COLUMN
Maart 2020 — UITagenda
Door Daan Boom
Liefdesverdriet
Fotografie Jelmer de Haas
VRIENDEN ZEGGEN DAT IK LEUKE DINGEN MOET DOEN, ZOALS BUBBELTJESPLASTIC LATEN KNAPPEN
Daan Boom (30) is programmamaker, muzikant en komiek en woont in Utrecht. Hij is presentator van Streetlab en speelt in de Tante Joke Karaoke Band.
Vijf minuten voor aanvang van mijn cabaretvoorstelling stond ik in de coulissen van het theater in Assen en probeerde ik mezelf op te laden. Dat vind ik normaal gesproken al moeilijk, maar die dag viel het me nog zwaarder. Ik werd zelfs duizelig en misselijk. Het liefst had ik mij als een lappenpop ter aarde gestort, om daar te blijven liggen tot iemand me zou oprapen en me zou vertellen hoe ik ook alweer moest leven. Het was de eerste show die ik speelde sinds mijn vriendin een punt had gezet achter onze relatie van bijna vier jaar. Hoewel het niet mijn keuze was, zag ik ergens ook wel in dat uit elkaar gaan het beste was. Dat deden we dan ook liefdevol en met wederzijds respect. Maar wat daarna kwam, daarop was ik niet voorbereid. Daar kún je je ook helemaal niet op voorbereiden. Ik weet niet wat me overkomt en ontdek dat alle clichés over liefdesverdriet waar zijn. Dat voortaan alles wat je ziet, ruikt, proeft en meemaakt je doet denken aan je ex? Waar. Dat het voelt alsof je leven als een kaartenhuis instort? Waar. Dat elk liedje dat je ooit nog hoort over hartenpijn lijkt te gaan? Waar. Voorheen luisterde ik nooit naar songteksten, ik zong alleen klanken mee – fonetisch, als een lagereschoolkind. Maar nu merk ik dat er geen nummer is dat níét de verloren liefde als onderwerp heeft. En ook vrijwel geen film, serie of boek, trouwens. Alles doet pijn, ik lijk wel een wandelende open wond. Nog zo’n cliché: de vrouw met wie ik dacht oud te worden, is er ineens niet meer. Althans, ze is er nog wel, maar ze wil niet meer. En wat aan haar vastzat, is ook weggevallen: mijn schoonfamilie, sommige vrienden, het delen van een huis. En dat mis ik. Ik mis haar aanwezigheid, haar arm om me heen, haar luisterende oor, samen lachen, ik mis zelfs het gemopper over de vaat die ik laat staan en de barokke vazen waar zij zo dol op was. Het enige positieve aan deze fase – en inderdaad, dat is wéér een cliché – is dat ik voel hoeveel vriendschappen waard zijn. Gelukkig heb ik lieve mensen om me heen die troostend wijze dingen zeggen. Dat ik leuke dingen moet doen, zoals Nibbits-ringen om mijn vingers schuiven en bubbeltjesplastic laten knappen. Maar ondertussen gaat het leven gewoon door, dus daar stond ik die dag, kokhalzend in de coulissen. Tot overmaat van ramp hoorde ik dat Jacques d’Ancona in de zaal zat. De gevreesde theater recensent van het Dagblad van het Noorden – waarom uitgerekend nú?! Ik was bang om door de mand te vallen. Om op het podium de vrolijke Frans uit te hangen en ontmaskerd te worden als emotioneel wrak. Maar ik ging op. De dood of de gladiolen. De volgende dag stond er een goede recensie in de krant. Vier sterren. Een klein lichtpuntje in mijn op dit moment nogal sombere bestaan. Vier sterren, één gebroken hart.
9