The aesthetic is the result of a sublime understanding of colour, surface and a sensual inspiration from nature. Simultaneously, there is a playful narrative in the works. With death on the agenda, her works reference the baroque theme of life’s transitory nature, fragility and decay – a symbolism that also underlines glass’s particular materiality where the most precious can be seconds from obsolescence. The narrative and the figurative element have decisive importance for Karen Nyholm’s work. It is in the narrative as it unfolds through an eclectic mix of motif, form, figurines and materials that an extra meaning occurs. Which, according to Karen Nyholm, is the essence of her work. Consequently, tales arise which both attract and challenge us with an exposed femininity, imagination and harmonious formsense. Kitsch and good taste meet here in a dance that invents new steps for figurative glass art.
58 • 59 GREEN KNIGHT (2016) geblazen en heet-gevormd glas / blown and hot sculpted glass – h23x160x30cm
1978
MARIE RETPEN
↑ 3D (2014) malgeblazen glas, gespiegeld / mould-blown glass, mirrored h26x80x25cm – Courtesy of: Hempel Glasmuseum ↗ TERMINATOR (2016) geblazen glas, gespiegeld / blown glass, mirrored – h23x55cm – h29x62cm
Marie’s work ranges from conceptual everyday objects to sculptural installations focusing on material experimentation and narration. She is constantly developing new ways to mold the glass using different materials like paper, wood or clay to create shapes and surfaces, often imitating other materials like plastic, fabric and silver. In recent years, her focus has been on larger installations and sculptural work, like the series Terminator. Here human features are combined with a robotic, mechanic look referring to James Cameron’s movie Terminator. Placing the figures around the room suggests movement, and they appear like living, ambiguous creatures. Lately, Marie has been exploring the use of 3D drawing and print. This has helped her create complicated and detailed molds, each varying from the others with the aid of simple means. The molds are printed in clay and used for glassblowing. The series 3D was made from this technique.
60 • 61
Marie’s werk varieert van conceptuele alledaagse objecten tot sculpturale installaties gericht op materieel experimenteren en vertelling. Ze is voortdurend bezig om nieuwe manieren te ontwikkelen om het glas te vormen met behulp van verschillende materialen zoals papier, hout of klei om vormen en oppervlakken te creëren die vaak andere materialen imiteren zoals plastic, textiel en zilver. In de afgelopen jaren richtte zij zich op grotere installaties en sculpturaal werk, zoals de serie Terminator. Hier worden menselijke delen gecombineerd met een robotachtig, mechanisch uiterlijk, verwijzend naar James Camerons film Terminator. Het plaatsen van de figuren her en der in de ruimte suggereert beweging en ze lijken op levende, meerduidige wezens. De laatste tijd is Marie bezig met het verkennen van het gebruik van 3D-tekening en print. Dit heeft haar geholpen bij het maken van ingewikkelde en gedetailleerde mallen, elk met eenvoudige middelen verschillend van de andere. De mallen worden gedrukt in klei en gebruikt voor het glasblazen. De serie 3D werd gemaakt met deze techniek.
1980
JEANNET ISKANDAR
BETWEEN FRAGMENT AND WHOLE I & II (2014) geblazen glas, gesneden, gezandstraald en gefused / blown glass, cut, sandblasted and fused h35x55x55cm (pp) – Courtesy of: Ernsting Stiftung
Jeannet Iskandar received her degree in 2008 from the Glass & Ceramic School in Bornholm, Denmark. Iskandar is a recipient of the 2010 Danish State Art Fund grant. Her work has been shown in galleries in the USA and Europe, such as Heller Gallery, New York; Traver Gallery, Seattle; Adrian Sassoon Gallery, London; and Holstebro Kunstmuseum, Denmark. Her work is included in the collections of Glasmuseet Ebeltoft, Denmark; Chazen Museum of Art, USA; Shanghai Glass Museum, China; Glasmuseum Ernsting Stiftung, Germany; Hempels Glassmuseum; and Designmuseum Danmark. Jeannet Iskandar lives and works in Ebeltoft, Denmark. “My two pieces consist of individually shaped, smaller blown components that I have cut, grinded, sandblasted and ‘tack-fused’ together to create a larger shape of three dimensional pattern.”
62 • 63
Jeannet Iskandar studeerde in 2008 af aan de Glass & Ceramic School in Bornholm, Denemarken. Iskandar ontving de Danish State Art Fund beurs 2010. Haar werk was te zien in galeries in de Verenigde Staten en Europa, zoals de Heller Gallery, New York, de Traver Gallery, Seattle, de Adrian Sassoon Gallery, Londen en het Holstebro Kunstmuseum, Denemarken.Haar werk is opgenomen in de collecties van het Glasmuseet Ebeltoft, Denemarken, het Chazen Museum of Art, VS, het Shanghai Glasmuseum, China, het Glasmuseum Ernsting Stiftung, Duitsland, het Hempels Glasmuseum en het Designmuseum Danmark. Jeannet Iskandar woont en werkt in Ebeltoft, Denemarken. “Mijn twee stukken bestaan uit individueel gevormde, kleinere geblazen componenten die ik heb gesneden, geslepen, gezandstraald en ‘ge-tack fused’ om een grotere vorm van een driedimensionaal patroon te maken.”
