APRIL
Verrekijkers 11.01.indd 1
2010 # 1 JAARGANG IV WWW.VERREKIJKERS.ORG
7/04/2010 22:35:56
Universitaire ontwikkelingssamenwerking
4
Redactie:
TERUGBLIK OP EEN INLEEFREIS
Karolien Berger, Sabrina Ceurvelts,
...... 25 jaar inleven in het Zuiden
Bas De Roo, Koen Huysmans, Tobi
DOSSIER: UNIVERSITAIRE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 7
...... Academische synergie langs de goede hoop
8
STEM VAN DE STUDENT
Lancsweert, Hans Moens, Daan Neels, Judith Nuijen, Dries Rombouts, Charlotte Van Dyck, Monica Van Fleteren, Janus Verrelst, Karolien Vrints, Dieter Wijffels
Lay out:
DOSSIER: UNIVERSITAIRE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 10 12
...... Belgen zetten Congo op de Internettrein ...... Hete hangijzers
14
STAGE IN HET BUITENLAND
Wouter Moons
Cover Foto: Daan Neels
...... Over de lerarenopleiding met Rita Heyrman Werkten mee:
16
FILMRECENSIE: ENJOY POVERTY (PART III)
17
RECEPT MET RESPECT
Anne Becker, Steffie Bosmans, Lisa Dewint, Joris Michielsen, Wout Schildermans, Joris Wauters
18
FOTOREPORTAGE: DIERGENEESKUNDE IN ETHIOPIË
21
COLUMN
Janus Verrelst
DOSSIER: UNIVERSITAIRE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING 22 24 26 28 30 33
Verantwoordelijke uitgever:
...... ...... ...... ...... ......
Interview met medeoprichter Stefaan Marysse De rat van Pavlov Dynamics of building a better society "De Haitianen zullen hun land heropbouwen" Over in-, door- en uitstroom, zalmen en watervallen. ...... Buitenlandse studenten in Vlaanderen
Prinsstraat 13 - 2000 Antwerpen
met de steun van:
VIND NOG MEER OP WWW.VERREKIJKERS.ORG & ONZE FACEBOOK PAGINA! VERREKIJKERS, JE KIJK OP DE WERELD! anneer u dit leest begint u waarschijnlijk de stress van de examens al lichtjes te voelen. Misschien denkt u al aan de heerlijke vakantie daarna of aan het Erasmusverblijf dat volgend jaar gepland staat. Want zoals het leven meer is dan werken alleen, is onderwijs meer dan cursussen blokken. TD’s, cantussen en tooghangen horen er ook bij. Maar de leermogelijkheden van uw universiteit stoppen niet aan de drempel van uw favoriete studentencafé. Meer en meer opent de universiteit haar ogen voor het verre en soms vreemde buitenland. En maar goed ook, want
W
de studenten die vandaag hun broek verslijten op de UA zullen morgen hun strepen moeten verdienen in een geglobaliseerde economie. Wat interculturele talenten in de rugzak zijn dan altijd welkom. U doet er dus goed aan eens te kijken naar de buitenlandse kansen die uw alma mater te bieden heeft. Verrekijkers ging alvast een kijkje nemen bij een paar universitaire projecten in het Zuiden. Dat samenwerken met specialisten uit een andere cultuur niet altijd van een leien dakje loopt hoeft u niet te verbazen. Maar zijn gemakkelijke ervaringen ooit interessant?
2 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 2
7/04/2010 22:35:58
Gerlinde Verbist, voorzitter USOS (Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking)
Voorwoord
DE MINDER BEWANDELDE WEG E
nkele weken geleden werd het Vlaamse universitaire landschap door elkaar geschud: een professor in de filosofie moest de KULeuven verlaten omdat hij op grote schaal plagiaat had gepleegd. Filip Reyntjens, Afrikakenner aan de UA, reageerde hierop met een kritische reflectie over de ‘perish or publish’-cultuur: academici moeten zich hoofdzakelijk bezighouden met het publiceren in ‘internationale peer-reviewed tijdschriften’ of er is voor hen geen plaats aan de universiteit. Kwalitatief hoogstaand onderzoek is natuurlijk belangrijk voor een universiteit, maar door zo eenzijdig de nadruk te leggen op publicaties dreigen andere maatschappelijk of ontwikkelingsrelevante activiteiten stevig onder druk te staan. Het vraagt om een bezinning over de missie van de universiteit. Louis Van Bladel, één van de vroegere rectoren van de UFSIA, stelde de volgende drie pijlers voorop als basis voor een universiteit: wetenschappelijke expertise, een gevoeligheid voor sociale rechtvaardigheid en spirituele diepgang. Vanuit dit perspectief is het evident dat universiteiten in hun onderzoek en hun onderwijs oog hebben voor de minder bedeelden. Hier maar zeker ook in het Zuiden. Onderzoek naar mechanismen van uitsluiting en onderdrukking zijn hiervoor essentiële ingrediënten. Wat zijn de hefbomen voor maatschappelijke verbetering? Kunnen universiteiten door samen te werken met onderzoeksinstellin-
gen in het Zuiden bijdragen tot ontwikkeling? Een dergelijke samenwerking op lange termijn vraagt veel doorzettingsvermogen, geduld en luisterbereidheid, maar ervaringen van partnerschap op de Universiteit Antwerpen met instellingen in bijvoorbeeld Congo en Nicaragua tonen aan dat gelijkwaardige partnerships wel degelijk een verschil kunnen maken. Ook in het onderwijs is ruimte nodig voor reflectie over verdelings- en ontwikkelingsvraagstukken. Het is belangrijk om jongeren te stimuleren om zich te verdiepen in thema’s van sociale rechtvaardigheid en ook interculturaliteit. Samenwerken met partners uit het Zuiden betekent immers ook leren omgaan met verschil, met andere culturen die soms vreemd en soms vertrouwd lijken. In dit verband geef ik graag het laatste woord aan Jef Van Gerwen, de tweede voorzitter van de Universitaire Stichting voor O ntwikkelingssamenwerking : “Hoe vaak hebben we geleefd alsof er maar twee mogelijkheden bestonden in de omgang met het vreemde of de vreemde: de ander moest van ons gescheiden leven (apart), of worden zoals wij (beschaafd, gekerstend)? Was dat niet het motto van de kolonisatie, en van de moderne tijd? Hoe weinig is de smalle weg verkend, de enige die ten leven voert: dat de andere mens in mijn huis mag komen, en ik in het zijne, en dat wij samen een nieuw huis maken, waarin plaats is voor ons beiden?” Verrekijkers — 3
Verrekijkers 11.01.indd 3
7/04/2010 22:36:00
Terugblik op een inleefreis
Tekst: Janus Verrelst & Dieter Wijffels
— Foto: Daan Neels
25 JAAR INLEV IN HET ZUIDEN een rondetafelgesprek met drie generaties van USOS USOS stoomt al 25 jaar lang studenten klaar voor inleefreizen, oftewel ‘exposures’. Geboeid door de vele verhalen besloot Verrekijkers jong en oud samen te brengen. Een interview met drie inleefreizigers uit drie verschillende generaties met drie verschillende bestemmingen. Geert Lauwers trok in 1989 op exposure naar Nicaragua en werkt nu op de Dienst Samenleving van de stad Antwerpen. Marleen Baetens ging naar India in 1999 en werkt voor het IOB (Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -Beheer), waar ze de kwaliteit van het onderwijs bewaakt. Matthias Verbergt maakte vorig jaar de exposure naar Marokko mee en is student Rechten. Wat studeerde je tijdens het jaar van jouw exposure en wat volgde daarna?
Geert: Ik studeerde rechten en later antropologie. Nu, twintig jaar later, ben ik getrouwd en heb ik kinderen waarvan de oudste al naar het middelbaar gaat. Eerst kwam ik in het vluchtelingenwerk terecht. Later maakte ik de overstap naar het beleid rond de vluchtelingenproblematiek en integratie. Nu werk ik als afdelingshoofd voor de Dienst Samenleving van de stad Antwerpen waar onder andere de Dienst Levensbeschouwingen en Ontwikkelingssamenwerking onder vallen. Eigenlijk zijn dit nog altijd de thema’s die ik uit mijn USOS-periode heb meegepikt. Ik ben immers bij USOS terecht gekomen via de pastorale dienst. In die tijd was ‘Zomaar een Dak’ de plaats waar alles wat een beetje progessiever en links was, samenkwam. Ik heb nog net de beginperiode van USOS mogen meemaken. Via USOS heb ik ook mijn vrouw leren kennen. Zij trok twee jaar na mij op exposure naar Nicaragua.
Marleen: Toen ik tien jaar geleden op exposure naar India ging, zat ik in mijn eerste jaar ‘pol en soc’. Nadien heb ik gekozen voor de politieke wetenschappen, meerbepaald de internationale politiek waar ik mij verdiepte in de Europese politiek. Ik ben een paar jaar onderzoeksmedewerker geweest aan de UA en heb ook een tijdje als mandaatassistent gewerkt. Uiteindelijk maakte ik de overstap naar het IOB. Daar vond ik natuurlijk weer de link met culturele diversiteit. Op het IOB, met zijn veelheid aan buitenlandse studenten, beleefde ik opnieuw de confrontatie tussen mijn eigen cultuur en de cultuur van anderen. Ik ben verantwoordelijke voor de kwaliteitszorg van het onderwijs en evalueer de vakken en de docenten. Via focusgroepen kom ik in contact met de buitenlandse studenten. Zo leer ik veel bij over de verschillende onderwijsvormen. Mijn ervaring met USOS geeft mij het voordeel daar op een andere, meer bewuste manier, tegen aan te kijken. Op inleefreis was ik voor veel kinderen de gedoodverfde moeder. Ik vond dat een van de leukste din-
gen aan die reis. Ondertussen ben ik getrouwd en is er een derde kindje op komst. Ik denk dat veel inleefreizigers van toen daar nu wel even bij zullen gniffelen.
Matthias: Ik volgde vorig jaar mijn eerste bachelor rechten en zit nu in het tweede jaar. Zoveel is er dus nog niet veranderd sinds ik naar Marokko ging. In het laatste jaar van de middelbare school waren we van plan om op inleefreis te gaan maar dat is toen helemaal niet doorgegaan. Toen ik ontdekte dat er ook zoiets op de universiteit bestond, was ik in de wolken. Ik ben heel blij dat ik naar Marokko ben geweest. Er waren uiteindelijk maar vijf mensen – wat erg weinig is naar USOS-normen – maar dat is uiteindelijk heel goed meegevallen omdat het echt goed klikte binnen de groep. Tot nu toe was dit mijn mooiste ervaring ooit. Wat herinneren jullie je eigenlijk nog van de exposure?
Geert: De eerste drie weken verbleven we in de hoofdstad Managua bij een gezin. Daarna trokken we voor twee weken naar een gezin in Masaya, op het platteland. In 1989 was Nicaragua nog in burgeroolog. Sommige delen van het land waren niet zo toegankelijk. Het verblijf bij de families heeft veel indruk op me gemaakt. In de hoofdstad woonde ik in de volkswijk ‘Primero del Mayo’ en ondanks de armoedige omstandigheden werden we daar met open armen ontvangen. Dat was fantastisch! Het waren echt heel moeilijke tijden voor die mensen. Er gold een handelsboycot van de VS. Ik herinner mij dat we blij mochten zijn als we Bulgaarse confituur op onze boterham kregen.
4 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 4
7/04/2010 22:36:02
Tekst: Janus Verrelst & Dieter Wijffels
— Foto: Daan Neels
Terugblik op een inleefreis
VEN N Matthias Verbergt, student Rechten, ging in 2009 naar Marokko
Marleen Baetens, studente Pol & Soc, ging in 1999 naar India
Geert Lauwers, student Rechten, ging in 1989 naar Nicaragua
Marleen: Wij zijn zes weken weggeweest. De eerste week was in de stad Delhi. Daar kregen we vooral lessen over verschillende thema’s als het kastensysteem en man-vrouwverhoudingen. Nadien gingen we naar Ranchi, een klein provinciestadje, waar we verbleven in een school. We hadden daar natuurlijk wel contact met de studenten, maar we verbleven nooit in een gastgezin . Daarom was het groepsgevoel heel belangrijk. Ik heb daar veel uit geleerd: hoe het is om met een groep samen te leven en samen geconfronteerd te worden met allerhande zaken. Vanuit die school zijn we in groepjes van twee een aantal keren op uitstap geweest naar parochieposten. Dat vond ik het meest intensieve gedeelte: helemaal uit je eigen vertrouwde leven komen. Op die ‘field trips’ was het contact met de mensen
Belgische Marokkanen uit Antwerpen en Sint-Niklaas. Zij waren uitgenodigd door de Marokkaanse minister voor Marokkanen in het buitenland. Het was boeiend om te zien hoe de Belgische Marokkanen met hun moederland omgingen. We zijn met een bus op rondreis gegaan van Oujda naar Rabat . Zo hebben we Noord-Marokko uitgebreid kunnen bezichtigen en dat met die veertig toffe mensen die we goed hebben leren kennen. Vanuit Rabat zijn we helemaal teruggereisd naar het noordoosten om daar met ons vijven in een gastgezin te verblijven in een dorpje in het voorgebergte van de Atlas, vlakbij de kust. Het gastgezin had geen kinderen, en zo werden wij voor tien dagen hun kinderen. Het gezin stelde ons meteen aan iedereen in het dorp voor. Meer dan vijftig percent van de bevolking in dit afgele-
jecten bezocht die opgezet zijn door de Antwerpse vzw Imane (Initiatief Marokkaanse Netwerken). Deze vzw telt voornamelijk migranten uit deze regio. Met gerichte financiële steun probeert Imane de regio verder te ontwikkelen. De vzw zet projecten op rond ondermeer olijfteelt, bijenteelt en irrigatie. De laatste week trokken we van het bergdorpje naar Tanger. Dat was een hele metamorfose. Tanger is in vergelijking met het bergdorpje een heel verwesterde stad.
“DAN STA JE DAAR MET JE MOOIE KLEREN, MET AL JE KANSEN EN KEUZEMOGELIJKHEDEN, NIET WETENDE WAT JE WILT MET JE LEVEN” heel direct en kwamen we het dichtst bij de dagelijkse realiteit in India.
Mat thias : Onze inleefreis duurde iets meer dan vier weken. De eerste tien dagen reisden we samen met een groep van een 40-tal
gen dorpje is geëmigreerd naar Europa. Eén keer in het jaar komen die allemaal terug en zijn de families herenigd. Dan is het feest. Net op dat moment kwamen wij daar toe. We hebben dan ook een fantastische ontvangst gekregen. Vanuit dit dorpje hebben we pro-
Aan wat houd je de sterkste herinneringen over?
Geert: Het aangrijpendste aan de exposure was het leven op het platteland in Masaya. Het schrille contrast met het leven dat we hier leiden, was toch wel een shock. Onze gastfamilies leefden in een huis van steen en hout, de keuken was buiten, de kippen en de varkens liepen mee los in huis rond. We sliepen in een geïmproviseerd bed bestaande uit twee balken met een doek ertussen gespannen. Al snel stond ik vol vlooienbeten. Kinderen liepen er blootvoets bij. Je bent 20 jaar, vol idealen en verwachtingen en daar ontmoet je dan Nicaraguanen die in hele moeilijke omstandigheden anderhalf jaar lang bij de boeren gaan wonen om hen te helpen leren lezen en schrijven. Dit alles met het risico ziek te worden zonder enige medische hulp in de buurt. Ik herinner me nog een vrouw wiens vader kolonel was bij de Guardia Nacional van de dictator Verrekijkers — 5
Verrekijkers 11.01.indd 5
7/04/2010 22:36:03
Terugblik op een inleefreis Somoza. Hij had gebroken met de hele familie om haar idealen te volgen en bij de Sandinisten te gaan. En dat allemaal uit de hoop en overtuiging dat
Tekst: Janus Verrelst & Dieter Wijffels
king met Nicaragua. We waren er echt wel de enige blanken. We werden als koningen onthaald: kinderen die liedjes komen zingen en je in mooie kolo-
— Foto: Daan Neels
sterk verlangen naar Europa. In de bergen leefden we nog relatief dicht bij de ‘beschaafde wereld’: er was elektriciteit en elke dag werd er water gebracht.
“TOT NU TOE WAS DE INLEEFREIS MIJN MOOISTE ERVARING OOIT” je samen de wereld kunt veranderen. Als ik kijk naar onze eigen levens dan weet ik niet of we daartoe bereid zijn. Veel mensen in het Zuiden leven in een context waarin ze keuzes met zeer verstrekkende gevolgen maken.
Marleen: De kleine ervaringen hebben mij het meest aangegrepen. Bijvoorbeeld de vrouwen uit lagere kasten die je gewoon niet durven aankijken; het is hen fysiek aan te zien dat ze helemaal onderaan de ladder staan. Of het leven in groep, hoe iedereen omging met de confrontaties. Ik herinner mij ook de school in Ranchi waar heel veel verwaarloosde kinderen tegelijk woonden en les volgden. Daarna volgde de eerste zwijgzame terugtocht in de jeep. Ik heb nog een foto waarop we het allemaal stilletjes zitten te verwerken. De school in Ranchi is trouwens een van de projecten die ik ben blijven opvolgen. Andere ervaringen die me zijn bijgebleven waren de confrontatie met je behoefte aan privacy en het straatleven in Calcutta. Qua verblijf was het vrij luxueus in vergelij-
niale stoelen duwen, terwijl de meeste van die kinderen in grote armoede leven en dromen van een betere toekomst. En dan vragen ze je: ‘What is your aim in life?’ Dan sta je daar met je mooie kleren, met al je kansen en keuzemogelijkheden, niet wetende wat je wilt met je leven. Matthias: Mijn exposure verschilt erin dat Marokko vandaag een enorme drive heeft en minder open armoede kent als Nicaragua en India De huidige koning heeft bijna een revolutie ontketend door nieuwe wetgeving, verbetering van de positie van de vrouw, hervorming van het huwelijk. Maar er zijn enorm veel verschillende snelheden wat ontwikkeling betreft. Op het platteland gaat het allemaal veel langzamer. Ik houd een heel sterke herinnering over aan een avond aan de kust in Tanger. Het was een of twee uur ’s nachts. We gingen op de rotsen zitten. En daar zie je letterlijk honderden mensen gewoon een hele nacht zitten kijken, muisstil, naar de lichtjes van Europa. Dat moment vond ik onvoorstelbaar. Er is een zeer
Dan ga je op stap in de bergen, langs paden waar enkel een muilezel zijn weg vindt, om aan te komen in een onooglijk klein dorpje waar niets is, enkel wijdgestrekte bergen. Het dorp is niet meer dan een dorpsplein met huisjes in een vierkant errond. De mannen zitten in een gebouwtje dat dienst doet als theehuis te slurpen aan hun glas. Dan pas besef je wat een druk leven wij leiden en wat wij allemaal willen doen in dat ene leven. Heeft deze ervaring een invloed gehad op hoe je verder in het leven stond en staat?
Geert: Misschien is er soort tolerantie ingeslopen naar andere levenswijzen. Er zijn verschillende manieren om je leven te organiseren en te leven; het ene is niet per sé beter dan het andere. Marleen: Ik heb meer aandacht voor de culturele en familiale invloed op mijn leven. Ik weet nog dat wij enorm hebben genoten van een Anglicaanse kerk in India, gewoon omdat het zo herkenbaar was. Je beseft dat ook andere mensen de dingen ervaren vanuit hun eigen achtergrond en context. Matthias: Ik kan beter relativeren. Ons gastgezin in Marokko was een heel goed paar. Ze deden alles samen en waren zo voornaam. De man hielp ook echt in het huishouden. En toch was die vrouw nog nooit buiten haar dorp geweest. De man is zonder zijn vrouw naar België getrokken. Wij denken dan: ‘Dat is toch niet normaal!’ Maar als je ziet wat de situatie was, als je weet wat die vrouw daarover zegt, begrijp je beter waarom een man zijn vrouw achterlaat.
Geert, Matthias & Marleen duiden op de globe aan waar ze hun exposure doorbrachten 6 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 6
7/04/2010 22:36:13
Tekst: Janus Verrelst
— Foto: Janus Verrelst
Dossier: UOS
Universiteit Antwerpen en Zuid-Afrikaanse universiteiten versterken elkaar in gezamenlijk onderzoek
ACADEMISCHE SYNERGIE LANGS DE GOEDE HOOP
professor Van Rensburg en professor Christo Heunis
Z
uid-Afrika deed na het einde van de Apartheid grote inspanningen om de ongelijkheden tussen haar universiteiten recht te trekken. Sterkere universiteiten werden gedwongen om fusies aan te gaan met universiteiten die tijdens het Apartheidsregime benadeeld werden. Sindsdien is er veel veranderd, maar een toverformule is het nooit echt geworden. Vele universiteiten blijven ongelijkheden met zich meedragen. Hier wordt internationale samenwerking interessant. Universiteiten kunnen elkaar versterken door de diensten waarin ze zich gespecialiseerd hebben aan elkaar aan te bieden. Zo ontstaat er een synergie die beide partijen ten goede komt. Universiteit Antwerpen vervult hier een bescheiden, maar niet te miskennen rol. De UA engageert zich in verscheidene samenwerkingsprojecten met een aantal Zuid-Afrikaanse universiteiten. Tijdens een recente rondreis in Zuid-Afrika besloot ik om twee samenwerkingsprojecten te bezoeken. Ik trok naar de universiteit van de provincie Vrijstaat en van de provincie Limpopo. De rurale provincies hebben met elkaar gemeen dat ze geconfronteerd worden met hoge armoede- en hiv-cijfers.
VRIJSTAAT: PIONIERSWERK ROND HIV EN AIDS In het rustige Bloemfontein word ik hartelijk ontvangen door professor Christo Heunis. Professor Heunis is een medisch socioloog, verbonden aan het Centre for Health Systems Research and Development (CHSR&D) aan de Universiteit van Vrijstaat. Dit instituut, dat sociaal-wetenschappelijk onderzoek doet naar hiv- en tuberculoseproble-
matiek, vindt erkenning in Antwerpen. De UA besloot om in april van dit jaar professor Dingie Van Rensburg, directeur van CHSR&D, een eredoctoraat te geven. Dat Zuid-Afrika te maken heeft met hoge hiv-cijfers, is algemeen geweten. Dat het land ook moet afrekenen met een van de hoogste tuberculosecijfers ter wereld, is minder verspreid nieuws. Beide ziektes hebben echter wel met elkaar te maken. Bij personen met een hiv-positieve status die niet worden behandeld, is de kans op het krijgen van actieve tbc veel hoger dan bij personen met een hiv-negatieve status. Om tbc te bestrijden is het dus belangrijk om hiv te behandelen. Na jaren van aarzeling vanuit de regering zijn vandaag anti-retrovirale middelen (ARV’s) voorhanden, zij het dat een groot deel van de bevolking er geen toegang toe heeft door een tekort aan financiële middelen en medisch personeel. De ARV-therapie geeft mensen met hiv niet alleen een langer leven, het remt bovendien de verspreiding van het virus af. Helaas blijkt een ARV-behandeling minder vlot te verlopen dan aanvankelijk gedacht. Het onderzoekscentrum probeert daar vanuit een sociologisch perspectief verklaringen voor te vinden. Professor Heunis geeft als één van de voornaamste redenen een andere culturele omgang met geneeskunde aan. Heel wat Zuid-Afrikanen consulteren naast de gewone dokter ook een traditionele geneesheer. Deze geneesheren schrijven geen ARV’s, maar geneesmiddelen op basis van kruiden en planten voor. Bij een ARV-behandeling is een gedisciplineerde opvolging van de medicijnenkuur letterlijk van levensbelang. De behandeling kan echter wel leiden tot heel wat neveneffecten zoals misselijkheid en huidirritatie, wat bij heel wat mensen wantrouwen wekt en sommigen doet overschakelen naar traditionele geneesmiddelen. Professor Heunis concludeert dat er een tekort aan ‘sociaal kapitaal’ is. Hiermee bedoelt hij dat heel wat Zuid-Afrikanen te weinig omringd worden door vertrouwensfiguren en mensen met een coachfunctie. Hierdoor gaan ze snel de moed verliezen om de ARV-behandeling voort te zetten. Deze conclusie werd mee ingegeven door het Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO) aan het departement sociologie van Universiteit Antwerpen. Het departement sociologie heeft een lange traditie van samenwerking met dit instituut. Verschillende professoren vonden reeds hun weg naar Bloemfontein. Vandaag werkt de jonge onderzoeker dr. Edwin Wouters nauw samen met het CHSR&D. Het CHSR&D leverde hem een dataset van 1000 hiv-patiënten om mee te werken. De combinatie van de ervaring in het veld van het CHSR&D en de sociologische en statistische kennis van Edwin bracht verscheidene artikels voort die het Verrekijkers — 7
Verrekijkers 11.01.indd 7
7/04/2010 22:36:16
Dossier: UOS begrip van de sociale aspecten van hiv/aids vergroten en relevante beleidspistes aanreiken.
LIMPOPO: EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK Van het rustige Bloemfontein trek ik verder naar het broeierige Limpopo. In de provinciehoofdstad Polokwane ontmoet ik professor Dirk Wessels van de Universiteit van Limpopo. Deze universiteit zag het licht na de fusie tussen the University of the North en de medische universiteit MEDUNSA. Professor Wessels neemt me mee in zijn ‘bakkie’ (pick up) naar de campus ‘Turfloop’. Deze campus was vroeger de University of the North. Het was tijdens Apartheid een wat men noemt ‘historisch benadeelde universiteit’. Het was een plek waar mensen met een niet-blanke huidskleur les kregen en waarin de Apartheidsregering niet te veel wilde investeren. Mijn gastheer leidt me rond op de campus. De nieuwe gebouwen maken duidelijk dat hier de laatste jaren sterk is geïnvesteerd. De studenten van deze universiteit moeten immers de toekomst worden van de ontwikkeling van dit gebied. Daar wil Universiteit Antwerpen graag mee in investeren. Recent werd een voorstel voor een institutioneel samenwerkingsakkoord tussen de Universiteit van Limpopo en Universiteit Antwerpen goedgekeurd door VLIR-UOS. Dit betekent dat het project heel wat middelen krijgt om op een duurzame manier aan samenwerking te doen. De onderzoeksprojecten gaan van waterbeheer naar voedselzekerheid tot beheer van infectieziektes. Het gaat dus om een inter-
Boven: Tekst: Janus Verrelst
— Foto: Janus Verrelst
disciplinair project, en zo hoort het, want humane ontwikkeling is meer dan de ontwikkeling van één academisch domein. Mijn gastheer, de lokale coördinator van het project, steekt zijn enthousiasme niet onder stoelen of banken. Hij is vooral opgetogen over het feit dat de lokale bevolking mee betrokken wordt. De vertegenwoordigers van de omliggende dorpen zullen meehelpen aan het goed verloop van de onderzoeken. Uiteindelijk zullen de onderzoeksprojecten zowel voor Limpopo als voor de UA een aantal wetenschappelijke artikels opleveren. Zo is deze samenwerking, net zoals de samenwerking met Bloemfontein, een win-winsituatie voor Zuid-Afrika en Antwerpen.
professor Wessels
1 Stien: Ja, het is een organisatie die op de UA debatten organiseert over de Noord-Zuidproblematiek. Ik heb zelf eens een debat gevolgd over Congo. Ik heb toen vooral geleerd dat ik me beter had moeten voorbereiden, maar desondanks vond ik het interessant.
1
1 Barbara: Ja, ik ken USOS, maar eerder passief dan actief. Ik ben er eigenlijk op gestoten toen ik eens op de site van de UA aan het rondkijken was. Ik heb nog niet deelgenomen aan één van de activiteiten, maar heb via hun website wel een aantal interessante links gevonden waar ik nu regelmatig ga kijken.
1 Hermes: Ik heb al eens gehoord van USOS, maar wat zij juist doen of hoe ze het doen, daar weet ik niet veel over.
2
2 Nikki: Nee, maar ik hoop dat binnen enkele jaren zeker te veranderen.
HEB JE ERVARING MET ONTWIKKELINGSPROJECTEN IN HET ZUIDEN? 2 Stien: Ik heb er geen ervaring mee. Ik ben vooral bezig met vrijwilligerswerk in eigen land. Ik ben monitor voor kinderen met en zonder een handicap.
KEN JE USOS?
1 Nikki: Ja, via de Universiteit Antwerpen en via Prisma, de studentenclub waar ik lid van ben. Wij werkten al enkele keren samen met USOS.
2 Hermes: Ik heb geen ervaring met ontwikkelingsprojecten in het Zuiden. Ik ken wel mensen die dat wel hebben en er interessante verhalen over kunnen vertellen. 2 Barbara: Nog niet. Maar daar komt hopelijk snel verandering in! Deze maand volg ik een cursus ontwikkelingssamenwerking bij BTC, waar ik een heleboel ga leren over ontwikkeling in het Zuiden. Het plan is daar achteraf wel iets mee te gaan doen.
8 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 8
7/04/2010 22:36:19
Stem van de student
Tekst: Hans Moens
3 Stien: Ik heb sociaal-economische wetenschappen gekozen omdat ik de wereld beter wil leren begrijpen en erover wil leren. Ik ben geïnteresseerd in het Zuiden en zou er graag meer over weten. Ik ben leergierig maar ik denk dat ik er te weinig over weet om er te kunnen over oordelen of nadenken. Volgend jaar kies ik voor vakken die verband houden met het Zuiden. Ik las al iets over ontwikkelingseconomie en dat sprak me alvast aan! 3 Hermes: Ik kan niet zeggen dat ik niet geïnteresseerd ben in het Zuiden, maar ik ben er niet echt bewust mee bezig. Ik volg de richting handelsingenieur. Wij krijgen wel de topics ontwikkeling in het Zuiden, maar echt specifiek kan ik niet zeggen of dit tot uiting komt. Ik denk dat het wel een interessant onderwerp is dat behandeld kan en mag worden.
3 BEN JE GEÏNTERESSEERD IN HET ZUIDEN? KOMT DIT OOK TOT UITING IN JE STUDIEKEUZE? KOMT HET ZUIDEN AAN BOD BIJ BEPAALDE VAKKEN? VIND JE DIT NODIG? 3 Nikki: Ik ben zeker geïnteresseerd in het Zuiden, maar heb die interesse nog niet zo vaak tot uiting gebracht. In mijn studiekeuze komt dat ook niet echt aan bod. Ik heb wel enkele vakken waar ontwikkeling van het Zuiden en de organisaties in ontwikkelingslanden aan bod komen, maar erg uitgebreid is dit niet. De nood aan lessen over het Zuiden lijkt me afhankelijk van de studiekeuze. In sociale studies, maar ook in economische richtingen vind ik dat er zeker aandacht aan ontwikkeling van het Zuiden moet geschonken worden.
STEM VAN DE STUDENT: 4 Hermes: Ik heb niet zo hard die behoefte, maar ik wil best wel een handje helpen of steun betuigen. Een inleefreis verbreedt je horizon en zo zie je de wereld eens vanuit een anders perspectief. Een inleefreis is altijd een boeiende ervaring. Ik zou heel graag naar Griekenland gaan voor Erasmus omdat daar mijn roots liggen. 4 Stien: Ik denk dat er door USOS zeker een aanbod is van activiteiten rond dit thema. Meer van dit is niet echt nodig, maar ze uitbreiden en verfijnen wel. Een inleefreis spreekt me echt wel aan. Wat betreft op Erasmus gaan, zit ik nog met een dilemma. Ik weet niet goed of ik het zou willen maar als we ervan uitgaan dat ik het zou doen, dan zou ik liefst naar een land gaan waar ze Engels of Frans spreken. Ik ben niet zo taalvaardig dus wil ik het simpel houden en het Frans of Engels dat ik al een beetje beheers bijschaven. Volgens mij leer je een taal pas echt als je er dag en nacht mee geconfronteerd wordt.
