17 minute read

Stap 2 Op welke domeinen ontwikkel je?

Next Article
SYNTHESE

SYNTHESE

STAP 2 Op welke domeinen ontwikkel je?

1→ Het favoriete speeltje van Noura is een rood doekje. Als ze op haar buik ligt, kan ze met gemak haar hoofd een halve minuut optillen om te volgen naar waar het doekje gaat.

4→ Diano is net een klein zakje aardappelen. Hij kan met steun rechtop zitten en heeft dan een grappige, bolle rug. Leeftijd Ontwikkelingsdomein 5→ Het zijn zware nachten voor Thomas. Zijn baby kan soms uren aan een stuk huilen. Leeftijd Ontwikkelingsdomein Leeftijd Ontwikkelingsdomein De fysieke ontwikkeling 2→ Malik is met zijn 5,2 kg best een stevig kereltje voor zijn leeftijd. Leeftijd Ontwikkelingsdomein 3→ Vandaag kon de mama van Eva Alba net op tijd haar eerste, echte lachje fotograferen. Leeftijd Ontwikkelingsdomein Het eerste ontwikkelingsdomein is dat van je lichaam, ofwel de fysieke ontwikkeling. Dat gaat over hoe je van kop tot teen groeit en bloeit. 1 Verken via de ontdekplaat bij het onlinelesmateriaal de eerste levensmaanden van een baby. Maak daarna kennis met de vijf baby’s hieronder. Ga na hoe oud ze zijn. Noteer voor elke baby de leeftijd en het soort ontwikkeling dat omschreven wordt. Er zijn drie ontwikkelingsdomeinen. Ze zijn verschillend, maar staan toch niet los van elkaar. Hoe je ontwikkeling verloopt op het ene domein, heeft effect op je ontwikkeling op het andere domein en omgekeerd. HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

2 Zinvol speelgoed voor baby’s, peuters en kleuters past enerzijds binnen hun kunnen, maar daagt anderzijds dat kunnen en dus hun ontwikkeling uit. Bekijk het speelgoed hieronder.

Noteer bij elk stuk speelgoed een antwoord op deze twee vragen: a Hoe daagt dit speelgoed de ontwikkeling uit en wat vind je er sterk aan? b Hoe zou je het speelgoed uitdagender kunnen maken?

1 activiteitenboog

b 2 speelmat a b 3 boekje a b HOOFDSTUK 2

a ©VAN IN

Fysieke ontwikkeling

2.2

In kenniskader 1.4 onderscheidden we drie grote ontwikkelingsdomeinen: de lichamelijke of fysieke ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de socio-emotionele ontwikkeling. Het eerste ontwikkelingsdomein is dat van de lichamelijke of fysieke ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling die het menselijk lichaam doormaakt. De fysieke ontwikkeling bestaat op haar beurt uit drie subdomeinen: — de lichaamsbouw (zoals lichaamslengte en -gewicht); — de sensorische ontwikkeling (zoals zien en horen); — de motorische ontwikkeling (zoals het hoofdje optillen en rechtop zitten). Je kunt een onderscheid maken tussen grove en fijne motoriek. Onder grove motoriek verstaan we de grote, grove bewegingen die je met je lichaam maakt. Iemand die dat soort motoriek niet beheerst, heeft weinig controle over zijn ledematen en komt daardoor klungelig over. Fijne motoriek is onder meer het gebruik van handen en vingers om voorwerpen vast te houden en te manipuleren. Vaak gaat dat soort motoriek samen met een goede waarneming. Je moet goed kijken naar wat je wilt grijpen en de juiste afstand inschatten. Dit wordt de oog-handcoördinatie genoemd. De mate waarin een kind fijne spieren leert beheersen, hangt af van zijn lichamelijke rijpheid en aanleg. Een baby kan niet onmiddellijk een potlood hanteren. Alles gebeurt in kleine stapjes van het grote naar het meer verfijnde werk. Als het gaat over de interactie tussen de sensorische en motorische ontwikkeling, dan heb je het over de sensomotorische ontwikkeling. Een voorbeeld van die interactie is schrijven. Je volgt met je ogen en vingers (sensorisch: zien en voelen), wat je aan het doen bent met je hand (motorisch: schrijven). Dat lijkt heel logisch en we doen het zonder veel nadenken. Het is echter een heel ingewikkelde samenwerking, die erg veel oefening vraagt. Er bestaan daarnaast ook voorbeelden van ongecontroleerde samenwerkingen, ofwel reflexen. Je voelt bijvoorbeeld iets en dat wordt onmiddellijk motorisch verwerkt. Een reflex is een automatische reactie op een prikkel. De reactie wordt niet bewust gemaakt of gestuurd door de grote hersenen, maar verloopt op het niveau van het ruggenmerg of de kleine hersenen. De cognitieve en socio-emotionele ontwikkeling worden in de volgende kenniskaders toegelicht (2.3 en 2.4). HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