1981
MARIA BANG ESPERSEN
Maria Bang Espersen is een multimedia-kunstenaar die werkzaam is in gebieden die variëren van beeldhouwkunst tot video en performance. Ze heeft in heel Europa geëxposeerd, waaronder solotentoonstellingen in Polen, Denemarken, Noorwegen en de Verenigde Staten, en heeft deelgenomen aan internationale groepstentoonstellingen zoals de Charlottenborg Spring Exhibition (DK, 2016), de Biennale for Arts and Crafts (DK, 2015), de International Glass Prize (BE, 2012+15) en de Coburg Prize for Contemporary Glass (DE, 2014). Espersen ontving talrijke onderscheidingen, waaronder de Talent Award van de Jutta Cuny-Franz Foundation (2015), de Coburg Prize – Jury’s special Prize (2014) en de International Glass Prize (2012). Ze heeft een BA van de Royal Danish Academy of Design, Bornholm, DK (2012) en is momenteel ingeschreven bij het California Institute of the Arts, VS, voor haar MFA. Espersen heeft een achtergrond in het glasblazen, maar haar belangstelling veranderde al snel van technisch naar experimenteel. Tegenwoordig is haar benadering van glas uitdagend en speels daar zij haar eigen technieken verzint in plaats van de tradities te volgen.
Maria Bang Espersen is a multimedia artist working in areas ranging from sculpture to video and performance. She has exhibited throughout Europe including solo exhibitions in Poland, Denmark, Norway and USA, and has participated in international group shows such as Charlottenborg Spring Exhibition (DK, 2016), The Biennale for Arts and Crafts (DK, 2015), International Glass Prize (BE, 2012+15), and The Coburg Prize for Contemporary Glass (DE, 2014). Espersen received numerous awards including the Talent Award of the Jutta Cuny-Franz Foundation (2015), Coburg Prize - Jury’s special Prize (2014) and the International Glass Prize (2012). She holds a BA from The Royal Danish Academy of Design, Bornholm, DK (2012) and is currently enrolled at the California Institute of the Arts, USA for her MFA. Espersen has a background in glass- blowing but shifted her interest from technical to experimental early on. Today her approach to glass is challenging and playful as she invents her own techniques rather than follow traditions.
64 • 65 ↑ THINGS CHANGE (2015) geblazen glas versmolten met vensterglas en stenen / blown glass mixed with window glass, rocks and bricks – h50x28 (pp) ↓ TOPOGRAPHY: WHITE, THROWING, HEAT (2015) glasscherven op verschillende temperaturen versmolten in de oven / glass shells fused together at different heats in kiln h4x60x60cm (pp)
1982
STINE BIDSTRUP
ARCHITECTURAL GLASS FANTASIES (2014) OBJECTS NO.1-3 geblazen en vormgesmolten glas, koud bewerkt / blown and kiln cast glass, cold worked h34x32x34cm – h36x32x34cm – h27x45x35cm
Stine Bidstrup explores different optical phenomena and ideas about past, utopic social and architectural visions through glass sculpture, sculptural installations, and video. The ephemeral nature of transparent materials is used to simultaneously hide and reveal, clarify and distort concerns about the phenomenology of perception, and to create possibilities of seeing and exploring, how vision is intrinsically linked with human bodily understanding of our surroundings. Bidstrup has attended the Royal Danish Academy of Fine Art, School of Design on Bornholm, Denmark, and the Rhode Island School of Design in the United States. Since 2007, she has maintained a studio in Copenhagen, and exhibits her works internationally. She has taught at the Royal Danish Academy of Fine Art, University of Wisconsin-Madison, Urban Glass, and Pilchuck Glass School as well as been a visiting artist at a number of institutions worldwide.
66 • 67
Stine Bidstrup verkent verschillende optische verschijnselen en ideeën over het verleden, utopisch sociale en architectonische visies door middel van glassculptuur, sculpturale installaties en video. Het kortstondige karakter van transparante materialen wordt gebruikt om tegelijkertijd te verbergen en te onthullen, bezorgdheid over de fenomenologie van de waarneming te verduidelijken en te vervormen, en mogelijkheden te creëren om te zien en te ontdekken hoe visie onlosmakelijk verbonden is met het lijfelijk begrijpen van onze omgeving. Bidstrup is opgeleid aan de Royal Danish Academy of Fine Art, School of Design op Bornholm, Denemarken, en de Rhode Island School of Design in de Verenigde Staten. Sinds 2007 heeft zij een studio in Kopenhagen en zij exposeert haar werk in vele landen. Ze gaf les aan de Royal Danish Academy of Fine Art, de University of Wisconsin-Madison, Urban Glas en de Pilchuck Glass School en zij was ook bezoekend kunstenaar aan een aantal instellingen over de hele wereld.
GLASFABRIEK HOLMEGAARD HOLMEGAARD GLASS FACTORY SUSANNE OUTZEN Curator en archiefbeheerder Museum Næstved / Curator and archive manager Museum Næstved
When Norway was part of the Danish kingdom, the supply of glass for Denmark came exclusively from Norwegian glassworks. This royally supported monopoly was broken with England's blockade and bombardment of Copenhagen in 1807. This fact and later also the loss of Norway in 1814, started the planning for Danish glass production. The time after Norway's separation from Denmark was favourable for the establishment of glassworks. There was a great shortage of glassware, and taking advantage of Denmark's natural fuel, peat, one could avoid expensive imports of coal. At the same time the tax on imported glass increased.
Christian Danneskiold-Samsøe was een ondernemende landeigenaar op het eiland Seeland. Hij woonde op Gisselfeld maar was onder meer ook eigenaar van landgoed Holmegaard met ruim 300 hectare moeras. Al meer dan 100 jaar haalde de glasfabriek hier voor de glasproductie zeer grote hoeveelheden brandstof vandaan. Christian Danneskiold-Samsøe kreeg van de koning nooit een reactie op zijn aanvraag voor de bouw van een glasfabriek. Hij overleed in juni 1823. Zijn weduwe echter, Henriette Danneskiold-Samsøe, nam het over en stelde de Noorse glasblazer Christian Wendt aan die verantwoordelijk was voor de bouw van de glasfabriek. In Noorwegen was men gespecialiseerd in de productie van flessen, dus het was heel begrijpelijk dat de eerste glasblazers bij Holmegaard daarvandaan kwamen. De productie begon in november 1825. Tien jaar later werd deze productie uitgebreid met wijnglazen, karaffen, enzovoort.
