6 minute read
Vallende Ouderen
from SPUI 49
by UvA Alumni
We worden ouder en de ouderdom komt met gebreken. Vaak letterlijk: medicijngebruik verhoogt het risico op vallen bij ouderen. Negentig procent van de ouderen die een val doormaken, gebruikt medicatie die het risico op vallen verhoogt. Het aantal valincidenten kan met twintig tot dertig procent worden verlaagd, wanneer het gebruik van deze medicijnen wordt verminderd of gestopt.
Advertisement
Onafhankelijk en zelfredzaam blijven, dat is voor de meeste ouderen het belangrijkste. Nathalie van der Velde en Sophia de Rooij doen beiden onderzoek naar de schadelijke bijwerkingen van medicijnen bij ouderen. De studies worden deels gefinancierd met geld van de zusters Dalderup. Zij stelden bij het Amsterdams Universiteitsfonds een Fonds op Naam in.
Aan de UvA vinden twee grote onderzoeken plaats naar de effecten van medicijngebruik bij ouderen. Hoogleraar Geriatrie in het AMC en hoofd Geriatrie van het UMCG Sophia de Rooij bekijkt de effectiviteit van slaapmiddel Temazepam en dat van het hormoon melatonine bij de behandeling van slaapproblemen in het ziekenhuis. Haar collega Nathalie van der Velde, hoofd geriatrie in het AMC, leidt een studie naar medicatiegerelateerd vallen bij ouderen. Beide onderzoeken krijgen financiële steun vanuit het Clementina Brigitta Maria Dalderup Fonds.
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in veroudering en dan met name in de effecten van een acuut probleem of een acute ziekte bij ouderen’, zegt Sophia de Rooij. ‘Het trof me dat ouderen in het ziekenhuis vaak medicijnen krijgen die veel bijwerkingen hebben, zoals geheugenproblemen, valpartijen en verwardheid. Vaak gaat dat om middelen waarvan de werking eigenlijk nooit goed is onderzocht bij ouderen zelf.’
De Rooij begon zich, vanuit haar belangstelling voor acute verwardheid, delier genoemd, te verdiepen in de behandeling van slaap. Veel ouderen die in het ziekenhuis worden opgenomen na een acute ziekte, krijgen last van slaapproblemen. Om hen goed te laten slapen wordt standaard een benzodiazepine, meestal het middel Temazepam, voorgeschreven. ‘Nadat we dat netjes en systematisch zijn gaan onderzoeken, bleek dat er geen enkel bewijs was voor de werking van Temazepam bij deze groep patiënten. Terwijl inmiddels steeds duidelijker wordt dat dit soort middelen heel vervelende bijwerkingen kunnen hebben.’
Temazepam kan onder andere leiden tot sufheid, vermoeidheid, geheugenproblemen en vallen. Eerder had De Rooij in het AMC onderzoek gedaan naar de behandeling van ouderen met een delier. ‘We lieten toen zien dat de duur van een delier aanzienlijk wordt verkort bij patiënten die het hormoon melatonine krijgen toegediend. Daarna lag het voor de hand om melatonine, een middel dat ons zonder nare bijwerkingen slaperig maakt als het donker wordt, mee te nemen in ons onderzoek naar slaapproblemen in het ziekenhuis.’
Patent
Aanvankelijk was de financiering van het onderzoek een probleem. De Rooij: ‘Omdat zowel melatonine als Temazepam niet meer onder patent vallen, is er geen farmaceut die zo’n onderzoek wil financieren. Toen werd ik benaderd door het Amsterdams Universiteitsfonds met de vraag of er toevallig een onderwerp was op het gebied van medicatie en bijwerkingen dat ik wilde uitzoeken.’
Het onderzoeksgeld dat het universiteitsfonds beschikbaar stelde was afkomstig uit het Clementina Brigitta Maria Dalderup Fonds, een Fonds op Naam van een particuliere schenker (zie kader). Dat resulteerde vorig jaar in de zogenaamde Match-studie (MelAtonin, Temazepam and plaCebo in Hospitalized older patients with sleeping problems), naar de effectiviteit van slaapmedicatie bij ouderen in ziekenhuizen. De studie wordt in vier ziekenhuizen uitgevoerd, waaronder het AMC. De eerste resultaten verwacht de Rooij in 2020.
Is het gezien de bijwerkingen niet verbazingwekkend dat Temazepam, sinds het middel eind jaren zestig op de markt kwam, nog altijd zo klakkeloos wordt voorgeschreven door behandelaars? ‘Temazepam is het meest voorgeschreven slaapmiddel in Nederland. En als iets heel vaak en lang wordt voorgeschreven, is de drempel om na te denken over het effect op individuele patiënten hoger. Bovendien vragen mensen er vaak zelf om. Het probleem is dat de meeste studies naar de werking van zo’n medicijn, gebruikmaken van testpersonen die deze medicijnen eigenlijk niet nodig hebben: jonge gezonde studenten die tegen betaling aan een trial meedoen. Die resultaten leren ons niets over de effecten van deze middelen op een kwetsbare groep ouderen met een slechte nier- en leverfunctie.’
Net als het onderzoek van De Rooij wordt ook het onderzoek van Nathalie van der Velde mogelijk gemaakt door het Clementina Brigitta Maria Dalderup Fonds. Van der Velde richt zich vooral op medicatiegerelateerd vallen bij ouderen. ‘Vallen is een groot probleem dat bij ruim een derde van de ouderen voorkomt. Bij een vijfde lijdt zo’n val tot letsel, de helft daarvan ernstig, zoals een heupfractuur of hersenletsel.’
Valincidenten
Het vallen van ouderen heeft meerdere oorzaken, variërend van problemen met mobiliteit tot wisselende bloeddruk. ‘We zien dat negentig procent van de ouderen die een val doormaken, valrisicoverhogende medicatie gebruikt. In het merendeel van de gevallen wordt daar niets mee gedaan.’ Boosdoeners zijn middelen voor hart- en vaatziekten en medicijnen die werken op het zenuwstelsel zoals slaap- en kalmeringsmiddelen, antidepressiva en antipsychotica. Eerder concludeerde Van der Velde in haar promotieonderzoek al dat het aantal valincidenten met twintig tot dertig procent kan verminderen, wanneer het gebruik van bepaalde medicatie wordt verminderd of gestopt.
‘Natuurlijk kan je niet bij iedereen zomaar met alle pillen stoppen, maar eerdere studies hebben laten zien dat je zeker bij de helft van de mensen een wijziging in de medicatie kan aanbrengen. Omdat er bijvoorbeeld een veiliger alternatief is, iemand inmiddels met een lagere dosis toe kan of omdat de indicatie er gewoon niet meer is.’
Het is hierbij van belang dat patiënten goed voorgelicht worden. ‘De manier waarop die educatie het beste kan gebeuren is een de dingen die ik onderzoek. Hoe zorgen we dat de patiënt voldoende informatie krijgt, zodat hij samen met de arts een weloverwogen besluit kan nemen over zijn medicatie?’ Een grote groep ouderen stopt liever met bepaalde pillen als valpartijen daardoor worden voorkomen, zegt Van der Velde. ‘Het eventueel verhoogde risico op een aandoening nemen deze patiënten voor lief. Niet langer leven, zelfs niet minder pijn, maar behoud van functionele onafhankelijkheid en zelfredzaamheid staat bij het merendeel van de ouderen bovenaan.’ Van der Velde wil benadrukken dat niemand zomaar uit eigen beweging kan stoppen met zijn medicatie. ‘Dat moet vanzelfsprekend gebeuren in overleg met de behandelend arts.’ Maar het kan allemaal wel kritischer, vindt ze. ‘Uiteindelijk is het mijn doel valpreventie te optimaliseren door voor patiënten gepersonaliseerde adviezen te laten ontwikkelen op het gebied van met name medicatie- en hart- en vaatziekten gerelateerd vallen.’ Daarnaast wil Van der Velde, met behulp van het fonds, meer inzicht krijgen in wie exact een groter risico loopt op valpartijen door een specifieke pil. ‘Zo onderzoeken we bijvoorbeeld of bloedspiegels voorspellers zijn van medicatiegerelateerd vallen en of bepaalde genetische varianten voorspellers zijn.’