3 Barbara: Ik ben enorm geïnteresseerd in het Zuiden en de ontwikkelingsproblematiek errond. Ik heb de studierichting sociaal-economische wetenschappen daarvoor niet gekozen, maar het heeft wel een grote invloed op mijn interesse in ontwikkelingssamenwerking gehad. Het Zuiden kwam nog niet vaak aan bod bij de vakken die ik gevolgd heb, maar ik heb in mijn Erasmusstudieprogramma wel een aantal vakken rond dit thema opgenomen. Er zouden in Antwerpen meer van deze vakken aangeboden mogen worden, maar je kan je master natuurlijk wel in die richting kiezen.
4 HEB JE BEHOEFTE AAN STUDENTIKOZE ACTIVITEITEN ROND HET ZUIDEN? ZOU JE EENS OP INLEEFREIS WILLEN GAAN? 4 Barbara: Ik droom ervan om na het afronden van mijn bachelor er een tijdje op uit te trekken en mijn eigen 'inleefreis' te beleven. Volgend jaar ga ik waarschijnlijk op Erasmus richting Zuid-Frankrijk om mijn Frans te verbeteren, nieuwe ervaringen op te doen en nieuwe mensen te leren kennen, maar ook omdat ze daar enorm interessante vakken aanbieden. 4 Nikki: Echt behoefte heb ik er niet aan, maar ik denk wel dat het een meerwaarde zou kunnen zijn aan de UA. Voor studenten die geïnteresseerd zijn in het Zuiden, zou het misschien wel leuk zijn om daar activiteiten rond te doen. Het lijkt me wel moeilijk om dit soort activiteiten bij het grote publiek van de studenten te brengen. Een inleefreis zou ik zeker graag doen, net als Erasmus. Ik studeer om een meerwaarde te creëren in mijn kennis en mijn levenshouding en ik denk dat een verblijf in het buitenland, van welke aard dan ook, daar zeker toe bijdraagt. Momenteel plan ik dan ook een Erasmusverblijf, hopelijk naar Wenen. De keuze van die stad heeft vooral te maken met de cultuurlucht van de stad en de taal. Verrekijkers — 9
Verrekijkers 11.01.indd 9
7/04/2010 22:36:20
Dossier: UOS
Tekst: Koen Huysmans —
Illustratie: Koen Huysmans
VLAMINGEN EN WALEN ZETTEN SAMEN CONGO OP DE INTERNETTREIN Op der tig juni 2010 vier t de Democratische Republiek Congo zijn onafhankelijkheid. Dit wordt gegarandeerd een groots feest voor een halve eeuw! Met deze feestelijkheden in gedachte richten we onze ogen op de interuniversitaire samenwerking met Congo. VLIR-UOS is het luik van de Vlaamse Interuniversitaire Raad dat zich bezighoudt met Universitaire Ontwikkelingssamenwerking. Congo is het enige land waarvoor VLIR-UOS een specifiek landenbeleid en landenprogramma heeft opgezet. Naast solidariteitsacties en wetenschappelijke samenwerking richt men zich op institutionele samenwerking en ontwikkeling van een aantal Congolese universiteiten. Denk bijvoorbeeld aan dienstverlening, onderwijs, onderzoek, beleid en beheer. ICT speelt hierin een heel belangrijke rol. ONDERWIJS IN CONGO TIJDENS DE KOLONISATIE Al van in de koloniale periode werden er inspanningen geleverd op vlak van onderwijs. Jammer genoeg ging de aandacht aanvankelijk vooral naar lager onderwijs. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd ook secundair onderwijs belangrijker, universitair onderwijs daarentegen werd vaak nog vergeten. Het onderwijs richtte zich vooral op administratie en beroepsvorming en ging eigenlijk uit van de behoeften van de rijke blanken. De plaatselijke bevolking werd opgeleid met oog op een administratieve functie of een baan als mijnbouwer of arbei-
der. Ook toen de Katholieke Universiteit van Leuven in Belgisch-Kongo actiever werd, bleven de afstudeermogelijkheden voor de zwarte studenten erg beperkt. Het heeft geduurd tot 1954 voor de eerste volwaardige universiteit in Belgisch-Kongo opende. Pas na het bezoek van Koning Boudewijn in 1955 werd er gepleit voor de oprichting van een Belgisch-Kongolese gemeenschap waarbij belang werd gehecht aan de gelijkheid van beide bevolkingsgroepen.
systeem ondertussen ver genoeg ontwikkeld zijn om - onafhankelijk - onderwijs op niveau aan te bieden? De banden tussen België en Congo blijken nog niet helemaal te zijn doorgeknipt. In april 2005 organiseerde VLIR-UOS een academische conferentie in Kinshasa. De grote vraag tijdens deze conferentie luidde: ‘Hoe kunnen Belgische universiteiten bijdragen aan de ontsluiting van de Congolese universiteiten?’ De start van een project voor ICT-samenwerking tussen VLIR-UOS en de Universiteit van Kinshasa was een mooi begin om de Congolese universiteiten op de wereldkaart te krijgen. Zoals je op de tijdslijn kan zien is dit project de embryonale fase waaruit later het UniversiTIC-programma ontstond. Samen zijn we altijd sterker. CUD, het Franstalige broertje van VLIR-UOS had een soortgelijk project lopen met de Universiteit van Lubumbashi. Beide instellingen hebben vervolgens samen een ICT-programma uitgewerkt met zeven universitaire partners. Dit programma werd UniversiTIC gedoopt.
UNIVERSIWAT? 50 JAAR LATER… Ondertussen telt de DR Congo immens veel universiteiten en hogescholen. Zou het Congolese onderwijs-
UniversiTIC is bedoeld als duurzaam ontwikkelingsplan. Het is niet de bedoeling computermateriaal met een vliegtuig naar Congo te sturen.
10 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 10
7/04/2010 22:36:21
Tekst: Koen Huysmans
—
Illustratie: Koen Huysmans
De samenwerking wordt veel verder doorgetrokken. Men voorziet opleidingen voor webmasters, de universiteiten worden aangezet om een dynamische website te ontwerpen, een cursusplatform en een volledig systeem voor boekhouding en inschrijvingen wordt ontwikkeld, en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Heel veel aandacht gaat naar opleidingsprocessen. Zo werden er per universiteit telkens twee netwerkbeheerders opgeleid. Zet dan nog op elke universiteit een Belgische campusverantwoordelijke en echte samenwerking is mogelijk.
COPYRIGHTS UNIVERSITIC.NET Dit klinkt allemaal heel mooi, maar loopt alles wel zo vlotjes als voorgesteld? Verrekijkers informeerde bij Wannes Verbeeck , die bevoegd is voor het Congoprogramma bij VLIR-UOS, om te polsen naar de pijnpunten. Hadden de uitspraken van Karel De Gucht in 2008 en de daardoor bekoelde relaties tussen België en Congo een invloed op de uitwerking van UniversiTIC? Er was geen directe invloed op de uitwerking van dit programma, het valt (zoals de hele universitaire ontwikkelingssamenwerking) immers binnen de indirecte samenwerking. Door budgettaire beperkingen die van overheidswege werden opgelegd in 2008 werd de opstart van het partnerprogramma wel uitgesteld.
Hoe is het gesteld met de infrastructuur in Congo? Een steeds terugkerend probleem is de constante elektriciteitstoevoer, of toch vooral het ontbreken ervan. Stroomonderbrekingen zijn een kwaal waar heel Congo mee te kampen heeft, dus ook de universiteiten lijden hieronder. UniversiTIC voorziet de verschillende partneruniversiteiten van computer en servers en die kunnen onmogelijk optimaal functioneren als er regelmatig een elektriciteitspanne is. Een dergelijk immens probleem is onmogelijk aan te pakken in het kader van het project. Stroomonderbrekingen kunnen overbrugd worden met stabilisatoren en batterijen, maar dat is enkel maar een kortetermijnoplossing.
VERKEERD VERBONDEN... Voor een ICT-project vormt een goede internetverbinding waarschijnlijk de belangrijkste schakel. In veel zuiderse landen is dit een probleem. Hoe zit het met de verbinding in Congo? Het internet zelf is een heel groot probleem. UniversiTIC voorziet in de aanleg van een intranetwerk bij de verschillende partners, maar voor de (internet)verbinding met de buitenwereld wordt er gebruik gemaakt van dure, trage en onbetrouwbare satellietverbindingen, en dit bij gebrek aan alternatieven. In Congo is er geen kabelnetwerk. De voorbije jaren werden er internetkabels aangelegd, één ten oosten van Congo, en één ten westen, in de Atlantische Oceaan. De Congolese overheid had de mogelijkheid zich op een van deze kabels te abonneren om zo het land aan te sluiten op een snelle en betrouwbare kabelverbinding. Dit ging zeker niet over hoge bedragen, maar hier bleek geen politieke wil voor te bestaan. En de kansen zijn nu verkeken… Maar de verbinding tussen de universiteiten onderling verloopt vlot? Voor de onderlinge verbinding werd een programma uitgewerkt
Dossier: UOS in samenwerking met de Koeweitse mobiele telefoonoperator Zain, die actief is in Congo. Zain zou bepaalde frequenties van hun mobiele netwerk – die ze zelf niet gebruiken – ter beschikking stellen van het internetverkeer tussen de zeven partneruniversiteiten. Door interne problemen en door de gevolgen van de financiële crisis, krabbelt Zain nu echter terug. Het lijkt erop dat ze hun beloftes niet zullen kunnen waarmaken. Hoe ziet u de toekomst van het project in, gezien deze moeilijkheden? Naar de toekomst toe zullen de partnerinstellingen hun ICT volledig zelfstandig kunnen beheren. Al van het begin van het programma werd de ICT-infrastructuur uitgebouwd en beheerd door de Congolese partneruniversiteiten zelf. Daarom ook nemen opleidingen en seminaries een belangrijk deel van het programma in, om lokaal de capaciteiten te versterken. Nu is er in dit stadium zeker nog sprake van samenwerking met en omkadering door CUD en VLIR-UOS. Natuurlijk zal de samenwerking met de Congolese universiteiten blijven bestaan, en goed beheerde ICT langs Congolese kant zal deze samenwerking zeker vergemakkelijken!
Ontwikkelingssamenwerking betekent dat beide partijen er beter uit worden. Is het programma dan niet eerder ontwikkelingshulp? Ook al komt dit project voort uit een concrete Congolese vraag, het is een duidelijk voorbeeld van hoe samenwerking een wederzijds leerproces kan zijn. De nadruk ligt natuurlijk op de capaciteitsversterking in Congo. Belgische professoren die in het kader van opleidingen en seminaries naar Congo trekken, leren echter zelf ook bij als mens, als lesgever en als onderzoeker. Als UniversiTIC het beheer van en de communicatie met de Congolese partneruniversiteiten kan verbeteren, dan zal dit de toekomstige samenwerking – in alle domeinen – zeker verbeteren. Dit project is dus zeker een win-winoperatie. Verrekijkers — 11
Verrekijkers 11.01.indd 11
7/04/2010 22:36:22
Stage in het buitenland
Tekst: Lisa Dewint
“WE GAAN ZE EENS LEREN HOE GOED HET ONDERWIJS IN BELGIË IS ...” Wanneer we praten over ontwikkelingssamenwerking en onderwijs lijkt de internationalisering in de lerarenopleiding het thema bij uitstek. Om te weten te komen vanuit welke visie leerkrachten in opleiding naar ontwikkelingslanden trekken, klopte ik aan bij Rita Heyrman, coördinator internationalisering van het departement lerarenopleiding, bedrijfskunde en sociaal werk bij de Artesis Hogeschool in Antwerpen. Wanneer ik binnenkom, begint ze meteen vrolijk te vertellen over een van de projecten waar ze mee bezig is. Behalve haar af en toe een vraag stellen moet ik niet veel doen. Het valt vooral op hoe ze met grote toewijding over de studenten praat. Niet toevallig zegt ze een keer per ongeluk ‘onze kinderen’ in plaats van ‘onze studenten’. Een dame met een hart voor haar werk, en met een visie op wat ze doet. Stel, ik ben een student in de lerarenopleiding en ik wil op stage in een ontwikkelingsland. Wat nu? We beginnen altijd met hetzelfde: I have a dream. (wijst naar de opdruk van haar beker) Als je studenten warm maakt voor zo’n alternatief leertraject, dan moet je ze ook de ruimte geven om zelf hun project vorm te geven. We laten hen vertrekken van hun ideaal educatief project, en beetje bij beetje leert een student hoe hij dat uitschrijft op een realistische en concrete manier. Daar begeleiden we ze in, via gesprekken, infovergaderingen en persoonlijke feedback. We raden
iedereen ten stelligste aan om een VLIR-beurs aan te vragen, omdat het formulier dat daarvoor gebruikt wordt heel goed helpt om alle aspecten van je project duidelijk vorm te geven. En wat wordt er van mij verwacht? In het tweede jaar moet je voldoen aan bepaalde puntencriteria. We willen dat een student intellectueel voldoende gevormd is en getraind in didactiek en pedagogie om in dat laatste semester zichzelf te sturen. Je moet bijvoorbeeld al sterk in je schoenen staan wanneer de lokale mentor jou de stok geeft en zegt: ‘Slaan
—
Foto: Steffie Bosmans
is het enige dat helpt, je moet slaan.’ Om dan te zeggen dat je niet zal slaan, dat moet je als stagiair durven. Wat doe je in zo’n situatie? Hoe ga je op een andere manier om met ongehoorzame kinderen, die gewend zijn geslagen te worden? Hoe hou je discipline in een groep van 60 kinderen? Aan het eind van de zomervakantie presenteer je je project voor een jury, bestaande uit docenten die vertrouwd zijn met ontwikkelingssamenwerking en vertegenwoordigers van de organisaties waar we regelmatig mee samenwerken zoals CID Ghana. Die jury bepaalt of je mag gaan of niet. Dus er zijn ook mensen die niet mogen vertrekken? Ja. Maar je moet al eerst mij overleven. (glimlacht) De zelfselectie onder studenten is groter dan de selectie die wij doen met die jury. Dat vind ik een mooie zaak. Studenten beseffen het zelf als ze er niet aan toe zijn. En de studenten die dan wel vertrekken, hoe worden die voorbereid? We werken onder andere rond de cultuurshock, globalisering en het verschil tussen ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingshulp. Op dat laatste moet ik mijn studenten voortdurend wijzen: ‘We zullen ze eens gaan helpen, we gaan ze eens leren hoe goed het onderwijs is in België’, zo werkt dat niet. Hoe kom je daar aan als blanke, in welke valkuilen mag je niet trappen, waar moet je voor opletten? Daar praten we over. Dat maakt hen weerbaarder. We trainen hen ook in multicultureel denken. Voor de rest is het eerder praktisch. Hoe vraag je een visum aan bijvoorbeeld. We sturen onze studenten zeker niet onvoorbereid op pad. En daarmee denk ik dat de Artesis Hogeschool en in het bijzonder dit departement iets heeft dat ik nog nergens anders heb gezien. Stoeferig hé? (lacht) Ik zie teveel studenten op projecten in het Zuiden die daar nog met die cultuurshock moeten leren omgaan. Als ik u zo hoor praten, krijg ik de indruk dat het
12 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 12
7/04/2010 22:36:24
Tekst: Lisa Dewint
—
Stage in het buitenland
Foto: Steffie Bosmans
vooral gaat over de ervaring die studenten daar kunnen opdoen. In welke mate is het dan nog ontwikkelingssamenwerking? Ik vind dat je daar nederig in moet blijven. Je bent student, je gaat daar om te leren. Hoe je bijvoorbeeld ook hele mooie dingen kan doen zonder alle gesofisticeerde technieken die we hier hebben. Maar ik vind ook niet dat het daarbij mag blijven. Wanneer een student na drie maanden een groep kinderen mooi en leuk onderwijs heeft kunnen geven, ben ik al heel tevreden. Wanneer je daar aankomt in een team van gediplomeerde mensen en met je handen in je zij eventjes gaat vertellen over de goede onderwijstechnieken in West-Europa, dan gaan alle deuren dicht. Dat vormt een prachtige oefening die studenten elk jaar weer moeten maken: hoe kom ik aan in een schoolteam als stagiair en kan ik toch een deel van mijn ideeën overbrengen? Daarbij moet je ook rekening houden met de realiteit van Afrika, waar de leerkracht wegloopt uit de klas zodat hij andere dingen kan gaan doen. De stagiaire neemt nu immers zijn werk over. Ik neem hen dat niet kwalijk. Onderwijs wordt daar nu eenmaal erg slecht betaald en niet gehonoreerd. Maar dat is een maatschappelijk probleem. Een student kan dat niet oplossen. Ik ben de eerste om toe te geven dat het een druppel op een hete plaat is. We hebben met deze projecten niet de ambitie om het onderwijs te gaan veranderen. Zoals je aangeeft, mijn doel ligt ook bij de studenten. Een student die terugkomt zal bepaalde vaardigheden hebben ontwikkeld, zoals flexibiliteit en openheid. Die zullen hem hier van pas komen in ons multicultureel onderwijs. Is er dan geen structurele samenwerking mogelijk met jullie partners? We hebben als hogeschool en als departement ook een missie. Wij hebben aandacht voor onrecht en sociale onrechtvaardigheid. Een team van lectoren binnen de lerarenopleiding zijn zich de laatste jaren met die problematiek gaan bezighouden. Als we
de financiële middelen vinden, zouden we lectoren naar een ontwikkelingsland kunnen sturen, om samen te werken met de plaatselijke lerarenopleiding. Dat is een ander niveau. Onderwijsprojecten zijn zodanig belangrijk voor de maatschappelijke ontwikkeling in het Zuiden, dat dat voor een hogeschool prioritair zou moeten zijn. Maar natuurlijk blijft je impact beperkt. De studenten keren ook weer terug. Worden ze daarbij opgevangen?
We hebben ondertussen geleerd dat het terugkeren voor meer problemen zorgt dan het vertrekken. Als je terugkomt, wandel je hier over de koer en zeg je tegen een medestudent: ‘Hallo! Ik ben terug!’ Die reageert dan met: ‘Ah, waar was je dan?’, alsof er niks gebeurd is. Het ergste wat je kan overkomen is dat je je verhaal niet kwijt kan. Of dat mensen na drie minuten zeggen: ‘Ja, ’t was hier ook goed weer, hoor!’ Een vader zei me een paar jaar geleden: ‘Ik was mijn dochter kwijt.’ Dat heeft me toen aan het denken gezet. Als jongvolwassene kom je terug na die drie of vijf maanden, en dan heeft jou dat zo veranderd dat het zelfs je positie tegenover je gezin, je vrienden en je lief veranderd heeft. In die groep studenten voel je heel sterk dat ze elkaar nodig hebben in het verwerken van die gemeenschappelijke ervaringen. We werken met een ‘nazorg’, die we ook doortrekken naar de alumniwerking. In het kader van de voorbereiding voor nieuwe stu-
denten nodig ik elk jaar een groep oud-studenten uit om hun verhaal te komen vertellen. Studenten luisteren veel beter naar elkaar dan naar ons. En elk jaar maakt de meerderheid van hen de tijd vrij om langs te komen op die avond. Mooi, hé. (glimlacht)
“JE MOET STERK IN JE SCHOENEN STAAN WANNEER DE LOKALE MENTOR JOU DE STOK GEEFT EN ZEGT: ‘SLAAN IS HET ENIGE DAT HELPT’”
Rita Heyrman Verrekijkers — 13
Verrekijkers 11.01.indd 13
7/04/2010 22:36:24
Dossier: UOS
Tekst: Karolien Vrints
— Foto: Daan Neels
HETE HANGIJZERS BINNEN UNIVERSITAIRE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Professor Robrecht Renard (Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer) en directeur Kristien Verbrugghen (Vlaamse Interuniversitaire Raad voor Universitaire Ontwikkelingssamenwerking)
Professor Renard
P
rofessor Renard nestelt zich in een zetel naast me. Ondertussen lopen assistenten en andere professoren ons groetend voorbij. Wat verder in de hal is een receptie aan de gang. De sfeer op het IOB is gemoedelijk op deze vrijdagavond. Ideaal om het gesprek met een iets persoonlijkere toets te beginnen. “Ik ben ontwikkelingseconomie gaan studeren in Leuven, om daarna te gaan werken aan een Engelse universiteit, waar ik met veldwerk ben gestart toen ik ongeveer 26 jaar was. Ik was volop mijn doctoraat aan het voorbereiden toen ik voor de eerste keer naar het verre Tanzania trok. Dit was een enorme confrontatie voor mij, want ik kende de realiteit alleen uit de boeken. Deze ervaring vond ik tegelijkertijd ook heel erg aantrekkelijk. Als jongeling moest ik dit als het ware psychologisch verwerken. Tegenwoordig kunnen Vlaamse jongeren zelfs in het begin van hun studies zo’n ervaring meemaken met behulp van de reis-
beurzen van VLIR-UOS. Of kunnen jonge onderzoekers met een VLADOC-beurs van dezelfde organisatie een doctoraat doen in het Zuiden.” Professor Robrecht Renard is voorzitter van het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -Beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen. Dit Instituut ontstond in 2000 als gevolg van de bundeling van de aan de universiteit aanwezige capaciteit inzake ontwikkelingsstudies. Waarom moeten Vlaamse academici en studenten wakker liggen van wat er in het Zuiden gebeurt?
Prof. Renard: De tijd is voorbij dat we ontwikkelingssamenwerking proberen te verkopen als morele verantwoordelijkheid. We leven allemaal in één wereld. We moeten er samen voor zorgen dat die wereld leefbaar blijft. De ontwikkeling van het Zuiden is zowel in ons eigen belang als in het belang van het Zuiden. Ontwikkelings samenwerking is voor een universiteit een manier om uit haar nationale of traditionele manier van werken los te breken. Ze zet als het ware haar ramen open. Tegelijkertijd kan de universiteit iets doen waarin ze goed kan scoren. Een Belgische student kan voor zijn/ haar eindwerk naar het Zuiden gaan of een jonge onderzoeker kan als wereldburger bijdragen aan de ontwikkeling van het Zuiden. Ik zou echter nooit benadrukken dat we als een expert naar het Zuiden gaan om te ‘ontwikke-
len’. Een groot deel doe je dit uit eigen interesse.
Mevr. Verbrugghen: En toch is ook morele verantwoordelijkheid een driving force voor UOS. UOS-activiteiten moeten gekaderd zijn in een algemene inspanning om rechtvaardigheid te bevorderen en discriminatie en ongelijkheid op welke grond ook te bestrijden. De samenwerking vertrekt vanuit een respect voor en een erkenning van diversiteit. Jullie zijn duidelijk gepassioneerd door UOS, maar deze passie is niet evident voor een academicus. Kan u dit uitleggen?
Prof. Renard: Zeker niet binnen een cultuur van publish or perish, waarbij de helft van de financiering van een Vlaamse universiteit afhangt ‘van de wetenschappelijke output in publicaties in internationale tijdschriften en in doctoraten’. De inspanningen van academici op het gebied van externe dienstverlening, bijvoorbeeld bijdragen aan het maatschappelijk debat over ontwikkelingssamenwerking, of een partnerinstelling in het Zuiden helpen, worden niet op de diezelfde manier gevaloriseerd. Onze rector wil dit knelpunt wel wegwerken, maar hij komt in conflict met de cijfers. Een universiteit moet veel publiceren. Bij onze Nederlandse buren bijvoorbeeld gaat de overheid er net vanuit dat academici niet spontaan aan ontwikkelingssamenwerking willen doen. Dus koopt men ze af. Als de ene faculteit een andere faculteit wil helpen uitbouwen in het Zuiden, maakt
14 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 14
7/04/2010 22:36:30
Tekst: Karolien Vrints
Dossier: UOS
— Foto: Daan Neels
de overheid dit financieel interessant voor de faculteit. Ze zorgt ervoor dat je meerdere mensen voor enkele jaren kan betalen zodat er ook enkele wetenschappelijke spin-offs uit de bus kunnen komen.
Mevr. Verbrugghen: Academici die zich inzetten voor UOS worden niet vergoed. Inzet is een wetenschappelijk, niet een commercieel belang. Door het financieren van samenwerking, en niet van instellingen of individuen in het Zuiden, worden partnerschappen mogelijk gemaakt en voortgezet. Wanneer de financiering vanuit UOS wordt stopgezet, blijft het partnerschap voortbestaan en wordt er voor een bijkomende externe financiering vanuit dat partnerschap nog bij andere donoren aangeklopt. Echter, professor Renard heeft gelijk wanneer hij zegt dat de randvoorwaarden binnen de Vlaamse universiteiten en hogescholen niet van die aard zijn dat inzet van individuele academici voor UOS wordt aangemoedigd. Financieringssystemen valoriseren prioritair onderzoeksoutput, niet onderwijs of dienstverlening. Bij aanwervingen of promoties worden UOS-activiteiten zelden mee in rekening gebracht. Jonge academici die nog aan de start van hun academische carrière staan, worden niet aangemoedigd, soms zelfs letterlijk ontmoedigd, om zich met UOS in te laten. VLIRUOS werd trouwens heel recent nog met een aantal cases geconfronteerd van academici, die overwegen hun UOS-mandaat neer te leggen door deze situatie. 50 jaar Congo: Congo is momenteel een van de allerzwakste en meest onstabiele landen in vergelijking met alle andere Afrikaanse landen op het moment van hun onafhankelijkheid. Heeft UOS nut in dit land? Waar ligt de focus van universiteiten in deze ‘failed state’?
Prof. Renard: Het is duidelijk dat als je naar een ander Afrikaans land dan Congo gaat dat beter bestuurd wordt en waar de universiteiten behoorlijk functioneren, je er veel productiever kan werken. De gegeven
steun is er duurzamer omdat het land al duidelijker verder in ontwikkeling staat. Terwijl Congo een land is dat politiek, institutioneel en zelfs maatschappelijk in faling is. Misschien kan je het als een vorm van universitaire noodhulp beschouwen. Maar als je een ‘failing state’ van dichtbij bekijkt, is de realiteit altijd complexer. Je hebt er hele generaties jongeren en intellectuelen die bijzonder leergierig zijn en vooruit willen komen. Wel, zulke mensen willen we steunen.
Mevr. Verbrugghen: VLIR-UOS zal, mede geïnspireerd door minister van ontwikkelingssamenwerking Charles Michel, vanaf 2013 met een veel beperktere landenlijst moeten gaan werken. Bij de selectie van de landen zal een mix worden beoogd van landen met heel grote noden en ‘middle income’ landen. Die verschillende landen vragen andere instrumenten van samenwerking en ook de te verwachten resultaten moeten bijgesteld worden. In Vlaanderen en bij uitbreiding in België hebben wij geen traditie van alumniwerking betreffende Zuiderse beursstudenten. Er wordt aan opvolging gedaan, helaas te versnipperd, te weinig gestructureerd en niet systematisch. We moeten universiteiten responsabiliseren.” Ik citeer hier mevrouw Verbrugghen vanuit het magazine Mo van 24 februari 2010. Hoe vangt het IOB deze problematiek op?
is dit niet zo’n moeilijke opdracht, want we selecteren mensen uit het Zuiden voor een studiebeurs die reeds een carrière lopende hebben. Ook vragen we van hun werkgever een werkgarantie. Zo zijn we vrij zeker dat deze mensen naar hun thuisland terugkeren en hun carrière met succes verder zetten. Als mijn collega’s van het IOB naar het Zuiden gaan, nemen ze een lijst met contactgegevens van alumni mee die in hogere posities zitten. Deze alumni zijn als een soort klankbord in ons onderzoek. Ook kunnen wij hun wetenschappelijke kennis zo op een erg individuele manier up to date houden. Buiten deze initiatieven proberen we ook wel netwerkvorming te faciliteren. De actieve alumni volgt het IOB zeker op.
Directeur Verbrugghen
Prof. Renard: Dit is zeker een aandachtspunt. Het IOB is hier momenteel mee bezig. Ik zie vooral toekomst op het gebied van nascholing en niet zozeer in het helpen van de uitbouw van een individuele carrière. Voor ons
Ik zie een uitgebreide alumniwerking in de vorm van opleidingen die wij kunnen aanbieden. Het IOB heeft al concrete plannen om een enquête te houden over welke vorm van alumniwerking de studenten echt zien zitten. Verrekijkers — 15
Verrekijkers 11.01.indd 15
7/04/2010 22:36:37
Filmrecensie: Enjoy Poverty
Tekst: Judith Nuijen
KIJKEN NAAR HET LIJDEN VAN ANDEREN H
eiligt het doel de middelen? Deze vraag rijst bij het zien van Enjoy Poverty (Episode III), de controversiële documentaire over ontwikkelingshulp in Congo van Renzo Martens. Sinds de film eind 2008 is verschenen is er een stroom aan artikels aan gewijd en werd Martens een graag geziene gast in talkshows en actualiteitenprogramma’s. Het debat naar aanleiding van Enjoy Poverty wordt op het scherpst van de snede gevoerd. De meeste documentaires over ontwikkelingwerk laten je achter met een prettig gevoel, de situatie is verschrikkelijk, maar wij westerlingen komen daar verandering in brengen. Enjoy Poverty bewerkstelligt het tegenovergestelde: het laat je achter met een unheimlich, verwarrend gevoel. De documentaire begint met een vertrouwd beeld van hardwerkende Congolese arbeiders die weinig verdienen. Vervolgens zien we de beelden van een vluchtelingenkamp, zoals we dat wederom gewend zijn. De handheld camera registreert daarna niet zoals verwacht de ondervoede kinderen of hongerlijdende Afrikanen, maar de fotograferende westerlingen zelf. Fotografen die zich als gieren op hun prooi storten. Martens poogt, zoals hij zelf zegt, de machtsverhoudingen bloot te leggen tussen zij die kijken en zij die bekeken worden. Enjoy Poverty gaat dan ook over de relatie tussen de kijker en het beeld, over wie afbeeld en wat afgebeeld wordt. Hij doet dit door de Congolese bevolking in al hun misère te laten zien, maar we kijken met name ook naar hen die observeren. Naar de hulpverleners. Maar ook naar de fotografen, die op zoek zijn naar de meest gruwelijke beelden van de armoede. En we kijken naar Renzo Martens zelf.
VAN WIE IS DE ARMOEDE? Zowel de Congolese bevolking als de westerse hulpverleners en fotografen brengt hij met zijn kritische en confronterende vragen in verlegenheid. Van wie is de armoede, een belangrijke bron van inkomsten, eigenlijk? En waarom foto’s maken van bruiloften en partijen als je veel meer geld kan verdienen aan foto’s van verkrachte vrouwen en onder-
voede kinderen? Hij laat op onorthodoxe wijze zien dat het in Afrika niet beter zal worden en dat de Afrikanen maar beter kunnen profiteren van hun eigen armoede. Als dat niet lukt, dan blijft er niets anders over dan je maar te schikken in je lot of, nog een stap verder, er zelfs van te genieten. Hij laat de Congolese bevolking feesten onder de neonverlichte tekst ‘Please Enjoy Poverty’. Martens noemt zijn film eerder een kunstproject dan een journalistieke documentaire. Vragen over ethiek en journalistieke waarden ontwijkt hij dan ook en Martens verschuilt zich achter het feit dat hij in de eerste plaats kunstenaar is en probeert te doorgronden hoe de wereld in elkaar zit. De visie die hij schets van Congo noemt hij zelf waarachtig. ‘Een objectief beeld van het kijken naar andermans lijden.’ Hij begeeft zich op een terrein dat het midden houdt tussen kunst en maatschappijkritiek, een gebied waarbij de grenzen moeilijk te definiëren zijn. Hoe ver kun je daarin gaan? Wanneer is het ethisch niet meer verantwoord? Het zijn vragen die onwillekeurig in je op komen bij het zien van Enjoy Poverty. De meningen over de documentaire zijn sterk verdeeld. Er zijn mensen die Martens roemen om zijn gedurfde aanpak, maar de haters overheersen. Sommige vinden dat Martens zijn machtspositie misbruikt en dat zijn kritische opzet niet gerechtvaardigd is. ‘Schaamteloos’ en ‘respectloos tegenover de Congolese bevolking’ zijn ook veelgehoorde kritieken. De vergelijking met pornografie wordt zelfs gemaakt, waarbij men doelt op de expliciete en voor sommigen perverse karakter van de beelden. Martens wil duidelijk discussie losmaken en daar slaagt zijn opzet met vlag en wimpel in. Hij schudt de kijker wakker, confronteert ons en haalt je uit je comfort zone. Juist door deze methode zet de film je aan het denken, niet alleen over de rol van ontwikkelingswerk maar juist ook over jezelf. Over je eigen positie en verantwoordelijkheid. Martens zoekt de grenzen op en overschrijdt ze misschien, maar hij durft wel ongemakkelijke vragen te stellen. Schaamteloze, vaak pijnlijke vragen, maar ook terechte en broodnodige vragen.
16 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 16
7/04/2010 22:36:40
Tekst: Koen Huysmans
—
Recept
Foto: Karolien Berger
I
edereen heeft al wel eens gehoord van de ecologische voetafdruk. Hiermee geeft men aan hoeveel hectare oppervlakte van de aarde per persoon nodig is om aan onze consumptiebehoeftes te voldoen. Met de beperkte oppervlakte die moeder natuur ons schenkt hebben we recht op 1,7 hectare per persoon. De gemiddelde Belg heeft echter een voetafdruk van 6,7 hectare. Je hoeft geen wiskundig genie te zijn om in te zien dat er een probleem is. Naast vervoer, wonen, nood aan ontspanning en noem maar op, heeft voedsel een grote invloed op onze totale voetafdruk. Ongeveer een derde van de totale voetafdruk wordt in beslag genomen door wat we eten. Grote boosdoener is het voedseltransport Wij zijn het, als consument, bijvoorbeeld gewend dat alle groenten het hele jaar verkrijgbaar zijn. Mango's die geteeld worden in Israël, Florida of Zuid-Afrika zijn geen uitzondering meer in de fruitmand. Vissoorten die gekweekt worden in Azië of Afrika vinden de weg naar onze supermarkt. Om nog maar te zwijgen van een sappig stukje Argentijns rundvlees of een heerlijk lamskroontje uit Nieuw-Zeeland. Natuurlijk spelen ook andere factoren die de ecologische voetafdruk van onze voedelconsumptie vergroten een rol. Denk maar aan overvloedige plastic verpakking, de gebruikte pesticiden en de hectaren weiland die nodig zijn om vee te laten grazen en veevoedergewassen te kweken. Niet iedereen voelt zich geroepen om Low Impact Man te spelen, maar bedenk eens wat een verschil je kan maken door een beetje bewust om te springen met voedsel. Hier volgen een aantal tips die je voetafdruk kunnen verkleinen.
Koop seizoensgebonden producten van eigen bodem Vele groenten en fruit zijn goedkoper en lekkerder in het juiste seizoen. Ze kunnen ook in België geteeld worden en zo vermijd je warme serres of overbodig transport.
Kook energiebewust Je water kookt veel sneller met een deksel op de pot. Probeer bij het ontdooien de producten de avond vooraf uit de diepvries te halen en te ontdooien in de koelkast. De kwaliteit van je product blijft veel beter door geen microgolfoven te gebruiken. Eet wat minder vlees Vlees heeft om verschillende redenen een grote ecologische voetafdruk: het weiland voor de dieren en akkerland voor het veevoeder, de energie die nodig is voor het verwerken van vlees en transport… En eigenlijk kan je best wel eens zonder! Drink wat meer kraantjeswater Dit is volledig verpakkingsvrij, er komt geen transport aan te pas en het is veel goedkoper dan water uit een fles. Als je het een uurtje laat staan smaakt het bovendien veel beter. meer info op deze websites: www.voetafdruk.be of www.voetzoekers.be
RECEPT MET RESPECT! Een goed alternatief voor veel bedreigde vissoorten is Claresse, een duurzaam gekweekte vis die onder andere door het WWF wordt aanbevolen. Het goede nieuws is dat je hem voor een zacht prijsje gewoon bij de supermarkt kan kopen. Heerlijk in combinatie met de Mechelse vollegrondasperges die momenteel volop te verkrijgen zijn.
CLARESSEFILET MET ASPERGES EN TAGLIATELLE
Ingrediënten: (voor 2 personen) 200 gram Belgische asperges 200 gram Claressefilet 160 gram groene tagliatelle 100 gram kerstomaten 150 gram kruidenkaas platte peterselie
Bereiding: Schil de asperges met een dunschiller van de top naar achter toe. Breek het onderste stukje af, als dit mooi afbreekt is de asperge voldoende geschild. Snij de asperges in stukken van 2 cm, halveer de kerstomaten en hak de peterselie fijn. Kook de pasta beetgaar. Bak ondertussen de asperges kort, voeg de kruidenkaas en de kerstomaatjes toe en laat alles warm worden. Roer de gekookte pasta en de gehakte peterselie er onder. Kruid de Claressefilets met peper en zout en bak ze aan beide kanten krokant. Serveer met de pasta. Verrekijkers — 17
Verrekijkers 11.01.indd 17
7/04/2010 22:36:41
Fotoreportage
Foto's: Anne Becker
Body Conditie Score bepalen
Veldwerk in Ethiopië
COMMUNICATIE EN COÖPERATIE ZIJN DÉ SLEUTELWOORDEN …
In gesprek met boeren
18 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 18
7/04/2010 22:36:48
Foto's: Anne Becker
Fotoreportage
O
p 7 oktober 2008 zette Anne Becker, studente diergeneeskunde aan de universiteit Gent, voor het eerst voet op Ethiopische bodem. Jimma, de grootste stad in zuidwestelijk Ethiopië, werd de volgende twee maanden haar uitvalsbasis. Het fiat van haar promotor maakte dat Anne, samen met een medestudente, haar thesisonderzoek kon verrichten binnen het IUC-JU project. Dit interuniversitaire samenwerkingsproject tussen de universiteit van Jimma en verschillende Vlaamse universiteiten onderzoekt welke impact de Gilgel Gibe-dam heeft op menselijke en dierlijke gezondheid, ecologie en agronomie. ‘Maar interuniversitaire samenwerking betekent zoveel meer dan louter het onderzoek dat je daar verricht. Het is ook samenleven met Ethiopische studenten op de campus, samen koken en verhalen uitwisselen, samen lessen volgen.’
Les in labo parasitologie
Met de klas mee naar het slachthuis
Verrekijkers — 19
Verrekijkers 11.01.indd 19
7/04/2010 22:37:24
Fotoreportage
Foto's: Anne Becker
Bloed nemen
Ethiopische maaltijd
20 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 20
7/04/2010 22:38:21
Tekst: Joris Michielsen
— Illustratie: Melvin
Column
SCIENCE SHARING: VAN JAGERVERZAMELAARS NAAR DATAVERZAMELAARS M
et een Master in Ontwikkelingsmanagement en -Evaluatie, werkervaring binnen de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking en een doctoraatsbeurs van de Vlaamse Interuniversitaire Raad-Universitaire Ontwikkelingssamenwerking lijk ik het prototype van universitaire ontwikkelingssamenwerking. En toch heb ik het moeilijk met de term. Niet alleen omdat mijn tong in de knoop raakt bij het uitspreken ervan, maar omdat ik niet weet wat dat inhoudt: universitaire ontwikkelingssamenwerking. Of zoals een Vlaamse universiteit op een meer broederlijk-delenachtige wijze op haar website verwoordt: science sharing. Hoewel we ons hier direct kunnen afvragen waar het concept ‘ontwikkeling’ is gebleven.
Iedereen kent wel de boutade over hoe de missionarissen de Congolese kindjes onderwezen in kennis over Schelde en IJzer. Is dan veel veranderd in onze science sharing? Natuurlijk! We komen in Afrika toch niet meer aandraven met nutteloze kennis over Belgische rivieren? Neen, maar toch exporteren we als onderzoekers in het Westen uitgedachte concepten en methoden. Toen ik vorig jaar in Mumbai met mijn Indische collega’s sprak over sociale netwerkanalyse in het veld van de sociale bescherming, hoorden ze het in Keulen donderen. Na drie frustrerende dagen besefte ik dat mijn Europese concepten als sociale netwerken en sociale bescherming mijlen ver verwijderd lagen van de Indische sociale zekerheid en de evidentie van sociale relaties. Drie weken heb ik gezwoegd om met inbreng van mijn Indische collega's de lokale rea-
liteit in mijn onderzoek te vertalen, tot ik het begreep en zij begrepen dat ik het begreep. Onze kennis was gedeeld, we hadden geleerd van elkaar. Maar niet elke onderzoeker maakt tijd vrij om dit intercultureel leerproces te doorlopen. Ik herinner me een voorstelling van een beloftevolle doctoraatsstudente economie. Haar onderzoek naar het gezondheidsgedrag van Indische oervolkeren op een dataset van de Wereldgezondhe idsorganisatie was uitgemond in een internationale publicatie. Twee determinanten waren onderzocht: cultureel gedrag en economische ongelijkheid. Die laatste werd bepaald door het al dan niet bezitten van (1) financieel vermogen, (2) een koelkast, (3) elektriciteit of (4) een auto. Conclusie: er was geen ongelijkheid gevonden, dus het gezondheidsgedrag werd cultureel bepaald. Natuurlijk vond ze geen ongelijkheid! Als ze ooit in een tribaal dorp was geweest, of met een lokale onderzoeker had overlegd, wist ze dat niemand daar een auto of koelkast heeft.
Het competitieve universitaire systeem is gericht op zo veel mogelijk publicaties en laat ons geen ruimte om te investeren in interculturele leerprocessen en maatschappelijke dienstverlening. Dan vraag ik me af of al het sociaal engagement moet worden gevaloriseerd? Zo ja, dan is ontwikkelingssamenwerkingsonderzoeker verworden tot een beroep als bijvoorbeeld belastingambtenaar en zijn de door antropologen onderzochte jager-verzamelaars verworden tot lokale dataverzamelaars. Verrekijkers — 21
Verrekijkers 11.01.indd 21
7/04/2010 22:39:34
Dossier: UOS
Tekst: Janus Verrelst
— Foto: Daan Neels
25 JAAR EEN DUIK IN DE Interview met medeoprichter Stefaan Marysse
Stefaan Marysse
Universiteit Antwerpen engageer t zich onder andere via USOS, de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking, in duurzame universitaire ontwikkelingssamenwerking. Reeds 25 jaar lang ondersteunt USOS universitaire partners in het Zuiden. Het kan daarbij jaarlijks een aantal studenten op een exposure of een stage sturen, wat op zijn beurt heel wat impulsen geeft aan studentenengagement. Hoe is deze constructie ooit ontstaan? We deden een interview met Stefaan Marysse, één van de sleutelfiguren bij de oprichting van USOS. De studenten van Universiteit Antwerpen kennen Stefaan Marysse als docent van het vak ‘Inleiding tot de ontwikkelingsstudies’ of van de module ‘Globalisering, grenzen aan de groei’ binnen de cursus ‘Levensbeschouwing’. Begin jaren zestig zat de professor zelf als student in de aula’s van wat we vandaag de stadscampus noemen. Studenten kunnen zich waarschijnlijk moeilijk inbeelden in welke omstandigheden hun docent zijn studententijd beleefde. De stadscampus van vandaag was toen nog de Sint-Ignatius
Handelshogeschool. Er was maar één faculteit, de voorloper van de huidige faculteit TEW. Delen van de curricula werden in het Frans gedoceerd en, nu komt het, studeren was louter een jongensaangelegenheid. Later veranderde de hogeschool in UFSIA, de Universitaire Faculteiten SintIgnatius Antwerpen. Dit was een volwaardige universiteit met verschillende faculteiten. Na het behalen van zijn licenciaatsdiploma economie begon Marysse aan de UFSIA te werken als assistent. Eind jaren zestig kreeg hij de kans om te doctoreren bij een toen
gerenommeerde professor aan de Sorbonne in Parijs. In Parijs maakte hij de studentenrevolutie van mei 68 live mee. Hoewel hij beïnvloed werd door de gebeurtenissen, werd hij niet de verdediger van moreel relativisme zoals vele van zijn generatiegenoten. Eens terug aan de UFSIA stortte hij zich op de ontwikkelingsstudies. Op de UFSIA, een jezuïetenuniversiteit, werkte hij nauw samen met de jezuieten. Het gaat hier over een generatie van jezuïeten die niet meer aan klassiek missiewerk deed, maar een progressief sociaal rechtvaardige visie aan de dag legden. Met de jezuïeten richtte hij in 1985 de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking, kortweg USOS, op. Hoe is USOS ontstaan?
Ik was destijds professor aan het Centrum Derde Wereld, verbonden aan de faculteit TEW van de toenmalige UFSIA. Het Centrum Derde Wereld werd in 1973 opgericht nadat overstromingen het toenmalige ‘Oost-Pakistan’, het huidige Bangladesh, teisterden. Bij de wederopbouw van het gebied waren de Vlaamse jezuïeten nauw betrokken. De acties van de jezuïeten werden met veel interesse gevolgd door de studenten van de UFSIA. Zo groot was de betrokkenheid dat het een organisatie genaamd ‘Paksteen’ oprichtte. De studentengroep ijverde binnen de UFSIA voor een centrum dat zich zou engageren naar het Zuiden toe. Onder meer door deze lobby werd het Centrum voor Derde Wereld opgericht. Ironisch genoeg verwaarloosde dit centrum de band met de studenten. Het werd een academisch onderzoekscentrum zonder enige link met studentenengagement. Tijdens één van mijn vele reizen in Rwanda ontmoette ik de partnerwerking van een organisatie genaamd
22 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 22
7/04/2010 22:39:35
Tekst: Janus Verrelst
Dossier: UOS
R USOS. E GESCHIEDENIS FUCID. FUCID staat voor Forum Universitaire de Coopération Internationale et de Développement en is verbonden aan de Facultés Notre-Dame de la Paix van Namen. FUCID bestaat vandaag nog. Het omschrijft zichzelf als een educatieve ngo en. Het linkt eigen samenwerkingsprojecten in het ‘Zuiden’ met studentenengament en sensibilisering in het ‘Noorden’. Via inleefreizen bezoeken de studenten de projecten die door de ngo worden ondersteund. Voor mij vervulde FUCID de rol waarin het Centrum Derde Wereld te kort schoot, namelijk bewustwording en draagvlakverbreding naar de studenten toe. Tijdens deze periode kreeg de toenmalige rector van de UFSIA, Louis Van Bladel, regelmatig bezoek van pater Michaël Van Den Bogaert. Van Den Bogaert was actief bij het Xavier Institute for Social Service (XISS) in Ranchi (India). Via het jezuïtisch netwerk ontving het XISS al enkele jaren groepen studenten van FUCID voor een inleefreis. Pater Van Den Bogaert vroeg die periode herhaaldelijk aan de rector of de UFSIA ook een groep studenten kon sturen naar het XISS voor een inleefreis. Ikzelf onderhield goede contacten met de rector en samen met enkele jezuïeten en de UFSIA ontwikkelden we het concept USOS. Ons model was FUCID, wat een erkende ngo was. Na overleg met de UFSIA bleek echter dat het idee van een ngo, dat externe financiering binnen de reguliere kanalen van de ontwik-
Congo-exposure van 2008
kelingssamenwerking zou aantrekken, niet gesteund werd. In de plaats daarvan werd onder een vzw-statuut een veel lichtere structuur ontwikkeld. USOS bleef beperkt bij een samenwerkingsverband tussen de UFSIA en de Vlaamse Provincie van de jezuïeten. Bij de stichtingsvergadering werd ik als voorzitter aangeduid. Datzelfde jaar (1985) trok een eerste groep studenten op inleefreis naar het XISS in Ranchi. Drie jaar later trok een eerste groep naar Nicaragua en in 1989 gingen we voor de eerste maal naar wat toen Zaïre heette. Al snel ontstond een dynamische studentenwerking waaruit heel wat acties ontsproten. Na tien jaar konden we tevreden terugblikken op het nieuwe initiatief. Het was tijd om de fakkel van het voorzitterschap door te geven aan iemand anders. Ik heb me toen op een nieuw project geworpen: de oprichting van het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en –Beheer (IOB). Dit is de samensmelting van twee Antwerpse onderzoekscentra, van het vroegere RUCA en de UFSIA, die zich met ontwikkeling bezig hielden. Vandaag bestaat het IOB acht jaar. Het is het grootste
onderzoekinstituut rond ontwikkeling van heel het land. Doet Universiteit Antwerpen voldoende moeite om gevoeligheid rond de NoordZuidverhoudingen bij de studenten aan te scherpen? Het aanbod binnen de curricula is te vrijblijvend. In geen enkele faculteit is er een verplicht vak dat louter over ontwikkeling en het Zuiden gaat. Er zijn wel vakken zoals ‘Inleiding tot de ontwikkelingsstudies’ of ‘Debating Development’, maar dat zijn keuzevakken. Er blijft een heel groot studentenpubliek dat heel weinig te maken heeft met de problematiek. Ook de exposures van USOS zijn vrijblijvend en trekken hoogst waarschijnlijk een publiek aan dat al een zeker bewustwordingsproces achter de rug heeft. USOS is er nooit in geslaagd een brede beweging te zijn, maar dat heeft ook gunstige effecten. Door de beperktheid in grootte is er meer ruimte om in de diepte te werken. Verrekijkers — 23
Verrekijkers 11.01.indd 23
7/04/2010 22:39:39
Dossier: UOS
Tekst: Joris Wauters — Illustratie: Koen Huysmans
DE RAT VAN PAVLO De HEROrats van APOPO: ‘Because landmines stink and rats smell really well’
In Mozambique past de Belgische ngo APOPO een revolutionaire methode toe om grote stukken land te ontmijnen. Hiervoor doet men beroep op de buitengewone reukzin van 300 gespecialiseerde Gambiaanse hamsterratten . In Tanzania worden deze HEROrats ook opgeleid om tbc te detecteren in slijmstalen. Het initiatief kwam van Bart Weetjens, die aanklopte bij biologen Mic Billet en Ron Verhagen. Zij haalden jurist Josse Van Steenberge aan boord. Vanuit de schoot van de UA bouwden deze vier believers APOPO uit tot een wereldbekende organisatie met meer dan 140 medewerkers. In het midden van de jaren ’90 werd hoge prioriteit gegeven aan maatregelen om de humanitaire problemen als gevolg van landmijnen of antipersoonsmijnen terug te dringen. Deze inspanningen zouden uiteindelijk leiden tot de ondertekening van het ‘Verdrag op het verbod van landmijnen’ in 1997. Het ontmijnen van de naar schatting 100 miljoen antipersoonsmijnen die nog over de hele wereld verspreid liggen en jaarlijks ruim 20.000 mensen verminken of doden, is echter een duur en tijdsintensief proces. Vooral in Sub-SaharaAfrika liggen nog veel springtuigen begraven, jaren na het beëindigen van lokale conflicten of oorlogen. Naast de rechtstreekse slachtoffers maken de antipersoonsmijnen ook veel onrechtstreekse slachtoffers. De angst voor de aanwezigheid van de springtuigen zorgt er immers voor dat grote lappen grond onbebouwd of onbewerkt blijven, en dat de lokale ontwikkeling sterk afgeremd wordt. Er is nood aan betrouwbare, betaalbare, doeltreffende en aangepaste oplossingen om de resterende landmijnen op te sporen en
onschadelijk te maken. Pas daarna kan het land teruggegeven worden aan de lokale bevolking. Voor APOPO is deze land return een hoofddoel. Productont wikkelaar Bart Weetjens speelde in op deze noden, en ontwikkelde met de hulp van de Universiteit Antwerpen een revolutionaire methode waarbij de buitengewone reukzin van ratten ingezet wordt om landmijnen op te sporen. Ondersteund door jurist Josse Van Steenberge en Mic Billet en Ron Verhagen van het departement Biologie werd in 1997 een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, waarvoor Gambiaanse hamsterratten geïmporteerd werden. Deze ratten werden opgeleid volgens de methode van de clicker training, waarbij het uitvoeren van een bepaalde handeling, in dit geval het aanduiden van TNT, gekoppeld wordt aan een klik en een beloning. Op die manier associëren de ratten de geur van TNT en een klik met het krijgen van voedsel. Ondanks de scepsis en het wantrouwen waarmee het APOPO-team af te rekenen kreeg, waren de eerste resul-
taten veelbelovend. In 2000 verhuisde het operationele centrum van APOPO naar de Sokoine Landbouwuniversiteit in Morogoro, Tanzania. Hierdoor werd het mogelijk de ratten te trainen en te testen in de omstandigheden waarin ze later zouden moeten gaan werken. Met behulp van de Tanzanian Peoples Defence Forces werd een uitgebreid trainingsveld aangelegd, waarop meer dan 1.500 onschadelijk gemaakte mijnen begraven werden. De ratten krijgen elke weekdag een half uur training, en staan op een strikt eten-voor-werk-dieet. Anders dan bij honden, kunnen ratten door verschillende mensen getraind en ingezet worden. Daarnaast zijn ze ook makkelijker te transporteren, goedkoper en sneller te trainen en minder selectief over wat ze voorgeschoteld krijgen om te eten. Bovendien zijn ze niet zwaar genoeg om een mijn tot ontploffing te brengen. Ratten zijn echter nachtdieren. Het ontmijnen gebeurt om veiligheidsredenen niet ’s nachts, maar bij het eerste zonlicht. De trainers hebben dan de tijd om hun rat 200m² te laten besnuffelen, wat ongeveer een uur duurt. Daarna is het al te warm geworden, en worden de ratten terug naar hun kooien gebracht. In 2004 slaagde een eerste groep van elf ratten in een test, opgesteld naar de International Mine Action Standards en onder supervisie van het Geneva International Centre for Humanitarian Demining. Vanaf dan kon het echte werk beginnen op mijnenvelden in Mozambique. Eén HEROrat ontmijnt een gebied van 200m² in anderhalf uur. Ter vergelijking: een menselijke ontmijner heeft voor een gebied van dezelfde opper-
24 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 24
7/04/2010 22:39:42
Dossier: UOS
Tekst: Joris Wauters — Illustratie: Koen Huysmans
DOE MEE! Verrekijkers is steeds op zoek naar enthousiaste studenten
OV
WIJ ZOEKEN: © Xavier Rossi
vlakte twee dagen nodig. Ondertussen trainde APOPO al meer dan 300 gespecialiseerde ratten, en ontmijnde het een gebied van ongeveer 1 miljoen km² in Mozambique. De toepassingen lijken eindeloos. Alles wat een te onderscheiden geur afscheidt, kan via deze methode door ratten worden opgespoord. Zo is APOPO inmiddels gestart met het conditioneren van ratten die de geur van tbc-bacillen in een menselijk slijmstaal kunnen opsporen. Wereldwijd is tbc in combinatie met hiv/aids verantwoordelijk voor meer dan 1,5 miljoen doden. Bovendien voorspelt de Wereldgezo ndheidsorganisatie een vervijfvoudiging van het aantal tbc-gevallen tegen 2015. Opnieuw is Sub-Sahara-Afrika een zwaar getroffen regio. En ook hier is het opsporen van tbc-bacillen in een menselijk slijmstaal een duur en tijdsintensief proces. Een snelle diagnose en behandeling van het zeer makkelijk overdraagbare tbc zou de vooropgestelde curve kunnen ombuigen.
Een getrainde rat scant momenteel 40 slijmstalen in zeven minuten, een laborant zou daar een hele dag voor nodig hebben. Hoewel de ratten nog niet officieel als diagnostische test gelden, hebben ze al meer dan 650 mensen met tbc opgespoord die volgens de standaard laboratoriumtests niet besmet waren. Nog een andere mogelijkheid zou zijn om ratten in te zetten bij het scannen van containers op de aanwezigheid van CO2 om mensensmokkel tegen te gaan. APOPO hangt op dit moment nog grotendeels af van externe gelden. Zowel overheden als private instellingen voorzien de ngo van werkingsmiddelen. Op termijn is het echter de bedoeling de ontwikkelde technieken, zoals bijvoorbeeld de tbc-ratten, op de markt te brengen en op die manier zelf voldoende werkingsmiddelen te genereren. Daarvoor zullen echter nog jaren van wetenschappelijk onderzoek en klinische of andere tests nodig zijn. Nu met het emeritaat van Josse Van Steenberge de laatste van de vier founding fathers van APOPO de UA verlaten heeft, is het misschien opnieuw tijd om de banden met deze ngo aan te halen en onderzoek op te starten dat door APOPO onmiddellijk in de praktijk gebracht kan worden. Meer info: www.apopo.org
REDACTEURS JOURNALISTEN FOTOGRAFEN ILLUSTRATOREN ...
ENQUÊTE: Hier bij Verrekijkers zijn we enorm content over de inspanningen die we de laatste drie jaar hebben geleverd om met dit bescheiden blad uw venster op de wereld een ruk te geven. Maar wat vindt u er eigenlijk zelf van? Beantwoord een luttele 10 vraagjes en we weten weer iets beter waar we staan. En wie weet, misschien krijgt u van ons een duoticket voor de cinema. Waag uw kans en help ons de kwaliteit van uw favoriete studentenblad te verbeteren! Let wel: deze enquête is enkel bedoeld voor studenten van Universiteit Antwerpen.
Je vind de enquête hier online: www.usos.be en doorklikken naar Enquête Verrekijkers
STEUN ONS ÉN ABONEER JE! 1. | a.verrekijkers@hotmail. com en vermeld je naam en adres. 2. stort € 7 op 979-149173473 met vermelding van Abonnement, naam en adres.
Verrekijkers — 25
Verrekijkers 11.01.indd 25
7/04/2010 22:39:42
Dossier: UOS
Tekst: Sabrina Ceurvelts
—
Foto: Nathalie Muyllaert
Universitaire ontwikkelingssamenwerking in Zuid-Afrika
DYNAMICS OF BUILDING A BET SOCIETY De universiteit van Westkaap (UWC) en vier Vlaamse universiteiten zijn al zes jaar partners in onderzoek en ontwikkeling onder de koepel van VLIR-UOS. Wij peilden naar de ervaringen van Vlaamse studenten die er in het kader van het universitaire samenwerkingsprogramma Dynamics of building a better society (DBBS) opuit trokken naar Zuid-Afrika. De universiteit van Westkaap (UWC) en vier Vlaamse universiteiten zijn al zes jaar partners in onderzoek en ontwikkeling onder de koepel van VLIR-UOS. Wij peilden naar de ervaringen van Vlaamse studenten die er in het kader van het universitaire samenwerkingsprogramma Dynamics of building a better society (DBBS) opuit trokken naar Zuid-Afrika.
MEERTALIGHEID IN DE ‘REGENBOOGNATIE’ Binnen de Gentse opleiding Afrikaanse Talen en Culturen beten Ina Quintyn en Nathalie Muyllaert de spits af in de zomer van 2004. Samen met vier anderen, gingen zij als eerste Gentse studenten naar de UWC en waagden zich aan een Zuid-Afrikaans thesisavontuur. ‘We waren op zoek naar een boeiend onderwerp voor onze masterproef toen professor Jan Blommaert een idee opperde’, zo vertelt Nathalie. ‘Hij was toen de coördinator van het DBBS-programma en stelde voor in het kader van dit project sociologisch onderzoek rond geletterdheid uit te voeren in het Zuid-
Afrikaanse Kaapstad.’ Ina ging op zoek naar de fundamenten van sociale bewegingen in Zuid-Afrika en leerde het Peace and Development Project in de township Nyanga van naderbij kennen. ‘Het doel van dit project’, aldus Ina, ‘was elk jaar honderd jongeren te overtuigen om zich als vrijwilliger te engageren voor een soort buurtwacht. In ruil kregen die jongeren zogenaamde hard skills en soft skills aangeleerd. De eerste met het oog op het uitoefenen van een beroep en de laatste gericht op sensibilisering rond hiv/aids, computervaardigheden en dergelijke meer.’ Nathalie deed dan weer veldwerk rond meertaligheid in een schooltje in Wesbank High, een andere township nabij Kaapstad. Beide studenten spreken van een ronduit prachtige ervaring. Ina breidde er een vervolg aan door nog twee jaar in de ontwikkelingssector in Zuid-Afrika te werken en ook voor Nathalie was Zuid-Afrika allerminst een afgesloten hoofdstuk. Meer nog, ze bleef nog even binnen het DBBSproject aan de slag. Nathalie: ‘Na het
beëindigen van mijn studies kreeg ik van professor Blommaert de vraag om aan de slag te gaan als zijn assistente ter plaatse en om, voortbouwend op mijn thesis, een doctoraatsonderzoek te starten. Aangezien ik de eerste en tot dusver enige assistente van een Vlaamse coördinator ter plekke was, werd ik aanvankelijk nogal argwanend ontvangen door de lokale medewerkers. Maar na even wennen werd het een fijne samenwerking.’
Liesbet Vankrunkelsven, ook al Afrikaniste in spe, was één van hun opvolgers in 2006. Net zoals bij Nathalie focuste haar thesis in eerste instantie op meertaligheid in scholen in de townships, maar dat was buiten hun Zuid-Afrikaanse begeleider gerekend. ‘Hij vond het allesbehalve een goed idee om mij en mijn thesisgenote eropuit te sturen in de townships, omdat onze veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Enige creativiteit en flexibiliteit was dus wel geboden.’ Maar ondanks de trage start die haar thesisonderzoek kende, ervaart Liesbet het feit dat ze zelf creatief op zoek moest gaan naar oplossingen ook als een pluspunt. ‘Op die manier leer je assertiever te zijn en contacten te leggen.’
26 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 26
7/04/2010 22:39:45
Tekst: Sabrina Ceurvelts
—
Dossier: UOS
Foto: Nathalie Muyllaert
DBBS?
ETTER
WATERSCHAARSTE HAND IN HAND MET BIOLOGIE Tom Callens trok in 2004 als student biologie voor twee maanden naar Zuid-Afrika in het kader van DBBS. Dat was toch de oorspronkelijke planning. ‘Mijn thesis was een studie over het gedrag van libellenlarven in tijdelijke poelen, wat in verband staat met droogte en het uitsterven van bepaalde soorten. Maar, onze timing was niet helemaal perfect. Samen met twee studiegenoten en een begeleidster stelde ik vast dat het daar winter was en er nauwelijks een libel te bespeuren was. Ik verlengde mijn verblijf dan maar met een maand.’ Iets waar Tom allerminst spijt van heeft, aangezien hij zijn thesisonderzoek in Zuid-Afrika op zijn Gents omschrijft als ‘fantastisch en vree tof’. Hij keerde nadien niet meer terug naar Zuid-Afrika, maar zijn interesse en motivatie om terug onderzoek te gaan doen in het Zuiden was alvast gewekt. ‘Ik heb net vier jaar doorgebracht in Kenia, waar ik aan mijn doctoraat over vogels werkte. Mijn eerder verblijf in Zuid-Afrika heeft me daarbij geholpen.’
‘Van de trajecten voor ontwikkelingssamenwerking die VLIR-UOS uitstippelde, is Dynamics of buiding a better society één van de twintig institutionele samenwerkingsverbanden tussen Noord en Zuid op de lange termijn’, licht huidig coördinator Stefaan Slembrouck (UGent) toe. ‘Het partnerschap ging officieel van start in april 2004, maar hieraan ging een gedegen voorbereiding vooraf. Bij de zogenaamde matchmaking lagen de thema’s al min of meer vast. Er werd gepeild naar de interesse van Belgische onderzoekers en op basis daarvan werden teams gevormd, projectleiders gekozen en een coördinator aangeduid.’ Het DBBS-project is gespreid over tien jaar en heeft een eerste en een tweede fase’, zo gaat Stefaan Slembrouck verder. Universiteit Westkaap ‘Zo kunnen we een tussentijdse evaluatie maken en bijsturen waar nodig. Het is immers de bedoeling een duurzame onderzoekscapaciteit uit te bouwen die kan blijven bestaan wanneer de financiering wegvalt. Terwijl in de eerste fase massaal werd geïnvesteerd in doctoraten, wordt nu de onderzoeksfocus verder verscherpt en elk project ondergebracht in een onderzoekscentrum om de continuïteit te verzekeren.’ Sinds 2008 is het universitaire samenwerkingsprogramma in de tweede fase aanbeland. ‘Naast de transversale werking rond ICT die als rode draad doorheen het hele programma loopt, bestaat DBBS uit zes concrete onderzoeksprojecten.’ Slembrouck somt op: ‘In eerste instantie wordt er gewerkt rond burgerschap en democratie. Sport als katalysator voor ontwikkeling is een tweede onderzoeksdomein. Hiv-onderzoek vormt een derde luik van het universitaire samenwerkingsprogramma. Hoe oppervlakte- en grondwater duurzaam beheren, is de cruciale vraag van het vierde onderzoeksproject. De focus van het vijfde project is dan weer tweeledig en heeft de urbane context als uitgangspunt. Enerzijds wordt meertaligheid onder de loep genomen en anderzijds worden steden in transitie bestudeerd. Met het laatste project, ten slotte, willen we het campusleven van alle UWC-studenten verbeteren.’ Verrekijkers — 27
Verrekijkers 11.01.indd 27
7/04/2010 22:39:46
Dossier: UOS
Tekst: Bas De Roo
—
Foto: Bas De Roo
“DE HAITIANEN ZULLEN HUN LAND HEROPBOUWEN” Jean Oriol Dezemma, Haïtiaanse student aan de UA
Jean Oriol Dezemma studeert a a n d e U n i ve r s i t e i t Antwerpen. Sinds augustus is hij in België voor een master aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB). België vindt hij een aangenaam land, enkel het weer valt hem tegen. Als hij veel warme kleren aantrekt valt het ondertussen al mee. Op twaalf januari stortte Jean zijn wereld in elkaar. Hij en zijn familie wonen immers vlakbij PetionVille, een rijke buitenwijk van Port-au-Prince, Haïti. Zijn wijk bevindt zich dicht bij Carrefour, het armere stadsdeel waar het epicentrum van de aardbeving lag. Werd je familie getroffen door de aardbeving? Mijn familie is alles kwijt. Mijn huis is zwaar beschadigd, dat van mijn ouders stortte in. Ze woonden eerst op straat, nu in tenten. Mijn vrouw en zoon zitten nu in de Verenigde Staten om te bekomen van het trauma. Gelukkig is niemand van mijn familie overleden of gewond.
Ik heb wel veel vrienden verloren in de ramp. Een heel goede vriend van mij kwam om en liet een vrouw met twee jonge kinderen achter. Veel mensen die ik ken, zijn sinds twaalf januari vermist. Nu kunnen we met zekerheid zeggen dat ook zij gestorven zijn. Hoe vernam je voor het eerst wat er in Haïti was gebeurd? Wat ging er door je heen?
Ik vernam het nieuws over Haïti meteen. Elke dag voor het slapen gaan, kijk ik naar het nieuws voor informatie over Haïti. Na het chatten met een vriend besloot ik naar bed te gaan. Toen ik nog even de tv aanzette, zag ik op CNN beelden van de ramp. Het enige wat je kon zien waren stofwolken. Heel Port-au-Prince lag in puin. Ik was gechoqueerd, het was een nachtmerrie. Kon je jouw familie meteen contacteren? Dat heb ik geprobeerd. Ik kon hen echter niet bereiken omdat heel het communicatienetwerk van Haïti vernield was. De eerste paar dagen wist ik niets over de situatie van mijn familie. Leefden ze nog? Waren ze ongedeerd? Drie dagen heb ik niet kunnen slapen, het was verschrikkelijk. Eindelijk kreeg ik tijdens de les een telefoontje van mijn vader die me vertelde dat iedereen ongedeerd was.
Nadien bleef het moeilijk om mijn familie te bereiken en hadden we
slechts sporadisch contact. Elke dag probeerde ik hen te contacteren, wat zelden lukte. Nu staat Haïti’s communicatienetwerk gelukkig weer op poten en kan ik opnieuw bellen wanneer ik wil. Wilde je terug gaan naar Haïti? Hoe voelde het om vast te zitten in België? De eerste week dacht ik maar aan één ding, terugkeren naar Haïti. Ik wist immers niet hoe mijn familie er aan toe was. Ik voelde me ook heel slecht omdat ik in België zat, terwijl ik wist dat er mensen in mijn land stierven en hulp nodig hadden. Terugkeren was echter geen optie, tot de dag van vandaag zijn enkel humanitaire vluchten naar mijn land toegelaten. De enige manier om nu in Haïti te geraken is naar de Dominicaanse Republiek vliegen en dan verder over land reizen. Toen ik wist dat mijn familie veilig was, heb ik besloten hier te blijven om mijn studie af te maken. Hoe moet het nu verder met je familie en vrienden? Krijgen ze een vergoeding van de overheid? Zijn ze verzekerd tegen dergelijke rampen? In België zou dit misschien het geval zijn, maar in Haïti is dit niet zo vanzelfsprekend. Weinig mensen hebben er een verzekering. Bovendien vond de vorige aardbeving in mijn land plaats in de 18de eeuw. Niemand in Haïti dacht er dus aan om zich tegen zo’n natuurramp te verzeke-
28 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 28
7/04/2010 22:39:47
Tekst: Bas De Roo
—
Dossier: UOS
Foto: Bas De Roo
ren. Al de mensen die hun huis kwijt zijn, zullen dus geen geld krijgen. Gelukkig spreekt men nu van een overheidsprogramma om de getroffenen te vergoeden. Van de internationale gemeenschap moeten ze voorlopig ook geen fondsen ver wachten. Al het geld dat nu naar Haïti gaat is humanitaire hulp. Het geld wordt niet gebruikt om Haïti herop Jean Oriol Dezemma te bouwen maar om de mensen tijdelijk van drinkbaar water, voedsel, medische hulp en onderdak te voorzien. In maart werd er een conferentie gehouden met Haïti’s ontwikkelingsdonoren. Daar ontwierp men een reconstructieplan voor Haïti. Men spreekt over veertien miljard dollar die de donoren zullen geven voor de heropbouw van mijn land. Denk je dat veertien miljard dollar zal volstaan voor de heropbouw?
Ik denk dat dit bedrag genoeg zal zijn. De vraag is echter of het
reconstructieproces goed beheerd zal worden en of er geen fondsen zullen verdwijnen. Ik hoop dat onze overheid deze dramatische gebeurtenis aangrijpt om Haïti beter te besturen. Ik maak me daar echter grote zorgen om. In het verleden heeft Haïti immers al veel geleden onder de corrupte praktijken van de elite. Ook zij hebben alles verloren in de aardbeving, de drang om geld te ontvreemden is nu dus nog groter. De internationale gemeenschap zou de Haïtiaanse overheid moeten controleren om misbruiken te voorkomen. Heb je vanuit België iets ondernomen om je landgenoten te helpen? Ik heb samen met een groep vrienden uit de VS en Canada 3000 euro verzameld. Iedereen heeft dezelfde som bijgedragen en samen hebben we besloten om het geld te geven aan mensen die we kennen. Het bedrag stelt misschien op zich niet veel voor, maar alle beetjes helpen in een situatie van uiterste nood. We vonden het heel belangrijk dat het geld ging naar mensen die buiten de regio van Port-au-Prince leven. De meeste hulp is immers geconcentreerd in de hoofd-
stad en mensen in de rest van het land ontvangen amper iets. Verder heb ik samen met het IOB en de Universitaire Stichting voor Ont wikkelingssamenwerking (USOS) een voetbalmatch georganiseerd om geld in te zamelen. Dankzij de medewerking van de studenten van de Universiteit Antwerpen hebben we ongeveer 1000 euro verzameld. Dat geld is naar de interventie van het Belgische Rode Kruis in Haïti gegaan. Hoe zie je de toekomst van Haïti? Zal je land er sterker uitkomen?
Ik zie de toekomst van mijn land positief in. Als je de beelden van Haïti op het nieuws ziet, valt er een ding op, de moed van de mensen. Jaren van armoede heeft mijn landgenoten zeer weerbaar gemaakt voor ellende. De gevreesde anarchie bleef uit. In plaats van elkaar te bestelen en te vechten voor het weinige dat er overblijft, werken de Haïtianen samen. In tijden van nood ziet men de menselijke capaciteit om geluk op te bouwen uit het niets. Bovendien krijgen we veel steun van de rest van de wereld. De Haïtianen zullen hun land heropbouwen.
De Antwerpse voetbalploeg van Jean Oriol Dezemma Verrekijkers — 29
Verrekijkers 11.01.indd 29
7/04/2010 22:39:50
Dossier: UOS STUDENT FOCUS, UA Het aandeel allochtone studenten neemt toe in het hoger onderwijs. Dat is goed nieuws, zou je zeggen. Zeker als je weet dat velen van hen in een kansarm milieu opgroeien. Maar als je de cijfers meer in detail bekijkt, zie je dat het aandeel ten opzichte van het totale aantal allochtone jongeren in Vlaanderen nog heel klein blijft. Bovendien bleek uit de meest recente studie aan de UA dat slechts 25% van hen slaagt in het eerste jaar, terwijl 45% van de autochtonen het halen. Student Focus-voorzitter en laatstejaarsstudent sociaal-economische wetenschappen Abdelhafid Bouddount laat zien dat het ook anders kan.
Abdelhafi d: Student Focus stoelt op vier pijlers: instroom, doorstroom, uitstroom en diversiteit. Met instroom bedoelen we: allochtone en kansarme jongeren motiveren om aan de universiteit te gaan studeren. Daarvoor geven we presentaties en zijn we aanwezig op SID-INbeurzen. Eenmaal aan de universiteit staat onze deur altijd open. We verlenen bijstand op alle manieren, in de eerste plaats bijlessen. Met uitstroom bedoelen we de studenten helpen op de arbeidsmarkt. Daarnaast, maar niet minder belangrijk, houden we heel wat culturele uitwisselingsevenementen zoals theeavonden, filmavonden en etentjes. Dat lijkt me heel wat werk. Zijn jullie allemaal vrijwilligers? Student Focus is een vereniging van en voor studenten. We hebben zo’n vijftigtal actieve vrijwilligers waarvan acht bestuursleden. Alle activiteiten worden in overleg georganiseerd, ook de bijlessen. Iedereen mag die geven, op voorwaarde dat je al eerder slaagde voor het vak. Om de kwaliteit van de lessen te garanderen, geven we de studenten wel een evaluatieformulier mee op het einde van het semester. Hoeveel studenten bereiken jullie? En hoe divers is dat publiek? Het aantal studenten dat in het eerste jaar bij Student Focus aanklopt stijgt. Elk jaar verwelkomen we minstens een twintigtal studenten meer. Op grote evenementen, zoals onze debatavonden, komen er gemakkelijk 250 à 300 studenten opdagen. Daar zitten heel wat moslims tussen, maar ook blanke Vlaamse studenten en proffen zijn er. In ons bestuur zetelen trouwens drie autochtone studenten. Op initiatief van enkele Thais, organiseren we dit jaar ook een intercultureel etentje. Spontane acties als deze gebeuren wel meer en kunnen we alleen maar toejuichen. Wat zijn zo de grootste problemen waarmee studenten worstelen? Dat hangt ervan af. Bij de instroom merken we dat er veel onzekerheid is bij de studenten. We gaan naar secundaire scholen waar 80% van de studenten van vreemde afkomst is. Onlangs bezochten we het Koninklijk Atheneum in Antwerpen en hielden we een presentatie om de stu-
Tekst: Dries Rombouts
denten te overtuigen van hun mogelijkheden. Jammer genoeg voegde een leerkracht eraan toe: ‘Allemaal mooi en wel, maar dit is niet voor jullie weggelegd, jongens en meisjes.’ Dat is frappant. Gebeurt dat wel meer?
—
Foto: Daan Neels
OVER DOOR UITSTR ZALME WATERV
Ja, wij hebben de indruk dat leerkrachten hun maatschappelijke functie Abdelhafid niet altijd ten volle beseffen. Allicht zijn ze ontmoedigd door de vele problemen op die scholen, maar dat betekent niet dat ze de toekomst van hun leerlingen mogen wegnemen. Ik heb hetzelfde meegemaakt. In mijn vijfde jaar werd mij aangeOngelijke kansen in raden een technische richting te gaan volgen, maar ik weigerde. Ik volhardde in mijn ASO-opleiding, ging naar de universiteit en zit nu in mijn masterjaar. Waar een wil is, is een weg. Natuurlijk zijn we realistisch. Als je een beroepsrichting volgt, kan je geen opleiding geneeskunde starten. Maar er zijn ook andere haalbare richtingen die je een uitstekend diploma opleveren.
het
In hoeverre komen jullie in het vaarwater terecht van andere organisaties zoals de ombudsdienst van de UA of zelfs van de VDAB? Onze uitstroomactiviteiten zijn het minst belangrijk omdat we merken dat, wanneer de instroom en doorstroom goed verlopen, de uitstroom meestal ook lukt. Afgelopen jaar organiseerden we wel een interculturele jobbeurs, maar dat kan je nauwelijks concurrentie voor de VDAB noemen. Verder ondervinden we toch dat veel studenten niet naar de ombudsdienst stappen. Soms zijn ze zelfs niet op de hoogte van die diensten. Bovendien heeft Student Focus een groot aanbod aan bijlessen. Waarschijnlijk bestaan die ook bij de ombudsdienst, maar minder toegespitst op ons publiek. We vormen dus een meerwaarde op de bestaande diensten.
Voor meer informatie over Student Focus: www.studentfocus.be
30 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 30
7/04/2010 22:39:54
Tekst: Dries Rombouts —
Dossier: UOS
Foto: Daan Neels
R INR- EN ROOM, EN EN RVALLEN het Antwerpse onderwijs
Een leven lang leren, het is de Europese strategie om van ons continent een vooruitstrevende kenniseconomie te maken. Iedereen een diploma dus! Ook in Vlaanderen is het al jaren het streefdoel. Maar h e e l wa t m e n sen vallen uit de boot. Daar willen twee projecten in Antwerpen wat aan doen: Student Focus (links) en School for Life (rechts).
SCHOOL FOR LIFE, SCVO BIRM Het zal je maar overkomen. Je studeert verpleegkunde en gaat na je studies aan de slag als verpleger. Niets aan de hand, tot er plots een burgeroorlog in je land uitbreekt. Je moet noodgedwongen vluchten en kan elders een nieuw leven beginnen. Je wilt weer je job doen als verpleger, maar het beste dat je kan vinden is een baantje als schoonmaker. Dat is het leven voor veel migranten. Hoewel ze de juiste capaciteiten hebben, vinden ze geen werk of moeten ze vrede nemen met luizenbaantjes. Dat overtuigde Fons Geys, directeur van het Stedelijk Centrum voor Volwassenonderwijs birm, en studiebegeleider Miek Stevens van de noodzaak van een nieuw project: School for Life.
Fons: Het project is vijf jaar geleden begonnen met één doel: Antwerpse hooggeschoolde migranten een tweede kans bieden. Het jaar nadien maakten we het onderscheid tussen hooggeschoolden die na één of anderhalf jaar in de arbeidsmarkt willen stappen en hooggeschoolden die een hogere opleiding willen volgen. Sinds enkele jaren werken we ook samen met de Artesis Hogeschool om eerstejaarsstudenten met te weinig bagage te ondersteunen. Bovendien willen we nu preventief gaan optreden en laatstejaars van het secundair onderwijs aanmoedigen om het hoger onderwijs aan te vatten via ons begeleidingsprogramma. Heeft het feit dat die hooggeschoolde migranten geen gepaste job vinden niet eerder te maken met de erkenning van diploma’s?
Fons: Ook, maar het probleem in Vlaanderen is de begeleiding. In GrootBrittannië word je bijvoorbeeld gewezen op de hiaten in je diploma en hoe je die kan bijspijkeren. In Vlaanderen moet je dat zelf uitzoeken. Ik ben arts, of wiskundeleerkracht: hoe kan ik mijn diploma hier verzilveren? Begin maar te zoeken. Dan kom je bij de VDAB terecht maar de doelstellingen van de VDAB zijn anders: zij moeten op korte
termijn mensen kwalificeren voor de arbeidsmarkt. ‘Wiskundeleerkracht, die kan aan het werk bij een bank’, maar dat wil die man of vrouw helemaal niet. Die mensen proberen wij te helpen.
Er bestaat sinds kort ook zoiets als ‘elders verworven competenties’ (EVC).
Miek: Dat is een groot hiaat in het onderwijs. Men spreekt er veel over, maar het blijft een probleem. Het gebeurt maar al te vaak dat mensen die bij ons enkele vakken hebben gestudeerd of goed onderlegd zijn nauwelijks op begrip of vrijstellingen kunnen rekenen in het hoger onderwijs. Men wordt steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Fons: Wij proberen daar een mouw aan te passen. Zo kunnen studenten die al ervaring hebben in een bepaald vak deelnemen aan de examens van de eerste modules. Slagen zij, dan mogen zij meteen naar de volgende module. EVC’s zijn een heel moeilijk begrip. Ze zijn heel moeilijk te meten. Er is geen duidelijke methode en het wordt overgelaten aan de universiteiten, hogescholen en cvo’s zelf om eigenhandig te beslissen wat meetelt en wat niet. Verhogen jullie werkelijk de slaagkansen van de studenten die naar het hoger onderwijs doorstromen?
Miek: Zeker, ik heb onlangs een oplijsting gemaakt van de resultaten en daaruit blijkt dat de 14 studenten die tot de laatste sessies studiebegeleiding hebben gevolgd toch wel met mooie cijfers geslaagd waren voor hun vakken. Met enkele studenten Restauratietechnieken hebben we gewerkt aan hun basiskennis wiskunde en scheikunde. Die was zeer slecht en ook dit jaar zullen ze daardoor niet slagen. Maar dat is niet erg, zij stappen volgend jaar opnieuw in en slagen dan wel. Hoe komt het toch dat die basiskennis zo slecht is? Is dat een falen van het reguliere onderwijs?
Verrekijkers — 31
Verrekijkers 11.01.indd 31
7/04/2010 22:40:00
Dossier: UOS Fons: Arbeidswetenschapper Jan Denys wist onlangs op een lezing te vertellen dat het grootste probleem voor werkzoekenden een gebrekkige basiskennis is van communicatie Nederlands, wetenschappelijke vaardigheden en IT. Daar werken wij al jaar en dag aan. In het secundair onderwijs halen studenten vaak wel de eindtermen, maar beschikken ze in realiteit toch niet over die competenties.
Tekst: Dries Rombouts
Miek: In theorie bereidt het beroepsonderwijs rechtstreeks voor op de arbeidsmarkt, maar heel wat jongeren horen niet thuis in het BSO. Dat komt door het watervalsysteem, waarbij leerlingen die in een hogere richting hun studies aanvatten stelselmatig afvloeien naar lagere richtingen. TSO is een tussenmoot: er komen heel wat mensen in terecht die later een technisch beroep willen uitoefenen, maar
—
Foto: Daan Neels
er zijn er ook die toch opteren voor het hoger onderwijs. Bij ons kloppen mensen aan die BSO volgden en een zevende specialisatiejaar BSO kiezen om toch door te stromen naar het hoger onderwijs. Tegen de waterval in dus. Dat is het zalmsysteem. Voor meer informatie over School for Life of SCVO Birm: www.birm.be
v.l.n.r. Fons Geys, Joefree Likungu en Miek Stevens
ZALMEN
J
oefree Likungu Balikenge (50 jaar) is een Congolees die al veertien jaar in België woont. Hij heeft vroeger gewerkt als bibliotheekmedewerker maar is op zoek naar een administratieve functie. Het liefst gaat hij aan de slag als financieel boekhouder. ‘Ik heb mijn basiskennis al bijgeschaafd dankzij cursussen van de VDAB. Nu volg ik hier mijn eerste jaar boekhouden. Het gaat goed en ik hoop dit jaar in mijn examens te slagen.’ D. is 19 jaar en zou heel graag de stap naar het hoger onderwijs maken. Maar ze heeft met haar BSO-opleiding Kantoor niet voldoende basis. Dankzij de studiebegeleiding in School for Life en lessen aan het Provinciaal Centrum voor Volwassenonderwijs Antwerpen behaalt ze het nodige niveau. ‘Ik volg al twee jaar bijles bij School for Life en ben er heel tevreden over. Het grote voordeel is dat ik op eigen tempo en met persoonlijke begeleiding aan mijn weg kan timmeren. Ik krijg ook studiemethodes mee die me helpen structureren.’ D. wil volgend academiejaar aan haar opleiding tot assistent-psychologe aan de Lessius Hogeschool beginnen. 32 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 32
7/04/2010 22:40:01
Tekst: Karolien Berger
—
Dossier: UOS
Foto: Karolien Berger
Wat is de perceptie van
BUITENLANDSE STUDENTEN IN VLAANDEREN
Basile Keuguong
ONDERZOEK AAN HET TROPISCH INSTITUUT Basile Keugoung komt uit Kameroen. In 2006 begon hij een master in Publieke Gezondheid aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG), nu doctoreert hij er ook. “Jullie overheid geeft beurzen aan studenten uit bepaalde landen in ontwikkeling, waaronder Kameroen. Ik heb een viertal jaar geleden een dossier ingediend en een masterbeurs gekregen. Na dat jaar heb ik het geluk gehad dat ik hier ook kon beginnen doctoreren. Momenteel pendel ik tussen Kameroen en Antwerpen. Ik verzamel gegevens in mijn thuisland, en kom dan telkens een drietal maanden naar hier om die gegevens te analyseren en te bespreken met verschillende professoren.” “Ondertussen ben ik gewend geraakt aan het leven in Antwerpen, maar in het begin heb ik mij toch moeten aanpassen. Ik kwam uit het noorden van Kameroen, waar het in september zo’n 40 graden is. Toen ik hier aankwam op het einde van wat
Als universiteitsstudent heb je tal van mogelijkheden om een tijdje in het buitenland te gaan studeren. Vele studenten aan de UA kiezen er voor om met Erasmus enkele maanden naar een (meestal Europees) land te trekken. Andersom komen ook elk jaar duizenden buitenlandse studenten onze universiteiten en steden verkennen. Terwijl de doorsneeuitwisselingsstudenten onze economie en ons rechtssysteem komen bestuderen, zijn anderen hier om tropische virussen te ontleden, les te volgen bij de Antwerpse modegoeroes of bij te leren over milieusanitatie. Hoog tijd voor hun verhaal! jullie zomer noemen, leek het elke week kouder te worden! Ook aan het eten heb ik mij moeten aanpassen: ik heb hier geleerd om aardappelen, rijst en spaghetti te eten! Ik ken wel een paar Afrikaanse winkeltjes, maar die zijn vrij duur en hebben ook niet alles. De levensomstandigheden zijn hier wel veel beter: de lucht is relatief schoon, de stad wordt schoongemaakt, het eten wordt gecontroleerd, de hygiënische voorzieningen zijn uitgebouwd. Alles is eigenlijk veel beter georganiseerd.”
jij dan zegt ‘naar de Groenplaats’, zou ik zeggen: ‘Ik wandel met je mee’. Ik heb al gemerkt dat je dat in deze stad niet moet doen, want dan bekijken mensen je erg vreemd en denken ze dat je iets van hen wilt. In de studentenresidentie waar ik woon, gaat het er gelukkig socialer aan toe. Al bij al zou ik hier niet willen blijven wonen, na mijn doctoraat blijf ik in Kameroen, bij mijn vrienden en familie!”
“Het sociale leven vind ik dan weer veel leuker in Kameroen. Ik spreek geen Nederlands, maar ik heb wel gemerkt dat het helpt om gewoon één woord te leren: ‘goeiedag’. Mensen hebben dan meteen door dat ik de taal niet spreek, maar wel moeite doe. Zij doen dan meestal op hun beurt moeite om Engels of Frans te spreken. In Kameroen en Afrika in het algemeen, is de sfeer wel veel vrolijker dan hier. We maken sneller contact. Als ik jou hier zou tegenkomen op straat, zou ik je bijvoorbeeld kunnen vragen waarheen je gaat, ook al ken ik je niet. Als
Malco l m A s in k o m t u i t Suriname, en volgt de eerste master in Milieusanitatie aan de Universiteit Gent. “Ik ben erg blij dat ik hier ben. In slechts enkele weken heb ik een andere cultuur, een andere manier van lesgeven en een ander klimaat ontdekt. Ook heb ik al een hoop nieuwe mensen leren kennen. De cultuurshock was voor mij wel niet zo groot als hij had kunnen zijn, ik was al in Europa geweest bij familie in Nederland.”
MILIEUSANITATIE IN GENT
“Jammer genoeg heb ik nog niet zoveel Belgen leren kennen, ik heb Verrekijkers — 33
Verrekijkers 11.01.indd 33
7/04/2010 22:40:03
Dossier: UOS gemerkt dat jullie niet zo gemakkelijk mensen benaderen. De sfeer tijdens de lessen is wel erg spontaan. Het is een geweldige ervaring om met zoveel verschillende nationaliteiten geconfronteerd te worden. Er zijn studenten uit Kenia, Vietnam, Ethiopië en nog vele andere landen. Toen het academiejaar begon, hebben we allemaal een presentatie gegeven over cultuur, economie en milieuproblematiek van onze thuislanden.” “Jullie gaan vaak in het buitenland studeren omdat dat leuk lijkt, ik ben voornamelijk naar Gent gekomen omdat er in Suriname niet zo veel mogelijkheden zijn. Werkgevers geven trouwens de voorkeur aan mensen die in het buitenland gestudeerd hebben. Ik vrees dat dat een beetje te maken heeft met het koloniale verleden. Zelf vind ik het niveau van de opleidingen erg gelijkend, maar jammer genoeg geloven sommigen nog steeds dat blanken beter zijn. Ach, ik moet er niet over klagen, want ik ben erg dankbaar om hier te zijn. Ik heb ook een volledige beurs gekregen van VLIR-UOS, waarmee ik zelfs een beetje kan sparen. Als
Tekst: Karolien Berger
ik niet zo veel kleren zou kopen, tenminste!” (lacht)
ERVARINGEN AAN DE MODEACADEMIE Sumiko wil liever niet met haar echte naam in Verrekijkers, maar haar verhaal wil ze wel graag vertellen. Ze komt uit Japan en is via een vriendelijke Japanse professor in Antwerpen aan de modeacademie verzeild geraakt. “Ik denk dat mijn zin in kunst en mode aangeboren is. Als kind vond ik tekenen zo geweldig dat leren schrijven me eigenlijk nauwelijks interesseerde. Jammer genoeg ben ik opgegroeid in een vrij conservatieve familie. Ik werd absoluut niet aangemoedigd om iets met mijn artistieke interesses te doen. Uiteindelijk heb ik beslist naar België te trekken, en heb ik ook een beurs aangevraagd en gekregen.”
—
Illustratie: Karolien Berger
me wel soms stoort, is het soort mensen dat hier mode gaat studeren. Iedereen is altijd erg vriendelijk, maar bij velen duurt dat maar totdat je je rug gedraaid hebt. Veel van mijn medestudenten kunnen blijkbaar zichzelf niet relativeren, heb ik al gemerkt. De meeste vrienden die ik al heb leren kennen, hebben dan ook weinig met mode te maken. Jullie Antwerpenaren zijn soms wel een vreemd volkje. Aziaten zijn voor jullie precies allemaal hetzelfde. Ik werk bijvoorbeeld in een Japans restaurant, want van mijn beurs alleen kan ik moeilijk leven. Op een dag kwam er een jarig jongetje eten met zijn familie. Toen we hem een ijsje met zo’n vuurwerkstokje gaven, vroeg hij me hoe je ‘twaalf’ in het Chinees zegt. Blijkbaar was hij net twaalf jaar geworden. Toen ik hem vertelde dat ik daar geen flauw idee van had omdat ik Japanse ben, keek hij me erg raar aan.” (lacht)
“Hier ging de wereld voor mij open. De manier waarop er hier met mode wordt omgegaan is voor mij als een droom. We worden echt opgeleid tot professionele designers! Wat
34 — Verrekijkers
Verrekijkers 11.01.indd 34
7/04/2010 22:40:06
Verrekijkers 11.01.indd 35
7/04/2010 22:40:07
Cat. Lic. A1529
Adv. A4 Verrekijker OK:Mise en page 1 21/03/10 19:46 Page1
JOBSTOP, de nieuwe halte in je leven!
ermen ta’s te besch Zin om cheeuid-Afrika? in Z
Zin om pand a’s te verz in China? orgen
JO
slag te jaar aan de Zin om eenau pair in de USA? gaan als
S S P O RT C O
en App try rov ed 201 0-2 2-0 3
BS
ROL NT
PA
TOP
Zin om 4 maanden te werken en te reizen in de USA? Zin om taallessen te geven in Thailand?
Vrijwilligersprojecten China Thailand Zuid-Afrika
Werk- en reisprojecten USA Australië Nieuw-Zeeland
Au pair
www.airstop.be
USA
goedkope vluchten
Zin om een paar maanden te werken en te reizen in Australië of Nieuw-Zeeland?
Airstop neemt een volgende wending en biedt via JOBSTOP vanaf dit jaar een grensverleggende waaier van "vrijwilligersprojecten, werken reisprojecten en een au-pairprogramma" aan. Heb jij ook zin om hieraan deel te nemen? Breng dan zeker een bezoek aan onze Airstopkantoren of neem een kijkje op onze website www.airstop.be/jobstop waar je meer info over onze projecten kan terugvinden. Wens je een brochure? Stuur dan een email naar jobstop@airstop.be.
last minutes
reizen op maat
070/24.60.07
Onze Airstopkantoren: BRUGGE - Dweerstraat 2 • GENT - M. Hendrikaplein 65 ANTWERPEN - Jezusstraat 16 • BRUSSEL - E. Jacquemainlaan 76 • LEUVEN - Tiensestraat 5
Budgetreizen Verrekijkers 11.01.indd 36
7/04/2010 22:40:08