Verrekijkers 23

Page 1

Juni 2013 # 23 − jaargang VII − www.verrekijkers.org

Verrekijkers jouw focus op de wereld!

Oorlogsjournaliste Lotte van Elp

‘Jemen en Irak staan bovenaan mijn lijstje’ Gevlucht uit Tibet langs de Mount Everest

‘Ik heb geluk dat ik nog leef’

Dieren in het Zuiden Een gesprek met Joep van Mierlo, directeur van Dierenartsen Zonder Grenzen


Inhoudstafel

3 Voorwoord: Als dieren spreken konden

Hoofdredactie

4 Dossier: Healthy animals, healthy people

Margot Cassiers

8 interview: ‘We creëren eilandjes van goede geneeskunde die hopelijk lang blijven bestaan’ 12 De wereld anders bekeken: Dierenwelzijn in de wereld 14 Fotoreportage: Dierenartsen Zonder Grenzen in actie 16 Interview: ‘Jemen en Irak staan bovenaan mijn lijstje’ 19 Dag in het leven van een vrijwilliger: Into the wild in Roemenië 21 interview: Tussen hamer en aambeeld, Tibetaanse vluchtelingen getuigen 24 Stem van de Student: Studenten en kanker 28 Organisatie in de kijker: Er beweegt wat op het Zuid-Afrikaanse platteland 30 Recensie: Africa, het relaas van een gewezen droom 32 Cultuuragenda: Uit met Verrekijkers 34 Blog: Ausländer in Saarbrücken 35 Recept met respect: Coxinha

2

Verrekijkers

Redactie Lore Claes, Anne-Katrien Frans, Fien Hiel, Inge Leuridan, Eliane Maes, Bruno Morez, Lubumbe Van De Velde, Annelies Vantomme, Janus Verrelst

Lay-out Wouter Moons en Lore Motten

Werkten mee Jona Beeldens, Diego Bianchi, Lisa de Wit, Tim Dirven, Josti Gadeyne, Inge Goossenaerts, Kathleen Gyssels, Christophe Luts, Kurt Van der Elst Coverbeeld: Tim Dirven

Boekhouding Hans Moens

Verantwoordelijke uitgever Janus Verrelst Prinsstraat 13 – 2000 Antwerpen

Met de steun van


Tekst: Margot Cassiers

Voorwoord

Als dieren spreken konden Heuglijk nieuws in Thailand begin mei: voor het eerst waren beelden gemaakt van de witte olifant die al bijna een maand gezocht werd. Een witte, of albino, olifant wordt als heilig beschouwd in Thailand en is volgens de traditie eigendom van koning Bhumibol. Het dier werd op tien april gezien in de centraal-Thaise provincie Phetchaburi. Meteen daarna werden in het Kaeng Krachan nationaal park infraroodcamera’s geïnstalleerd in de buurt van artificieel aangelegde zoutlikplaatsen, in de hoop de geboorte van het mythische dier te bewijzen. Het koningshuis heeft een beloning van zes miljoen Baht, meer dan 150.000 euro, beloofd aan al wie de olifant kan vangen. Thailand is tegelijk de grootste niet-geregulariseerde ivoormarkt ter wereld. Het land is een belangrijke doorvoerhaven voor Afrikaans ivoor. Eerder dit jaar kondigde de Thaise premier aan de ivoorhandel te zullen verbieden. Aanleiding was een petitie met 1.600.000 handtekeningen. De Thaise olifant, die vooral in de toeristische sector gebruikt wordt, is een bedreigde diersoort. De paradox in bovenstaande berichtgevingen, toont aan hoe moeilijk en meerduidig de thematiek “dieren

in het Zuiden” is. Ondanks hun religieuze betekenis in verschillende ontwikkelingslanden, zijn veel dieren in deze regio’s cruciaal in de landbouw en andere sectoren. Alleen al op het Indische subcontinent zijn ongeveer 500 miljoen mensen in hun levensbehoud vooral afhankelijk van dieren. Hoe kan je dierenwelzijn verbeteren in landen waar het lot van de mensen al vaak schrijnend is? Voor de oprichters van Dierenartsen Zonder Grenzen was het antwoord op die vraag eenvoudig: gezonde dieren maken gezonde mensen. ‘Door het versterken van de veeteelt, helpen we gemeenschappen zichzelf te ontwikkelen,’ vertelt directeur Joep van Mierlo aan Verrekijkers. De ngo is al bijna twintig jaar actief in verschillende Afrikaanse landen, waar ze veehouders eerste hulp biedt en probeert institutionele diergeneeskunde op gang te brengen. Lees het volledige interview op pagina 4 en bekijk beelden van lokale projecten op pagina 14. Een complex vraagstuk als “dieren in ontwikkelingslanden” kan je vanuit verschillende hoeken belichten, wij besloten er een thema van te maken. Geniet van een beestig nummer!

Verrekijkers

3


Dossier

Tekst: Lore Claes  —  Foto's: Dierenartsen Zonder Grenzen

Healthy animals, healthy people Dierendokters in het Zuiden

ledig op. Onze missie sluit alle projecten uit waar er geen component met veeteelt aan verbonden is.

Deze veehouder uit Burkina Faso is gelukkig: ‘Waar melk is, is leven.’

D

ierenartsen in het zuiden, (n)ooit bij stilgestaan? De Belgische organisatie Dierenartsen Zonder Grenzen, ook wel Vétérinaires Sans Frontières (VSF), strijdt al sinds 1994 voor het welzijn van mens en dier in Afrika. Directeur Joep van Mierlo nam ons mee langs de passages van dit boeiende ontwikkelingsverhaal.

Het is acht uur op een mooie woensdagochtend in het Antwerpse Centraal Station. Joep van Mierlo maakte, speciaal voor ons gesprek, een tussenstop tijdens zijn dagelijkse treinrit tussen Putte, net over de Nederlandse grens, en Brussel. De Antwerpse Starbucks loopt al aardig vol, maar we vinden toch een grote tafel om ons aan te zetten. Voorzien van een kop dampende koffie, praat Joep honderduit en gepassioneerd over VSF, zijn vakkundig stokpaardje. Voor mensen die jullie niet kennen, wat doet VSF? Onze visie is “healthy animals, healthy people”. Dus uiteindelijk gaat het om de mensen. Door het versterken van

4

Verrekijkers

de veeteelt, helpen we gemeenschappen zichzelf te ontwikkelen. We werken in Sub-Sahara-Afrika, in droge en enorm grote gebieden waar heel weinig mensen wonen. Diensten van dierenartsen zijn vaak niet aanwezig en wij proberen daar een oplossing voor te vinden. Initieel faciliteren we elementaire eerste hulp aan de dieren. Daarnaast proberen we de overheid en privédierenartsen aan te moedigen hun diensten aan te bieden. Ik denk eerlijk gezegd dat er wereldwijd maar twee organisaties zijn die in die mate gespecialiseerd zijn zoals wij. Er zijn wel verschillende organisaties die het als belangrijk onderdeel hebben, maar wij concentreren ons hier vol-

Jullie zijn actief in 8 landen, allemaal Afrikaanse landen. Waarom enkel Afrika? Dat is vooral om logistieke redenen. We zijn begonnen in Zuid-Soedan, van daaruit zijn we gegroeid. Onze kennis is geconcentreerd in de “dry-lands” van Oost- en West-Afrika en enkele “humid tropical gebieden” in CentraalAfrika. Het is bovendien een strategische keuze. We hebben een budget van 12 miljoen euro ter beschikking dat we efficiënt moeten besteden, onze middelen en kennis zouden ontoereikend zijn als we ook vanuit andere continenten opereerden. We zijn actief in drie ecosystemen. We werken in acht landen, maar als je op de kaart kijkt, dan zijn we actief in die stukjes van Mali, Niger en Burkina Faso die bij elkaar liggen, en de streek die Zuid-Soedan, Kenia en Oeganda met elkaar verbindt. In Congo en Rwanda werken we in een gelijkaardige context. Op die manier kunnen we tegelijkertijd binnen de ecosystemen werken en kunnen we nuttig aanwezig zijn in verschillende landen. Binnen de regio kan van elkaar geleerd worden, maar ook tussen de regio’s is er een gigantische leercurve. Hierdoor is er niet alleen binnen, maar ook tussen de projecten synergie. We proberen onze programma’s en projecten steeds aan elkaar te linken. Hoe sporen jullie projecten op? Hier hebben we een goede wisselwerking. Het liefst doen wij niets. Hoe minder wij doen, hoe meer er


Tekst: Lore Claes  —  Foto's: Dierenartsen Zonder Grenzen

Lokale dierenverzorger Peter helpt een gewonde geit in het dorp Kakongu, Kenia.

gebeurt. Idealiter komt de gemeenschap naar onze lokale partner toe en zegt: ‘Wij kennen jullie en weten wat jullie doen. Wij hebben dit probleem en denken dat jullie dat mee kunnen oplossen.’ We werken dus niet met individuen, maar echt met gemeenschappen. De samenwerking gebeurt steeds via onze lokale partners, die de gemeenschappen, streek en cultuur veel beter kennen dan wij ze ooit zullen kennen. Onze partners kunnen bijgevolg beter dan ons inschatten welke groepen oprecht hulp nodig hebben, vandaar onze samenwerking. Als we eenmaal een project hebben, gaan we te werk vanuit het “Asset Based Community Developmentprincipe” Ontwikkelingssamenwerking gaat heel vaak uit van een probleemanalyse, maar dit draait heel de boel om. Je gaat eerst met de gemeenschap kijken wat ze allemaal al hebben. Dat is een veel positievere aanpak. De lokale inwoners beseffen op die manier vanaf het begin dat ze al heel veel kunnen en hebben, maar dat het wel handig zou zijn om op bepaalde vlakken hun technische kennis te verrijken. Nochtans bezitten ze zelf ook een grote technische kennis vanuit hun eeuwenoude tradities. Wij brengen daar dan een stukje academische en praktische kennis

bij vanuit onze ervaring. Zodoende is er sprake van kennisvermenging. Er mag niet te veel van buitenaf naar binnen gebracht worden, want dat is niet duurzaam. Je moet hen echt vanuit een gelijkwaardige houding benaderen, en niet vanuit een hulpbehoevende houding. Dit laatste is heel gemakkelijk om te doen, maar als je dan vertrekt, weet je bijna zeker dat de hele boel weer in elkaar stort.

‘Je moet hen vanuit een gelijkwaardige houding benaderen, en niet vanuit een hulpbehoevende. Dit laatste is veel gemakkelijker, maar als je dan vertrekt, weet je bijna zeker dat de hele boel weer in elkaar stort.’

Dossier

Dierenverzorger Adamou Idrissa

Ontwikkelingslanden zijn door hun ligging erg gevoelig voor klimaatverandering. Is veeteelt dan wel een goede keuze? Je kan maïs of gierst zaaien wanneer het weer ideaal is, maar het kan zijn dat er net in de cruciale maanden van het rijpingsproces, te veel of te weinig water of zon is. Op die momenten kan je het veld niet oppakken en honderd kilometer verder weer neerplanten. Dat kan wel met vee. Pastoralisten (nomaden) trekken rond tussen gebieden waar net regen is gevallen, en kunnen zich bijgevolg aan de omstandigheden aanpassen. Ze surfen letterlijk op ‘the green wave of lush grass’. Het is bewezen dat pastoralisme meer rendement opbrengt dan “modern ranching”. In dat geval zet je een groot gebied af, maar als de regen net buiten de ranch valt, heeft die nog niets. De pastoralisten worden niet beperkt door die grenzen. Het is zo dat iedereen intuïtief denkt: ‘Veeteelt is slecht voor het milieu.’ Dat is zo, áls je het op het huidige industriële Europese niveau bekijkt. De kleinere boeren daarentegen produceren veel gezonder en kunnen daardoor het milieu in stand houden. Oké, biologisch verantwoorde landbouw is duurder, maar het kost ons veel minder als maatschappij. Dat geldt

Verrekijkers

5


Dossier

ook zo voor Afrika. Vanuit dat principe proberen we daar ook te werken. Engageren jullie je in de betrokken landen ook politiek? We ondervinden meer en meer dat politiek engagement nodig is om effectief te zijn. Maar uiteindelijk blijven we een externe partij, dus we doen in principe zo weinig mogelijk. We moeten opletten dat we ons niet in plaats van de lokale bevolking politiek engageren. Wat we wel kunnen doen, is de mensen helpen zich politiek in te spannen. Maar dat is voorlopig een klein stuk van ons werk. Op Belgisch en Europees niveau zijn we wel politiek actief. Bijna alles wat mensen hier doen heeft immers gevolgen in het Zuiden. Denk maar aan het feit dat als wij hier kipfilet willen aan een goedkope prijs, de kippenvleugeltjes in Afrika aan een dumpingprijs worden verkocht. Om die reden zijn we zes jaar geleden begonnen met een “Noordprogramma”. We werken samen met de collega’s van ontwikkelingseducatie en Belgische en Europese parlementsleden om een aantal beleidsdocumenten te beïnvloeden. Enerzijds doen wij dus acties hier en anderzijds hebben we partners in het zuiden om het daar te doen. Beiden moeten elkaar versterken. Bestaat er veel onderlinge samenwerking met andere ngo’s? De overheden verplichten ons en zichzelf tegenwoordig om met elkaar samen te werken in grotere projecten. Daar ben ik erg blij om. Dan krijg je situaties zoals bijvoorbeeld een Oxfam UK die zegt: ‘Wij zijn beter daar in, dus laat VSF dat maar doen.’ Wij doen het andersom ook. Wij hebben bijvoorbeeld weinig kennis over het graven van waterputten. Als wij dat zelf doen, maken we fouten die andere gespecialiseerde organisaties, zoals bijvoorbeeld PROTOS, niet zouden maken. Als we in een groep opereren, kunnen we fouten voorkomen en bovendien veel meer holistisch te werk gaan. Iedereen weet bijvoorbeeld dat je met primaire scholing en

6

Verrekijkers

Tekst: Lore Claes  —  Foto's: Dierenartsen Zonder Grenzen

infrastructuur zoals wegen en waterputten, de helft van de problemen oplost. Maar dat is niet onze expertise. Vanuit een groep kan je problemen in zijn geheel aanpakken. Olivia Rutazibwa, journaliste bij MO*-magazine, deed in één van onze vorige nummers de volgende uitspraak over ontwikkelingssamenwerking: ‘We moeten daar niet naïef in zijn: ontwikkelingshulp is een belang van een donor, namelijk het belang van aanwezigheidspolitiek.’ In hoeverre vind je die uitspraak terecht voor Dierenartsen Zonder Grenzen?