Christian Danneskiold-Samsøe was an enterprising landowner on Zealand. He lived at Gisselfeld but owned among other things also Holmegaard estate with 800 acres of bog. For more than 100 years it was from here the glassworks came to collect very large amounts of fuel for glass production. Christian Danneskiold-Samsøe never received a response from the king to the application for building a glassworks. He died in June 1823. However, his widow, Henriette Danneskiold-Samsøe took over and employed the Norwegian glassmaker Christian Wendt, who was responsible for the construction of the glassworks. The Norwegians were specialists in the production of bottles, so it was quite natural that the first glassblowers at Holmegaard came from there. The production started in November 1825. Ten years later, the production expanded with wine glasses, decanters and so on.
In 1847 werd de nevenvestiging Kastrup Glassworks gebouwd in Amager bij Kopenhagen. Het doel was om dichterbij de zee te komen om van buitenaf steenkool geleverd te kunnen krijgen en dichter in de buurt van de grote markt van Kopenhagen gevestigd te zijn. Kastrup werd gebouwd als glasfabriek voor alleen maar de productie van flessen en verpakkingen en alle flessenmakers gingen van Holmegaard naar Kastrup. Bij Holmegaard werd de productie van glas voor serviezen uitgebreid. Enkele jaren
In 1847, Kastrup Glassworks was built as a branch at Amager near Copenhagen. The purpose was to get out to the sea to get coal supplied from the outside and to be located near the big Copenhagen market. Kastrup was constructed as a glassworks simply for the production of bottles and containers, and all bottle makers went from Holmegaard to Kastrup. At Holmegaard they expanded the production of service glass. Some years later Kastrup expanded
68 • 69
Toen Noorwegen deel was van het Deense koninkrijk, werd het glas voor Denemarken uitsluitend geleverd door Noorse glasfabrieken. Dit koninklijk gesteunde monopolie werd verbroken door de Engelse blokkade en het bombardement op Kopenhagen in 1807. Door dit feit en later ook het verlies van Noorwegen in 1814 werd begonnen met het maken van plannen voor de Deense productie van glas. De tijd na de Noorse afscheiding van Denemarken was gunstig voor de oprichting van glasfabrieken. Er was een groot tekort aan glaswerk en door te profiteren van de natuurlijke brandstof van Denemarken, turf, kon men dure import van steenkool voorkomen. Tegelijkertijd werd de belasting op geïmporteerd glas verhoogd.
later breidde Kastrup uit om persglas en ander wit glas te kunnen produceren. In 1873 werd Kastrup Glassworks verkocht aan de Carlsberg Brouwerijen. De productie van Holmegaard en Kastrup was vrij veelomvattend, wat ook blijkt uit de eerste prijslijst die gedrukt werd in 1853. De prijslijst is onderverdeeld in drie hoofdgedeeltes: flessen en groen glas, gekleurd glas, en glas voor medicijnflessen en voor chemisch gebruik. Op tekeningen uit die tijd kunnen we zien dat de productie behoorlijk geavanceerd is met mooi geslepen glas. De glasarbeiders woonden in de buurt van de fabriek en zodoende ontwikkelde zich een heel dorp met verschillende soorten verenigingen en onder andere een school, een winkel en een dorpskroeg. In de beginjaren kwamen de arbeiders uit Noorwegen en Bohemen. Sommigen van hen waren katholiek en daarom werd een van de huizen omgebouwd tot katholieke kapel. Tot de jaren dertig was de fabriek in handen van de familie Danneskiold-Samsøe en zij bezaten de meerderheid van de aandelen tot de jaren tachtig. In 1907 fuseerden alle glasfabrieken in Denemarken – met uitzondering van Holmegaard – tot één onderneming onder de naam De forenede Glasværker Kastrup / The United Glassworks Kastrup. In de jaren daarna werd een deel van de fabrieken gesloten. In 1965 fuseerde Holmegaard Glasværk met The United Glassworks. De naam was nu Kastrup-Holmegaard Glasværker A/S. Hierna gingen de glasfabrieken in Hellerup, Kastrup, Odense en Holmegaard samen in één groot bedrijf. De Funen Glassworks in Odense was gespecialiseerd in de productie van lampen, en dus werden alle lampen uit Holmegaard daar geproduceerd. Bij de Funen Glassworks was men ook gespecialiseerd in het maken van verpakkingsglas, dus het meeste verpakkingsglas, zoals Carnaby en Palet, werd daar gemaakt. Vanaf 1968 werd alle productie van glaskunst en wijnglazen overgebracht naar Holmegaard en vanaf dat moment produceerden Hellerup en Kastrup alleen nog flessen en verpakkingsglas.
to make press glass and other white glass. In 1873, Kastrup Glassworks were sold off to the Carlsberg Breweries. Holmegaard and Kastrup's production were quite comprehensive which also appears in the first pricelist printed in 1853. The pricelist is divided into three main parts with bottles and green glass, coloured glass and glass for medicine bottles and for chemical use. From drawings from that same time we can see that the production is pretty advanced with beautiful cut glass. The glassworkers lived nearby the factory and therefore a whole village developed with different kinds of societies and, amongst other things, a school, a shop, and a local inn. In the first many years the workers came from Norway and Bohemia. Some of them were Catholics and therefore one of the houses was converted into a Catholic chapel. The factory belonged to the DanneskioldSamsøe family until the 1930s, and they owned the majority of the stocks until the 1980s. In 1907 all glassworks in Denmark – except for Holmegaard – merged into one company under the name De forenede Glasværker Kastrup/The United Glassworks Kastrup. In the years thereafter, some of the factories were closed down. In 1965 Holmegaard Glasværk merged with The United Glassworks. The name was now KastrupHolmegaard Glasværker A/S. Hereafter the glassworks at Hellerup, Kastrup, Odense, and Holmegaard were united in one big company. At Funen Glassworks in Odense they were specialists in the production of lamps, and therefore all the lamps from Holmegaard were produced there. At Funen Glassworks they were also specialists in making casing glass, so most of the casing glass, such as Carnaby and Palet, were made there. From 1968, all production of art glass and wineglasses were transferred to Holmegaard and from then on Hellerup and Kastrup only produced bottles and containers.