3 Musea gericht op kinderen houden als geen ander rekening met de sensomotorische ontwikkeling van hun jongste bezoekers.

a Markeer in de onderstaande uitnodiging van het Museum voor Natuurwetenschappen de werkwoorden of activiteiten die uitnodigen om sensomotorisch aan de slag te gaan. MUSEUM VOOR NATUURWETENSCHAPPEN – PALEOLAB Ben je gebeten door alles wat te maken heeft met fossielen, dino’s en andere prehistorische dieren? Kom dan je hart ophalen in ons paleoLAB! Deze unieke ontdekruimte dompelt kinderen onder in de fantastische wereld van de paleontologie. Experimenteren, uitproberen, spelen, van dichtbij bekijken … alles kan in het paleoLAB. Hier ben je immers zelf paleontoloog, geoloog, antropoloog. Graaf fossielen op en onderzoek ze nauwkeurig of maak er een afdruk van. Het levensgrote stegosaurusskelet mist nog enkele onderdelen: steek jij het als een volleerd paleontoloog volledig in elkaar? Of volg je liever je eigen dinosporen? Je kunt ook mineralen rangschikken, een prehistorisch plunje aantrekken, rustig een boeiend boek lezen of de computer raadplegen. Dan kun je ook nog puzzelen, tekenen, een origamiwerkje maken … Bron: www.uitmetvlieg.be b Vertel voor elke aangeduide activiteit welk(e) zintuigen(en) daarbij ingezet worden. 4 In de klassieke oudheid benoemde de Griekse filosoof Aristoteles de vijf zintuigen. Die staan in nauwe interactie met de motoriek. Geef zelf voor elk zintuig een voorbeeld van hoe het in interactie kan treden met de motoriek. Motoriek Horen Proeven Ruiken Voelen Zien HOOFDSTUK 2 ©VAN IN

THEMA 1

5 Hoe ziet jouw ideaal kinderspeelgoed eruit? Maak een eerste ontwerp op een apart blad en leg uit op welke manieren je de ontwikkelingsdomeinen stimuleert. Houd rekening met wat je leerde over de sensomotorische ontwikkeling van jonge kinderen.

Good to know De reflexen van een baby Heel lang dacht men dat een pasgeboren baby bijna niets kon. Dat is fout: baby’s vertonen reflexen. Die komen tot uiting door een samenwerking van de sensorische en de motorische ontwikkeling: je voelt iets en dat wordt motorisch verwerkt. Een reflex wordt niet gecontroleerd of gestuurd door de grote hersenen, maar verloopt op het niveau van het ruggenmerg of de kleine hersenen. Enkele voorbeelden van reflexen bij een baby zijn: — Als je de wang en mond van een baby aanraakt, draait hij zijn hoofdje in de richting van de aanraking. Dat noemt men de zoekreflex. — De moro-reflex wordt ook wel schrikreflex genoemd. Bij een onverwachte beweging of een plots geluid spreidt een baby zijn armen en benen wijd uit, strekt zijn vingers en opent zijn mondje. Daarna sluit hij zijn mond weer, buigt zijn armen en zwaait ze naar voren. — De handjes van een baby zijn vaak tot vuistjes gebald. Als je over de rug van het handje wrijft, gaan ze even open. Duw je daarna in de handpalm, dan grijpt de baby weer krachtig met zijn handje. Dat heet de grijpreflex. HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

