FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
JUNI 2016
REDACTIEGROEP: Charles GHEUR (Brussels School of Competition) T + 32 2 515 09 83 charles.gheur@bsc.brussels Erik PEETERMANS (Verbond van Belgische Ondernemingen) T + 32 2 515 08 85 ep@vbo-feb.be Nicolas PETIT (Université de Liège) T + 32 2 515 09 83 Nicolas.Petit@ulg.ac.be Frank WIJCKMANS (Contrast) T + 32 2 275 00 75 Frank.Wijckmans@contrast-law.be Peter WYTINCK (Stibbe) T + 32 2 533 52 38 Peter.Wytinck@Stibbe.com
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Stefan Maes, Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel OPMAAK Landmarks DRUK Graphius WETTELIJK DEPOT D/0140/2016/4
Cette brochure est également disponible en français Deze publicatie kunt u ook lezen op www.vbo.be > Publicaties > Publicaties – gratis
INHOUD INLEIDING
2
BASISPRINCIPES
4
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS A. Ontmoetingsplaats van concurrenten B. Organisatie en werkingsregels van federaties C. Typische federatie-activiteiten
7 7 8
I. Informatie-uitwisseling II. Concrete aanbevelingen III. Gedragscodes IV. Gestandaardiseerde algemene voorwaarden en modelcontracten V. Technische normen en kwaliteitslabels VI. Beurzen en salons
8 8 11 12 13 14 15
VII. Aankoop- en verkoopgroeperingen
16
WIE ZIJN DE CONCURRENTIEWAAKHONDEN? A. Overzicht B. De Europese Commissie C. De nationale mededingingsautoriteiten
17 17 17
I. Algemeen
17 17
II. De Belgische Mededingingsautoriteit
18
D. De nationale rechterlijke instanties OE KOM IK ALS FEDERATIE PRAKTISCH IN CONTACT MET H HET MEDEDINGINGSRECHT? A. Huiszoekingen B. Verzoek om inlichtingen C. Klachten ALGEMENE SLOTBESCHOUWING
19
20 20 24 25 27
BIJLAGE 1 CHECKLIST: HOE EEN FEDERATIEVERGADERING ORGANISEREN? 28 BIJLAGE 2 CHECKLIST VOOR TYPISCHE FEDERATIE-ACTIVITEITEN 30 BIJLAGE 3 VEREENVOUDIGD SCHEMA KARTELONDERZOEK 32
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
1
INLEIDING Deze brochure is bestemd voor federaties van ondernemingen. Ze wil hen bewust maken van het belang van het mededingingsrecht. Dit is een materie waarmee zij steeds meer te maken krijgen. Verwonderlijk is dat niet: als ontmoetingsplaats bij uitstek voor concurrenten staan federaties van ondernemingen vandaag onder scherp toezicht van de mededingingsautoriteiten. Federaties zijn, net zoals ondernemingen, onderworpen aan de mededingingsregels. Bepaalde van hun beslissingen kunnen tot een beperking van de mededinging leiden of zelfs onder het verbod op kartelvorming vallen. Inbreuken op het mededingingsrecht kunnen zwaar gesanctioneerd worden en federaties kunnen, op dezelfde wijze als hun leden, administratieve geldboetes oplopen, ook in hoofde van individuele werknemers. Federaties zullen ervoor moeten zorgen dat hun medewerkers en ieder van de leden zich van die spelregels bewust zijn en in ieder geval bij de vergaderingen en andere activiteiten van de federatie hiermee ten volle rekening houden. Leden verwachten overigens dat federaties in dat kader tijdig een knipperlichtfunctie vervullen.
2
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
In 2015 heeft het Hof van Justitie deze spelregels en risico’s nogmaals in herinnering gebracht in het arrest AC Treuhand. Er kan dan ook niet de minste twijfel bestaan over de mogelijke aansprakelijkheid van een federatie in de gevallen waarin zij betrokken is bij een mededingingsrechtelijke inbreuk. De naleving van het mededingingsrecht moet dan ook een permanent aandachtspunt zijn in de werking van iedere federatie van ondernemingen. Met het overtreden van de mededingingsregels stellen de federatie en haar leden zich immers bloot aan grote juridische risico’s: ongeldigverklaring van de beslissingen van de federatie, oplegging van zware geldboetes, vorderingen tot schadevergoeding, uitsluiting van overheidsopdrachten en zelfs de persoonlijke aansprakelijkheid van de betrokken personen. Daarbij komt dat de inbreukprocedures die door de mededingingsautoriteiten worden opgestart vaak de goede werking van de federaties belemmeren en hun reputatie aantasten. Een hele reeks typische opdrachten van federaties (informatie-uitwisseling, aanbevelingen, gedragscodes, modelovereenkomsten‌) vertonen raakvlakken met het mededingingsrecht. Hoewel deze activiteiten als dusdanig niet verboden zijn door de mededingingsregels, is het zaak om op het rechte pad te blijven bij elk van die activiteiten.
Charles Gheur Directeur Brussels School of Competition
Philippe Lambrecht Bestuurder-secretaris-generaal VBO
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
3
BASISPRINCIPES De basisprincipes van het mededingingsrecht zijn vervat in de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) en in de artikelen IV.1 en IV.2 van het Wetboek van Economisch Recht (WER). Zij verbieden mededingingsbeperkende afspraken die ondernemingen sluiten, ook in het kader van een federatie, evenals mededingingsbeperkende beslissingen die door een federatie worden genomen voor of in samenspraak met haar leden (artikel 101 VWEU en artikel IV.1 WER). Voorts verbieden zij het misbruiken van een machtspositie (artikel 102 VWEU en artikel IV.2 WER).
Art. IV.1 WER Zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is, alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Belgische betrokken markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in: 1° h et rechtstreeks of onrechtstreeks bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden; 2° het beperken of controleren van de productie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen; 3° het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;
4
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
4° het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hen daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging; 5° het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten, van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.
Art. IV.2 WER Het is verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing nodig is, dat één of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan. Dit misbruik kan met name bestaan in:
1° het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden; 2° het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers; 3° het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging; 4° het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handels partners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.
Deze principes zijn toepasselijk op een brede waaier aan activiteiten van federaties. Belangrijk is daarbij voor ogen te houden dat deze algemeen geformuleerde principes zeer breed worden geïnterpreteerd. Zo kunnen bijvoorbeeld ook nietbindende afspraken, aanbevelingen, adviezen… hieronder vallen. Daarnaast is het niet relevant of deze afspraken op papier staan. Ook het feit dat bepaalde van deze aanbevelingen of beslissingen niet worden opgevolgd, is in de regel niet relevant voor de beoordeling van het inbreukmakend karakter en de mogelijke sancties. Bij de toepassing van de mededingingsregels moet ten volle rekening gehouden worden met de concrete feitelijke en economische context. Ieder geval moet dan ook op zich bekeken worden en veralgemeningen moeten vermeden worden.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
5
“De rechtsvorm van federaties of de plaats waar zij vergaderen zal geen invloed hebben op het inbreukmakend karakter.”