‘Iedereen denkt intuïtief: ‘Veeteelt is slecht voor het milieu.’ Dat is zo, áls je het op het huidige industriële Europese niveau bekijkt.’ Over het algemeen ben ik het ermee eens. Een Belgische overheid heeft er belang bij om ontwikkelingsgeld beschikbaar te stellen, want dat geeft haar invloed in een aantal landen. Wij zijn een niet-gouvernementele organisatie (ngo) en we moeten er heel erg over waken dat we dat ook blijven. We mogen ons niet voor iemand anders’ kar laten spannen. Anderzijds zou het gek zijn om beschikbaar geld niet te gebruiken voor wat wij denken dat belangrijk is, zolang het in het kader past van wat de gemeenschappen nodig hebben. Zelfs als we toch in iemands opdracht werken, maar die opdracht perfect in onze planning past en gebaseerd is op wat de lokale bevolking wil, dan zie ik geen reden om dat niet te doen. Waar ik wel moeite mee heb, is dat

je grotendeels afhankelijk bent van één donor. VSF is voor 85% afhankelijk van overheidsgelden. Maar wij zijn redelijk onafhankelijk omdat we vijf grote donoren hebben, allemaal verschillende overheden. Mocht er eentje een kant opgaan waar wij neen tegen zeggen, dan verliezen we bijvoorbeeld 15%, maar dan gaan we met de rest door. Dat doet pijn en dat is niet prettig, maar het kan. Bovendien hebben we ook steun van Amerikaanse overheidsgelden die totaal anders zijn dan Europese. Omdat we zo technisch zijn in een gebied waar niet heel veel ngo’s opereren, krijgen we ook die Amerikaanse steun. Door onze uniciteit op technisch vlak hebben we daarenboven de luxe dat er een aantal donoren zijn die naar ons toestappen. Wij moeten dan ook zo volwassen zijn om te zeggen van: ‘Oké, jullie willen dit, maar wij zijn de technische organisatie met de expertise. Dus wij doen het op die manier, op die en die plaats, en op die plaats niet.’ Je moet er op letten dat je min of meer onafhankelijk blijft, want het woord “donor driven” valt vaak. Waarom vind je ontwikkelingssamenwerking nodig? Net zoals er hier een sociale dienst is, is ontwikkelingssamenwerking voorlopig nog de sociale dienst van het Zuiden. Lokale overheden hebben het geld en de capaciteit nog niet om dat op te vangen. Wij moeten er mee voor zorgen dat zij dat wel opnemen. Als wij enkel technische hulp bieden zoals we die tien à vijftien jaar geleden boden, dan is dat wel erg gemakkelijk voor de lokale overheid. Ze gaan er vanuit dat de ngo’s hun geld wel zullen investeren, waardoor zij het zelf niet meer hoeven te doen. Je moet er dus continu op letten om jezelf misbaar te maken. Alleen maar als onze aanwezigheid toegevoegde waarde biedt, moeten we onze lokale samenwerking verder zetten. Voor mij is het ultieme ontwikkelingsmodel dat een ngo initieel helpt om de acute noden op te lossen. Ondertussen moet ze de gemeen-


Dossier

Tekst: Lore Claes  —  Foto's: Dierenartsen Zonder Grenzen en Jona Beeldens

schap ervan bewust maken dat ze een stem heeft en die moet gebruiken. Daarmee bedoel ik niet dat ze politieke partijen moeten oprichten, maar ze moeten wel als vrouwen- of veehoudersgroep een stem hebben in de lokale politiek om te eisen wat hen toekomt. Uiteindelijk is ontwikkelingssamenwerking een langetermijnpolitiek, je moet mentaliteitsveranderingen faciliteren. In mijn optiek, in het ideale ontwikkelingsscenario, heb je drie generaties nodig. De oude generatie verander je niet meer. De huidige generatie die door de oude generatie is opgevoed moet je met mondjesmaat proberen zich “aan te passen”, en de volgende generatie, daar hoop je van dat ze het gewoon doen. Je hebt dus tijd nodig, en die tijd moet je de lokale bevolking ook gunnen. Naast jullie veehoudersactiviteiten doen jullie ook aan vredesonderhandelingen. Hoe gaat dat in zijn werk? Ik vond dat eerst een heel vreemd combinatie, VSF en vredesprojecten. In de conflicten en vredesprojecten waarin wij actief zijn, gaat het meestal

over toegang tot gras en water. Veehouders vertrouwen ons omdat we hen technische hulp bieden, waardoor wij de logische link zijn tussen de veehouders en de vredesprojecten. Als het initiatief voor dat vredesakkoord van de partijen zelf komt, brengen we de conflicterende groepen bij elkaar en proberen we oude instanties weer tot leven te brengen. Die conflicten bestaan al van oudsher, maar door omstandigheden zijn ze erger geworden. De oude en nieuwe generaties begrijpen elkaar niet altijd meer. Er zijn onlogische koloniale of politieke grenzen afgebakend, waardoor eveneens problemen ontstaan. We proberen met behulp van de dorpsoudsten, hun traditionele systemen te eren. Na veelvuldig overleg wordt dan bijvoorbeeld een koe geslacht om het akkoord te bezegelen. Zo’n zaken werken, maar enkel als beide groepen ze blijven onderhouden, en dat vraagt tijd. Hoe zie je VSF in de toekomst evolueren? We hebben net een strategische planning achter de rug. De komende tien jaar gaan we blijven groeien, dat is alleszins het plan. We onder-

Directeur Dierartsen Zonder Grenzen Joep van Mierlo en Verrekijkers reporter Lore

zoeken de mogelijkheden om uit te breiden naar meer zuidelijke entiteiten. We willen naast VSF België evolueren naar een VSF Afrika of VSF Niger, VSF Burkina Faso, enzovoort. De bedoeling is om meer en meer met zuidelijke entiteiten te werken. Dit kunnen lokale VSF’s zijn, maar ook lokale ngo’s. Momenteel is de interactie voornamelijk Noord-Zuid, maar dan zal er heel veel interactie Zuid-Noord komen. De noordwerking zal erg belangrijk worden voor ons. Wij zullen hier in België alles inzetten om de maatschappij te sensibiliseren, zowel consumenten, (jonge) professionals, als politici. Het komt erop neer dat als de westerse mens “zijn werk” doet, ontwikkelingsgeld niet meer nodig is. Met andere woorden, als mensen hier bewuster eten, kopen, reizen en werken, dan kunnen onze lokale partners het zelf wel “rooien”. Al is het dan, in een eerste fase, met behulp van lokale overheidsgelden, die bijvoorbeeld via de Europese Unie gerealiseerd worden. Ik denk eerlijk gezegd dat de rollen Noord-Zuid gaan omkeren. Waar wij nu nog vaak ongewild leiden en zij volgen, gaan zij leidend worden en wij volgend. Ik hoop echt dat dat snel gaat gebeuren. Dat zal de ontwikkelingssamenwerking in de juiste perspectieven zetten. Daar werken we nu al kei-hard naartoe. Het geld komt nog steeds via noordelijke actoren, dus er wordt nog altijd naar ons geluisterd, zelfs als we het niet willen. Als wij A zeggen, wordt er A gedaan, terwijl zij misschien weten dat B moet gebeuren. Qua ontwikkelingssamenwerking ben ik altijd een realist geweest. Ik heb nooit gedacht dat ik de wereld kan verbeteren, wel het leven van enkele gezinnen en misschien zelfs van enkele gemeenschappen. Organisatorisch en institutioneel ben ik wel een idealist. Het “Zuiden” moet het heft in eigen handen nemen en haar eigen problemen aanpakken. Het gebeurt al, en het gaat op nog veel grotere schaal gebeuren! Meer weten? www.dierenartsenzondergrenzen.be

Verrekijkers

7


Interview

Tekst: Annelies Vantomme  —  Foto: David Van Laeken

‘We creëren eilandjes van goede geneeskunde die hopelijk lang blijven bestaan’ David van laeken over ontwikkelingssamenwerking (deel 4 van 4)

H

oe zal ontwikkelings samenwerking de komende jaren evolueren? Die vraag is te interes sant om in één ar tikel te beantwoorden. Om die reden laat Verrekijkers vier nummers op rij een deskundige aan het woord. Voor het vierde interview uit de reeks sprak Verrekijkers met David Van Laeken, die als dokter binnen Ar tsen Zonder Grenzen actief is. Net teruggekomen van een mis sie uit Congo maakte hij graag tijd om in gesprek te gaan over de relatie tus sen noodhulp en ontwikkelings samenwerking.

Je was laatst op missie in Congo. Wat voor werk deed je daar? Ik ben net terug uit Niangara, een stad die zich 100 kilometer onder de grens met Zuid-Soedan bevindt. In 2008 zijn veel mensen uit angst voor het geweld van het Lord Resistence Army van Joseph Kony naar Niangara gevlucht. Vluchtelingen laten doorgaans alles achter en hebben een nieuwe infrastructuur en gezondheidszorg nodig. Ter plekke heb ik een ziekenhuis en twee gezondheidscentra ondersteund. Tijdens het project was ik ook medisch verantwoordelijke, wat betekent dat ik de medische standaarden van het ziekenhuis probeerde op te krikken. De regio is in 2012 gestabiliseerd en daarom zullen we het ziekenhuis in september 2013 aan de regering overdragen. Die overdracht voorbereiden was ook een deel van mijn werk.

8

Verrekijkers

Artsen Zonder Grenzen doet eerder aan noodhulp dan aan ontwikkelingssamenwerking. In hoeverre kan een organisatie als Artsen Zonder Grenzen een springplank zijn naar structureel werk? Het is soms moeilijk om de grens tussen noodhulp en ontwikkelingssamenwerking af te bakenen. Uiteraard bouwen we ook iets op. We proberen het project aan de lokale verantwoordelijken over te dragen en op die manier kan onze impact ook structureel zijn. Artsen Zonder Grenzen probeert de lokale regeringen voor hun verantwoordelijkheden te stellen, maar heeft in eerste instantie een humanitair engagement. Als er bijvoorbeeld ergens een epidemie uitbreekt, richt Artsen Zonder Grenzen een noodhulpproject op. We zullen de epidemie de kop indrukken, medische hulp bieden, daarna aan lobbywerk

doen en inschatten of er een bepaalde infrastructuur overgedragen kan worden. Vanuit ons perspectief om acute problemen aan te pakken, proberen we hulp op langere termijn te garanderen. Noodhulp en ontwikkelingssamenwerking vertrekken vanuit een ander perspectief: als je aan duurzame ontwikkeling wil doen, kan je niet lokaal een project opstarten om een acuut probleem aan te pakken. Noodhulp kan dus in sommige gevallen een duurzaam karakter krijgen. Of noodhulp een springplank kan zijn voor een lange termijn opbouw is heel contextafhankelijk. Wanneer er een sterke staat is, kan een project door de regering verder worden ondersteund. Ik denk bijvoorbeeld aan tuberculoseprojecten in de voormalige Oostbloklanden, maar in Congo of Zuid-Soedan is dat veel moeilijker. In landen die meer donorafhankelijk zijn, dragen we de projecten vaak aan ngo’s over. Eigenlijk laten we eilandjes van goede geneeskunde achter, die hopelijk en meestal een positieve impact op lange termijn kunnen hebben. In Niangara investeren we bijvoorbeeld nog steeds om de infrastructuur van het ziekenhuisje te verbeteren.


Tekst: Annelies Vantomme  —  Foto: David Van Laeken

Zijn er concrete voorbeelden van noodhulp en ontwikkelingssamenwerking die hand in hand gaan? Ja, ons HIV-project is daar zeker een voorbeeld van. In Afrika was er in de jaren ’90 weerstand om mensen met HIV te behandelen. Daar is Artsen Zonder Grenzen met kleinschalige projecten begonnen. Wij beweren niet HIV in gans het land te zullen uitroeien, maar toch kunnen we met een klein project aan de bevolking laten zien wat op vlak van gezondheidszorg mogelijk is. Er is dus zeker sprake van pionierswerk zonder dat we zelf het gezondheidssysteem uitbouwen. Artsen Zonder Grenzen probeert ook meer op onderzoek in ontwikkelingslanden in te zetten. Bovendien hebben we twee soorten projecten: projects by choice en projects by default. Projects by default zijn louter

humanitaire acties. Projects by choice daarentegen zijn ook lobbygericht en focussen meer op de langere termijn. Die hebben niet meteen de context van zuivere noodhulp. Zijn er ook tegenvoorbeelden? Soms blijft het een uitdaging om een project een duurzaam karakter te geven. Het is bijvoorbeeld moeilijk om het project in Niangara over te dragen. Na de komst van Artsen Zonder Grenzen is de toestand veel beter geworden, maar na ons vertrek zal er zeker en vast een terugval zijn. Tijdens de noodhulpfase garandeert AZG gratis gezondheidszorg. Wanneer we vertrekken, zal dat veranderen en zal dat opnieuw voor een barrière zorgen. We hebben ook structurele investeringen gedaan die op langere termijn een impact kun-

Interview

‘Samenwerken met lokale dokters is een uitdaging, maar op die manier breng je iets duurzaams teweeg. Dat is de investering waard.’

nen hebben. Zo geven we het ziekenhuis een voorraad aan medicatie voor drie maanden wanneer we het project verlaten. Als die voorraad goed beheerd wordt, is dat een springplank

In een mobiele hulppost te Zuid-Soedan redde Davids team het leven van een vrouw die na een lange reis zwaargewond toekwam.

Verrekijkers

9


interview

om goede kwaliteit te behouden. Als het niet beheerd wordt, kunnen we een terugval naar die eerste toestand niet uitsluiten. Je zegt dat jullie proberen om jullie project aan de lokale overheden over te dragen. Is er dan een manier waarop jullie het project proberen op te volgen? Op het moment dat we het project verlaten, is het ons project niet meer. Daarom wordt het niet direct opgevolgd. Dat zou ook een beetje paternalistisch zijn. We houden wel in het oog dat er zich geen nieuwe noodsituaties voordoen. Als er zich toch negatieve situaties blijven voordoen, kunnen we altijd de vraag stellen waar het nu nog steeds misloopt. Heeft die manier van werken al vaak succes gekend? Er zijn wel een aantal succesverhalen. Een voorbeeld is de manier waarop de regering in Burundi met malaria omgaat. Na onze komst is het nationaal protocol gewijzigd, wat betekent dat de nieuwe medicatie die beter werkt ook effectief geïmplementeerd wordt. Het blijft natuurlijk een grote uitdaging, maar het heeft al een aantal keer gewerkt. In de film First Mission vertelde een dokter dat het soms frustrerend is om samen te werken met mensen ter plekke omdat beide partijen een andere manier van werken hanteren. Wat denk jij daarover? Eigenlijk heeft die manier van werken net heel wat voordelen. Door die uitwisseling is er een capaciteitsuitbouw en zo brengen we iets duurzaams teweeg. Als we dan ergens vertrekken, is er meer kans dat het ziekenhuis effectief blijft draaien. Dat is niet het geval wanneer al het personeel van Artsen Zonder Grenzen is. Dan bereik je natuurlijk sneller hogere medische standaarden, maar ontwikkel je lokaal helemaal geen capaciteiten. De samenwerking is een uitdaging, maar het is de investering waard. Welke definitie geef jij aan

10

Verrekijkers

Tekst: Annelies Vantomme  —  Foto: David Van Laeken

ontwikkelingssamenwerking? Ontwikkelingssamenwerking is volgens mij de creatie van een positieve dynamiek in een minder ontwikkeld land. Op die manier kun je de kansen van diegenen die daar leven vergroten. Er wordt economische overmacht gecreëerd als een organisatie ginder aanwezig is en dat leidt ertoe dat de lokale bevolking meer toegang krijgt tot een eerlijke standaard. Slaagt ontwikkelingssamenwerking daar volgens jou in? Dat blijft een grote uitdaging. Hét project is zeker niet geslaagd, maar is dat omdat het systeem van ontwikkelingssamenwerking niet deugt, of is dat omdat er andere, bijvoorbeeld economische factoren zijn die ervoor zorgen dat het niet lukt? Met ontwikkelingssamenwerking is de situatie natuurlijk nog niet ideaal, maar zonder zou het misschien nog veel slechter zijn.

‘In samenwerking met noodhulp kan ontwikkelingssamenwerking een positieve invloed op een land hebben, maar de verantwoordelijkheid ligt bij het land zelf.’ Komt de ontwikkelingssamenwerking die we vandaag kennen tegemoet aan de noden van de bevolking of is die eerder gestuurd vanuit ons westers denken? Toegang hebben tot het vervullen van levensbehoeften en basisbehoeften is een vraag die iedereen heeft. Dat is universeel, maar de manier waarop je die vraag behandelt is het

probleem. Er zijn zeker projecten die niet zijn aangepast aan de context en die te paternalistisch zijn, maar dat is niet algemeen. Over landen als Congo wordt vaak gezegd dat het probleem eigenlijk bij de regering ligt en dat ontwikkelingssamenwerking er niet veel uithaalt. Wat denk je daarvan? In die zin is noodhulp duidelijker: ons doel is dat we een directe impact hebben op het leven van de mensen. Ontwikkelingssamenwerking moet daarentegen structureel werk doen, maar het is geen surrogaat voor een goed werkende staat. Als ontwikkelingssamenwerking de onderliggende structuren niet kan veranderen, denk je dan dat de oplossing van het land zelf moet komen? Ik denk wel dat ontwikkelingssamenwerking kan helpen om de capaciteiten van een aantal mensen op te bouwen en om een bepaalde mondigheid of educatie bij de bevolking te creëren. Bovendien kan ontwikkelingssamenwerking de banden tussen de bevolking en de regering versterken en ervoor zorgen dat de regering verantwoording aan de bevolking aflegt. In samenwerking met noodhulp kan ontwikkelingssamenwerking een positieve invloed op een land hebben, maar de verantwoordelijkheid ligt bij het land zelf. Zou ontwikkelingssamenwerking meer op onderwijs moeten inzetten? De basis is vaak rechtszekerheid, infrastructuur en economie. Als dat er niet is, kom je met onderwijs nergens. Nadien kan onderwijs er zijn om de veranderingen een langetermijnkarakter te geven en kun je gezondheidszorg ontwikkelen. Als je eerst hoog opgeleide mensen hebt, maar geen economie, dan blijven die mensen werkloos. Eigenlijk kun je het vergelijken met een wagen met vier wielen: vanaf je één wiel mist, geraak je niet meer vooruit. In een vorig interview binnen


Tekst: Annelies Vantomme  —  Foto: David Van Laeken

interview

Naast verzorging van zieken is Artsen zonder Grenzen ook bij voedselbedeling actief.

deze reeks stelde Olivia Rutazibwa dat ontwikkelingssamenwerking vooral in het belang is van het donorland. Wat vind jij van deze stelling? Olivia stelt dat ontwikkelingssamenwerking voor een stuk aanwezigheidspolitiek is die vooral de belangen van het donorland dient. Dat is een bezorgdheid die ik kan delen. Dat is ook een van de redenen waarom ik werk voor Artsen Zonder Grenzen en niet voor een ngo. 90 procent van onze donoren zijn niet-institutioneel. Daarom zijn we zeker dat we geen instrument worden van een zekere machtspolitiek. Denk je dat organisaties die door de overheid gesteund worden, meedraaien in een politiek spel? Die zijn meer afhankelijk. Hoe ze dat uitspelen, moet niet per sé negatief zijn. Maar je maakt jezelf als organisatie kwetsbaarder. Een vaak gehoorde kritiek is dat ontwikkelingslanden afhankelijk worden door ontwikkelingssamenwerking. Wat denk jij daarover? Ik denk dat dat niet zo hoeft te zijn, maar dat het wel een reëel risico is. In Congo ervaarde ik vaak dat de oplossingen van “de ander” verwacht worden, maar dat is geen sine qua non voor ontwikkelingssamenwerking. Ik heb het gevoel dat die bezorgdheid

om afhankelijkheid te creëren meer en meer speelt bij ontwikkelingsorgansaties. Kijk maar naar de leuze van Broederlijk Delen in 2011: ‘Maak ons overbodig’.

wijde solidariteit. Het is niet nodig dat die solidariteit zich op een niveau van een wereldwijd OCMW afspeelt. In België is het al moeilijk om dat voor mekaar te krijgen.

Waarom heb je voor Artsen Zonder Grenzen gekozen? Het is een heel performante organisatie, je hebt middelen om goeie geneeskunde te doen en je kan snel reageren. Het is een machine die draait. Het gevoel dat ik dankzij Artsen Zonder Grenzen een positieve invloed kan hebben op het leven van andere mensen is voor mij heel belangrijk. Bij noodhulp zijn het engagement en de daadkracht heel duidelijk.

Zijn er ervaringen die je bijgebleven zijn? Als ik zie hoe Niangara erop vooruit is gegaan, ben ik wel blij dat ik daarin een rol heb gespeeld. Het team hangt meer samen, er is een positieve dynamiek, het ziekenhuis is properder en onze Congolese partner is een stuk mondiger geworden. Een concrete ervaring die me is bijgebleven, is een verhaal dat bij de foto past. Toen ik in Zuid-Soedan werkte, kwam er een vrouw aan die in NoordSoedan schotwonden had opgelopen. Haar hand en haar heup waren er erg aan toe en de wonden waren gewoon dichtgenaaid. Na tien dagen kwam zij in heel slechte staat bij ons mobiel ziekenhuis aan. We hebben die vrouw naar het basiskamp overgebracht, waar we haar hebben kunnen verzorgen.

Bogdan Van den Berghe stelde in een vorig interview dat er een globaal OCMW zou moeten zijn om wereldwijde hulp te bieden. Wat vind je daarvan? Ik vind dat een heel mooi idee, dat zeker zijn nut zou hebben op globaal niveau. Maar het OCMW is gebaseerd op solidariteit. Als je een dergelijke solidariteit op globaal niveau organiseert, zal de sociale bijstand er nationaal op achteruit gaan. Ik vraag me af of de mensen bereid zijn om dat toe te laten. In zekere zin past Artsen Zonder Grenzen nu al in dat format, we hebben namelijk een impact op directe medische hulp. Op die manier maken we een klein deeltje uit van wereld-

Ons werk is moeilijk, zeker wanneer mensen sterven voor wie je al een hele tijd zorgt. De wetenschap dat je alles gedaan hebt met de middelen die je had om die persoon te helpen, geeft een zekere rust. Er zijn hoe dan ook veel mensen die we wel kunnen helpen en dat geeft veel voldoening.

Verrekijkers

11


de wereld anders bekeken

Tekst: Eliane Maes

Dierenwelzijn E

en handelswaar, zo worden dieren nog steeds gezien door (te) veel mensen. Hun rechten worden geschonden en hun noden verwaarloosd. Toch zijn er ook lichtpuntjes. Verschillende organisaties trekken zich het lot van de dieren aan en ijveren voor een betere toekomst. Verrekijkers zocht en vond elf belangrijke verwezenlijkingen ten voordele van het dierenwelzijn.

 Verenigde

 

Staten

Elke Amerikaanse staat is vrij om zijn eigen rechten tegen dierenwreedheden te formuleren. California is de meest diervriendelijke staat. Hier is het verboden om dieren onder te brengen in landbouwfabrieken, zoals legbatterijen.

 Chili Zeeleeuwen zijn in Chili geen graag geziene dieren. Deze en andere zeezoogdieren worden verweten een vis schaarste te veroorzaken. Er wordt dan ook volop gejaagd op de dieren. Volgens het WSPA (World Society for the Protection of Animals) komt dit eerder door de overbevissing in de regio. Het WSPA is erin geslaagd om via lobbywerk de overheid te overhalen deze slachting te stoppen. Een volgende stap is een wet die de zeeleeuwen permanent beschermt.

 Kameroen

& Soedan

Afrika kampt met veel illegale ivoorstropers. Interpol is in deze twee landen gestart met een actie tegen ivoorstroperijen. Er is intussen al een grote hoeveelheid ivoor onderschept en verbrand. Ivoor heeft op de officiële markt geen enkele waarde, verbranding gebeurt om zwarte markt tegen te gaan.

12

Verrekijkers

  Angola, Botswana, Namibië, Zambia & Zimbabwe Deze landen slaagden erin 36 kleine natuurreservaten samen te voegen. Dit nieuwe reservaat (Kavango-Zambezi Trans frontier Conservation Area) heeft een oppervlakte ter grootte van Zweden. Deze oprichting betekent een belangrijke vooruitgang voor de dieren, maar ook voor de plaatselijke bevolking, die winst haalt uit het bijhorende toerisme.

 Cyprus Door de huidige crisis krijgen asielen steeds minder dotaties krijgen. Het IFAW (International Fund for Animal Welfare) verleent nu de nodige fondsen aan noodlijdende asielen zodat de opgevangen dieren niet sterven van de honger.

 Roemenië In het berenreservaat in Zarnesti leven een zestigtal beren. Deze beren zijn gered uit ellendige omstandigheden. Sommigen hebben hun hele leven doorgebracht in een kooi. Deze beren werden gebruikt om toeristen te vermaken. Spijtig genoeg kunnen ze nooit in het wild uitgezet worden. De beren zijn niet gewend om hun eigen voedsel te zoeken en de meeste dieren hebben stompe tanden door op de tralies van hun kooi te bijten of doordat ze werden afgevijld.


de wereld anders bekeken

Tekst: Eliane Maes

n in de wereld  Japan

  

Dit eiland kende afgelopen jaar een historisch lage walvisvangst, het gevolg van vele acties van dierenorganisaties tegen de jacht op walvissen. In Japan mag men enkel op de grote zeezoogdieren jagen voor wetenschappelijke doeleinden. Toch worden er jaarlijks een duizendtal walvissen gevangen en gedood. In 2012 zijn maar 75 dieren gedood.

 Rusland

 

 Australië  Europa Het Europese beleid omtrent dierenbescherming kan beter. Door de gefragmenteerde benadering van verschillende landen is het overzicht zoek. De Europese Commissie heeft beslist om een nieuwe strategie voor het naleven van dierenwelzijn in te voeren. De EU-regels worden uitgebreid en er wordt strenger gecontroleerd. Naast een betere wetgeving spelen de markt en overheidsstimulaties ook een grote rol.

3,1 miljoen vierkante kilometer, dat is de oppervlakte van ’s werelds grootste beschermde zee zone rond de kust van Australië. Vissers mogen in dit gebied niet meer vissen zodat de biodiversiteit beschermd blijft. Deze vissers krijgen wel een compensatie om te vermijden dat ze hun job verliezen. In deze zone is ook een koraalrif waar verschillende bedreigde diersoorten leven, zoals de blauwe vinvis, de groene zeeschildpad en verschillende hagedissoorten.

De acties die Rusland ondernam tegen stroperijen hebben resultaat opgeleverd. De populatie van een zeer bedreigde pantersoort, de Amoer panter, blijkt toe te nemen. Bij de vorige telling in 2007 leefden er nog amper 30 exemplaren in Rusland. Vandaag is de populatie opgelopen tot 50 en komen ze voor in een groter gebied. Een stuk van het Amoer-gebied, ter grote van Nederland, is een reservaat geworden. Ondanks deze kleine stijging, blijft de Amoer panter één van de meeste bedreigde diersoorten ter wereld.

 Vietnam Door de oorlog was een groot deel van het Vietnamese achterland verwoest. Dit gebied bestaat voornamelijk uit mangrovewoud en huisvest verschillende zeldzame diersoorten. Het WWF (World Wide Fund for Nature) heeft dit gebied samen met de lokale bevolking in haar oude glorie hersteld. Dit mangrovegebied heeft een beschermde Ramsar-status, waardoor de wetlands gevrijwaard worden. Vietnam heeft nu vijf beschermde waterrijke gebieden.

Verrekijkers

13


fotoreportage

Tekst: Josti Gadeyne  —  Foto: Tim Dirven

Dierenartsen Zonder Grenzen in actie Dierenartsen Zonder Grenzen strijdt tegen honger en armoede in Afrika. In Noord-Kivu schenkt de ngo kleinvee aan de armste gezinnen, in samenwerking met haar lokale partnerorganisatie Réseau WIMA. Dat kunnen geiten, schapen, konijnen of cavia’s zijn. Ze voorzien de gezinnen van voedsel en een extra inkomen. In plaats van één schamele maaltijd per dag, kunnen 4.250 gezinnen nu twee keer per dag eten. Ze verkopen regelmatig een dier en kunnen met de opbrengst andere etenswaren kopen, of de huur van een lap grond betalen. De mest van de dieren zorgt bovendien voor een betere oogst.

14

Verrekijkers


Tekst: Josti Gadeyne  —  Foto: Tim Dirven

fotoreportage

Verrekijkers

15


interview

Tekst: Fien Hiel  —  Foto: Lotte van Elp

‘Jemen en Irak staan bovenaan mijn lijstje’ Een gesprek met oorlogsjournaliste Lotte van Elp

W

e willen allemaal onze passies volgen in het leven, en niet in het minst in onze job. Want betaald worden voor iets dat je graag doet, voelt niet echt aan als werken. De grote passie van Lotte van Elp is oorlogsverhalen corresponderen naar het grote publiek. Het bracht haar naar de frontlinies van conflictgebieden.

Lotte, waarom koos je voor oorlogsjournalistiek? Ik heb een grote fascinatie voor situaties waarbij mensen onder hoogspanning staan. Mensen maken in conflictsituaties keuzes waarvan ze dachten, of beter hoopten, die nooit te hoeven maken. Wanhoop, paniek en angst leiden tot heldenacties. Een man smokkelt zijn gezin de grens over of sluit zich aan bij een lokale (terreur)militie. Het lijkt de enige vluchtweg uit een hopeloos leven. Het is die hoogspanning die ik van dichtbij wil meemaken. Het gevoel hebben dat iets me naar de keel grijpt. Ik wil vooral voorbij die extreme situaties graven. In tijden van geweld en oorlog zeggen mensen ‘Wij vechten voor water!’, of: ‘Hij heeft mijn dochter vermoord!’. Achter deze voor de hand liggende motieven liggen vaak veel grotere, diepere en meer ingewikkelde verhalen. Die wil ik begrijpen en vertalen naar een breed publiek. Daarbij is werken in conflictgebieden ook een persoonlijke uitdaging: ‘Waar ben ik zelf toe in staat? Hoe reageer ik op paniek en stresssituaties? Wat mis ik van huis als ik lang op pad ben? Hoe ver kan ik mij-

16

Verrekijkers

zelf hierin drijven?’. Dat vind ik heel waardevolle levenslessen. Waaraan werk je momenteel? Momenteel werk ik in Zuid-Soedan voor Radio Tamazuj. Tamazuj is Arabisch voor “mixen” of “vermengen”. Radio Tamazuj maakt nieuwsprogramma’s over en voor het onrustige grensgebied tussen Soedan en Zuid-Soedan. De buurlanden hebben een lange geschiedenis van bloederige oorlogen en conflict. Sinds 9 juli 2011 is ZuidSoedan – momenteel het jongste land ter wereld – onafhankelijk van Soedan. We zenden uit op de korte golf (in plaats van FM of Medium Wave) en hebben hierdoor een gigantisch bereik over de grenzen heen. Mijn job is heel divers. Ik schrijf zelf nieuwsberichten op de redactie in Juba, de hoofdstad van ZuidSoedan, maar ik reis ook naar het grensgebied om lokale journalisten op te leiden. Ik breng hen zowel de technische als de ethische kant van het vak bij. Dat gaat van ‘Hoe neem ik een interview af of bewerk ik mijn audio op de computer?’ tot ‘Waarom zijn wij journalisten en wat zijn onze verantwoordelijkheden?’.

Volgens voormalig Reuters correspondente Anne Sebba, die een boek schreef over vrouwelijke journalisten, is het nooit eerder zo gevaarlijk geweest voor vrouwelijke oorlogscorrespondentes. Hoe voelt het voor jou om als vrouw deze gebieden te verslagen? Ik heb er nog nooit veel problemen mee gehad. Natuurlijk moet ik wel goed weten wat de “etiquette” voor vrouwen in een land is en daar pas ik me, voor zover ik kan, aan aan. Ik let nauwkeurig op mijn kleding en communicatie met mannen. Ik ben me ervan bewust dat ik kwetsbaarder ben – voor fysiek of verbaal geweld bijvoorbeeld – en dat ik vaak twee keer zo hard om mij heen moet kijken dan mannen die hetzelfde werk doen. In Afghanistan merkte ik dat het ook voordelen kan hebben om als vrouw te werken. Westerse mannen hebben niet de kans om Afghanen in hun huiselijke sfeer te ontmoeten. Het is niet ok voor “vreemde” mannen om in die intimiteit Afghaanse vrouwen te ontmoeten. Mijn gesprekken met Afghaanse vrouwen, vaak heel intiem, zijn belangrijk geweest om het land, de cultuur en de mensen te leren begrijpen. Tegen mij vertelden ze honderduit over hun relatieproblemen, hoe ze de toekomst voor hun kinderen zien en wat ze vinden van het dragen van een burqa. Een Westerse man heeft het een stuk moeilijker om deze onderwerpen aan te snijden.


interview

Tekst: Fien Hiel  —  Foto: Lotte van Elp

Wie is Lotte van Elp? Geboren in Nederland Bachelor in Ontwikkelingsstudies, Radboud Universiteit, Nijmegen Master in Conflictstudies, Radboud Universiteit, Nijmegen NL en in Journalism, War and International Human Rights, University of Lincoln, UK Werkte als programmamedewerker voor Cordaid in Afghanistan Werkt nu voor Free Press Unlimited (www.freepressunlimited.org) via Radio Tamazuj (www.radiotamazuj.org) Houdt een blog bij over Zuid-Soedan: http://voorbij0907.tumblr.com/

Je zat een tijdje in Afghanistan en nu in Zuid-Soedan, hoe werk je jezelf in in zo'n nieuw terrein? Ik probeer zo snel mogelijk de onbeschreven “regels” of “codes” van een cultuur of groep mensen te leren kennen. Om die helemaal te doorgronden zijn jaren nodig. Maar er zijn vaak ook een aantal belangrijke en gemakkelijk aan te leren regels. Welke onderwerpen zijn taboe? Hoe begroet je elkaar? Kan ik die uitnodiging voor een bruiloft weigeren? Kan ik naast een man zitten? Voor of achter in de taxi? In Afghanistan leerde ik bijvoorbeeld dat een gastheer je altijd de zitplaats aanbiedt die het verst verwijderd is van de deur. Je moet die eigenlijk weigeren en dezelfde plek aan je gastheer aanbieden. Wanneer je dit soort dingen weet, en die staan doorgaans niet in de reisboekjes, maak je direct een goede eerste indruk en is het ijs sneller gebroken. Verder is je huiswerk doen van levensbelang. Om in je eerste dagen en weken geen flaters te begaan, moet je een zekere basiskennis heb-

‘Ik wil in conflictgebieden werken op het kruispunt van ontwikkelingssamenwerking en journalistiek.’ ben van de geschiedenis en de mensen van een land. Ik lees veel boeken en artikels over de nieuwe plek waar ik naartoe reis. Ik spreek ook af met mensen die er vaker zijn geweest. Maar hoe goed ik ook mijn huiswerk doe of mij tot in de puntjes voorbereid, toch zie ik er een paar dagen voor de afreis altijd ongelofelijk tegenop om op reis te gaan. Dan denk ik ‘Waar ben ik nou weer aan begonnen? Is dit niet een heel dom idee? Oh god, straks gaat alles mis’. Gelukkig is dat gevoel tegen dat het vliegtuig opstijgt meestal weer verdwenen. Ik kan me voorstellen dat je ook

kracht put uit de resultaten die je met je werk bereikt. Uit welk aspect van je werk haalde je tot hier toe de meeste voldoening? Radio is een heel krachtig medium in Zuid-Soedan. Als ik na een lange dag werken naar huis loop zie ik soms mensen aandachtig naar een radio luisteren. Dat geeft heel veel energie. Ik zie dan kraakhelder voor me waarom ik zulke lange dagen maak. Op een van de foto’s zie je een oude vrouw die naar de radio luistert. Na een lange dag lokale journalisten trainen in het grensgebied kwam ik haar tegen. Dat was een bijzonder moment. Heb je van je buitenlandervaringen nog een opmerkelijke anekdote of gebeurtenis meegemaakt die je altijd zal bijblijven? Ik werkte in Afghanistan in de buurt van het gebied waar de beroemde dichter Rumi geboren is. Ik ben een grote fan van zijn werk. Elke dag op weg naar mijn werk zat ik tegen het autoraam aangeplakt: ‘Hoe fantastisch zou het zijn om hier uit te stappen en in de “voetsporen” van Rumi te

Verrekijkers

17


interview

staan’, dacht ik. Hij werd geboren in de Afghaanse stad Balkh, die vroeger aan de zijderoute lag. Ik zeurde elke dag tegen mijn chauffeur of we niet heel even uit konden stappen. Maar hij vond het veel te gevaarlijk. Tijdens een van mijn laatste tripjes door het gebied stopte de chauffeur de auto. ‘Doe je burqa aan’, zei hij. We klommen samen op een berg en hadden een prachtig uitzicht. Volgens de officiële veiligheidsprotocollen waren we toen niet slim bezig, ik was veel te zichtbaar. Maar ik zal het nooit vergeten, daar bovenop die berg van Balkh.

Wat zijn je huidige ambities en hoe denk je die te bereiken? Ik wil in conflictgebieden graag werken op het kruispunt van ontwikkelingssamenwerking en journalistiek. De komende maanden zal ik me storten op het leren van Arabisch en zal ik nadenken over een nieuwe uitdaging. Jemen en Irak staan hoog op mijn lijstje.

Tekst: Fien Hiel  —  Foto: Lotte van Elp

Heb je nog tips of aanbevelingen voor onze lezers die ambities koesteren om dezelfde richting uit te gaan als jij? Leer een taal. Frans, Arabisch, Spaans, Farsi, de taal van de regio waar jij het meest in geïnteresseerd bent. Neem risico’s maar “choose your battle”. Je moet stappen dur-

‘Wacht niet eindeloos op een gespreid bedje om eropuit te trekken.’ ven zetten waar je de uitkomst van te voren nog niet weet. Wacht niet eindeloos op een gespreid bedje een stage of contract - om eropuit te trekken. Ga werken in een café of restaurant om het vliegtuigticket te betalen naar dat land waarover je wil schrijven. Maar doe geen roe-

keloze dingen. Ik hoor van jonge en heel onervaren journalisten die op goed geluk naar Syrië vertrekken. Dat vind ik waanzin. De risico’s die je dan neemt wegen, vind ik, niet op tegen het succes dat je misschien zult behalen. Ik ben zelf ook redelijk op goed geluk naar Zuid-Soedan vertrokken. Daarvoor heb ik op voorhand wel een realistische inschatting gemaakt over mijn eigen veiligheid en hoe die in verhouding staat met mijn kansen op succes. Daarom, droom groot maar wees niet te star of koppig in de weg ernaar toe. Ik denk dat het heel belangrijk is dat je een ambitieus doel voor je ziet: ‘Hier wil ik naar toe, dit wil ik bereiken’. Tegelijkertijd is het even belangrijk om met een open vizier naar dat doel toe te werken. Wees niet te trots om werk aan te nemen of stappen te zetten die niet direct je droom waarmaken. Schat de mensen die je ontmoet en de kansen die je krijgt op zo’n “zijweg” op waarde.

Lotte van Elp aan het werk in Zuid-Soedan. Ze begeleidt er journalisten in spe en werkt voor de plaatselijke radio.

18

Verrekijkers


Tekst: Anne-Katrien Frans  —  Foto: Sara Tachelet

DAg in het leven van

Into the wild in Roemenië

Sara Tachelet koos voor een alternatieve vakantie

E

en city trip, een cruise, of een last minute naar de zon? Er zijn voldoende formules voor een toerist om aan zijn trekken te komen. ‘Niets voor mij’, dacht Sara Tachelet, en ze trok met Bouworde naar een natuurreservaat in Roemenië voor een eigenzinnig vrijwilligersproject.

Wat hield het project precies in? Het vond plaats in het nationaal park Buila Vânturarita, in het hart van Roemenië, vlak tegen de Karpaten. Het park is opgericht in 2004 door Kogayon, een plaatselijke milieuvereniging. Het is hiermee het jongste nationaal park van Roemenië. Het park huisvest diverse diersoorten waaronder lynxen, everzwijnen, wolven en vooral veel beren. Roemenië herbergt immers de helft van de Europese bruine beren. Door de illegale houtkap op grote schaal, vaak nog in combinatie met stroperij, nemen vele plaatselijke organisaties het heft in eigen handen om deze dieren te beschermen. In het park zelf moesten de andere vrijwilligers en ik enkele berghutten renoveren, die de organisatie nadien voor onderzoek, verblijf en educatie zou gebruiken. Het was een heel avontuur om telkens tot bij de werkplaats te geraken, vermits het enkel te voet of per paard bereikbaar was. Wanneer we voor extra materiaal richting het dorp moesten, was dat een stevige dagtocht. Drie weken lang bleven we ‘s nachts in tentjes slapen op een heuvelrug in het park. Per slot van rekening was het een natuurreservaat vol wilde dieren

en was een goed uitzicht dus noodzakelijk. Onze mondvoorraad lag een eindje verderop en was omhoog gehesen om geen dieren te lokken. Eenmaal hebben we ‘s nachts beren gehoord, maar ze hebben het uiteindelijk toch niet gewaagd ons een bezoekje te brengen. Ook geen dansberen op vrije voeten gespot? Nee, hoewel het mogelijk is dat er in het park enkele gepensioneerde dansberen verblijven. In Oost-Europa was het namelijk een frequent gebruik om voor toeristische doeleinden dansberen te houden. Zo’n groot wild dier in gevangenschap houden bleek helemaal niet zo moeilijk te zijn. Op jonge leeftijd nemen ze de dieren gevangen en vijlen ze de hoektandjes van de beertjes eraf. Op die manier zijn ze voor het leven verminkt maar kunnen ze mensen geen ernstig letsel meer toebrengen. Nadien wordt er gat geboord door de neus of het gehemelte van de dieren en wordt er een touw doorheen de verse wond getrokken. Het gat wordt in de snuit gemaakt, want dat is het gevoeligste lichaamsdeel van de beer. Als er aan het touw wordt getrokken heeft het dier zo’n intense

pijn dat hij volledig overgeleverd is aan de willekeur van zijn eigenaar. Vroeger was het houden van zo’n beren een Roemeense familietraditie en bron van inkomsten. Vandaag de dag is deze wrede praktijk gelukkig bij wet verboden. Wat sprak je aan aan drie weken lang jezelf afzonderen in de natuur? De eerste keer dat ik met Bouworde op vakantie ging, nam ik deel aan een maatschappelijk project. Ditmaal wilde ik een ecologische project helpen uitbouwen. Een eerste voorwaarde was dat het project zich binnen Europa bevond, ik wilde immers niet met het vliegtuig gaan om mijn ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Daarnaast moest het project zelf ook een zekere duurzaamheidsfactor bezitten. Aangezien het in dit geval over milieubescherming ging, was dat zeker het geval. De idee om drie weken volledig afgezonderd te zitten in een stukje ongerepte natuur leek me een geweldige avontuur. Kampvuur maken, tentjes opslagen en ’s nachts het leven in het park horen ontwaken, het is een echte aanrader voor al wie back to the basics wil. Je ziet op die manier ook dieren

Verrekijkers

19


Dag in het leven van

Tekst: Anne-Katrien Frans  —  Foto: Sara Tachelet

in het wild, waarvan je anders nooit de kans zou hebben ze van zo dichtbij te aanschouwen. Het project bood een goed evenwicht tussen geven en ontvangen, een win-win situatie. Waarom heb je ervoor gekozen om into the wild te gaan met de organisatie Bouworde? Ik was al een keer eerder mee op bouwkamp geweest en de ervaring was me toen goed bevallen. Bouworde geeft een erg concreteww omkadering met voorbereidende workshops. Elke reis legt een focus op ecologie, maatschappij of techniek. De combinatie van een inleefervaring en een vrijwilligersproject, maakt een bouwkampervaring voor mij tot een onvergetelijke belevenis. Bovendien komt dit soort alternatief toerisme ook de lokale bevolking ten goede. Denk je dat je zo ook het authentieke Roemenië hebt ervaren?

Het is een prachtig land vol tegenstellingen met een wondermooie natuur. Extra interessant aan dit project was dat er lokale Roemenen meehielpen aan de bouw van de hutten. Als onconventionele toerist is de kans op verbroedering met de bevolking op die manier net ietsje groter. Vaak hadden we met deze mensen boeiende gesprekken, gaande van politieke onderwerpen tot alledaagse gewoontes. Een grote frustratie van de modale Roemeen is dat de overheid na toetreding tot de Europese Unie, het land in snel tempo wilde omvormen tot een economisch betekenisvol gebied. De regering begon volop geld te investeren in de zware industrie, maar vergat hierbij de natuurlijke rijkdommen van het land. Van overheidswege was er steun noch stimulans voor projecten zoals milieubescherming. Dat is één van de redenen waarom dit park is opgericht door vrijwilligers. Voor

die oprichting hebben ze bovendien jarenlang moeten lobbyen. Als je Roemenië binnenrijdt zie je de eerste twee uren eindeloze velden vol met zonnebloemen. De volgende 90 minuten krijg je niets anders te zien dan industrie, tot je uiteindelijk de ongerepte natuur nabij de Karpaten in het vizier krijgt. Tot slot, zou je in de toekomst opnieuw voor zo'n vakantie kiezen? Zeker. Na mijn afstuderen ben ik opnieuw met Bouworde op kamp vertrokken. Ditmaal voor een periode van drie maanden, met als bestemming Senegal. De lerarenopleiding die ik net had afgerond, gaf me de mogelijkheid om er de theorie aan de maatschappelijke praktijk te toetsen. Ik ben nog steeds vrijwilliger bij Bouworde en geef nu ook workshops om mensen voor te bereiden op hun vertrek. Interesse? Surf naar www.bouworde.be

MASTERS IN DEVELOPMENT STUDIES een zuidervaring in het noorden

uatema G , k n Geanagua, Manilla ofla of

Ge

o

20

Verrekijkers

agua, M Manasa, Kam anill ve? insh ew Delhi ofpNala oaf nè ? K , N

wp

m ork n, Lusaka of L ieu K ge w Y onde mala, Genève of ubbe wp G e e ? L uate nk ek? o ? enort? G

M nden, Lusaka of Lub Ma Lo hasa, Kampala o beek lde s f ? Kin w York, New Delhi of Ni Kape N eu ll Ne

Waar begint jouw carrière? Master of Governance and Development Master of Globalisation and Development

Master of Development Evaluation and Management

Bezoek ons op www.ua.ac.be/iob


Tekst: Bruno Morez  —  Foto: Bruno Morez

interview

tussen hamer en aambeeld Tibetaanse vluchtelingen getuigen

S

inds China Tibet in 1951 annexeerde, zijn meer dan honderdduizend Tibetanen hun land ontvlucht richting Nepal. Ze vertrokken uit angst voor de keiharde Chinese repressie. Aan de andere kant van de Chinees-Nepalese grens worden ze echter niet bepaald met open armen ontvangen.

Sinds protesten in 2009 hebben al meer dan 100 Tibetanen zichzelf in brand gestoken. Het illustreert het steeds hopelozer wordende protest van de Tibetaanse bevolking tegen de Chinese bezetting en de beperking van politieke, religieuze en culturele vrijheden in hun land. Ook de instroom van Han-Chinezen in Tibet, afkomstig uit het oosten van China, zet kwaad bloed. In 2006 werd de rechtstreekse treinverbinding afgewerkt tussen Peking en Lhasa, de hoofdsteden van China en Tibet. Deze heeft de immigratie alleen maar doen toenemen. De Tibetaanse bevolking voelt zich buitengesloten uit de economische groei die de immigranten met zich mee brengen. Dorjee Phurbu (°1965) is een van die honderdduizend Tibetaanse vluchtelingen. Vandaag woont en werkt hij in Mechelen, maar in China hangt hem nog steeds een zware straf boven het hoofd vanwege zijn politiek activisme.

Twee keer gevlucht In maart 1988 werd Dorjee na een pro-onafhankelijksbetoging gearresteerd en veroordeeld tot één jaar cel. Eenmaal vrijgelaten vond hij geen werk meer. De Tibetaan is opgeleid als schilder, maar wie hem een job gaf, kreeg problemen met de politie.

In 1991 ontvluchtte Dorjee Tibet voor de eerste keer. Zijn vierjarige zoon nam hij mee, zijn vrouw, zwanger van hun dochter, bleef in Lhasa. De weg naar Nepal werd streng bewaakt. In Tingri stond er een grote Chinese controlepost. Samen met een plaatselijke gids staken ze de enorme vlakte ten zuiden van de post over. Die wordt doorsneden door de gletsjerstromen die uit de Khumbu Himalaya komen gedonderd. In het zuiden blinken de toppen van het Everestmassief, de hoogste bergen op aarde. De boomloze woestenij bood amper dekking tegen de zoeklichten die het leger op de post had geïnstalleerd. Na een slopende tocht van acht uur kwamen Dorjee en zijn zoon aan in Netung, een dorp een eind voorbij de controlepost in Tingri. Om de grens nabij Dram over te steken, namen ze een man aan genaamd Tashi Sherpa, die hen tegen betaling de grens wou overhelpen.

‘Voor 2.000 yuan (de Chinese munt) wilde hij ons naar Nepal brengen. Vijfhonderd bij het vertrek, de rest van het geld kreeg hij na aankomst’, aldus Dorjee. Drie nachten liepen ze door de bergen. In een theehuis op de grens liep het bijna fout.

hem dat we Tibetaanse vluchtelingen waren. De agent wilde 1.000 yuan. Anders zou hij me aan de Chinezen geven. Ik moest wel betalen.’

Wanneer ze eindelijk in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal, aankwamen, bleek dat Tashi hen was gevolgd. ‘Hij wilde meer geld. Anders zou hij naar de politie gaan.’ Dorjee betaalde opnieuw. Het Rode Kruis bracht hem en zijn zoon naar Dharmsala in India, de verblijfplaats van de Dalai Lama. Zijn zoon bleef daar achter terwijl hij terugreisde. In 1993 vluchtte hij opnieuw met zijn vrouw en dochter. Over die tweede vlucht kan hij niets zeggen. ‘Als ik dat zou doen, zou ik mensen in Tibet in gevaar brengen.’

‘Mensen denken soms ‘oh wat leuk, de Mount Everest’. Het was helemaal niet leuk. Het was de kortste weg naar Nepal. Omdat we zoveel honger hadden, hebben we onze schoenzolen opgegeten.’

‘Er liep een Nepalese agent rond. Plots ging Tashi op de agent af en vertelde

Verrekijkers

21


Interview

De Tibetaanse kwestie

Tekst: Bruno Morez  —  Foto: Bruno Morez

Karma's vlucht

Tibet, ook wel “het dak van de wereld” genoemd, heeft een tumultueuze geschiedenis. Vandaag maakt het als “autonome regio” deel uit van de Volksrepubliek China. Doorheen de geschiedenis is het zowel onafhankelijk geweest als bestuurd door Mongoolse en Chinese dynastieën.

‘Zelfs de kloosters zijn geen veilige plek meer in Tibet.’ Dat vertelt Karma Jimba (°1982). Op zijn achtste trad hij toe tot het Ka Ra-klooster, ten noordwesten van Lhasa.

In 1949 viel het Chinese volksleger Tibet binnen, daarmee kwam er een eind aan de onafhankelijkheid die het land genoot sinds 1912.

‘We werden er heel de tijd lastiggevallen door de politie. Er waren ook undercoveragenten die mensen arresteerden en lieten verdwijnen.’ Daarom vluchtten hij, zijn kloosterleraar en 24 andere kinderen in oktober 1992 naar Nepal.

Ondanks het Chinese bewind, ziet het Tibetaanse volk in de Dalai Lama zijn (spirituele) leider. Die vluchtte in 1959 naar India na een mislukte opstand tegen de Chinese overheersing. In Dharmsala vormde hij een regering in ballingschap. Tot vandaag is de Noord-Indische stad zijn uitvalsbasis. Tussen 1960 en 1970, tijdens China’s “Culturele Revolutie”, werd het grootste deel van de boeddhistische kloosters in het land vernietigd. Peking beschouwt de Dalai Lama als een separatist. Zijn afbeelding is verboden in Tibet.

‘Mijn moeder vond het een angstaanjagend idee, maar ze zag me liever vluchten dan monnik worden in Tibet.’

Ze volgden dezelfde weg als Dorjee. Maar in plaats van rond de controlepost van Tingri heen te gaan, trok

De legitieme opvolger van de Dalai Lama, de Panchen Lama, werd in 1995 gearresteerd door de Chinese autoriteiten en is sindsdien niet meer gezien. China heeft zelf een andere opvolger geselecteerd. Volgens de Chinese regering heeft het de economische ontwikkeling in Tibet aanzienlijk gestimuleerd, maar tegenstanders zeggen dat die ontwikkeling vooral de Chinese immigranten ten goede komt en dat de leden van de autochtone Tibetaanse bevolking tot tweederangsburgers worden gedegradeerd. In de aanloop naar de Olympische spelen van 2008 die in China werden gehouden, kwam het in Tibet tot bloedige confrontaties tussen Tibetanen en de Chinese autoriteiten. Ook elders in de wereld waren er protesten en de estafette met de Olympische vlam werd onder andere in Parijs en Londen verstoord. Andere landen zijn bijzonder voorzichtig met kritiek op de Tibetaanse kwestie. Want China zet iedereen die bezwaar heeft op het Chinese bewind economisch onder druk. Toen de Dalai Lama in 2008 een bezoek bracht aan België, had hij een “privégesprek” met toenmalig premier Leterme en minister Milquet. De Belgische autoriteiten benadrukten dat het gesprek geen politieke bedoelingen had. Met de steeds grotere instroom van Chinese immigranten en de ontsluiting van het land via het spoor en de weg, is nieuwe onafhankelijkheid voor Tibet ook praktisch gezien minder en minder waarschijnlijk.

22

Verrekijkers

Karma ontvluchtte eerst Tibet en nadien ook Nepal. Vandaag werkt hij als kok in een Antwerps restaurant.


Tekst: Bruno Morez  —  Foto: Bruno Morez

de groep naar het zuiden, richting de Khumbu Himalaya om zo via de Nangpa La-pas (5.806 m) de grens over te steken. In de lente, als de weersomstandigheden optimaal zijn, proberen alpinisten in donspakken en verwarmde schoenen er de Mount Everest (8.848 m) te beklimmen. In oktober 1992 lagen de bergen echter vol met sneeuw en de groep had enkel dekens en eenvou-

‘Mijn moeder zag me liever vluchten dan monnik worden in Tibet.’

dige schoenen om zich te beschermen tegen de elementen.

‘Het was enorm koud en er lag veel sneeuw. Soms was die hard en soms zakte je er helemaal in weg. Sommigen van mijn vrienden zijn daar gestorven van honger en kou. Mensen denken soms “oh wat leuk, de Mount Everest”, maar het was helemaal niet leuk. Het was de kortste weg naar Nepal, maar het was levensgevaarlijk. Omdat we zoveel honger hadden, hebben we onze schoenzolen opgegeten. Sommigen hebben erge bevriezingen gekregen aan handen en voeten. Zij zijn hun vingers en tenen kwijtgeraakt. Ik heb geluk dat ik nog leef.’ Eenmaal het hooggebergte en de grens over, waren ze nog niet in veiligheid. ‘In de buurt van Namche

Interview

Bazaar liepen we Nepalese politie tegen het lijf. Zij stalen onze dekens en ons geld. We werden gedwongen hun kleren te wassen en hun huizen proper te maken. Weigeren betekende uitlevering aan de Chinese politie. Uiteindelijk heeft de tocht een maand geduurd en zijn we met minder dan twintig aangekomen in Nepal.’ In Kathmandu worden Karma en zijn leraar monnik in het Bauddhaklooster. Na tien jaar verlaat hij ook Nepal uit angst voor deportatie. Vandaag werkt hij als kok in een Antwerps restaurant.

De rol van Nepal Human Rights Watch bevestigt wat Dorjee en Karma vertellen over Nepal: ‘Tibetanen in Nepal leven in angst omdat ze voortdurend het risico lopen gedeporteerd te worden zonder eerlijke asielprocedure’. Om grote buur China tevreden te houden, zijn ‘anti-Chinese activiteiten verboden op haar grondgebied. [...] Vooral het leger heeft een geschiedenis van martelingen, illegale terechtstellingen en verdwijningen’, aldus de organisatie. Ondertussen blijft China dreigen met economische sancties tegen landen die bedenkingen hebben bij de situatie in Tibet.

Toekomstperspectieven Als Dorjee terugkeert naar Tibet gaat hij voor onbepaalde duur de gevangenis in. En Karma?

‘Mijn grootouders wonen nog in Tibet en ik zou graag mijn Tibetaanse kloostergenoten terugzien, maar terugkeren is enorm moeilijk. Je hebt allerlei Chinese papieren nodig en vrij rondreizen wordt zo goed als onmogelijk gemaakt door de autoriteiten. Voor elke dorp heb je een ander visum nodig.’ De kans is dan ook reëel dat Dorjee, noch Karma hun vaderland ooit zullen terugzien.

Verrekijkers

23


Stem van de student

Tekst: Margot Cassiers & Christophe Luts  —  Foto's: Christophe Luts

✴✴✴ special edition ✴✴✴

Studenten en kanker K

anker is een onderwerp waar we allemaal mee te maken hebben, direct of indirect. Wat gebeurt er als je als student geconfronteerd wordt met het alom gevreesde k-woord? Fotograaf Christophe Luts brengt dit najaar een portretten- en verhalenreeks van mensen die de ziekte hebben of hebben overwonnen. Naar aanleiding van dit project had Verrekijkers een gesprek met twee studenten over hun ervaringen met kanker. Christophe Luts (23) is professioneel fotograaf en student Audiovisuele Technieken aan Karel de Grote Hogeschool.

‘Met mijn project wil ik graag mensen benaderen die zelf kanker hebben en/ of deze ziekte hebben overwonnen. Het project bestaat uit een karakterportret en een kort verhaal hoe zij de ziekte ervaren of ervaren hebben en hoe zij nu anders in het leven staan. Met deze beelden en teksten wil ik iedereen de kans geven om zijn verhaal te vertellen. De eventuele opbrengsten van het project zullen gaan naar het Kankerfonds.’ Wil jij deelnemen aan het project? Neem contact op via christophe.fotografie@gmail.com of www.caphca.com

Kirsten

Banaba intensieve zorgen en spoedgevallen Op welke manier heb jij te maken met kanker? Als student heb ik bij iedere stage te maken met kankerpatiënten. Dat kan van jong tot oud zijn, mensen met heel verschillende persoonlijkheden en achtergronden, maar ook met heel verschillende prognoses en therapieën. Hoeveel kankerpatiënten ik tegenkom, is afhankelijk van de stageplaats. Bij de palliatieve zorg krijg je er al iets meer mee te maken, maar elke afdeling heeft wel zijn aandeel kanker. Je wordt er veel mee geconfronteerd, kanker is de laatste jaren allesoverheersend geworden. Hoe heeft kanker je leven als student beïnvloed? Je staat er meer bij stil, je leert dat het iedereen kan treffen. Het heeft mij persoonlijk niet zo veranderd. Als je elke pathologie van een ziekenhuis mee naar huis zou moeten nemen, kan je niet meer leven. Werk is werk. Dat klinkt misschien hard, maar je mag die dingen echt niet met je meedragen.

24

Verrekijkers

Kijk je anders naar kankerpatiënten dan naar patiënten die er voor een tijdelijke opname zijn? Er is een verschil bij iedere prognose, maar je weet wat kankerpatiënten moeten doorstaan en welke impact dat heeft. Dat kan je natuurlijk niet vergelijken met een dagopname. Je behandelt die mensen daarom niet anders, ze ondervinden ook fysiek leed en verdienen evengoed begrip. Wat betekent kanker voor jou? Kanker is een heel ruim begrip. De één heeft een slechtere prognose dan de ander. Iedereen heeft een ander soort kanker en zelfs binnen die typologieën kan het heel verschillende wegen uitgaan. Het is afhankelijk van de patiënt. Kanker is voor mij: strijden om te overwinnen en proberen te genieten als je niet meer kan winnen. Zou je, door je professionele achtergrond, anders reageren als je zelf te horen zou krijgen dat je kanker hebt? Het is moeilijker omdat je precies weet wat je te wachten kan staan. Je bent er dan ook realistischer in, het kan goed of slecht aflopen.


Tekst: Margot Cassiers & Christophe Luts  —  Foto's: Christophe Luts

Stem van de student ✴✴✴ special edition ✴✴✴

‘Kanker is voor mij: strijden om te overwinnen en proberen te genieten als je niet meer kan winnen.’

Kirsten

Welke boodschap zou je geven aan andere jongeren die met de ziekte geconfronteerd worden? Het is niet gemakkelijk om één boodschap mee te geven, omdat de situatie bij iedereen anders is.

Sommigen willen dat je erover praat, anderen net helemaal niet. Je moet zelf invullen hoe je ermee omgaat, afhankelijk van hoe je je voelt. Ga er gewoon voor en zie waar je komt.

Verrekijkers

25


Stem van de student

Tekst: Margot Cassiers & Christophe Luts  —  Foto's: Christophe Luts

✴✴✴ special edition ✴✴✴

Femke

Diergeneeskunde Op welke manier heb jij te maken met kanker? De eerste keer dat we met kanker geconfronteerd werden, was enkele jaren geleden. Mijn tante stierf aan borstkanker en in de jaren erna moesten we regelmatig testen ondergaan. Nu worden we er weer iedere dag mee geconfronteerd. Begin februari vroegen mijn moeder en vader me even te gaan zitten, dat was vlak voor mijn laatste examen. Ze vertelden me dat mijn papa kanker had. Eerder in de examenperiode hadden ze een gezwel weggehaald uit zijn darmen en wij dachten dat alles daarmee in orde was. Maar na onderzoek bleek die tumor kwaadaardig te zijn. Dat was even schrikken. Mijn papa moet nu zes maanden lang preventieve chemotherapie krijgen. Hij mag ook niet meer gaan werken, wat erg moeilijk voor hem is. Hij is hoogleraar aan de Karel de Grote hogeschool en dit stilzitten is niets voor hem. Hoe heeft dat je studentenleven beïnvloed? Doordat mijn papa nu altijd thuis is, houdt hij mijn studiegedrag wat meer in het oog. Op die manier zet hij me aan om te studeren, al is dat niet altijd even leuk. Dat laatste examen, net nadat ik het nieuws te horen had gekregen, was natuurlijk een flop. Het is echter niet zo dat mijn concentratie afdwaalt als ik aan het studeren ben naar ‘oh nee, mijn papa heeft kanker’. Ik probeer die gevoelens te kanaliseren of net mijn gedachten te verzetten door te studeren.

26

Verrekijkers

‘Ik heb het er moeilijk mee omdat ik de ziekte niet kan vatten. Je kan het niet zien aan mijn papa, hij verliest geen haar en toont geen rode vlekken. Hij is gewoon altijd thuis en loopt dan zuchtend rond.’

Wat betekent kanker voor jou? Vroeger zag ik kanker als een woord dat onze maatschappij is binnengedrongen. Iedereen kent wel iemand die kanker heeft, heeft gehad of overwonnen heeft. Hiervoor gingen mensen gewoon dood, nu hebben ze vaak kanker. Ik heb het er moeilijk mee omdat ik de ziekte niet kan vatten. Je kan het niet zien aan mijn papa, hij verliest geen haar en toont geen rode vlekken. Hij is gewoon altijd thuis en loopt dan zuchtend door het huis. Dat is enorm erg voor hem, maar soms ook ergerlijk. Het is misschien


Tekst: Margot Cassiers & Christophe Luts  —  Foto's: Christophe Luts

Stem van de student ✴✴✴ special edition ✴✴✴

egoïstisch dat ik het zo zeg, maar het is bij momenten moeilijk om een manier te vinden om daarmee om te gaan. Hoe evolueert zijn kanker momenteel? Positief, hij kan iedere keer zijn chemokuur krijgen. Voor de rest weten we daar nog niet veel over, het is nog recent. Welke boodschap zou je geven aan andere jongeren die met de ziekte geconfronteerd worden? Informeer je goed en probeer ook eens mee te gaan

naar een chemokuur. Voorzie om de zoveel tijd in wat nieuwe bezigheidstherapie, zoals een goed boek of een leuke film. Zorg ervoor dat je papa of je geliefde zoveel mogelijk geniet van het leven,dat je hem zo veel mogelijk steunt en dat je allemaal probeert er het beste van te maken. Het is belangrijk erover te waken dat hij zoveel mogelijk de moed erin houdt, zeker op de moeilijke dagen. Heb geen schrik om na te denken over wat kanker precies allemaal inhoudt en hoe het je eigen leven beïnvloedt. Praat erover en probeer er samen uitkomen hoe je hiermee omgaat.

Verrekijkers

27


organisatie in de kijker

Tekst: Inge Goossenaerts, Junior Assistant bij BTC Zuid-Afrika  —  Foto: TCOE

Er beweegt wat op het Zuid-Afrikaanse platteland Een interview met een onderzoeker van TCOE

I

n augustus 2012 haalde het Zuid-Afrikaanse Marikana wereldnieuws toen 47 mijnwerkers omkwamen bij stakingen. De mijnwerkers waren niet de enigen die hun ontevredenheid uitten. Kort nadien staakten landbouwarbeiders maandenlang met succes voor een hoger wettelijk minimumloon. Er lijkt heel wat aan de hand op het Zuid-Afrikaanse platteland. TCOE (Trust for Community Outreach and Education) is een nationale organisatie die werkt rond plattelandsontwikkeling. Verrekijkers interviewde hun onderzoeker Boyce Tom over de situatie op het Zuid-Afrikaanse platteland en hun aanpak in die regio’s. TCOE bestaat sinds 1983, dus ruim vóór het einde van de apartheid. Hoe ontstond de organisatie en hoe ziet ze er nu uit? TCOE is haar werking begonnen in de provincie Oost-Kaap en focuste in de beginjaren op volwassenenonderwijs. Steve Biko, een bekende antiapartheidsactivist, stond mee aan de wieg van de organisatie. Later is de focus van TCOE geëvolueerd naar landrechten en rurale armoede, gebaseerd op wat de mensen waarmee we werken zelf aangeven als cruciaal. TCOE is eigenlijk een koepel van zes verschillende sociale bewegingen in verschillende provincies van ZuidAfrika. Deze bestaan op hun beurt uit lokale comités van kleinschalige boeren maar ook van vrouwen of jongeren. Zo tellen we in totaal meer dan 15.000 leden. Welke boeren maken precies deel uit van jullie doelpubliek? Er zijn verschillende groepen van kleinschalige boeren die lid zijn: zowel mensen die voedselgewassen kweken op privé- of gemeenschap-

28

Verrekijkers

pelijk land, als mensen die vee houden of vissen om in hun onderhoud te voorzien. Andere leden kweken enkel voedsel op zeer kleine schaal, in hun tuin bijvoorbeeld. Wat probeert TCOE te bereiken? Wij hebben een ruime visie op plattelandsontwikkeling. Het gaat niet enkel over commerciële landbouw, die volgens ons niet voldoende is om armoede uit te roeien. Op dit moment zijn er heel weinig arbeidsmogelijkheden voor mensen op het Zuid-Afrikaanse platteland, en de mogelijkheden die er zijn, zijn vaak

Natives’ Land Act De Natives’ Land Act was één van de eerste segregatiewetten in ZuidAfrika en speelde een belangrijke rol tijdens de apartheid. De wet bepaalde dat natives (= alle niet-blanken) geen land meer mochten bezitten of huren in “blanke gebieden”. 93% van het land werd initieel aangeduid als “blank land”, hoewel de niet-blanke bevolking toen meer dan 80% van de totale bevolking uitmaakte.

precair. We streven ernaar dat de armen op het platteland toegang hebben tot land om voedsel te verbouwen en op een duurzame manier in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Onze acties zijn heel divers: we organiseren Leadership Schools om lokale leiders te vormen, maar doen ook beleidsanalyse en organiseren sensibiliseringsacties. We verspreiden alternatieven (denk aan inheemse zaden, agro-ecologische kweekmethodes) en doen onderzoek. We werken vaak samen met andere Zuid-Afrikaanse organisaties, maar ook internationaal zijn er samenwerkingen met donors – tot voor kort ook de Belgische officiële ontwikkelingssamenwerking - en met o.a. het Braziliaanse Via Campesina. De basis van TCOE blijft echter het lokale niveau. Kun je een concreet voorbeeld van een actie geven? Een goed voorbeeld is onze actie in de gemeente Theewaterkloof vorig jaar. Die gemeente had “verdwaald” vee in beslag genomen en verkocht. Nu moet je weten dat veel mensen daar vee hebben maar geen land. Om hun vee terug te krijgen moest er een hoge som betaald worden. Wij hebben hen ondersteund om de zaak voor de rechter te krijgen en ze hebben die zaak dan ook gewonnen. Minstens even belangrijk is dat we in dergelijke situaties ook lobbyen om collectief land te voorzien voor mensen met vee maar zonder land. Dit jaar herdenkt Zuid-Afrika de Land Act uit 1913 met allerlei initiatieven:


Tekst: Inge Goossenaerts, Junior Assistant bij BTC Zuid-Afrika  —  Foto: TCOE

een galerij pronkt met een fototentoonstelling, universiteiten organiseren een gezamenlijke conferentie, enzoverder. Het Ministerie van Rurale Ontwikkeling en Landhervorming moedigt bovendien alle ZuidAfrikanen aan de Be Fair-Share! – Pledge aan te gaan, een actie die belooft nooit een wetgeving te steunen die landgenoten in ellende dwingt. Wat is het standpunt van TCOE over de herdenking van de Land Act? De herdenking van de Land Act uit 1913 is voor ons een aanleiding om onze bewegingsopbouw te verstevigen. We werken samen met partnerorganisaties onder de koepel Tshintsha Amakhaya aan onderzoek over gemeenschappelijke werkthema’s en aan een gezamenlijke campagne. Eén van de belangrijkste zaken voor ons zijn de rechten van landbouwarbeiders. Na de protesten tegen lage lonen in de West-Kaap in het najaar van 2012 is er wel een verhoging geweest

van het minimumloon, maar het gaat volgens ons om veel meer. Er is ook het recht om niet gedwongen te moeten verhuizen, het recht op degelijke arbeidsomstandigheden en huisvesting, enzovoort. De vraag hoe de landhervorming deze landbouwarbeiders ten goede gaat komen wordt te weinig gesteld. We moeten zoeken naar een manier om ook hen toegang tot en recht op land te geven. Als afsluiter: hoe hoop je dat het Zuid-Afrikaanse platteland er zal uitzien binnen tien jaar? Ik twijfel soms of onze visie werkelijkheid kan worden, na zoveel jaren democratie… We hebben deze vraag al gesteld in de gemeenschappen waar we werken. Grote commerciële plantages overheersen het platteland op dit moment. Onze leden zouden graag een gemengde landbouwsector zien: met zowel kleine, middelgrote als grote boerderijen.

organisatie in de kijker

Land(bouw) in de regenboognatie: enkele cijfers Het minimumloon van een landbouwarbeider is omgerekend 6 euro/dag, wat na stakingsacties binnenkort

9 euro/dag wordt.

Net geen 40.000 landbouwbedrijven bestrijken 67% van de totale landoppervlakte: elk bedrijf telt gemiddeld meer dan

2500 hectare.

In 1994 werd beslist om 30% van de landeigendom van blanken te herverdelen tegen 2014 – in 2010 stond de teller op

slechts 7,2%

De minister van Rurale Ontwikkeling en Landhervorming gaf in 2010 aan

9 op 10

dat herverdeelde landbouwbedrijven niet productief gebruikt worden.

Meer weten? www.tcoe.org.za

Verrekijkers

29


recensie

Tekst: Lisa de Wit i.s.m. prof. Kathleen Gyssels  —  Foto: Kurt Van der Elst

Africa, het relaas van een gewezen droom

A

cteur Oscar Van Rompay speelt z ichzelf in de rol van z ijn leven. Africa confronteer t ons met z ijn splijtende obses sie in de zoektocht naar een leven als blanke in Kenia. Van Rompay’s eigen ervaringen werden verwerkt door theatermaker en schrijver Peter Verhelst, die tevens zorgde voor een beklijvende regie. De klank van gastcomponist Kreng vormt een auditief aureool rond deze “zwar te parel”.

Africa wordt geschreven met een c en niet met k, omdat deze monoloog het niet over het echte, maar over het imaginaire continent wil hebben: het beeld dat Van Rompay van zijn plek wil laten zien. Naast een veelbelovend acteur van NT Gent, is Van Rompay ook plantagehouder in Kenia. Op zijn zeventiende trok hij er voor de eerste keer naar toe en ging er aan de slag als leraar-vrijwilliger in het kleine dorpje Migori. Na enig wikken en wegen startte hij er een boomplantage en sindsdien verblijft hij er jaarlijks drie maanden.

De dualiteit in het leven van Van Rompay vertaalt zich op het toneel in de twee aparte delen van de voorstelling. Het stuk begint met het geromantiseerde droombeeld van Van Rompay - en zo ook van elke niet-Afrikaan - over het “Mythische Zwarte Continent”. Het publiek wordt ondergedompeld in een bad van magische clichés. Het minimalistische decor bestaat uit een stuk rode grond aan een vijvertje met op de achtergrond een krakkemikkige hut. Deze plek wordt, op een bij momenten bombastische wijze, ingenomen door een zich transformerende, quasi dierlijke, helemaal in het zwart geschilderde Van Rompay. De bewust donker gehouden scène - met overwegend dieprode en donkergele belichting - wordt gevuld met rechtstreeks uit Kenia afkomstige achtergrondgeluiden en de dichterlijke voiceoverstem van Van Rompay. Deze

30

Verrekijkers

worden op hun beurt volledig overstemd door het luidkeels geroep, in afwisselend Swahili en Engels, van deze schijn-Afrikaan. Als ultiem cliché krijgen we een fenomenale, authentieke danseruptie die het hoogtepunt vormt van het eerste deel. Dit neemt een einde wanneer Van Rompay zich onder de douche ontdoet van zijn zwart-zijn en terugkeert naar zijn Westerse ik. Hij verlaat de exotische hallucinatie.

Back to reality Wat volgt, is - een als academische lezing vermomde - persoonlijke ontboezeming door Van Rompay over zijn leven als blanke in Afrika. De zaallichten branden en Van Rompay richt zich rechtstreeks tot het publiek. Hij vertelt in dit tweede deel over het complexe leven in Kenia en zijn eerste ervaringen met hoe je in Afrika omgaat met elkaar, met geld en met leven en dood. ‘Letterlijk alles is anders in Kenia. Het is nog veel meer anders dan ik mij ooit had kunnen voorstellen. Echt alles. Een grap is anders, verdriet is anders, liefde is anders, seks, elkaar begroeten, eten… Alles.’ Dixit Van Rompay. Al snel blijkt dat we te maken hebben met een eenzaam iemand, verscheurd door ambivalente gevoelens. ‘Er zijn twee Oscars, de Oscar in België en de Oscar in Kenia. Als ik hier ben droom ik van daar, als ik daar ben droom ik van hier.’ Zo geeft hij, op schijnbaar zakelijke, maar feitelijk zeer intieme, wijze een inkijk

in zijn gevoelswereld. Het is een getuigenis die ons niet onberoerd laat, meer zelfs, die ons aanzet tot zelfreflectie. Meer en meer vormen zijn verhalen een spiegel die bijwijlen confronterend uitpakt. Maar uit dit alles komt vooral zijn oprechte liefde naar voren, zijn liefde voor het land en voor zijn inwoners, hoe moeilijk zijn relatie ermee ook is. Wat we zien is een man die balanceert op het slappe koord tussen haat en liefde, tussen angst en tevredenheid. ‘Dit geluk van me. En tegelijk die tristesse van me.’

De opvoering wordt afgesloten met


Tekst: Lisa de Wit i.s.m. prof. Kathleen Gyssels  —  Foto: Kurt Van der Elst

een bevreemdend tafereel waaraan eenieder zijn eigen betekenis kan en mag geven. Van Rompay geeft zich als het ware over aan Afrika, hij dompelt zich letterlijk onder in het water, terwijl een wezen, half mens - half beest, op haast rituele wijze wordt geofferd en opgehangen. Dit kwellende beeld grijpt naar de keel en laat een oncomfortabel gevoel na.

In dubio Africa, het relaas van een droom. Een droom die voor Oscar Van Rompay werkelijkheid is geworden, maar hem ook nachtmerries bezorgt. Omdat hij zich nog niet in staat weet om als blanke één te worden met Afrika en dit mogelijks ook nooit zal realiseren. Het blijft een tweestrijd waarbij hij een evenwicht moet trachten te vinden: wat is haalbaar en hoever kan ik

gaan? In dit opzicht voldoet hij nog altijd aan het cliché van de blanke in Afrika. Bovendien is dit nog maar “Africa deel 1”, het verhaal is nog niet af. Voor Van Rompay is deze voorstelling een veruiterlijking van zijn emoties, waarvan wij op voyeuristische wijze deelgenoot zijn. Het stuk toont ongetwijfeld een uitzonderlijke acteerprestatie. Nog nooit zagen we een blanke zich op zulke magistrale en terzelfdertijd ingetogen en bescheiden wijze inleven in de rol van een zwarte. Dit is Van Rompay’s eigen verhaal; daarom is hij ook de enige die het op een zo indringende manier kan brengen. Het opvoeren van deze monoloog is voor Van Rompay geen spelen, het is een worden, een zijn. Op zijn eigen typische wijze lift Peter Verhelst de getuigenis naar een nog hoger niveau, door het te verrijken

recensie

met verwijzingen naar en elementen van andere Afrikaverhalen uit de literatuur en film. Zo weerklinkt in de voice-over duidelijk de stem van Joseph Conrads Marlow, een subtiele doch bewuste referentie naar Heart of Darkness. Maar ook de artistieke film van Renzo Martens Enjoy Poverty: Episode III heeft geholpen om dit verhaal te construeren.

Deze voorstelling begeestert: ‘Iets besluipt je’, zoals Van Rompay het zelf zegt; geen zin kan toepasselijker zijn. Alhoewel er een duidelijke link is naar het postkoloniaal theater, ma akt het er geen deel van uit zoals bijvoorbeeld Duister Hart dat wel doet. Dit is eerder post-postkoloniaal theater. Een stuk over vervreemding, fascinatie voor het andere, wij versus zij, een stuk dat onder je huid kruipt en je nooit meer zal loslaten.

Verrekijkers

31


Cultuuragenda

Tekst: Eliane Maes

Uit met ver de vakantie editie

Expo's Happy birthday dear academie – 350 jaar academie Is kunst een ambacht of een wetenschap? Moet kunst mooi zijn? Word je als kunstenaar geboren, of kan je kunst leren? Dit zijn een aantal vragen die modeontwerper Walter Van Beirendonck wil opwekken met zijn opvallende tentoonstelling. Deze tentoonstelling begint in de zeventiende eeuw en loodst de bezoekers door vier eeuwen van levende geschiedenis. Bij de tentoonstelling horen ateliers en interactieve rondleidingen voor scholen, kinderen, jongeren en volwassenen, in groep of individueel. Waar: MAS | Museum Aan de Stroom – Hanzestedenplaats 1, 2000 Antwerpen Wanneer: 08.09.13 - 26.01.14 Prijs: 8 euro www.mas.be

Zijde & Prints uit het Abrahamarchief – Couture in Kleur Deze tentoonstelling vertelt het verhaal van de firma Abraham, een textielbedrijf dat textielbedrukkingen maakt voor grote namen (o.a. Dior, Givenchy, Yves Saint Laurent). De firma laat ook het verhaal zien van de Europese

32

Verrekijkers

Festivals couture, kunst en luxe doorheen de twintigste eeuw. Voor deze tentoonstelling herneemt en herwerkt MoMu de expo Soie Pirate: The Abraham Textile Archive Zurich en vulde deze aan met couturesilhouetten van Dior en Yves Saint Laurent. Waar: MoMu | ModeMuseum Provincie Antwerpen – Nationalestraat 28, 2000 Antwerpen Wanneer: 13.03.13 - 11.08.13 Prijs: 1 euro www.momu.be

Thailand THAILANDERS anders Thailanders anders is een fototentoonstelling door Eddy Van den Nieuwenhof. De organisator laat geen reisbrochurefoto’s van tempels en witte stranden zien, maar wel beelden waar de Thailanders centraal in staan. De bezoeker mag zich verwachten aan het echte gezicht van Thailand en niet een geconstrueerd imago om toeristen te lokken. Waar: Galerij HET STADSMAGAZIJN – Keistraat 5-7, 2000 Antwerpen Wanneer: 11.06.13 – 23.07.13 Prijs: Gratis www.uitinvlaanderen.be

Couleur café Het wereldmuziekfestival Couleur Café is een driedaags festival dat eind juni de zomer inluidt. Sinds de eerste editie in 1990 is het festival uitgegroeid tot een absolute topper. Het festival richt zich specifiek op wereldmuziek. Naast de muziek is er ook een grote kunsttentoonstelling, een markt met jonge designers, dansworkshops, de befaamde cocktailbars en de “GoedEtenstraten” voor een wereldreis door de keukens van vijftig landen. Waar: Tour & Taxis, Havenlaan 86, 1000 Brussel Wanneer: 28-30 juni Prijs: 1 dag 38 euro, 3 dagen 83 euro www.2013.couleurcafe.be

Jazz in ’t Park Jazz in ’t Park wil een zo breed mogelijk publiek laten kennis maken met de hedendaagse Belgische jazz, door gratis hoogstaande concerten te organiseren. Jazz in ’t Park viert dit jaar feest, het is de twintigstee keer dat het festival plaatsvindt, iets dat niet onopgemerkt voorbij zal gaan! Waar: Zuidpark, Zuidparklaan z/n, 9000 Gent Wanneer: 05.09.13 – 08.09.13 Prijs: Gratis www.gent.be/jazzintpark


Cultuuragenda

Tekst: Eliane Maes

rrekijkers Muziekconcerten Antilliaanse feesten

Concert Medra

Volgens de organisatoren is dit het grootste Caraïbische festival ter wereld. Hoe dan ook zijn het twee dagen vol dansbare muziek waar niemand aan kan weerstaan. De muziek neemt je mee naar warme en zonnige oorden. Naast de bands heb je hier ook de mogelijkheid om te proeven van exotische snacks en cocktails. Er is zelfs een heuse champagnebar.

M e d ra i s e e n v i e rko p p i ge Antwerpse Bluegrass & Oldtime folkband. Ze zijn begonnen in 2003, hun repertoire kenmerkt zich door de close harmony ballads, folksongs, squaredans tunes met hits uit vervlogen tijden. Zo wordt het publiek meegevoerd naar de oorsprong van de NoordAmerikaanse folk. De groep kende zijn doorbraak op het Schots festival in Alten Biezen in 2011.

Waar: “Blauwbossen”, Hoogstraten Wanneer: 09.08.13 – 10.08.13 Prijs: Dagkaart 42/50 euro, weekend 74/80 euro www.antilliaansefeesten.be

Sjostakovitsj (2006) geeft Francis Maes een stand van zaken over de toenmalige discussie. Waar: deSingel – Desguinlei 25, 2018 Antwerpen Wanneer: 05.09.13 van 10:00 tot 16:30 Prijs: 24,5 euro www.uitinvlaanderen.be

Waar: Podiumcafé RoodWit – Generaal Drubbelstraat 42, 2600 Berchem Wanneer: 14.09.13 van 20:00 tot 22:00 Prijs: Gratis www.uitinvlaanderen.be

Festival Esperanzah! Op het hoogtepunt van de zomer barst de twaalfde editie van het Esperanzah festival los. De affiche van 2013 is explosief en kleurrijk en bevestigt opnieuw de bijzonderheid van het festival: een onafhankelijke muzikale programmatie en haar doel om naar een betere wereld te streven. Waar: Abdij van Floreffe – Rue Séminaire 7, 5150 Floreffe Wanneer: 02.08.13 – 4.08.13 Prijs: Dagkaart 30/38 euro, drie dagen 63/80 euro www.esperanzah.be

Dmitri Sjostakovitsj - Naar een genuanceerd beeld over een Sovjetkunstenaar Na de val van de Sovjetunie werd de muziek van Dmitri Sjostakovitsj bekend. Zo bekend zelfs dat ze een belangrijke rol speelde in de emotionele afrekening met het Sovjetverleden. Dmitri kreeg veel kritiek van critici die de rol van zijn muziek idealiseerden. In het boek Geschiedenis van de Russische muziek van Glinka tot

Vakantietip Hangmatten in Kasterlee Maak je picknick nu nog gezelliger: huur een hangmat bij Toerisme Kasterlee en neem ze mee op je picknicktocht. Zie je onderweg een leuk plekje, bevestig de hangmat tussen twee bomen en geniet... Waar: Toerisme Kasterlee – Markt 13, 2460 Kasterlee Wanneer: Ganse zomer www.toerisme-kasterlee.be

Verrekijkers

33


Blog

Tekst: Lubumbe Van de Velde

Ausländer in Saarbrücken

Saarbrücken Lubumbe (tweede van links) geniet met volle teugen van haar Erasmus-ervaring

R

edactielid Lubumbe Van de Velde zit in haar laatste jaar Rechten. Ze sluit haar studiecarrière af met een Erasmusverblijf in het Duitse Saarbrücken en vertelt ons over haar indrukken.

Waarschijnlijk zegt de naam Saarbrücken je weinig. Eerlijk gezegd zei het me ook niets toen ik mijn keuze maakte voor mijn Erasmusbestemming. Ik had ook voor Berlijn kunnen kiezen, of voor een zonnig oord in het Zuiden. Waarom dan Saarbrücken, een stad waarbij vele Duitsers het zelf horen donderen in Keulen? De keuze was heel rationeel, een eigenschap die men mij niet snel toeschrijft. Ik wilde Duits leren en ging ervan uit dat de inwoners van kleine steden niet meteen zouden overschakelen naar het Engels. En zo is het gegaan, hoewel ik tot de dag van mijn vertrek dacht: had ik maar een andere stad gekozen. Nu ik hier ben, moet ik toegeven dat ik de tijd van mijn leven heb. Het is een kleine, maar erg mooie stad, en sommige delen zijn ronduit wünderbar! Ik heb hier een maand een taalbad gehad en ondertussen kan ik al met mijn Mitbewohners van onze WG (kot) Duits spreken. Wat Erasmus zo’n mooie ervaring maakt? De mensen rondom je heen die zo geweldig zijn! De vele feestjes dragen daar waarschijnlijk ook toe bij. Zo is donderdag onze karaoke avond, toch als we niet de avond ervoor in

34

Verrekijkers

Seven (onze vaste club) zijn beland. Vrijdag en zaterdag zijn gereserveerd voor grote feestjes waar de nodige dosissen Jägermeister aan te pas komen. Voor je het weet is het zondag en leeft Saarbrücken niet meer. Dan is er praktisch niets open, zijn de mensen op straat op een hand te tellen en slapen mijn Erasmusgenoten. Op die dag slaat de eenzaamheid toe en wil ik niets liever dan terug in België zijn. Afgezien daarvan is Erasmus een ervaring die ik iedereen zou aanraden. Het is geweldig om je grenzen te verleggen. Ook wanneer je zo weinig van de prof verstaat dat je je afvraagt of je wel in de les Internationaal Strafrecht zit. Ook wanneer je in de cursus Duits je mond houdt omdat je woordenschat ontoereikend is om te verklaren wat nu juist zo mooi is aan Antwerpen. Ook wanneer je om vier uur 's nachts een andere weg neemt omdat het korter zou zijn en je toch verloren loopt. Ook wanneer de vrouw bij het bevolkingsregister ervan uitgaat dat je wegens je huidskleur geen EU-burger kan zijn, en jij je luidop afvraagt sinds wanneer België niet meer tot de EU behoort. Ook wanneer je ontdekt dat het sportaanbod onder andere bestaat uit klassiek ballet, roeien en klimmen.

Erasmus is zeker iets voor jou omdat je veel nieuwe mensen zult leren kennen, maar ook jezelf! Tschüss!


Recept met respect

Tekst: Inge Leuridan  —  Foto: Diego Bianchi

Coxinha

G

eef je een feestje en wil je graag originele hapjes met een zuiderse toets serveren aan je gasten? Dan z ijn coxinhas mis schien wel wat je zoekt ! De coxinha is een populaire snack in Braz ilië, net zoals bolinha de queijo (kaasbolletjes) en pastel (gemaakt uit een soor t bladerdeeg met een gekruide vulling) . De coxinha is een gefrituurd bolletje deeg met een vulling van kip en roomkaas. Je kan ze bijna overal in Braz iliaanse bakkerijtjes en snackbars kopen, maar ze worden evengoed met veel liefde thuis klaargemaakt als voorgerecht bij familiefeesten.

Ingrediënten (voor 4 personen) • 50 g paneermeel • 3 dl kippenbouillon (of van een ander gevogelte) • 200 g kippengehakt of kipfilet • 2 el bieslook • 2el roomkaas

• 2el maïsolie • 150 g bloem • 1 teentje knoflook • 1 ajuin • 1 ei • peper en zout

Bereidingswijze • Snipper de ajuin en pers de knoflook.

• Kruid af met peper en zout.

• Klop het eiwit los in een bord.

• Rol het deeg uit tot een lap van drie mm dik en druk hier met een steekvorm rondjes uit.

• Giet het paneermeel in een ander bord. • Breng de bouillon aan de kook, strooi er de bloem bij en roer krachtig met een houten pollepel tot het een dik glad deeg vormt. • Neem het deeg uit de pan en laat het enigszins afkoelen. • Kneed het tot het glad en elastisch is. •V erhit de olie in een pan en bak hierin de ajuin en de knoflook, maar laat het niet bruinen. •V oeg het gehakt of de kipfilet toe, samen met twee eetlepels water. • Laat de inhoud van de pan afgedekt vijf minuten pruttelen totdat het vlees gaar is.

• Leg een deegrondje op je handpalm, schep er wat kipmengsel in en kneed het dan dicht naar boven toe zodat een druppelachtige vorm ontstaat. • Doop de coxinha in het bord met het eiwit en daarna in het bord met het paneermeel. • Zet de friteuse op 150°C. • Frituur de coxinhas gedurende vijf minuten tot ze goudbruin zijn. • Laat uitlekken op keukenpapier. • Serveer met een dipsausje naar keuze en eventueel met een fris slaatje. Smakelijk!

• Schep er de kaas en het bieslook door.

Verrekijkers

35


Schrijf je nu in op de Schrijf de nieuwsbrief en ontvang nieuwsbrief ontvang een proefabonnement proefabonnement een op MO magazine magazine op

OB55925

www.MO.be/nieuwsbrief www.MO.be/nieuwsbrief

OB55925

maanden gratis gratis leesplezier! == 33 maanden leesplezier!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.