26 minute read

gewesten Ontdekplaat – Kenmerken van steden E3 De vorsten strijden om de macht

E3

De vorsten strijden om de macht

Tegenwoordig hebben de meeste Europese vorsten vrijwel geen politieke macht meer. Bovendien zijn er niet zoveel koningen meer in het huidige Europa. Tijdens de middeleeuwen zijn er veel meer vorsten in Europa. In tegenstelling tot wat vaak geloofd wordt, is hun macht dan verre van onbeperkt.

Welke beperkingen voor de koninklijke macht bestaan er in de middeleeuwen? Hoe proberen sommige vorsten hun macht uit te breiden? Hoe is dat proces in de belangrijkste Europese ‘staten’ verlopen?

1066 1075 1122

Kaartnr(s).

12141215

INVESTITUURSTRIJD

Slag bij Hastings

Slag bij Bouvines Magna Carta

OPDRACHT 1

Monarchie en macht in Europa

±1450 ±1750 ±1945

MONARCHIE: DOMINANTE REGERINGSVORM

MONARCHIE: NIET DOMINANT MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD VEEL MACHT VOOR DE KONINGEN MINDER MACHT VOOR DE KONINGEN

- In welke tijd hebben de koningen in Europa de meeste macht?

- Welke evolutie in verband met de macht van de koningen merk je doorheen de middeleeuwen?

OPDRACHT 2

2

Rond het jaar 1000 worden de meeste vorsten in Europa door hun belangrijkste vazallen beschouwd als een ‘primus inter pares’ (de eerste onder de gelijken). Aan het koningschap is dus in de meeste gevallen geen al te groot gezag verbonden. Ongeveer vanaf de 11e eeuw zullen sommige Europese vorsten hun macht vergroten. Dat wordt aanvankelijk wel enkel ingegeven door belangen op korte termijn: het uitbreiden van het eigen grondgebied. Dat doel proberen ze te verwezenlijken door onder andere een slimme huwelijkspolitiek, maar evenzeer door het

gebruik van geweld of door het (terug)kopen van leengebieden. Staatsvorming, de uitbouw van

een sterke en moderne staat, is op dat moment (nog) geen concrete doelstelling. Naarmate het eigen grondgebied van een vorst uitbreidt, ontstaat echter ook de behoefte om meer controle (macht) uit te oefenen over dat grondgebied. Bij hun pogingen om de greep op hun gebieden te

versterken, stuiten veel vorsten vaak op verzet van allerlei personen of groepen: lokale edelen, andere vorsten, de Kerk … Territoriale uitbreiding en bestuurlijke centralisatie maken uiteindelijk

deel uit van een lang en moeizaam proces, een proces dat sterk beïnvloed wordt door de financiële mogelijkheden van de koning (geld is macht). Bovendien zullen niet alle vorsten slagen in de ambitie om hun grondgebied en macht uit te breiden.

Lees de lestekst grondig. - Onderstreep. Is deze stelling juist of fout?

‘Rond het jaar 1000 hebben de Europese vorsten veel macht.’

- Onderstreep in de lestekst het antwoord op deze vragen en schrijf het nummer van de vraag in de kantlijn naast het antwoord.

1 Wat is het aanvankelijke doel van sommige vorsten bij hun streven naar meer macht? 2 Hoe proberen ze dat doel te verwezenlijken? 3 Wie verzet zich allemaal tegen de uitbreiding van die vorstelijke macht? 4 Wat heeft een koning zeker nodig om zijn macht te kunnen uitbreiden?

De Capetingers leggen de basis voor een sterke monarchie in Frankrijk

In 987 komt in Frankrijk een nieuwe dynastie op de troon, de Capetingers. Zij slagen er al vrij snel in om het koningschap erfelijk te maken. Bovendien laten ze zich, zoals in het ‘Oude Testament’, tot koning zalven. Die zalving met ‘heilige olie’ geeft hun functie een soort goddelijk karakter. De koning is geen gewone mens meer en er wordt zelfs geloofd dat hij daardoor tot mirakels in staat is.

Gedurende de rest van de 13e eeuw versterken de Capetingers verder hun macht binnen Frankrijk

én Europa. Niet alleen weten ze de macht van het pausdom in te perken (zie les F1), ze roepen

ook een aantal centrale instellingen in het leven die het bestuur over hun groeiende staat moeten vergemakkelijken. Het Parlement van Parijs (hoogste gerechtshof) is daar een voorbeeld van. De Franse koningen doen ook steeds meer een beroep op geschoolde burgers, die als betaalde ambtenaren in hun dienst werken.