In de eerste honderd jaar produceerden de glasfabrieken in Denemarken evenals in Europa hetzelfde soort glas. De sortering was vrij klein, maar wisselend. In het begin van de jaren twintig werkte Holmegaard samen met de Royal Porcelain Factory en van deze fabriek kwam Orla Juul Nielsen om glaswerk te ontwerpen. In 1928 stelde Holmegaard zijn eerste artistiek leider aan, Jacob E. Bang (p.74), en dit was het begin van de leidende positie van Holmegaard als glasfabriek voor industriële kunst. De aanstelling van een artistiek leider werd van grote betekenis en onderscheidde Holmegaard van de andere Deense glasfabrieken, vooral van de Kastrup Glassworks die geen artistiek leider kreeg tot de jaren vijftig. In 1936 werd Holmegaard een naamloze vennootschap (bvba). De glasfabriek kwam los van het landgoed Holmegaard, maar de familie Danneskiold-Samsøe had nog steeds een zetel in het bestuur. De eerste belangrijke artistiek leider was Jacob E. Bang die glas ontwierp van 1928 tot 1941. Vanaf 1942 was Per Lütken (p.78) werkzaam als artistiek leider en hij is eigenlijk de bekendste ontwerper van Holmegaard. Zijn glasdesign was vele jaren lang heel belangrijk voor het profiel van Holmegaard. Hij ontwierp voor Holmegaard tot aan zijn dood in 1998. Vanaf het eind van de jaren vijftig werden andere glasontwerpers bij de glasfabriek aangenomen; onder hen Christel en Chriser Homgren, Sidse Werner, Michael Bang (p.84), Torben Jørgensen (p.86), Anja Kjær (p.87) en Peter Svarrer. Zij maakten niet alleen productieglas maar ook glaskunst voor exposities, meestal in Denemarken maar ook over de hele wereld. In 1985 fuseerde Holmegaard met Royal Copenhagen en verscheidene ontwerpers van Royal Copenhagen ontwierpen nu ook glas voor Holmegaard. De markt voor glaswerk was niet rendabel en vanaf het einde van de jaren negentig werd een groot deel van de glasproductie naar
The oil crisis in the 1970s hit the glass factories very hard. At first Hellerup was closed and later Kastrup followed. In 1990 Funen Glassworks was closed down and from then on Holmegaard was the only glassworks in Denmark. In the first hundred years, the glassworks in Denmark as well as in Europe produced the same types of glasses. The selection was quite small, but varying. In the beginning of the 1920s Holmegaard cooperated with the Royal Porcelain Factory and from there, Orla Juul Nielsen came to design glassware. In 1928 Holmegaard assigned their first artistic leader, Jacob E. Bang (p.74), and this was the beginning for Holmegaard’s leading position as a glassworks for industrial art. The assignment of an artistic leader became epoch-making and separated Holmegaard from the rest of the Danish glassworks, especially Kastrup Glassworks that did not get artistic leaders until the 1950s. In 1936, Holmegaard was converted into a limited liability company. The glassworks got separated from the Holmegaard estate, but the Danneskiold-Samsøe family still had a seat on the board. The first important artistic leader was Jacob E. Bang, who designed glass from 1928 to 1941. From 1942, Per Lütken (p.78) was employed as artistic leader and he is properly the best-known designer at Holmegaard. His glass design was significant for Holmegaard’s profile for many years. He designed glass for Holmegaard until his death in 1998. From the end of the 1950s other glass designers got employed at the glassworks; amongst them Christel and Chriser Homgren, Sidse Werner, Michael Bang (p.84), Torben Jørgensen (p.86), Anja Kjær (p.87), and Peter Svarrer. They produced not only glass for production but also art glass for exhibitions mostly in Denmark but also all over the world. In 1985, Holmegaard merged with Royal Copenhagen and several designers from Royal Copenhagen now also designed glass for Holmegaard. The market for glassware
70 • 71
De oliecrisis in de jaren zeventig raakte de glasfabrieken erg hard. Eerst werd Hellerup gesloten en later volgde Kastrup. In 1990 sloot Funen Glassworks zijn deuren en vanaf dat moment was Holmegaard de enige glasfabriek in Denemarken.
het buitenland overgebracht. Van dit punt af begon het zakelijk te verslechteren voor Holmegaard. De enorme productie van flessen en verpakkingsglas werd verkocht en in 2004 werd Holmegaard overgenomen door een groep beleggingsfondsen – zonder succes. Het oude merk werd verkocht aan de Rosendahl Design Group en kort daarna gingen de investeerders failliet. Tegenwoordig staat het merendeel van de gebouwen leeg, hoewel de flessen- en verpakkingsglasproductie nog steeds bestaat – het is nu een Iers bedrijf dat eigenaar is van dat deel van Holmegaard. Het nieuwe Holmegaard dat eigendom is van Rosendahl, produceert glas in het buitenland maar de oude ontwerpen worden nog steeds gebruikt naast het moderne glasdesign.
was not profitable and from the end of the 1990s a great part of the glass production was placed abroad. From this point, business started going down for Holmegaard. The huge production of bottles and containers was sold off, and in 2004 Holmegaard was taken over by a group of unit trusts – without success. The old brand was sold off to Rosendahl Design Group and shortly after that the investors went bankrupt. Today most of the buildings stand empty, although the bottle and container production still exists – now it is an Irish company that owns that part of Holmegaard. The new Holmegaard owned by Rosendahl produces glass abroad but it still uses the old designs together with modern glass design.