De cognitieve ontwikkeling

Het tweede ontwikkelingsdomein is de cognitieve ontwikkeling. ‘Cognitief’ betekent ‘verstandelijk’. Cognitie (een synoniem MAGISCH DENKEN ‘Je mag enkel op de witte strepen van het zebrapad lopen, anders verdrink je.’ ‘Als je de wc doorspoelt wanneer je erop zit, kun je mee doorgespoeld worden.’ ‘’s Nachts kunnen er spoken in je oren kruipen, tenzij je je deken over je hoofd legt’. Alle kinderen hebben dergelijke magische gedachten. Dat komt omdat hun theorieën over hoe de wereld in elkaar zit nog niet helemaal goed zijn uitgedacht. Al vanaf hun geboorte gaan kinderen hard aan de slag om patronen en verbanden te ontdekken, die het leven voorspelbaar en overzichtelijk kunnen maken. Maar soms voeren ze de ontdekte patronen te ver door. Als je kunt leren lopen en fietsen, waarom zou je dan niet kunnen leren vliegen? Hoe meer kennis we in de loop van de tijd opdoen over de wereld, hoe meer we leren dat knuffels niet tot leven komen en dat we niet kunnen vliegen, hoe hard we ook flapperen. Maar toch verdwijnt het magisch denken niet, hebben psychologen de laatste decennia ontdekt. Zelfs ons volwassen leven zit vol magische gedachten. Dat toonde bijvoorbeeld de Russische psycholoog Eugene Subbotsky in 1997 in een onderzoek aan. Hij deed een postzegel in een doos, zei een toverspreuk, opende de doos weer en ziedaar, de postzegel was in tweeën geknipt. Alleen de jongste proefpersonen dachten dat het om tovenarij ging. Vanaf 9 jaar gingen de proefpersonen ervan uit dat de postzegel op de een of andere manier verwisseld was: je kunt iets niet doormidden toveren. Maar toen Subbotsky de volwassenen voorstelde om hun paspoort of rijbewijs in de doos te leggen, wilden de meesten dat toch liever niet. Bron: www.psychologiemagazine.nl a Hoe ontstaat magisch denken? Markeer het antwoord in de tekst. b Welke magische gedachten had jij vroeger? En welke magische gedachten heb je nu nog? c Wie of wat leerde/leert je dat die gedachten niet kloppen? voor kennis) is afgeleid van het Latijnse ‘cognescere’, dat ‘weten’ of ‘kennen’ betekent. 6 Lees aandachtig het artikel over magisch denken. Beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst. HOOFDSTUK 2 ©VAN IN

THEMA 1

7 Bekijk de filmpjes over ‘objectpermanentie’ en ‘behoud van het aantal’.

Leg deze beide cognitieve ontwikkelingen uit in volzinnen. Maak daarbij gebruik van de onderstaande woorden.

