Verrekijkers
Magazine voor intercultureel contact en mondiale bewustwording FEBRUARI 2007 • NR 1 • JAARGANG 1 • WWW.VERREKIJKERS.ORG
Thema Inleven • DOSSIER inleefreizen • Wie leeft mee met de meelever van de inlever? • Terugblik op een inleefreis: “Zelfs nu zijn er gebeurtenissen die ik nog altijd niet begrijp.”
© EP
ZAP MAMA “Wereldmuziek, dat ben ik niet. Ik ben een mens als iedereen.”
3
. . . . . . . . . . . . Verrekijkers: een uitnodiging
Inhoud
Voorwoord door Joris Michielsen
Dossier inleefreizen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
Dossier over thema inleven door Tobi Lancsweert
8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . breakFAST: duurzaam en intercultuureel ontbijt Usos op de campus: interview met Mathias Mallentjer door Joris Michielsen
12
. . . . . “Werelmuziek, dat ben ik niet, ik ben Zap Mama� Interview tussen Guy Poppe en Marie Daulne over wereldmuziek door Dieter Wijffels
16
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De feniks van Chika Unigwe Boekrecensie door Fleur Leroy
Terugblik op een inleefreis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
17
Interview met oud-inleefreiziger Pepijn Viaene door Dieter Wijffels
Wie leeft mee met de meelever van de inlever? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
22
Column door Wim Marivoet
23-24
. . . . . . . . . . . . . . Journalist van het jaar bekent: de waarheid is ver te zoeken
Focus op actualiteit in boek van Joris Luyendijk door Kris Aerts
25-26 27
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Prikbord / Flessenpost
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Contes Africains / Liefste Column door Fleur Leroy
Met de mond vol (vampieren)tanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
28
Reisverslag uit Tanzania door Joris Michielsen
Mijn eerste reis naar het buitenland . . . . . . . . . . . . . . .
29
Brief uit Nicaragua: terugblik op Zuid-Noord exposure door Tania Ninoska Paz Mena
Fotoreportage Cara Nicaragua . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
32 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Colofon 2
30
Verrekijkers: een uitnodiging!
V
orig jaar in juni bracht Joris Michielsen, de verantwoordelijke voor de campuswerking van USOS, een aantal oudinleefreizigers bij elkaar om na te denken over een manier om de andere alumni van de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking meer bij de werking te betrekken. Het idee om een soort tijdschrift te maken werd op tafel gegooid. Gaandeweg rijpte het plan en vandaag stellen we met trots het eerste nummer voor! Verrekijkers werd een tijdschrift, gestart vanuit USOS-alumni maar voor iedereen die geïnteresseerd is in het proces van cultuurvermenging dat hand in hand gaat met de interculturele ontmoetingen die vandaag onvermijdelijk, en meer dan ooit, plaats vinden. De ‘ander’ woont immers naast de deur of is gewoon online. Onze basisfilosofie steunt daarom op drie belangrijke pijlers: De eerste pijler bestaat juist uit die interculturele contacten. We zoomen in op de verhalen van mensen over hun ontmoetingen met andere samenlevingswijzen en levensvisies. Met onze tweede pijler, mondiale bewustwording, willen we ook thema’s zoals integratie, ontwikkelingssamenwerking, geopolitiek en grensoverschrijdende kunst en cultuur in de kijker zetten. Onze derde pijler is de campuswerking van USOS die enerzijds mensen tracht te sensibiliseren rond bovenstaande pijlers en anderzijds jaarlijks studenten op inleefreis stuurt. Gezien deze ontstaansgeschiedenis, lag het thema, inleven, voor de hand. We laten Joris Michielsen dan ook graag dit nummer inleiden: “Toen ik me afvroeg wat de kracht was achter dit initiatief, herinnerde ik een wijsheid die één van de vorige voorzitters van USOS, Jef Van Gerwen, me ooit vertelde: Trek twee weken door een vreemd land en je wil er een boek over schrijven, twee maanden en je houdt nog slechts een artikel over, verblijf je er twee jaar, dan houd je wijselijk je mond. Dat kennen we allemaal en de verklaring is simpel: in het begin rangschik je de massa indrukken die je van de ‘andere’ wereld opdoet allemaal nog in je eigen referentiekader. Je denkt, voelt, oordeelt nog Vlaams of Europees. Gaandeweg ervaar je dat die ‘andere’ wereld een eigen, onvertaalbare logica vertoont. Je kunt die wel onder een westerse noemer brengen, maar je beseft dat je ze daarmee geen recht aandoet. Dus je gaat stuntelig de lange weg op van de intrede in de andere cultuur en doet er in je eigen taal het zwijgen toe. Er is geen referentiekader dat beide werelden recht aandoet. Je bent een echte reiziger geworden: een pelgrim tussen twee werelden. Als je eerlijk bent: voor altijd. Als inleefreizigers kregen we allen de kans dit aan den lijve te ondervinden. Stuk voor stuk namen we onze verrekijker om even naar de andere kant van de wereld te kijken. De ervaring was zo beklijvend dat ze een levenslange indruk achterliet. We dragen voortaan een zak vol verrekijkers mee waarmee we onhandig de horizon afturen op zoek naar een referentiekader dat aan beide werelden recht kan doen. Als pelgrim volgt ieder van ons zijn eigen pad dat, mede door de onderdompeling in een andere cultuur, richting heeft gekregen. In onze steeds kleiner wordende wereld zijn we allemaal pelgrims tussen verschillende culturen. Dit tijdschrift wilt de kroeg op de Buttermarket in Canterbury zijn, waar pelgrims van overal elkaar terugvinden en luisteren naar elkaars ervaringen en verhalen. Vlug uitgerekend ligt er tussen juni 2006 en nu zo’n half jaar, dus zouden we slechts een half artikel mogen overhouden aan onze pelgrimstocht. Het werden er iets meer. Veel leesplezier!” de redactie Omdat we een interactief tijdschrift willen zijn, nodigen we jullie uit om ons jullie lezersbrieven door te sturen. Wil je een bijdrage leveren, heb je tips voor ons, ken je iemand die we zeker zouden moeten interviewen of wil je gewoon een zinnig commentaar leveren op één van onze artikels? Contacteer ons dan via de site www.verrekijkers.org
3
THEMA INLEVEN
DOSSIER Inleefreizen De vriendelijke mensen achter de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking (USOS) plaatsen al sinds 1986 studenten van de Universiteit Antwerpen (toen nog UFSIA) in gastgezinnen of bij gastvrije jezuïeten op verre locaties zoals India, Kameroen, Tanzania, Turkije en tegenwoordig Marokko, Nicaragua en Congo. Vele generaties Antwerpse studenten hebben dankzij USOS hun eerste verre reis kunnen maken en vaak is deze ervaring de eerste stap gebleken op weg naar een engagement in de sector van ontwikkelingssamenwerking. Vandaag echter zijn de kansen voor jongeren om op een exotische bestemming te geraken legio. Vliegtuigtickets zijn niet meer zo duur als twintig jaar geleden en bovendien staan er veel organisaties klaar om jongeren ‘de ervaring van hun leven’ te bezorgen. Tijd dus om een balans op te maken. Wat is de meerwaarde die een inleefreis met een organisatie als USOS biedt ten opzichte van bijvoorbeeld een reis geboekt bij Joker of een individuele tocht met de trekkersrugzak? Voelen jongeren zich nog wel aangesproken door de boodschap van solidariteit die USOS uitdraagt en worden ze niet afgeschrikt door het persoonlijk engagement waartoe een USOS-ervaring uitnodigt? Verrekijkers sprak met de campusverantwoordelijke van USOS, een docente toerismestudies en twee gewezen inleefreizigers. Het werden warme gesprekken over studenten die weten wat ze willen en organisaties die hen hierin tegemoet proberen te komen. Maar draagt het ook bij tot een interculturele dialoog of blijft de blik op het Zuiden onbeantwoord?
Voor Joris Michielsen was het aanbod van USOS om wetenschappelijk medewerker te worden een logische verderzetting van zijn engagement in de studentenwerking van USOS en de Master Development Evaluation and Management die hij volgde aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -Beheer (IOB). Zijn verhaal illustreert hoe die buitenlandse ervaring met USOS iemand in de richting van ontwikkelingssamenwerking kan sturen. Wanneer hij nu de inleefreizigers onder zijn hoede heeft, weet hij maar al te goed wat de studenten te wachten staat. Zo hoopt hij dat zijn voorbereiding bijdraagt tot een ervaring die bijblijft: “Zo’n inleefreis heeft een effect op iedereen, maar je kan niet altijd inschatten wat het precies met iemand gaat doen. Er zijn mensen die zich het jaar erna volledig in de bewustmaking op de campus storten. Daarnaast zijn er anderen waarbij de invloed niet direct zichtbaar is, maar je ziet dan wel dat hun jobkeuze bijvoorbeeld meer een sociale richting uitgaat. Het is niet de bedoeling dat wij iedereen in de ontwikkelingssamenwerking
4
krijgen, maar zelfs diegenen die niet rechtstreeks in een hulpverlenende positie terechtkomen, dragen hun ervaringen mee in hun verdere leven. Thematieken die aan bod komen op het nieuws gaan ze anders bekijken of in gesprekken zullen ze andere standpunten kunnen innemen. Eigenlijk is het onze ambitie dat de voorbereiding, exposure en nawerking ertoe bijdragen dat die ervaring gedurende heel het verdere leven gaat meespelen in alle keuzes die men maakt.” DE CONFRONTATIE AANGAAN Hoe worden de deelnemers op zo’n ervaring voorbereid? Joris Michielsen: De realiteit is dat mensen eigen interesses hebben. De voorbereiding wordt gespreid over enkele weekends en is dan ook een leerproces waarbij de studenten veel in handen hebben. Dat proberen we te promoten door rond bepaalde thema’s een aantal brillen mee te geven die hen in staat stellen hun eigen realiteit te ontdekken. We proberen geen ideologie mee te geven of één of andere
USOS-visie op te dringen. In welke mate weegt de dotatie van de Jezuïetenassociatie op de programma’s? JM: Dat is een item waar we voornamelijk binnen de Universiteit Antwerpen en het personeel mee zitten. Ze zien ons als een soort ‘Jezuïetenclubje’. Ook door de studenten worden we soms gezien als ‘dat zingevend clubje’. Heel veel jonge mensen zijn niet meer zo bezig met een persoonlijk leerproces of met zichzelf te situeren binnen een problematiek. Iedereen is bezig te leren over iets, maar heel weinig mensen kaderen zich binnen iets. Men studeert bijvoorbeeld over ontwikkelingsproblematieken, maar stelt zich niet de vraag waarom men daarin geïnteresseerd is. Op ons eerste weekend stellen we de studenten dan ook de vraag: “Wat drijft u om op inleefreis te willen gaan?” Daarnaast ga je in groep op reis en is het belangrijk dat de groep de kans krijgt om je te leren kennen. Je weet niet hoe je gaat reageren op die andere culturele realiteit. Daarom is het heel belangrijk dat je medereizigers voor een stuk aan-
voelen hoe jij in elkaar zit. Dat soort dingen wordt soms gecatalogiseerd onder ‘zingevende en religieuze activiteiten’, terwijl we eerder streven naar een persoonlijke ontwikkeling.
wezig is, maar ik zou dat zeker niet benoemen als motivatie voor mijn reizen. Ik reis omdat ik graag andere culturen leer kennen. Als je vertrekt vanuit een pleidooi voor meer solidariteit, kom je in aanraking met een heleboel andere aspecten, zoals de gedachte dat alle mensen broeders zijn terwijl het niet altijd zo idyllisch is. Eventueel kan het zijn dat je betrokken geraakt bij ontwikkelingssamenwerking, maar dat kan toch niet de hoofdbekommernis zijn?