ONTWERPERS / DESIGNERS HOLMEGAARD
1899 – 1965
JACOB BANG
CLUCK CLUCK (1950) h26x10cm – Courtesy of: Næstved Museum
With a sure sense of functional and elegant glass design, Jacob E. Bang was the artistic director at Holmegaard Glassworks from 1928 to 1941. Jacob E. Bang was trained as an architect, but after a few years he devoted himself to glass design. He took his eye for tight composition to his glass design, and he was also a skilled exhibition architect for Holmegaard’s own products. Jacob E. Bang also endeavoured to make glass for the average Dane. In the publication ‘Glass in the home’ from 1949, he writes that “Daily glass should be convenient, fast, cheap and eventually also beautiful: not Splendor cups for Rockefeller, but empty beer cups for Denmark’s Hansen.” After a break from glass design in 15 years, Jacob E. Bang became the artistic director at Kastrup Glassworks from 1957 until his death in 1965 and just before the merger of Kastrup and Holmegaard.
74 • 75
Met een onfeilbaar gevoel voor functioneel en elegant glasdesign was Jacob E. Bang van 1928 tot 1941artistiek directeur bij Holmegaard Glassworks. Jacob E. Bang werd opgeleid als architect, maar enkele jaren later wijdde hij zich aan het ontwerpen van glas. Zijn oog voor strakke compositie nam hij mee naar zijn glasdesign en hij was eveneens een bekwaam tentoonstellingsarchitect voor de eigen producten van Holmegaard. Jacob E. Bang streefde er ook naar om glas voor de gemiddelde Deen te maken. In de publicatie Glass in the home uit 1949 schrijft hij: “Glas voor dagelijks gebruik moet praktisch, snel, goedkoop en uiteindelijk ook mooi zijn: geen Splendorkoppen voor Rockefeller, maar lege bierkroezen voor Hansen uit Denemarken.” Na een onderbreking van het 15 jaar lang ontwerpen van glas werd Jacob E. Bang in 1957 artistiek directeur bij Kastrup Glassworks en hij bleef dat tot aan zijn dood in 1965 en net voor de fusie van Kastrup en Holmegaard.
1911 – 1984
OTTO BRAUER
GULVASER (1960) h27x10cm – h44x17cm – Courtesy of: Næstved Museum
Otto Brauer comes from a lineage of glass makers and began in 1925, at age 14, as a smelter boy at Aarhus Glassworks, where his father was a factory manager. In the 1930s, Otto Brauer continued at Kastrup Glassworks, where he was hut champion in 1946. In 1952 he became foreman of the smeltery at Funen Glassworks in Odense. Otto Brauer was a very skilled craftsman and mastered many glass techniques. He was the author of the famous and internationally known floor vases that were manufactured in many heights and colour variations.
76 • 77
Otto Brauer komt uit een geslacht van glasmakers en begon in 1925, op 14-jarige leeftijd, als smelterij-arbeider bij Aarhus Glassworks waar zijn vader fabrieksdirecteur was. In de jaren dertig bleef Otto Brauer bij Kastrup Glassworks in dienst, waar hij kampioen van de glashut werd in 1946. In 1952 werd hij voorman van de smelterij bij Funen Glassworks in Odense. Otto Brauer was een zeer bekwaam vakman en hij beheerste vele glastechnieken. Hij was de maker van de beroemde en internationaal bekende vloervazen die werden vervaardigd in vele hoogtes en kleurvariaties.
1916 – 1998
PER LÜTKEN
↑ CARNABY (1968) h13x12cm – h28x17cm – Courtesy of: Næstved Museum → ASKEBÆGER / FRIED EGG (1960) h4x14cm – h4x21cm – Courtesy of: Næstved Museum FIONA (1953) - MENUET (1955) h15x40x36cm – h8x10x7cm – h13x19x12.cm – Courtesy of: Næstved Museum NÆBVASER (1950) h12x4cm – h51x17cm – Courtesy of: Næstved Museum PROVENCE (1955) h19x33cm – Courtesy of: Næstved Museum NO° 5 (1970) h7x8cm – h16x7cm – Courtesy of: Næstved Museum IDEELLE (1982) h7x4cm – h20x8cm – Courtesy of: Næstved Museum VINTERGÆK (1978) h7,5x7cm – h46x11cm – Courtesy of: Næstved Museum
Per Lütken is highly regarded as one of the most influential artists in Danish glass design and Scandinavian glass design as well. He has been behind many of the glasses that we still find in countless Danish homes. In 1937, Per Lütken was trained in the School of Arts and Crafts in Copenhagen, mainly in painting and technical drawing. He became the artistic leader in 1942 and worked at the glassworks until his death in 1998. He immersed himself in the design of the perfect drinking glasses. Throughout his career he was fascinated by the glass movement in the hot state, which he wanted to retain in the finished glass. Per Lütken will be remembered as an innovator in both the redesign of older glass models and as an artist with a strong eye for future trends. During his long career as a glass artist Per Lütken designed more than 80 different glass series.
78 • 79
Per Lütken wordt hoog aangeschreven als een van de meest invloedrijke kunstenaars in het Deense en ook het Scandinavische glasdesign. Hij was de man achter veel van de glazen die nog steeds te vinden zijn in talloze Deense huizen. In 1937 werd Per Lütken opgeleid aan de School of Arts and Crafts in Kopenhagen, voornamelijk in de schilderkunst en technisch tekenen. Hij werd artistiek leider in 1942 en werkte bij de glasfabriek tot aan zijn dood in 1998. Hij verdiepte zich in het ontwerp van de volmaakte drinkglazen. Tijdens zijn carrière werd hij gefascineerd door de beweging van het glas in de hete staat, die hij wilde behouden in het eindproduct. Per Lütken zal worden herinnerd als een vernieuwer in het herontwerpen van oude glasmodellen en ook als een kunstenaar met een heel goed oog voor toekomstige trends. Tijdens zijn lange carrière als glaskunstenaar ontwierp Per Lütken meer dan 80 verschillende series glazen.
1924 – 1999
LARS BO JØRGENSEN
Lars Bo was kunstenaar en auteur. Hij is vooral bekend om zijn grafische werk met surrealistisch geïnspireerde sprookjesmotieven. Lars Bo werkte van 1939 tot 1940 met P. Rostrup Bøyesen bij de National Gallery of Art en ging naar de Arts and Crafts School van 1941 tot 1943, waarna hij veel reizen maakte in Europa; van 1947 tot zijn dood in 1999 woonde hij in Parijs. Hij had tentoonstellingen in de meeste Europese landen en in Amerika, Japan en Hong Kong. Voor Holmegaard decoreerde Lars Bo onder andere een aantal unieke vazen en schalen die speciaal voor dat doel ontworpen waren door Michael Bang. Lars Bo was an artist and author. He is best known for his graphic works by surrealistinspired fairy-tale motifs. Lars Bo worked with P. Rostrup Bøyesen at the National Gallery of Art from 1939 to 1940, and he went to the Arts and Crafts School from 1941 to 1943 after which he travelled a lot in Europe; from 1947 to his death in 1999 he lived in Paris. He has had exhibitions in most European countries, America, Japan and Hong Kong. For Holmegaard, Lars Bo decorated, amongst other things, a number of unique vases and dishes designed especially for the purpose by Michael Bang.
80 • 81 H.C. ANDERSEN FLASKE (1986-2000) THE SNOW QUEEN – CLUMSY HANS – THE STAUNCH TIN SOLDIER – THE LITTLE MERMAID – THE LITTLE MATCH GIRL h20x10x8cm – Courtesy of: Næstved Museum
1929
OLE WINTHER
BLUE MAGIC (1970) h9x14cm – h28x13cm – Courtesy of: Næstved Museum
Ole Winther is als het ware opgegroeid bij Holmegaard Glassworks, waar hij als jongeman werd aangesteld in de tekenkamer, waar werktekeningen werden gemaakt van de tekeningen van de glasontwerpers. Ole Winther was niet opgeleid als glasblazer maar soms ging hij naar het glashuis en blies hij glas. Hij deed het vooral voor zijn plezier. Hij ontwierp ook een aantal glazen. Enkele stukken kwamen in productie in de jaren zestig en zeventig, waaronder het wijnservies Blåklokke (Grasklokje), Hvidklokke (Wit klokje) en Blue Magic.
Ole Winther was born and raised at Holmegaard Glassworks where he as a young man was assigned to the drawing office, making working drawings of the glass designers’ drawings. Ole Winther was not educated as a glassblower, but sometimes he went to the glass house and blew glass. It was mostly for pleasure. He also designed some glasses. A few things came in production in the 1960s and 1970s, including the wine services Blåklokke, Hvidklokke and Blue Magic.
Jette Frölich started her Christmas adventure as a hobby, and in the late 1960s her many creations were sold at a Christmas bazaar in her own home. The interest for her delicate Christmas objects got spread out and her design found its way to be presented by the Danish lifestyle magazine Bo Bedre (Beter Wonen). In 1974, Jette Frölich started her own business that opened in Hørsholm, and in 1976 she started as a Christmas designer for the department store Illums Bolighus. Royal Copenhagen was also interested in Jette Frölich’s designs and started a collaboration resulting in a series of porcelain Christmas collections. For Holmegaard she designed fine items, including bottles and biscuit tins
1940
designed by Michael Bang.
CHRISTMAS BOTTLE (1987/1988/2001/2002/2005) h20x10x8cm – Courtesy of: Næstved Museum
82 • 83
Christmas motifs transferred to glass
JETTE FRÖLICH
Jette Frölich begon haar kerstavontuur als hobby en in de late jaren zestig werden haar vele creaties verkocht op een kerstbazaar in haar eigen huis. De belangstelling voor haar verfijnde kerstobjecten verspreidde zich en haar ontwerpen vonden hun weg naar een presentatie door het Deense lifestyle-magazine Bo Bedre (Beter Wonen). In 1974 begon Jette Frölich haar eigen bedrijf dat in Hørsholm werd geopend en in 1976 begon ze als kerstontwerper voor het warenhuis Illums Bolighus. Royal Copenhagen had ook belangstelling voor de ontwerpen van Jette Frölich en begon een samenwerking die resulteerde in een reeks van porseleinen kerstcollecties. Voor Holmegaard ontwierp ze fijne kerstmotieven overgezet op voorwerpen van glas, waaronder flessen en koektrommels die waren ontworpen door Michael Bang.
1944 – 2013
MICHAEL BANG
↑ ROLINO (1973) h23x13cm – h28x23cm – Courtesy of: Næstved Museum → ATLANTIS (1981) h10x7cm – h26x10cm – Courtesy of: Næstved Museum PALET (1968-1975) KARAMEL h3,5x7cm – h21x17cm – Courtesy of: Næstved Museum PALET (1968-1975) VARIOUS COLOURS h4x10cm – h17x15cm – Courtesy of: Næstved Museum
Jacob Bang’s son, Michael Bang, trained as a ceramist at the Royal Porcelain factory (Royal Copenhagen) from 1964 to 1966, where he also designed. He was employed as a glass designer from 1966 to 1968 at Ekenas and at Holmegaard from. In the beginning of his employment at Holmegaard, he was given specific commissions for the factory in Odense, which specialized in opaque glass. One of the results of this assignment was the “Pallet” series (1968), glassware in opaque white glass with strongly coloured overlays.
84 • 85
Jacob Bangs zoon, Michael Bang, werd van 1964 tot 1966 opgeleid als keramist bij de Royal Porcelain Factory (Royal Copenhagen) waar hij ook ontwierp. Hij was van 1966 tot 1968 werkzaam als glasontwerper bij Ekenas en vanaf 1968 bij Holmegaard. In het begin van zijn dienstverband bij Holmegaard kreeg hij specifieke opdrachten voor de fabriek in Odense waar men gespecialiseerd was in opaak glas. Een van de resultaten van deze opdracht was de “Pallet”serie (1968), glaswerk in opaak wit glas met overlays in sterke kleuren.
1945
TORBEN JØRGENSEN
LILJE (1984) h2x20cm – h11 x26cm – Courtesy of: Næstved Museum
Glass artist Torben Jørgensen has been
Glaskunstenaar Torben Jørgensen is aan de Holmegaard Glassworks verbonden geweest van 1977 tot 2008. In 1973 studeerde hij af aan de School voor Industrieel Design in Kopenhagen en was er vijf jaar lang hoofd van de afdeling Glas. Torben Jørgensen heeft groot respect voor glas als materiaal en zijn werk richt zich altijd op de wil van het glas: “Om glas vorm te geven, moet je weten wat het materiaal kan en wil. Glas heeft intrinsieke eigenschappen die je niet kunt tegenwerken zonder dat dat invloed heeft op het resultaat. Je moet ernaar kijken als was het een partner met zijn eigen wil en mogelijkheden. Glas doet zijn eigen ding. Je kunt het niet manipuleren – alleen maar verder helpen.” Torben Jørgensen heeft grote belangstelling voor centrifugaal glas, een techniek die de natuurlijke mogelijkheden en dynamiek van glas gebruikt, waarbij een gloeiende massa glas stolt terwijl deze in een snel draaiende vorm wordt gespoten.
associated with the Holmegaard Glass Factory from 1977 to 2008. In 1973, he graduated at the School of Industrial Design in Copenhagen and was the head of the department of glass there for five years. Torben Jørgensen has great respect for glass as a material, and his work always focuses on the will of the glass: “In order to give glass form, you have to know what the material can and wants to do. Glass has inherent properties that you cannot work against without affecting the result. You have to look at it as a partner with its own will and capabilities. Glass does its own thing. You cannot manipulate it – only help it along.” Torben Jørgensen has great interest in centrifugal glass, a technique that utilizes glass’s natural abilities and dynamism, where a glowing lump of glass solidifies while ejected in a rapidly swirling shape.
Anja Kjær is een van de beste glasontwerpers. Ze creëert als zelfstandig kunstenaar al 25 jaar unieke glasontwerpen. Zij is vertegenwoordigd in designmusea over de gehele wereld en heeft talloze exposities. Een overtuigd gevoel voor sterke, vrolijke kleuren en klassieke lijnen geeft de speciale Anja Kjær-touch en het betekent dat haar creaties bekend en geliefd zijn tot ver buiten de grenzen van Denemarken. Oorspronkelijk wilde Anja Kjær pottenbakker worden maar ze werd verleid door de kleurenrijkdom van glas en studeerde in 1983 af aan de Royal Danish Academy of Fine Arts, School of Design. Anja Kjær heeft de Karen Blixen-reeks gemaakt, bestaande uit onder andere vazen, bloempotten en theelichthouders – en deze combineren alle een internationale uitstraling met de Deense traditie van ambachtelijkheid. De inspiratie voor deze serie komt van de gouden halsringen van Afrikaanse vrouwen en expressieve beelden van Karen Blixens Afrika.
signers. She has been creating unique glass designs as an independent artist for 25 years. She is represented in design museums around the world and has a myriad of exhibitions. A sure sense of strong, joyful colours and classic lines provides the special Anja Kjær touch which means that her creations are known and loved far beyond Denmark’s borders. Anja Kjær originally wanted to be a potter, but she was lured by the colour richness of glass and graduated from the Royal Danish Academy of Fine Arts, School of Design in 1983. Anja Kjær has created the Karen Blixen range, which includes vases, flowerpot covers and tea light holders – and all combine an international outlook with Danish traditions of craftsmanship. The inspiration for this range comes from the golden neck rings of African women and expressive images from Karen Blixen’s Africa.
86 • 87
1956
Anja Kjær is among the elite of glass de-
ANJA KJÆR
KAREN BLIXEN (2000) h9x12cm – hx32x18cm – Courtesy of: Næstved Museum
1972
CECILIE MANZ
MINIMA (2006) h7x10cm – h27x8cm – Courtesy of: Næstved Museum
The internationally acclaimed Cecilie Manz graduated from the Royal Danish Academy of Fine Arts, School of Design in 1997 when she was 25. Before this, she had studied art and design in Finland. In 1998, Cecilie Manz set up her own design company in Copenhagen. She has won a wide range of prestigious Danish and international design awards, and her designs are on display at MoMA, the Museum of Modern Art, in New York. Her partnership with Holmegaard has been on-going since 2004. Cecilie Manz’ Minima range won the Danish Design Award 2008/2009 for combining Scandinavian modernism and functionality.
88 • 89
De internationaal befaamde Cecilie Manz studeerde in 1997 af aan de Royal Danish Academy of Fine Arts, School of Design, toen ze 25 was. Daarvoor had ze kunst en design gestudeerd in Finland. In 1998 zette Cecilie Manz haar eigen designbureau op in Kopenhagen. Zij heeft een breed scala aan prestigieuze Deense en internationale designprijzen gewonnen en haar ontwerpen zijn te zien in het MoMA, het Museum of Modern Art, in New York. Haar samenwerking met Holmegaard bestaat al sinds 2004. Cecilie Manz’ Minima-serie won de Danish Design Award 2008/2009 voor het combineren van het Scandinavische modernisme en functionaliteit.
1850 – 1900
LOMMELÆRKER
LOMMEFLASKE h12x7x4cm – h17x10x5cm – Courtesy of: Næstved Museum
De kleine - vaak platte - flacon van glas, metaal of porselein is internationaal bekend sinds de 17e eeuw. In Denemarken domineerden in de 19e eeuw de heupflacons van glas en ze werden gemaakt in vele kleuren en vormen. Alle Deense glasfabrieken produceerden dit soort flesjes. These pocket bottles or hip flasks with the poetic name ‘lommelærke’ were mostly used for schnapps. The name refers to the bird ‘lark’ and relates to this bird’s singing. It is told that you will hear the lark sing when you drink schnapps from the pocket bottle. The small - often flat - bottle of glass, metal or porcelain has been internationally known since the 17th century. In Denmark the glass hip flasks dominated in the 19th century and they were made in many colours and shapes. All the Danish glassworks produced this type of bottle.
90 • 91
Deze zakflesjes of heupflacons met de poëtische naam ‘lommelærke’ werden meestal gebruikt voor schnaps. De naam verwijst naar de leeuwerik en heeft betrekking op de zang van deze vogel. Er wordt gezegd dat je de leeuwerik hoort zingen als je schnaps drinkt uit een heupflacon.
RESIDENTIE / RESIDENCY MARIE RETPEN THE SPACE BETWEEN TWO MAD TEA PARTIES 3 August 2016 - 16 August 2016
Op de vloer staat een andere tafel. Delen van het servies zijn lukraak op het tafelblad geland en zijn nu deels in elkaar gedrukt en vervormd. Het is een verhaal van de ruimte tussen wat wij weten en wat wij zien en het daagt onze waarneming van tijd en zwaartekracht uit. Door deze ruimte binnen te gaan, wordt de kijker zich bewust van zijn fantasierijke reflexen. De objecten hebben allemaal bekende, alledaagse functies. De suggestie van een onbekende fysische actie wijst echter op een bovennatuurlijke, unheimliche vertelling. Wat we zien, zorgt ervoor dat wij onszelf vragen gaan stellen; en het is hier, in de ruimte tussen kennis en verbeelding, dat het echte verhaal tot leven komt en wordt verteld.
‘Mad tea party’ is a reference to Lewis Carroll’s novel Alice in Wonderland. It is a surreal and intense event – perhaps not far from situations you would experience in real life! The Space Between Two Mad Tea Parties is a visualization of the mental space between such experiences. A potential space for reflection. A time-out, where thoughts can float. A vacuum before the next event. In the ceiling, a table is hanging upside down. Gravity is pulling the silver tableware until the pieces can no longer resist and slowly leave the tabletop. Some pieces are already hanging in the air, slowly falling towards the ground. Some meet on their way down, resulting in change of direction and shape. Others have, for the moment, retrieved their original shape. On the ground, another table is placed. Pieces of tableware have landed randomly on the tabletop and are now partly squeezed and deformed. It is a tale of the space between what we know and what we see, challenging our perception of time and gravity. By entering this space, the viewer becomes aware of his imaginative reflexes. The objects all have familiar, everyday features. However, the suggestion of an unfamiliar physical action indicates a supernatural, unheimlich narrative. What we see makes us wonder; and it is here, in the space between knowledge and imagination, that the real tale comes alive and is told.
92 • 93
‘Mad tea party’ is een verwijzing naar de roman van Lewis Carroll, Alice in Wonderland. Het is een surrealistische en intense gebeurtenis – die wellicht niet heel veel verschilt van situaties die je in het echte leven zou kunnen meemaken! The Space Between Two Mad Tea Parties is een visualisatie van de mentale ruimte tussen dergelijke ervaringen. Een potentiële ruimte voor bespiegeling. Een time-out, waar de gedachten kunnen zweven. Een vacuüm voor de volgende gebeurtenis. Aan het plafond hangt een tafel ondersteboven. De zwaartekracht trekt het zilveren servies en bestek tot de stukken geen weerstand meer kunnen bieden en langzaam het tafelblad verlaten. Sommige stukken hangen al in de lucht en vallen langzaam richting de vloer. Sommige komen elkaar tegen op hun weg naar beneden, wat resulteert in verandering van richting en vorm. Andere hebben vooralsnog hun oorspronkelijke vorm herkregen.
94 • 95
GREAT DANES 17 09 2016 – 17 04 2017 Curator / Curator Jeroen MAES
Bruiklenen / Loans Museum NÆSTVED (DK) Glasmuseet EBELTOFT (DK) HEMPEL Glasmuseum (DK) ERNSTING STIFTUNG (DE)
Productie / Production GLAZENHUIS
Fotografie / Photography Kristof VRANCKEN
Vertaling en correctie / Translation and correction Ingrid BONGERS Met dank aan / Thanks to Sandra BLACH, Dan MØLGAARD, Susanne OUTZEN, Mette BRUUN, Kristine BØNLØKKE SPEJLBORG, Karin DALSKOV, Jan KOCK, Ulrike HOPPE-OEHL, Niels ANDERSEN & Torben ERRBOE
Grafische vormgeving / Graphic design THE SECOND OF MAY – Vincent VANDEVENNE Drukwerk / Printing Drukkerij LEËN Oplage / Copies 900
COLOFON – COLPHON
Redactie / Authors Jan KOCK Susanne OUTZEN
Hotel CORBIE – SIBELCO – Stad LOMMEL
GLAZENHUIS Vlaams Centrum voor Hedendaagse Glaskunst Flemish Centre for Contemporary Glass Art Dorp 14b – 3920 Lommel – België TEL: +32 (0)11 541 335 – FAX: +32 (0)11 552 266 info@hetglazenhuis.be – www.hetglazenhuis.be –
/hetglazenhuis.be
OPENINGSTIJDEN: dinsdag tot zondag – 10.00 tot 17.00u – SLUITINGSPERIODES & FEESTDAGEN: zie website OPENING HOURS: Tuesday to Sunday – 10am to 5pm – CLOSURE & HOLIDAYS: check website © All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in an automated retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission in writing of the publisher
www.hetglazenhuis.be