Een aparte instelling die ook rond die tijd wordt opgericht, is de Staten-Generaal. Dat is een vergadering waarin vertegenwoordigers zetelen van de verschillende standen uit het hele land. De

oprichting van die instelling is belangrijk omdat de koning meer financiële middelen nodig heeft

om het bestuur van zijn groeiende staat te bekostigen. De vele privileges die de adel, de clerus

en de steden op dat moment genieten, maken het de koning namelijk onmogelijk om vrijblijvend

OPDRACHT 3

nieuwe of extra belastingen te heffen. Enkel met toestemming van de verschillende standen kan hij dat doen. Daarom moet de koning op bepaalde momenten de standen bijeenroepen en hen om steun vragen. In ruil voor extra geld kan de Staten-Generaal echter bepaalde wederdiensten vragen. Hoewel die instelling geen echte wetten kan opstellen, vormt ze wel een zekere rem op de groei van de koninklijke macht.

Aan het begin van de 14e eeuw bereikt de koninklijke macht in Frankrijk een voorlopig hoogtepunt.

De strijd om de macht in Frankrijk

Deze kaart toont de veranderende territoriale invulling in Frankrijk in de

11e, 12e en 13e eeuw. De graven van Anjou, vazallen van de Franse koning, worden vanaf de 12e eeuw bekend als het geslacht of het huis van Plantagenet. Die familie slaagt er niet enkel in om de controle te verwerven over heel wat andere Franse leengebieden, maar uiteindelijk ook om het koninkrijk Engeland onder haar gezag te brengen. Rond 1200 strekt het Angevijnse Rijk (afgeleid van Angers, de hoofdstad van Anjou) zich uit van de grens van Schotland tot aan de Pyreneeën. In 1214 vindt er nabij het plaatsje Bouvines een belangrijke veldslag plaats waarbij de Plantagenets tegenover de Capetingers staan.

- Denk je dat de eerste Capetingers machtige vorsten zijn? Motiveer je antwoord.

- Welke Franse gebieden krijgen de Plantagenets nog in handen, behalve Anjou? Noteer er vier.

- Waarom is het onvermijdelijk dat de Capetingers in conflict komen met de Plantagenets?

- Welke veldslag zal een beslissende rol spelen in de machtsstrijd tussen de Capetingers en de

Plantagenets?

OPDRACHT 4

Bron

Maar stel dat een baron uit het koninkrijk Frankrijk in opstand komt tegen de koning. Wanneer die baron zijn leenmannen beveelt hem te helpen tegen de koning, zijn zij dan verplicht hem te gehoorzamen? Stellig lijkt dat zo, omdat zij de genoemde baron moeten helpen krachtens hun eed en het zou voorzeker erg zijn de [feodale] trouw te schenden (…). Zij hebben aldus in het algemeen beloofd dat zij de genoemde baron zouden bijstaan tegen om het even wie. Maar toch is dat niet zo, omdat de baron, die in opstand komt tegen de koning, lijkt te handelen tegen de Lex Julia Maiestatis, omdat het is alsof hij de dood van de magistraat van het Romeinse volk lijkt te beramen, of juister, dat hij rechtstreeks lijkt te handelen tegen de vorst, want de koning van Frankrijk is een vorst binnen zijn koninkrijk, die in wereldlijke aangelegenheden geen meerdere erkent (…). Daarom, aangezien de genoemde baron een zo ernstige misdaad begaat, omdat hij majesteitsschennis pleegt,

zijn zijn leenmannen niet gebonden hem te helpen. Ook de band van het sacrament [de

feodale eed] verplicht hen daartoe niet, aangezien er geen verbintenis is (tot het stellen) van schanddaden.

Uit: Jean de Blanot, Tractatus super feudis et homagiis (Verhandeling over het leenrecht en leenhulde), 1256

Jean de Blanot (voor 1230-ca. 1281) is een Franse jurist. Hij studeert recht aan de universiteit van Bologna. Daar schrijft hij – in het Latijn – een werk waarin hij het Romeinse Recht zoals opgetekend onder keizer Justinianus (6e eeuw) becommentarieert. Het werk kent een grote verspreiding en wordt in de 16e eeuw zelfs meermaals in druk uitgegeven. De bovenstaande bron maakt deel uit van dat werk. De Lex Julia Maiestatis verwijst naar de Romeinse wetten die gaan over misdaden ten opzichte van onder andere de keizer.

- Waarom moeten de leenmannen van een baron normaal gezien hun heer helpen?

- In welk geval mag dat echter niet? En waarom niet?

- Waarop baseert Blanot zich voor die stelling?

- Is de bron representatief? Vertegenwoordigt ze dus een visie die een ruime verspreiding kende of zou kennen of eerder de geïsoleerde mening van één persoon?

Ja, zijn mening wordt duidelijk gedeeld door anderen, want zijn tekst kende een grote verspreiding. Neen, het is de mening van één persoon. Hij staat alleen met zijn opvatting.

OPDRACHT 5

Na het vertrek van de Romeinen en de komst van Germaanse stammen (vooral de Angelen en de Saksen) valt het grondgebied van het huidige Engeland langzaam uiteen in verschillende rivaliserende vorstendommen. Die rijkjes hebben aanvankelijk zwaar te lijden onder de invallen van Vikingen (zie les B3). Het verzet tegen de Vikingen leidt uiteindelijk tot de vorming van één Engels koninkrijk.

Rond het midden van de 11e eeuw beweert Willem van Normandië, de hertog van Normandië,

dat zijn oom, de Engelse koning, hem als troonopvolger heeft aangewezen. Dat is echter niet naar de zin van de Angelsaksische adel die geen ‘buitenlander’ op de troon wil. Na de dood van zijn oom steekt Willem toch het Kanaal over om zijn kroon dan maar met geweld te bemachtigen. Na de Slag bij Hastings in 1066 kan Willem dan ook de Engelse troon bestijgen (zie Onderzoek: de Normandiërs veroveren Engeland). Willem lokt veel Normandische edelen naar zijn nieuwe koninkrijk om zo het Angelsaksische verzet te onderdrukken. In ruil krijgen de Normandische edelen van Willem grote stukken grond. Die liggen verspreid over het hele land zodat geen enkele vazal over een een groot aaneengesloten gebied kan beschikken. Niemand kan dus Willems positie bedreigen. Bovendien legt Willem ook de basis van een centrale administratie. Hij laat het

zogenaamde ‘Domesday Book’ opstellen. Dat is een oplijsting van alle onroerende bezittingen in

het land. Dat maakt het gemakkelijker om belastingen te innen. Daarnaast benoemt Willem ook speciale vertegenwoordigers of ‘sheriffs’ in de verschillende graafschappen (‘shires’). Zij moeten belastingen innen, de orde bewaren, rechtspreken ...

In 1154 komt de eveneens ‘Franse’ dynastie van de Plantagenets op de troon. Zij proberen de koninklijke macht nog te versterken, door onder andere ook centrale bestuursinstellingen in het leven te roepen.

Bron

Jan, door de genade van God koning van Engeland, heer van Ierland, hertog van Normandië

en Aquitanië, graaf van Anjou aan de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, graven ... en

gelovigen, onze groet.

Dat allen weten dat, onder goddelijke ingeving, voor het heil van onze ziel en dat van al

onze voorvaderen en opvolgers, tot eer van God en het welzijn van de heilige Kerk, voor het

welzijn ook van ons rijk ...

Wij hebben ons allereerst tot God bekend en door deze voor ons liggende oorkonde voor ons en onze erfgenamen voor eeuwig bevestigd:

Art. 1 Dat de Engelse Kerk vrij is, dat ze over al haar rechten beschikt en dat haar vrijheden ongeschonden moeten blijven (…) de vrijheid die beschouwd wordt als de voornaamste en noodzakelijkste voor de Engelse Kerk, is de vrijheid van verkiezing.

Art. 12 Er zal in ons land geen belasting geheven worden tenzij om ons (de koning) vrij te kopen, om onze oudste zoon tot ridder te slaan en onze oudste dochter voor de eerste keer uit te huwelijken. In die gevallen moet de belasting binnen de redelijke perken blijven.

Art. 13 De stad Londen zal al haar oude rechten en vrijheden zowel te land als op zee behouden. Daarenboven erkennen wij dat alle andere steden, dorpen en havens hun privileges en oude gebruiken behouden.

Art. 39 Geen enkel vrij man mag gevangengenomen, opgesloten, beroofd, verbannen of op

een andere wijze benadeeld worden; wij zullen geen man arresteren of over hem beschikken dan bij regelmatig vonnis door zijns gelijken en volgens de gewoonte van het land.

Art. 60-61 Om een algemene raad van het koninkrijk te vormen, zullen wij de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, hertogen en grote baronnen door bijzondere brieven met ons zegel verzegeld, laten samenroepen en daarbij zullen wij, door onze sheriffs en baljuws al onze vazallen laten oproepen. Zij zullen vrij 25 baronnen verkiezen die alle middelen zullen aanwenden om de vrede en de door ons erkende vrijheden te eerbiedigen.

Indien wij of onze officier van justitie of onze baljuw of een van onze onderdanen, onze

plicht verzuimen (...) en indien wij het misbruik binnen de 40 dagen niet tegengaan (...) zullen de 25 baronnen en het gemeenschappelijke land het recht hebben ons met alle middelen schade toe te brengen door onze kastelen, domeinen en bezittingen te overmeesteren (...) tot wij ons naar hun zin gebeterd hebben.

Uit: De Magna Carta, 1215

Jan I (reg. 1199-1216) is de derde koning uit het Huis Plantagenet. Hij is absoluut niet populair. Men verwijt hem te regeren zonder veel inspraak te dulden en daarbij allerlei rechten te negeren, iets wat trouwens ook geldt voor zijn voorgangers. Van hen heeft hij ook het conflict met de Franse koningen geërfd. Dat conflict eindigt voor hem met de dramatische nederlaag in de Slag bij Bouvines (1214). Daardoor is de positie van de koning aanzienlijk verzwakt en kunnen zijn belangrijkste leenmannen hem tot een reeks toegevingen dwingen, wat resulteert in wat later bekend zal worden als de Magna Carta Libertatum (Grote Oorkonde der Vrijheden). De oorspronkelijke tekst is in het Latijn opgesteld. De Magna Carta wordt nog in hetzelfde jaar nietig verklaard door de paus (van wie de koning enkele jaren eerder een vazal is geworden). De beloofde raad van baronnen wordt aanvankelijk niet in het leven geroepen. Dat leidt tot een opstand tegen de koning. Zijn opvolgers zullen steeds meer verplicht worden het advies in te winnen van een

raad van (hoge) edelen en geestelijken. Uit die raad ontstaat uiteindelijk het Engelse Parlement

(vergelijkbaar met de Staten-Generaal in Frankrijk). Geleidelijk aan krijgen ook vertegenwoordigers van de stedelijke burgerij zitting in het Parlement. Om die reden wordt de vergadering in de 14e eeuw opgesplitst in twee kamers, later bekend als het Hogerhuis (House of Lords) en het Lagerhuis (House of Commons). In de zogenaamde Angelsaksische landen (landen met een sterke historische en culturele band met Engeland zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) wordt tegenwoordig een groot belang gehecht aan de Magna Carta.

- Bekijk de kaart bij opdracht 3. Welke titels van de Engelse koning, zoals vermeld in de bovenstaande bron, zijn op dat moment niet meer realistisch?

- Geef drie rechten die de koning in de Magna Carta belooft te eerbiedigen. Wat betekent dat voor de koninklijke macht?

- Hoe wil de Magna Carta in de toekomst nieuwe misbruiken voorkomen?

- Heeft de koning zich aanvankelijk aan zijn beloftes gehouden? Motiveer je antwoord.

Lees eerst beide bronnen.

OPDRACHT 6

Bron 1

In [de Magna Carta] erkende [koning Jan I] dat hij zich aan bepaalde regels moest houden en dat zijn vrije onderdanen zekere rechten hadden. Daardoor wordt de Magna Carta door velen gezien als de allereerste aanzet tot wat wij tegenwoordig de rechtsstaat noemen, en duikt die middeleeuwse tekst vaak op in allerlei actuele discussies.

Een argeloze lezer zou kunnen denken dat die Magna Carta uit 1215 een soort middeleeuwse

variant is van de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ die de Verenigde Naties in 1948 aannamen. Dat is echter een mythe die door Britse politici als [toenmalig

premier] David Cameron graag in stand wordt gehouden. Weliswaar valt niet te ontkennen dat het document een bescheiden rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het recht en in de ontwikkelingen in de relatie tussen staat en bevolking. Maar de Magna Carta moet vooral worden gezien in de context van het feodale Engeland van achthonderd jaar geleden. Bovendien was de Magna Carta lang niet zo uniek als de Britten graag pretenderen. (…)

Wie de 3 500 woorden tellende Magna Carta leest en iets verwacht dat op de ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ uit 1789 lijkt, zal worden teleurgesteld. In onze moderne ogen is die beroemde Magna Carta een merkwaardig allegaartje van bepalingen waarin allerlei zaken worden geregeld als de houtkap, eigendomsrechten, de schuld van een overledene die geld van joden had geleend, en de scheepvaart op de Theems, die niet gehinderd mocht worden door zogenoemde ‘visweren’ – dat wil zeggen, rijen takken die de vis in de richting van fuiken moesten leiden.

Niettemin staat er een aantal bepalingen in die passen in de latere ontwikkeling in de

richting van een rechtsstaat. (…) Ook staan er garanties in met betrekking tot de rechtspraak. Vanuit ons perspectief is de belangrijkste passage uit de tekst artikel 39 – de nummering

dateert overigens pas uit 1759 – die luidt: ‘Geen vrij man zal worden gearresteerd, of gevangengezet, of onteigend, of verbannen, of op welke manier dan ook vernietigd, noch zullen we tegen hem optreden, noch anderen daartoe aanzetten, behalve door middel van het wettig oordeel van zijn gelijken of de wet van het land.’

Dat wordt wel gezien als het begin van wat de Engelsen de ‘rule of law’ noemen, de heerschappij van de wet, en wat wij doorgaans vertalen met de term ‘rechtsstaat’. Latere pleitbezorgers van de rechtsstaat hebben dan ook vaak naar dat artikel verwezen, maar daarbij moeten wel enkele kanttekeningen worden geplaatst. Om te beginnen is hier en ook elders in de Magna Carta alleen sprake van ‘free men’, wat wil zeggen dat de rechten en vrijheden niet golden voor ruim de helft van de bevolking. Bovendien wordt iedereen berecht door zijn ‘gelijken’ (in het Engels: ‘peers’), wat wil zeggen dat edelen alleen door edelen berecht konden worden. Van gelijkheid voor de wet – een van de fundamenten van de rechtsstaat – was dus beslist geen sprake. De Magna Carta kwam op voor de rechten van de adel en de Kerk, en het moderne begrip ‘burger’ bestond nog helemaal niet.

Uit: Rob Hartmans, Magna Carta: Curieus allegaartje, in: Historisch Nieuwsblad, maart 2015

Rob Hartmans is een Nederlandse historicus en journalist.

Op het moment dat de Magna Carta, het Engelse Grote Vrijheidscharter, zich opmaakt om haar 800e verjaardag te vieren, is het gepast om de vraag te stellen wat er eigenlijk in [het document] staat. Het antwoord blijkt in overeenstemming te zijn met de legende. Wat er in de Magna Carta staat is het beginpunt het moderne rechtsdenken.

Het Grote Charter zette de krijtlijnen uit die gedurende 800 jaar de wetgevende ontwikkeling in Engeland, Amerika en over de hele wereld hebben vormgegeven. Als een schijnend licht dat de middeleeuwse duisternis doordrong, verlichtte de Magna Carta het belang van rechtsbeginselen, eerlijke procedures, proportionele bestraffing, officiële verantwoordingsplicht en respect voor de menselijke waardigheid. Het was tegengesteld aan elk ouder juridische document.

Uit: Vincent R. Johnson, The Magna Carta and the Expectations It Set for Anglo-American Law, in: San Antonio Lawyers, maart-april 2015

Vincent Johnson is een rechtsprofessor aan de St. Mary’s University, een katholieke privé-instelling voor hoger onderwijs in San Antonio, Texas (VS). Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de Magna Carta.

- Zijn de bronnen historische bronnen of historische werken?

- Beide bronnen dateren uit hetzelfde jaar. Waarom is dat niet toevallig, denk je?

- Hebben beide auteurs dezelfde visie op het document?

- Welke auteur beschouwt de Magna Carta het meest als een echt historisch keerpunt?

Waarom?

- Hoe blijkt uit de tekst van die auteur dat hij een negatief beeld heeft van de middeleeuwen?

Duid aan in de bron.

- Noem een mogelijke reden waarom de auteur de Magna Carta zo belangrijk vindt.

TIP Herlees de contextinformatie bij de Magna Carta.

- Onderstreep in de bron twee redenen waarom de andere auteur de Magna Carta niet als een middeleeuwse voorloper van moderne mensenrechtenverklaringen beschouwt.

OPDRACHT 7

Na het Verdrag van Verdun (843) komt het politieke zwaartepunt in Europa te liggen bij het OostFrankische (of later Duitse) Rijk. Het vroegere Middenrijk en heel wat gebieden in oostelijk

Europa worden geleidelijk bij het Duitse Rijk gevoegd. Bovendien slagen veel Duitse koningen erin

om zich ook de keizerstitel toe te eigenen. Omdat grote delen van Italië dan tot het rijk behoren en de keizers in Rome worden gekroond, spreekt men na verloop van tijd over het Heilige Roomse Rijk. De Duitse keizers beschouwen zichzelf ook als dé leiders van het christelijke Europa.

Tussen 919 en 1024 regeert de dynastie van de Ottonen over het rijk. Om de invloed van hun leenmannen te breken, gaan zij de Kerk betrekken bij het bestuur van hun rijk. Hoge geestelijken besturen in naam van de koning grote delen van het land. Zij zijn geletterd en mogen geen officiële nakomelingen krijgen. Daardoor kunnen zij hun politieke macht niet doorgeven aan een erfgenaam. Om er zeker van te zijn dat de bisschoppen en dergelijke doen wat de koning hen opdraagt, is het natuurlijk wel belangrijk dat de koning zélf bepaalt wie er bisschop mág worden. Dat Ottoonse stelsel of de Rijkskerk versterkt de koninklijke macht aanzienlijk.

Bron 1

De paus heeft gezegd:

3 dat hij alleen bisschoppen kan ontslaan en weer kan aannemen.

8 dat hij alleen gerechtigd is de keizerlijke insignia [waardigheidstekens] te dragen.

9 dat alle vorsten enkel de voeten van de paus kussen. [dat betekent dat alle vorsten

ondergeschikt zijn aan de paus]

12 dat het hem is toegestaan keizers af te zetten.

18 dat geen vonnis dat door hem is uitgesproken door iemand anders kan worden herroepen en hijzelf de enige is die een vonnis kan herroepen.

19 dat hij door niemand berecht mag worden.

25 dat hij zonder synode bisschoppen kan ontslaan of herbenoemen.

27 dat hij gelovigen kan ontslaan van hun eed aan slechte mensen.

Uit: Gregorius VII Dictatus papae, 1075 (?)

Steeds meer historici twijfelen aan de datering van het document. Zij menen dat de tekst pas later en door iemand anders is opgesteld. In de loop van de 9e eeuw zijn de Kerk en het pausdom in een lange periode van crisis terechtgekomen. Wereldlijke vorsten (keizers, koningen, graven ...) hebben een grote greep op de Kerk gekregen en gebruiken en misbruiken de Kerk en het geloof voor hun eigen belangen. Tijdens de 10e eeuw ontstaat er binnen de Kerk een beweging die daar een einde aan wil maken. In de 11e eeuw komen er mannen uit die hervormingsbeweging op de pauselijke troon. Een van hen is Gregorius VII (paus 1073-1085). Het document is misschien niet van zijn hand, maar vertolkt wel zijn mening. Gregorius zal in de daaropvolgende jaren serieus in conflict komen met de toenmalige heerser over het Duitse Rijk, Hendrik IV.

Hendrik, niet wederrechtelijk, maar door heilige aanstelling Gods, koning, aan Hildebrand [de

echte naam van paus Gregorius VII], niet meer paus, maar valse monnik.

Dergelijke toespraak hebt gij tot uw schaamte wel verdiend, gij die geen enkele trap in de Kerk zijt voorbijgegaan, zonder die deelachtig te maken aan verwarring in plaats van eer en aan lastertaal in plaats van zegening (…)

En wij althans hebben dat verdragen omdat wij de eer van de apostolische stoel [het pausdom] zochten te vrijwaren. Maar gij hebt gemeend dat onze nederigheid vrees was en derhalve hebt gij er niet voor teruggedeinsd tegen de koninklijke macht zelf, ons door God verleend, vijandig op te treden. Gij hebt het aangedurfd te dreigen ons die [macht] af te nemen: alsof wij van u het koningschap gekregen hebben, alsof het koningschap en het keizerschap in uw en niet in Gods hand lag. Onze heer Jezus Christus heeft ons tot het koningschap geroepen, u echter niet tot de pauselijke macht. Gij immers zijt deze trappen opgeklommen door kuiperijen … Geld hebt gij bekomen; door het geld, aanzien; door het aanzien, wapens; dankzij de wapens hebt gij de zetel van de vrede beklommen, en van op de zetel van de vrede hebt gij de rust verstoord …

Gij, derhalve, (…) naar het oordeel van al onze bisschoppen en het onze vervloekt, kom eraf, verlaat de apostolische stoel, die gij u hebt aangematigd.

Uit: Hendrik IV, Brief aan Gregorius VII, 1076

Hendrik IV (1050-1106) wordt in 1056 op jonge leeftijd koning van Duitsland. De brief is een reactie op de eisen van paus Gregorius VII. In 1084 wordt Gregorius door Hendrik uit Rome verjaagd. Een door Hendrik aangestelde tegenpaus kroont Hendrik daarop tot keizer. In 1105 wordt Hendrik door zijn eigen zoon tot aftreden gedwongen.