Dat medicatie zelden wordt aangepast, heeft volgens Van der Velde ten dele te maken met het feit dat het gewoon niet duidelijk is wie er precies valt door welke pil. ‘En ook de gedachte van zowel patiënt als dokter over wat die ene pil precies doet, speelt mee. Daarbij worden over het algemeen de gunstige effecten overschat, terwijl de bijwerkingen, zeker vallen, vaak niet worden herkend.’
Dat laatste onderstreept ook De Rooij: het adagium ‘baat het niet, dan schaadt het niet’, gaat hier niet op. ‘Ogenschijnlijk ongevaarlijke middelen kunnen in werkelijkheid wel degelijk heel gevaarlijk zijn voor ouderen. Dat is de kern die onze beide onderzoeken met elkaar verbindt, naast de steun van het fonds.’ Hoewel De Rooij tegenwoordig het grootste deel van haar tijd in Groningen werkt, loopt ze als hoogleraar nog regelmatig rond in het AMC. ‘Tegenwoordig is er sowieso veel samenwerking tussen de verschillende universiteiten. Zo hebben Nathalie en ik laatst samen een artikel gepubliceerd en heb ik in het AMC nog data liggen die nu door andere onderzoekers wordt gebruikt. Samen moet je het vakgebied vooruithelpen, want er is nog genoeg te ontdekken.’
De missie van de zusters Dalderup
De onderzoeken van Sophia de Rooij en Nathalie van der Velde worden mogelijk gemaakt door de steun vanuit het Clementina Brigitta Maria Dalderup Fonds. Het is een van de ruim tachtig Fondsen op Naam die het Amsterdams Universiteitsfonds beheert. Schenkers zijn bijna altijd mensen die een band hebben met de UvA, omdat ze er gewerkt hebben, ooit als hoogleraar aan de universiteit verbonden waren of alumni zijn. Dat is ook het geval bij de zussen Louise en Clementina Dalderup. In opdracht van haar onlangs overleden zus, die in Canada woonde, richtte Louise Dalderup in 2014 het Clementina Brigitta Maria Dalderup Fonds op, dat onderzoek steunt naar bijwerkingen van geneesmiddelen bij ouderen.
‘Hoe dit zo kwam, is een lange historie’, zegt Louise Dalderup. ‘In de jaren vijftig begon de Groningse huisarts Leo Meyler met het systematisch verzamelen van bijwerkingen van medicijnen. De publicatie van zijn bevindingen bracht een enorme stroom aan bijdragen betreffende bijwerkingen voort. In zijn eentje kon Meyler dat werk niet aan en hij zocht een medewerker. Zo raakte mijn zus, die een opleiding tot internist had afgerond, bij het werk betrokken.’
Door de jaren heen groeide het boekwerk uit tot een internationaal naslagwerk voor medicijnen en bijwerkingen dat inmiddels digitaal toegankelijk is onder de naam Meyler’s Side Effects of Drugs. ‘Clementines betrokkenheid bij het onderwerp en het feit dat ze UvA-alumnus is, is de reden dat zij onderzoek naar bijwerkingen van medicijnen wilde blijven steunen middels een Fonds op Naam.’
Amsterdams Universiteitsfonds
Het Amsterdams Universiteitsfonds, door CBF erkend als goed doel, ondersteunt de UvA op financieel vlak met projecten op het gebied van onderwijs, onderzoek en erfgoed. Het vermogen omvat zo’n 25 miljoen euro, bijeengebracht dankzij ruim 2500 donateurs. De grote Fondsen op Naam voldoen aan bepaalde criteria, waaronder een ondergrens van vijftigduizend euro. ‘Deze donateurs hebben vaak een specifiek doel voor ogen dat ze graag willen steunen’, zegt Jochem Miggelbrink, relatiemanager fondsenwerving. ‘Wij gaan dan kijken of er binnen de universiteit op dat moment behoefte is aan zo’n onderzoek. De uiteindelijke match komt vervolgens organisch tot stand en dat werkt vaak twee kanten op. Zo heeft het Dalderup Fonds de artsen De Rooij en Van der Velde geholpen bij het formuleren van hun onderzoeksvraag.’
Miggelbrink: ‘Voor eenmalige en doorlopende giften hebben wij een jaarfondscampagne. Donateurs kunnen jaarlijks kiezen uit vier projecten. Het bedrag dat ze doneren komt dan ook daadwerkelijk op die plek terecht.’