Frans Los - Op zoek naar de Graal

Page 1

Frans Duijf

Het is niet onopgemerkt gebleven Een tuinkamer vol boeken

Uitgeverij Admetos Duiven


ISBN

978 94 90206 04 8, NUR 610

Š 2010, Frans Duijf Het is niet onopgemerkt gebleven – Een tuinkamer vol boeken Uitgeverij Admetos te Duiven Druk: Real Concepts Foto voorzijde: Hans Huurdeman Foto achterzijde: Sander Duijf Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Frans Los Op zoek naar de Graal De 12de eeuwse Chrétien de Troyes geldt algemeen als de grondlegger van de Arthurromans. Algemeen bekend is zijn Perceval, ou le Conte du Graal. Het betreft de facto een vertaling, want de oorspronkelijke titel luidt: Li contes del graal. Andere Arthurromans van hem zijn: Cligès, Yvain (Le chevalier au lion) en Lancelot (Le chevalier de charette). Chrétien de Troyes is een belangrijk en vernieuwend auteur. Volgens de Utrechtse mediëvist Wim Gerritsen geldt hij als nieuw type auteur als de ‘founding father’ van de Europese romantraditie. Hij was de eerste romanschrijver die zich met fantastische gegevens bezighield. Fictie was in de tijd van De Troyes niet bon ton, integendeel. Het was tot die tijd gebruikelijk dat men zich baseerde op geschreven bronnen, op autoriteiten als Vergilius, Ovidius, Statius enzovoort. Door af te gaan op mondeling overgeleverde Keltische verhalen, moest De Troyes zelf als narratieve gezagsinstantie optreden. Zie daarvoor het zeer lezenswaardige boek De Graal en de ridders van de Ronde Tafel van Jozef Janssens uit 1995, uitgegeven te Leuven, door Uitgeverij Davidsfonds/Clauwaert. De Duitser Wolfram von Eschenbach liet zich door Li contes del graal inspireren en schreef omstreeks 1210 Parzival. Parzival was één van de grote schare ridders van de legendarische Koning Arthur en zijn tafelronde. Sir Thomas Malory schreef in de 15de eeuw, op basis van de Keltische volksverhalen zijn beroemde roman Le Morte d’Arthur. Voor Terence Hanbury White was er voldoende inspiratie om twee fraaie werken te componeren, die hij eigenlijk als een geheel had willen uitgeven, wat de uitgever in 1958 niet wilde: The Once and Future King en The Book of Merlyn. White vertelde zelf, dat hij de karakters had overgenomen van Malory. Dat is iets te 250


bescheiden van hem. Daan van der Vat ziet het in zijn ‘Ter inleiding’ in de hierna te noemen Nederlandstalige uitgave anders. White ‘herschiep ze en bracht ze tot nieuw leven. Zijn Lancelot, zijn Arthur, zijn Guinivere en Sir Gawaine zijn levende figuren, gezien door de ogen van een zeer wijs, ietwat ontgoocheld en medelijdend man. Het zijn geen sprookjesfiguren en hun persoonlijk lijden is diep en ontroerend. Zij leven echter, en overtuigender dan menig karakter in grotelijks geprezen romans van heden.’ Nu, dertig jaar verder, gravend in mijn herinnering, stem ik in met Van der Vat. Vanaf 1939 waren de eerste vier boeken afzonderlijk uitgegeven. Het Spectrum gaf de boeken in één band uit in 1979, een fraai gebonden exemplaar: Arthur, koning voor eens en altijd gevolgd door Het boek Merlijn. White refereert met deze titel aan wat volgens Malory op het graf van Arthur te Glastonbury zou hebben gestaan: Rex quondam, Rexque Futurus. Maar al veel eerder, omstreeks 1260, fulmineerde Jacob van Maerlant met veel hoon op het messiaanse geloof in koning Arthur: Dul sijn si van Baertanien, want hets tghelove van hem somen dattie coninc Artur sal wedercomen. Daarnaast publiceerde hij de dubbelroman Historie van den Grale/Merlijns boec. De historiciteit van koning Arthur en nog meer die van de Graal, kostte hem vele hoofdbrekens. Zie nader Stemmen op schrift, van Frits van Oostrom, deel 1 van de serie Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Idem voor ‘vorstelijke fictie’ in relatie tot Koning Arthur, de maagdelijke ridder Perchevael in de Lancelotcompilatie in de Middelnederlandse literatuur en de oplichterij van de Great Hall van Winchester, waarin de Ronde Tafel, die in de 13de eeuw door Koninklijke timmerlui in elkaar is getimmerd, als authentiek relict van koning Arthur wordt voorgespiegeld. Daarmee zijn we er nog niet. Zonder naar volledigheid te streven kan ik in ieder geval vermelden dat Richard Wagner zijn opera Parsifal baseerde op de legende. Uit het boek Gustav Mahler – Een 251


leven in tien symfonieën van Eveline Nikkels weten we welk een verpletterende indruk deze laatste opera van Wagner in de zomer van diens sterfjaar 1883 bij Gustav Mahler teweeg bracht: ‘Toen ik, nog zonder een woord te kunnen uitbrengen, het Festspielhaus uitging, wist ik dat ik het grootste, smartelijkste had meegemaakt en dat ik deze ervaring voor altijd met mij mee zou dragen.’ De schrijfwijze Parsifal zou uit het Perzisch stammen en ‘reine gek’ of ‘zuivere dwaas’ betekenen, wat goed aansluit bij de figuur zoals de moeder van Parzival zijn zoon de wijde wereld instuurde. Wie kent niet Willy Vandersteen, de Vlaamse striptekenaar? Hij creëerde in 1959 de reeks De Rode Ridder, waarin mystieke elementen voorkwamen en waarin later de Arthurlegende werd verwerkt. Zelf ben ik de trotse bezitter van de vertaling die Ard Posthuma maakte van Li contes del Graal, in 2006 uitgegeven door Athenaeum – Polak & Van Gennep. Daaruit blijkt dat Chrétien de Troyes zijn oorspronkelijke werk voortijdig heeft afgebroken. Misschien zou je kunnen zeggen dat hij daarmee de variaties op zijn werk over zich heeft afgeroepen. Het werk van Von Eschenbach heeft erkenning gekregen als meesterwerk, al is er ook kritiek. Von Eschenbach zou weinig hebben nagelaten om de verschillende personages zodanig neer te zetten dat weinig aan de verbeelding van de lezer wordt overgelaten. Daarnaast zou het werk van hem ‘subtieler, diepzinniger, religieuzer, betekenisvoller’ zijn dan het werk van De Troyes, wat overigens door Dieter Kuhn, die het werk van Von Eschenbach als meesterwerk erkent, overtuigend zou zijn weerlegd. Deze wetenschap ontleen ik aan de inleiding van Ard Posthuma in zijn vertaling. Ik heb het werk van Wolfram von Eschenbach niet gelezen, noch de bewerking van Frans Los, die in 1936 het levenslicht zag. De jonge uitgever J.M. Sterenborg te s’Gravenmoer heeft het werk van Frans 252


Los hertaald en in 2008, voorzien van een fraaie titelplaat van Henk Persijn, aan de wereld geschonken. Op de achterflap schrijft de uitgever dat zijn bewerking zodanig is ‘dat het verhaal weer voor een breed publiek beschikbaar komt.’ De werken van De Troyes en Von Eschenbach zijn in dichtvorm, zo ook de vertaling van Ard Posthuma. Het is een waar genoegen de verzen te lezen. Het boek van Frans Los is proza, poëtisch proza, heel anders dan verzen. Het boek leest als een sprookje. Het verhaal op zichzelf is gauw verteld. Toen Parzivals moeder, zwanger was, sneuvelde zijn vader als ridder op het slagveld. De weduwe wilde niet dat dit lot ook haar zoon zou kunnen treffen, besloot daarom hem in volledige afzondering op te voeden in de fraaie natuur, ver weg van het hof. Het helpt niet. De jongen ontmoet op zekere dag in het bos een ridder, die de ridderlijke komaf van de jongen onderkent en hem adviseert God te zoeken, zodat hij het allerhoogste zal bereiken. Het boek heeft dus wel religieuze trekken, wat met de zoektocht naar de Graal niet minder zal worden. Daar moet de lezer maar doorheen bijten, of beter: zie de symboliek van de zoektocht naar de Graal, die staat voor zoektocht van het leven. De veertienjarige Parzival is zo onder de indruk van de ridder en zijn levensverhaal dat hij, de protesten van zijn moeder ten spijt, op weg gaat naar het hof van koning Arthur. Dat zij hem aangekleed als nar de wijde wereld in laat trekken, mag allemaal niet baten. De moeder sterft van verdriet. Aan het hof van koning Arthur aangekomen, gaat hij op de rode ridder af. Als David velt hij deze Goliath en zo werd de jongen een rode ruiter. We zien hem als de rode ridder een belegerde stad en burcht redden van de ondergang. Als overwinnaar heeft hij het recht koning te worden en te huwen met de mooie en jonge weduwe Blanchefleur. Van dat recht maakt hij gebruik, al zal het lang duren, enkele jaren, voordat hij haar zal terugvinden.

253


Parzival ontmoet op zijn tocht koning visser oftewel de zieke graalkoning, koning Amfortas, en neemt deel aan de heilige maaltijd met brood en wijn, veel jonkvrouwen (liefst vierentwintig in getal), en de graalkoningin. Zijn gastheer schenkt hem een kostbaar zwaard. Dankzij zijn gebrekkige opvoeding, vraagt hij niets, vooral niet waarom de koning zo lijdt. De volgende dag beseft hij dat de wereld van de Graal voor hem verloren is. Een jonkvrouw wrijft het hem nog eens in als zij vertelt over koning Amfortas en zijn slot Salvaetsch, de berg des heils. Dat levert hem ook een inzicht op: ‘Zelfkennis is een smartelijke, maar noodzakelijke voorwaarde tot vooruitgang op de levensweg.’ Hij zal nog meer leren: ‘Strijd kan alleen door innerlijke vrede beëindigd worden.’ Ik moet altijd even iets wegslikken als ik proza lees als ‘… met hoeveel opoffering de godswereld de dwalende mensheid vrij laat worden.’ Enfin, dat inzicht verkrijgt hij dankzij de ontmoeting met een kluizenaar. Dat maakt veel goed. In dit boek is de Graal een schaal die licht geeft. Verderop lezen we dat de Graal ook wel een steen is, lapis exilis, ‘de steen der vernietiging’ of der verandering, wat wordt toegelicht met het beeld van de vogel Phoenix, die door zijn eigenlijke natuur verbrandt en uit de as verjongd te voorschijn komt. Is Lapis exilis, de steen die wordt onderschat, niet ook een ‘bekend’ begrip uit de psychologie? Is ‘lapis ex caelis’ niet nog fraaier? Dat is de steen die uit de kroon van Lucifer is gevallen en ook wel wordt vergeleken met de graal. Enfin, als strijder van de Graal komt het niet alleen op dapperheid aan, maar ook op het bestrijden van hoogmoed. Dat blijkt wel uit waarom koning Amfortas leed. De kluizenaar pepert Parzival nog eens in dat de koning zou zijn genezen als hij bij zijn bezoek zo attent was geweest de cruciale vraag te stellen. Zoals het in een sprookje betaamt, komt uiteindelijk alles goed. Met Parzival en de Graal en dus met koning Amfortas, met Blanchefleur, met de ridder Gawan en de vereniging met zijn oosterse 254


bloedbroeder, de heiden Feirefiz. Parzival verkoos ‘zijn donker gevlekte mensheidsbroeder om met hem Mons Salvaetsch, de berg des heils te winnen, terwijl hij vertelde, hoe eens Trevizent [de kluizenaar, frd] hem leerde, dat niemand door geweld de graal kan vinden; alleen hij, die door zijn streven waardig wordt bevonden, kan door goddelijke genade geroepen worden.’ Om de graal te kunnen zien moest die heiden nog wel even gedoopt worden… Wel kon hij al ‘het in liefde stralende zielewezen van de draagster van de graal’ zien, waardoor het hart van de oosterling voor de ziel van het westen was opengegaan. Eh bien, het Christusgeheim kan dan wel even wachten.

255


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.