Het is nuttig te beklemtonen dat de rechtsvorm van federaties of de plaats waar zij vergaderen of hun beslissingen nemen geen invloed zal hebben op het al dan niet inbreukmakend karakter van een bepaalde praktijk. Het is immers de inhoud van de praktijk en de plaats waar zich de gevolgen voordoen die van doorslaggevend belang zijn. Onder welbepaalde voorwaarden kan een beroep gedaan worden op de voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit om via een zogeheten informele zienswijze bevestiging te krijgen van de rechtsgeldigheid van een bepaalde voorgenomen praktijk. Daarbuiten bestaan er evenwel geen procedures (zoals een aanmeldingsprocedure) die toelaten om die rechtsgeldigheid op voorhand te laten bevestigen. Het aantal casusposities die onder het mededingingsrecht kunnen vallen, is bijzonder groot. Deze brochure kan ze niet allemaal bespreken, maar signaleert wel de meest voorkomende. 6
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS A. Ontmoetingsplaats van concurrenten Als ontmoetingsplaats voor concurrenten worden federaties van ondernemingen rechtstreeks geconfronteerd met de strengheid en de risico’s van het mededingingsrecht. Alle contacten tussen concurrenten kunnen namelijk aanleiding geven tot concurrentiebeperkingen en onder de verbodsbepalingen van het mededingingsrecht vallen. Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat sommige mededingingsbeperkingen tussen concurrenten tot de zwaarste inbreuken worden gerekend.
Het is dus van belang dat concurrenten in het kader van hun federatie geen contacten hebben of afspraken maken die mededingingsrechtelijk niet door de beugel kunnen. Het voorgaande impliceert uiteraard niet dat het lidmaatschap van een federatie en het ontmoeten van concurrenten op zich verboden zijn. Het lidmaatschap van een ‘federatie’ creëert soms ten onrechte een vals gevoel van veiligheid ten aanzien van het mededingingsrecht. De regel is nochtans eenvoudig. Wat concurrenten buiten de federatie niet kunnen of mogen op grond van het mededingingsrecht, is en blijft verboden als het geschiedt binnen het kader van de federatie. Ook het omgekeerde principe geldt. Wat binnen de federatie mededingingsrechtelijk niet door de beugel kan, zal buiten het kader van de federatie in principe evenmin kunnen.
VOORBEELDEN • Prijsafstemmingen (inclusief timing van aanpassingen, marges…), de verdeling van markten, de verdeling van klanten, het beperken van de productie of de verkopen en het vervalsen van aanbestedingsprocedures zijn klassieke en zeer ernstige inbreuken op het mededingingsrecht. Hiervoor worden de allerhoogste boetes opgelegd. Het feit dat dit soort afspraken binnen een federatie wordt gemaakt of door een federatie wordt gesteund of goedgekeurd, verandert hieraan niets. • Bijeenkomsten van concurrenten om een vakbeurs op te zetten, of om input te geven bij een nieuw wetsontwerp zijn in se niet mededingingsbeperkend. Ze zouden dat kunnen worden indien men in dat kader gevoelige informatie uitwisselt of andere concurrentiebeperkende afspraken maakt.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
7
B. Organisatie en werkingsregels van federaties In principe zijn federaties van ondernemingen vrij hun organisatie en werkingsregels te bepalen. Als het lidmaatschap van een federatie echter van belang is voor de concurrentiepositie van de ondernemingen van de sector, is het mededingingsrecht van toepassing op de procedures en regels die de toetreding tot (en in voorkomend geval de uitsluiting uit) de federatie regelen. Zo zal het bijvoorbeeld mededingingsrechtelijk een probleem kunnen stellen indien nieuwkomers op de markt of buitenlandse spelers zonder objectieve rechtvaardiging van het lidmaatschap worden uitgesloten, of meer algemeen indien de toetredings- en uitzettingsregels niet transparant en discriminatoir zijn. Afhankelijk van de marktsituatie zullen zij op objectieve en redelijk verantwoorde principes moeten gebaseerd zijn, inclusief een beroepsprocedure in geval van afwijzing. Om mededingingsrechtelijke problemen te vermijden, is het stellig aan te raden de statuten en
reglementen van de federatie die deze aangelegenheid beheersen, te toetsen. Gezien federaties een ontmoetingsplaats voor concurrenten zijn, is het zeer nuttig in goede werkingsregels te voorzien. Deze dragen ertoe bij om de federatiewerking mededingingsrechtelijk op het juiste pad te houden. Deze regels gelden niet enkel voor plenaire vergaderingen, maar eveneens voor voorbereidende vergaderingen of vergaderingen van werk- of stuurgroepen. Bijlage 1 bevat een handige checklist die een nuttige leidraad kan vormen bij de organisatie van federatievergaderingen.
C. Typische federatie-activiteiten Een reeks typische activiteiten en opdrachten van federaties (die ook door de leden verwacht worden) hebben raakvlakken met het mededingingsrecht. Hoewel deze activiteiten als dusdanig niet verboden zijn door de mededingingsregels, zijn bepaalde aspecten en uitvoeringsmodaliteiten ervan toch aan enkele voorzorgen of beperkingen onderworpen.
I. Informatie-uitwisseling Federaties vormen vaak een belangrijke bron van informatie voor hun leden. In het 8
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
algemeen is het mededingingsrecht niet van toepassing op de informatie die federaties verspreiden wanneer deze afkomstig is van publiek beschikbare bronnen.
Indien de informatie niet publiek beschikbaar is of door de federatie wordt bewerkt of van commentaar of toelichting wordt voorzien, moet met het mededingingsrecht rekening worden gehouden. Typische voorbeelden waarin dit probleem zich kan stellen zijn statistieken, communicatie inzake marktontwikkelingen, prognoses… Kortom, er moet dan aandacht worden besteed aan de vraag of dit type van informatie (in de vorm waarin ze wordt verspreid) het marktgedrag van de federatieleden concreet kan beïnvloeden. Een klassieke misvatting is dat de uitwisseling van informatie alleen maar een probleem oplevert als ze handelt over verkoopprijzen. De jurisprudentie leert dat ook het uitwisselen van andere gevoelige zakelijke informatie (bv. kostinformatie, aankoopprijzen, verkoopcijfers, marktaandelen, marges, stockniveaus, projecten, investeringen, enz.) mededingingsrechtelijke toetsing kan vergen. Het risico dat deze informatie het marktgedrag van leden kan beïnvloeden, zal o.m. afhangen van de mate van detail, aard van de informatie, identificatie van individuele producten of concurrenten, kenmerken van de markt, frequentie van uitwisseling, enz.
“Indien de informatie niet publiek beschikbaar is of door de federatie wordt bewerkt of van toelichting wordt voorzien, moet met het mededingingsrecht rekening worden gehouden.”
Vandaar het belang van het onderscheid tussen historische en niet-historische informatie. De uitwisseling van historische informatie vormt in de regel geen probleem. Historische informatie is dusdanig oud dat de uitwisseling ervan geen invloed meer heeft op het toekomstig marktgedrag van de leden van de federatie. Niet-historische informatie kan zowel over het verleden als over de toekomst handelen en is relevant voor het toekomstige marktgedrag van de ontvangers van de informatie. In één van de vooraanstaande Europese zaken met betrekking tot informatie-uitwisseling werd de scheidingslijn tussen historische en niet-historische informatie vastgeprikt op één jaar. Hoewel deze termijn van één jaar in de praktijk vaak wordt gehanteerd, is het nuttig aan te stippen dat deze niet vastligt. Afhankelijk van de concrete feitelijke omstandigheden (markt, product) zal een kortere of langere termijn aangewezen zijn. FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
9
Mededingingsrechtelijk is het doorgaans beter om geen geïndividualiseerde, maar enkel gegroepeerde informatie uit te wisselen (tenzij het gaat om historische informatie of om informatie die om andere redenen niet het marktgedrag van de federatieleden concreet kan beïnvloeden). Informatie wordt als geïndividualiseerd beschouwd als zij de gegevens van individuele ondernemingen weergeeft of toelaat om de gegevens van individuele ondernemingen eruit af te leiden. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval indien slechts voor een beperkt aantal onderneming en gegevens worden verwerkt en de ontvanger met behulp van zijn eigen gegevens of andere publiek beschikbare informatie de positie van de andere ondernemingen alsnog vrij nauwkeurig kan inschatten (cf. sommige ‘bellengrafieken’, waarbij de grootte van elke bel overeenstemt met de grootte van de onderneming die zij vertegenwoordigt). Het voorgaande toont aan dat een correcte mededingingsrechtelijke toetsing van informatie-uitwisseling vaak complex is. Daarbij komt nog dat wijzigingen in de marktomstandigheden te allen tijde kunnen noodzaken tot heroverweging van het systeem. Stel dat een markt van vier spelers ten gevolge van een overname of een fusie of het uit de markt stappen van één van de spelers krimpt tot drie spelers. Met vier spelers kan gegroepeerde infor10
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
matie mogelijk impliceren dat niemand individueel kan geïdentificeerd worden. Met drie spelers zou dit in bepaalde gevallen al heel anders kunnen zijn. Gezien informatie-uitwisseling vaak één van de essentiële taken van de federatie vormt, is het belangrijk dat bij de minste twijfel een mededingingsrechtelijke toetsing wordt doorgevoerd. Federaties doen soms een beroep op een derde (bv. een informatica- of consultingbedrijf) om de informatie-uitwisseling te organiseren of te begeleiden. Dit verandert de spelregels niet. Het inschakelen van een derde maakt mededingingsrechtelijk niet meer toelaatbaar dan anders het geval zou zijn. De zaak AC Treuhand maakt duidelijk dat die derde mee in het mededingingsrechtelijk bad kan gesleurd worden als hijzelf onwettige daden stelt of faciliteert. Het voordeel kan echter wel zijn dat op die manier beter kan gewaarborgd worden dat individuele informatie die wordt verzameld niet voor de andere leden toegankelijk wordt. Een specifieke categorie van niet-historische informatie die bijzondere aandacht verdient, is informatie die handelt over de toekomst (te verwachten prijzen, te verwachten evoluties van marktaandelen, toekomstige productlanceringen, etc.). De uitwisseling van gevoelige toekomstige informatie wordt
al snel gelijkgeschakeld met kartelgedrag en ligt dus mededingingsrechtelijk uitermate gevoelig. Om die reden is het essentieel dat in het kader van een federatie geen rondvraag of uitwisseling wordt georganiseerd waarbij de leden inzage geven in hun vertrouwelijke toekomstplannen of -verwachtingen. Voor dit type van informatie-uitwisseling is geen complexe mededingingsrechtelijke analyse nodig. Zij moet eenvoudigweg vermeden worden. VOORBEELD De Europese mededingings autoriteiten hebben in het verleden bezwaar aangetekend tegen de uitwisseling door een federatie van redelijk recente gedetailleerde cijfers inzake de verkopen en de marktaandelen van de leden. De uitwisseling omvatte geen prijsinformatie. De autoriteiten waren niettemin van oordeel dat deze praktijk tot artificiële markttransparantie leidde, waardoor de concurrenten elkaars marktgedrag op de voet konden volgen. Dat het aantal concurrenten op de markt in kwestie beperkt was, speelde bij de beoordeling ongetwijfeld een rol. Ook de mogelijkheid tot identificatie van de concurrenten was essentieel.
II. Concrete aanbevelingen Federaties zijn uitstekend geplaatst om praktische aanbevelingen tot hun leden te richten. Heel vaak is hiermee op mededingingsrechtelijk vlak niets aan de hand. Zo kan een federatie haar leden vrij adviseren om gebruik te maken van steunmaatregelen die door de overheid werden uitgevaardigd om milieuvriendelijke investeringen te stimuleren. Ook toegelaten is dat een federatie lobbywerk doet bij de overheid om bijvoorbeeld een wetswijziging te verkrijgen of commentaar te leveren op een wetsontwerp. Federaties zijn daarbij vaak ideaal geplaatst om concrete effecten van een maatregel of taks op bijvoorbeeld de winstgevendheid van de sector onder de aandacht van de overheid te brengen, zonder dat de leden individueel elkaars informatie kennen of moeten uitwisselen.
“Federaties zijn uitstekend geplaatst om praktische aanbevelingen tot hun leden te richten. Heel vaak is hiermee op mededingingsrechtelijk vlak niets aan de hand.”
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
11
Alle aanbevelingen die een impact kunnen hebben op het concurrentiegedrag van de leden, vallen echter binnen de invloedssfeer van de mededingingsregels. Een zeer uitgesproken voorbeeld is de aanbeveling van een federatie aan haar leden om bepaalde marktprijzen te hanteren of bepaalde evoluties (kostprijs, indexen, marges…) te volgen. Deze aanbeveling is mededingingsrechtelijk zonder meer verboden. Het feit dat het niet om een effectieve afspraak tussen de leden gaat of om een bindende beslissing van de federatie, doet hieraan geen afbreuk. Zelfs een niet-bindende aanbeveling wordt gevat door het verbod, want ze is ‘van dien aard’ dat ze het marktgedrag van de leden kan beïnvloeden. In dit kader is het zonder belang op welke wijze de aanbeveling wordt gedaan. Het is de aanbeveling op zich en niet de wijze waarop zij wordt gecommuniceerd die het mededingingsrechtelijk probleem veroorzaakt. Of de aanbeveling de vorm aanneemt van een formeel document, een e-mail of een mondelinge stellingname maakt dus geen verschil.
“Alle aanbevelingen die een impact kunnen hebben op het concurrentiegedrag van de leden, vallen binnen de invloedssfeer van de mededingingsregels.” 12
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VOORBEELD Een federatie vraagt geregeld input aan haar leden met betrekking tot hun belangrijkste kostenfactoren. Voor een aantal van die factoren kan de federatie zich ook richten tot publieke bronnen. Aan de hand van de aldus verzamelde informatie stelt de federatie een indexcijfer vast. Zij informeert alle leden van de gemiddelde evolutie van de kosten en beveelt hen aan de prijzen met een bepaald percentage (dat met de gemiddelde kostenstijging overeenstemt) te verhogen. Deze praktijk is mededingingsrechtelijk niet toegelaten.
III. Gedragscodes Het opstellen van ‘gedragscodes’ is een gebruikelijke activiteit van federaties van ondernemingen. De doelstellingen die hiermee beoogd worden (bv. het verbeteren van het imago van de betrokken sector) zijn doorgaans perfect gerechtvaardigd. Federaties moeten er nochtans over waken dat gedragscodes geen onderdak bieden aan verboden mededingingsbeperkende afspraken. Gedragscodes mogen inderdaad niet dienen om te intensieve concurrentie op de markt aan banden te leggen. Gedragscodes die aanzetten tot ‘gezonde concurrentie’ (bv.
door het hanteren van al te lage prijzen af te raden of door aan te raden om elkaars verkoopsgebieden te respecteren) komen zeer snel in aanvaring met het mededingingsrecht. Om die reden moet elke gedragscode vanuit mededingingsrechtelijk perspectief getoetst worden. VOORBEELDEN • In een voor het overige niet voor kritiek vatbare gedragscode wordt een bepaling opgenomen die de leden van een federatie aanzet om geen garantie te verlenen voor producten die vanuit een andere lidstaat van de EU worden geïmporteerd. Deze bepaling brengt de gedragscode in aanvaring met het mededingingsrecht.
IV. Gestandaardiseerde algemene voorwaarden en modelcontracten Federaties worden vaak aangezocht door hun leden om gestandaardiseerde algemene voorwaarden of modelcontracten op te stellen. Deze vorm van dienstverlening van de federatie is niet per se strijdig met het mededingingsrecht. Toch moeten de concrete inhoud van de door de federatie opgemaakte documenten en de afspraken of aanbevelingen in verband met het gebruik ervan grondig worden onderzocht om het eventuele risico van inbreuk op het mededingingsrecht te beoordelen.
• Er zijn wettelijke bepalingen die oneerlijke handelspraktijken verbieden. Een federatie zal snel te ver gaan indien het bepaalde concrete invullingen geeft aan algemene bepalingen die in de wet staan, of die verder gaan dan de wet voorschrijft. Een goed voorbeeld is een gedragscode die verkopen met verlies totaal verbiedt, daar waar de wet die in bepaalde omstandigheden toelaat.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
13
De basisvraag daarbij is of de voorgestelde tekst een invloed kan hebben op het concurrentiegedrag van de leden. Voor tal van clausules is dit doorgaans niet het geval en stelt er zich geen mededingingsprobleem. Zo zal een voorstel van een goede definitie voor technische begrippen in de regel geen enkel belang hebben voor de concurrentie op de markt, maar er wel toe bijdragen dat de algemene voorwaarden of het modelcontract geen onnodige interpretatieproblemen opleveren. Anders is het gesteld met modelclausules die de prijsbepaling aanbelangen. Gezien de prijs de concurrentiefactor bij uitstek is, is het noodzakelijk om voorstellen op dit vlak mededingingsrechtelijk te toetsen en vooral ook na te gaan welke aanbevelingen de federatie formuleert met betrekking tot het gebruik van de clausule. Hetzelfde geldt voor aanbevelingen inzake franchises, of bedragen of percentages van voorschotten of schadevergoedingen. VOORBEELD Een federatie wordt gevraagd om een gedetailleerde indexatieclausule uit te werken, het gebruik ervan actief te promoten en na te gaan bij de leden of ze de clausule effectief gebruiken in hun contracten. In principe gaat de federatie hiermee te ver en overtreedt zij de gangbare mededingingsrechtelijke principes. 14
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
V. Technische normen en kwaliteitslabels Binnen federaties worden vaak technische normen uitgewerkt of kwaliteitslabels gecreĂŤerd. Op zich stelt dit geen mededingingsrechtelijk probleem. Het is maar als hiermee beperkingen van de mededinging gepaard gaan dat een verdere toetsing zich opdringt. Technische normen en kwaliteitslabels stellen ernstige mededingingsrechtelijke problemen indien zij kaderen binnen een ruimer plan om de mededinging tussen actuele of potentiĂŤle concurrenten aan banden te leggen. Dit zou onder omstandigheden het geval kunnen zijn indien een federatie van producenten druk uitoefent op de distributiekanalen om enkel de producten te verkopen die aan de door de federatie vastgelegde normen of kwaliteitsvoorwaarden voldoen, of indien een federatie (al dan niet samen met haar leden en andere organismen) normen of technische goedkeuringen of voorwaarden opstelt of vertraagt die er louter op gericht zijn de introductie van concurrerende producten af te remmen. Technische normen en kwaliteitslabels leiden soms tot een de facto industriestandaard. Nieuwkomers zullen aan de gestelde vereisten moeten voldoen om een kans te maken op de markt. In die situatie is het belangrijk dat de
specificaties zo open mogelijk worden geformuleerd en dat alle spelers op een redelijke en niet-discriminatoire wijze toegang kunnen hebben tot en gebruik kunnen maken van de specificaties.
dingingsrechtelijke toetsing van dit soort voorwaarden zal van geval tot geval moeten gebeuren. Het is daarom nuttig om vooraf na te gaan of er zich op dit vlak geen mededingingsrechtelijke problemen stellen.
VOORBEELD
VOORBEELD
Een federatie werkt een kwaliteitslabel uit voor bepaalde milieuvriendelijke toestellen (en voert hiervoor publiciteit in de media). Ze bepaalt echter dat toestellen ingevoerd vanuit een andere lidstaat van de EU sowieso niet in aanmerking komen voor dit label. Dit doet een probleem van territoriale discriminatie rijzen vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt.
Een federatie organiseert een jaarlijkse beurs die, gezien haar jarenlange succes, de deelnemers toelaat om een zeer belangrijk deel van de contracten voor het daaropvolgende jaar vast te leggen. De federatie weigert om een aantal uit andere EU-lidstaten afkomstige nieuwkomers op de markt toe te laten tot de beurs zodat deze nieuwe spelers in België geen voet aan de grond kunnen krijgen. Deze weigering zal in strijd zijn met het mededingingsrecht.
VI. Beurzen en salons Tal van federaties organiseren periodiek een beurs of een salon. Het succes hiervan kan ertoe leiden dat het recht om aan dit evenement deel te nemen een belangrijke concurrentiële waarde heeft. Soms koppelt de federatie aan de deelname bepaalde voorwaarden die tot een beperking van de mededinging kunnen leiden. Zo kan in de praktijk gevraagd worden dat een deelnemer gedurende een bepaalde periode voor en na het evenement niet aan concurrerende beurzen deelneemt. De mede-
“Het is nuttig om vooraf na te gaan of er zich geen mededingingsrechtelijke problemen stellen.”
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
15
VII. Aankoop- en verkoopgroeperingen Door het creĂŤren van een aankoopgroepering kan een federatie haar leden laten profiteren van kostenbesparingen. Zulke initiatieven zullen slechts weinig mededingingsrechtelijke problemen stellen. Een korte mededingingsrechtelijke toetsing kan vaak volstaan om hierover uitsluitsel te bieden. Een probleem zou afhankelijk van de marktsituatie bijvoorbeeld kunnen rijzen indien de leden niet vrij zijn om buiten de aankoopgroepering om te kopen, of slechts een deel erbuiten te kopen en de inkoop een bijzonder groot deel van de kost en van het eindproduct van de leden uitmaakt. Verkoopgroeperingen zullen daarentegen sneller tot problemen kunnen leiden, omdat zij al snel tot bijvoorbeeld prijsafstemming zullen leiden, uniforme verkoopcondities, enz. Er zijn nochtans ook voorbeelden waar gezamenlijke verkoop mededingingsrechtelijk werd toegelaten (al dan niet onder voorwaarden), zoals bijvoorbeeld de gezamenlijke verkoop van de tv-rechten van de eersteklassevoetbalclubs.
16
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VOORBEELD Een federatie sluit een kaderovereenkomst met een beveiligingsfirma waardoor de leden die van de diensten van die firma gebruik maken een scherpe prijs kunnen genieten. Behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden zal dit initiatief niet op enig mededingings rechtelijk bezwaar stuiten.
WIE ZIJN DE CONCURRENTIEWAAKHONDEN? A. Overzicht Mededingingsautoriteiten zijn over het algemeen gespecialiseerde administratieve agentschappen. Op Europees niveau is de Europese Commissie bevoegd. Op nationaal niveau verzekeren nationale mededingingsautoriteiten (of NMA’s) de handhaving van het mededingingsrecht.
Parallel met de Europese Commissie en de NMA’s zijn ook de gewone rechtscolleges (nationale hoven en rechtbanken) en arbiters bevoegd om het mededingingsrecht toe te passen, in de context van concrete geschillen die bij hen aanhangig worden gemaakt.
B. De Europese Commissie De mededingingsautoriteit van de Europese Unie is de Europese Commissie. Met de tenuitvoerlegging van de Europese mededingingsregels is een bijzondere dienst belast: het directoraat-generaal Concurrentie, of DG COMP.
Als transnationale autoriteit is de Europese Commissie vaak het best geplaatst om te beslissen over zaken met belangrijke grensoverschrijdende effecten. Ze is niet enkel bevoegd om te onderzoeken, maar ook om bindende beslissingen te nemen en zware geldboeten op te leggen.
C. De nationale mededingingsautoriteiten I. Algemeen De Europese Commissie wordt bijgestaan door NMA’s die de Europese mededingingsregels en de nationale mededingingsregels toepassen. Deze autoriteiten bestaan in alle landen van de EU. Ze beschikken over bevoegdheden die vergelijkbaar zijn met die van de Europese Commissie.
Er bestaan regels voor de verdeling van zaken tussen de verschillende mededingingsautoriteiten. Als de mededingingsregels in één land niet worden nageleefd, zal doorgaans de nationale mededingingsautoriteit van dat land zich over de zaak ontfermen.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
17
Er zijn ook mechanismen die een eenvormige toepassing van het mededingingsrecht beogen (bijvoorbeeld het inlichten van de Europese Commissie van ontwerpbeslissingen of het evocatierecht van de Commissie). De NMA’s gebruiken ook het European Competition Network (ECN) om onderling en met de Europese Commissie informatie uit te wisselen over de toepassing van de mededingingsregels. Dit netwerk helpt om een effectieve en coherente toepassing van de Europese mededingingsregels te garanderen. Via het ECN brengen de verschillende autoriteiten elkaar op de hoogte van de beslissingen die zij voornemens zijn te nemen en houden ze rekening met de opmerkingen van hun tegenhangers uit andere lidstaten. Zo kunnen ze hun ervaringen delen en goede praktijken inventariseren.
II. De Belgische Mededingingsautoriteit Sinds 6 september 2013 is de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA) een autonome dienst met rechtspersoonlijkheid. De BMA is samengesteld uit een onderzoeksorgaan (het Auditoraat) en een beslissingsorgaan (het Mededingingscollege).
18
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
“De BMA is samengesteld uit een onderzoeksorgaan (het Auditoraat) en een beslissingsorgaan (het Mededingingscollege).” De BMA omvat vier organen, waarvan de samenstelling en de taken hier kort voorgesteld worden. HET AUDITORAAT Het Auditoraat is het onderzoeksorgaan van de BMA en staat onder leiding van de Auditeur-generaal. Voor elk geopend onderzoeksdossier wordt een team, samengesteld uit personeelsleden van het Auditoraat, aangesteld en onder leiding van een auditeur geplaatst die de dagelijkse leiding van het onderzoek op zich neemt. De personeelsleden van het Auditoraat verrichten ook opzoekwerk en analyseren informele klachten die mogelijks tot de opening van een onderzoek kunnen leiden. HET MEDEDINGINGSCOLLEGE Het Mededingingscollege is het beslissingsorgaan van de BMA (met uitzondering van de beslissingen die onder de bevoegdheid van het Auditoraat vallen). Het Mededingingscollege is per zaak samengesteld uit de voorzitter en twee assessoren, aangewezen in alfabetische volgorde volgens hun taalrol. Het Mededingingscollege beschikt over een ‘pool’ van 20 assessoren.
DE VOORZITTER EN ZIJN DIENST De voorzitter van de Autoriteit is tegelijk CEO/COO van de Autoriteit. Hij zit het Mededingingscollege voor, behandelt de informele zaken en neemt de Europese en internationale taken van de Mededingingsautoriteit waar. HET DIRECTIECOMITE Het directiecomité vormt de raad van
bestuur van de BMA. Het is samengesteld uit de voorzitter, de auditeurgeneraal, de directeur economische studies en de directeur juridische studies. Het is onder meer belast met het dagelijks bestuur van de instelling, het vaststellen van de beleidsprioriteiten en het opstellen van richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de mededingingsregels.
D. De nationale rechterlijke instanties De hoven en rechtbanken van de lidstaten spelen eveneens een rol bij de toepassing van de mededingingsregels. De nationale rechters moeten namelijk, in het kader van bijzondere geschillen waarover ze moeten beslissen, de nationale en/of Europese regels inzake kartels of misbruik van machtspositie toepassen. Ze hebben, bijvoorbeeld, de mogelijkheid om overeenkomsten nietig te verklaren of aan de klagers schadevergoeding toe te kennen of om de stopzetting van een illegale praktijk te bevelen.
De Mededingingsautoriteiten hebben de mogelijkheid om aan de hoven en rechtbanken schriftelijke opmerkingen (‘amicus curiae’) voor te leggen. Evenzo kunnen de nationale rechters een advies of informatie vragen aan de Commissie en aan de NMA’s. De rol van de nationale rechtscolleges bij de toepassing van het mededingingsrecht zou in de toekomst kunnen toenemen, met de verdere ontwikkelingen van de regels met betrekking tot schadevorderingen.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
19
HOE KOM IK ALS FEDERATIE PRAKTISCH IN CONTACT MET HET MEDEDINGINGSRECHT? Dit deel geeft drie situaties weer waarin een federatie of haar leden in contact kunnen komen met het mededingingsrecht en de mededingingsautoriteiten. De procedures en praktijken van de Europese Commissie en de BMA gaan uit van gemeenschappelijke principes, maar verschillen ook hier en daar. De voornaamste verschillen worden hieronder kort aangestipt.
A. Huiszoekingen De bevoegdheid van een mededingingsautoriteit om huiszoekingen uit te voeren, is ongetwijfeld een van de meest in het oog springende aspecten van het mededingingsrecht. Het is op dat punt dat het mededingingsrecht zijn tanden toont. Die bevoegdheid is uiteraard begrensd door de wet. Niet alles is toegestaan! Hieronder volgt een kort overzicht van de belangrijkste principes. WIE? De inspecteurs van de BMA mogen in het kader van een onderzoek naar inbreuken op het mededingingsrecht huiszoekingen verrichten. In het jargon spreekt men van ‘dawn raids’. Een inspecteur van de BMA zal zelden alleen een huiszoeking aanvangen. Vaak gaat het om een team van 5 à 6 inspecteurs in functie van de omvang van de onderneming of federatie waar de huiszoeking
20
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
plaatsvindt. De inspecteurs kunnen zich bovendien laten bijstaan door politieagenten tijdens de huiszoeking. Het team van inspecteurs staat onder de leiding van een auditeur van de BMA. Hij is verantwoordelijk voor het correcte verloop van de huiszoeking. Ook de inspecteurs van de Europese Commissie kunnen, in het kader van een speurtocht naar inbreuken op het Europese mededingingsrecht, overgaan tot huiszoekingen. Wanneer de Europese Commissie een huiszoeking verricht in België, kan ze daarbij de hulp inroepen van de BMA. WAT? Dat een huiszoeking een verregaande inmenging in het functioneren van een federatie uitmaakt, hoeft geen betoog. Ze verstoort de normale gang van zaken en eist intern de aandacht op van managers, bestuurders en vaak ook de CEO.
Een federatie of een onderneming die bezoek krijgt van de Europese Commissie of de BMA kan best de volgende waarborgen in het achterhoofd houden. • Ten eerste moet de auditeur, dit is de inspecteur die het team leidt, een specifiek opdrachtbevel hebben. Dit is een document waarop het voorwerp en het doel van de huiszoeking duidelijk vermeld staan. Op die manier worden duidelijke grenzen getrokken waarbinnen de inspecteurs moeten blijven tijdens de huiszoeking.
• Ten derde heeft een federatie net als een onderneming tijdens een huiszoeking recht op juridische bijstand. De federatie kan zich laten bijstaan door een advocaat of een bedrijfsjurist. De inspecteurs zijn echter niet verplicht om te wachten tot juridische bijstand is gearriveerd alvorens met de huiszoeking te starten. In de praktijk kunnen de inspecteurs een korte tijd wachten zodat een advocaat of bedrijfsjurist ter plaatse kan komen.
• Ten tweede kan enkel tot een huiszoeking worden overgegaan indien de inspecteurs vooraf beschikken over een machtiging van een onderzoeksrechter. Dit vormt, naast het opdrachtbevel, een bijkomende waarborg voor de federatie of onderneming die wordt bezocht. Een onderzoeksrechter zal immers enkel een huiszoekingsbevel afleveren wanneer de inspecteurs van de BMA over voldoende concrete en gedetailleerde aanwijzingen omtrent het bestaan van een inbreuk beschikken. Een federatie doet er goed aan om steeds dit mandaat te vragen en zich ervan te vergewissen dat alle bedrijfsgegevens correct zijn. FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
21
• Ten vierde gelden er bijzondere voorwaarden over de wijze waarop de inspecteurs documenten kunnen doorzoeken. Het principe is hier dat de inspecteurs enkel de documenten of inlichtingen kunnen kopiëren die verband houden met het onderzoek. Daarom specificeren het opdrachtbevel en de machtiging van de onderzoeksrechter het voorwerp van het onderzoek. De inspecteurs mogen dus niet beginnen speuren naar gelijk welke inbreuk die de onderneming of federatie eventueel zou hebben begaan. Dergelijke ‘fishing expeditions’ zijn niet toegelaten. WAAR? De inspecteurs kunnen overgaan tot huiszoekingen en dit zowel in de beroeps- en bedrijfslokalen als in de privéwoningen van de personeelsleden, voor zover het huiszoekingsbevel dat toelaat. Dit onderscheid is, in het bijzonder voor kleinere federaties waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in de privéwoning van een van de bestuurders, niet steeds eenduidig te trekken. Het spreekt immers voor zich dat in dergelijk geval het doorzoeken van de bedrijfslokalen eveneens de privésfeer van de bestuurders raakt. Zo is het denkbaar dat bijvoorbeeld de private computer en smartphone van de bestuurder, die deels gebruikt worden voor de federatie
22
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
activiteiten, worden meegenomen. Een huiszoeking door de BMA is echter enkel mogelijk tussen 8u en 18u. Bij een huiszoeking door de Europese Commissie geldt er geen tijdsbeperking. WELKE DOCUMENTEN? In de eerste plaats wordt opgemerkt dat de inspecteurs nooit originele documenten kunnen meenemen. Zij zullen ter plaatse kopieën maken van de relevante documenten. Aan de onderneming of federatie kan gevraagd worden om hiervoor ondersteunend personeel ter beschikking te stellen.
Betekent dit dat de inspecteurs elk document kunnen kopiëren? Ook hier is het antwoord negatief. Documenten, in elektronische of papieren vorm, kunnen enkel worden gekopieerd wanneer zij binnen het bereik van het onderzoek vallen ‘in scope’. Volgende documenten kunnen daarentegen niet worden meegenomen: • documenten die buiten het bestek van het onderzoek vallen en aldus ‘out of scope’ zijn. In geval van betwisting zal de auditeur, steeds in aanwezigheid van de federatie of onderneming, onderzoeken of de kwalificatie die door de onderneming wordt voorgesteld, kan worden gevolgd; • documenten die gedekt zijn door vertrouwelijkheid van de correspondentie tussen een advocaat en zijn cliënt; • de adviezen van erkende bedrijfs juristen. Dit laatste geldt echter niet voor een onderzoek door de Europese Commissie. ONDERVRAGING VAN HET PERSONEEL De inspecteurs kunnen in het kader van hun opdracht de verantwoordelijken en het personeel van een federatie of onderneming ondervragen. Ook hier geldt de beperking dat ze zich tijdens de ondervraging moeten beperken tot vragen omtrent feiten of documenten die verband houden met het onderzoek. Zo is het de inspecteurs toegestaan
het personeel te ondervragen over de interne organisatie en werking van de onderneming. De inspecteurs zullen de antwoorden optekenen in het proces-verbaal dat achteraf wordt opgesteld en waarvan de bezochte federatie of onderneming een kopie ontvangt. VERZEGELING VAN LOKALEN In sommige gevallen zullen de inspecteurs meerdere dagen nodig hebben voor het verzamelen van de nodige informatie. In dat geval zullen zij bepaalde bedrijfslokalen en computers verzegelen en de volgende dag terugkomen. Het is belangrijk dat het personeel op de hoogte is dat bepaalde lokalen zijn verzegeld en waarom dergelijke verzegeling niet mag verbroken worden. Het verbreken van een zegel, per ongeluk of opzettelijk, kan immers worden gezien als een inbreuk op medewerkingsplicht van de federatie en een belangrijke boete tot gevolg hebben. MEDEWERKING Tijdens een huiszoeking wordt volledige medewerking aan het onderzoek geëist (wat echter niet betekent dat men zichzelf moet beschuldigen). Het is in het belang van de federatie/onderneming om mee te werken met de inspecteurs. Het niet-meewerken aan een onderzoek kan bestraft worden met een geldboete.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
23
B. Verzoek om inlichtingen Naast een huiszoeking kan een mededingingsautoriteit ook informatie en bewijsmateriaal verzamelen via een verzoek om inlichtingen. Het is belangrijk te onderstrepen dat de ontvangst van een verzoek om inlichtingen niet per definitie betekent dat een federatie/onderneming verdacht wordt van een inbreuk op het mededingingsrecht. Ondernemingen of federaties die een verzoek om inlichtingen ontvangen, kunnen het voorwerp uitmaken van een onderzoek, maar dit is niet steeds het geval. Het staat de mededingingsautoriteit immers vrij om nuttige informatie op te vragen bij andere ondernemingen of federaties dan deze die concreet worden onderzocht.
Verzoeken om inlichtingen worden onder andere gebruikt om een globaal beeld te krijgen van een markt in het kader van een onderzoek. De mededingingsautoriteiten wensen daarom inlichtingen te bekomen van een brede waaier van spelers op het terrein, bijvoorbeeld klanten, concurrenten of leveranciers. Het verzoek om inlichtingen moet dan ook worden gezien als een ‘fact-finding exercise’. WAT? De wet stelt dat de inspecteurs, binnen de grenzen van het onderzoek, alle noodzakelijke inlichtingen kunnen inwinnen bij de betrokken ondernemingen. Het verzoek om inlichtingen bestaat in de praktijk uit een vragenlijst die ondernemingen moeten beantwoorden binnen een vooropgestelde termijn.
24
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
Er bestaan twee varianten van het verzoek om inlichtingen: • een gewoon verzoek om inlichtingen; • een gemotiveerde eis om inlichtingen. Het verschil tussen beide is niet onbelangrijk. Het antwoord op een gewoon verzoek om inlichtingen is vrijwillig. De onderneming of federatie tot wie het verzoek is gericht, kan ervoor kiezen om dit onbeantwoord te laten zonder dat deze hiervoor een sanctie riskeert. Een gemotiveerde eis om inlichtingen is een stuk dwingender van aard. Een laattijdig, foutief of onvolledig antwoord kan bestraft worden met een geldboete. Belangrijk is om niet te panikeren. Het valt sterk aan te raden om ook bij ontvangst van een gewoon verzoek om inlichtingen, medewerking te verlenen
en tijdig en correct te antwoorden op de vragenlijst. Als een gewoon verzoek om inlichtingen onbeantwoord blijft, bestaat de kans dat dezelfde vragenlijst korte tijd later in de bus valt, maar ditmaal in de vorm van een gemotiveerde eis om inlichtingen.
WIE? Zowel de BMA als de Europese Commissie kunnen verzoeken om inlichtingen versturen. Verzoeken om inlichtingen kunnen enkel aan ondernemingen of federaties worden gericht, niet aan natuurlijke personen.
C. Klachten Een derde manier waarop federaties of hun leden in contact kunnen komen met het mededingingsrecht, is door de indiening van een klacht bij een mededingingsautoriteit. Wanneer een federatie of haar leden menen dat bepaalde praktijken mededingingsrechtelijk niet pluis zijn, kunnen ze klacht neerleggen bij een mededingingsautoriteit. WIE KAN EEN KLACHT INDIENEN? Elke natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een rechtstreeks en dadelijk belang heeft, kan een klacht indienen bij een mededingingsautoriteit. Het is van belang te begrijpen wat onder een ‘rechtstreeks en dadelijk belang’ moet worden verstaan. Dit is uiteraard een feitenkwestie die geval per geval zal moeten worden beoordeeld. Heeft een federatie een ‘rechtstreeks en dadelijk belang’ indien niet zijzelf, maar wel haar leden schade ondervinden als gevolg van een inbreuk op de mededingingsregels ook al wordt zij
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
25
niet rechtstreeks door het gedrag geraakt? Dat is wel degelijk het geval, maar op voorwaarde dat zij gerechtigd is de belangen van haar leden te vertegenwoordigen. Een klacht van een federatie waarvan de leden zich niet bezighouden met de activiteiten die het voorwerp uitmaken van de klacht, wordt niet aanvaard. Een federatie kan dan ook geen klacht indienen voor activiteiten die schade veroorzaken aan ondernemingen waarvoor het niet als vertegenwoordiger optreedt. GEVOLG VAN EEN KLACHT De klachten worden, op Belgisch niveau, steeds ingediend bij het Auditoraat, het onderzoeksorgaan van de BMA. De loutere indiening van een klacht impliceert niet dat een onderzoek zal worden geopend. De auditeur kan immers, net zoals het parket in een strafonderzoek, beslissen om geen gevolg te geven aan een klacht en deze aldus te seponeren. De auditeur beschikt hierbij over een zeer ruime beoordelingsmarge. Alvorens een zaak te seponeren, kan de BMA beslissen om de klager te horen. Dit is echter geen verplichting. Wanneer het Auditoraat van de BMA beslist om gevolg te geven aan een klacht, zal het een onderzoek voeren naar de 26
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
vermeende schending. Het onderzoek naar de vermeende inbreuk vindt plaats zowel ‘à charge’ als ‘à décharge’. Het starten van een onderzoek betekent niet dat een schending is vastgesteld. Hiervoor is steeds een beslissing van het Mededingingscollege, het beslissingsorgaan van de BMA, vereist. BEROEP TEGEN SEPONERING VAN KLACHT EN TOEGANG TOT RECHTER Indien het Auditoraat een klacht seponeert, kan de klager tegen de sepotbeslissing beroep aantekenen bij het Mededingingscollege. Bij afwijzing van de klacht kan de indiener zich steeds wenden tot de gewone rechter. De klager heeft dan wel het nadeel dat hij geen beroep kan doen op de onderzoeksbevoegdheden die eigen zijn aan het auditoraat.
ALGEMENE SLOTBESCHOUWING Sinds de publicatie van de eerste brochure ‘Federaties van ondernemingen en de mededingingsregels’ in 2009 is het mededingingsrecht niet stil blijven staan. Meer dan andere rechtstakken is het mededingingsrecht een materie in constante evolutie. De algemene formulering van de regels maakt immers dat deze door de praktijk van Europese en Belgische mededingingsautoriteiten constant worden bijgestuurd. Met deze tweede herziene versie hopen we dan ook de kennis van de lezer niet enkel op te frissen, maar ook aan te vullen. Aan de hand van een reeks relevante voorbeelden van wat federaties van ondernemingen mogen en niet mogen, wil deze gids de federaties bewust maken van de risico’s die verbonden zijn aan de toepassing van de mededingingsregels. In geen enkel opzicht pretendeert deze brochure volledig te zijn. Ze kan niet in de plaats komen van een juridisch advies op basis van een grondige economische, casuïstische en feitelijke analyse. Deze gids wil enkel bij de federaties de belangrijkste principes van het mededingingsrecht onder de aandacht brengen en wil de lezer de juiste reflexen bijbrengen. Met het oog op een optimale dienstverlening aan haar leden, moet een federatie ervoor zorgen het mededingingsrecht steeds na te leven en haar leden tevens alert te maken voor deze regels. Als er onzekerheid bestaat of een bepaald initiatief of een bepaalde praktijk de toets van het mededingingsrecht kan doorstaan, is het noodzakelijk om vooraf de situatie te evalueren.
Terwijl bepaalde praktijken absoluut niet door de beugel kunnen (bv. het maken van prijsafspraken binnen de federatie) roepen tal van activiteiten van een federatie ofwel geen mededingingsrechtelijke vragen op of kunnen zij slechts in specifieke omstandigheden tot problemen leiden. Om dit te kunnen beoordelen, is vaak een geval-per-geval-analyse aangewezen. De economische afweging die het mededingingsrecht in een dergelijke situatie vereist, maakt de toetsing weliswaar complexer, maar is absoluut noodzakelijk voor een correcte analyse.
“Deze gids wil bij federaties de belangrijkste principes van het mededingingsrecht onder de aandacht brengen en wil de lezer de juiste reflexen bijbrengen.”
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
27
BIJLAGE 1 CHECKLIST: HOE EEN FEDERATIE VERGADERING ORGANISEREN? Een goed georganiseerde federatievergadering volgt een aantal spelregels. Deze sluiten niet uit dat er zich in de concrete praktijk nog mededingingsproblemen kunnen voordoen. Deze spelregels gelden echter als een minimumwaarborg dat de vergaderingen met voldoende oog voor de mededingingsregels worden gevoerd. De spelregels worden best gevolgd voor alle mogelijke types van federatievergaderingen (met inbegrip van voorbereidende vergaderingen of vergaderingen van werk- of stuurgroepen).
Voorafgaand aan de vergadering • Bezorg voldoende tijd van tevoren een agenda met de onderwerpen die zullen besproken worden. • Vermijd zoveel mogelijk dat onvoldoende precieze items op de agenda belanden (‘varia’, ‘AOB’ (‘any other business’), ‘tour de table’ of ‘algemene rondvraag’). • Als een mededingingsrechtelijk gevoelig thema op de agenda wordt geplaatst, win dan vooraf advies in of verwijder het thema tot advies is ingewonnen. Tijdens de vergadering • Volg de agenda nauwgezet. • Als niet geagendeerde thema’s worden opgebracht, verwijs deze naar een volgende vergadering, tenzij zonder meer duidelijk is dat ze geen mededingingsrechtelijke vragen oproepen. • Zorg dat getrouwe notulen worden opgesteld zodat naderhand op die basis kan aangetoond worden wat wel en wat niet werd besproken op de vergadering. • Als een deelnemer een gevaarlijk thema opbrengt (zoals prijzen, kosten of andere commercieel gevoelige informatie), stop dan het gesprek meteen en maak aan de deelnemer duidelijk dat de federatie en de andere leden zich distantiëren van het opbrengen van dit thema. Maak hiervan melding in de notulen.
28
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
• Als ondanks deze interventie de discussie over het thema toch nog doorgaat, breek dan de vergadering af en maak hiervan melding in de notulen. • Als over een thema dat mededingingsrechtelijk van belang is advies werd ingewonnen bij een advocaat, volg dan uitdrukkelijk zowel de inhoud van dit advies als de door de advocaat aanbevolen vorm waarin met dit advies wordt omgesprongen. Dit laatste is van belang om het vertrouwelijke karakter van het advies te vrijwaren. Na of buiten de vergadering • Voer geen gesprekken na of buiten de vergadering die niet op de vergadering zelf mochten gevoerd worden. • Als pas na de vergadering blijkt dat thema’s werden opgebracht of besproken tijdens de vergadering die mededingingsrechtelijke vragen oproepen, neem dan contact op met een gespecialiseerd advocaat om na te gaan hoe de risico’s best kunnen ingeperkt worden.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
29
BIJLAGE 2 CHECKLIST VOOR TYPISCHE FEDERATIE-ACTIVITEITEN Heel wat typische federatie-activiteiten hebben raakvlakken met het mededingingsrecht en worden dus best mededingingsrechtelijk getoetst. Deze checklist vermeldt de meest courante voorbeelden en biedt een eerste indicatie voor een juiste mededingingsrechtelijke aanpak.
Informatie-uitwisseling Check of de informatie uitsluitend uit publieke bronnen is geput. Als dat niet zo is, ga na of de informatie een historisch karakter heeft. Als dat niet zo is, voer een verfijnde mededingingsrechtelijke analyse door en ga, voorafgaand aan de opstart van de informatie-uitwisseling, na in welke mate de informatie het marktgedrag van de federatieleden concreet kan beïnvloeden. Vermijd in ieder geval enige uitwisseling van individuele toekomstige informatie. Aanbevelingen Ga steeds na of de aanbeveling handelt over een mededingingsrechtelijk gevoelig thema. Als dat zo is, weet dan dat het aanbevelend (i.p.v. verbindend) karakter mededingingsrechtelijk geen wezenlijk verschil uitmaakt. Gedragscodes Ga steeds na of de gedragscode handelt over een mededingingsrechtelijk gevoelig thema. Als dat zo is, laat dan het ontwerp van gedragscode mededingingsrechtelijk toetsen alvorens het definitief wordt goedgekeurd en toegepast. Gestandaardiseerde algemene voorwaarden en modelcontracten Ga steeds na of deze modelteksten handelen over mededingingsrechtelijk gevoelige thema’s. Als dat het geval is, laat dan het ontwerp mededingingsrechtelijk toetsen alvorens het definitief wordt goedgekeurd en bekendgemaakt. Zorg er dan in ieder geval voor dat de leden de vrijheid behouden om met afwijkende teksten te werken.
30
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
Technische normen en kwaliteitslabels Evalueer steeds of de voorgenomen technische normen of kwaliteitslabels een mededingingsbeperkende werking kunnen hebben. Als dat het geval is, voer dan een mededingingsrechtelijke toetsing door alvorens de technische normen of kwaliteitslabels van kracht worden, alsook van de te volgen procedure. Beurzen en salons Als de reglementen die gelden voor beurzen of salons die door een federatie (mee) worden georganiseerd beperkingen bevatten op het vlak van de deelname door bepaalde marktspelers (bijvoorbeeld buitenlandse ondernemingen) of de deelname aan andere concurrerende evenementen, laat deze reglementen dan steeds vooraf mededingingsrechtelijk toetsen. Andere activiteiten Houd er steeds rekening mee dat de federatie een ontmoetingsplaats is van concurrenten. Wat niet buiten de federatie kan besproken of gedaan worden, is mededingingsrechtelijk niet meteen toegestaan door het binnen de federatie te laten plaatsvinden. Check iedere activiteit van de federatie vanuit dat perspectief. Heel vaak is het niet meer dan een kwestie van gezond verstand om na te gaan of een bepaalde activiteit mededingingsrechtelijke vragen kan oproepen. Ga die vragen niet uit de weg en win steeds tijdig advies in.
FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
VBO
31
BIJLAGE 3 VEREENVOUDIGD SCHEMA KARTELONDERZOEK Geen verder onderzoek
Eventueel vooronderzoek
Start onderzoek (ambtshalve, klacht, clementie, …)
Sepot
Onderzoeksdaden
Eventueel beroep 3en
Transactieprocedure
Geen transactieprocedure
Opmerkingen begunstigde sepot
Bezwaren, toegang dossier
Grieven, toegang dossier
Beroep verworpen
Beroep toegekend
Akkoord over transactie verklaring
Antwoord partijen
Geen akkoord
Ontwerp beslissing Auditeur > College Eventuele opmerkingen Commissie
Schriftelijke opmerkingen
Beslissing Auditoraat
Hoorzitting College
Sepot
KENNISGEVING & PUBLICATIE (BS + WEBSITE)
BEROEP HOF VAN BEROEP BRUSSEL
32
VBO FEDERATIES EN MEDEDINGINGSREGELS
Beslissing inbreuk
Beslissing toezegging
Specialised Study Programme (LL.M.)
Competition Law and Economics
The study programme is designed to meet in particular the needs of companies, their counsels and civil servants, faced with the increasing complexity of the competition rules and the unprecedented economic challenges arising from its enforcement.
5 reasons to enroll today
We offer you
1
Unique in Brussels, European decision making center
2
Practical training, which embraces fully the interdisciplinary nature of competition policy (law and economics)
3
High-level lectures by outstanding academics such as J-F Bellis (Van Bael & Bellis), E. De Smijter (European Commission), N. Levy (Cleary Gottlieb), J. Steenbergen (Belgian Competition Authority), William E. Kovacic (George Washington University), F. Wijckmans (contrast), J. Ysewyn (Covington & Burling), N. Petit (University of Liège), J. Derenne (Sheppard & Mullin) and many others
A full academic year, from September until June
4
Flexible training programme compatible with the requirements of professional practice
5
Socialising opportunities with fellow competition professionals on a regular basis
www.bsc.brussels
A hearing and / or debate session every Friday afternoon in the center of Brussels (next to the Central Station) A programme of 10 modules and 3 clinical seminars Participants may opt for a limited range of modules or clinical seminars Teaching materials as well as access to an online platform Possible formal assessment at the end of each module
STEM VAN DE ONDERNEMINGEN IN BELGIĂ‹
+50.000
75%
kleine, middelgrote en grote ondernemingen
van de tewerkstelling in de privĂŠsector
1895
120 JAAR
2015
de stem van de ondernemingen
3
GEWESTEN
2/3
van de toegevoegde waarde
Als enige interprofessionele werkgeversorganisatie vertegenwoordigen we ondernemingen uit de drie gewesten van ons land.
80% 80%
> WWW.VBO.BE
van de export