Als je kijkt naar de ontwikkeling van kinderen, dan zie je dat ze naast een sterke fysieke ontwikkeling ook cognitief heel wat vaardigheden ontwikkelen, zoals: — lezen en spreken; — verbanden leggen (eerst tussen concrete gegevens en tijdens de adolescentie ook tussen abstracte gegevens); — nadenken over dingen (bv. een oorzaak-gevolgrelatie ontdekken). De cognitieve ontwikkeling is met andere woorden het proces van het verwerven, verwerken, opslaan en vervolgens toepassen van kennis. De Zwitsere psycholoog Jean Piaget verrichtte belangrijk onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Op basis van enkele studies stelde hij onder andere deze twee principes op: — objectpermanentie: het vermogen om een beeld in je geheugen vast te houden, zonder het te zien; ‘Baby’s zijn dol op het kiekeboespelletje.’ Omdat baby’s nog niet het vermogen hebben om een beeld vast te houden in hun geheugen zonder het te zien, vinden ze het fantastisch grappig om telkens het gezicht van hun verzorger opnieuw te zien verschijnen als het doekje voor het gezicht weggaat. In hun ogen bestond die persoon even niet meer. — conservatie (of behoud) van aantal en hoeveelheid: het vermogen om te beseffen dat het aantal of de hoeveelheid van iets onveranderd blijft, ook al verandert de vorm. ‘Wat weegt het meest? Een kilo lood of een kilo pluimen?’ Jonge kinderen hebben nog niet het vermogen om te beseffen dat een kilo altijd een kilo weegt. De redenering gaat voor hen als volgt: iets waarvan je er meer hebt, zal ook meer wegen. Daarom zal drinken uit een hoog, smal glas voor hen ook meer lijken, dan drinken uit een laag, breed glas; ook al is de hoeveelheid water dezelfde. Cognitieve ontwikkeling 2.3 Objectpermanentie sociaal leren – geheel ontwikkeld – het besef dat een voorwerp blijft bestaan, ook al zie je het niet meer – 21 maanden – 9 maanden – geheugenconcentratie – zoekstrategie – 13 maanden Behoud van het aantal 4 j. 7 m. – je hebt er geen weggehaald (identiek) – controleert door het tellen – 6 j. 3 m. – begrippen ‘meer’ en ‘evenveel’ nog niet onderscheiden – langer is meer – 7 j. 1 m. – nog identieke ervaring, maar controleert meteen HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

8 Verbind de voorbeelden met de juiste cognitieve activiteit:

a

lezen en spreken

b

verbanden leggen

c

nadenken over dingen

1→ Daniël is 6 jaar oud. Hij mag binnenkort naar het eerste leerjaar. Hij kijkt er enorm naar uit, want dan zal hij ‘eindelijk de krant kunnen lezen’. 3→ Melissa is 8 jaar. Ze redeneert als volgt: ‘Als ik mijn zakgeld een jaar probeer te sparen, dan kan ik iets veel groters kopen dan wanneer ik volgende week al iets zou kopen. 2→ Yasmin, 5 jaar, rent naar haar mama met deze vraag: ‘Wat als jij nog niet geboren was, en ik natuurlijk ook niet, en eigenlijk was er nog niemand geboren … Uit welke buik werden we dan eigenlijk geboren? Waar komen we vandaan?’ VIP Jean Piaget (1896-1980) was een Zwitserse psycholoog. Hij werkte als assistent van Théodore Simon, een man die samen met Alfred Binet de eerste intelligentietest had ontwikkeld (de Binet-Simontest). De methode die Simon toepaste was gericht op de aanwezige kennis. Piaget wilde meer weten over de manier waarop kennis zich ontwikkelt bij kinderen en deed daar dan ook uitvoerig onderzoek naar. Hij was wat je noemt een cognitief psycholoog. Dit is een van zijn bekendste citaten: ‘Het voornaamste doel van opvoeding is mensen te vormen die in staat zijn nieuwe dingen te doen, en niet alleen maar te herhalen wat andere generaties hebben gedaan.’ HOOFDSTUK 2 ©VAN IN

THEMA 1

De socio-emotionele ontwikkeling

Als kind moet je niet enkel leren kennis te verwerven. Je moet ook leren omgaan met je gevoelens en gevoelens van a Hoeveel tijd brengt het aapje door bij de verschillende kunstmoeders? b Hoe reageert het aapje als het in gevaar gebracht wordt? c Welke besluiten trekt Harlow uit zijn experiment? 10 Een kind huilt niet zonder reden. Het huilen vertrekt vanuit een behoefte die niet vervuld wordt. a Waarom huilt het kind op deze afbeelding? Wat zou er gebeurd zijn? Bedenk drie redenen. Noteer ze in de tabel op de volgende pagina. anderen. Dat proces heet de socio-emotionele ontwikkeling: het derde ontwikkelingsdomein. 9 In de jaren zestig voerde de Amerikaanse psycholoog Harry Harlow experimenten uit met resusaapjes. Hij verdeelde de aapjes in twee groepen. De ene groep kreeg flesvoeding van een ijzeren kunstmoeder die bekleed was met een warme stof. De andere groep kreeg flesvoeding van een ijzeren kunstmoeder zonder stof. Bekijk het filmpje over Harlows experimenten en beantwoord de vragen. HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

b Wat zou het kind nodig hebben? Neem er eventueel de lijst van behoeften (p. 57) bij.

Er zijn telkens meerdere antwoorden mogelijk.

Redenen (a) Behoeften (b)

2 3 c Wanneer heb jij de laatste keer gehuild? Neem opnieuw de lijst met behoeften erbij en ga na welke behoefte bij jou niet vervuld was. 11 Bekijk het filmpje over het Still Face Experiment en beantwoord de onderstaande vragen. a Welke handelingen zie je de baby verrichten om de aandacht van de mama te winnen? b Wat doet de baby als hij uiteindelijk geen reactie krijgt? c Wat toont dit experiment aan? HOOFDSTUK 2

1 ©VAN IN

Socio-emotionele ontwikkeling

2.4

De socio-emotionele ontwikkeling gaat over het leren kennen, herkennen en begrijpen van je eigen en andermans gevoelens en de manier waarop je daarmee omgaat. Een centraal thema in de socio-emotionele ontwikkeling bij kinderen is gehechtheid. Dit is de emotionele en wederkerige band tussen ouder (of verzorger) en kind. De band zorgt voor veiligheid en vertrouwen. De Britse psycholoog en psychiater John Bowlby was de eerste die de term gehechtheid (attachment) gebruikte. Hij onderscheidde vijf instinctieve reacties die verband houden met gehechtheid: zuigen, zich vastklampen, volgen, huilen en glimlachen. Die gedragingen zijn erop gericht het contact met de ouder (of verzorger) te bestendigen of te herstellen. Een andere onderzoeker die zich richtte op gehechtheid was de Amerikaanse psychologe Mary Ainsworth (1913-1999). Zij onderzocht interactiepatronen en -vormen tussen opvoeder en kind. Daarvoor richtte ze een proefkamer in en ging na hoe peuters reageerden in verschillende omstandigheden. Ze onderzocht ook de manier waarop de opvoeders reageren op signalen van het kind (de responsiviteit). Ainsworth onderscheidde drie groepen peuters op basis van hun gedrag in een vreemde situatie: — kinderen met een veilige gehechtheid zoeken contact met de opvoeder, maar durven ook de omgeving verkennen; — kinderen met een vermijdende gehechtheid zoeken amper contact met de opvoeder en zijn eerder op zichzelf gericht; — kinderen met een afwerende gehechtheid zoeken op een bezitterige manier contact met de opvoeder en durven de omgeving niet te verkennen. Het opbouwen van basisvertrouwen (het gevoel dat je er mag zijn) is een noodzakelijke voorwaarde in het opbouwen van een veilige gehechtheid. Zich beschermd en geliefd voelen door de verzorger is daarbij cruciaal. Het kind krijgt zo vertrouwen in de omgeving en op termijn ook zelfvertrouwen (het vertrouwen in de eigen kracht). Dat zorgt er op zijn beurt voor dat een kind zelfstandig durft te handelen en – nog later – zich creatief kan inleven. Het lijkt ironisch, maar het gevoel van sterke verbondenheid met de opvoeder zorgt er dus uiteindelijk voor dat het kind afstand kan nemen om letterlijk en figuurlijk op eigen benen te HOOFDSTUK 2©VAN IN staan. THEMA 1