We spreken hier afwisselend over inleefreizen en exposures. Is er een verschil? JM: Letterlijk betekent exposure ‘zich blootstellen aan’. Ik denk dat dat een beter uitgangspunt is, omdat we niet van de studenten verwachten dat ze zich gaan ‘inleven’. Dat zou betekenen dat ze zich op een gegeven moment zouden assimileren en dat is niet enkel onmogelijk, maar tevens niet wenselijk. Je kan dan geen dialoog meer verkrijgen, omdat je een aantal waarden en normen overneemt waardoor het gesprek stilvalt. Bovendien betekent ‘blootstellen aan’ ook dat men de eigen agenda achterwege laat. Daarom proberen we tijdens de voorbereiding erop te drukken dat het niet de bedoeling is dat ze daar iets gaan doen. Het is de bedoeling dat je in een familie terechtkomt en dat die familie jouw agenda voor een stuk bepaalt. Het grote gevaar wanneer je actief met iets bezig bent, is dat je een rol opneemt in een doe-activiteit waarbij je je heel snel kan afsluiten voor andere mensen. Net omdat we alleen maar kijken en geen hulp bieden, word je sterker geconfronteerd met de noden. In de knoop geraken met jezelf is ook een deel van die blootstelling. Daarbij is het net de bedoeling dat de studenten hun blik openen en ontvankelijk worden voor bepaalde realiteiten vanuit de veronderstelling dat in het wilde weg hulp bieden niet de oplossing is. GEWOON NIETS DOEN Anne Marie Van Broeck is het op dit vlak roerend eens met de programmaverantwoordelijke van USOS. Zij is de auteur van verscheidene artikels rond duurzaam toerisme en is
In welke zin verschilt een inleefreis dan van het gewone toerisme? © Joris Michielsen
“Eigenlijk is het onze ambitie dat die ervaring gedurende heel het verdere leven gaat meespelen in alle keuzes die men maakt.” momenteel als docente toerismestudies verbonden aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Ze pleit ervoor dat organisaties die inleefreizen aanbieden niet te sterk de nadruk zouden leggen op ontwikkelingssamenwerking: “Voor mij betekent een inleefreis proberen in te leven in een cultuur door deel te nemen aan het dagdagelijkse leven. Als dat betekent in een rijke familie zitten met huispersoneel en jezelf verwonderen over de oneerbiedige manier waarop deze worden behandeld, kan dat even waardevol zijn als in een armoedig hutje te zitten.” Leidt het ‘inleven’ ook daadwerkelijk tot meer begrip? Anne Marie Van Broeck: Toch alleszins tot kennis op een dieper niveau van hoe de ander leeft. Begrip is misschien iets anders. Het is niet omdat je het kent, dat je het ook begrijpt. Het is wel belangrijk om te bekijken van waaruit je aan zo’n inleefreis begint. Ik zal zeker niet ontkennen dat er bij mij ook een gevoel van solidariteit met de wereld aan-
AMVB: In een inleefreis zoek je meer de diepte op. Het gaat er niet om zoveel mogelijk gezien te hebben. Reizen gaat vaak over “Wat heb je gezien?” en “Wat heb je gedaan?”; kruisjes zetten op een kaart als het ware. Als je een maand ergens in een gezin of een gemeenschap verblijft, ga je dieper in op de leefwereld van de ander. Dat hoeft niet altijd leuk te zijn. Soms zijn er dagen dat het vervelend is om niets te doen in een dorp. Het gewone leven in België is ook niet elke dag plezier maken. Dat aspect doet inleefreizen afwijken. Het leven gaat gewoon door, maar ergens anders. VOOR DE WERELDVREDE Het leren kennen van de cultuur was ook voor Joost Sommen de motivatie om vorige zomer met USOS een reis naar Marokko te maken. Die ervaring heeft ertoe geleid dat hij stereotypes omtrent de andere cultuur is gaan bevragen: “Een inleefreis in het algemeen doe je om jezelf beter te leren kennen en om de westerse samenleving voor een spiegel te plaatsen. Verder vond ik het ook heel interessant om naar Marokko te gaan, omdat er hier veel Marokkanen leven. Mijn interesse voor de Arabische wereld is nu sterk aangewakkerd. Ik zie het belang van dat
5
deel van de wereld wel in. Het wordt hier nog teveel als ‘quantité négligeable’ gezien. We moeten daar meer belang aan hechten; alleen al voor de wereldvrede.” Je voelde je daar dus direct thuis? Joost Sommen: In het begin was het natuurlijk wat aftasten in het gastgezin. Je moet elkaar nog wat leren kennen. Geloof heb ik bijvoorbeeld gemeden als onderwerp. Over andere zaken zoals trouwen of de gelijkheid tussen man en vrouw konden we wel praten. Zo konden we soms discussies hebben, maar mijn gastbroer stelde zich altijd wel begripsvol op. Je kunt elkaar wel begrijpen, maar je kunt elkaar niet altijd gelijk geven. Wat ik erg onderschat had, was hoe moeilijk ik het vond om de tijd te doden. Hier wordt aan een enorme snelheid geleefd. Als je daar komt, merk je dat het er rustiger aan toegaat. Ik kan mij blijkbaar niet aanpassen aan een trage samenleving, terwijl daar best ook veel van te leren is, zoals bijvoorbeeld je niet druk te maken als de bus wat later is. Is de reis dan zwaar geweest voor jou? JS: Dat viel nogal mee. Ik was de enige man van de groep en het verschil met de anderen was dat ik rust had. Zij zaten heel de tijd in een huis opgesloten en kwamen amper buiten. Ze zaten ook in een kamer met tien anderen die voortdurend Arabisch spraken. Dan is het heel zwaar. Vaak spraken ze dan ook negatief over hun ervaringen. Eens ze terug waren, was dat gelukkig al sterk gemilderd. Je hebt natuurlijk veel mannen die profiteren van het onevenwicht dat er in de samenleving zit. Op zich is het de bedoeling dat de man voor de vrouw zorgt, maar vaak wordt dat zo geïnterpreteerd dat de vrouwen geen bewegingsvrijheid meer hebben. Mijn gastbroer was bijvoorbeeld heel correct ten opzichte van vrouwen. Dat
6
© Joost Sommen
“Je kunt elkaar wel begrijpen, maar je kunt elkaar niet altijd gelijk geven.” liet hij alleszins toch uitschijnen. Als hij dat wel kan, waarom gaan anderen dan op een macho-manier met vrouwen om? Dat heeft volgens mij niets met cultuur te maken. Ik denk dat je hier evengoed zo’n gedrag tegenkomt. Toch is het wel heel moeilijk om niet in algemene termen te spreken. Je doet dat bijna automatisch. Je ziet in je eigen cultuur een enorme diversiteit. Mij moet je niet gaan vergelijken met de persoon die naast mij op kot zit, terwijl wij toch allebei studenten zijn en vrij veel gelijkenissen hebben. Mensen uit Marokko zijn dan ineens ‘allemaal Marokkanen’. Vind je van jezelf dat je een paar van je gedachten over Marokko hebt kunnen bijstellen? JS: Ik heb vooral meer inzicht gekregen in de situatie van de migrantenfamilies die hier in Antwerpen wonen. Ik begrijp nu beter waarom zij terugvallen op hun eigen cultuur. Dat bemerkte ik bij mezelf ook. Wanneer zij naar hier komen, zullen zij evengoed het gevoel hebben dat dit niet hun cultuur is. Samenleven gaat wel, maar het is moeilijk. Dat merk je ook
aan de kleine conflicten die je hebt. Op zo’n momenten moet je veel begrip opbrengen, maar tegelijkertijd wordt het dan pas interessant. INTERCULTURELE DIALOOG HERBEKIJKEN Als conflicten een inleefreis de moeite waard maken, dan heeft Joris Verschueren een fantastische reis gehad. Joris is momenteel aan de slag als onderzoeker bij het IOB. Hij heeft in de zomer van 2005 dan ook niet getwijfeld om op inleefreis naar Congo te gaan. Als academisch assistent kwam hij op een hogere trap van een hiërarchie terecht dan de andere inleefreizigers. Dat botste echter met zijn ideeën over hoe academisch personeel met studenten omgaat. Een tussenweg vinden die zowel voor hem als voor zijn gastheer aanvaardbaar zou zijn, ging niet zonder slag of stoot: “In Kinshasa werd ervan uitgegaan dat aangezien ik assistent was, ik ook met alle egards behandeld diende te worden. Ik was gelogeerd bij een assistent van de Faculté Catholique en die gaat zelf niet om met zijn studenten. Hij kon dus
niet in contact treden met de stumanier omging met de studenten, ze het conflict aangaat, stoot je op een denten waar mijn medereizigers bij mij dan als een hautain figuur zouaantal zaken waarbij je niet anders logeerden, waardoor ik ook moeilijden beschouwen. Zo zijn we tot een kunt dan tot de conclusie komen dat ker met hen in contact kon treden. tussenweg kunnen komen waarbij ik jouw manier beter is. Wat de gelijkHet is natuurlijk heid van man en niet de bedoeling vrouw betreft kan “Tot op zekere hoogte moet je inzien dat je onvermijde- ik bijvoorbeeld er een groepsreis van te maken, lijk met een soort superioriteitsidee zit, maar dat gevoel niet anders dan maar het contact concluderen dat blijkt langs beide kanten aanwezig te zijn.” met de groep was dat te verkiezen soms wel noodzais boven ongelijkkelijk om bijvoorbeeld eens een keer kon meegaan met de studenten zonheid. Nederlands te praten en te kunnen der dat mijn gastheer mee moest.” terugvallen op je eigen culturele inHeb je veel geleerd? tuïties. Die voorkeursbehandeling Die verschillende invulling heeft heel wat wrijvingen teweeg gevan een hiërarchie was dus bracht. Op een bepaalde dag waren al direct een cultureel verschil waar JV: Absoluut. Ik heb er veel van opwe bijvoorbeeld met zijn allen saje mee geconfronteerd werd. gestoken. Ik heb vooral meer geleerd mengekomen met het plan om het over de interculturele dialoog en mausoleum van Kabila te bezoeken. Joris Verschueren: Ik heb van thuis hoe banaal die soms kan zijn. Hoe Mijn gastheer was verdwenen, dus uit meegekregen om in een situatie banaal de verschillen eigenlijk zijn. ging ik gewoon mee met de groep. waarin je niet weet hoe te handelen Bijvoorbeeld hoe men in Congo een Plotsklaps kwamen de mensen van beleefd te zijn en gewoon af te wachvraag drie keer herhaalt in de hoop de faculteit langszij gereden in een ten. Bij momenten wringt dat echter een nee nog te veranderen in een jeep en begonnen ze te roepen dat helemaal. Ik was dan ook vertrokken ja. Die kleine zaken zijn tegelijkerik moest instappen. Toen was ik wel met het idee dat een interculturele tijd banaal, maar ook fundamenteel. zichtbaar verontwaardigd over de dialoog sowieso een conflict is. Je zit Daar is iemand als Marino Keulen manier waarop ik daar bijna manu zelf met een denkkader dat je niet niet mee bezig (Vlaams minister van militari in die jeep gesleurd werd. kan afleggen. Tot op zekere hoogte inburgering, TL). Heel het discours Als troostprijs kreeg ik dan het moet je inzien dat je onvermijdelijk over integratie wordt gevoerd aan de ‘voorrecht’ om naar het kantoor van met een soort superioriteitsidee zit, hand van rechten en plichten terwijl een of andere prof te gaan. Zij gingen maar dat gevoel blijkt langs beide het daar misschien niet zozeer over er immers van uit dat ik wou werken. kanten aanwezig te zijn. De manier gaat. De gelijkheid tussen man en Op een bepaald moment heb ik het waarop je de dingen doet, zit zodavrouw gaat bijvoorbeeld over heel diplomatisch aangepakt en uitgelegd nig diep geworteld dat je denkt dat banale dingen, zoals de vraag of je dat als ik niet op een vertrouwelijkere dat de juiste manier is. Als je dan ervan uitgaat dat een vrouw plezier hoort te hebben aan seks.
baar?
Is de afstand tussen twee culturen dan onoverbrug-
JV: Het is me opgevallen dat de interculturele dialoog vrij éénzijdig wordt opgevat. Men vergeet dat het impliceert dat je je eigen vooroordelen en attitudes ook moet gaan bevragen. Daarnaast mag je er niet van uitgaan dat de ander geen vooroordelen heeft over jou. Het was erg frappant welke foute ideeën de mensen in Congo hadden over het Westen. Er zei bijvoorbeeld iemand dat het toch wel normaal is dat mensen je naroepen op straat, omdat hij © Joris Michielsen
7
USOS OP DE CAMPUS
ervan uitging dat men hem in België ook zou naroepen. Toch geloof ik dat, met de nodige zelfkritiek en de bereidheid om je eigen bekrompenheid te zien, het mogelijk is om de afstand te overbruggen. In Congo heb ik dit op markante wijze mogen ervaren. Zo was ik geraakt door een gesprek dat ik op een avond door het raam van mijn slaapkamer opving: “Bij hun is dat zo, je moet daar allemaal niet van schrikken.” Is dat conflictmodel eigenlijk geen typisch westerse opvatting? JV: In Congo vond ik het harmoniedenken zeer present. In Congo zeg jij iets en dan zeg ik hetzelfde met andere woorden. Als wij elkaar op een bepaald punt geen ongelijk kunnen geven, dan valt het gesprek stil. Dan denken wij dat we niet vooruit komen, maar eigenlijk zou het niet slecht zijn om iets van de Congolese stijl over te nemen. Tegelijkertijd zouden ze in Congo ook gebaat zijn met een meer kritische instelling. Een dialoog kan dus alleen maar nuttig zijn. Tobi Lancsweert © Mathias Mallentjer / Wouter Stuer
LAAT VAN JE HOREN! Wat heb jij meegemaakt? Zijn exposures nuttig of vooral een belasting voor het gastgezin? Kan je van je voorgevormde ideeën afgeraken? Vertel het ons op onze website: www.verrekijkers.org
8
14 november 2006 in Zomaar een Dak, de uitvalsbasis van de Pastorale Dienst op de Universiteit Antwerpen. Mijn vingers nog aflikkend van het over(h)eerlijke fruitsap en het biologisch brood zet ik mijn recorder op. Voor mij zit Mathias Mallentjer, één van de enthousiaste trekkende krachten achter breakFAST, het interculturele en duurzame ontbijt dat sinds dit academiejaar wordt georganiseerd op de UA. Mathias, hoe was het eerste interculturele en duurzame ontbijt? Mathias Mallentjer: Uitstekend. De opkomst was zeer hoog. 120 studenten, personeelsleden en zuidergasten kwamen op deze eerste editie af. Er waren buitenlandse gasten van Stadsklap (een project van het stedelijk onthaalbureau PINA waarbij nieuwkomers Antwerpenaren ontmoeten die al langer in de stad wonen) en ook een hoop studenten van Linguapolis (het vernieuwde instituut voor taal en communicatie van de UA). Allen hadden ze hetzelfde doel: Nederlands oefenen en het beter leren kennen van de Belgen. Alles werd opgegeten en er was volop dialoog tussen verschillende studenten, personeelsleden en zuidergasten.
Dit overtrof al onze verwachtingen – en de mijne waren nochtans zeer hoog. Vorig jaar hadden we ook een duurzaam ontbijt tijdens de Awareness Week. Daar kwamen toen 30 studenten op af. Voor deze eerste breakFAST mikten we op 50 mensen. Er kwamen uiteindelijk 120 mensen over de vloer. De promotie en het concept van het ontbijt blijken een groot succes. Verbluffend. Het concept lijkt een schot in de roos. Hoe verklaar je de hoge opkomst? MM: De grote kracht is de ontbijtvorm. De mensen komen allemaal met een lege maag en het ‘net uit mijn bed’gevoel is het glijmiddel dat onbekenden met elkaar verbindt en hen aan het praten brengt. Het ontbijt zorgt voor de juiste sfeer om andere mensen te ontmoeten. Iedereen heeft honger en heeft die ochtend precies hetzelfde gedaan: opgestaan. Het doel was om studenten bewust te maken van enerzijds armoede en integratieproblematiek en anderzijds duurzame producten. De ontbijten gaan door in Zomaar een Dak. Het vormt zo een deel van de vaste partnerwerking tussen de Pastorale Dienst en USOS. Daarnaast werken we voor elk ontbijt ook samen met een aantal andere partners als Stadsklap, het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en –Beheer (IOB), de dienst Internationale Samenwerking (dIS). Linguapolis wil ook graag samenwerken. Het is de bedoeling het concept van het duurzame ontbijt nog eens herhalen tijdens de Awareness Week. Deze week stond vorig jaar in teken van ecologische schuld en verspilling. Het blijkt helemaal niet moeilijk om een ontbijt samen te stellen met duurzame producten (lees ethische producten, maar ook biologische producten van eigen bodem). We werken hiervoor samen met de Oxfam-Wereldwinkels en Het Natuurhuis. Bij Colruyt en Delhaize hebben we ook gepolst of ze wilden samenwerken, maar
zij gingen hier niet op in. In principe geven we de organisaties ook gelegenheid om informatie te verspreiden. Voor deze editie konden ze echter niemand vrijmaken. De interculturele component steunt een beetje op het concept van Stadsklap. In dit project van de Dienst Integratie van Antwerpen treden nieuwkomers die het verplichte inburgeringstraject volgen in gesprek met Antwerpenaren over allerlei onderwerpen uit het dagelijks leven. Er zijn hier op de campus veel buitenlandse studenten van wiens aanwezigheid de Antwerpse student zich niet eens bewust is. BreakFAST wil de studenten eerst en vooral bewust maken van de verschillende bevolkingsgroepen die in hun studentenstad leven. Heeft de modale student nood aan bewustmaking? MM: Uit onderzoek is gebleken dat meer dan 30% van de universiteitsstudenten vindt dat er niets moet gedaan worden aan de armoede in België! Er is dus zeker en vast nood aan bewustmaking over armoede en integratieproblematiek. Nog belangrijker is dat de studenten eens in contact komen met andere bevolkingsgroepen dan de commilitiones van de studentenclub. Voor het onbekende en ongekende ontstaat er vaak een agressieve angstreflex. Kan een ontbijt hier wel een bijdrage toe leveren? Kan het deze angstreflex doorbreken? MM: BreakFAST is zeer klein, misschien te klein om grootse dingen te bereiken. Maar we kunnen ergens het verschil maken. Er zijn zoveel organisaties in Antwerpen die werken rond migratie, armoede en uitsluitingproblematiek. Maar de studenten hebben hier maar weinig weet van. Projecten als Stadsklap of Cultuurcafé zijn niet zo ingeburgerd in het studentenmilieu. BreakFAST kan dienen als een springplank voor deze studenten en zo het bewustzijn vergroten. We hopen op een vermenigvuldigingseffect waarbij studenten of personeelsleden eigen duurzame ontbijten zullen inrichten en ons eventueel zullen contacteren om mee te werken. Wij zijn toch de intelligentsia van morgen, de beleidsmakers van de toekomst die beslissingen in een intercuturele context zullen moeten nemen. De vorming op de universiteit is al te vaak theoretisch. Ok, op dit moment is er de uitbouw van een richting als Sociale en Economische Wetenschappen en wordt er een week van de sociale economie ingericht, maar toch is er nood aan praktijkgerichte vakken en aan gelegenheden waar studenten in contact kun-
9
nen komen met de werkvloer, met de beleidsdomeinen en doelgroepen waarover ze studeren. Wat als een afgestudeerde TEW’er in een directeursfunctie zit en overgaat tot een massaontslag? Zo iemand moet tijdens zijn studies in contact gebracht worden met de groepen mensen die hier onder zouden kunnen lijden. Op dit moment kent zo iemand te weinig de gevolgen, hij kent geen sociale uitsluiting… Hoe ben jij zelf geprikkeld geraakt door deze organisaties? MM: Door de Sociale Stage van USOS en door naar de Volksuniversiteit (een organisatie om de armsten een kans te geven samen te komen, te spreken en gehoord te worden) te trekken. Beide projecten gaan deels uit van het idee mensen te helpen door er eens naar te luisteren en door ermee te praten. Zo kom je meer te weten van hun leefwereld alvorens te handelen. De Sociale Stage is een onderdeel in het leerproces naar de exposure toe. We moesten een keer meedraaien in een sociaal project in België. Dit vormde een eerste situatie waardoor we in contact kwamen met iets nieuws, iets onbekends. Dit leerde om eens naar je eigen samenleving te kijken en stil te staan bij de vraag: hoe doen wij het? Ik ging naar Stadsklap en ook naar Cultuurcafé van vzw Recht-Op op het Kiel. Dit prikkelde mij zo hard. Overal waar ik kwam, leerde ik nieuwe mensen kennen, armen, ouderen, nieuwkomers, jongeren… Dit waren goede ervaringen, maar toch knaagde het gevoel “Waarom ben ik hier de enige student?”. Ik ben toen gaan praten met de coördinatoren van de projecten en besloot te proberen daar iets structureel aan te doen. Het idee was geboren. DE START VAN EEN MOOI PROJECT... MM: De uiteindelijke uitwerking van het project was een samenloop van omstandigheden. Vorig jaar hadden we het ontbijt tijdens de Awareness Week. Iets later kwam Joris Michielsen van USOS af met het idee om zuiderse ontbijten te organiseren – een ideetje dat hij had gevonden op de site van FUCID (Fondation Universitaire pour la Coopération Internationale au Développement), de USOS van de universiteit van Namen zeg maar. Daar organiseren ze ontbijten en lunchen met zuiderse proffen die te gast zijn op de universiteit. Joris wilde iets gelijkaardigs doen met de Zuiderse studenten en proffen hier in samenwerking met dIS van de UA. Het idee verdween nog even in de koelkast, maar dit jaar zaten we samen met alle geïnteresseerden en breakFAST was een feit. En hoe ziet de toekomst van breakFAST er uit?
10
MM: Deze editie was zeer geslaagd. Er was veel interactie, maar toch hebben we nog veel bij te leren. De gesprekken moeten soms wat op gang worden getrokken. Bij de Antwerpse studenten heerst er soms nog wat angst en verlegenheid. We zullen op zoek moeten gaan naar manieren om het ijs te breken, openers, discussielijnen… Vroegere initiatieven als de Culture Pub (café na de Tweesprakencyclus ter bevordering van de interculturele dialoog tussen de studenten van het IOB en de UA) werden ook geconfronteerd met dit probleem en dat leidde toen tot de stopzetting. We willen het ontbijt ook zo laagdrempelig als mogelijk houden, eventueel gratis. Dit moet echter wel haalbaar blijven. Kunnen we dit blijven betalen? Het eerste ontbijt werd volledig bekostigd door USOS, maar voor de volgende ontbijten zullen we naar nog andere partners op zoek moeten gaan. Meer volk zullen we misschien niet aankunnen. We zullen selectiever moeten zijn, met inschrijvingen werken, zeker als door de mond aan mond reclame breakFAST nog bekender wordt. Het tweede ontbijt gaat door op 21 december 2006 als deel van Kerst op UA. Dan nodigen we de buitenlandse studenten uit om ook in kerstsfeer te komen. Deze studenten kunnen netwerken opbouwen waarop ze tijdens hun verdere verblijf aan de UA nog kunnen steunen. In het tweede semester komt er nog een ontbijt met de mensen van de Vierde Wereld tijdens de Week van de Sociale Economie. Over de inhoud van een vierde editie is de discussie nog gaande. Kortom, over de gehele lijn was het een geslaagd begin. Er waren ook veel medewerkers die vroeg zijn opgestaan om de mensen te bedienen. Bij deze, bedankt! Zelf geen zin om eens mee te helpen? Hoe meer handen, hoe meer vreugd! Joris Michielsen
MEER INFORMATIE www.usos.be noord.zuid@ua.ac.be
Š Lieve Blancquaert
11
“Wereldmuziek, dat ben ik niet, ik ben Zap Mama” Een interview tussen Guy Poppe (VRT-journalist) en Marie Daulne (Zap Mama) Donderdag 16 november 2006. Ik kan alleen maar zeggen dat dit voor mij een bijzondere dag is. Reden te over trouwens om deze dag te lauweren. Het Instituut voor Ontwikkelingsbeheer en -Beleid (IOB) bestaat nu vijf jaar en wordt door sommigen gezien als kers op de taart voor de veertig jaar dat men aan de Universiteit Antwerpen met ontwikkelingsstudies bezig is. Natuurlijk dat USOS met haar twintigjarig bestaan in dit kader een graantje mee mocht pikken. Als kersvers vrijwilliger van USOS loop ik er wat onwennig bij. Een viering zoals een ander ... toch zal deze dag nog lang beklijven. Wat het voor mij zo bijzonder maakte, was het debat van de tweesprakencyclus en het daarna geplande optreden. Men had namelijk een voor mij erg speciale gast uitgenodigd. Als antropoloog en vooral als iemand die geniet van muziek als de ultieme expressievorm van gevoelens en identiteit, kon ik niet anders dan verrukt zijn met de komst van deze muzikante. Marie Daulne is een bevallige vrouw met een stem die niet alleen je oren opent van verwondering maar je tegelijk raakt tot in het diepste van je ziel. ZAP MAMA, DAT BEN IK! Ik vermoed dat bij velen de naam Zap Mama bekender in de oren zal klinken dan Marie Daulne. Zij is de bezielster of beter gezegd de ziel van deze groep. Het begon allemaal toen zij in het begin van de jaren negentig een aantal vrienden rond zich verzamelde. Ze vormden de ondertussen wereldvermaarde a capella vrouwengroep die songs uitbrachten met invloeden uit de hele wereld. Marie Daulne is een vrouw met een pot pourie aan culturele invloeden. Haar Belgische vader werd gedood tijdens de rellen naar aanleiding van de onafhankelijkheid van België’s voormalige kolonie, Zaïre. Hoogzwanger van Marie wist haar moeder met drie kinderen te ontsnappen. Ze vond opvang bij een pygmeeënstam wiens leefgebied grensde aan de gronden van haar eigen Bantoe-
12
stam. Daar, midden in de jungle, werd Marie geboren. De familie kwam na drie maanden terecht in de smeltkroes van het Brusselse stadsleven waar Marie Daulne van dan af opgroeide. Na de middelbare school ging ze in Congo op zoek naar de Afrikaanse vrouw in zichzelf, om terug te keren met het plan om – vanuit haar veelheid aan culturele achtergronden – mensen verlichting te brengen met muziek. Later zou ze naast antropologie en sociologie ook Arabische, Aziatische en Afrikaanse polyfonie studeren. Het mag duidelijk zijn dat zij heeft gekozen voor de muziek waarvoor en waarvan ze nu met volle overtuiging leeft. EEN BELGISCHE VROUW Op het moment dat Zap Mama doorbrak, was ‘wereldmuziek’ nog een label dat aansprak bij het publiek
als grenzenverruimend. Het was een label dat met succes gepromoot en verkocht kon worden. Voor een jonge vrouw met een identiteit die niet tot één etnische afkomst te herleiden valt, voelde deze noemer bovendien juist aan. Ook nu nog refereert Marie Daulne naar haar muziek als muziek uit de wereld. Ze stelt haar muzikanten niet voor als ‘Samira uit Marokko’ en ‘Ernesto uit Congo’ maar als mensen uit alle hoeken van de wereld. Culturele kruisbestuiving en cultuurcreatie zijn dan ook begrippen die concreet van toepassing zijn op het muzikale experiment dat Zap Mama is. Dat is meteen het mooie aan wat Marie Daulne brengt met Zap Mama. Het is zeker geen collage of een assemblage van snippers onvermengbare cultuur. Vanuit haar buik komen de verschillende culturele invloeden als vanzelfsprekend naar buiten als een op zich staande, eigen identiteit. Het recept is er een
van herkenning van het eigene en ontdekking van het andere in een harmonieus geheel dat ons begeleidt in het smaken van cultuuroverstijgende klanken en ritmes. Marie Daulnes bedoeling om via haar muziek mensen uit verschillende culturen tot een groter begrip voor elkaar te brengen, is volgens mij op muzikaal vlak alvast geslaagd. Als je haar daarentegen vraagt van waar zij afkomstig is dan zegt ze: “Ik ben Belgische”. Thuis heeft ze als kind de Congolees-Afrikaanse cultuur beleefd, terwijl ze daarbuiten steeds geleefd heeft in dezelfde wereld als elke Brusselaar. Want ook een Brussels gezin met gemengde roots, dat voor de feesten zowel met oer-Vlaamse als Brussels-Congolese familieleden aan tafel schuift, is een Belgische realiteit. Vooral in Brussel maar ook in de andere delen van ons land bestaan deze op liefde geente samensmeltingen van culturen al van oudsher. Welke Vlaming kan zeggen dat zijn familiestamboom geen ‘vreemde’ invloeden heeft? Dat maakt onze Belgische samenleving net zo kleurrijk en complex. TWEESPRAKENCYCLUS: DEBAT OVER ‘WORLD MUSIC AND... DEVELOPMENT?’
INFO
Met grote nieuwsgierigheid zak ik
met mijn opnameapparatuur af naar de tweesprakencyclus van USOS. Op het eerste zicht lijkt dit een vreemde ontmoeting van leefwerelden. Hoe zal Guy Poppe als moderator het midden vinden tussen de verwachte intellectualiteit van een academische debattenreeks en de denkwereld van de muzikante die Marie Daulne is? Waarover zal Marie Daulne spreken als zij de slimme vragen van Guy Poppe krijgt voorgeschoteld? Niet te verwonderen dat het eerder een tandem-interview wordt dan een echt debat. Guy Poppe pakt overweldigend uit met een paar stevige vragen die ook mij even naar adem doen happen: “Het label wereldmuziek kan een voordeel bieden in het exploiteren van je etnische identiteit door die juist te gebruiken als een bron van creativiteit. Dit vind je vaak terug in interviews met wereldmuziek-artiesten. Dat zou meteen mijn eerste vraag kunnen zijn. Hoe sta je tegenover dit concept van exotische identiteit?” De tweede vraag luidt of wereldmuziek geen elitair product is geworden dat uitsluitend bedoeld is voor de intellectuelen in het Noorden. Als je rijk bent, kunt lezen en schrijven, is het gemakkelijk om tolerant te zijn en open te staan voor de wereld, maar is de populaire cultuur dat ook? Is het niet zo dat ook wereldmuziek een
De eerste plaat van Zap Mama werd uitgebracht in 1991 door het Belgische platenlabel Crammed. De songs variëren van pygmee-gezangen, Zaïrese populaire liedjes, Arabische invloeden, Zuid-Afrikaanse antiapartheidsliederen, 16de eeuwse Spaanse madrigalen tot human beatbox – de specialiteit van Marie’s broer Jean-Louis Daulne, die zelf ook een mooie carrière zou uitbouwen. Alhoewel deze allereerste plaat zeer positief werd ontvangen, duurde het tot het Europese publiek Zap Mama’s opwindende live-show zag voor de groep een groot publiek wist aan te spreken. Enkele jaren later werd de groep in de VS ‘ontdekt’ door David Byrne, de voormalige zanger van Talking Heads. Hij besloot om het album uit te brengen op zijn Luaka Bop-label. Uit de lichtjes gewijzigde plaat onder een an-
weerspiegeling is van de ongelijkheid in consumptiemogelijkheden tussen Zuid en Noord? De derde vraag betreft de productie van wereldmuziek. Veel muzikanten komen uit het Zuiden maar verkopen hun muziek via producenten in het Noorden. Gaat de opbrengst hiervan niet enkel naar het Noorden? In die zin is het mondiaal productieproces van wereldmuziek niet zo verschillend van dat van bijvoorbeeld koffie of soja... En inderdaad, uit de antwoorden van Marie Daulne blijkt wederom hoe bijzonder deze vrouw is. In háár beleving van de wereld vervagen de vragen over wereldmuziek als ontwikkelingsinstrument of uitbuitingsmiddel tot een persoonlijkere beleving van muziek als cultuuroverschrijdend communicatiemiddel waarbij de Westerse dualiteit moeiteloos wordt gepasseerd. LEVENSVERHAAL Marie Daulne antwoordt met haar levensverhaal. Ze begint haar repliek met te duiden dat haar ervaringen als het levende resultaat van een vermenging tussen de Belgische en de Congolese cultuur en haar ervaringen met muziek, het enige zijn waar zij met zekerheid over kan spreken:
dere titel werd het nummer Brrrlak! een hitsingle van formaat. De groep werd aangekondigd met volgende promotekst: “Wat is dit? Dit is het oorspronkelijke instrument, het primaire instrument, het meest soulvolle instrument: de menselijke stem. De muziek van Zap Mama incorporeert een myriade aan vocale tradities van over de hele wereld, maar vooral uit de funky Afrikaanse diaspora gemengd met Euro-Amerikaanse tradities. Soms zijn er woorden, soms zelfs niet, enkel geluiden. De simpelste klank is de rijkste. Vijf vrouwen. Afrikaans en Europees.” Aldus werd de plaat een enorm succes in Amerika en in 1993 voerde Zap Mama de Billboard-lijst aan van best verkochte wereldmuziek-cd’s. Zap Mama bereikte een steeds breder publiek en triomfen op de podia van de wereld bleven niet uit. De groep trad op op magische plaatsen als New Yorks Central Park, de Olympia in Parijs en het Jazz-festival van Montreux.
13
“Ik ben Marie Daulne, geboren in tische beeld dat iedere andere Belg wat je beter kunt doen in plaats van Congo en net als jullie getogen in Belheeft als hij aan Afrika denkt en er steeds te vergaan van de stress: als de gië. Om eerlijk te zijn, ik ken Congo nog nooit geweest is. Via boeken bus niet komt, begin dan stilletjes in niet. Mijn moeder heeft me grooten films dacht ik aan Afrika als het je hoofd te zingen en je wordt vangebracht als een Afrikaanse vrouw, land van de apen, de palmbomen en zelf rustig!” terwijl ik op school de Belgische cultuur met de pap kreeg ingelepeld. In “Teruggekeerd in België ben ik befeite ben ik tegelijkertijd in twee culginnen lesgeven aan kinderen. Kinturen opgegroeid. Buitenshuis was deren staan immers nog open voor België en binnenshuis was Congo. nieuwe invloeden en ze leren veel geAl vroeg ontsproot in alle stilte diep makkelijker. Ik was immers zelf ook in mij een eigen cultuur. Een cultuur begonnen met muziek op mijn vier die erg verschillend zou blijken van jaar en muziek is voor mij letterlijk wat mijn moeder me had geleerd. kinderspel geworden. Al gauw vroeVoor mijn moeder was muziek geen gen de ouders van die kinderen mij kunst. Voor haar was het eerder een of ze niet in de les mochten blijven en bron van inkomsten of gewoon een of zij de liederen ook mochten leren. dagdagelijkse bezigheid. Als je wanZo ben ik geleidelijk aan kinderen en delde, bij het koken en de afwas werd volwassenen gaan onderwijzen. er gezongen. Zingen deed mijn moeIk leerde hen niet alleen de muziek, der niet zomaar. Het had ook een maar ik legde hen ook uit waarvoor helend effect volgens haar. In Afrika de liederen bedoeld waren. Het ene is het bijvoorbeeld een gewoonte lied is om te relaxeren, het andere om jezelf moed in te zingen. Muziek zing je om iemands pijn te verzachmaakte bijgevolg deel uit ten. Steeds vaker begon van mijn bestaan, vooral ik de traditionele gezan© Tobi Lancsweert Afrikaanse liederen. Ik gen uit Congo te gebrui“Ik breng via mijn muziek een universele, dacht dat dit normaal was ken. En toch voelde ik humane boodschap.” en verbeeldde me dat het me niet geheel op mijn in andere Belgische gegemak bij deze muziek. zinnen niet anders was. kokosnoten, safari’s op uitgestrekte Ik was immers opgegroeid in België Daarnaast was er mijn katholieke vlaktes en aan mensen met vreemde met scoutsliederen, rock-‘n-roll en Belgische familie. De familie van tradities en gewoontes. R&B. Dus herschreef ik de nummers mijn vader. Als vanzelfsprekend Mijn bezoek aan Congo bracht dan met mijn eigen muzikale invloeden. verzeilde ik via hen in een kerkook een enorme ommekeer teweeg. Dit was mijn muziek. Het is zo dat koor waar ik de liturgische gezangen Het eerste dat mij raakte was de arZap Mama is ontstaan.” kreeg aangeleerd. Zo ook kwam ik moede. Armoede is daar alomtegenbij de scouts terecht waar eveneens woordig. Het is er in vergelijking met muziek was. Het is net deze mix van België eerder de regel dan de uitzonWERELDMUZIEK, WAT IS DAT? muzikale stijlen die iets in mij deed dering. Maar je hoort de mensen ontwaken.” niet klagen. Hier in België klaag je al “Net op dat moment, rond 1990, wanneer de bus een paar seconden te begon men te spreken van wereld“Op mijn achtien jaar voelde ik zolaat is, maar daar moet je soms vijf muziek. Iedereen was nieuwsgierig. als iedereen de behoefte om op zoek dagen wachten op de bus, als die al Iedereen was ook naarstig op zoek te gaan naar mijn identiteit. Ik had komt. Wanneer ze daar tegenslag om een definitie te geven van wat twee beelden in mijn hoofd, die van hebben, dan klagen ze niet. Neen, nu ‘echte’ wereldmuziek was. En gede Belgische en die van de Afrikaanse ze beginnen te zingen. Zo hebben ze lukkig voor mij heeft de media mijn vrouw. En beide beelden waren voor een lied dat je helpt om niet gestresmuziek er toen uitgepikt als beste mij één en dezelfde vrouw. Mijn eniseerd te zijn. Ik leerde daar dat muvoorbeeld om wereldmuziek te omge referentiepunt voor de Afrikaanse ziek een middel kan zijn om je door schrijven.” vrouw was mijn moeder. In mijn de dag te helpen. zoektocht naar die Afrikaanse vrouw Toen heb ik tegen mezelf gezegd: “Dat men zich vooral toespitste op en naar het beter begrijpen van mijn dat is wat ik van hier wil meenemen de Afrikaanse invloeden in mijn moeder, besloot ik om naar Congo te naar Europa. Ik neem deze liederen muziek, vond ik toen niet zo’n progaan. Ik vertrok met hetzelfde exomee en ga de mensen in België leren bleem. Ik geloof ook dat mijn Wes-
14
gelegenheid. Stel dat je Axelle Red promoot in de VS, dan zal zij daar ook gelabeld worden als wereldmuziekartieste omdat haar muziek Belgische roots heeft. Elk land heeft zijn eigen muzikale traditie. De muziek uit de rest van de wereld wordt dan als ‘wereldmuziek’ bestempeld. Zo ook blijf ik buiten België een wereldmuziekartieste uit België. Maar ook in België zelf zal ik mijn muziek omschrijven als wereldmuziek. Maar waarom dan? Omdat mijn muterse opvoeding mij in de unieke positie stelt om de Afrikaanse cultuur en manier van leven te vertalen naar het Europese publiek. Mijn eerste show was daarom meer dan muziek alleen. We vertelden over ons leven door acrobatie en theater te verweven doorheen de muziek. Het bleek zo aangrijpend dat we in heel de Westerse wereld bekend geraakten. Pas vijf jaar later, toen het succes van wereldmuziek begon te tanen en men de waarde van het genre in twijfel begon te trekken, werd ik me bewust van het etiket dat op de muziek van Zap Mama kleefde. Ik wilde het stigma van wereldmuziek rond mijn muziek doorbreken en dat bleek niet simpel. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Wereldmuziek, dat ben ik niet. Ik ben een mens als iedereen. Ik ben Zap Mama, geboren in Congo en opgegroeid in België. Maar ik breng een universele humane boodschap en dat doe ik via mijn muziek.”
ziek doorweefd is met Afrikaanse ritmes? Omdat ik geboren ben in Afrika? Omdat ik een mix maak van beide culturen? Ik meng verschillende muziekstijlen uit alle hoeken van de wereld, niet alleen de Congolese en Belgische muziek. Mijn muziek is daarom wel wereldmuziek, maar geen etnische muziek zoals velen het nog steeds definiëren. Het heeft tot het jaar 2000 geduurd eer ik hiervoor erkenning kreeg. In de VS werd ik geëerd door andere muzikanten die met me wilden samenwerken, niet omdat ik Afrikaanse muziek bracht, niet omdat ik Belgische was, maar juist omdat ik het gedurfd had een nieuwe mix te creëren tussen pygmee-muziek, Indische muziek, gospel en rock-‘n-roll. Voor het eerst in mijn leven werd ik aanzien als een kunstenares, als één persoon die nieuwe muziek creëert, net zoals Picasso één persoon was die met het kubisme een nieuwe stroming in de kunst creëerde.”
“Wereldmuziek is voor mij trouwens geen louter Afrikaanse aan-
TOCH KOLONISATIE?
We laten Marie Daulne bij deze nog verder genieten van haar rechtmatige titel van getalenteerd kunstenares. Dat ze bekend werd doordat ze mee op de kar kon springen van het succes dat het label wereldmuziek kende, valt niet te weerleggen. Maar in dit verhaal rond wereldmuziek vinden we toch een duidelijke tegenstelling terug. Enerzijds is er de kritiek op wereldmuziek vanuit het discours rond de onevenwichtige Noord-Zuidverhoudingen. Anderzijds is er de beleving van een Belgische artieste met Congolese roots die haar muziek gestigmatiseerd ziet worden als een middel tot uitbuiting en kolonisatie. Wordt hierdoor haar muziek niet juist gekoloniseerd en weer eens gereduceerd tot een label? In hoeverre is haar muziek en die van vele wereldmuzikanten sterker ‘gekoloniseerd’ door de mainstream zoekende mallemolen van de professionele muziekwereld dan pakweg die van Britney Spears of Eminem? Hun muziek is veel meer ‘gemaakt’ door de producers en veel minder het resultaat van de creativiteit van de artiesten zelf. Ook vinden we in die ‘Westerse’ popmuziek weinig terug van de persoonlijke leefwereld van de artiesten in kwestie. En is het niet vooral de pur sang Amerikaanse R&B, rap, reggae en hiphop die je hoort weerklinken wanneer je een zwart-Afrikaans land bezoekt, eerder dan de wereldmuziek zoals we die in Europa kennen? Het is ook niet toevallig dat net diezelfde muziek de zendtijd van onze Europese radio’s aan het veroveren is. Toch iets om even bij stil te staan... Dieter Wijffels
MEER INFORMATIE www.zapmama.be
15
Boekrecensie
De Feniks van Chika Unigwe Chika Unigwe is een Afro-Belgische schrijfster van Nigeriaanse origine. Ze werd geboren in Enugu, maar woont nu in Turnhout met haar Belgische man en vier kinderen. In haar moederland studeerde ze Engelse taalen letterkunde aan de University of Nigeria in Nsukka. Later behaalde ze © Karla De Greeve een postgraduaat aan de KU Leuven en doctoreerde ze aan de Universiteit van Leiden. Unigwe schrijft zowel fictie en poëzie als educatieve boeken. Ze publiceerde enkele dichtbundels in Nigeria en twee kinderboeken in Groot-Brittannië. In 2003 won ze de BBC Short Story Award met haar kortverhaal, Borrowed Smile en in 2004 de Commomwealth Short Story met Weathered Smiles. Nog in 2004 sleepte ze de hoofdprijs van de VDAB-verhalenwedstrijd in de wacht met haar eerste Nederlandstalige kortverhaal De Smaak van Sneeuw. De schrijfster werd reeds genomineerd voor de Caine Prize - ook wel de Afrikaanse Booker Prize genoemd. PRIMEUR Haar debuutroman, De Feniks, werd in september 2005 uitgegeven door Meulenhoff/Manteau en was een primeur als eerste non-fictie werk van een Vlaamse immigrante schrijfster. Het is het verhaal van een Nigeriaanse over een Nigeriaanse, namelijk Oge. Oge is naar België gekomen met Gunter, een Belgische expatriate die ze in een dansclub in Nigeria ontmoette en waarin ze meteen haar soulmate herkende. In België krijgt ze niet enkel met de verwarring van de confrontatie tussen twee totaal verschillende culturen te maken, maar ook met een paar heel pijnlijke gebeurtenissen. Doorheen het verhaal van het nieuws en de verwerking van deze gebeurtenissen krijg je zowel een beeld van haar leven hier als van de vele levendige herinneringen aan haar leven in Nigeria. Deze laatste geven haar houvast en helpen haar uiteindelijk de werkelijkheid in België, maar vooral die van haar eigen leven, te aanvaarden. EENZAAMHEID Het verhaal gaat in de eerste plaats over de persoonlijke gevoelens van een vrouw die met ziekte, pijn, rouw en eenzaamheid te maken krijgt. Zo moeilijk het in werkelijkheid is om met pijn en verlies om te gaan, zo krachtig en menselijk weet Unigwe deze gevoelens te beschrijven, zodat je gemakkelijk meegezogen wordt in het verhaal en het na een halve dag met dikke ogen van het huilen uit hebt. Geconfronteerd ook met de moeilijkheden van een gevestigde bevolking; bang, nieuwsgierig en bevooroordeeld ten opzichte van die andere die ze enkel kennen van op vakantie of op het nieuws of de campagne
16
van een of andere ngo, maar waarmee het persoonlijke contact voor veel misverstanden zorgt. Unigwe beschrijft deze misverstanden subtiel doorheen de gebeurtenissen in het leven van Oge. Zo beschrijft ze de ontmoetingen met haar schoonvader bijvoorbeeld als volgt: “In Enugu was je nooit eenzaam. Hier was eenzaamheid een manier van leven. Iedere gast werd verwacht, elk bezoek gepland met militaire precisie. Je had er nooit kunnen aan wennen. Je schoonvader belde een week van tevoren om af te spreken voor een bezoekje. Gunter noteerde dat dan in zijn agenda en zei: ‘Schat, Pa komt zaterdag. Ik heb hem meteen uitgenodigd voor het eten.’” IDENTITEIT Enerzijds lijdt Oge onder de verwarring omwille van de andere cultuur waarin ze terecht is gekomen. “Voor mij is dat nog steeds iets buitenissigs, iets waarmee ik worstel om er het fijne van te snappen: dat een oudere vrouw kan rondparaderen met een jongere man zonder ook maar een spier te vertrekken. […] Thuis noemen ze iemand met een oudere vrouw een ‘goudzoeker’, een luie vent, een schande voor het prestige van de man.” Anderzijds is er de verwarring omwille van haar ziekte en verlies. Een verwarring die misschien niet zozeer afhangt van cultuur, maar juist universeel menselijk is en in dit boek geenzins geschuwd wordt. “Misschien ben ik hier wel niet. Misschien ben ik onzichtbaar, zit ik andermans gesprek af te luisteren.” Hierdoor wordt het boek meer dan het boek van een immigrante die worstelt met haar identiteit. Of misschien worstelt iedereen wel met zijn identiteit, ondanks alle culturele verschillen. Fleur Leroy
THEMA INLEVEN
Terugblik op een inleefreis... Een interview met Pepijn Viaene In de maand augustus van het jaar 1995 vertrok de eenentwintigjarige Pepijn met USOS op inleefreis naar India. Nu, elf jaar later, woont hij met zijn piepjong gezinnetje in Brussel waar hij werkt als directeur van een bi-communautair Centrum voor Algemene Welzijnszorg. Hij is getrouwd met Emilie en samen hebben ze twee kinderen. Luna, zijn dochter van drie en een half jaar oud, hangt al direct aan mijn been. Het lijdt geen twijfel dat ze volop haar grenzen aan het aftasten is en als ik even met haar alleen ben, krijg ik de volle inhoud van haar appelsapje over mij heen. Een echte deugeniet. Pepijns jongere zoontje, Josaphat, negen maanden oud, ligt hemels te soezen... Voor het interview trekken we wijselijk naar het bureautje dat enkele verdiepingen hoger ligt in het appartementsgebouw. Zo kunnen we ongestoord beginnen.
DE INLEEFREIS
gaan?
Weet je nog waarom je besloot om op inleefreis te
Pepijn Viaene: Nee, absoluut niet. Ik was wel betrokken geraakt bij de Universitaire Stichting voor Armoedebestrijding, kortweg USAB. USAB was eigenlijk het broertje van USOS en vermits de activiteiten van USOS en USAB zich vaak in hetzelfde gebouw afspeelden, was het niet verwonderlijk dat ik ook met USOS in aanraking kwam. Het was doordat Gerlinde (Verbist; toenmalig landenverantwoordelijke voor India, DW) me vroeg of ik interesse had om mee op inleefreis te gaan dat ik met het idee begon te spelen. Toen ik begreep dat die inleefreis zich eind augustus en begin september zou afspelen, heb ik zelfs eerst geantwoord dat ik misschien in september ging windsurfen maar dat ik er wel eens over zou nadenken. Ik was nogal gepassioneerd door die sport en ik had bovendien geen beeld van wat zo’n inleefreis zou kunnen zijn. Voelde je jezelf goed voorbereid op de inleefreis naar India? PV: Ik weet niet meer of ik er al van de eerste voorbereidingen bij was. De weekenden zijn mij wel bijgebleven natuurlijk. Verder heb ik een boek van Finkelkraut
gepresenteerd dat ging over de ‘Volksgeist’, het stamdenken en het universele gedachtengoed. Maar wat ik het allerbelangrijkste vond, was het bezoek aan het Centrum Kauwenberg waarbij achteraf de koppeling werd gemaakt tussen Derde en Vierde Wereldproblematiek. Goed voorbereid voelde ik me echter niet, maar dat lag ook aan mijzelf. Ik zal niet zeggen dat ik me niet met honderd percent heb ingezet. maar ik had me wel beter kunnen inwerken. Herinner je je nog veel van de inleefervaring zelf? PV: Ik herinner mij daar nog vrij veel van. In vijf weken zie je enorm veel, ervaar je enorm veel, voltrekken er zich
17
ontzaglijk veel feiten. Zelfs nu zijn er gebeurtenissen die ik nog altijd niet begrijp. Een bizar voorbeeld. Bij aankomst in de luchthaven van Dehli hadden we dadelijk een taxi en voor ik het besefte waren we op onze bestemming. Ik stond er versteld van hoe gemakkelijk het allemaal ging. Mijn beeld van India was een land in chaos en toch waren er een heel aantal zaken die vlot verliepen. Op dat moment liet ik de dingen op mij afkomen, ik beleefde ze. Pas achteraf ben ik mij daarover beginnen verbazen. Zin voor avontuur had ik dus wel, maar had ik de dingen bewuster beleefd en meer in vraag gesteld, dan had ik er meer uit kunnen halen. Op een gegeven moment waren we in de streek van Orisa op een site. Het was er desolaat, geen mens te bespeuren en toch stond het daar vol met beeldjes van olifanten. De olifant is in India een echte godheid. Op dat moment heb ik niet gevraagd aan iemand wat dat nu juist te betekenen had. Dat is een voorbeeld van een gemiste kans.
over?
Welke invulling denk je dat die inleefervaring voor jou gekregen heeft? Wat houd je er nu aan
PV: Ik denk het niet. Ik was vooral bezig met indrukken opnemen. Misschien is dat ook geen slechte zaak. Ik moet wel zeggen dat er ook een aantal ervaringen waren die ik wel begrepen heb. Zo waren we op een bepaald ogenblik in een klooster – ik zou het ook een religieuze site kunnen noemen – waar we uitgenodigd werden om op de grond te gaan liggen. De bedoeling was om een ‘godheid’ te aanbidden. Ik weet niet of ze het echt zo noemden, want in het hindoeïsme heb je ook religieuze principes die daarom niet noodzakelijk godheden zijn. In ieder geval bleek het de godheid van het ‘niets’ te zijn. Dat vond ik een geweldige ervaring, het idee om het ‘niets’ te aanbidden. Vlakbij diezelfde plaats van aanbidding van ‘het Niets’ stond een ‘kapelletje’ waar je beelden van slangen zag of bloemen en dan wist je dat daar iets vereerd werd, maar wat juist? Je vormt je op voorhand een beeld van spiritualiteit en meditatie, het loskomen van de tastbare wereld. Sterk was dan ook de confrontatie met hoe de beleving van religie en cultuur voor hen zo enorm materieel tastbaar blijkt. Weet je nog hoe dat je je voelde toen je terugkwam van India?
PV: Ik heb geleerd dat veel zaken niet te begrijpen zijn. Interculturele projecten gaan daardoor vaak hun eigen PV: Ik herinner mij dat mijn familie na de reis mij releven leiden, krijgen een gelmatig vroeg om eens iets eigen dynamiek en dat is te vertellen over India en ik “Een diepgaander engagement binnen juist het interessante aan de ontwikkelingssamenwerking zoals binnen kon dat niet. Nu kan ik dat wisselwerking tussen culwel. Dat is pas los beginnen het huwelijk zou schitterend zijn.” turen. Zo was die inleefreis komen, zo’n twee à drie jaar van vijf weken een hybride na de inleefreis. Na zo’n vijf situatie waarin je zaken niet zomaar uit elkaar kon halen. weken van avontuur en intense ervaringen was de vraag Er bestaat niet zoiets als de zuivere hindoe, de zuivere toen vooral: en wat nu? Ik heb het geluk gehad dat ik toen christen, de zuivere ‘Tribal’ of boeddhist. De diversiteit ben beginnen schrijven over de Tribals. Het was goed om aan samenlevingsvormen is in een straal van drie kilodaar op te kunnen focussen. Anders denk ik dat ik in een meter enorm en die samenlevingsvormen hebben een gat gevallen zou zijn. Je kunt je de impact van de veelheid enorme impact op elkaar. Vaak waren de grenzen tussen aan impressies van zo’n reis wel inbeelden en dat in zo’n de verschillende samenlevingsvormen niet zo duidelijk. korte tijd! Op zo’n moment is het spijtig dat je niet direct Zo was er bijvoorbeeld een man waarvan ik mij afvroeg terug kunt om er iets meer mee te doen. of het nu een Tribal was die zich binnen de hindoe-gemeenschap toch een status trachtte te verwerven of dat Zou je durven stellen dat die inleefervaring in hij gemanipuleerd werd – onder impuls van het toerisme India een rol heeft gespeeld in je verdere leven? – en als Tribal ten tonele werd gevoerd. (De Tribals zijn de oorspronkelijke inwoners van India die door de komst PV: De impact is nooit zo zwaar geweest dat ik bijvoorvan de hindoes en het invoeren van het kastensysteem in beeld pas door het inleefverblijf aanhanger van de gewelde verdrukking zijn geraakt, DW) Als je dan later een Tridoosheid naar het voorbeeld van Ghandi werd. Wat wel bal tegenkomt, is dat toch iemand die in een heel andere zo is, is dat mijn leven hoogstwaarschijnlijk anders was context leeft dan die van de hindoe. Het label hindoe omverlopen als ik die inleefreis niet had meegemaakt. Zo zou vat op zich trouwens al een enorme verscheidenheid aan ik nooit de moed hebben gehad om naar Congo te treklevensstijlen. ken als ik niet eerst die vijf weken in India had beleefd. In die zin was de inleefreis in India een experiment dat mij Wat je nu vertelt, speelde dat op het moment voorbereid heeft om een jaar in Kinshasa te wonen. van de inleefreis zelf ook?
18
NA DE INLEEFREIS
Denk je dat je veel lapsussen hebt begaan?
Kun je over je ervaring in Kinshasa wat meer vertellen?
PV: De eerste drie maanden was ik nogal onder invloed van de medicatie tegen malaria waardoor ik soms nogal PV: Dat was in het academiejaar 2000-2001, ongeveer 5 incoherent en weinig doelgericht sprak en handelde. Ik jaar na de inleefreis. Vanuit mijn studie filosofie was de ben soms wel een meester in het zeggen van ongepaste vraag gegroeid hoe andere samenlevingen zich organisezaken maar vooral door een aantal zaken niet te doen, ren. Daarom besloot ik mij in te schrijven voor de toen weiger je om in een plaatselijke strategie of gewoonte mee kersverse licenties antropologie te gaan. Zo waren er wel in Leuven. Daar is het plan geeen aantal mensen die verrijpt om naar Kinshasa te gaan. wachtingen hadden in verOver dat jaar in Kinshasa kan band met wat ze konden ik wel met recht en reden zegwinnen aan mijn aanwegen dat ik het bewust heb ervazigheid. Dat gaat trouwens ren. Het heeft mij trouwens een niet altijd over geld. Geld maand of twee gekost om de is vooral de versiering van schok van de confrontatie met dieperliggende relaties en de situatie zoals ze daar toen was belangen. Ik werd bijvoorte boven te komen. Mijn eerste beeld regelmatig door een indruk van Kinshasa was die aantal mannen in contact van een zwaar gebombardeerde gebracht met een achterstad. Het deed mij enorm dennichtje, een toekomstige ken aan foto’s uit de Eerste Weschoonzus of met een reldoorlog van mijn geboortevriend die dan zijn dochstreek rond Ieper. Congo kende ter aan mij voorstelde. De op dat moment wel oorlog verwachting is niet zozeer maar Kinshasa was niet zwaar dat je die vrouw uit de aronder vuur genomen. Achteraf moede redt en in België werd het mij duidelijk dat veel een beter leven geeft, maar gebouwen niet volledig waren wat er dan wel precies van afgewerkt. Bovendien werden mij verwacht werd, dat appartementen, straten, muren, wist ik toen ook niet. Ar... verwaarloosd waardoor ze moede is trouwens een ge© Michael Lebaigue stilaan erodeerden. vaarlijk woord waardoor Een tweede facet was dat alles “Als je de Avenue Lumumba, net voor de Echan- culturele en spirituele daar op het eerste zicht in de geur, afrijdt dan zie je links en rechts markten rijkdom vaak naar onze modder gebeurde. Als je de gro- waar groenten, fruit en andere waren verkocht materiële normen gedete Avenue Lumumba, net voor worden. In het regenseizoen staan de mensen valueerd wordt. Uitwissede Echangeur, afrijdt dan zie je ling van vrouwen is daar daar letterlijk in het slijk.” links en rechts markten waar fundamenteel in de relagroenten, fruit en andere waren tievormingsstrategieën verkocht worden. In het regenseizoen staan de mensen ingebakken. Zo’n uitwisseling houdt in dat je een engagedaar letterlijk in het slijk. ment aangaat voor de toekomst. Op het moment van de Ten derde verkeerde ik compleet onder de bruine menuitwisseling is je ‘wederdaad’ vaak nog niet duidelijk of sen. Ik noem ze geen zwarten meer, want veel echt zwarte zelfs niet gespecifieerd. mensen lopen er daar niet rond, het zijn veeleer bruine mensen. Ik zag niets. Ik kon niets waarnemen. Ik had imWat wilde je daar gaan doen? mers geen categorieën om op terug te vallen. De mimiek en de gebaren – zo verschillend van de onze – en natuurPV: Ik wilde daar in eerste instantie sociaal werk verrichlijk de taalbarrière maakten dat ik compleet in het duister ten. In ruil voor dat meewerken kreeg ik een jaar kost en tastte. Ik had in het begin ook niemand die het mij voor inwoon zodat ik onder andere het Lingala zou kunnen deed. Er was met andere woorden geen enkele houvast. leren. Aan de hand van de ervaringen ter plaatse hoopte ik mijn eindverhandeling te schrijven. Via de dochter van een zus van mijn grootvader, die mis-
19
sionaris was in Kinsenso, kwam ik terecht bij de Witte Paters die eerst daar en later ook aan de Avenue de l’Université in Mbanza Lemba het sociaal centrum Simba Ngai uit de grond hadden gestampt. Het was een kleine onderneming met zo’n honderdtwintigtal werknemers. Ze deden verbouwingen en nieuwbouw van kloosters, bibliotheken, scholen, etc. Er was een schrijnwerkerij waar straatkinderen werden opgeleid. Mijn taak bestond erin mee te werken in de boekhouding. Ik hielp ook in de schrijnwerkerij en ben zelfs mee gaan bouwen met de bouwvakkers. Daardoor had ik vaak de kans om mee op de vrachtwagen of met de jeep Kinshasa te doorkruisen. Zo kon ik Kinshasa op een bijzondere manier leren kennen. Ik kan je verzekeren dat zo’n rit iets heel anders is dan in België. Hier heb je overal verharde wegen. Daar is het op een aantal overgebleven wegen na niets dan verhard zand. Het drukke verkeer baggert dag in dag uit door de straten waardoor de ondergrond herschapen wordt tot één uitgestrekt crossparcour. Zelfs de beste flandrien zou niet graag 100 kilometer door Kinshasa rijden. Het is daar erger dan Parijs-Roubaix. Op een dag kwam Joel Motema Ipara – een student aan de UNIKIN (Université de Kinshasa) – op mij toegestapt. Hij stelde me voor om met hem samen te werken. Toen is mijn stoutste droom in vervulling gegaan en kreeg ik de kans om met een aantal ‘traditionele’ genezers of culturele specialisten van Yaka, Pende, Yansi en Mpeve ya n’Longo afkomst in contact te komen. Heb je het gevoel het leven geleefd te hebben van de mensen daar? PV: Je moet weten dat ik verbleef op het sociaal project. Ik leefde bij een gezin maar had wel een eigen kok. Bij mensen thuis binnenlopen leek me niet evident, want die privéruimte wordt – onder meer door ervaringen met plunderingen – sterk bewaakt. Dat merk je ook aan de tralies en hekken op en rond de gebouwen. Er kwamen wel eens kunstenaars bij mij op bezoek en zelfs ook enkele genezers. Ik heb rollen meegespeeld in een theatergezelschap. Ik heb met een grote verscheidenheid aan mensen samen gegeten, gedronken en gedanst, voor hen wezenlijke aspecten van samenleven. Af en toe voetbalden we samen of speelde ik met de kinderen. Ik had ook goede contacten met de werknemers van het project. Bij verschillenden ben ik thuis op bezoek geweest of ging ik mee op uitstap. Klopt het cliché dat het meer dan een jaar duurt eer je bent aangepast aan een andere cultuur? PV: Ik geloof van wel. Ik pas mij in ieder geval niet snel aan. Materieel, met het oog op overleven, heb ik mij wel moeten aanpassen. Kinshasa kent trouwens geen eenheid in zijn cultuur. Met andere woorden kun je je niet aan-
20
passen aan dé cultuur van Kinshasa. Misschien zie je na een langere tijd wel meer van die onzichtbare culturen, herken je meer. Ook ben ik iemand die niet altijd even grondig is voorbereid. Daardoor val ik soms uit de lucht. Dat heeft wel het voordeel dat je minder gefocust bent op wat je wilt zien. Zo ontdek je natuurlijk vanalles. Toch blijft het moeillijk. Wat voor vragen kun je bijvoorbeeld stellen aan iemand? Kun je zomaar naar het intieme familieleven vragen? Je moet je voorstellen dat een Congolees of een Chinees hier naar je toe komt en zegt: “Ik ga nu eens het perspectief omdraaien.” Stel je voor dat hij of zij mee Kerstavond komt vieren en op dat moment – wat vaak een gevoelig moment is omdat de gehele familie dan bijeen is – vragen begint te stellen over de familiebanden. Ik durfde dat toen ook niet. Bovendien is een vraag stellen daar niet hetzelfde als bij ons. Een vraag is daar verbonden met een bepaald verlangen. Ze is verweven in de giftlogica en wordt nooit geheel vrijblijvend opgevat. HET LEVEN NU Nu woon je in Brussel. Hoe is het leven hier? PV: In Brussel loopt heel de wereld rond. Ik denk daarom dat het leven in Brussel een goed beeld geeft van wat de toekomst Europa te bieden heeft. Hier ontwaak je uit de illusie dat er een perfect harmonieuze manier van samenleven bestaat tussen mensen uit verschillende culturen. Dit besef groeide vooral toen ik actief was in schoolopbouwwerk met scholen in zogeheten achtergestelde gebieden zoals Schaarbeek en Sint Joost-ten-Node. Ik heb veel met kinderen van verschillende culturele achtergronden en hun ouders gesproken. Ik heb ook met die kinderen gespeeld toen ik later werkte in buitenschoolse opvang. De essentie van het werken in een interculturele setting draait rond één praktische vraag: hoe werk je samen met die mensen? Ondertussen werk ik in een centrum voor algemene welzijnszorg dat zich specifiek richt op thema’s als armoedebestrijding, migratieproblematiek, relatiebemiddeling, vrijwillige terugkeer, gezinshereniging en het opnieuw integreren van geïsoleerde mensen. Het boeiende is dat ik werk met een groot aantal van de Brusselse gemeenten en wijken waar je op kleine schaal mondiale problematieken terugvindt. Dat kon ik op het platteland bij mijn ouders in Dikkebus niet aan den lijve ondervinden. Zie je veel terugkomen van de conflicten tussen bevolkingsgroepen en landen in die wijken en gemeentes? PV: Veel van die conflicten leven onderhuids. Je merkt dat niet in de dagdagelijkse omgang. Wat je wel ziet, is
dat bijvoorbeeld in Sint-Joost de nieuwkomers uit Afrikaanse of Oost-Europese landen het moeilijk vinden om zich thuis te voelen tussen die op zich gekeerde, maar ook versplinterde Turkse gemeenschappen. Maar wat ik hoopgevend vind, is dat de jongere generatie enorm gemengd is. Er is een tussencultuur ontstaan waarin je wél veel kunt bespreken. Tegelijk voel je dat daar enorm veel andere werelden achter zitten. Die jonge mensen komen wel overeen. Kun je dan nog zeggen dat ze Turks of Marokkaans zijn? Ik vind het verschrikkelijk om op die mensen een etiket te plakken. Ik zie die jongeren gewoon als Belgen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, die ook veel plezier beleven aan wat Brussel te bieden heeft. Je merkt wel dat in bepaalde ‘etnische’ milieus mensen van andere origines niet welkom zijn. Dan besef je dat de Westerse culturen geen patent hebben op racisme en xenofobie, maar dat er over heel de wereld mensen zijn die elkaar niet kunnen luchten. Is de samenleving in Brussel een multiculturele samenleving?
Natuurlijk is er ook nog het probleem van de grootstedelijke criminaliteit, maar je moet er vooral op letten dat die nieuwe generatie jongeren daar niet in geduwd wordt. En op dat vlak zou de aanpak van integratie met meer respect voor het anders zijn en voor de veelheid aan origines mogen gebeuren. Maar ook met de ‘eis’ dat sommigen van hen ook ons respecteren. Heb bijvoorbeeld begrip voor wat er in het Midden-Oosten gebeurt. Veel gebeurtenissen daar wekken hier veel verdriet op. Moslimjongeren worden daar op aangesproken en gestigmatiseerd terwijl zij vaak de Islam op een progressieve manier willen beleven, op een aan hun Brusselse levenstijl aangepaste manier. Zou er bijvoorbeeld nog veel fundamentalisme schuilen achter het dragen van een knalgroene of een roze hoofddoek? Ik denk het niet. Het is voor veel moslima’s in de eerste plaats een kledingstuk waarmee ze zich mooi kunnen maken.
“Je beseft dat de Westerse culturen geen patent hebben op racisme en xenofobie: over de hele wereld zijn er mensen die elkaar niet kunnen luchten!”
PV: Ik ben een beetje vies geworden van het woord multiculturaliteit, want dat veronderstelt een veelheid aan culturen naast elkaar. Ik hou meer van de term interculturaliteit. En je ziet ook bij die jongeren dat hun persoonlijke cultuur niet meer in één van die hokjes te steken valt. Dit zal de toekomst zijn en mensen die daar niet mee overweg kunnen, zullen hier niet in meekunnen. De Brusselaar is dan ook iemand die hieraan gewend is geraakt en niet zoveel problemen heeft met andere culturen en gewoontes.
Hoe kijk jij aan tegen de inspanningen van de laatste jaren om te investeren in een integratiebeleid binnen Vlaanderen? PV: Ik denk dat het nu het moment is om in die jonge mensen te investeren. Van de eerste generatie kun je niet verwachten dat ze zich volledig assimileren. Integratie draait trouwens niet om assimilatie maar vraagt een zeker engagement van de ander. Die jongeren zijn juist op zoek naar hun plaats in deze samenleving. Ik zie het nut van de investeringen daarom vooral op het vlak van onderwijs. Ik denk wel dat er vroeger veel geld weggesmeten is en vanuit dat gegeven snap ik dat sommige mensen de kraan willen dichtdraaien. Volgens mij moeten er daarom voorwaarden gesteld worden aan die investeringen, waardoor er ruimte ontstaat voor onderhandeling. Hulp bieden is goed, maar het is ook niet goed voor de persoon die geholpen wordt om enkel te ontvangen, want daardoor wordt men afhankelijk. Zo kun je nooit voor jezelf een situatie creëren waarbij je respect afdwingt.
Wat vind je het belangrijkst in je leven?
PV: Mijn gezinsleven natuurlijk. We zijn een echte mengvorm van culturen! Mijn vrouw Emilie is Kinua. Zij is opgegroeid in Kinshasa. Zij is Kinois. Samen met onze twee kindjes vormen we een typisch Brussels gezinnetje. Ik denk dat het succes van mijn familie erin bestaat dat wij met ons vieren weigeren om ons volledig aan elkaar aan te passen. Dat leidt soms tot erg uiteenlopende standpunten. Je identiteit die je zelf al zo vaak in vraag hebt gesteld, wordt door je gezin weer opnieuw in vraag gesteld. Op zo’n moment moet je het wederzijds respect terug centraal plaatsen. Dan staak je de strijd, je observeert en draait gewoon even mee zonder enige organisatie of denkwijze aan de ander op te leggen. Dit geldt trouwens ook voor niet-gemengde huwelijken. Ik zeg wel eens dat ik mijn huwelijk beschouw als een verfijnde vorm van ontwikkelingssamenwerking. Samenwerking heeft vaak te maken met organisatie. Maar als je een organisatie begint op te leggen aan een ander, werkt dat lang niet altijd. De doelgroep van een project heeft vaak al millennia lang een eigen organisatie en zal die niet zomaar omgooien. Dat is binnen een huwelijk ook zo. Bovendien kun je veel leren van je partner. Een diepgaander engagement binnen ontwikkelingssamenwerking, zoals dat binnen het huwelijk bestaat, zou daarom schitterend zijn. Ik spreek hier over een dynamiek waarin ‘de ander’ ons op bepaalde vlakken ontwikkelt en wij hem op weer andere vlakken. Dat is de uitdaging die we hier in Brussel meemaken. Dieter Wijffels
21
M
et enkele maanden vertraging was het ons dan toch gelukt: de heer Alexis L., man van middelbare leeftijd, Congolees en statisticus, was in Antwerpen beland. Waar, dat wist niemand, totdat we op een zekere maandagmorgen telefoon kregen vanuit één van de buitencampussen. “Goedemiddag, hier bij mij staat een persoon, luisterend naar de naam Alexis L., ik geef hem even door.” – “Allô bonjour, tu sais, je suis totalement perdu!” Een beter begin van een zakelijke inleefreis kon je je amper indenken. Niet enkel voor de inlever, maar ook voor de meelever van deze inlever zou het een mooie en boeiende periode worden. Daar zat hij dan, verscholen achter de schermen van een desktop en een laptop, turend naar twee maal tientallen kolommen en een duizendtal rijen, vol met ‘data’. Het leven van een statisticus lijkt misschien wat saai, maar gestructureerd is het zeker; alles valt onder te brengen in vakjes. Maar waar in zijn geraffineerd raderwerk van data bevond Antwerpen zich; beviel de stad en zijn inwoners hem; en vooral, had hij dat alles al een plaatsje gegeven? De vraag rechtstreeks stellen leek me wat te doorzichtig, daarom observeerde ik… Ondanks het zwoele winterweer van de maand november, had hij het toch wel redelijk koud: meermaals stormde hij ingeduffeld onder trui en vest briesend het bureau binnen. “Il fait tellement froid”, voorafgegaan door een oerkreet die je enkel nog in een diepe midden-Afrikaanse jungle hoort. Als tegemoetkoming draaide ik de verwarming op de maximumstand ‘5’ en zelfs soms een beetje verder tot het plastic krakende geluiden begon te produceren. Ook ons alom vertrouwd ‘smoske met kaas of hesp’ voor tijdens de lunchbreak werd door onze gast alle eer aangedaan: elke keer hij er zich aan waagde, wist ik precies aan al dat gesmos waar hij die namiddag was geweest. Naast eten ook drinken; klontjes werden met papiertje en al –dus inclusief het nieuwe UA-logo– in de koffie ondergedompeld en weer opgevist, waarna de secretaresse die dit gade sloeg in een bulderlach schoot. Moest dit nu per se díe secretaresse zijn die bevoegd was voor zijn beurs waarbij hij zo’n mal figuur moest slaan. En dan was er nog dat telefoontje naar het ministerie om zijn visa verder in orde te maken. Je kent dat wel. Telefoontjes waarbij je al je officiële documenten voor je uitspreidt, elke belangrijke nummer met rood omcirkelt en je jezelf de vraag stelt wat je precies vragen zal. Dat had ik hem beter op voorhand verteld, want na wat onduidelijk gestamel omtrent wie hij was en waarvoor hij belde, sloeg het noodlot toe: in geen tijd werd hij neergesabeld door een salvo van vragen die identiteitsnummers, paspoortgegevens, officiële referentiecodes en adressen opeisten. En telkens wanneer hij enig idee had wat ze juist bedoelden, bleek dat papier onvindbaar of onbereikbaar, zoals die boekentas op de grond waarnaar hij vanop zijn bu-
22
reaustoel enkel reiken kon. Snakkend naar adem opende hij met zijn rechterhand deze en gene map, terwijl door de linker de hoorn extra hard tegen de slaap en mond werd geduwd, herhaaldelijk mummelend ‘un instant s.v.p. un instant’. Als oplossing uit deze chaos werd voorgesteld gewoon even terug te bellen naar een specifiek nummer waarbij de telefonische wachtlijst omzeild kon worden. ‘Merde’, als kers op de taart bleek in de weidse omgeving geen balpen te bespeuren. Zeker wetende dat die zich ergens moest bevinden, werd de laptop bij de horens (lees: het scherm) genomen en met één hand een halve meter de lucht in gezwierd van waarachter plots een balpen tevoorschijn kwam. Driftig kladde hij het nummer neer en even later met een zucht ook de hoorn. Een zweetdruppel parelde op zijn voorhoofd; wat een stressvolle beleving moet zo’n Antwerpse inleving wel niet zijn voor een Congolees. Maar hoe verging het ondertussen de zelfverklaarde meelever van deze inlever? Je kan wel verstaan dat tijdens dergelijke episodes van druk officieel telefoonverkeer je maar met moeite gefocust kan blijven op je eigen dagtaak. Echter, dit vormde slechts het tipje van de ijsberg. De eigenlijke ijsberg –’t is trouwens een wonder dat die met dergelijke binnenhuistemperaturen overeind kon blijven– bestond uit de totaal andere omgevingsbeleving van wat als een werkplek moest doorgaan. Voor de auteur van dit schrijfsel betekent dit voornamelijk een oase van rust waar ideeën gestaag tot volledige wasdom kunnen rijpen. Echter, dit was buiten de Congolese waard gerekend: werken kan je toch niet zonder de vrolijke muziek van Radio France International op de achtergrond, noch zonder het af en toe eens downloaden en afspelen van wat zwoele Afrikaanse ritmes ter afwisseling. Daarnaast betekent werken toch ook ‘het doen aan networking’, waarbij de telefoonfrequentie het succes ervan aanduidt. Simpele trucjes als het hebben van twee gsm’s worden hierbij gerust getolereerd. En succes had hij: van bij de eerste tot de laatste dag stond de telefoon roodgloeiend met ‘businesscontacten’ uit Kinshasa, Brussel, Amsterdam, Delft, Parijs en Bamako. En ik mocht steeds als eerste opnemen, om nadien secretaresse-gewijs de hoorn door te geven; mijn netwerk is blijkbaar niet zo uitgebreid. Tenslotte moest er toch ook wel echt gewerkt worden. Hierbij werd het volume van de ingebouwde computerluidspreker gehanteerd (in dit geval dus van de twee computers); door dit volume luid genoeg te zetten konden alle aanwezigen in de ruimte elk klikje, tabje of foutmelding aanhoren en met gerust gemoed concluderen ‘ha hier wordt hard gewerkt’. Ja, hij blijkbaar wel, maar ik, ik deed geen bal; ik observeerde, zweeg en berustte. Achteraf beschouwd, vraag ik me af of mijn Congolese inlever wel enig medeleven verdiende, en zo ja, wie zich dan wel bekommerde om de meelever van deze inlever. Een vraagje waaraan USOS gerust wat meer aandacht zou mogen besteden, wanneer deze zomer opnieuw een 20tal inlevers in evenveel Congolese en Marokkaanse meeleefgezinnen worden gedropt.
Wim Marivoet
THEMA INLEVEN
Wie leeft mee met de meelever van de inlever? Column
Journalist van het jaar bekent:
Waarheid is ver te zoeken
Wat is het nut van een inleefreis? Een druk bediscuteerde vraag, met onder meer als antwoord: je denkkader verruimen, zien dat er méér is dan dat wat je elke dag ziet, zien dat ‘anders’ ook gaat… Dit ‘vérkijken’ is echter niet vanzelfsprekend en wordt niet bepaald ondersteund in ons ‘werelddorp’, waarin we er vaak onterecht vanuit gaan dat we vandaag precies weten wat er gisterenavond laat in hartje Afrika gebeurd is. Dit is de grote aanklacht van Journalist van het Jaar 2006, Joris Luyendijk: media zijn niet zo objectief en onafhankelijk als wij denken. Na een inleefreis in Egypte wordt Luyendijk correspondent Midden-Oosten. Zijn ervaringen pende hij neer in twee boeken en leverden hem talrijke onderscheidingen op. Hoog tijd voor een proevertje… 1995: een jaar lang duikt Joris Luyendijk onder in de Egyptische samenleving. Doel: de relatie tussen islam en democratie onderzoeken en tegelijkertijd nagaan of je als Westerling kunt integreren in een vreemde cultuur. Samen met zijn medestudenten Muhammed de Feminist, Tantawi de Vrome, Ali de Piekeraar, Imad de Fundamentalist en Hazem de Liberaal ontdekt hij de finesses van het ‘gemiddelde’ Egyptische leven, die je niet terugvindt in de Westerse media. In zijn boek Een goede man slaat soms zijn vrouw legt Luyendijk via een aaneenschakeling van ontmoetingen en anekdotes de ziel van het moderne Egypte bloot. Vooroor-
delen sneuvelen aan beide kanten. Zijn scherpe analyse van de relatie tussen islam en democratie geeft een inzicht in schijnbare tegenstrijdigheden. Hij komt tot de conclusie dat er niet één islam is, maar een veelheid aan islams: de Koran biedt inspiratie aan humanisten, feministen, fundamentalisten,... Dé moslim bestaat niet; het heeft dan ook geen enkele zin te veralgemenen. Het schrijftalent dat Luyendijk in zijn debuut etaleert, brengt hem een aantal jaren later terug naar zijn geliefde Caïro: hij wordt correspondent Midden-Oosten voor de Volkskrant, NRC Handelsblad, het Radio 1 journaal en het NOS journaal. Als verslaggever wordt hij opnieuw geconfronteerd met de conclusie van zijn eerste boek: het gevaar van veralgemenen. Zijn boek “Het zijn net mensen - beelden uit het Midden-Oosten” wordt een bekentenis: een verslaggever © Hugo Keizer
is slechts een pion in een groot spel van poppetjes en touwtjes. Nieuws dat de nieuwsvolger bereikt is gefilterd, vervormd, gemanipuleerd en partijdig. Bijgevolg kunnen er grote vraagtekens geplaatst worden bij de beeldvorming in het Westen over het Midden-Oosten. Luyendijk beschrijft hoe berichtgeving ‘gemaakt’ wordt: de nieuwsdienst ontvangt het ‘nieuws’ van een persbureau (Reuters, Agence France Presse (AFP), Associated Press (AP),…) en stuurt de journalist naar het nieuwsgebied. Daar wordt deze opgevangen door de lokale persverantwoordelijke, die alles heeft klaarliggen: een dossier van ‘feiten’, foto’s, interessante aanknooppunten voor reportages,... Dit alles wordt vermalen tot een mooie bijdrage. Luyendijk drukt het gevolg stellend uit: “[…] het basiswerk van een correspondent is niet zo moeilijk. De redactie in Nederland belde dat er iets was gebeurd, ze faxten of mailden de persbureauberichten en die vertelde ik in mijn eigen woorden na op de radio, en verwerkte ze tot een artikel voor de krant. Daarom vonden mijn redacties het belangrijker dat ik ter plaatse bereikbaar was, dan dat ik op de hoogte was.” Omdat nieuws quasi onmiddellijk bericht moet worden, ontbreekt vaak de tijd om alle verhalen tot in de details te checken. Het logische gevolg
23
is dat de berichtgeving over een regio afhangt van de kwaliteit van de lokale PR-machine. Manipulatie is hierbij niet onbestaand... Zoals uit deze anekdote blijkt, waar Luyendijk op bezoek is bij een Arabische ambassadeur in Den Haag: “[...] en zette CNN aan. We zagen hoe in Bagdad op het Fardoes-plein [...] het kolossale standbeeld van Saddam Hussein omver werd getrokken. Juichende Irakezen schreeuwden in de camera en sloegen met schoenen op het beeld. ‘Thank you mister Bush!’ De presentator sprak plechtig van ‘een historisch moment’: de oorlog was ten einde. Een nachtmerrie was achter de rug. Bagdad viert de bevrijding. Met die kop zouden de volgende dag ook Nederlandse kranten openen. De ambassadeur zapte naar de Arabische zender Al-Jazira. Die bracht ook het Fardoes-plein, alleen lag in hun montage het accent anders. We zagen op hetzelfde plein Amerikaanse soldaten een Amerikaanse vlag triomfantelijk over het beeld van Saddam gooien. Daarna zagen we koortsachtig overleg en Amerikaanse soldaten die dezelfde vlag weer zo snel mogelijk weghaalden. Vervolgens liet Al-Jazira de juichende Irakezen van CNN zien, maar alleen van veraf gefilmd zodat duidelijk werd hoe weinig mensen eigenlijk op het plein stonden, en dat de meeste van een afstandje toekeken.” De volgende vraag is dan: wélk nieuws komt in het nieuws? Antwoord van Luyendijk: “Nieuws is wat afwijkt van het alledaagse en dus toon je wel de bommen in Zuid-Libanon, maar niet de alledaagse rust in Amman, Damascus, Cairo, Alexandrië, Homs, Hama, Zarqa en ga zo maar door”. “Voor ik naar Syrië ging, had ik op het nieuws beelden gezien van ‘woedende demonstranten in Syrië’. Geen wonder dat ik concludeerde: die mensen haten ons, je bent je leven niet zeker in Syrië. Wie alleen de uitzondering krijgt, gaat deze aanzien voor de regel.”
24
Een fout die vaak gemaakt wordt bij de beeldvorming over het MiddenOosten, is dat met Westerse ogen gekeken wordt naar een systeem waarin mensen fundamenteel ánders leven: het leven in een dictatuur verschilt fundamenteel van het leven in een democratie, maar de berichtgeving laat geen ruimte om deze bemerking elke keer weer genoeg in de verf te zetten. In een dictatuur bestaan er geen betrouwbare opiniepeilingen. “Ze hebben het over de Egyptische politie in plaats van over de Egyptische roversbende, over president Moebarak in plaats roverhoofdman Moebarak. Ze spreken van ‘demonstraties’ en niet van toneelstukjes, en van ‘parlementen’ in plaats van applausmachines.” Het is bijgevolg gewoon onmogelijk om te zeggen hoeveel aanhangers Al Qaeda, Hezbollah et cetera heeft, hoeveel mensen Nasrallah een ‘volksheld’ vinden, hoe groot de islamitische woede is over uitspraken van de paus,...
stuk minder dan met de ‘originele versie’...
Een laatste aspect dat Luyendijk aanklaagt in zijn boek is de keuze van de invalshoek en het onderwerp. Onpartijdige woorden bestaan vaak niet. Bijvoorbeeld: “Palestijnen die geweld gebruiken tegen Israëlische burgers zijn ‘terroristen’, Israëliërs die geweld gebruiken tegen Palestijnse burgers ‘haviken’ of ‘hardliners’. Israëlische politici de een geweldloze oplossing zoeken zijn ‘duiven’, hun Palestijnse tegenvoeters ‘gematigd’ – implicerend dat alle Palestijnen fanatiekelingen zijn. Je zag de twee maten het best als je het omdraaide: ‘De gematigde jood Shimon Peres heeft met zijn anti-islamitische toespraak grote onrust gezaaid bij Palestijnse duiven.’” Trouwens, we moeten het helemaal niet ver zoeken en kunnen ook wel in eigen boezem kijken om voorbeelden hiervan terug te vinden. Vertel de volgende mop eens op een familiefeestje: “Een Belg en een Nederlander zitten in een auto – wie rijdt er? Antwoord: de politie.” Denkt u dat er veel gelachen zal worden? Inderdaad, in elk geval een
Kris Aerts
Luyendijk brengt deze ‘aanklacht’ zeer luchtig, maar toch gevat. Het boek leest zeer aangenaam en brengt tegelijkertijd een balletje aan het rollen in je hoofd; de perfecte combinatie, dus! Het boek leent zich sterk tot extrapolaties. Mediavertekeningen zijn overal terug te vinden. Herinnert u zich de laatste maanden van vorig jaar? De VW-crisis. Het duurde niet lang voor ik de eerste petitie ontving tegen die Duitsers, die “weer eens ‘eigen volk eerst’ hanteren.” De Belgische kranten smeerden het breed uit: “VW trekt zich terug naar Duitsland: 4.000 tot 5.000 ontslagen in België!”. De Duitse kranten schreven hun eigen VW-tragedie: “20.000 (!!!) Duitsers verliezen hun job”. Het concept “eigen volk eerst” was dus duidelijk eerder van toepassing op de media...
MEER LEZEN
Joris Luyendijk. Het zijn net mensen - beelden uit het Midden-Oosten. Amsterdam: Podium, 2006. Een goede man slaat soms zijn vrouw. Amsterdam: Rainbow Pockets, 1998.
PRIKBORD
E
XPO: Exotische Conservaties
Het project Exotische Conservaties: beeldende stemmen over Zuid en Noord stelt een educatief creatieproces voor aan de studenten van de Universiteit Antwerpen met als einddoel een tentoonstelling met begeleidend boek. Thema van het project is beeldvorming over de ‘ander’ vanuit verschillende vertrekpunten: van Zuid naar Noord, van Noord naar Zuid en tussen sociale groepen in het Noorden en het Zuiden. Op deze manier toont het dat beeldvorming niet enkel eenrichtingsverkeer is en dat het een essentieel mechanisme vormt in de menselijke identiteitsopbouw. De tentoonstelling wordt georganiseerd door USOS en het Departement Taal en Letteren van de UA. De toegang is gratis.
16 24 02
APRIL 2007: Officiële opening van de tentoonstelling in het hart van Antwerpen op de Stadscampus (CST) met introductie van de promotoren, lezing van een Zuidgast, muzikaal optreden en
performances. De mobiele tentoonstelling zal hier van 16 tot 23 april te bezichtigen zijn. APRIL 2007: Verhuis van de tentoonstelling naar Campus Drie Eiken te Wilrijk en aldaar tot 30 april te bezoeken. MEI 2007: De tentoonstelling verhuist nogmaals, naar de Groenenborger-campus deze keer, waar ze tot 6 mei te bezichtigen blijft.
T
HEATER: W@=D@ In november is India aan bod gekomen, in decem-
Dit is een crossmediaal cultuurproject. Het heet
ber Mali. In januari en februari staat China in de kij-
crossmediaal, omdat er theatervoorstellingen aan
ker. Vanaf 14 februari is Mexico aan de beurt, want
te pas komen, een televisiereeks, een website plus
dan gaat de Mixico Impossible of de noodlottige
forum en een magazine. Telkens staat er één cul-
geschiedenis van Charlotte Van Saksen-Coburg in
tuur centraal en wordt een traditie of verhaal van
première in HETPALEIS te Antwerpen. Deze voor-
die cultuur belicht. Dit megalomane project loopt al
stelling is bestemd voor jongeren vanaf 14 jaar en
van november 2006 en gaat door tot maart 2007.
zal worden opgevrolijkt door de Kakkewieten. Suc-
Alle vier de W@=D@ voorstellingen zijn met en van
ces verzekerd dus! Tot 10 maart in de zalen.
Dimitri Leue en Pieter Embrechts, terwijl de rest van de acteurs en muzikanten wisselt per reeks.
CHECK: www.watisdat.be
25
FLESSENPOST KNOOPPUNTRELIGIES Toen de Noord-Ierse politie nog de Royal Ulster Constabulary (RUC) heette, bestond ze voor 96% uit protestanten. Een logische weerspiegeling van de traditionele machtsverhoudingen, maar sinds het Vredesproces kan zoiets natuurlijk niet meer. Het RUC werd daarom herdoopt tot het neutralere PSNI (Police Service of Northern Ireland) en zou voortaan voor de helft uit katholieken moeten bestaan. Dat laatste is echter buiten de oude demonen gerekend. Voor veel Noord-Ierse katholieken was het RUC niet meer dan een verlengstuk van het gehate Britse leger. In dienst treden bij de opvolger daarvan blijft dan ook een soort van landverraad. Gevolg is dat nog steeds slechts 21% van de Noord-Ierse politieagenten zich katholiek noemt. Maar ook voor knelpuntreligies bieden open grenzen een oplossing. Twee maanden geleden startte het PSNI een rekruteringscampagne met als specifieke doelgroep de Poolse gemeenschap. En met succes: bijna 1.000 Polen – in wiens thuisland 95% van de bevolking katholiek is – dienden al hun kandidatuur in. www.psni.police.uk DE NOORS-NEDERLANDSE GEDACHTE Bepaalde etnieën aanmoedigen tot immigreren op basis van de hun al dan niet terecht toegedichte eigenschappen doet ook Noorwegen. Omdat ook daar steden een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen op jongeren dreigt er ontvolking voor sommige plattelandsdorpen. Als scharnierfucties in een lokale economie zoals schilders, timmerlieden, bakkers en slagers niet meer ingevuld raken, tast dat immers de leefbaarheid van de hele gemeenschap aan. De Noorse overheid probeert deze vacatures in te vullen via emigratieprojecten gericht op makkelijk te integreren groepen. Nederlanders en Vlamingen zouden aan dit profiel beantwoorden omdat ze zich makkelijk aanpassen, polyglot zijn en hun culturen en talen sowieso al sterk op de Noorse lijken. www.norsk.nl ANTWERPEN, WAAR MAROKKANEN THUIS ZIJN Volgens een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen zijn Marokkanen gelukkiger in Antwerpen of Rotterdam dan in Brussel of Luik. Dit tot verbazing van de vorsers die hadden verwacht dat emigranten uit deze voomalige kolonie van Frankrijk zich beter zouden voelen in Franstalige steden. Voor Antwerpen en Rotterdam ging men er bovendien van uit dat de goede verkiezingsresultaten van respectievelijk het Vlaams Belang en Leefbaar Rotterdam in hun nadeel zou spelen. Niets blijkt minder waar: in Antwerpen en Rotterdam bleek de Marokkaanse levensvreugde een 7,4 op 10 waard, terwijl Brussel en Luik maar een 6,4 en 6,2 scoorden. Mogelijke verklaringen zijn dat je in een anderstalige omgeving niet verwacht er 100% in op te gaan zodat je daar dus ook niet in gedesillusioneerd kunt raken en dat het gewoon leuker wonen is in Antwerpen en Rotterdam. www.rug.nl Bewerkt door Goedroen Van Hove
26
Deze verhaaltjes voor het slapengaan komen ons toegewaaid uit Congo, waar ze gebruikt worden om lagere schoolkinderen Frans te leren.
La légende des moustiques
A
u village de Kilansaka vivaient deux jeunes mariés. Ils étaient heureux, rien ne venait troubler la paix de leur ménage. Un jour, la femme tomba malade, aucun remède ne parvint à la guérir et elle mourut. Son mari était inconsolable, il refusait de l’enterrer et voulait continuer à vivre près de son cadavre. Les gens du village ne purent supporter plus longtemps ce spectacle et cette odeur; ils refusait de l’enterrer et voulait continuer à vivre près de son cadavre. Il décida d’aller vivre sur l’eau et il emmena sur une piroque* les restes de sa femme. Il vivait ainsi depuis de longues années quand un génie lui apparut et lui dit: “J’ai le pouvoir de rendre la vie à ta femme.” Il piqua le doigt de l’homme, en fit jaillir une goutte de sang qui tomba sur le cadavre pourri. La femme reprit la vie et le génie laissa les deux époux à leur joie. Cette joie ne fut pas de longue durée. La femme remarqua bien vite que son mari avait vieilli, qu’il n’était plus fort et joyeux comme avant; elle décida de l’abandonner et, un jour qu’il était parti chercher des provisions au village voisin, elle s’enfuit. L’homme parvint à retrouver sa trace et alla lui reprocher son ingratitude. La femme, ne voulant plus avoir rien de commun avec lui, décida de lui rendre la goutte de sang qui l’avait ramenée à la vie. Elle tira son épingle* et s’en piqua le doigt; une goutte de sang tomba dans l’eau et, tout à coup, le corps de la femme s’affaissa: ce n’était plus qu’un amas de poussière. Cette poussière se mêla à l’eau du fleuve, se transforma en larves et bientôt en une nuée de moustiques. Ce sont ces moustiques qui nous harcèlent* et nous agacent* de leurs bourdonnements*. C’est la femme qui cherche à nous piquer et essaie de nous voler la goutte de sang qui lui rendra la vie une nouvelle fois. ** Woordenlijst ** une piroque: prauw une épingle: speld harceler: treiteren agacer: lastigvallen bourdonnement: gegons
Liefste
Column
J
a, er zijn veel allochtonen in België en zeker in Antwerpen. Sommigen doen het werk dat wij misschien hadden kunnen doen, anderen creëren zelf hun werk en tonen ons misschien mogelijkheden die we nog niet kenden. Sommigen komen hier dan weer studeren met een Belgische of Europese beurs, anderen betalen hun studies hier zelf. Sommigen komen naar België om bij hun familie te zijn, anderen omdat ze hier gelukkiger hopen te worden of omdat ze niet meer konden of wilden blijven leven in de toestand van het land waar ze vandaan komen.
THEMA INLEVEN
CONTES AFRICAINS
Ook veel Belgen gaan trouwens naar het buitenland, omdat ze denken daar gelukkiger te worden of om te leren van de nieuwe ervaringen die ze daar opdoen. Elke mens volgt zijn eigen weg en heeft zijn eigen verhaal. Veel Belgen lijken echter weinig te weten over de verhalen van mensen die niet oorspronkelijk uit België komen. Over deze mensen wordt vaak in zeer algemene of clichématige termen gesproken, gedacht of geschreven. Vaak worden ze eerder beschouwd als een maatschappelijke groep dan als verschillende individuen. Graag zou ik eens het persoonlijke verhaal van deze individuen horen, om de onpersoonlijkheid die in deze maatschappij vaak leeft te overstijgen, maar anderzijds vind ik dat ook ingaan tegen het idee van een ontmoeting. Een ontmoeting zie ik immers als het contact tussen twee of meerdere personen, dat misschien niet in woorden weer te geven is. Ik heb het gevoel dat vele mensen bang zijn voor dat contact, vooral dan met mensen die hen op het eerste gezicht vreemd lijken. Misschien is dit een grove beschuldiging, waarvoor dan mijn excuses, maar wat ik eigenlijk wilde zeggen is: heb geen vooroordelen over relaties, de liefde kan je overal tegenkomen – en natuurlijk niet alleen de liefde voor uw lief. Ik bedoel: af en toe hoor ik mensen zeggen dat ze nooit een relatie met iemand van een totaal andere culturele achtergrond zouden willen hebben, omdat dat toch niet zou werken óf omdat hun ouders dat niet zien zitten óf omdat dat zo onpraktisch is als de ene in het ene land woont of wil wonen en de andere liever in een ander land blijft. Ik vind het nogal vreemd dat deze mensen al weten dat een relatie niet werkt nog voor ze de persoon kennen waarmee ze die relatie zouden kunnen hebben. Ikzelf heb nooit zo duidelijk geweten dat het juist was om van iemand te houden dan van degene die totaal van mij verschilt, die vaak tegengestelde ideeën en idealen heeft, die de toekomst anders ziet dan mij, maar die wel openstaat voor alle verschillen die er tussen mensen zijn en wil leren van anderen. Ik zeg niet dat deze liefde praktisch is, dat we dezelfde weg voor ogen hebben en dat we voor eeuwig zullen samenblijven. Maar ik weet wel dat als je ervoor openstaat je van iemand kan houden, alleen maar omdat je het voelt en zonder dat er aan enige andere vereiste voldaan is – ook niet aan de zegen van je ouders. Fleur Leroy
27
Met de mond vol (vampieren)tanden Als wetenschappelijk medewerker van USOS tracht ik doorheen het jaar de studenten altijd bewust te maken over wat hun gedrag kan teweeg brengen in een interculturele context. Ik geef hun geen ‘tips and tricks’, ik geef hun enkel het inzicht dat ze een keer moeten stilstaan bij welke impact hun gedrag kan hebben en dat er natuurlijk ook een tegenpartij is die reageert op dit gedrag. Hoe meer ik hier mee bezig ben, hoe minder ik echter kan beslissen wat ik dan voor mezelf ‘goed’ gedrag zou vinden. Wel raakte ik er meer en meer van overtuigd dat ik me wel uit de slag zou trekken. Niet dus! Je komt toch situaties tegen waarin je het even niet meer weet, moet handelen, probeert in te schatten wat een juiste reactie zou kunnen zijn terwijl je beseft dat vergissen ernstige gevolgen kan hebben. Mijn eerste contact met de familie in het Tanzaniaanse dorp was verwarrend. Het was donker, de temperatuur was een goede 10 graden en ik werd naar mijn gastfamilie gebracht door de plaatselijke contactpersoon. De familie bestond uit een alleenstaande moeder met haar kinderen. Mijn gastzus was de enige die Engels kon spreken. De avond liep voor een stuk als verwacht. Na het avondeten zaten we ons allemaal op te warmen in de keuken, het gezin door thee, ik aan de blikken van de kinderen. De radio speelde en er werden enkele vragen gesteld. Op een gegeven moment kwamen de verlossende woorden “dat ik wel moe zou zijn en ik misschien beter kon gaan slapen”. De gastzus zou me naar het toilet buiten begeleiden met de gaslamp en daarna naar bed brengen. Op zich redelijk, ware het niet dat ik één van de mensen ben die niet naar het toilet kan gaan als er iemand op staat te kijken. Ik dus met een volle blaas naar bed. Een uurtje later lag ook mijn hele gastgezin onder de wol. Ik trok mijn schoenen terug aan en waadde door de modder naar het toilet. De volgende morgen vroeg mijn gastzus op een dwingende toon wat ik was gaan doen die nacht. Ik legde uit dat ik gewoon naar het toilet was gegaan, maar ‘gewoon’ bleek dat niet voor hen. Ze wou weten waarom ik hen niet had wakker gemaakt. Ik antwoordde dat ik dat niet nodig vond, aangezien ik het toilet zelf wel kon vinden. Ze sommeerde dat de volgende keer als ik ’s nachts naar het toilet moest, ik iemand van hen moest wakker maken om me te begeleiden. Ik kreeg de kriebels: moest ik hier nu gaan uitleggen dat ik niet presteer onder druk? Iets later drukte mijn gastzus me op het hart dat er vreemdelingen waren die ’s nachts bij de dorpelingen bloed wegzogen waardoor ze stierven. Ik antwoordde, misschien te snel, dat ik niet bang was voor deze vreemdelingen en het donker en dat ik in België dikwijls door donkere bossen moest fietsen. Ergens in mijn achterhoofd klonk het belletje dat je op tv-quizzen kan horen bij een foutief antwoord. Ik was verbluft! Nadat mij in India werd gevraagd hoe het met de koppensnellers in België zat, was ik me gaan verdiepen in de lectuur rond hekserij. Ik voelde me opgewonden en vertwijfeld tegelijk. Een rugzak vol kennis over hekserij en nu werd ik er in levende lijve mee geconfronteerd. Wat moest ik doen? Ik zat in dezelfde situatie die Frank Westerman in El Negro en Ik boekstaafde. Tijdens onderzoek in dorpen in de Andes werd hij ervan verdacht de vreemdeling te zijn die vet kwam wegzuigen omdat hij voor onderzoek ’s nachts waterstanden in de irrigatiekanalen wilde opmeten. Tijdens een ochtendwandeling met mijn gastzus volgde bevestiging van deze hypothese: ik bleek als vreemdeling dus ’s nachts niet alleen buiten te mogen omdat ik ervan verdacht werd een bloedzuiger te zijn. Wat moest ik doen? Zeggen dat ik niet bang was van bloedzuigers zou me enkel nog verdachter maken aangezien ik dan zeker een bloedzuiger moest zijn die door de anderen ongemoeid werd gelaten. Meer vragen stellen over de bloedzuigers zou eveneens argwaan wekken. Ik besloot om er dan maar voor te zorgen dat ik voor het donker naar het toilet ging. Helaas vergat ik dit een keer net voor het slapengaan. De gastzus maakte zich al gereed om me te vergezellen met de gaslamp, terwijl ik nog steeds met mijn goed bewaard geheim over mijn plasprobleem zat. Wat ik toen deed begrijp ik nog altijd niet, maar ik ging naar mijn kamer en kwam terug met mijn kampeerlamp. Ik vertelde dat dit de geesten en de vampiers wel zou afschrikken en trok naar het toilet. Ik weet niet of ze mij stiekem hebben gevolgd, want ik heb geen ogen op steeltjes (ook geen kwade) om achter een hoek te gluren. Maar toen ik terugkeerde naar de keuken stond heel de buurt voor het huis te kijken naar mij met mijn hoofdlamp. Ik maakte weer het grapje over bange geesten en er was hilariteit alom. Zelfs nu nog weet ik niet hoe de familie over me denkt, en ik hoop niet dat er iemand is ziek geworden kort na mijn vertrek. Het afscheid van de familie was hartelijk en koel tegelijk: handen werden geschud en dat was het dan. Toen ik mijn verhaal deed aan de lokale contactpersoon vertelde hij me dat zijn organisatie ook moeilijkheden had ervaren om programma’s op te starten. De meeste dorpelingen zagen hen als heksen die hen kwamen betoveren. Over hekserij bestaan reeds vele academische artikels, maar toch blijft het merkwaardig dat zowel in Peru, India als Tanzania er dorpen zijn met dezelfde metaverhalen over bloed- of vetzuigende vreemdelingen. Joris Michielsen
28
“Caminante, no hay camino, se hace camino al andar” Antonio Machado
In januari 2003 maakte ik een inleefreis naar België, een land dat helemaal anders is dan de Nicaraguaanse realiteit, die ik tot dan toe nog nooit had verlaten.
THEMA INLEVEN
Mijn eerste reis naar het buitenland
Nicaragua ligt in Centraal-Amerika en was Spaans territorium tot de onafhankelijkheid van 1821. De Nicaraguaanse geschiedenis werd getekend door oorlogen, buitenlandse interventies, dictators en revolutie. Tegenwoordig kent het een democratisch politiek systeem en heeft het 5.142.098 inwoners. De Verenigde Naties berekenden dat bijna 2,3 miljoen Nicaraguanen onder de armoedegrens leven. De meerderheid daarvan zijn vrouwen en kinderen. Deze mensen hebben een inkomen van één dollar per dag of minder en geen toegang tot gezondheidszorg of onderwijs, vooral niet als ze op het platteland wonen. Mijn verblijf in België veranderde mijn visie op de Eerste Wereld en vergrootte mijn engagement om te vechten voor een betere wereld en betere levensomstandigheden in mijn land. Deze inleefreis maakte deel uit van een uitwisselingsprogramma tussen een Belgische organisatie (USOS) en de Central American University (UCA) waar ik Business Administration studeerde. In februari 2002 begon een door de de universiteit gekozen groep van bijna 30 studenten uit verschillende studierichtingen en sociale programma’s zoals de vrijwilligerswerking waarin ik actief was, aan de selectieprocedure. Deze ervaring was op zich al erg boeiend omdat ik zo kennismaakte met mensen die uit een ander deel van het land kwamen, iets anders studeerden of verschilden qua leeftijd, gender, sociale status, godsdienst of politieke opvattingen. Gedurende 8 maanden vonden er verschillende activiteiten plaats om elkaar beter te leren kennen en selecteerden we de beste kandidaten voor de inleefreis. In oktober 2002 werd ik samen met 6 andere meisjes en 1 jongen uitgekozen voor de trip. Ik was erg verbaasd en opgewonden, omdat ik nog nooit in het buitenland was geweest en een exposure zo veel meer zou zijn dan een plezierreisje. Voor de trip zat ik met veel vooroordelen en stereotypen over Europa, meestal overgenomen uit de media. Zo zouden Europeanen koud en ernstig zijn en de rol van familie in het leven niet naar waarde schatten. Ik dacht ook dat armoede in Europa niet bestond (of op z’n minst toch niet zoals in Latijns-Amerika) en ze er een egalitair economisch systeem hadden. Deze vooroordelen en stereotypen waren na mijn reis verdwenen. Mijn verblijf in België duurde bijna een maand en was een unieke ervaring omdat ik ze kon delen met mijn Nicaraguaanse collega’s, Belgen en mensen uit plaatsen zoals Rwanda, Nederland en Latijns-Amerika. Ik had het geluk bij 2 gezinnen te kunnen logeren, en niet, zoals sommige van mijn vrienden, bij op zichzelf wonende kotstudenten. Deze gezinnen ontvingen mij als een volwaardig familielid en vertelden mij over de Belgische cultuur, hun levenservaringen en opvattingen over allerlei onderwerpen. Tijdens de inleefreis kon ik ook de armoede en sociale problemen in de Eerste Wereld zien, zoals de migratie vanuit Marokko, Turkije, Afrika en Zuid-Amerika (vooral Bolivië en Peru). Zo besefte ik dus dat armoede geen exclusief probleem van Derde Wereldlanden is. Zoals ik al zei, verdwenen mijn vooroordelen en stereotypen tijdens de reis en denk ik nu anders over Europa en de Europeanen, ook al is België niet heel Europa. Ik vind onze culturen nu gewoon anders zijn in veel opzichten. De Europese humor is bijvoorbeeld eerder sarcstisch en ironisch, terwijl de onze meer direct en voor de hand liggend is. We hebben ook verschillende manieren om liefde en vriendschap te tonen, Nicaraguanen zijn extrovert bij het uiten van genegenheid (en ook van slechte gevoelens) en Europeanen zijn op dat vlak introverter en gereserveerder. Deze verschillen betekenen echter niet dat de ene cultuur beter is dan de andere; ze verrijken onze relaties net en leren ons hoe we tolerant kunnen zijn. Sinds de inleefreis vind ik dat de verschillen tussen culturen en levenswijzen wereldwijd op zich niet goed of slecht zijn, maar gewoon anders en dat we elkaar moeten respecteren en van elkaar leren als sleutel tot vrede. De trip sterkte me ook in de overtuiging, die ik opdeed als vrijwilliger, dat het belangrijk is te vechten voor een eerlijkere wereld. Ik weet dat ik geen wereldproblemen kan oplossen, maar met mijn kennis en mogelijkheden kan ik veel dingen veranderen in mijn buurt, stad, land en andere plaatsen.
Tania Ninoska Paz Mena (vertaald door Goedroen Van Hove)
29
Cara Nicaragua Fotoreportage door Evelien Paessens en Dieter Wijffels
© DW
juli en augustus 2005: USOS-inleefreis met 7 studenten in Nicaragua
© EP
Wil jij een van de volgende fotoreportages verzorgen? Laat het ons weten via de site! www.verrekijkers.org
© EP
oktober 2006: onder Enrique Bolaños besluit het parlement tot volledig abortusverbod zonder uitzondering; de senaat stemt in met deze strenge wet!
© EP
© EP
januari 2007: sandinist Daniel Ortega wordt ingehuldigd als nieuwe ‘oude’ president en start reeds onderhandelingen met de VS: wolf in schaapskleren?
© EP
© EP
Š EP
Colofon Hoofdredactie: Redactie: Eindredactie: Vormgeving: Illustratie: Website-beheer:
Dieter Wijels Lisbeth Jaspers, Tobi Lancsweert, Fleur Leroy, Evelien Paessens, Goedroen Van Hove Tobi Lancsweert, Evelien Paessens, Goedroen Van Hove, Eline Versluys Tobi Lancsweert, Evelien Paessens, Monica Van Fleteren Marjan Goedhart Monica Van Fleteren
Medewerkers:
Kris Aerts, Tom De Schryver, Wim Marivoet, Joris Michielsen, Tania Ninoska Paz Mena
Verantwoordelijke uitgever: Joris Michielsen - Prinsstraat 13 - 2000 Antwerpen
www.verrekijkers.org