- Kan het systeem van de Rijkskerk op de goedkeuring van de paus rekenen? Motiveer je antwoord.

- Welke stelling is volgens bron 1 juist? Kruis aan.

Paus en keizer zijn gelijkwaardig. De keizer staat boven de paus. De paus staat boven de keizer.

Waarop heb je je voor dat antwoord gebaseerd. Duid de zinnen in de bron aan.

- Tussen paus en keizer ontstaat er een hevig conflict. Die strijd wordt bekend als de

Investituurstrijd. Zoek op wat het woord ‘investituur’ betekent.

- Omcirkel de nummers van de bepalingen die de paus tijdens het conflict kan (en zal) gebruiken tegen de keizer.

- Hoe blijkt uit de inleiding van die bron dat de koning Gregorius VII niet meer als de rechtmatige paus beschouwt? Geef twee argumenten.

- Waarom meent Hendrik dat Gregorius geen paus meer kan zijn?

- Wat zal de echte reden geweest zijn waarom Hendrik die brief heeft geschreven?

- Wie komt er in het conflict tussen Hendrik en Gregorius als overwinnaar uit de bus?

OPDRACHT 8

Bron

In de naam van de Heilige en Ondeelbare Drievuldigheid, ik, Hendrik [V], door de genade Gods keizer Augustus der Romeinen, voor de liefde van God en voor de Heilige Roomse Kerk en voor onze meester paus Calixtus [II], en voor de genezing van mijn ziel, laat ik aan God, en aan de Heilige Apostelen van God, Petrus en Paulus, en aan de Heilige Katholieke Kerk, elke investituur met ring en kromstaf over; en beloof ik dat in alle kerken die er zijn in mijn koninkrijk of keizerrijk dat er canonieke [volgens de wettelijke regels van de Kerk] verkiezingen [van bisschoppen] (…) en wijdingen vrij zullen zijn. (…)

Ik, bisschop [van Rome = paus] Calixtus [II] (…) sta u toe, mijn waarde zoon, Hendrik (…), dat de verkiezingen der bisschoppen en abten van het Duitse Rijk (…) in uw tegenwoordigheid zullen plaatsvinden, zonder simonie en zonder geweld; zodat wanneer er onenigheid rijst tussen de betrokken partijen, U, [in overleg] (…), de toestemming en de steun mag geven aan die partij die het meeste recht heeft. Dat de gekozene van u de regaliën ontvangt zonder enige dwang, door het overhandigen van de scepter, en dat hij de plichten, die hij tegenover u moet nakomen, volbrengt.

Uit: Concordaat van Worms, 1122

De oorspronkelijke tekst is opgesteld in het Latijn. Een concordaat is een overeenkomst of een verdrag tussen de Kerk (de paus) en een staat. Hendrik V (ca. 1081-1125) is de zoon van Hendrik IV. In 1098 heeft zijn vader hem medekoning gemaakt. Zeven jaar later steunt hij een opstand tegen zijn vader en wordt hij de enige Duitse koning. In 1111 wordt hij tot keizer gekroond. Calixtus III is paus van 1119 tot 1124. Na zijn verkiezing tot paus moet Calixtus eerst nog afrekenen met een door Hendrik V benoemde tegenpaus die op dat moment Rome in handen heeft. In 1120 wist Calixtus Rome te veroveren en de tegenpaus te verjagen.

- Wie mag er de bisschoppen kiezen (= investituur met ring en kromstaf)?

- Kan de keizer bisschoppen nog steeds een bestuurlijke functie geven (= investituur met scepter)?

- Zullen de keizers nog geneigd zijn dat te doen in de toekomst? Motiveer je antwoord.

OPDRACHT 9

Het Duitse Rijk in 1035 Het Duitse Rijk in 1526

- Wat is het meest opmerkelijke verschil tussen beide kaarten?

- Wat betekent die evolutie voor de macht van de Duitse keizer, denk je?

- Welke dynastie of familie regeert in 1526 over het Duitse Rijk?

- Hun keizerlijke macht zal eerder beperkt zijn, maar toch zullen ze nog veel macht hebben binnen het Rijk. Waarom?

De eerste tegenstanders tijdens de investituurstrijd zijn de Duitse koning Hendrik IV en paus Gregorius VII. In 1076 zal de paus de koning excommuniceren. Dat betekent dat Hendrik IV uit de katholieke Kerk wordt gestoten en dat geen enkele christen hem nog hoeft te gehoorzamen. Onder meer de leenmannen van de koning profiteren daarvan om zich tegen hem te verzetten en hun eigen macht uit te breiden. Hendrik komt helemaal alleen te staan. Hij ziet geen andere keuze dan zich met de paus te verzoenen. Die verblijft op dat moment in een burcht bij het Italiaanse Canossa. Drie dagen lang smeekt Hendrik (volgens eigentijdse bronnen) in een boetekleed en op blote voeten aan de poorten van de burcht om vergiffenis. Aanvankelijk wil de paus daar niets van weten. Op aandringen van zijn gastvrouw (en minnares?) Mathilde van Toscane zal de paus Hendrik uiteindelijk toch ontvangen en vergeven. Sindsdien staat de uitdrukking ‘naar Canossa gaan’ voor ‘openlijk boete doen / door het stof kruipen’.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de begrippen ‘staatsvorming’ en

‘veranderende territoriale invulling’ uitleggen 2 de begrippen ‘Capetingers’,

‘Plantagenets’, ‘Slag bij Bouvines’,

‘Staten-Generaal’, ‘Slag bij

Hastings’, ‘Domesday Book’,

‘sheriff’, ‘Magna Carta’, ‘parlement’,

‘Heilige Roomse Rijk’,

‘Rijkskerk’, ‘investituurstrijd’,

‘Concordaat van Worms’ en

‘Habsburgers’ verklaren en in de tijd situeren 3 twee specifieke redenen geven die de macht van de eerste

Capetingers bevorderen 4 uitleggen waarom Capetingers en

Plantagenets met elkaar in conflict komen 5 twee zaken opnoemen die de macht van de Capetingers in de 13e eeuw nog meer versterken 6 twee manieren geven waarop

Willem de Veroveraar zijn macht over Engeland versterkt 7 drie bepalingen uit de Magna

Carta opnoemen die de koninklijke macht beperken 8 uitleggen hoe de Ottonen hun macht over het Duitse Rijk versterken 9 verklaren waarom het Ottoonse stelsel tot een conflict met de paus leidt 10 de gevolgen van dat conflict voor de vorstelijke macht in Duitsland uitleggen

KUNNEN

1 uit een historische kaart de sterkte en zwakte van een vorst afleiden 2 de evolutie van de koninklijke macht in Frankrijk, Engeland en het Duitse Rijk tijdens de tweede helft van de middeleeuwen vergelijken 3 informatie uit bronnen en kaarten halen en ze met elkaar vergelijken 4 verschillende visies op het verleden herkennen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

LES E3 SCHEMA

De vorsten strijden om de macht

1 Uitdagingen en kansen voor een sterke koninklijke macht

Aanvankelijk meeste vorsten weinig macht (‘primus inter pares’)

Vanaf de 11e eeuw sommige vorsten streven naar meer macht.

MAAR!

verzet van • adel • andere vorsten • Kerk

2 De Capetingers leggen de basis voor een sterke monarchie in

Frankrijk

987: nieuwe dynastie in Frankrijk: Capetingers

Aanvankelijk weinig macht

Vanaf de 11e eeuw pogingen om hun macht te versterken

leenmannen, vooral de Plantagenets

1214: Slag bij Bouvines

Capetingers worden de machtigste vorsten van West-Europa. In de 13e eeuw versterken de Capetingers verder hun macht: • breken de pauselijke macht • centrale bestuursinstellingen

Probleem: geldnood oprichting Staten-Generaal

rem op de koninklijke macht

1066: Slag bij Hastings

Willem van Normandië (of de Veroveraar) wordt koning van Engeland.

versterkt zijn macht: • verdeelt verspreide landerijen onder zijn leenmannen. • stelt speciale vertegenwoordigers aan: sheriffs. • ‘Domesday Book’: inventaris van alle onroerende bezittingen (handig voor het heffen van belastingen)

1154: nieuwe dynastie: Plantagenets

1214: Slag bij Bouvines 1215: Magna Carta rem op de koninklijke macht

eind 13e eeuw: oprichting Parlement verdere rem op de koninklijke macht

4 De macht en onmacht van de Duitse keizer

In de 10e eeuw: Oost-Francië Duitse Rijk

o.l.v. de Ottoonse keizers

willen de macht van hun leenmannen breken door de Rijkskerk = systeem waarbij de keizer de door hem benoemde bisschoppen betrekt bij het bestuur (door hen bv. leengebieden toe te kennen).

paus

investituurstrijd

1122: Concordaat van Worms de keizer mag de bisschoppen niet meer benoemen.

Tegen de 15e eeuw: Duitse Rijk totaal verbrokkeld

Nieuwe dynastie: Habsburgers

This article is from: