3 minute read
Opties en aandachtspunten bij expirerende lijfrenten
from Erkend Mei 2023
Jaarlijks expireren veel lijfrenten. Dat vereist actie! Uw klant moet beslissen wat hij met z’n lijfrente gaat doen. Daarbij kan de klant vaak wel uw advieshulp gebruiken. Wat zijn de fiscale gevolgen van een bepaalde keuze?
Voorkomen moet worden dat uw klant voor fiscale verrassingen komt te staan. Deze bijdrage biedt een helpende hand bij de uitvoering van lijfrentecontracten bij expiratie.
Advertisement
Einde opbouwfase lijfrente
De keuze omtrent de aanwending van het ‘geëxpireerde’ c.q. ‘vrijgekomen’ lijfrentekapitaal moet worden gemaakt binnen een wettelijke termijn (artikel 3.133, lid 3 Wet IB 2001). Houd in de gaten dat die wettelijke termijn niet wordt overschreden! Uitstel is onder bepaalde omstandigheden mogelijk, mits die niet zijn te wijten aan uw klant (onderdeel 4.6 van het lijfrentebesluit van 16 mei 2019).
Bij de uitvoering van lijfrentecontracten uit het pré-Brede Herwaarderingstijdperk (gesloten vóór 1992), waaronder de kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, gelden andere voorwaarden dan voor box-1 lijfrenten die onder latere fiscale regimes (Brede Herwaardering en Wet IB 2001) zijn afgesloten. Er geldt voor deze zogenoemde nieuw regimelijfrenten een aantal beperkende (wettelijke) voorwaarden.
Mogelijkheden lijfrente pré-Brede Herwaardering
Een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule kent een grote mate van flexibiliteit in de aanwending van het vrijgekomen lijfrentekapitaal. Als zo’n lijfrente onder het overgangsrecht van de Wet IB 2001 valt, blijven daarvoor de soepele regels van het oude fiscale regime van vóór 1992 gelden.
Bedingen ingaande lijfrente; begunstiging
Gebruikt de verzekeringnemer het lijfrentekapitaal voor een lijfrente waarvan hij zelf de begunstigde is, dan zijn de lijfrentetermijnen meestal belast bij hemzelf. Bij gehuwden kan deze hoofdregel – door een antimisbruikbepaling van de Wet IB 1964 – worden ‘verstoord’. Als een gehuwde verzekeringnemer een lijfrente koopt waarop hij zijn echtgenote als begunstigde aanwijst, moet worden getoetst wie van de echtgenoten de premies in het verleden heeft afgetrokken. Is dit een ander dan degene die de termijnen ontvangt, dan worden de lijfrentetermijnen toegerekend aan/belast bij de echtgenoot die ten tijde van het ontvangen van de lijfrente-uitkeringen het hoogste box 1-inkomen heeft.
De verzekeringnemer kan op zijn lijfrente ook een ander dan zijn echtgenote als begunstigde aanwijzen. Wijst hij bijvoorbeeld zijn minderjarig kind als begunstigde aan, dan leidt dit bij eerbiediging van de oude IB-bepalingen niet tot enig fiscaal voordeel. De termijnen worden in dat geval belast bij de ouder met het hoogste box 1-inkomen. Als de verzekeringnemer een meerderjarig kind als begunstigde aanwijst, dan zijn de lijfrentetermijnen voor de heffing van inkomstenbelasting belast bij dat kind zelf. De termijnen behoren namelijk tot diens eigen box 1-inkomen. Hetzelfde geldt bij begunstiging van een willekeurige derde.
Het voorgaande geldt in beginsel alleen in binnenlandse situaties. Als de verzekeringnemer of begunstigde in het buitenland woont, verloopt de belastingheffing anders. Hoe de heffing over de lijfrentetermijnen dan verloopt, is mede afhankelijk van wat daarover in het betreffende bilaterale belastingverdrag is bepaald, alsmede in de nationale belastingwetgeving van het woonland.
Afkoop
Wil uw klant geen lijfrente, dan kan hij ervoor kiezen het expiratiekapitaal ineens te laten uitbetalen. De lijfrente wordt dan afgekocht. De afkoopsom is dan in principe
Attentiepunt
volledig belast tegen het IB-tarief in box 1. Voor zover niet alle betaalde lijfrentepremies zijn afgetrokken, kan daar rekening mee worden gehouden bij de belastingheffing over de afkoopsom (saldomethode). Deze saldomethode is niet onbegrensd (zie artikel 3.107a Wet IB 2001). Bij een beroep op de saldomethode moet uw klant bewijzen dat en in hoeverre premies niet zijn afgetrokken.
Uitstellen/doorschuiven lijfrentetermijnen
Uw klant kan er bij het vrijkomen van lijfrentekapitaal ook voor kiezen opnieuw een (nader uitgestelde) kapitaalverzekering met lijfrenteclausule te bedingen. Hieraan zijn geen IB-gevolgen verbonden. Wel kan er sprake zijn van een belastbare schen- king. Dit is afhankelijk van de vraag wie tot het vrijgekomen kapitaal gerechtigd is en of er sprake is van een onvoorwaardelijk geworden schenking. Met de aangekochte nieuwe lijfrente verschuift de IB-heffing over de lijfrentetermijnen naar de toekomst. De aangekochte tweede lijfrente zal in beginsel ook onder de eerbiedigende werking van het oude fiscale regime vallen.
Omzetten in een bankspaarvariant Vrijkomend lijfrentekapitaal als bancaire lijfrente voortzetten bij een bank of een beleggingsinstelling is eveneens een mogelijkheid. Dan moet worden voldaan aan de strikte voorwaarden van het IB 2001-regime met alle beperkingen van dien. Of een dergelijke omzetting gunstig is, is
Als een ander dan de verzekeringnemer de begunstigde voor de lijfrentetermijnen is en de begunstiging wordt bij het vervallen van zo’n termijn onherroepelijk, dan is in het algemeen sprake van een onvoorwaardelijk geworden schenking van zo’n lijfrentetermijn. Dan is er naast IB in beginsel ook schenkbelasting verschuldigd over die termijn. Als in dat geval de samenloopbepaling van de Successiewet geldt, blijft schenkbelasting achterwege.