12 Verbind de omschrijvingen met het juiste begrip.

a

objectpermanentie

b

responsiviteit

c

zelfvertrouwen

Omschrijving Begrip 1 de manier waarop opvoeders reageren op signalen van het kind 2 het vermogen om een beeld in je geheugen vast te houden, zonder het te zien 3 het vertrouwen in de eigen kracht VIP Edward John Mostyn Bowlby (1907-1990) was een Britse psycholoog en psychiater. Hij kwam uit een gezin in de hogere middenklasse. Zijn ouders geloofden dat te veel ouderlijke affectie en aandacht een kind zouden verwennen. Daarom lieten ze hem tot zijn 4 jaar door een nanny opvoeden. Toen Bowlby 7 jaar werd, stuurden zijn ouders hem naar een internaat. Later zou Bowlby dat omschrijven als een traumatische ervaring. Hij studeerde psychologie aan de universiteit en later ook psychiatrie. Hij werkte veel met kinderen en wat hem het meest interesseerde was de invloed van afwezigheid van verzorgers op kinderen. Nadat hij heel wat tijd gespendeerd had aan dat onderwerp, begon Bowlby zijn ideeën te ontwikkelen over het belang van gehechtheid voor de ontwikkeling van het kind. HOOFDSTUK 2 ©VAN IN

THEMA 1

13 Ontwikkeling bestaat uit verschillende domeinen. Vervolledig de mindmap van de (sub)domeinen met de juiste begrippen. Voeg waar mogelijk de namen van belangrijke onderzoekers toe.

verbanden leggen – gehechtheid – Bowlby – lichaamsbouw – Piaget – Ainsworth – nadenken over dingen – sensorische ontwikkeling – lezen en spreken – motorische ontwikkeling ONTWIKKELING

fysieke ontwikkeling

socio-emotionele ontwikkelingcognitieve ontwikkeling onderzoekers onderzoekers onderzoekers begrippen begrippen begrippen HOOFDSTUK 2©VAN IN THEMA 1

14 Hoewel je net de ontwikkelingsdomeinen als drie onafhankelijke domeinen bestudeerde, zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer de ontwikkeling op het ene domein niet goed loopt, heeft dat effect op de andere domeinen.

a Lees de onderstaande voorbeelden en noteer op welk domein de ontwikkeling verstoord wordt. b Ga vervolgens na op welk(e) ander(e) domein(en) die verstoring effect heeft.

HET EXPERIMENT VAN RENÉ SPITZ

De Oostenrijkse psychoanalist René Spitz (1887-1974) voerde in de jaren 40 een heel luguber experiment uit op veertig pasgeboren baby’s in de Verenigde Staten. Twintig baby’s kregen de basisverzorging van voeden, verschonen en wassen, maar niets meer. De verzorgers mochten de baby's niet aankijken, hen niet meer aanraken dan nodig en niet met hen communiceren. De omgeving werd steriel gehouden, zodat de baby's niet ziek konden worden.

Het experiment werd na vier maanden stopgezet. Tegen die tijd was al minstens de helft van de baby's gestorven. Twee baby’s stierven nog na hun redding. Alle baby’s waren nochtans allemaal fysiek in goede gezondheid. De andere twintig baby’s die een normale verzorging kregen, bleven allemaal in leven. Bron: www.knack.be b

DE INVLOED VAN ALCOHOL TIJDENS DE ZWANGERSCHAP

Als een zwangere vrouw drinkt, riskeert ze hersenbeschadiging bij haar ongeboren baby. Eén glas heeft al een negatief effect op de foetus. Foetaal Alcohol Syndroom, of FAS, is een hersenaandoening, veroorzaakt door alcohol tijdens de zwangerschap. Kinderen met FAS of FASD hebben vaak leerproblemen. Voorbeelden zijn slecht verwerken van informatie, moeite met rekenen, slechte beoordeling van situaties en weinig emotionele controle. Ook spraakproblemen komen voor. De sociale en emotionele ontwikkeling blijven achter, wat kan leiden tot gedragsproblemen. Naar: www.hersenstichting.nl HOOFDSTUK 2 a b

a ©VAN IN

This article is from: