Mei 2008 | #5 | Jaargang II | www.verrekijkers.org
Werken aan de wereld
>DOSSIER DIVERSITEIT
>11.11.11 CAMPAGNE WAARDIG WERK
>WERKEN IN CONGO
>VAKBONDEN IN GUINEE
Werken aan de wereld 3 Diversiteit? It’s the economy, stupid! Voorwoord Bilal Benyaich
4 Dossier Diversiteit
Jongerencoaching: de brug tussen drie werelden Dame Diouf: “Wacht er op het einde van de inburgering ook een job?” Ibrahim Bari: “Het is moeilijk als je de taal niet grondig kent”
11 Waardig Werk: omdat werknemers geen gereedschap zijn Campagne 11.11.11
12 Het avontuur van Sille Moens: Congo-België heen en terug Interview
14 Peau Noire, Masques Blancs Fotoreportage
16 Terugblik op een inleefreis Tim Somers
18 Vakbonden in Guinee
“Een vrouw hoort hier niet … maar ik ben gebleven”
21 WAT BEZIELT EEN VRIJWILLIGER? Thuislozenrestaurant Kamiano
22 Moeder, waarom werken wij? Arbedsethos tegen het licht
24 Persepolis
Colofon
26 And so, my fellow Congolese ...
Redactie: Tine Boschaert, Steffie Bosmans, Eline Dupon, Tobi Lancsweert, Fleur Leroy, Wout Schildermans, Monica Van Fleteren, Janus Verrelst, Karolien Vrints, Dieter Wijffels
Filmrecensie Column
27 Prikbord
Aan dit nummer Werkten mee: Jaklien
A B ON N E E R J E VO OR S L E C H T S € 5! Wil je graag een abonnement op VERREKIJKERS? Voor slechts €5 krijg je jaarlijks drie nummers in je bus. Aarzel dus niet! Om je te abonneren doe je twee dingen: 1. Stuur een mail met als onderwerp ‘Inschrijven’ naar a.verrekijkers@hotmail.com en vermeld je naam en adres. 2. Stort 5 € op het rekeningnummer 979-2458116-44 met als mededeling ‘Abonnement’ + naam en adres.
2 | Verrekijkers
Broekx
(Educatiecel
WS),
Laila Higazi (KIFKIF), Katrien Huybrecht, Wim Marivoet, Leen Nicolas, Ilona Plichart (11.11.11), Philip Reynaers, Rob Stevens, Jessie Van Couwenberghe (ACV-CSC),
Sandra Verheij
Verantwoordelijke uitgever: Janus Verrelst Prinsstraat 13 - 2000 Antwerpen www.verrekijkers.org
Diversiteit? It’s the economy, stupid! De term diversiteit is al jaren in zwang maar lijkt zich maar niet te willen vertalen in duurzame tewerkstelling voor Belgen van de 2de en 3de generatie en oudkomers (‘allochtonen’). Bij hen is de werkloosheidsgraad bijna vijf keer groter dan die van de ‘autochtone’ medeburger. Hooggeschoolden zijn in hetzelfde bedje ziek als hun lager geschoolde lotgenoten, de conjuncturele verbetering van de laatste twee jaren ten spijt.
Bilal Benyaich is verantwoordelijk voor Kif Kif Jobs en hoofdredacteur van Kif Kif Journalistiek.
Nochtans zijn de holle diversiteitretoriek en halfslachtige maatregelen niet langer houdbaar. Vers bloed is onontbeerlijk om onze vampier van een economie draaiende te houden. Indien de valorisate van het inactieve human capital uitblijft, dan zal de Belgische (en in extenso de Europese) economie onherroepelijk afstevenen op een inkrimping. Dit doembeeld doet zelfs de meest conservatieve elementen in Vlaanderen de lof van de diversiteit zingen. Anno 2007 was de krapte op de arbeidsmarkt duidelijk voelbaar en deze zal het komende decennium dan ook niet afnemen. Concreet zal de babyboomgeneratie de komende maanden en jaren gestaag uit de arbeidsmarkt stromen en als een vlotte generatiewissel uitblijft, dan dreigt de economie tussen 2010 en 2015 serieus ontwricht te geraken. Dit is een van de hoofdredenen waarom de activering van de allochtone werkzoekenden hoog op de agenda van beleidsmakers is komen te staan. Ofschoon zij zich nu allen profileren als Grote Democraten door er in de externe communicatie het alom bekende ethische sausje van de ‘inclusieve arbeidsmarkt’ over te gieten. Aan ironie geen tekort. Ook de streefcijfers zijn er om te blijven. Maar het gaat zelfs veel verder dan dat. Het recente voorstel van Eurocommissaris Frattini rond het invoeren van een tijdelijke arbeids- en residentiekaart, de blue card, is ook bij ons niet in dovemansoren gevallen. In het regeerakkoord wordt er duidelijk naar verwezen: “(…) op korte termijn een mogelijkheid van economische migratie, rekening houdend met de huidige reserves op de arbeidsmarkt (…)”. Vanquickenborne en Turtelboom, respectievelijk minister van Ondernemen en Vereenvoudigen en asiel en migratie, mogen dit de komende jaren in een concreet beleid regisseren. Of hoe een nieuw soort ‘planeconomie’ centraal is komen te staan in onze gedereguleerde, op neoliberale leest geschoeide arbeidsmarkt. Een tijdje geleden schreef ik een kritische noot op het economische migratiedossier van Vacature Magazine. Toen stelde ik dat het geen toeval is dat de landen die een voortrekkersrol spelen in het bestrijden van illegale immigratie - Frankrijk, Spanje en Italië - de grootste voorstanders van l’immigration choisie of brain gain zijn. De Senegalese massa bijvoorbeeld krijgt ontradingsfilmpjes op het netvlies geprint, terwijl de elite – meestal dokters – wel gestimuleerd wordt om de oversteek te wagen. Dit terwijl Frankrijk 1 dokter op 600 telt en Senegal 1 dokter per 15.000 inwoners. Is het dan niet meer dan logisch dat Senegalezen deze brain drain (zullen) percipiëren als een neokoloniale politiek? Daarenboven zijn er ook sociale bekommernissen van lokale aard. Het ziet ernaar uit dat de structuraliteit van de achterstelling van onze tweede en derde generatie Europeanen bestendigd zal worden door de blue card-politiek. Immers, de incentives om de arbeidsmarkt en het onderwijs werkelijk te democratiseren zullen gevoelig afnemen. De bestaande etnostratificatie zal enkel maar aangescherpt worden. Wie garandeert de vrede op straat als exclusie van de arbeidsmarkt bij de nieuwe Europeanen een intergenerationeel karakter krijgt? Wat zullen de identitaire effecten zijn als ze bij elke schok in de wereldeconomie en -politiek het klappen van de globaliseringzweep als eerste - en het hardst - voelen? Het antwoord hierop is niet moeilijk te achterhalen … De kortzichtigheid en sociale onverantwoordelijkheid van onze beleidsmakers zal vroeg of laat duur betaald moeten worden. Maar als we de evolutie van de maatregelen op het vlak van disciplinering, identificatie en veiligheid erop naslaan, lijken ze ook dat weer te beseffen …
Mei 2008 | 3
Jongerencoaching: de brug tussen drie werelden De8 vzw is het Antwerps Minderhedencentrum dat gelijke kansen wilt bieden aan etnisch culturele minderheden in alle aspecten van de samenleving. Om dit doel te bereiken zetten ze projecten op in nauwe samenwerking met organisaties en instanties die geplaatst zijn om die minderheden te bereiken en hen die kansen aan te bieden. Maar kansen bieden is niet voldoende voor De8 vzw. Een belangrijke stap is het versterken van de doelgroep opdat ze wel degelijk die kansen kunnen benutten.
I
n september 1997 ging de Acht van start met het jongerencoachingproject joco. Ondertussen zijn er in Antwerpen een 6-tal jongerencoaches actief. Territoriale jongerencoaching is gericht op maatschappelijk kwetsbare jongeren in het deeltijds en voltijds beroepsonderwijs en dit in de zogenaamde aandachtswijken. Oorspronkelijk richtte het project
4 | Verrekijkers
zich op jongeren van Marokkaanse en Turkse origine. Vandaag wordt er geen onderscheid meer gemaakt qua origine. Op papier gaat het over schoolgaande jongeren van 12 tot 18 jaar of meer met aankomend spijbelgedrag en attitude-, relatie- en communicatieproblemen met de ouders en/of de school. Het ideale traject voor deze jongeren is begeleid worden
doorheen hun studieperiode tot aan het behalen van een diploma zodat ze rijp zijn voor de arbeidsmarkt. Hoe mooi dit streefdoel ook is, in de praktijk lijkt het erg hoog gegrepen. Verrekijkers sprak met Mohamed Bakach en Wim Hellemans, beiden al enkele jaren werkzaam als jongerencoach bij De8.
Kansarmoede als origine Tijdens ons gesprek met Mohamed en Wim wordt duidelijk dat het bij deze jongeren om meer gaat dan onbeleefd gedrag in de klas, spijbelen, slechte resultaten, conflicten met de leerkracht of het niet in orde zijn met huiswerk. Vaak hebben de ouders het niet breed, de vader is werkloos, er is geen geld voor nieuwe kleren, water- en elektriciteitsrekeningen kunnen nauwelijks tot niet betaald worden, laat staan dat er geld is voor een verre schooluitstap. De ouders zelf hebben meestal niet de scholing gehad om hun kinderen te ondersteunen bij het huiswerk, spreken niet voldoende Nederlands en begrijpen de brieven van de school niet. Ze kennen het verschil niet tussen BSO, TSO en ASO en zijn dus geen grote hulp bij de studiekeuze van hun kind. Zo verwachten sommigen dat de BSO richting ‘Kantoor’ hun kinderen de kans geeft om secretaris of zelfs advocaat te worden. Dat is niet realistisch. Deze gezinnen leven met velen in een kleine ruimte waardoor er voor de jongeren thuis geen ideale leeromgeving is. De affectieve band met de ouders is in vele gevallen verstoord. Het is dan ook niet verwonderlijk dat jongeren rondhangen op straat en daar een toevlucht zoeken bij leeftijdsgenoten. Het gevolg van dit alles is een laag zelfbeeld bij de jongeren. Ze zijn ontmoedigd door de uitzichtloze thuissituatie met ouders die niet zelden zelf ongelukkig en gedemotiveerd door het leven gaan. Dit weegt op het toekomstbeeld van de jongeren. Kansarmoede wordt door beide joco’s gezien als de belangrijkste invloed op de situatie van de jongeren, ongeacht hun etnische achtergrond. Ze kampen met dezelfde problemen thuis, met hetzelfde uitzichtloze toekomstperspectief en met hetzelfde gebrek aan toegang tot middelen zoals internet, studiebegeleiding en vrijetijdsbesteding.
Risicoleerlingen hebben hun vertrouwen in volwassenen verloren
Wat wel blijkt, is dat ouders van Vlaamse origine gemakkelijker de weg vinden naar hulverlening. Hoewel psychologische begeleiding in de taboesfeer blijft, voornamelijk en in sterke mate onder de jongeren zelf, is ook hier de stap voor ouders van Vlaamse origine sneller gezet. Een taalbarrière vormt natuurlijk een extra handicap bij huiswerkbegeleiding en het contact met de school en is een van de oorzaken van kansarmoede. Het merendeel van de jongeren die begeleid worden, zijn dan ook van andere origine. Maar meestal is er echter wel iemand in de familie die het Nederlands machtig is. Naar hulpverlening toe spelen onwetendheid en wantrouwen een veel belangrijkere rol.
Jongerencoach vertolker?
of
cultureel
Als joco moet je proberen aanwezig te zijn in alle milieus waarin de jongeren zich begeven. Dit betekent aanwezig zijn op school, in de wijk (op pleinen, in jeugdhuizen, in de moskee, etc.) en bij de jongeren thuis. Het gaat hier om drie sterk van elkaar verschillende leefwerelden. In elke wereld gelden andere regels, een andere ethiek en andere gewoontes. De jongere, in volle pubertijd,
probeert zich daar een weg in te vinden, op zoek naar zijn eigen, veelzijdige identiteit. Dat dit tot misverstanden en conflicten leidt, is niet onbegrijpelijk. De taak van een joco is dan ook vaak de communicatie te verbeteren tussen die drie leefwerelden. Belangrijk is dat de jongeren hem zien als een pleitbezorger van hun belangen. Risicoleerlingen zijn vaak afgeknapt op conflicten met de school en andere instanties en hebben hun vertrouwen in volwassenen verloren. Daarom is de eerste en meest cruciale stap het vertrouwen winnen van de leerlingen. Dit begint op de speelplaats of buiten de school op het plein met het geven van een hand en het aanknopen van een informeel gesprek. Ook is het belangrijk om hen uit te leggen wie je bent en wat je wel en niet voor hen kunt betekenen. Leerlingen spreken een andere taal dan de leerkrachten. De taal van de jongeren is vaak contesterend, uitdagend, grof en beledigend, maar vaak willen ze uiting geven aan iets anders. Ze contesteren tegen hun uitzichtloze situatie, tegen de discriminatie die ze tegenkomen en de verhalen die ze erover horen vertellen. Hierdoor gaan sommigen veralgemenen en zich niet meer thuis voelen in deze maatschappij. De meeste leerkrachten komen uit meer gegoede gezinnen en zijn schoolgegaan naar de betere colleges. Ze worden in hun opleiding niet degelijk voorbereid op de confrontatie met kansarmoede. Ze zijn het niet gewend dat leerlingen zich assertief opstellen en voelen zich persoonlijk aangevallen. De voor de hand liggende reactie is autoritair optreden, maar vaak lijkt dit geen effect te hebben. Mohamed beweert echter dat als de leerkracht consequent is in zijn houding en een duidelijke structuur biedt, dit wel degelijk is wat jongeren nodig hebben. Structuur is nu net wat hen ontbreekt. Tegelijk moet de leerkracht proberen om
Mei 2008 | 5
de leerlingen zelfvertrouwen mee te geven en hen te helpen realistische toekomstplannen te maken. Men neemt vaak te snel represaillemaatregelen in plaats van eerst de leerlingen te begrijpen. Daarom is het belangrijk om de leerkrachten vertrouwd te maken met de achtergrond van de leerlingen. Wanneer een leerkracht inziet dat zijn leerlingen geen begeleiding krijgen bij het huiswerk en geen plaats hebben om hun huiswerk te maken, zullen ze minder huiswerk meegeven en meer taken maken tijdens de lesuren zelf. Maar ook de leerlingen moeten de situatie van de leerkracht leren begrijpen. Een leerkracht kan midden in de les niet ingaan op de noden van elke individuele leerling. Bovendien staat hij vaak voor 15 man waarvan er tien de les bemoeilijken. Hij moet zijn gezag bewaren en een leerprogramma afwerken. Les geven aan een gedemotiveerd publiek is geen lachertje. Niet zelden helpt het als je de jongeren aanspoort om pas na de les met de leerkracht te gaan praten.
tijdens zijn stage. De interventie van de joco bleek tot een zinvol gesprek geleid te hebben. De verschillende partijen luisterden naar elkaar en begrepen elkaar. Belangrijk in dit verhaal is dat de leerling achteraf het gevoel had dat hij via Mohamed eindelijk had kunnen zeggen wat hij bedoelde. De school gaf alsnog een A-attest, maar wilde het risico niet lopen dat de jongen het volgende jaar niet meer zou . Maar de jongeman heeft zich kunnen verdedigen
ouders. De opvoeding wordt doorgeschoven op oudere broers of er ontstaat een situatie waarin de moeder het kind wil beschermen tegen de vader. Jongeren spelen dit soort situaties uit. Bovendien hebben de jongeren reeds een hogere scholing dan hun ouders. Het is moeilijk iemand te respecteren die minder weet dan jij en je niet kan helpen met je keuzes. Het is dan erg moeilijk voor ouders om hun gezag en respect terug te winnen.
‘Jongeren willen voldoen aan de verwachtingspatronen van hun omgeving’
Bij bemiddelingsgesprekken valt het echter op hoe beide partijen naast elkaar praten. Er ontstaat ruzie. jongeren beschuldigen de leerkracht van racisme, onrechtvaardig handelen en niet naar hen luisteren. Leerkrachten hebben het over een onaangepaste houding, een slechte opvoeding, agressie en verbaal geweld. Ze verwachten excuses en medewerking. Vaak hebben ze niet door dat ze zelf erg geprikkeld zijn en oncoöperatief staan tegenover de leerling. Het vraagt wel wat diplomatie om de school en vooral de leerkracht op hun aandeel in het conflict te wijzen. Leerkrachten hebben het moeilijk als ze op hun fouten gewezen worden, maar weten op zijn minst toch dat de leerling van goede wil is. Mohamed geeft het voorbeeld van een jongen die een C-attest kreeg vanwege vermeend wangedrag
6 | Verrekijkers
en is daardoor gemotiveerd geraakt. Het jaar daarop heeft hij weer zijn A-attest gehaald op een andere school. Veel jongeren geven toestemming aan de joco om met de ouders te gaan praten. Ergens willen ze hun gedrag en hun situatie veranderen. De tussenkomst van de joco bestaat erin de ouders attent te maken op het gedrag van de jongere op school. Dit kan dan leiden tot bestraffing van de jongere. Niet zelden komt dit neer op een flinke pak slaag. Eén van de misverstanden die bestaan, is dat ouders niet geïnteresseerd zijn in de opvoeding van hun kinderen. Ouders willen wel maar voelen zich machteloos. Ze hebben vaak niet de middelen of de pedagogische kennis om hun kinderen te helpen. Daarom helpt de joco de ouders om alternatieve straffen te geven zoals een week geen tv of gsm, minder zakgeld, een voetbaltraining overslaan,... Wanneer een leerling het vervolgens goed doet op school, is het de taak van een joco om ook dit te communiceren. Ouders hebben die positieve bevestiging nodig en schoolagenda’s worden nu eenmaal niet consequent nagelezen. Vele jongeren zijn zo gewend te ontsnappen aan de controle van hun
In een poging de opvoeding van hun kinderen onder controle te houden, maken ouders vaak de fout te beschermend op te treden. Het is juist door het krampachtig beheren van de vrije ruimte van jongeren – dit gebeurt vooral bij meisjes – dat ze zich in een andere context gaan misdragen. Niet zelden komt het tot conflicten omdat de jongeren een heel ander ethisch denkpatroon hebben meegekregen op straat en op school. De ouders, vooral bij allochtone gezinnen, hebben hun eigen cultuur en waarden behouden. Jongeren willen voldoen aan de verwachtingspatronen van hun omgeving maar die liggen in de drie leefwerelden zo ver uiteen dat ze voor de jongeren moeilijk te verzoenen zijn. Scholen hebben het probleem dat ze de ouders moeilijk kunnen bereiken. Vaak gaat de brief voor het oudercontact verloren of de jongere toont ze niet aan zijn ouders. Ouders hebben niet de gewoonte om telkens in de agenda te kijken. Ze zijn van gsm-nummer veranderd of kunnen geen antwoordapparaat beluisteren. Een persoonlijk bezoek waarbij het belang van een oudercontact wordt uitgelegd, doet wonderen. De taalbarrière wordt omzeild door er iemand bij te halen die de twee talen spreekt en desnoods wordt er gebarentaal gebruikt. Vaak is er al heel veel opgelost wanneer je de ouders en de leerkracht
rond één tafel krijgt. Toch staan sommige ouders zeer argwanend tegenover de school. Op zo’n momenten wordt wel eens teruggegrepen naar de origine of het geloof als verdediging. Zo verhaalt Wim over een jongen die, uit schrik voor te strenge fysieke straffen thuis, zijn ouders voorloog. Hij had meisjes lastig gevallen, mensen bedreigd en leerkrachten beledigd. De ouders beweerden dat een goed gelovige als hun zoon nooit zo’n gedrag kon vertonen. De school zou rancuneus en racistisch zijn. Sommige gezinnen hebben al een paar tegenslagen meegemaakt op vlak van racisme en uitsluiting waardoor het moeilijk is om te onderscheiden wanneer ze wel of niet vanwege geloof en cultuur geviseerd worden. Kleine dingetjes zoals geen plaats vinden op de bus, zijn als speldenprikjes in het vertrouwen en versterken het gevoel geen gelijke behandeling te krijgen. Ze zijn op hun beurt bevooroordeeld. Dit zet mensen in een positie waardoor ze niet meer willen communiceren. Mensen verschuilen zich achter hun religie of afkomst om hun problemen te compenseren. Daarom proberen Mohamed en Wim aan deze labeling voorbij te gaan en mensen te benaderen als volwaardige individuen met een veelheid aan achtergronden. Vele problemen hebben niets met religie of cultuur te maken en worden opgelost door het echte probleem bloot te leggen. Is bijvoorbeeld de taalbarrière het probleem of is de ouder niet consequent genoeg in het opvolgen van de schoolresultaten? Zo zijn ook de suikerziekte van een vader, zijn ouderdom, zijn gevoel van onmacht en het feit dat hij geen werk heeft, eerder oorzaken van een afwezigheid in die opvoeding dan zijn andere origine.
slachtofferrol. Daarbij komt dat het hen ontbreekt aan realiteitszin. Soms is hun studiekeuze te hoog gegrepen en niet in overeenstemming met hun capaciteiten. Maar meestal zijn de verwachtingen van een studie hoger dan wat die te bieden heeft. Als ze dan gaan solliciteren, komen ze voor verrassingen te staan. Vaak denken jongeren dat ze zonder diploma ook wel aan werk zullen geraken, maar ze beseffen niet dat dit dan gaat om lopende bandwerk, kuisen of magazijnwerk. Het is een vicieuze cirkel van tegenslagen. Deze doorprik je door hen duidelijk te maken dat zij uit deze situatie kunnen stappen door juist wel een opleiding te volgen. Mohamed stelt dat het belangrijk is dat jongeren goede voorbeelden krijgen, specifiek naar allochtone jongeren toe. In die zin is Mohamed als Marokkaans-Belgische jonge man met een diploma, een wandelend tegenvoorbeeld van het negatief toekomstperspectief van de jongeren. Wim en Mohamed zijn geloofwaardige voorbeelden omdat zij zelf niet het ideale traject hebben gevolgd. Beiden hebben ze de school opgegeven en later besloten om toch hun middelbare schooldiploma te halen.
Zij hebben beiden als werkstudent verder gestudeerd. Stel dat jongeren toch hun studies opgeven, dan proberen de joco’s hen te begeleiden naar middenjury, deeltijds onderwijs, tweedekansonderwijs of opleidingen bij de VDAB. Ook helpen ze jongeren met het opstellen van een cv en een sollicitatiebrief. Ze beseffen dat hun werk slechts enkele jongeren bereikt. Maar stilaan komt er een mentaliteitsverandering bij leerkrachten en directies. Ouders worden meer betrokken bij het traject van de jongeren. Meer jongeren zitten langer op de schoolbanken. Dit zijn kleine maar noodzakelijke stappen wil je de kansarmoedeval van de jongeren doorbreken. Dit zal in latere generaties lonen voor de arbeidsmarkt en de draagkracht van de gezinnen die deze jongeren op hun beurt zullen oprichten. Wim geeft toe dat je met een A2 diploma geen garantie hebt op werk. Maar zelfs al heeft iemand geen werk, dan zal een diploma toch effect hebben op zijn of haar zelfredzaamheid. En dit is misschien nog belangrijker dan de vooropgestelde diplomavoor-werkdoelstelling. Tekst: Dieter Wijffels Beeld: Steffie Bosmans
Diploma en eigenwaarde Jongeren zitten vaak met het gevoel dat ze gediscrimineerd zullen worden in hun werksituatie later. Dit ontmoedigt hen. Ze kruipen in een
Mei 2008 | 7
e d n i e t e h ” ? p b o o r j e n t ch ok ee a “W ng o : f u i r o i e D g r e u Diouf Dam de inb heeftDame drie jaar n a ervaring met het oriënteren v van Afrikaanse nieuwkomers naar de Belgische arbeidsmarkt. Hij is dus de geknipte persoon om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt toe te lichten.
Is de gebrekkige kennis van het Nederlands niet vaak een struikelblok bij het zoeken naar werk? Ik ga ermee akkoord dat je de taal moet leren, want voor de veiligheid en de interne communicatie binnen het bedrijf is het belangrijk dat je Nederlands kent. Maar de taal mag geen middel tot uitsluiting zijn. De bepalingen van Marino Keulen verplichten nieuwkomers om Nederlands te leren als ze willen werken, OCMW-steun ontvangen of een sociale woning betrekken. Allemaal goed en wel, maar je moet daarbij absoluut de grenzen van dat inburgeringstraject in het oog houden. Volstaat het aanleren van het Nederlands om deze mensen een plaats te bieden in onze maatschappij? Je moet nagaan of er op het einde van dat inburgeringstraject ook een beloning wacht in de vorm van een job. Merk je dat de taal gebruikt wordt om te discrimineren? Het is een excuus. Indien een werkgever zegt: “Jouw Nederlands is niet goed genoeg,” hoe definiëren ze dat? We zijn naar school geweest om Nederlands te leren. Ze kunnen dus niet zeggen dat we geen moeite
8 | Verrekijkers
doen. Dan moet je misschien de inhoud en de beschikbaarheid van die lessen evalueren. Mensen wachten nu maanden om die cursussen te volgen. Diegenen die op de wachtlijst staan, wat moeten die in de tussentijd doen? Thuis blijven? En zo komen deze mensen terecht in zwartwerk? Precies. Iedereen moet overleven. Als ze niet mogen werken omdat ze geen Nederlands kennen, wat moeten ze dan doen? Ze zullen zich behelpen met wat ze vinden. De ene gaat in het zwart werken, iemand met minder scrupules gaat iets oneerbaars doen om aan geld te geraken. Het is dankzij de strikte toepassing van die wet dat er onhoudbare situaties worden gecreëerd. Wat gebeurt er op lange termijn met die mensen? Gaan ze zich nog integreren als ze zich niet meer kunnen motiveren om werk te zoeken? Ze zullen in ieder geval niet meer naar school gaan om Nederlands te leren. Daarom moeten we nadenken over manieren om werk en taallessen te combineren. ’s Morgens naar school gaan en ’s middags werken bijvoorbeeld, dat lijkt mij de beste manier om mensen een taal aan te
leren. Ik denk dat je de mensen tijd moet geven om de taal te leren. Maar je leert een taal niet enkel op de schoolbanken. Dat moet gebeuren in een omgeving waar je gestimuleerd wordt om de taal te spreken, zoals op de werkvloer. Daar zijn ook mogelijkheden voor; bijvoorbeeld via een IBO (individuele beroepsopleiding in de onderneming, nvdr), halftijds werk, ... Is het nog gemakkelijk voor jou om positief te blijven? Het is niet allemaal slecht nieuws. Er zijn veel maatregelen ingevoerd om vreemdelingen aan werk te helpen. De politieke wil is er, maar we wachten nog op resultaten op het terrein. Die gaan niet enkel van de politiek komen, maar gelukkig ontvang je ook van de bedrijven soms positieve signalen. Veel bedrijfsleiders engageren zich om meer allochtonen aan te werven. Ze vragen geen ongelooflijk niveau van het Nederlands en willen ook zelf investeren in Nederlands op de werkvloer. Anderzijds moeten de werkzoekenden zelf ook toegevingen doen. Ze mogen niet ongeduldig zijn en direct geld willen verdienen, maar moeten ook de tijd nemen om Nederlands te leren en vooral een goede opleiding volgen. Tekst & Beeld: Tobi Lancsweert
Ibra him je d Bari : “H e ta et is al n iet g mo eilij ron “Aanvankelijk was het niet mijn keuze om k al dig naar België te komen. Het was eerder de keuze s ken van mijn tante om mij naar Europa te sturen voor een t” beter leven. In september 2004 was ik 17 jaar oud toen ik met een boot richting Europa vertrok. De eerste maanden in België waren zeer moeilijk voor mij: ik sprak geen Nederlands, Engels of Frans, enkel een beetje Arabisch.”
O
ndertussen is hij het Nederlands en Frans machtig geworden en werkt hij voor de VDAB. Ibrahim bouwt onder meer standen op jobbeurzen en zo heeft ook hij een bijdrage geleverd aan het succes van de Kif Kif Jobbeurs. Dag Ibrahim, kan je ons wat vertellen over jezelf?
Mijn naam is Ibrahim Bari en ik ben geboren in Guinee. Ik ben 20 jaar oud en woon al drie jaar en enkele maanden in België. Tot vorige maand woonde ik in Brussel, maar nu woon ik in Leuven. Welke opleiding heb je genoten in Guinee? (lacht) Geen! In Guinee heb ik enkel en alleen koranlessen gehad in het moskeeschooltje. Hoe heb je jezelf dan weten te redden? De eerste drie maanden in België heb ik doorgebracht in een instelling, namelijk het asielcentrum van Neder-over-Heembeek. Daar heb ik veel mensen leren kennen uit uiteenlopende streken. Mensen leren kennen was toen voor mij zeer belangrijk, maar de communicatie bleef moeilijk want de meesten konden toch een mondje Frans of Engels praten en ik niet. Na enkele weken begon ik wat Frans te leren dankzij de begeleiders die eveneens
een voogd hebben gezocht voor mij. Mijn voogd stond in voor alles wat te maken had met mijn verblijf en de nodige documenten daarvoor. Na anderhalf jaar bezat ik een witte kaart, maar eigenlijk wil ik een gele kaart aanvragen zodat ik een verblijfsvergunning heb van vijf jaar. Je hebt wat Frans geleerd in het asielcentrum en door nadien in Brussel te wonen. Hoe heb je Nederlands geleerd?
contact ben gekomen met de VDAB. Nu werk ik hier voltijds. Wat voor werk doe je precies op de VDAB? We doen ontzettend veel! We moeten beurzen opbouwen: signalisaties aanmaken, borden en panelen snijden, promotie maken en nog veel meer. Waren er obstakels toen je van start ging bij de VDAB?
Ik heb enkele cursussen gevolgd. Na drie maanden mocht ik van het asielcentrum vertrekken naar een ander opvangcentrum waar ik de kans kreeg om de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers bij te wonen. Daar heb ik Nederlands geleerd. Ik moest van nul beginnen, met de letters van het alfabet dus, wat goed verliep! Zes maanden later kon ik naar school in Woluwe, maar daar heb ik niet veel Nederlands kunnen leren. Ik heb dan maar besloten om de avondlessen Nederlands van het Huis van Het Nederlands in Brussel te volgen. Mijn taligheid ging er snel op vooruit.
Het is moeilijk als je de taal niet grondig kent waardoor de communicatie soms verkeerd loopt, maar de collega’s hebben me goed geholpen.
Je werkt nu voor de VDAB, hoe ben je hier terecht gekomen?
Ik vond het een speciaal en zeer goed initiatief! Er was ook heel veel volk, veel jonge mensen van overal en de samenwerking met Kif Kif vond ik leuk en.
Wel op de school in Woluwe kon ik werken en studeren combineren: drie dagen les en drie dagen werken. Het is dus via de school dat ik in
Heb je ooit met racisme te maken gehad op de werkvloer? Op het werk niet nee, daar zijn ze altijd correct. Maar in het algemeen voel en zie ik het racisme wel hard buiten de werkuren. Je hebt meegeholpen bij het opbouwen van de standjes op de Jobbeurs van Kif Kif? Wat vond je van het initiatief?
Tekst: Laila Higazi Bron: www.kifkif.be
Mei 2008 | 9
Campagne Waardig Werk: Uit de krant van 11 april 2008: “Op weg van Myanmar (het vroegere Birma) naar het Thaise Phuket, kwamen illegale migranten om door zuurstoftekort in de vrachtwagen die hen vervoerde. Wellicht wilden deze migranten de meer dan twee miljoen Birmanen vervoegen, die in Thailand werken, vaak tegen een hongerloon.”
T
hailand stond enkele jaren geleden nog bekend als één van de Aziatische tijgers. Nu voelen de bedrijven en overheid er de concurrentie met China, Vietnam en andere landen. Sommige bedrijven vertrokken naar interessantere locaties, andere probeerden met tijdelijke contracten en onderaanneming op de loonkost te besparen. Bedrijven gingen op zoek naar goedkope arbeidskrachten onder de migranten uit buurlanden als Cambodja en Myanmar. Waar Thailand aan Myanmar grenst, zijn Birmaanse werkneemsters zeer gegeerd in Thaise kledingbedrijven. De onzekere situatie van deze legale en illegale migrantenarbeiders gaf aanleiding tot ongekende uitbuiting.
Twee jaar lang voor Waardig Werk Niet alleen in Thailand, in de hele wereld staan rechten van werknemers onder druk. Een job staat niet langer garant voor een menswaardig leven. Hoog tijd dus voor een Campagne Waardig Werk! 11.11.11 bundelt voor deze tweejarige campagne de krachten met de ngo’s Wereldsolidariteit, Oxfam Solidariteit en FOS, met de vakbonden ACV en ABVV en met onze Franstalige zusterorganisatie CNCD/11.11.11. ‘Werknemers zijn geen gereedschap’, luidt de boodschap van de campagne, die twee jaar zal duren. Werknemers worden al te makkelijk beschouwd als een ‘onkost’ waarop je kunt besparen als het te duur is, of kunt dumpen als het versleten is.
10 | Verrekijkers
Delokalisatie
En de Millenniumdoelen?
Waarom wegen werknemers niet zwaarder dan gereedschap? Steeds vaker bepalen bedrijven de gang van zaken in de wereldeconomie. De overheid zette een stap opzij en gaf de verantwoordelijkheid uit handen aan multinationals. Winst maken is vaak hun eerste en enige bestaansreden. Daarom produceren ze op plekken waar overheden belastingvoordelen toekennen en arbeidskosten laag zijn. Dat zet in Noord en Zuid, Oost en West de lonen en sociale bescherming – zo die er al is – onder druk.
De Belgische campagne sluit aan bij de internationale campagne Decent Work, Decent Life. Die campagne werd in 2007 boven de doopvont gehouden op het Wereld Sociaal Forum in Nairobi, met als doel het thema waardig werk overal ter wereld bij burgers, beleidmakers en internationale instellingen op de agenda te krijgen.
De trend tot delokalisatie illustreert deze problematiek. Multinationale ondernemingen kiezen voor elke schakel in het productieproces de gunstigste plek. Blijken de voorwaarden elders nog beter? Dan verhuist het bedrijf dit deel van de productie gewoon. Waar Europa al heel wat ervaring opdeed met de nachtmerrie van delokalisatie, gaat de enge droom elders verder. De concurrentie speelt nu meer tussen landen in Oost en Zuid, en tussen landen in het Zuiden onderling. Zo kregen de Mexicaanse arbeiders die auto-onderdelen produceren voor Alcoa te horen: “voor één van jullie nemen we drie Hondurezen in dienst.” Dat is schrikken voor de Mexicanen, die het loon nodig hebben om te overleven. De dood van de migranten uit Myanmar bewijst dan weer dat de noodzaak een inkomen te hebben mensen dwingt tot risico’s die ze soms met het leven bekopen.
Decent Work, Decent Life is er, net als de Belgische ngo’s en vakbonden die deelnemen, van overtuigd dat waardig werk tegen een fatsoenlijk loon dé hefboom is om mensen uit de spiraal van armoede te tillen en te houden, zowel in het Noorden als het Zuiden. Waardig werk kan dé sleutel zijn om de strijd tegen de armoede te winnen en de Millenniumdoelstellingen te realiseren, dé belofte van beleidsmakers, de VN op kop, om tegen 2015 de armoede aan te pakken. Syndicale organisaties en ngo’s vinden het ongehoord dat de Millenniumdoelstellingen menswaardig werk slechts in de marge vermelden. Tijdens de Campagne Waardig Werk eisen we dat het recht op waardig werk een prominente plaats krijgt in de Millenniumdoelstellingen. Tekst: Ilona Plichart, campagnedienst 11.11.11 Beeld: ILO www.waardigwerk.be www.decentwork.org
omdat werknemers geen gereedschap zijn
© ILO
Een ambitieuze campagne Het samenwerkingsverband van ngo’s en vakbonden heeft ambitieuze doelstellingen voor de campagne. Samen met de vakbonden wil 11.11.11 eisen tot waardig werk bepleiten bij Belgische politici op regionaal, nationaal en Europees niveau. De eisen zijn: 1. Wereldwijd respect voor het recht op een waardig inkomen uit waardig werk. Dat waardig inkomen moet minimaal de basisnoden van de werkende en haar of zijn gezin dekken. 2. Waardig werk moet een centrale plaats krijgen in de eerste Millenniumdoelstelling en geïntegreerd worden in het beleid van België, de Europese Unie en internationale organisaties
als IMF, WTO, … Het Belgische engagement om 0,7% van het BNI (bruto nationaal inkomen) te besteden aan ontwikkelingssamenwerking moet tegen 2010 effectief gerealiseerd zijn. De verhoging van het budget moet gepaard gaan met maatregelen ter bevordering van waardig werk. 3. Overal ter wereld sociale rechten garanderen. Wij eisen onder meer syndicale vrijheid voor iedereen, geen discriminatie op de werkvloer en respect voor sociale normen Ook de sociale dialoog willen we gemondialiseerd zien. 4. We willen bindende internationale arbeidsnormen, met strikte en duidelijke sociale normen voor de privésector.
Commerciële belangen voor privé-actoren en overheden moeten ondergeschikt zijn aan (het respect voor) deze sociale normen. Voor we in 2009 op de tafel kloppen, wil 11.11.11 het Belgische publiek confronteren met de realiteit van uitbuiting en onmenselijke werkomstandigheden. Telkens weer zullen we het verband laten zien met werksituaties in ons land. Ook hier krijgen vele werknemers te maken met een uiterst onzekere werksituatie, bijvoorbeeld via tijdelijke contracten en uitzendarbeid. Solidariteit is meer dan ooit nodig, temeer omdat pas indien werknemers in het Zuiden een deftig loon krijgen en tegen goede arbeidsvoorwaarden werken, werknemers in het Noorden dezelfde voorwaarden kunnen blijven afdwingen.
Mei 2008 | 11
Het avontuur van Sille Moens: Congo-België heen en terug Sille Moens, van opleiding klinisch psychologe (VUB), werkte van januari 2003 tot juli 2004 bij de ngo APRODI in Congo. Daarna kon ze zich vanaf december 2007 voor Congo inzetten vanuit VLIR-UOS (Vlaamse Interuniversitaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking) te Brussel als dossierbeheerder voor het Congoprogramma. In mei 2008 keert ze voor haar nieuwe job ook even terug naar Congo. Verrekijkers vroeg haar waarom ze in Congo wou gaan werken:
M
ijn ouders waren voorzitters van 11.11.11 in Affligem en door hen ben ik al vanaf jonge leeftijd betrokken geweest bij Afrika. Ze namen me steeds mee om deur aan deur centjes in te zamelen voor de derde wereld. Ook organiseerden ze fuiven waar ik in contact kwam met vooral Afrikaanse artiesten. Ontwikkelingssamenwerking is er bij mij dus eigenlijk met de paplepel ingegoten en het enige waar ik heel zeker van was, was dat ik ooit aan ontwikkelingssamenwerking wou doen en dit liefst in Afrika. Wat ging er door je heen bij je aankomst in Congo? Het vertrek vanuit België was niet zo moeilijk. Veel vrienden zijn me komen uitwuiven en ik vetrok met een goed gemoed, ondanks het feit dat mijn vriendje tot tranen toe bewogen was. (lacht) Maar zodra ik de helblauwe Congolese lucht en de vele witte vogels naast de landingsbaan zag, begon ik pas echt te beseffen dat ik aan een groot avontuur was begonnen en dat ik mijn familie en vrienden voor de eerste keer een jaar lang niet meer zou zien. Ik vond toen ook dat ik op de vreselijkste luchthaven ter wereld was aangekomen. Je kent het wel. Iedereen loopt aan jou en je bagage te trekken om je mee te krijgen in hun taxi net nadat je valiezen helemaal zijn uitgekamd
12 | Verrekijkers
door de douane. Ik heb er uiteindelijk een week over gedaan om mijn laatste koffer los te krijgen, waar mijn computer, printer en ondergoed in zat. Ik heb de eerste week dus in het ondergoed van een oudere collega rondgelopen. (lacht) Hoe moest je je werk inrichten in die eerste weken? Ik werkte bij de ngo APRODI die zich bezighoudt met de gezondheidszorg van 60.000 inwoners van verschillende volkswijken in en rond Kinshasa. Ik begon met het opstellen van een enquête en heb mijn 30 medewerkers geïnterviewd om te weten te komen wat er goed en wat er slecht liep. Kortom, waar ze met de organisatie naartoe wilden. De antwoorden luidden echter steeds: ‘Alles gaat goed’. Ik had zoveel tijd
in die vragenlijsten gestoken en uiteindelijk had ik er niets aan. De eerste grote cultuurschok kwam voor mij toen ik ontdekte dat de mensen in Congo niet zeggen wat ze denken. En dit had niets te maken met het feit dat ik een blanke vrouw was. Er waren zoveel problemen, maar daar werd gewoon niet over gesproken. Ze wilden elkaar niet kwetsen en stelden zich erg vergevingsgezind op, wat ze elkaar ook hadden aangedaan. Alles wordt er uiteindelijk vergeven. Waarschijnlijk komt dit deels door de katholieke invloed, die nog erg in de hoofden van de mensen speelt. Wat waren je hoofdtaken en welke resultaten werden door de ngo vooropgesteld? Goh, we hebben zoveel gedaan. We
hielden ons bezig met het bijscholen van straatkinderen, we leerden hen metaal bewerken en maskers maken, maar ook lezen en schrijven. We onderwezen moeders over de meest voorkomende ziekten en hielden consultaties, hielpen hygiënische toiletten graven, enz. Aan de hand van informatie uit een door ons georganiseerde volksvergadering bouwden we een waterbron om tot heuse betonnen bassins zodat de mensen geen water meer moesten gebruiken uit een modderpoel vol ziektekiemen. Ik hielp ook bij het wegen en meten van een paar duizend ondervoede kinderen om gegevens te verzamelen. Wat ik heel positief vind aan APRODI is het feit dat deze ngo echt doet wat de plaatselijke bevolking wil. Ze zullen bijvoorbeeld eerst een grote volksvergadering houden alvorens tot actie over te gaan. Soms organiseerden we ook meer ‘politieke’ acties. Voor het bouwen van de waterbron in beton hadden we bijvoorbeeld de handtekening van de burgemeester nodig aangezien de constructie gebouwd werd in zijn gemeente. Deze burgemeester vroeg prompt hoeveel hij eraan zou verdienen. De gewone burgers vonden dit niet erg en ze lachten er zelfs mee. Humor was vaak hun antwoord en oplossing voor zulke wantoestanden. Ik probeerde hen dan duidelijk te maken dat ze zich niet mochten laten doen. APRODI heeft hen op dat moment doen inzien dat als ze zich organiseerden, ze zulke corruptie konden inperken. Hoe verging het je eens je terug in België was? Mijn cultuurschok was nog groter in België dan bij mijn aankomst in Congo! Het lijkt raar, maar eens terug in België zag ik pas echt heel duidelijk het verschil. Ik vond dat er weinig volk op straat liep – iedereen was immers op zijn of haar werk – en ook de straat oversteken deed ik op een andere manier. Ik wachtte nog steeds totdat alle auto’s voorbij
waren geraasd, alvorens over te steken, net als in Congo. Tenslotte viel me de afstandelijkheid van de Belgen op. Daar moest ik toch erg aan wennen. In Congo voelde ik me kiplekker bij het feit dat je gemakkelijk met eender wie een praatje kunt slaan of overal kunt gaan dansen. Het heeft me een dik jaar gekost om me hier opnieuw goed in mijn vel en nuttig te voelen. Wat is het grote verschil tussen werken in België en werken in Congo? Hier in België telt elke minuut en heb je dus veel meer stress. In Congo is er ook wel stress, omdat iemand bijvoorbeeld uren te laat komt op een afspraak, maar dat is een andere soort stress. De stressbron ligt buiten je eigen mogelijkheden. Als je in België iets niet afgewerkt krijgt, heb je dat enkel aan jezelf te wijten. Je kan hier eigenlijk 24 uur op 24 werken en moet daardoor jezelf grenzen opleggen. In Congo begrenzen de omstandigheden je wel. Ik vond mijn werk in Congo nuttiger. Ik kreeg er veel meer voldoening van. Je stond er in rechtstreeks contact met de mensen en je zag wat je bij hen teweegbracht. In België zie je zulke resultaten op papier staan, maar je ziet er de emotie niet bij. Maar je mag toch ook niet vergeten dat ik
me ervan bewust was dat ik steeds terug naar België kon gaan. De soms erbarmelijke omstandigheden zijn daardoor dikwijls gemakkelijker te dragen. Mocht ik bijvoorbeeld erg ziek zijn geworden, dan zou ik sowieso naar België kunnen overvliegen om hier met de beste zorgen omringd te worden. Kan je ten slotte één levensles trekken uit je ervaringen? Ja, veel relativeren en niet teveel zagen. (lacht) Toen ik mijn overvolle kleerkast zag bij mijn terugkeer naar België, beloofde ik mezelf zeker een jaar geen kleren te kopen. Maar na zes maanden was ik weer aan het winkelen geslagen! Als je een tijdje in Afrika hebt gezeten, krijg je er veel principes bij, maar terug in onze maatschappij is het moeilijk je daar aan te houden. Je wordt zo weer terug in het individualisme en de overdreven consumptie geduwd. Op den duur ben je zelfs weer even hard aan het klagen en zagen als de anderen. Dus de levensles is dat je omgeving héél veel invloed uitoefent. Het is erg moeilijk nieuwe principes alleen te handhaven. Het is misschien niet zo’n mooie levensles, maar wel een realistische. Tekst: Karolien Vrints Beeld: Philip Reynaers
Mei 2008 | 13
‘Moi, l’homme de couleur, je ne veux qu’une chose: que jamai Que cesse l’asservissement de l’homme par l’homme. Qu’il me soit permis de découvrir et de vouloir l’homme, où
© Nina Cleiren
is l’instrument ne domine l’homme.
ù qu’il se trouve.’
Frantz Fanon - Peau Noire, Masques Blancs (1952)
Tim Somers trok in 2000 met de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking (USOS) voor 5 weken op inleefreis naar Kameroen. Vandaag werkt hij bij de vzw ‘Wijkpartenarariaat Brabantwijk’ in Schaarbeek, een meldpunt voor de bewoners van de Brabantwijk, een broeierige en interessante multiculturele buurt, verscholen achter de prostitutiestraat bij het station Brussel-Noord.
TERUGBLIK
OP EEN INLEEFREIS
Met de inleefreizen wil USOS studenten en personeel van de UA gevoelig maken voor sociaal onrecht. Een inleefreis is vaak een zeer doeltreffende manier om iemand inzicht te laten verwerven in processen van sociale uitsluiting. De deelnemers worden opgeslokt door de lokale gemeenschap en raken zo geconfronteerd met een andere sociale en culturele realiteit. Dit wordt meestal ervaren als een echte ‘eye-opener’. Een inleefreis blijft dan ook vaak nog lang nazinderen en kan iemand sterk richting geven. Ik sprak met Tim Somers over de invloed van zijn inleefreis op zijn huidige job als sociaal werker. Maar eerst wil ik van hem weten waarom hij juist voor Afrika koos.
A
frika interesseerde me zeer! Veel familieleden van me hadden via katholieke organisaties of het leger lang voor mij al een ervaring in Afrika achter de rug. Stuk voor stuk waren ze verliefd geworden op het continent. Toen ik over de mogelijkheid hoorde om op inleefreis te gaan ben ik daar meteen op ingegaan. Ik zat toen nog maar in mijn eerste jaar. Achteraf gezien was dat misschien iets te vroeg. Tijdens het eerste jaar komen zoveel dingen op je af. Zo belandde ik in Afrika voor ik het goed en wel besefte. Uiteindelijk ben ik wel bij dat ik dat jaar gegaan ben. Het was een heel mooie ervaring en ik heb er goede vrienden aan overgehouden. Hoe verliep voorbereiding?
de
Als ik hoor wat een USOSvoorbereiding tegenwoordig
16 | Verrekijkers
inhoudt, dan was onze voorbereiding veel minder intensief. Zo hadden we een zeer minimale voorbereiding over Kameroen zelf. Dat had veel te maken met het feit dat we de eerste groep waren die naar het land reisde. Normaal zouden we naar de USOS-partner in Congo reizen, maar gezien Congo’s onstabiele situatie op dat moment moesten we naar buurland Kameroen uitwijken. Zo werden we er een beetje ‘ingesmeten’. Achteraf gezien vond ik dat eigenlijk wel goed. Ik vertrok geheel zonder verwachtingen en er was veel vrijheid om zelf je weg te zoeken. Verder had de voorbereiding wel meer kunnen hameren op het belang van de taal. Voor de proffen die ons begeleidden was de kennis van het Frans een vanzelfsprekendheid. Wij waren echter een andere generatie. Onze kennis van het Frans was erg bedroevend. Als ze ons daar in het begin meer op hadden gewezen, had ik me beter voorbereid. De kennis
van een plaatselijke taal is immers een voorwaarde voor minimale integratie. Hoe verliep de reis zelf? We verbleven eerst twee weken in de hoofdstad Yaoundé. Hier heb ik op het kot van een student van de gastuniversiteit gelogeerd. Hij liet mij zijn leven zien als student in Yaoundé. Daarna verbleven we twee weken op het platteland. Hier hou ik de meeste herinneringen aan over. Ik verbleef er bij een grootvader en een grootmoeder die twee van hun kleinkinderen van acht en negen jaar opvingen. Met de kinderen heb ik vaak opgetrokken. Het contact met de moeder verliep minder vlot gezien zij enkel Mangissa sprak, één van de honderden talen in Kameroen. Ik heb geprobeerd om een beetje die taal te leren als manier om met haar in contact te treden, maar dat was
uiteraard geen eenvoudige opgave. De grootvader was een soort dorpshoofd en had dus een belangrijke functie. Hij nam me wel eens mee naar het veld of naar één van de dorpsbijeenkomsten. Deze gingen me echter spoedig vervelen omdat ik de taal niet begreep. Ik werd uiteindelijk overgelaten tot ‘plantrekkerij’. Ik besefte snel dat ik er zelf iets van zou moeten maken. Ik wandelde vaak door het dorp en kwam in contact met verschillende andere dorpsbewoners. Zo ontmoette ik ook de jongeren uit het dorp. Al snel begon ik iedere avond met hen te voetballen. Het contact verliep zeer goed. Ik mocht als doelman meedoen aan een belangrijke wedstrijd tegen het ‘rivaliserend’ dorp. Op die wedstrijd waren er maar liefst 300 supporters. Een unieke ervaring! Wat was je eerste indruk van België na je thuiskomst? Een lelijk land hé! (lacht) Maar al bij al was de terugkomst niet zo speciaal. Ik bezag mijn inleefreis niet meteen als een culturele, maar eerder als een menselijke uitwisseling. Een ‘cultuurschok’ heb ik eigenlijk nooit ervaren, noch bij aankomst noch bij terugkomst. Ik kon me overigens storen aan enkelen van onze groep
die op inleefreis gingen om haast op een dwangmatige manier ‘zoveel mogelijk cultuur te zien’, ‘zoveel mogelijk bij te leren’, ‘zoveel mogelijk den Afrikaan te leren kennen’ en ‘zoveel mogelijk zichzelf te leren kennen’. Zo werden onze gastfamilies haast studieobjecten. In plaats van al dat ‘bestuderen’ zouden deelnemers van een inleefreis zich beter ‘amuseren’. Ook met de voorbereiding had ik het soms moeilijk. Hier werd veel nadruk gelegd op ‘cultuur’ en het contact met de ‘ander’. Dat gaf echter een dubbel effect . Terwijl je de student wil voorbereiden op het ‘vreemde’, creëer je misschien wel onbewust een scheidingslijn tussen ‘wij’ en ‘zij’. Ik denk dat het gezond is om al deze verschillen enigszins wat te relativeren.
werk?
Heeft de reis je voorbereid op je verdere studies en
Dat is natuurlijk moeilijk om vast te stellen. Ik heb bijvoorbeeld na mijn studie sociologie een aanvullende studie ‘Evaluation et gestion de développement’ op het Instituut voor Ontwikkelings Beleid- en Beheer (IOB) gevolgd, maar deze beslissing stond eigenlijk al vast vóór ik op inleefreis trok. Waarschijnlijk
heeft mijn USOS-ervaring dit besluit alleen maar versterkt. De ervaring zorgde er wel voor dat ik in een bepaalde vriendengroep belandde waarbij iedereen min of meer geïnteresseerd was in ontwikkelingswerk. De personen die me omringden hadden veel meer invloed op me dan de reis op zich. Op die manier heeft USOS wel heel wat bepaald. Ik geloof echter niet dat ik door de inleefreis mijn job nu anders aanpak, laat staan dat het de keuze voor mijn job heeft bepaald. Mijn werk mag dan wel helemaal in de filosofie van USOS passen, het is vooral toeval dat ik hier ben beland. Aanvankelijk deed ik in deze vzw vooral het jeugdwerk, wat niet meteen mijn grote droom was. Ik bezag mijn werk toen louter als iets tijdelijk. Ik kon me wel helemaal vinden in het sociale aspect van de job. Daarnaast beviel het leven en werken in Schaarbeek me wel. Er valt hier altijd wel iets te beleven. Ik ben hier uiteindelijk blijven werken en ben steeds meer het coördinerend werk beginnen doen. De inleefreis heeft me hiervoor niets concreets meegegeven. Het enige waaraan ik kan denken is mijn kennis van het Frans, wat op mijn job zeer goed van pas komt. Het kan wel zijn dat het me onbewust wat heeft bijgebracht. Zo is een inleefreis een groepsgebeuren waar je ongetwijfeld heel wat mensenkennis aan overhoudt. Ook helpt het me om bepaalde dingen te plaatsen. Hier in Schaarbeek kom ik bijvoorbeeld vaak in contact met Afrikaanse migranten. Velen komen uit soortgelijke situaties als die van het gezin op het Kameroense platteland. Met die omstandigheden in gedachte kan ik wel begrijpen waarom mensen willen migreren. Ten slotte heb ik met de inleefreis altijd iets achter de hand om het ijs te breken als ik hier in Schaarbeek een Afrikaan ontmoet.
Tekst: Janus Verrelst Beeld: Tim Somers
Mei 2008 | 17
“Een vrouw hoort hier niet … maar ik ben gebleven” Vakbonden in Guinee
R abiatou Sera Diallo In 2006 kreeg ze de titel van ‘Wereldvrouw’ wanneer tweeduizend vrouwen haar verkozen om haar mentale kracht. Rabiatou Sera Diallo (55) is met deze titel niet aan haar proefstuk toe: “J’ai toujours occupé le premier poste.” (Ik heb altijd op de eerste rij gestaan.) Als vakbondsleider neemt ze verscheidene malen het initiatief voor een algemene staking, die het land telkens volledig lamlegt. Directe aanleiding voor de protesten is de torenhoge inflatie: rijst en brood zijn voor velen zo goed als onbetaalbaar geworden. Een gesprek met Rabiatou over haar drijfveer als vakbondsvrouw. Over vrouw en moeder zijn, vandaag in Afrika. Vooraan op de barricades “Ik ben de eerste vrouwelijke algemeen secretaris van een vakbond in Afrika. Ik ben dus geen doetje. Maar behoefte om daar veel woorden aan vuil te maken, heb ik niet. Ik hou van mijn job, ik doe gewoon mijn best.
18 | Verrekijkers
Meer moet je daar niet achter zoeken.” We zijn dus gewaarschuwd. En toch, wat Rabiatou bereikt heeft, is niet min. Naast leider van de grootste vakbond in Guinee heeft ze ook een mandaat in de internationale vakbeweging, en zetelt ze als eerste
Afrikaanse vakbondsvrouw in de beheerraad van de Internationale Arbeidsorganisatie. Daar worden op internationaal niveau belangrijke afspraken gemaakt over de naleving van fundamentele arbeidsrechten. Ze verloor enkele jaren geleden
haar echtgenoot en bleef achter met zeven kinderen. Als kostwinner van het gezin zorgt ze ook voor andere familieleden. “Elke dag moet er eten op tafel komen voor wel 26 mensen. Dat maken we buiten klaar, op het open vuur. Ja, het is een hele verantwoordelijkheid om de boel draaiende te houden. Soms weet ik het ook niet meer. Ik heb ook misschien niet altijd het beste idee of de beste oplossing. Maar,” vervolgt Rabiatou
in de vakbond terechtgekomen ben. (lacht) Maar dat kwam pas later. Ik veranderde van job en ging werken als secretaresse op het justitiepaleis. Daar werd ik geconfronteerd met heel wat onrecht. Ik wou niet langer zomaar aan de zijlijn staan en enkel verslagen typen. Ik wou juriste worden, om zelf iets te doen aan het onrecht dat de gewone man in de straat werd aangedaan. Enkele
“Bij de vakbond zaten ze niet te wachten op een vrouw met een grote mond” strijdvaardig, “ik wil wel altijd mijn mening blijven zeggen en mijn ideeën delen. Ik ga er altijd van uit dat niemand beter is dan ik, maar ook niet slechter. Ik wil er nog altijd voor gaan. Ik sta graag vooraan op de barricades.”
Ik wil dat het vooruit gaat “Ik kom uit een arm gezin. Ik ben het enige kind van mijn moeder dat is blijven leven. Ik heb wel enkele stiefbroers. In Guinee was het toen heel gebruikelijk dat een man meerdere vrouwen had. Mijn vader had er ook verscheidene. Maar mijn moeder besloot toch te scheiden. Toen moesten we het dus met z’n tweetjes zien te redden. Tijdens de lagere school bleek al gauw dat mijn moeder mij niet meer kon onderhouden. Ik moest mijn eigen boontjes doppen. Dat was een harde leerschool, maar een goeie. Ik maakte kleren om wat bij te verdienen en ben daardoor nog altijd een heel goeie naaister. (lacht) En ik leerde op mezelf te vertrouwen. Niet onbelangrijk … Naar de universiteit gaan, zat er dus niet in. Ik wou een stiel leren en koos voor secretariaat. Daarmee hoopte ik een goede job te vinden. En die vond ik ook. Ik kon in 1969 aan de slag als directiesecretaresse. Maar ik kon nogal moeilijk overweg met mijn baas. Toen al. Geen wonder dat ik
jaren later was het zover. Ik behaalde mijn diploma als juriste. Ik ben dan ook actief geworden in de jongerenbeweging. Ik wil namelijk dat het vooruit gaat. Zet een hoop jongeren samen, et ça bouge … Maar jongeren kunnen misschien wel vaak dezelfde overtuiging hebben, ze hebben niet altijd hetzelfde doel voor ogen. Daarom ben ik overgestapt naar de vrouwenbeweging.”
Hand in eigen boezem “Daar heb ik mijn ogen wel opengetrokken. In de jongerenbeweging ging het er vaak chaotisch aan toe, maar in de vrouwenorganisatie stonden ze werkelijk soms met getrokken messen tegenover elkaar. Daar heb ik ondervonden dat vrouwen elkaar kapot kunnen maken. Ik zei een beetje teveel mijn mening. Ik hou nu eenmaal van discussiëren en de vinger op de wonde leggen. Dat vind ik nog altijd de enige juiste manier om problemen aan te kaarten. Steek je hand eerst in eigen boezem alvorens anderen te beschuldigen. Bon. Omdat ik dus graag het hoge woord voerde, vroeg iemand om bij de vakbond te komen. En dat heb ik gedaan. Daar zaten ze natuurlijk ook niet te wachten op een vrouw met een grote mond. ‘Een vrouw hoort hier niet’ is zowat de meest courante zin die ik toen te horen kreeg. Maar ik ben
gebleven. En ik ben er nog altijd. Ik heb niet de gemakkelijkste weg gekozen. Maar ik ben aan de basis begonnen en heb zo stap voor stap de vakbondswereld door en door leren kennen. En nu ben ik sinds een jaar algemeen secretaris van de CNTG (Confédération Nationale des Travailleurs de la Guinee), de grootste vakbond van mijn land met bijna 50.000 leden.” “Als je echt iets wil, dan slaag je! Het is me immers ook niet zomaar in de schoot geworpen. Al een geluk dat ik een goede opvoeding heb meegekregen. Mijn moeder zei altijd: ‘Als je naar iedereen luistert, kun je ook met iedereen praten.’ Ik ben dus altijd beschikbaar, heb altijd een luisterend oor. Maar ik draai er evenmin mijn hand voor om om de eerste minister aan te spreken, of eender wie. Als er één ding is dat ik mijn kinderen zelf ook wil meegeven, is het dat wel. Positivisme, dat is de kracht van alles. Als je iets of iemand positief benadert, kan niemand je iets kwalijk nemen.”
Een vrouw heeft duizend armen “Vrouwen in Guinee beginnen nu pas te beseffen wat ze eigenlijk waard zijn. Nu pas kan de strijd
Mei 2008 | 19
beginnen om onze rechten terug te winnen. Geen enkele maatschappij kan immers leven zonder vrouwen. Simpelweg omdat de vrouw leven is. C’est ça. Wist je trouwens dat Guinee het soussou (de lokale taal) is voor ‘vrouwen samen’? Toen ons land ontstond, hadden ze dat dus al begrepen. (lacht) Ons land was er immers niet gekomen zonder vrouwen. Dat begint nu eindelijk door te dringen bij onze vrouwen, maar er blijft nood aan vorming en sensibilisering rond vrouwenrechten. Want een vrouw krijgt nog altijd geen erkenning voor het werk dat ze doet. En onze vrouwen verzetten wel wat. Ze werken dagenlang op het land, zorgen voor de kinderen, doen heel het huishouden, sprokkelen hout voor het vuur. Een vrouw heeft duizend armen. En een man maar twee. Tijd dus dat dit eens wat evenrediger verdeeld wordt! Ook op de werkvloer zijn vrouwen een gemakkelijk slachtoffer. Ze zijn de eerste die aan de deur worden gezet, hebben een nog lager loon dan mannen en worden slechter behandeld. Vrouwen zien zich ook steeds meer gedwongen om slechte jobs aan te nemen, simpelweg omdat meisjes minder kans krijgen om naar school te gaan en een stiel te leren. Daarom hecht ik zoveel belang aan de vorming die de CNTG aanbiedt. Er zijn heel wat cursussen voor vrouwen.
Niet alleen rond hun rechten en die van hun kinderen, maar ook praktijklessen zoals naaien of zeep maken, zodat ze een echt beroep leren. Leren lezen en schrijven is ook zoiets belangrijks.
Tanden laten zien “Als vakbond zijn we natuurlijk niet alleen met vorming bezig. In april vorig jaar hebben we echt onze tanden laten zien. We hebben een algemene staking georganiseerd omdat de mensen honger lijden. Toen ze nog steeds onze eisen niet au serieux namen, hebben we opnieuw de mensen opgeroepen om te staken. Zelfs de bedelaars deden mee. De situatie was echt onhoudbaar geworden. Daarom konden we zoveel volk mobiliseren. Het waren niet alleen de werknemers, iedereen kwam mee op straat. De mensen in Guinee zijn straatarm geworden, terwijl Guinee rijk is! Wij hebben veel grondstoffen, wij zijn de waterbron van WestAfrika! En toch heeft niemand drinkbaar water. Het maandloon van een werknemer bedraagt gemiddeld 41 euro. Een zak rijst, het basisvoedsel in Guinee, kost 14 euro! De inflatie is enorm en de koopkracht van de mensen is hierdoor een lachertje geworden. Er is ook geen minimumloon. De mensen zitten werkelijk op hun tandvlees. Al onze
voorstellen werden genegeerd. We konden niet anders dan drastisch actie ondernemen. Pas dan werden we uitgenodigd in het parlement en kon ik onze eisenbundel toelichten. We zijn tot een akkoord gekomen. Maar in januari dit jaar was er nog steeds niets van in huis gekomen. Dus konden we niet anders dan opnieuw van ons te laten horen met een nieuwe algemene staking. De mensen hadden zo’n honger dat ze wanhopig werden. Tijdens de crisis brak er ook geweld uit. Het leger schoot 60 betogers brutaal dood. Toen we samen met de andere vakbonden de onderhandelingen aan het voorbereiden waren, viel de presidentiële garde binnen. Ze hebben alle vakbondskantoren vernield en alle geld is verdwenen. Ik werd opgepakt, geslagen en gevangengezet. Onder internationale druk, waarbij ook Wereldsolidariteit en het ACV geholpen hebben, werd ik vrijgelaten. En gelukkig zijn er nieuwe, bindende afspraken gemaakt. Zo werden bijvoorbeeld rijst en brandstof opnieuw betaalbaar en kwam er een akkoord tot verhoging van de pensioenen en een verbetering van het loon van onderwijzers.” Tekst: Jessie Van Couwenberghe & Jaklien Broekx, Educatiecel WS Beeld: Rob Stevens
Meer vrouwen goed gevormd. Wereldwijd. Vrouwen zijn straffe madammen. Wereldwijd. Ze werken hard, zorgen voor brood op de plank en staan klaar voor man en kinderen. Toch zijn 70% van de armen vrouw! Omdat vrouwen minder kansen en rechten hebben. Vrouwen organiseren en meer investeren in vorming helpt hen uit de armoede en is tegelijk de sleutel voor de ontwikkeling van een heel land. Dat is de kernboodschap van de nieuwe campagne van Wereldsolidariteit.
Yasmine zingt ‘Zus’ Op 8 maart, Internationale Vrouwendag, lanceerde Yasmine haar nieuwste single Zus, het campagnelied van Wereldsolidariteit. Yasmine: “Ik wil deze vrouwen, via mijn muziek, een stem geven. Hen hun verhaal laten doen via mijn woorden. Want ook dat is solidariteit.”
De single is te downloaden voor 1.50 € op: ww.wereldsolidariteit.be
20 | Verrekijkers
WAT BEZIELT EEN VRIJWILLIGER? “KIEZEN VOOR KAMIANO IS KIEZEN OM NAAST DE ANDER VOORAL OOK JEZELF GRAAG TE ZIEN ...”
Sandra Verheij coördineert de doctoraatsopleidingen van de Onderzoeksgroep Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad (OASeS) van de UA. In haar vrije tijd is ze vrijwilligster bij Kamiano, het thuislozenrestaurant van de lekengemeenschap Sint-Egidius. Wat was je motivatie om voor vrijwilligerswerk te kiezen? Het verruimt niet alleen je horizon, het brengt tevens ongewone sociale contacten met zich mee die je wellicht in je eigen omgeving niet meteen zou ontdekken. In mijn geval ben ik, als alleenstaande mama, voldoende druk bezet. Mijn vrije tijd is schaars en ik ervaar de opvoeding van mijn 15-jarige dochter als zeer zinvol in dit leven. Toch ben ik een vijftal jaar geleden via een krantenartikel bij Kamiano gaan aankloppen. Deze organisatie levert twee maal per week een gratis warme maaltijd aan langdurig thuislozen, alleenstaande bejaarden, gezinnen met kinderen, psychisch zieken, ex-gedetineerden en mensen met verslavingsproblemen. Verslavingen achtervolgen me ongewild sinds mijn kindertijd. Vrijwilligerswerk bij Kamiano gaf me de kans om dat emotionele deel in mijn persoonlijke leven onder ogen te zien. Het geluk ligt niet in het veranderen van de ander, maar in het erkennen en het toestaan van die zwakste schakel. Begrip opbrengen voor het ingewikkelde samenspel van tegenslagen zoals materiële problemen (werkverlies, faling, schulden), relationele moeilijkheden (echtscheiding, overlijden) en individuele noden (verslavingen, emotionele en psychische problemen) is wat me de afgelopen jaren is bijgebleven dankzij Kamiano. Is er een spirituele of religieuze dimensie aan de motivatie voor vrijwilligerswerk?
Bij mij was die er in eerste instantie zeker niet. Maar blijkbaar was ik toch in mijn onderbewuste op zoek naar die meerwaarde. Het radicaal kiezen voor de armsten onder ons wordt ingegeven door je hart. Niemand kan je overtuigen om vrijwilligerswerk aan te vatten. Dat kan je enkel zelf. Na het overlijden van een vriend bij Kamiano ben ik er echter geruime tijd tussenuit geweest. De onmacht bij het besef dat drank en drugs mensen doden kon ik moeilijk plaatsen, maar het brandende verlangen om deel te blijven uitmaken van St-Egidius is gebleven. Je wordt bij Kamiano telkens opnieuw met open armen ontvangen. Dat gevoel is onbeschrijflijk. Wie je ook bent en waar je ook vandaan komt, de deur staat hier werkelijk altijd open. Hier heb ik ook geleerd om de Moeder Theresa in mezelf bij te schaven en mensen met verslavingsgedrag niet meer kost wat kost te willen ‘genezen’.
fractie ook kan ontnemen. De hele Westerse filosofie zit in zo’n vuile kookpot. Wat krijgen de vrijwilligers terug voor hun werk? De ervaring die je bij Kamiano opdoet is onbetaalbaar, en hoewel je niet betaald wordt voor je werk doet niemand het voor niks. Levenswijsheid is niet te koop, dat krijg je wanneer je de complexiteit van de straat zonder vooroordelen mag voelen, zien en proeven. Mensen hebben allemaal een eigen verhaal, vol mooie en minder mooie herinneringen, angsten, verlangens, ontgoochelingen maar natuurlijk ook gelukzalige levenslessen. Dat je al die ervaringen ‘tussen de soep en de patatten’ mag delen is uniek. Tekst: Janus Verrelst
Heeft het werken met kansarmen je kijk op hen veranderd? Bij mij was dat niet echt het uitgangspunt. Het was mijn ganse jeugd mijn natuurlijke habitat en loslaten doe je dat nooit volledig. Maar het heeft in ieder geval mijn dochters wereld geopend. Levensvragen als ‘wie ben ik’ en ‘waar kom ik vandaan’ houden haar nu bezig. Ja, ik heb haar meermaals meegenomen. Schrobbend in de industriële potten en pannen kom je tot denkoefeningen die je op school moeilijk kan leren. Je krijgt zo de kans om na te denken over wat het leven je biedt maar in een
www.santegidio.be/kamiano
Mei 2008 | 21
Moeder, waarom werken wij? 1 mei is weer achter de rug. De vlaggen werden opgeborgen, de speeches zinderen nog na en de lege bierbekers zijn tot de laatste na weggeveegd. Het feest van de arbeid vieren we traditioneel met een vrije dag, maar hoe zit het eigenlijk met onze vrije tijd? Een mooie gelegenheid om beide onderwerpen eens onder de loep te nemen. Want als we sommige filosofen mogen geloven, staat hetgeen we altijd gekend hebben als vrije tijd op het punt te verdwijnen. Maken we binnenkort een even groot actiepunt van het recht op vrije tijd als de vakbonden hebben gemaakt van het recht op werk?
D
e vakbewegingen hebben immers een nieuw zorgenkind aan het begin van de 21ste eeuw: de ‘working poor’. Volgens de socialistische vakbond ABVV behoort 1 op 5 werkende Belgen tot deze nieuwe klasse. Ondanks het feit dat ze het merendeel van hun tijd besteden aan arbeid in loonverband, vinden
22 | Verrekijkers
ze de middelen niet om hun vrije tijd te besteden aan sport, cultuur en ontspanning. Maar misschien is er ook voor de 4 op 5 die wel genoeg verdienen een probleem. Mist onze samenleving in het algemeen zoiets als een ‘vrijetijdsethos’? Werken we niet steeds meer en klagen de meeste werkende mensen niet over de werkdruk? En als we dan toch eens vrij hebben, dan moeten we toegeven dat we toch weer eens niet naar de cursus ‘Chinees voor beginners’ zijn geweest waar we ons op hebben ingeschreven, maar dat we lekker lui voor de TV hebben gehangen. Studies wijzen uit dat mensen met weinig vrije tijd deze passief doorbrengen terwijl degenen met meer vrije tijd deze tijd op Lewis Hine 1920 een actievere
en nuttigere wijze invullen. “Nogal wiedes,” denkt u misschien, “als je geen werk hebt om je in uit te leven, dan moet je zelf op zoek gaan naar activiteiten die je stimuleren.” Maar maakt u, de werkende mens, zich dan niets wijs? Als iemand die zijn of haar hele leven lang hard gewerkt heeft de muren oploopt van verveling wanneer men plots zonder werk zit door pensioen of ontslag, wijst dit er dan niet op dat de meeste jobs de creativiteit van het individu om de tijd zelf zinvol in te vullen compleet fnuiken? Filosoof Bertrand Russell (1872-1970) schreef in Why work? Arguments for the Leisure Society: “Het verstandig gebruik van vrije tijd is een product van ontwikkeling.” Misschien scheelt er dan wel iets aan onze opvoeding. Onderwijs, in welke vorm dan ook, zou ons moeten voorzien van interesses die ervoor zorgen dat we onze vrije tijd intelligent zullen benutten. Russell onderscheidt in onze samenleving twee soorten mensen: zij die werken om geld te verdienen en vervolgens de sociale voldoening van hun arbeid volledig halen uit het uitgeven van dat geld en zij die hun werk beoordelen volgens het plezier dat het verschaft aan degenen die er de vruchten van plukken. Onze maatschappij wordt dan overheerst door de eerste visie op werk. Dat vinden we bijvoorbeeld terug in de idee dat enkel activiteiten die geld
opbrengen waardevol zijn. Denk ook aan de bewondering die we koesteren voor iedereen die betrokken is bij het maken van films, maar even vaak wordt het bekijken van films aangehaald als een slechte invloed die jongeren bijvoorbeeld aanzet tot het plegen van een misdrijf. Welke zin heeft het om het maken van een product op te hemelen als we de consumptie ervan verguizen? Wat een klucht! Als onze samenleving draait op jobs die als enige doel hebben het bruto binnenlands product jaar op jaar weer een procentje te doen stijgen, dan doen we er misschien beter aan arbeid te beschouwen als een noodzakelijk kwaad om in ons levensonderhoud te voorzien. Voldoening, stimulatie en geluk zoeken we dan beter doorheen de beleving van onze vrije tijd. Als dit o n z e levenskeuze is, komt Bertrand Russels visie op werk ons wederom te hulp. Ik nodig u uit om samen met onze filosoof een kleine reis door de tijd te ondernemen om te achterhalen hoe het concept arbeid zo onze levens is komen te overheersen. Historisch gezien werd het begrip p l i c h t gebruikt door machthebbers om anderen ertoe te bewegen de belangen van hun oversten voor hun eigenbelang te zetten.
De kapitaalkrachtigen, die de armen nodig hadden om hun fabrieken draaiende te houden, waren zo succesvol in het prediken van de waardigheid van het arbeiden dat
steeds evenveel vrije tijd als wanneer we met z’n allen vier uren zouden werken, alleen wordt die nu anders verdeeld. De helft van de arbeiders zit nu volkomen zonder werk en de
‘In een verstandige maatschappij zou iedereen slechts vier uren per dag moeten werken zonder dat we iets tekort zouden komen.’ werken een deugd op zich is geworden. Toch zijn er ook mooie dingen voortgekomen uit al dat werken. Moderne techniek heeft het in principe mogelijk gemaakt de hoeveelheid arbeid nodig om te voorzien in de noodzakelijke levensbehoefte voor allen aanzienlijk terug te dringen. In principe, want toch blijven we ons collectief te pletter werken. Deze vaststelling zal Russell ertoe brengen te spreken over ‘de Moraal van de Slavenstaat’. In een verstandige maatschappij zou iedereen namelijk slechts vier uren per dag moeten werken zonder dat we iets tekort zouden komen. Heel wat minder dus dan de acht uren per dag die wij minstens kloppen. Minder werken wordt in de huidige samenleving als demoraliserend ervaren. En gek genoeg leidt al dat extra werken er net toe dat er een heel deel mensen zonder werk valt. Doordat we nog steeds acht uur lang werken wordt er te veel geproduceerd, gaan sommige werkgevers failliet en komen de helft van de mensen die instonden voor de productie op straat te staan. Er is nog
andere helft is nog steeds overwerkt. Deze ongezonde werkethos maakt van vrije tijd weer een extra stressfactor in plaats van een bron van geluk voor iedereen. Russell windt er dan ook geen doekjes om en stelt dat enkel een idioot en compleet doorgedraaid arbeidsethos ervoor zorgt dat we als zotten blijven werken nu het zelfs niet langer noodzakelijk is om zoveel te werken om te overleven. Misschien geen prettig vooruitzicht voor studenten die zich vandaag uit de naad werken voor een diploma dat hen toegang moet verschaffen tot de arbeidsmarkt. Hun ouders zullen trouwens ook niet content zijn wanneer zoon- of dochterlief thuiskomt en verklaart voortaan nog maar vier uren per dag aan schoolwerk te zullen spenderen omdat ze zo hun bijdrage leveren aan het behoud van de jobs in België. Maar moeten we misschien niet eens een datum prikken voor een groot ‘Feest van de Vrije Tijd’? En neen, die gaan we heus niet doorbrengen met een extra dag onbetaald werken. Tekst: Leen Nicolas Russel, B., In Praise of Idleness in Why work? Arguments for the Leisure Society, Freedom Press, 1997
Mei 2008 | 23
Persepolis Verfilmingen van stripverhalen zijn hot. Denk maar aan Spiderman, Sin city, 300 en de talloze projecten die nog op stapel staan in Hollywood. Maar Persepolis is een atypische stripverfilming. Hier gaat het niet om één of meerdere superhelden die kwetsbare mensen uit de nood helpen of hen juist de duivel aandoen. Nee, hier is het hoofdpersonage zélf een kwetsbaar meisje, Marjane.
W
e zien haar opgroeien van een onschuldig 10-jarig meisje, geboren in Teheran (Iran), tot een 21-jarige vrouw wiens ziel al enigszins getekend is door het leven. Een verhaal van één uit een dozijn, zou je zeggen. Niets is minder waar. In dit verhaal is er nog een tweede hoofdrol weggelegd voor de Iraanse politieke situatie door de jaren heen. Persepolis is namelijk het waargebeurde verhaal van Marjane Satrapi, een Iraanse vrouw die haar tienerjaren in volle Iraanse onrust heeft neergepend in de vorm van de gelijknamige graphic novel. Deze
24 | Verrekijkers
autobiografie kende vrijwel meteen een enorme bijval en werd uiteraard een favoriet om te verfilmen, met Amerikaanse A-list acteurs in de hoofdrollen. Deze optie werd wijselijk genegeerd en men besloot gewoon de plaatjes uit de strip te gebruiken met de stemmen van Franse acteurs. En niet van de minste! Marjane wordt bijvoorbeeld vertolkt door Chiara Mastroianni, dochter van Cathérine Deneuve, die op haar beurt de rol van de moeder voor haar rekening neemt. Op deze manier doet het hele verhaal zeer authentiek aan en wordt men in het
verhaal meegesleept als was het een episch drama. Er is ook een gedubde, Engelstalige versie op de markt, met de stemmen van Sean Penn en Iggy Pop. Naar het schijnt heeft die niets ingeboet aan de charme van het origineel. Het verhaal begint in 1978, Marjane is een pittig meisje van 10 jaar zonder zorgen. Toch neemt ze thuis af en toe spanningen waar. Haar ouders proberen haar met behulp van grootmoeder en vrienden van de familie uit te leggen wat er aan de hand is. Iran is op dat moment in handen van een dictator die men de ‘Shah’ noemt. (Dit is een verwijzing naar de vroegere Perzische koningen, maar het verwarde mij nogal dat men constant verwees naar hun leider als ‘de kat’. Alsof wij koning Albert plots ‘den hond’ zouden noemen. Dit terzijde.) Iedereen is ervan overtuigd dat bij de val van de Shah alles ten goede zal veranderen, maar dit betekent een eerste grote teleurstelling voor Marjane. Plots moet ze een hoofddoek dragen, wordt de alcohol in huis door de wc gespoeld en zijn haar favoriete muziekgroepen alleen nog te krijgen op de
zwarte markt. “Michael Jackson est un symbole de décadence!” Marjane probeert zo goed en zo kwaad mogelijk zichzelf te blijven onder dit fundamentalistisch beleid, maar dat blijkt niet gemakkelijk aangezien iedereen in angst leeft. Angst voor gevangenschap, deportaties en zelfs executies! Wanneer meerdere mensen beginnen te verdwijnen en er ook nog eens oorlog wordt gevoerd tegen Irak, nemen
Er zijn ook genoeg grappige scènes. Zoals wanneer de leerlingen ‘modeltekenen’ in de academie klagen over verveling omdat het model in burka niet interessant is, of de manier waarop Marjane op de tonen van ‘Eye of the tiger’ uit een depressie klautert.
Marjanes ouders een drastische beslissing: Marjane wordt naar familie in Oostenrijk gestuurd. Marjane vertrekt met een koffer vol dromen over een vrij leven zoals tieners in liedjesteksten lijken te hebben. Maar ook dit mondt uit in een teleurstelling: door haar afkomst en verleden voelt ze zich nergens thuis. En zo begint haar zoektocht naar een identiteit. Ze trekt van huis naar huis, van foute vrienden naar nog foutere vriendjes, van ellende naar miserie ...
den in tijden van politieke onrust, en ontdekt hoe hard de Islamitische Revolutie haar persoonlijkheid beïnvloedt én haar levensloop bepaalt. Dit alles maakt dat ‘Persepolis’ een echte aanrader is. Het was dan ook te verwachten dat de film op de belangrijke filmfestivals verschillende nominaties én prijzen in de wacht zou slepen. Zoals bij de Oscars, de Golden Globes en het Cannes filmfestival. In Cannes echter, ontving de Franse ambassade een brief waarin stond “dat het festival op een onconventionele en ongepaste manier een film had geselecteerd die een onrealistisch beeld ophing van de prestaties en resultaten van de glorieuze Islamitische Revolutie.” (Iran protests ‘Persepolis’ Screening, Forextv, 2007-05-21) Op het festival van Bangkok werd de film zelfs gediskwalificeerd onder druk van de Iraanse regering. In Teheran dan weer, werd de film zeer gelimiteerd vertoond, nadat tientallen scènes
Dit allesbehalve vrolijk verhaal werd verrassend energiek en aantrekkelijk verfilmd. De tekeningen en figuren uit het boek zijn simpel zwartwit, maar lenen zich perfect om er creatief mee om te springen. Heel dramatische momenten worden benadrukt door het kleurcontrast te vergroten en in ontroerende situaties wordt er gespeeld met traantjes, oogjes, bloemetjes, ...
Inhoudelijk wordt op een zeer realistische wijze gevolgd hoe een meisje zich staande probeert te hou-
weggecensureerd waren omwille van de seksuele inhoud. De klachten en protesten van de Iraanse regering illustreren waarom Marjane Satrapi het nodig vond om het boek te schrijven. Op de site van haar uitgeverij (www.randomhouse.com/Pantheon) legt ze uit dat telkens wanneer ze met vrienden over haar verleden sprak, het haar opviel hoeveel misverstanden er nog waren over Iran en de Iraanse Revolutie van 1979. Ze wou haar unieke herinneringen delen en koos voor de stripvorm omdat ze ondervond dat we de wereld vooral leren kennen door de beelden die we te zien krijgen. Marjane Satrapi hoopt dat door haar boek, en nu de film, mensen inzien dat het niet per se slecht is om Iraanse te zijn en dat er geen puur slechte, noch puur goede mensen zijn. Bovenal hoopt ze dat ze ogen kan openen zodat men niet langer blindelings gelooft wat men hoort. Tekst: Sophie Bosmans Beeld: Cinéart
Mei 2008 | 25
H
et gebruik van een bekend citaat bij aanvang van een column doet soms vermoeden dat de auteur die het hanteert wel eens een belezen persoon zou kunnen zijn. Ook de lichte aanpassing ervan (hetgeen elke attente lezer wel zal hebben opgemerkt) zou reeds de hoofdstelling van deze pennendrift kunnen verraden. Wel, beide vermoedens zijn waar! Maar ook verdienen ze beide enige, of zelfs veel nuance: dankzij Google en diens kornuiten kan namelijk oppervlakkige kennis met één slinkse druk op de knop de uitstraling van belezenheid opwekken. Evenzeer zouden de kor tzicht ige titellezers van dit magazine deze 703 woorden samenvatten als een simpele oproep tot alle Congolezen om nu eindelijk maar eens de handen uit de mouwen te steken. Niet dat politieke correctheid mij enigszins parten speelt, maar een dergelijke samenvatting gaat toch iets te scherp door de bocht; hoeveel woorden heb ik nog, beste hoofdredacteur?
asfalt. Of neem die andere keer toen ik zag hoe een tweerichtingsstraat noodgedwongen werd herleid tot beurtelings eenrichtingsverkeer. Dit gebeurde na het wegschuiven van een betonnen steen die de riolering overbrugde, hetgeen enkele tijd later aanleiding gaf tot gigantische verkeersopstoppingen dewelke tijdens de avondspits een nog meer draconische dimensie aannamen. Dat de Congolese overheid een zware verantwoordelijkheid draagt in deze decennialange degradatie van de hoofdstedelijke verkeersinfrastructuur, hoeft geen enkel betoog. Echter even stuitend was de vaststelling dat bij die ene weggezakte rioleringssteen, er niet minder dan
richting ‘arbeidstaxatie’: niet te begrijpen als het taxeren van arbeid maar eerder het betalen van belastingen door arbeid. De redenering gaat als volgt. In een samenleving gekenmerkt door lokale overbevolking en onderkapitalisatie zou misschien niet alleen de industrie de meest arbeidsintensieve sectoren moeten ontwikkelen, maar ook het falende taxatieapparaat zich hierdoor laten inspireren. Indien elke Congolees verplicht zou worden om een halve dag per maand te werken aan het onderhoud van het wegennet (en bij uitbreiding elke andere vorm van publieke dienstverlening), dan zouden er niet enkel direct zichtbare resultaten geboekt worden (een beter wegdek, een beter onderhouden hospitaal, etc..), maar zou ook de verguisde Afrikaanse corruptie tot een minimum beperkt kunnen blijven: een dergelijke arbeidstax wordt namelijk niet gemonetariseerd. Daarenboven wordt zo het Congolees staatsburgerschap, dat sinds de redelijk geslaagde verkiezingen van 2006 nagenoeg dode letter bleef, terug opnieuw leven ingeblazen. Finaal, lijkt deze vorm van arbeidstaxatie ook administratief een stuk eenvoudiger dan eender welke andere vorm van personenbelasting. Echter, mijn gespreksgenoten onthaalden dit voorstel met het nodige scepticisme, verwijzende naar de vermeend irrealistische dimensie ervan. Moest ik toen al geweten hebben dat er geen enkele Congolees in 2005 ook maar één CF (franc Congolaise) aan personenbelasting betaalde, en moest ik toen een actieve online-zoekmachine ter beschikking hebben gehad, ik zou er niet aan getwijfeld hebben bovenstaande quote van John F. Kennedy met enige parmantigheid te hebben herhaald.
And so, my fellow Congolese:
ask not what your country can do for you ask what you can do for your country
Vorige zomer vertoefde ik enkele weken in Kinshasa, de hoofdstad van Congo en tevens de tweede grootste stad van Afrika. Naar schatting wonen er zo’n 7 miljoen mensen op een oppervlakte kleiner dan een halve Belgische provincie. Als u dan ook nog weet dat het stedelijk verkeersnet sinds Congo’s onafhankelijkheid amper nog enige aanpassing (lees: uitbreiding of verbetering) heeft ondergaan, dan mag u bovenstaand werkwoord vertoeven gerust vervangen door rondhotsen: «Les trous ne peuvent pas être évités ici, il faut choisir» zegt menig lokaal chauffeur, stuiterend over het kinois-
26 | Verrekijkers
10 à 20 personen in de zeer nabije omgeving lachend toekeken hoe dit gratis theatraal gebeuren zich voor hun ogen afspeelde: onder de nevel van opgespoten smoggordijnen trachtten oververhitte acteurs met oorverdovend getoeter zich een weg te banen naar de andere kant van de riool. En niemand, echt niemand die er ook maar één seconde aan dacht om die duivelse steen terug op zijn plaats te leggen… Op een gelijkaardige wijze zie je links en rechts van elke middelgrote put in het erbarmelijke wegdek groepjes mensen staan, zitten, kletsen of rondhangen. De langdurige en enorme ondertewerkstelling van Kinshasa heeft haar inwoners elke illusie van een langetermijnvisie ontnomen en hun calorieverbruik gerantsoeneerd tot enkel die activiteiten die de broodnodige foufou terug op de plank kunnen brengen. Diezelfde avond vertelde ik mijn wedervaren aan enkele bevriende Congolezen en stuurde het gesprek
Tekst: Wim Marivoet
Prikbord
De Vlaamse vredesweek van 2008 gaat door van 26 september tot 5 oktober en draagt als titel: ‘Geen nieuws... goed nieuws? Word vredesjournalist!’ Pax Christi en andere partnerorganisaties zullen deze keer de vraag stellen op welke wijze alle media - van radio, TV en geschreven pers over participatieve media tot burger- en webjournalistiek - een impact (kunnen) hebben op de conflicten en vrede in onze samenleving. De Vlaamse Vredesweek zal op de eigen gekende wijze zowel burgers, beleidsmakers als de verschillende actoren rond dit thema doen nadenken, hen in debat laten gaan en hen samen laten zoeken naar constructieve verbeteringen waar nodig.
www.vredesweek.be
Datum: Woensdag 18 juni van 20 tot 22 uur Plaats: Wijkcentrum ‘t Pleintje, St-Rochusstraat 106 Inkom: gratis Oxfam-Wereldwinkels regio Antwerpen 2008:
Infoavond met Isabel Vertriest (Oxfam-Wereldwinkels)
Eind mei passeert 11.11.11 met de voorjaarsklassiekers in jouw buurt. Een avondvullend programma met alle praktische en inhoudelijke info over de volgende campagne rond arbeid. 11.11.11 zal het nieuwe campagnethema voorstellen en daarna kan je zelf aan de slag in twee workshops: Werkgroep financiële actie en Werkgroep actiemodel en sensibilisatie.
• Wat zijn biobrandstoffen? • Wat is de impact op het Zuiden? • Wat betekent dit voor onze partners? • Welke invloed hebben energiehoudende gewassen op de prijzen van de landbouwgrondstoffen?
11.11.11 Campagne ‘Waardig werk’
Wordt vredesjournalist!
Zuidcafé Deurne: Opkomst van bio-brandstof, een zegen?
Graag inschrijven bij 11.11.11-Antwerpen - 03 281 06 62 of antwerpen@11.be
Grosso Modo Op zondag 25 mei 2008 van 14u tot 19u organiseert het opvangcentrum Kapellen, samen met vzw Vlucka, de gemeente Kapellen en Cultuurcentrum Kapellen, het GROSSO MODO festival. Meer info op www.fedasil.be/ kapellen of www.myspace. com/grossomodo2008
www.oww.be/antwerpen
Laat je meevoeren door VIA... naar India! VIA vzw organiseert een unieke inleefreis naar India, waarin thema’s als vrouwenrechten, onderwijs, ecologie, religie, etc. de rode draad vormen doorheen een 3-weekse tocht van projectbezoeken en avontuur. Onze eigenste Verrekijker Eline Dupon begeleid de reis. Misschien ben jij wel één van de twaalf inleefreizigers die zich in oktober 2008 laat meevoeren doorheen Incredible India? De inleefreis is een avontuurlijke reis waarbij je veel rondtrekt om de couleur locale op te snuiven, maar de accomodaties en het transport hebben voldoende comfort om er geen kater aan over te houden.
www.VIAvzw.be Mei 2008 | 27
28
Adviesraad Ontwikkelingssamenwerking | Antwerpen Verrekijkers (Arosa)
www.usos.be
www.verrekijkers.org