Landgenoten Herfst 2006

Page 1

Land genoten KWALITEIT

in functie van je afnemer

2 varkenshouders over het Vitaproject en Certus

Melk:

QUID na de QUOTA? Campina over leveringscontracten, integratie en quotumprijzen

Op bedrijfsbezoek met

NIC BALTHAZAR

“Wie zijn verantwoordelijkheid niet neemt, is medeplichtig” www.vilt.be

+ DOSSIER GROENE STROOM:

wkk, vergisting, koolzaad en zonne-energie



in dit nummer 4 Kwaliteit heeft vele gezichten

Laat het duidelijk zijn: de boerenstiel is veeleisend. In de vorige eeuw zijn we er als land- en tuinbouwers in geslaagd om alle mondjes rijkelijk te vullen door de optimalisering van het productieapparaat. Den afzet zorgde wel voor de rest. Vandaag is de wereld een stuk ingewikkelder geworden door de liberalisering van de agrarische handel, de geleidelijke afbouw van het landbouwbeleid en snel veranderende consumentenvoorkeuren. In dit nummer leggen twee varkensboeren uit waarom ze voor deelname aan een kwaliteitssysteem opteren. Aan Campina-manager Paul Vanhengel vroegen we hoe het in de melkveehouderij verder moet na de afschaffing van de melkquota. Zal iedere boer dan zoveel melk mogen leveren als hij wil?

18 Reporter te velde / Terug naar school

Hoe goed is het moderne Vlaamse landbouwonderwijs? Melkveehouder Ivo Caeyers klopt aan bij Kristien Boonen van de landbouwschool in Geel.

7 Column

20 Buitenlander / Nic Balthazar

Beste Landgenoten, De zomer is weer eens achter de rug, en velen onder jullie zullen hem niet snel vergeten. De hittegolf in juni en juli had de allure van een tsunami. De echte zondvloed kwam er pas in augustus. Zijn het symptomen van de klimaatsverandering? Volgens experts moeten we in de toekomst steeds meer rekening houden met zogeheten single peak-events zoals zware stormen, overstromingen en droogteperiodes. Geen prettig vooruitzicht. Het risicobeheer en de inkomensverzekering in de landbouw belanden allicht eerder vroeg dan laat op de politieke agenda.

Hoe twee varkenshouders inspelen op de eisen van een ander marktsegment: Jan Tindemans en Jean Geuens over het Vitaproject en Certus.

Meer doen met minder: van uitgemergelde hongerdode tot boerende ontwikkelingshelpster.

8 De Biechtstoel / Wat na de melkquota?

Dirk Lips ondervraagt Campina-manager Paul Vanhengel over de toekomst van de Vlaamse melkveehouderij.

10 Prettig platteland / Ruiters in Kruishoutem

Boeren die zelf voorstellen om een ruiterpad aan te leggen op hun grond? Een constructief verhaal over trage wegen in de Vlaamse Ardennen.

13 Vakwerk / Groene energie

Lever jij straks ook energie? We helpen je op pad met wkk, vergisting, zonne-energie en koolzaad.

Hij noemt zichzelf een wijsneus en spaart de kritiek niet: met vegetariër Nic Balthazar op bezoek bij bioboer en varkenshouder Dirk Mouton.

22 Oude Koeien / Historische hoeves

Van witte polderboerderij tot ZuidLimburgse vakwerkhoeve. Kenmerken en verklaringen over het regiogebonden karakter van historische hoeves.

24 Uit de provincie / Landschap en architectuur

Het functionele denken voorbij. Hoe de provincie Oost-Vlaanderen hoeves beter wil inpassen in het landschap.

26 Uitgepraat / Het witte goud

Hoe ziet de toekomst van de witloofteelt eruit? Grondwitloofteler Raymond Stroeykens tegenover hydroteler Jo Mertens.

Hoe sneller de wereld draait, des te belangrijker is de kwaliteit van het landbouwonderwijs. Melkveehouder Ivo Caeyers trok met heel wat vragen naar de landbouwschool in Geel waar hij 35 jaar geleden is afgestudeerd. Kunnen de scholen de technologische (r)evolutie in de sector nog wel bijbenen? En moeten er straks ook opleidingen komen voor landbouwers die willen leren hoe ze hun gasten als hotelier op een vakantiehoeve moeten soigneren? Of voor boeren en tuinders die groene energie willen produceren? In dit nummer vind je alvast informatie en contactgevens om aan de slag te gaan als elektriciteitsproducent of leverancier van biobrandstoffen. Tot op heden is de land- en tuinbouw in de eerste plaats nog altijd voedselproducent, en het is ook best dat dit in de toekomst zo blijft. Als het van filmcriticus en vegetariër Nic Balthazar afhangt, eten we in de toekomst wel meer plantaardige dan dierlijke producten. We confronteerden hem met de mening van de biologische veehouder Dirk Mouton uit Lovendegem. Conclusie van de ontmoeting: zolang de consument lokale voeding verbruikt, is het goed. Akkoord? Griet Lemaire, hoofdredacteur

4 Kwaliteitsvlees

8 Toekomst zonder quota?

10 Van mijn erf!

VILT? Het Vlaams Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw informeert een breed publiek over de hedendaagse land- en tuinbouw. Daarvoor krijgt het middelen van privé-organisaties en de overheid.

3


KWALITEIT

‘Je probeert te maken wat Kwaliteit in functie van je afnemer Kwaliteit heeft verschillende gezichten. Wie zich op de verwerkende industrie richt, houdt met andere eisen rekening dan wie voor kwaliteitsslagers produceert. Hoe vertaalt zich dat in de stallen van ­varkenshouders Jean Geuens en Jan Tindemans, die respectievelijk het Certus-lastenboek en dat van het Vitaproject toepassen?

Jan Tindemans kweekt varkens voor het Vitaproject. ‘Ik heb per jaar misschien twee of drie biggen die toch antibiotica nodig hebben.’

4

Landgenoten Herfst 2006


de markt vraagt’ E

x-Boer zkt. vrouw-deelnemer Jan Tinde-

in ons betalingssysteem beter worden gewaar-

mans baat in Kruibeke een gesloten varkensbedrijf uit dat al elf jaar deel uitmaakt van het Vitaproject. Samen met zijn oom Jeroom houdt de guitige vrijgezel, naast een twintigtal melkkoeien, 100 zeugen met de bijhorende vlees-

deerd. Een ander interessant aspect is dat mijn medicatiekosten verwaarloosbaar zijn. Mijn klimaatregeling heb ik op een achttal jaar terugverdiend. Sindsdien heb ik per jaar twee à drie biggen die toch antibiotica nodig hebben. Die worden dan

varkens. ‘Ik heb me altijd al goed kunnen vinden in het Vita-lastenboek,’ zegt Jan. ‘Het streeft naar vlees van de allerbeste kwaliteit, dat voornamelijk via zelfstandige kwaliteitsslagers wordt verkocht. Dat heeft een aantal gevolgen voor je bedrijfsvoering en rassenkeuze. Maar tegelijk garandeert het je als boer een degelijke prijs.’

uit het Vita-circuit gehaald, terwijl je als boer gewoon toch gewoon dezelfde prijs uitbetaald krijgt als voor je Vita-varkens.’

Voldoende stukken mooi vlees. De belangrijkste eis in het strenge Vita-lastenboek is dat je de varkens vanaf de geboorte tot aan het slachthuis geen enkele vorm van antibiotica mag toedienen. Na meer dan elf jaar slaagt Jan Tindemans daar vrij makkelijk in, al heeft het wel de nodige bijsturing geëist. ‘Ik heb zwaar ‘Mijn zeugen geïnvesteerd in een klimaatregeling die ziekwerpen wat tes helpt vermijden,’ minder maar de legt Jan uit. ‘Ook ben ik medicatiekost is nu al een aantal jaren verwaarloosbaar.’ overgeschakeld op een stressnegatief varkensras dat toch goed bevleesd is. Ons circuit van slagers heeft graag voldoende stukken mooi vlees. En het is nu eenmaal interessanter om 20 dieren van 95 kilogram te transporteren, dan evenveel exemplaren van 85 kilogram.’ De zeugen van Jan Tindemans zijn vandaag een kruising van het vroegere Landvarken met het nieuwe. Voor de mestvarkens gebruikt hij sperma van het gespierde Piétrain-ras. Jan: ‘Voor de Vitaafzetkanalen levert dat heel mooie resultaten op. De zeugen werpen wel iets minder biggen. Maar ik houd voldoende goed bevleesde varkens over, die

Gegeerd Certus-varkenstype. Varkensboer Jean Geuens uit Balen is een overtuigd Certusdeelnemer en draagt ook al jaren kwaliteit hoog in het vaandel. Voor zijn gesloten bedrijf, waarop hij de biggen van 200 zeugen afmest, sleepte hij al in 2002 het kwaliteitslabel in de wacht. ‘Eigenlijk heb ik die stap voornamelijk gezet op vraag van medewerkers van het slachthuis waaraan ik lever,’ zegt Jean. ‘Ze waren erg geïnteresseerd in het type varkens dat ik produceerde. Er was toen maar één andere boer in de streek die gelijkaardige dieren hield. Terwijl er volgens het slachthuis veel vraag naar was, zeker als dat ook nog onder de Certusparaplu zou kunnen.’ Hoewel Jean zich in eerste instantie niet op het kwaliteitslabel had gericht, voelde hij heel scherp de mogelijkheden aan van een omschakeling naar het varkenstype dat hem uiteindelijk de extra aandacht van het slachthuis zou opleveren. Jean: ‘Ik ben ‘Er was maar al in 1996 overgestapt op één collega die een stressnegatief hybride in de streek ras. Tot dan had ik soms heel gelijkaardige goede varkens, maar soms dieren hield.’ ook veel dode dieren. Tegelijk zag je dat de meerwaarde van die goede dieren almaar kleiner werd. Daarom heb ik bij de overstap tegelijk gekozen voor een gemiddeld varken, dat een constantere prijs oplevert. Vandaag >>>

Feiten en cijfers Certus werd in het najaar van 2000 gelanceerd door het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (vlam). Het is een ikb-kwaliteitslabel dat in overleg met alle spelers in de productie- en commercialisatieketen werd ontwikkeld. vlam staat in voor de promotie voor het label, terwijl de vzw Belpork voor de certificatie verantwoordelijk is. Vandaag wordt in België een varken op de vier volgens het label gekweekt, en omvat de Certus-familie 20 slachthuizen, 54 uitsnijderijen, 23 vleeswarenfirma’s en een 500-tal verkooppunten. www.certus.be Het Vitaproject zette zijn eerste stapjes onder de naam Biotika, een label dat ontstond in 1994 bij een groep varkenshouders uit de regio rond Sint-Gillis-Waas. Doel van het label is altijd geweest om zo veel mogelijk terug te gaan naar de natuurlijke kwaliteit van varkens-, rund-, en kippenvlees, met als uitgangspunten respect voor de consument, het milieu en de producent-kweker. Vandaag telt het Vitaproject 50 à 60 boeren, die worden gecontroleerd door de organisatie Quality Control. Via hen worden 9 uitsnijderijen, een tiental grote vleeswarenbedrijven en een kleine 200 slagerijen bediend. www.vitaproject.be

5


KWALITEIT Jean Geuens: ‘Ik koos voor een gemiddeld varken, omdat de afnemers van Certus in alle segmenten van de voedingsindustrie zitten.’

vlees naar Duitsland en naar Delhaize gaat. Maar de klanten situeren zich in alle seg-

werkers als Corma en Meat Supply. Maar dat aandeel stijgt nooit boven de twintig procent.’

menten van de voedingsindustrie. Omdat Certus-vlees ook vaak voor bereidingen gebruikt wordt, is de vraag naar een gemiddeld varken het grootst. En als boer probeer je toch te maken wat de markt vraagt.’

Jan als Jean heel weinig rechtstreeks contact hebben met de afnemers op wie ze zich richten. ‘Maar als boer hoor je voldoende van de tussenpersonen die op je bedrijf komen,’ vindt Jean. ‘Zoals de meeste varkenshouders lees ik wekelijks de vakpers om op de hoogte te blijven over de recentste ontwikkelingen in de sector. Bij iedere levering krijgen we van het slachthuis een technisch overzicht met onder meer ‘Mijn handelaar de resultaten van leverheeft zijn ogen tests, om bijvoorbeeld je niet in zijn zak.’ ontwormingsschema aan te passen. En niet te vergeten, ook de handelaar met wie ik al jaren werk, heeft zijn ogen niet in zijn zak.’ D

xxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx xx

kan ik me zelfs niet meer herinneren wanneer er nog eens een het slachthuis niet heeft gehaald.’ Vleespercentage per segment. Terwijl de afnemers van het Vita-project voornamelijk zelfstandige kwaliteitsslagers zijn, situeren de Certus-afnemers zich in alle segmenten. Volgens Jean is dat de reden waarom hij zich in de eerste plaats op de productie ‘De verscheiden­ van een degelijk, gemiddeld varken richt, heid van Certusafnemers vraagt dat een vleespercentage van zowat zestig om een gemiddeld procent heeft. ‘Ik weet varken.’ dat er heel wat Certus-

In tegenstelling tot Jean streeft Jan Tindemans op zijn bedrijf naar een vleespercentage van 64 procent. ‘In het Vita-circuit zijn zware varkens financieel het interessantst,’ zegt Jan. ‘Wij proberen om iedere week een grossier te bevoorraden en richten ons dus zo veel mogelijk op diens wensen. Al blijft ook de natuur altijd een rol spelen: varkens zullen tijdens de winter altijd vruchtbaarder zijn dan tijdens de zomer. Intussen vindt een deel van het Vita-vlees ook afzet bij industriële ver-

Geen oogcontact. Tot slot valt het op dat zowel

‘Stressgevoeligheid blijft aandachtspunt’ Het Waarschootse bedrijf Ter Beke is sinds de fusie met Pluma de grootste vleeswarenproducent van België. Hoewel de Pluma-afdeling heel wat over de grens blijft inkopen, verwerkt het nieuwe Ter Beke nog altijd voor meer dan de helft binnenlands varkensvlees. Wat zijn voor de vleesgigant de voor- en nadelen van het Belgische vleesvarken? ‘In vergelijking met het buitenland heeft het Belgische varken een vrij hoog vleesrendement,’ zegt Eddy Van Der Pluym, voorzitter vleeswarendivisie Ter Beke. ‘Dat is zeker het belangrijkste voordeel. Qua nadelen blijft de stressgevoeligheid net als in andere landen het belangrijkste aandachtspunt. Vooral voor kookhammen is de vleesstructuur daardoor soms ondermaats. Daarnaast kan de vleessector in zijn geheel op het vlak van bse-aanpak en van salmonellabestrijding nog een aanzienlijke vooruitgang boeken. De laatste factor waaraan zeker gewerkt kan worden, ligt misschien wat voor de hand, maar zoals iedereen willen wij graag onze inkoopprijs drukken.’

6

Landgenoten Herfst 2006


COLUMN

Valse bescheidenheid

E

r is nooit een letter op papier over verschenen, maar een jaar geleden kwamen een aantal knappe koppen ergens te midden van een bos in Oosterzele bijeen om over de toekomst van de agrarische sector te brainstormen. De landbouw moet veranderen, zo orakelden de verlichte geesten er vrijpostig op los. Alsof de sector de jongste jaren niet bezig is aan een van zijn meest ingrijpende transformaties van de voorbije eeuw. Ik moest eraan terugdenken tijdens de voorstelling van het allereerste Landbouwrapport. In een begeleidend communiqué stond te lezen dat het aantal landbouwbedrijven de jongste tien jaar met 28 procent gedaald is. Meer dan 10.000 boerderijen foetsie, over verandering gesproken! Daags nadien hadden de krantenkoppen koeien van letters te kort.

Enkele weken later was het weer prijs toen in Geel een nieuwe brochure werd voorgesteld die de landbouwcijfers van de provincie Antwerpen bundelt. Slechts acht procent van de bedrijfsleiders in deze provincie geeft aan zeker een opvolger te hebben, terwijl 41 procent er geen heeft. ‘We zullen embryo’s van boeren moeten invriezen,’ reageerde een landbouwer ’s anderendaags nogal cynisch in de krant. De Vlaamse regering antwoordt. Er komt een vzw die landen tuinbouwbedrijven in moeilijkheden wil begeleiden. Met de bedoeling om waar mogelijk boeren en tuinders in nood weer op de agrarische rails te krijgen. Maar als de nood het hoogst is… Vraag dat maar aan Birhan Woldu. 22 jaar geleden haalde ze de wereldpers die destijds in Ethiopië was neergestreken om verslag uit te brengen van de mensonterende hongersnood. Cbc-journalist Brian Stewart filmde een wanhopige vader die hulp kwam zoeken voor zijn dochter. De verpleegster zei dat

het te laat was voor het kind, waarop hulpverleners een graf begonnen te graven. Maar kijk, Birhan Woldu leeft nog steeds. Vorige maand behaalde ze haar universitair diploma als landbouwingenieur. Nu wil ze werken voor de landbouwgezinnen in de verpauperde noordelijke provincies van Ethiopië. Inspirerend. In schril contrast met het dalend aantal boerderijen en de manke bedrijfsopvolging staan de prestaties van de overblijvende boeren en tuinders. Grootspraak is aan hen niet besteed. Gelukkig is er nog een minister die zich in hun plaats regelmatig op de borst klopt over de cijfers die de agrarische sector laat optekenen. Het pietluttig kleine Vlaanderen is op mondiale schaal de vijfde grootste exporteur van agrarische producten. Enkele jaren geleden vreesden we nog dat de Spanjaarden onze aardbeikwekers van de kaart zouden vegen. Wel, er zijn in de wereld slechts twee landen die meer aardbeien exporteren. Voor roomijs staan we op de tweede plaats. Onze regio is wereldwijd de belangrijkste uitvoerder van prei, peren en diepvriesgroenten. Hoeveel economische sectoren in Vlaanderen kunnen uitpakken met een gelijkaardig rapport?

7


DE BIECHTSTOEL

Wat na de melkquota?

‘Samen op zoek naar een De onzekerheid over het verdwijnen van de melkquota heeft stilaan het kookpunt bereikt. Hoe ziet de nabije toekomst van onze melkveebedrijven eruit? Viltvoorzitter Dirk Lips vraagt het aan Paul Vanhengel, manager van de afdeling Melklevering bij Campina. Staat het voor Campina vast dat de quota afgeschaft worden? Dat denk ik wel, ja. De vraag is vooral wanneer dat zal gebeuren. Het voorbije jaar lijkt er op Europees niveau een consensus te groeien om het uiterlijk vanaf 2015 zonder quota te doen. Maar volgens mij kan het sneller gaan omdat de voordelen van de quotering steeds minder opwegen tegenover de nadelen ervan. De wereldmarkt is ook vandaag al onder druk van de wto op de liberalisering afgestemd en het Europese markt-en prijsbeleid is de voorbije jaren reeds gevoelig afgebouwd. Het zou zeker geen goed idee zijn om de quota eind 2014 van de ene dag op de andere te laten wegvallen. Ik ben overigens van mening dat dit ook niet zal gebeuren en geloof veeleer in het scenario met een zachte landing. Hoe ziet de melkveehouderij eruit zonder quota? Zal iedereen dan zomaar mogen leveren en gaan jullie kopen bij wie het minste vraagt? We hebben onze koers nog niet bepaald, maar de

Paul Vanhengel (Campina): ‘De voordelen van quota wegen steeds minder op tegen de nadelen.’

8

Landgenoten Herfst 2006


n nieuw evenwicht’ melk zal in de eerste plaats aan onze kwaliteitscriteria moeten voldoen. Het is onvermijdelijk dat er andere instrumenten komen om het melkaanbod

Hoe interessant blijft het om in Vlaanderen melk te produceren? Vlaanderen beschikt nog altijd over sterke troe-

Is het voor boeren nog interessant om quotum bij te kopen? Dat hangt ervan af. Ik moet Fischer Boel gelijk geven

te beheersen. Dat kunnen leveringsrechten zijn, een systeem met a- en b-prijzen zoals voor suiker, of nog iets anders. Ik ‘Er komen andere vermoed wel dat we instrumenten om rekening zullen houden met de groei van het melkaanbod onze leden-leverante beheersen.’ ciers en het lijkt me ook eerlijk om rekening te houden met wie in het verleden al aan ons leverde. Van dag op dag voor de goedkoopste kiezen, lijkt me geen goed idee, omdat je als zuivelfabrikant toch op een continue melkstroom rekent.

ven. De kostenstructuur van onze melkveebedrijven lijkt in orde. En ons klimaat en de fysische eigenschappen van onze landbouwgronden blijven heel geschikt voor de melkveehouderij. In vergelijking met Ierland of Zuid-Amerikaanse landen zijn onze grondprijzen wel hoog, maar met die landen moeten we ons niet vergelijken. Nederland en Denemarken zijn onze concurrenten. Ook heeft het weinig zin om schrik te hebben van de voormalige Oostbloklanden. De melkproductie bereikt er nog lang niet het gewenste niveau en het zal nog een tijd duren vooraleer ze kwaliteitssystemen kunnen implementeren die gelijkwaardig zijn aan de onze. Je kunt er ook positief tegenaan kijken en die landen zien als een groeiende consumentenmarkt, die ook voor ons de nodige kansen zal bieden.

als ze zegt dat het niet verstandig is dat Nederlandse boeren quotum kopen voor meer dan twee euro per liter. Maar los van de prijs hangt het van de kostenstructuur van je bedrijf af of je moet bijkopen of niet. Je moet er alleszins rekening mee houden dat de afschrijfperiode maximaal negen jaar is. Als boer met een bedrijfsbeleid dat op investeren is gericht, zou ik zeker en vast durven aan te kopen. Als je opvolging verzekerd is, of als je arbeidscapaciteit nog niet ten volle benut wordt, zou ik niet twijfelen.

Krijgen we zonder quota een ongebreidelde groei en een melkprijs in vrije val? Ik verwacht niet dat er plots 25 procent meer melk zal zijn. Wij zitten daar niet op te wachten. En kapitaal, vaarzen of een nieuwe stal regel je niet van vandaag op morgen. De behoefte om te groeien verschilt ook van bedrijf tot bedrijf. Het staat wel vast dat Vlaanderen een inhaalbeweging nodig heeft om op het vlak van schaalvergroting gelijke tred te houden met landen als Denemarken of Nederland. Dat zou voor de melkveehouder op de meest economische manier moeten kunnen. Zo moet er op één locatie en niet meer op twee plaatsen gemolken kunnen worden als de bedrijfssituatie dat toelaat. Maar nog belangrijker dan de bedrijfsgrootte wordt het streven naar meer efficiëntie. Het ondernemerschap van de Vlaamse boer komt nog centraler te staan. Het spreekt vanzelf dat we naar een nieuw evenwicht tussen melkproductie en melkprijs evolueren, maar een vrije val verwacht ik zeker niet.

Komt er in de melksector ooit integratie zoals in de varkenshouderij? Ik denk het niet. Wij zijn goed in het vermarkten van melk, melkveehouders zijn goed in het produceren ervan. Wat mij betreft hoeft er op dat vlak niets te veranderen. Wij investeren in zaken zoals productontwikkeling en nieuwe manieren om melk te valoriseren. Op de thuismarkten binnen Europa zijn sterke merken een voorwaarde om overeind te blijven. Buiten Europa kijken wij naast zuivel ook steeds meer naar zuivelingrediënten. Hiervoor worden gerichte overnames gedaan of worden joint-ventures met bestaande zuivelbedrijven afgesloten. Recent nog hebben Campina en het Nieuw-Zeelandse Fonterra beslist om samen draagstoffen voor pillen, onder meer lactose, te gaan produceren en vermarkten.

Is het afschaffen van de quota niet nefast voor jongeren en kleine bedrijven? Een bedrijf overnemen vergt nu ook al een grote investering. Ik zie niet in waarom banken geen kansen meer zouden bieden aan ondernemende jonge boeren. Misschien dat de procedures wat worden aangepast. Voor een overnamekrediet hecht de Nederlandse Rabobank bijvoorbeeld veel belang aan managementkennis en de bank zorgt ook voor ondersteuning op dat vlak. Wat de ideale grootte voor een bedrijf is, ‘We zitten niet te vind ik een onmoge-

wachten op een kwart meer melk.’

lijke vraag. Het is zoals een nieuwe auto kopen: kies er een die op je behoeftes is afgestemd en zorg dat je hem goed onderhoudt. Of grote leveranciers niet beter zullen worden betaald? Vandaag worden grote leveringen al beter betaald. Objectief bekeken is het een economisch voordeel als je per stop meer melk kunt ophalen en dat vertaalt zich in de melkprijs. Al is het best mogelijk dat meer melk per bedrijf niet meer noodzakelijk zal leiden tot een hogere prijs voor elke geleverde liter. D

9


PRETTIG PLATTELAND

Van erosiebestrijding tot ruiterpad

‘Een kwestie van wederzijds res

Landbouwers Raf De Paepe, Geert Colembie en Jan Thomaes uit Kruishoutem legden samen met de plaatselijke manege een ruiterpad aan over hun grasstroken.

10

Landgenoten Herfst 2006


spect’ De combinatie van fietsers of ruiters met professionele land- en tuinbouw ligt niet overal voor de hand. Toch stelden Kruishoutemse boeren zelf voor om op hun gronden een ruiterpad aan te leggen. ‘Onder de juiste omstandigheden is een boer tot veel bereid.’

W

at bezielt een boer om vruchtbare landbouwgrond in een ruiterpad om te toveren? Toen drie boeren uit het Oost-Vlaamse Kruishoutem erosiewerende grasstroken wilden inzaaien, besloten ze om op hun aaneensluitende percelen tegelijk ook een ruiterpad aan te leggen. ‘Je moet weten dat er in onze directe omgeving meer dan honderd paarden gestald staan,’ zegt akkerbouwer Geert Colembie. ‘En met de mtr-hervorming in het achterhoofd wilden we alle drie aan erosiebestrijding gaan doen. Zo groeide het idee om onze grasstroken met elkaar te verbinden. Met dat voorstel zijn we uiteindelijk naar de dichtstbijzijnde manege gestapt. Met als gevolg dat we dit voorjaar een pad van zes kilometer lang hebben ingezaaid, waarvan in totaal 2,3 kilometer verbindingsstroken.’ Geen cowboys. De drie landbouwers, Geert Colembie, Raf De Paepe en Jan Thomaes, baten alle drie een gelijkaardig akkerbouwbedrijf uit met de klassieke teelten. In de mooie streek van de Vlaamse Ardennen beslaan hun bedrijven samen een oppervlakte van om en bij de 220 hectare. Bovendien grenst een groot deel van hun percelen aan elkaar en hebben de drie al jaren een goede band met de uitbater van de manege. ‘Onder zijn impuls werd een comité van ruiters opgericht, dat in ruil voor ‘De ruiters een ledenbijdrage routedoen nu ook de plannetjes uitdeelt,’ legt moeite om ons Jan Thomaes verder uit. te groeten.’ ‘Op die manier komen er

geen wegwijzers aan te pas. Dat heeft als voordeel dat we perfect weten wie er ons pad gebruikt. Cowboys komen er bij ons niet op.’ Dat ze zelf de controle over het pad behouden, vinden de drie akkerbouwers een van de belangrijkste aspecten van hun initiatief. Raf De Paepe: ‘Een paar jaar geleden heeft de ‘Cowboys Vlaamse Landmaatschapzonder pij in een andere vallei in de buurt ook een ruiterpad plannetje aangelegd. Maar de aanpak kunnen op van onteigeningen roept ons pad niet weerstand op en het resulterecht.’ taat is navenant. Wij hebben op eigen houtje een soort beheerovereenkomst afgesloten, waarbij we zelf de voorwaarden hebben gekozen. We behouden alle rechten over onze grond én we hebben een aanspreekpunt voor eventuele klachten. Na één jaar willen we onze samenwerking evalueren, onder meer om te zien of onze grasstroken wel hun functie van erosiebestrijding behouden.’ Vergoeding en trage wegen. Voor de aanleg van de verbindingsstroken krijgen de drie landbouwers een vergoeding die vergelijkbaar is met de vergoedingen in het kader van de beheerovereenkomsten. Maar Jan vindt het ruiterpad vooral een kwestie van wederzijds respect. ‘Voor mij maken de kleine zaken het verschil. Nu zien de ruiters ons tenminste staan, terwijl ze vroeger niet eens de moeite deden om ons te begroeten. Of als >>>

11


Trage wegen: ‘Gemeentelijke aanpak voor verouderde wetgeving’ De voorbije jaren duikt de vraag om oude buurtwegen open te stellen alsmaar vaker op. Onder impuls van de toegenomen behoefte aan verkeersveiligheid, recreatie en aan natuurverbindingselementen is er met de vzw Trage wegen een belangenvereniging opgericht die zo veel mogelijk veldwegen wil heropenen. ‘Land- en tuinbouwers raken daardoor vaak in een kluwen betrokken waarbij ze eigenlijk niets te winnen hebben,’ zegt Bert Meulemans, adviseur welzijn van Boerenbond. ‘Onze sector wordt gekneld tussen een wettelijke toestand opgemaakt in 1845 en een feitelijke situatie die na 150 jaar vaak compleet achterhaald is.’

er een tegenligger kwam, wachtten ze op onze akker in plaats van langs de graskant. Daarom hebben we het pad overal drie meter breed gemaakt. Eigenlijk hebben we maar weinig te verliezen. Je moet er als landbouwer alleen voor open staan. Ik ken verschillende collega’s die hun grond nog voor geen miljoen zouden openstellen.’ Meteen steekt de moeilijke discussie over het gebruik van oude buurtwegen en erfdienstbaarheden de kop op. Ook de drie Kruishoutemnaren vragen zich af waar het eindigt als verenigingen zoals de vzw Trage Wegen alle historische buurtwegen ‘We behouden opnieuw toegankelijk willen maken. Geert: ‘Het kan alle rechten toch niet dat we ons zo maar moeten schikken naar én hebben een de toestand van meer dan honderd jaar geleden? Als aanspreekpunt een weg niet meer gebruikt wordt, zou men toch minvoor klachten.’ stens rekening moeten houden met de huidige situatie. Dat geldt zowel voor landbouwbedrijven als voor burgers. Ik denk dat niemand graag van de ene dag op de andere een wandelpad over zijn domein ziet passeren.’ Zalig in galop. Intussen blijken zowel de drie Kruishoutemse collega’s als de ruiters heel tevreden met het pad dat ze hebben gecreëerd. ‘Voor de ruiters is ons pad dan ook een unieke kans,’ zegt Raf. ‘Waar in Vlaanderen kom je zes kilometer lang geen auto tegen? Tegelijk worden wij op de weg minder gehinderd met onze tractoren. Bovendien vind ik het veel veiliger om kinderen zonder autoverkeer te leren paardrijden. En als volwassene kun je op het pad tenminste eens galopperen. Ik moet toegeven dat het mij ook wel zalig lijkt als ik die ruiters bezig zie. Maar wij zitten al de hele week in het veld. Dan spreek ik in het weekend liever eens af om een pint te pakken.’ D

12

Landgenoten Herfst 2006

Het wettelijke kader voor buurtwegen valt grofweg in twee mogelijkheden uit elkaar. Via je gemeente of provincie kun je nagaan of de weg in de atlas van 1845 staat. Is dat het geval, dan moet de weg in theorie worden opengesteld, tenzij hij ooit door de provincie werd afgeschaft, of tenzij je als eigenaar voor de vrederechter kunt bewijzen dat hij al 30 jaar door niemand wordt gebruikt. Staat de weg niet in de atlas, dan bestaat de weg strikt genomen niet, en heeft hij een louter privékarakter voor de aangelanden. ‘In de huidige regeling weegt de bewijslast voor landbouwers heel zwaar door,’ zegt Bert Meulemans. ‘Bovendien moet je bij een afschaffing ook een vergoeding betalen voor de meerwaarde die ermee gepaard gaat.’ Om tot een hanteerbare oplossing te komen, wordt er heel sterk naar de lokale besturen gekeken. Bert Meulemans: ‘De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de buurtwegen, maar hebben dat vaak verwaarloosd. Als er vandaag onduidelijkheid is, vragen we om naar een oplossing te zoeken die door iedereen wordt aanvaard. In afwachting dat de wetgeving wordt aangepast, pleiten we ervoor om een minnelijke schikking te treffen, zodat onze landbouwers niet langer van de willekeur van vrederechters, bestendige deputaties of provincieraden afhankelijk zijn. In Lennik is er bijvoorbeeld een voetwegencommissie opgezet, die in overleg met de landbouw op zoek gaat naar nuttige en realistische wandelwegen.’


VAKWERK – GROENE ENERGIE In iedere Landgenoten zetten we rond één thema nuttige vakkennis in de kijker. Dit keer verdiepen we ons in de groene energie.

stroom

Tomaten en voor 1000 gezinnen

Geert De Breuck heeft sinds een jaar een wkk-installatie op zijn bedrijf. ‘Ik zou het iedereen aanraden,’ zegt hij. wkk in de tuinbouw staat of valt echter met het vinden van de juiste partners.

B

ij warmtekrachtkoppeling (wkk) wordt er in één installatie tegelijk warmte en elektriciteit geproduceerd, op de plaats waar er vraag is naar warmte. De energie uit de brandstof wordt op die manier veel beter benut: er is een kwart tot een derde minder brandstof nodig dan bij de gescheiden productie van eenzelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit. ‘De grootste winst zit aan de kant van de elektriciteitsproductie: in de klassieke productiesys­ temen gaat de warmte die daarbij altijd vrijkomt immers grotendeels verloren,’ zegt Marc Moons van het Innovatiesteunpunt. In de tuinbouw leidt wkk tot warmtekostbeparingen van zo’n tien procent. Minimum 1,5 hectare. Volgens Marc Moons is een wkk-installatie enkel zinvol op bedrijven met minimum anderhalve hectare oppervlakte en een warme teelt. Als tuinder op je eentje een

wkk-installatie plaatsen, is echter onbegonnen werk. Bij de installatie op zich komt heel wat kijken, en bovendien moet je ook een afnemer vinden voor je elektriciteit. In het verleden zijn op tuinbouwbedrijven verschillende wkk’s gebouwd door Electrabel, maar de voorbije jaren staan die totaalprojecten op een laag pitje bij de elektriciteitsproducent. Gelukkig vond de sector nieuwe partners in verschillende motorbouwers.

‘Cummins voert het onderhoud uit en draagt de aardgaskosten.’

Geert De Breuck uit SintPauwels werkt samen met de Amerikaanse motorconstructeur Cummins. Toen hij zijn tomatenbedrijf uitbreidde tot

27.500 m2 onderzocht hij ook de mogelijkheid van een wkk. Nu produceert Geert vleestomaten én genoeg elektriciteit voor 1000 gezinnen. Win-winsituatie. Met steun van het Innovatiesteunpunt ging Geert op zoek naar partners die samen met tuinders wilden investeren in wkk. ‘We hebben meer dan een jaar gesprekken gevoerd met Cummins om tot een sluitend concept te komen. De installatie is voor het grootste deel eigendom van hen. Van de totale investering van 1,2 miljoen euro heb ik zelf 17 procent voor mij genomen. Cummins voert het onderhoud uit, treedt op bij storingen – ook bij de rookgaswassing – en draagt de aardgas-

Geert De Breuck: ‘Dalende warmtekosten, meer co2, goedkope elektriciteit: met de wkk win ik op veel manieren.’

kosten. Ik engageer mij om de warmte af te nemen en een klein deeltje van de elektriciteit.’ Het is een win-winsituatie in zijn puurste vorm. ‘Ik win op verschillende manieren. Ten eerste betaal ik minder om mijn serres te verwarmen. Ik neem nu warmte af en krijg voor dezelfde prijs meer calorieën dan toen ik aardgas aankocht. Dat komt enerzijds doordat het rendement in een wkk hoger is, maar anderzijds kan Cummins – dat intussen al meer dan tien installaties staan heeft – ook een beter aardgascontract bedingen. Mijn tweede winst haal ik uit de co2: per eenheid warmte die ik nu aangeleverd krijg, krijg ik dubbel zoveel co2 als bij een gewone aardgasbrander. Dat leidt tot een productieverhoging. En het derde voordeel is dat ik voordelig elektriciteit kan aankopen.’ Delen in de winst. Als mede-investeerder deelt Geert De Breuck ook in de baten – of verliezen – van de installatie. De baten bestaan uit de opbrengst van de verkoop van de opgewekte >>>

13


Tijdens de zomer draait de WKK overdag en wordt de warmte opgeslagen in de buffertank.

elektriciteit, van de opgewekte warmte en van de wkk-certificaten. Voor elke geproduceerde megawattuur krijgen ze van de overheid immers een wkk-certificaat, dat wordt verkocht aan energiebedrijven die aan bepaalde wettelijke verplichtingen moeten voldoen. ‘Het is een totaal nieuwe samenwerkingsvorm, die werkt’, zegt Geert. ‘Ik ben tevreden, en Cummins ook. Ze hebben intussen nog een heleboel installaties geplaatst.’

Hoewel Cummins instaat voor het onderhoud van de installatie, is Geert er toch ook elke dag mee bezig. Hij moet voorts goed inschatten op welke uren hij de installatie laat draaien. Om aanspraak te kunnen maken op de wkk-certificaten mag er immers geen warmte verloren gaan. En er is nog een reden. ‘Als we onbalansen veroorzaken op het elektriciteitsnet door onaangekondigd meer of minder te produceren, moeten we een boete betalen.’ Meetbare kostendaling. Tijdens de zomer draait de installatie enkel overdag, omdat de elektriciteitsprijzen dan hoog liggen en de planten bovendien co2 opnemen. De warmte wordt opgeslagen in een buffertank van 800.000 liter en ’s nachts gebruikt. In de winter draait de installatie dag en nacht. Indien nodig kan Geert ook nog bijstoken: op de buffertank is een aardgasbrander geïnstalleerd. De wkk-installatie draait sinds augustus vorig jaar. ‘Het co2-voordeel kun je niet meten, maar wel meetbaar is de daling van de warmtekost met zo’n 10 procent, en de goedkopere elektriciteit. Ik zou het iedereen aanraden. Als tuinder alleen sta je echter niet sterk genoeg volgens mij. Zelfs Cummins heeft maar een afnemer voor de elektriciteit gevonden omdat ze van plan waren nog verschillende installaties te zetten.’ D

14

Landgenoten Herfst 2006

Meer weten? Neem contact op met Marc Moons: Innovatiesteunpunt, Postbus 40, 3000 Leuven, tel. 016 28 61 25, marc.moons@innovatiesteunpunt.be

vlif: ook steun voor groene energie Wie investeert in een wkk-installatie op aardgas kan sinds dit voorjaar rekenen op 40 procent vlif-steun. Ook andere toepassingen van groene energie, zoals zonnepanelen of vergisting, komen nu in aanmerking voor vlif-steun. Bovendien gebeuren er een aantal wijzigingen aan het reglement waardoor ook grotere tuinbouwbedrijven voor vlif-steun in aanmerking kunnen komen. Zo wordt vanaf 1 januari 2007 het maximaal subsidiabel plafond opgetrokken in functie van het aantal beherende vennoten en vervalt de maximumdrempel van 10 personeelsleden.


VAKWERK – GROENE ENERGIE

‘Vergisting past in de boerenpraktijk’ Biogas uit anaerobe vergisting, het klinkt nog wat vreemd, maar eigenlijk sluit het verrassend goed aan bij de boerenpraktijk. ‘Een vergistingsinstallatie kun je vergelijken met de spijsvertering van een koe,’ zegt Guido Sentobin, zaakvoerder van Senergho. Dat vraagt om een woordje uitleg.

E

Bruno Mattheeuws (Biogas-E) en Guido Sentobin (Senergho) tussen de zes meter hoge vergistingstanks van de bogasinstallatie.

en vergistingsinstallatie bestaat uit een of meer vergistingstanks waarin organisch materiaal wordt gemixt en op temperatuur gehouden, in een zuurstofarme of anaerobe omgeving. Bacteriën brengen de biomassa aan het gisten en daarbij ontstaat biogas. Dat kan als

Guido Sentobin en Marleen Cool runnen samen een gesloten varkensbedrijf met liefst 680 zeugen en 7000 vleesvarkens, een veevoederbedrijf en een transportbedrijf. ‘Net als de veevoederproductie en de transporttak vloeit de vergistingsinstallatie voort uit ons varkensbedrijf,’ zegt Guido

brandstof dienen, bijvoorbeeld voor een warmtekrachtkoppelingsinstallatie. Het restproduct van de vergisting, het digestaat, kun je meteen gebruiken als bodemverbeteraar of verder verwerken. Een van de troeven van dat digestaat is dat de stikstof erin beter opneembaar is voor de planten.

Sentobin. ‘We zochten een oplossing om te voldoen aan onze verwer‘Het eindproduct kingsplicht, maar omwordt afgezet in dat we zelf veevoeder produceren, zag men Frankrijk.’ ons nergens graag komen. En eigenlijk zijn we ook het liefst onafhankelijk.’ Na een jarenlange zoektocht bleek een vergistingsinstallatie met wkk een haalbare kaart.

Onafhankelijk. Op dit moment zijn er op Vlaamse boerderijen twee vergistingsinstallaties operationeel en een drietal in opbouw, meestal met het oog op mestverwerking. Zo ook bij de familie Sentobin in Hooglede. Daar komt een vergistings- en mestverwerkingsinstallatie voor 24.000 ton biomassa.

Twee vergistingstanks – 6 meter hoog en 16 meter diameter – zijn intussen klaar voor gebruik. ‘We mogen mest vergisten en 15 procent copro-

ducten – plantaardige afvalstoffen.’ In de tanks wordt het mengsel op een temperatuur van 37 graden gehouden. 400 gezinnen. In de aanpalende loods staat de wkk-installatie, met een Perkinsmotor van 373 kW(e). De opgewekte warmte zal worden gebruikt voor de mestverwerkingsinstallatie: de mest wordt gedroogd volgens het fap-systeem en gecomposteerd. Het eindproduct wordt afgezet in Frankrijk. Naast warmte produceert de wkk per jaar 2400 mwh elektriciteit, genoeg voor een kleine 400 gezinnen. Dertig procent van de elektriciteit wordt echter door de installatie gebruikt. De rest wordt op het net gebracht. De hele installatie betekent voor de Sentobins een grote investering. De inkomsten komen ten eerste uit de verkoop van groenestroomcer- >>>

15


VAKWERK – GROENE ENERGIE

In de vergistings- en mestverwerkingsinstallatie van Senergho kan jaarlijks 24.000 ton biomassa, hoofdzakelijk varkensmest, worden verwerkt.

tificaten, die worden verkregen voor de productie van groene stroom, ten tweede uit de wkk-certificaten die worden verkregen omdat de warmte wordt benut ‘Het is een en ten derde uit de verkoop van systeem dat de elektriciteit zelf. ‘En natuur- je net als lijk sparen we ook de mestboe- rantsoen­ tes uit.’

berekening moet leren kennen.’

Utopie? Is zo’n vergistingsinstallatie geen utopie voor een kleiner bedrijf? ‘Nee,’ zegt Bruno Mattheeuws, van Biogas-E vzw, die begeleiding biedt aan toekomstige vergisters. ‘Het moet niet noodzakelijk een groot, maar vooral een gezond bedrijf zijn met een bedrijfsleider die weet wat hij doet. Grote bedrijven profiteren natuurlijk van de schaalvoordelen.’ Ook voor vergistingsinstallaties is vlif-steun mogelijk. De familie Sentobin is bij de eersten in Vlaanderen die met vergisting op boerderijniveau starten, maar ze hebben er het volste vertrouwen in. ‘We hebben in het buitenland al zoveel installaties gezien. In Duitsland staan er al bijna 3000.’ ‘Vergisting sluit heel dicht aan bij de boerenpraktijk,’ benadrukt Bruno Mattheeuws. ‘Het is een systeem dat je moet opbouwen en leren kennen.’ Guido Sentobin vergelijkt het graag met de rantsoenberekening van een koe. ‘Na een tijdje krijg je daar feeling voor en moet je niet meer gaan afwegen tot op de gram.’ D

16

Landgenoten Herfst 2006

Meer informatie over vergisting? Biogas-e, Graaf Karel de Goedelaan 5, 8500 Kortrijk T 056 24 12 63, info@biogas-e.be www.biogas-e.be

Profiteer van de zon Fotovoltaïsche panelen zetten zonne-energie om in elektriciteit. Bedrijven met een hoge elektriciteitsvraag, voor koelinstallaties bijvoorbeeld, kunnen zo hun eigen elektriciteit opwekken. De terugverdientijd bedraagt 7 à 8 jaar. Het elektriciteitsnet fungeert enkel als een soort buffer: als je meer produceert dan je gebruikt, draait de elektriciteitsmeter terug. Verbruik je meer, dan koop je gewoon elektriciteit aan. Voor de opgewekte stroom krijg je groenestroomcertificaten, die je te gelde kunt maken. Bij melkveehouder Rudy Bayens in Ternat staan sinds april fotovoltaïsche zonnepanelen op de daken – zo’n 80 m2. ‘We hadden berekend dat we per jaar 9000 kilowatt konden produceren, maar na drie maanden zat ik al bijna aan de helft. Ik ben dus heel tevreden. We produceren voor eigen gebruik: een doorsnee melkveebedrijf verbruikt genoeg elektriciteit om dat op een rendabele manier te doen.’ Rudy Bayens heeft gewacht tot de 30 procent vlif-steun erdoor was. ‘Zonder zou de terugverdientijd meer dan 10 jaar zijn

geweest.’ Rudy Bayens begint overigens in het najaar met de bouw van een vergistingsinstallatie waarin onder meer energiemaïs zal worden vergist, met een WKK-motor van 200 kilowatt. Een heel ander verhaal zijn zonneboilers, waarmee water kan worden opgewarmd. Er zijn verschillende types. Een vlakkeplaatcollector volstaat voor vloerverwarming in serres of stallen of bij brijbereiding voor kalveren. Vacuümcollectors hebben een hoger rendement bij hogere watertemperaturen, bijvoorbeeld voor de reiniging van de melkmachine op melkveebedrijven. Maar zijn ze rendabel? Kelly Mermuys van Proclam: ‘Wij hebben de berekening gedaan voor een zonneboiler op een melkveebedrijf. De terugverdientijd was 12 jaar. In optimale omstandigheden kan het lager zijn, en naarmate de energieprijzen stijgen, wordt het ook voordeliger.’ Meer weten? Neem contact op met Kelly Mermuys van Proclam: Ieperseweg 87, 8800 Beitem, tel. 051 27 33 81, kelly.mermuys@westvlaanderen.be


Koolzaad

‘de beste keuze die ik had kunnen maken’ Varkenshouder Jan Vanhumbeeck zet sinds dit jaar stevig in op koolzaad: hij zaaide en oogstte het op maar liefst tien van zijn vijftig hectare akkerland. Daarnaast investeerde hij in een pers- en filter­ installatie, zodat hij de olie aan particulieren kan verkopen.

H

oewel er in de sector nog heel wat koudwatervrees blijkt te bestaan – het Vlaamse koolzaadareaal zou maar 800 hectare bedragen – koos Jan Vanhumbeeck uit Bierbeek resoluut voor de nieuwe energieteelt: hij zaaide meteen een vijfde van zijn zandleemgrond met koolzaad in. ‘De beste keuze die ik had kunnen maken,’ zegt hij. ‘Ik heb geen kunstmest uitgereden en niets tegen onkruid moeten spuiten. Terwijl je de opbrengst in kilo’s kunt vergelijken met de helft van wat je aan tarwe ophaalt.’ Tanken bij boer Jan. Afgaande op de huidige marktprijzen van 230 tot 240 euro per ton koolzaad, zullen maar weinigen zich ‘In kilo’s kun je hun koolzaadexperiment beklagen. Bovendien is er de opbrengst na heel wat gepalaver toch vergelijken

een akkoord bereikt over de met de helft accijnsvrijstelling voor zelfvan tarwe.’ geperste olie van eigen teelt. Geen minuut te vroeg voor Jan Vanhumbeeck, die zich voor zowat 10.000 euro en met 30 procent vlifsteun een kleine pers- en filterinstallatie aanschafte. Per dag produceert hij daarmee, uit 150 kilogram koolzaad, zowat 50 liter olie die hij aan particuliere autobestuurders verkoopt. Naast 2000 liter die hij voor eigen gebruik heeft ingecalculeerd, wil Jan zowat 10.000 liter aan de man

brengen. Jan: ‘Zoals het nu loopt, wordt dat geen enkel probleem. Ik vraag 75 eurocent per liter, wat een mooie marge is tegenover gangbare diesel. Toch trekt vooral het milieuaspect mijn klanten over de streep. Er heeft ook eens een transportbedrijf geïnformeerd, maar die zagen het veel te groot voor mij. Voor gewone burgers zijn er waarschijnlijk nog iets te weinig tankstations.

Jan Van Humbeeck produceert per dag zo’n 50 liter koolzaadolie die hij aan particuliere autobestuurders verkoopt.

Al haal je het er vrij snel uit: wie een beetje handig is, betaalt maar 800 euro om zijn wagen aan te passen.’ Perskoek en papieren. Een extra voordeel voor Jan is dat hij zijn bedrijfsrendement nog opdrijft door de perskoek in zijn varkensvoeder te verwerken. ‘Eigenlijk is er maar één belangrijk probleem,’ zegt Jan. ‘Op administratief vlak blijven er veel onduidelijkheden. Van de landbouwadministratie heb ik de toelating om olie te verkopen. Maar het is onduidelijk of ik nu wel of niet een vergunning als pomphouder nodig heb. Ik probeer al het nodige te

doen, maar het is toch niet omdat niemand mij kan helpen dat ik bij de pakken moet blijven zitten?’ D

Meer weten over koolzaad? Bestel de brochure ‘Koolzaadolie verkopen als brandstof. Hoe begin ik er aan?’ via tel. 02 553 15 56, of download ze op www.vlaanderen.be/landbouw/downloads/ koolzaadolie.pdf

17


‘Hoe dicht staan

schol

Melkveehouder Ivo Caeyers op bezoek in de landbouwschool van Geel waar hij 35 jaar geleden afstudeerde.

Nu het nieuwe schooljaar goed en wel op gang gekomen is, trok onze gelegenheidsreporter naar de landbouwschool in Geel. Melkveehouder Ivo Caeyers vroeg aan adjunct-directeur Kristien Boonen of het onderwijs er de voorbije jaren in de goede richting evolueerde. Van praktijkgerichtheid tot levenslessen. Ivo Caeyers: Drie jaar geleden behaalde mijn zoon hier zijn diploma, terwijl ikzelf 35 jaar geleden afstudeerde. Wat zijn de belangrijkste veranderingen sindsdien? Zorgt de daling naar minder, maar grotere landbouwbedrijven voor een terugval in het leerlingenaantal? Kristien Boonen: Integendeel, dertig jaar geleden schommelde het leerlingenaantal rond de honderd. Vandaag hebben we 330 leerlingen. Ik moet wel toegeven dat die groei volledig aan de nieuwe afdeling Dierenzorg te danken is. Maar in de echte landbouwrichtingen schommelt het aantal ook nog altijd rond de honderd. Op inhoudelijk vlak is er volgens mij niet zo heel veel veranderd. De structuur van de vakken is vernieuwd. Nu werken we met thematische blokken: dier- en leefmilieu en

18

Landgenoten Herfst 2006

plant- en groeimilieu. Maar wat alle vakken samen vertellen, zal in grote lijnen nog hetzelfde zijn. Als leerling wil je graag zo dicht mogelijk bij de praktijk betrokken worden. Hoe vertrouwd zijn leerkrachten met de moderne landbouwstiel en hoeveel praktijkuren staan er op jullie programma? De meeste van onze leerkrachten zijn afkomstig uit een landbouwfamilie. En als ik niemand over het hoofd zie, is er één leerkracht die het lesgeven met een eigen bedrijf combineert. Dat is inder‘Veel hangt af van daad niet zo heel veel, de deskundigheid maar als landbouwen gedrevenheid leerkracht volg je de van leerkrachten.’ veranderingen in de

sector sowieso op de voet. Daar hoef je geen eigen bedrijf voor te hebben. Wie veel praktijkuren wil, is in het beroepsonderwijs het best af. Onze beroepsleerlingen werken vanaf het vijfde jaar één dag per week op een bedrijf mee. In de technische richtingen daarentegen, blijft de praktijk beperkt tot een driedaags project in het vierde, een week stage in het vijfde en twee weken in het zesde jaar. Maar daarnaast hebben de leerlingen per week ook nog een halve dag praktijkles in groep. Daarvoor wijken we uit naar het provinciaal voorlichtingscentrum de Hooibeekhoeve of naar bedrijven in de buurt. De landbouw is een sector die continu verandert. Slagen jullie er wel in om de leerlingen op het vlak van technologie en machines met de laatste technieken te laten kennismaken? Op dat vlak hebben we in Geel een bevoorrechte positie. We werken nauw samen met het Hoger Instituut der Kempen (hik), dat over een uitgebreid machinepark beschikt. Voor fabrikanten is het niet oninteressant om hogeschoolstudenten met hun machines te laten kennismaken. Daardoor kunnen ook onze leerlingen met de meest recente tractoren of melkmachines leren werken. Verder loopt de


Reporter te velde

len bij de landbouwpraktijk?’ Hooibeekhoeve ook zeker niet achter op een doorsnee melkveebedrijf. Sinds vorig schooljaar is daar zelfs een volautomatische melkrobot geïnstalleerd. En we bezoeken natuurlijk ook geregeld interessante bedrijven in de buurt. Is het niet moeilijk om jullie lesinhoud voortdurend aan te passen aan nieuwe technieken of nieuwe wetgeving? Dat valt wel mee. Het secundair onderwijs is niet zo gespecialiseerd dat iedere techniek tot in de details gekend moet zijn. Op het vlak van wetgeving verandert er nog het meest. Vooral de veiligheidsvoorschriften zijn erg verscherpt. Zo bieden we naast de lessen ook de mogelijkheid aan om het veiligheidsattest te behalen. En binnenkort gaan we ook een bijkomende cursus voor het trekkersrijbewijs organiseren. Maar ook als school worden we met striktere veiligheidsnormen geconfronteerd. Weet je dat we sinds kort van al onze stagebedrijven een risicoanalyse moeten opstellen? Alsof we nog niet genoeg papierwerk hebben. Het is een troost dat ook jullie met een papiermolen kampen. Het trekkersrijbewijs vind ik trouwens geen slecht idee: de tractoren van vandaag zijn niet meer te vergelijken met die van vroeger. In mijn tijd waren ook nog negen op de tien leerlingen van landbouwafkomst. Waarschijnlijk is dat vandaag heel wat minder, en stromen er tegelijk veel minder naar de sector door? Vandaag is ongeveer de helft van onze landbouwleerlingen uit de sector afkomstig. Dat is inderdaad een opmerkelijke daling. Hoeveel er uiteindelijk in de sector belanden, kan ik maar moeilijk inschatten. Het is vandaag zeker niet makkelijk om een bedrijf over te nemen. Vroeger had je een gezonde situatie waarbij ouderlijke bedrijven konden uitbreiden om er een inkomen bij te creëren. Maar vandaag komt er zo veel bij kijken, dat je echt al geluk moet hebben dat er zich kansen voordoen.

En waar er kansen zijn, moeten de kinderen het ook zien zitten. Mijn zoon heeft na de landbouwschool voor interieurarchitect gestudeerd, maar de kans is reëel dat een van mijn dochters ooit de stap wel waagt. Wat me voorts bijblijft over de landbouwschool, is het eigen karakter, die typische samenhorigheid. Is dat nog altijd zo? Je voelt in de landbouwrichting nog altijd die speciale sfeer. Wat dat precies is, is moeilijk te omschrijven. Maar je proeft echt de landbouwcultuur, dat typisch landelijke. Ik hoor bijvoorbeeld vaak dat onze school een huiselijk karakter heeft. En bij de leerlingen onderling ‘Proef je op school voel je ook een aparte band met elkaar: een nog die typische landbouwsfeer?’ soort lotgenootschap. We vinden het heel belangrijk om die eigenheid te bewaren, ook als we over vijf jaar fuseren met het Sint-Jozefsinstituut.

Maar ik heb nog een opmerking die voor alle scholen geldt. Waarom wordt er in het onderwijs niet meer aandacht besteed aan levenslessen, zoals de omgang met je partner, het leren discussiëren met argumenten, enzovoort? Goh, ik denk dat die thema’s heel leeftijdsgebonden zijn. Toen ik in het secundair zat, was ik daar ook niet echt mee bezig. We doen op school natuurlijk wel aan attitudevorming en sommige leerkrachten slagen er zeker in om naast de lesinhoud levenswijsheid over te brengen. Maar de thema’s die je noemt, zijn zeker niet de makkelijkste. Wie durft te zeggen dat hij op dat vlak de waarheid in pacht heeft?

‘Waarom leer je bijvoorbeeld niets over de omgang met je partner?’

We zijn nooit te oud om te leren. Bedankt voor het gesprek. D

Persoonlijk vind ik dat er heel veel afhangt van de deskundigheid en de gedrevenheid van de leraars.

‘Land- en tuinbouwonderwijs vraagt specifieke aanpak’ Rond deze periode start het kabinet-Leterme gesprekken met minister van onderwijs Frank Vandenbroucke om het secundair landbouwonderwijs te hervormen. ‘Het resultaat daarvan is moeilijk in te schatten’, zegt Joris Relaes, kabinetschef landbouw. ‘Er zijn in elk geval een aantal knelpunten.’ Net als in andere takken van het nijverheidsonderwijs vraagt land- en tuinbouwonderwijs grote investeringen. Toch is het landbouwonderwijs een buitenbeentje. Relaes: ‘De regelingen, bijvoorbeeld voor de aankoop van machines, worden op maat van de nijverheidsscholen gesneden. Het landbouwonderwijs werkt echter ook met grote oppervlakten grond en met levend materiaal. Dat kost niet alleen veel geld, maar vraagt ook permanente opvolging, ook in de vakanties. Het landbouwonderwijs heeft dus nood aan een specifieke aanpak.’ Voorts is het belangrijk dat het landbouwonderwijs kan meegaan in de innovaties die plaatsvinden in de sector. In andere economische sectoren zien we op dat vlak samenwerkingen tussen grote bedrijven en scholen. Relaes: ‘Dat ligt in de land- en tuinbouw veel moeilijker. Daar zijn geen bedrijven van het kaliber van pakweg basf. Maar we willen wel nagaan hoe er nog meer kan worden samengewerkt met bestaande bedrijven.’

19


Dirk Mouton houdt koeien en schapen, Nic Balthazar is een overtuigd vegetariër, en toch liggen hun standpunten niet zo ver uiteen.

‘Vlees of geen vlees, je moet toch oo Nic Balthazar is een bekende Vlaming met een missie. Naast zijn televisiewerk voor Vlaanderen Vakantieland en de voorbereidingen voor zijn eerste langspeelfilm, laat hij zich geregeld als boegbeeld voor biologisch en vegetarisch voedsel opvoeren. We confronteerden de Gentenaar met de eigenzinnige kijk van bioboer Dirk Mouton uit Lovendegem, die niet alleen melkvee maar ook 25 schapen houdt.

20

Landgenoten Herfst 2006

‘Aha de man van de films op Canvas,’ zegt Dirk Mouton als hij Nic Balthazar de hand schudt. Terwijl ook boerin Ria het gezelschap vervoegt, polsen we hoe vertrouwd de tv-maker met de sector is. ‘Eigenlijk ben ik een typische wijsneus die van buitenaf kritiek levert,’ bekent Nic. ‘Ik kan geen koe melken. Maar ik heb veel bewondering voor de bezieling van boeren en voor de manier waarop jullie met de seizoenen leven. Je hebt natuurlijk landbouw in alle maten en gewichten. Vooral boeren die niet in het straatje zitten van alsmaar meer investeren en produceren, lijken me heel gelukkige mensen.’ Dierenleed op tafel. Op weg naar de stallen, vraagt Dirk aan zijn gast of er een bijzondere reden is waarom hij geen vlees meer eet. Nic Balthazar: ‘Ik heb het vooral moeilijk met het dierenleed dat door de massaproductie wordt veroorzaakt. Terwijl je als mens geen vlees nodig hebt: ik ben minstens

‘Ik mag er niet aan denken dat de Chinezen evenveel vlees gaan eten als wij.’


BUITENLANDER

even gezond als toen ik nog vlees at. Daarnaast zorgt de vleesproductie voor een overbelasting van onze planeet. Je mag er toch niet aan denken dat alle Chinezen straks evenveel vlees gaan eten als wij? Nog meer intensieve veehouderij betekent nog meer mestproductie. En Einstein zei al dat we zonder vleesproductie onze planeet zeven keer zouden kunnen voeden…’

‘Zolang je voedsel maar uit eigen streek komt.’

Als Nic Balthazar even pauzeert, pikt onze gastheer eindelijk in op diens relaas. ‘Ik weet dat ik in de sector een buitenbeentje ben, maar ik heb weinig problemen met je redenering,’ horen we. ‘Bij ons komt er wel vlees op tafel, maar voor mij doet iedereen wat hij wil. Er loopt inderdaad wel wat verkeerd in de intensieve veehouderij. En vlees of geen vlees, je moet toch ook eten? Zolang je maar voedsel eet dat door Vlaamse boeren is geproduceerd, heb ik

ok eten?’ geen fundamentele bezwaren met wat je zegt. Als de consument dat wil, zullen wij ons wel aan de markt aanpassen.’ Normen en vrouwelijke nuance. Dirk gaat zelfs nog een stap verder: ‘Op het vlak van dierenwelzijn heb ik echt geen probleem met strengere normen,’ horen we hem zeggen. ‘Als alle boeren met dezelfde wetgeving geconfronteerd worden en als we ruim genoeg op voorhand weten waar we voor een aantal jaar aan toe zijn, dan zie ik niet wat het probleem is. De buitenwereld moet beseffen dat dieren geen mensen zijn, maar ik durf te zeggen dat we nog niet precies weten wat een dier wel en niet beseft. Ik heb bijvoorbeeld echt medelijden met

koeien die tot acht dagen roepen nadat ik hun kalfjes heb weggehaald.’ ‘Vergeet niet dat je zelf een gespecialiseerd varkensbe-

‘Als consument stem je iedere dag met je portefeuille.’

drijf hebt uitgebaat.’ Dirks vrouw Ria mengt zich in het gesprek. ‘Tot onze varkens in 1994 preventief werden geruimd in het kader van de varkenspest, dachten wij ook helemaal anders. Sindsdien zijn we beginnen na te denken en in 1998 hebben we de omschakeling naar bio gemaakt. Vandaag zijn we heel tevreden over die keuze, maar hoelang heb je niet getwijfeld of het wel haalbaar zou zijn en of je niet hele dagen zou moeten schoffelen? Trouwens, je kunt nog altijd geen legkippen of melkvee fokken zonder dat er haantjes en stiertjes worden geboren. Wat moet je daar anders mee doen, behalve ze opeten?’ De stem van de consument. Nadat Dirk ons trots zijn ingestrooide potstal heeft getoond, vragen we aan Nic Balthazar waarom hij resoluut voor bio kiest, terwijl volgens critici nog niet echt bewezen is dat het gezonder is. Twee vlammende ogen kijken ons aan: ‘Hoelang duurde het vooraleer men bewees dat sigaretten schadelijk zijn? Komaan, het is toch duidelijk dat bio niet alleen voor de consument, maar voor de hele planeet gezonder is. Het is zo makkelijk om jezelf wijs te maken dat je als individu niets aan het systeem kunt veranderen. Maar al wie zijn verantwoordelijkheid niet neemt, is medeplichtig. Als consument ‘Streekeigen stem je iedere dag met je producten zijn portefeuille. En if you give even belangrijk peanuts, you get monkeys.’

als bio.’

Waarna Dirk erop wijst dat de meerprijs van bio op het niveau van de boer zelfs maar vijf eurocent per liter melk bedraagt. ‘Dat betekent dat we de consument dringend moeten

heropvoeden,’ besluit Nic Balthazar. ‘Ik las dat Vlamingen gemiddeld 25.000 euro uitgeven voor een nieuwe wagen. Dan moeten we die consument toch ook zo ver krijgen dat hij iets meer voor een ei betaalt? Voor mij mogen er best subsidies naar de landbouw gaan – theater en film worden ook on-

‘Ik heb veel bewondering voor de bezieling van boeren en voor de manier waarop jullie met de seizoenen leven.’

dersteund. Maar ik vind dat er best mag tegenoverstaan dat het voedsel in alle opzichten goed geproduceerd moet zijn. Daarbij vind ik streekeigen producten overigens even belangrijk als bio, want het blijkt alsmaar duidelijker dat de milieu-impact van het transport gigantisch oploopt.’ D

Boerderij De Zwaluw 35 melkkoeien (en 35 stuks jongvee) ± 40 hectare voedergewassen 50 legkippen met vrije uitloop 25 schapen thuisverkoop van zuivel en verkoop via voedselteams

21


OUDE KOEIEN

Collectie Trefois, Ugent Alles onder één dak: typisch voor armere streken.

Collectie Trefois, Ugent De gotische Ter Doest-schuur in Lissewege

© Collectie Trefois, Ugent

Elke hoeve zijn verhaal

Willem Driessen, Sint-Truiden Een vakwerkschuur uit Zuid-Limburg.

22

Landgenoten Herfst 2006


Collectie Trefois, Ugent Getuige van een hard bestaan: een vissershoeve.

Een boerderij is altijd al in de eerste plaats een functioneel gebouw geweest. Waar dat vroeger tot echte pareltjes leidde, is het resultaat vandaag de dag vooral betonnen eenheidsworst. Vroeger speelden daarentegen vele factoren mee, zoals bodem, landschap en zelfs sociale status.

H

istorisch gezien vinden we in Vlaanderen de grootste boerderijen terug in de vruchtbaarste streken. Een boer in de Kempen mocht nog zo hard proberen, van de oogsten en veestapels van de rijke hofsteden in pakweg Haspengouw kon hij – tot de komst van de kunstmest – alleen maar dromen. Rationeel ingedeeld. Landschap en topografie zijn eveneens belangrijke factoren. Een beek of een vijver, een bos voor brandhout of een verbindingsweg, het speelde allemaal mee bij de inplanting. In de polders

Collectie Trefois, Ugent Kasteelhoeve

werden boerderijen om evidente redenen op hogerge-

uit een aantal – weliswaar kleinere – gebouwen in los

legen plaatsen, terpen, gebouwd.

U-verband. De eenvoudigere boerderijen zijn van het langgeveltype dat in heel Vlaanderen voorkomt.

De indeling van de woon- en bedrijfsgebouwen is altijd rationeel geweest. In een goede schikking kon de boer alles goed in de gaten houden, terwijl ook de afstand tussen de gebouwen zo kort mogelijk was. Een schikking rond een centrale binnenkoer was vaak de beste oplossing. Stille getuigen. In de polders begonnen eerst kloosterorden en later rijke burgers land in te dijken. De gotische Ter Doest-schuur in Lissewege en het romaanse Hoe verder Ten Bogaerde in Koksijde zuidwaarts, zijn stille getuigen van de hoe groter de middeleeuwse kloostervierkantshoeves. boerderijen. Heel typisch voor de streek zijn ook de polderboerderijen die met hun witte muren, rode daken en karakteristiek poortgebouw oprijzen uit het vlakke land. Aan de kust getuigen enkele overgebleven vissershoevetjes van een ander, harder bestaan: dat van visser-boer. Landinwaarts in het Meetjesland en het Waasland slaagden de boeren er in de loop der tijden in de vrij arme grond vruchtbaarder te maken. Ze legden zich toe op intensieve voeder- en handelsgewassen zoals vlas of rapen. Net als de polderhoeve bestaan de hoeves er

Van schamel tot praal. In de Kempen en het Hageland moesten de boeren nog harder labeuren om zich staande te houden. Heel typisch voor armere streken is het principe alles onder één dak, van woon- en bedrijfsruimten tot stallingen. De voorgevel is naar het zuiden gericht om maximaal de zonnewarmte te benutten. De stal bevindt zich naast het woongedeelte: de dieren kunnen vanuit de keuken worden gevoederd. In de Kempen vinden we echter ook twee- en driebeukige boerderijen terug, veelal abdijhoeves. In Midden-België – Brabant en Haspengouw in Vlaanderen – vinden we de vruchtbaarste grond van België. Erg typisch zijn de Zuid-Limburgse vakwerkboerderijen, met een eiken of essenhouten skelet opgevuld met lemen of bakstenen wanden. Al vanaf de zestiende eeuw kwamen er in de leemstreek gesloten stenen hoeves voor, die minder vatbaar waren voor brand en tegelijk bescherming boden tegen plunderende legertroepen. Hoe verder zuidwaarts, hoe groter de vierkantshoeves. In die welvarende boerderijen werd ook aan decoratieve elementen gedacht: ambachtslui verfraaiden de gebouwen met speklagen, friezen, trapgevels, enzovoort. Een groter contrast met de loodsen en stallen van vandaag is bijna niet denkbaar. D

23


Bouwen

Geïnspireerd op de bestaande schuur uit de jaren 40, bouwde Frans Leenaerts zijn nieuwe aardappelloods. Let op het pannendak met de wolfseinden, de dakoversteek, de bakstenenen afwerking en de houten panelen die de overgang maken tussen de pannen en de betonwanden.

De nieuwe aardappelloods van Frans Leenaerts in Sint-Laureins rijd je niet zomaar voorbij. Frans wilde een loods die niet vloekte met het landschap en de bestaande gebouwen. Als het aan de provincie Oost-Vlaanderen ligt, komt er weer meer aandacht voor harmonie en esthetiek in de agrarische architectuur.

24

Landgenoten Herfst 2006 Herfst 2006

I

n de provincies Oost- en West-Vlaanderen loopt drie jaar lang het project ‘Boeren bouwen aan het landschap’. Een van de drie aandachtspunten is de agrarische architectuur. ‘Op het platteland is de architectuur erg bepalend voor het landschap,’ zegt Luc Vande Ryse die bij de provincie Oost-Vlaanderen verantwoordelijk is voor het project. ‘Waar er vroe-

ger karaktervolle boerderijen werden gebouwd, zie je nu vooral grote losstaande gebouwen oprijzen, die vaak sterk contrasteren met de omgeving. Er wordt de laatste decennia vooral functioneel en bedrijfseconomisch gedacht. Met het project willen we ook de esthetiek en harmonie met het landschap op de voorgrond brengen.’ Advies van experten. Zeven landbouwers hebben intussen een beroep gedaan op de provincie Oost-Vlaanderen voor uitgebreid advies en begeleiding bij hun bouwplannen. Luc Vande Ryse: ‘In een eerste contact geven we tips en advies mee. Als de bouwheer en de architect nog een stap verder

willen gaan, leggen we de plannen voor aan een stuurgroep van experten, die gedetailleerd hun visie en advies geven. Met de bedrijfsorganisatie als uitgangspunt kijken we daarbij naar de inplanting en de oriëntatie van de gebouwen, maar ook naar de vormgeving, het materiaal- en het kleurgebruik. Aansluitend maken we een beplantingsplan met landschapseigen groen op.’ De landbouwer is natuurlijk vrij om het advies te volgen of niet. Een van die zeven landbouwers is Frans Leenaerts. Als uitbreiding van zijn varkensbedrijf in Meerle (Hoogstraten), kocht hij eind jaren 90 het historische Torenhof, een groot akkerbouwbedrijf in de polders van Waterland-Oudeman. Het oude woonhuis en enkele kleinere bedrijfsgebouwen waren niet meer in te passen in de moderne bedrijfsvoering. Ze worden vervangen door een nieuwe woning en nieuwe bedrijfsgebouwen. Een monumentale bakstenen schuur met wolfsdak uit 1945 bleef behouden. ‘Vooral de metalen dakconstructie van


UIT DE PROVINCIE

aan het landschap de schuur is bijzonder,’ zegt Frans Leenaerts. ‘Het was een van de eerste schuren van dat type.’

Paradijs. Voor de nieuwe gebouwen wilde Frans Leenaerts iets bouwen dat paste in het landschap en aansloot bij de bestaande schuur. ‘Het bedrijf ligt in een prachtig land­­bouwgebied, een echt paradijs voor een landbouwer, met goede grond, grote akkers, noem maar op. ‘De landbouwer De nieuwe gebouwen zulblijft natuurlijk len hier misschien 200 jaar staan en ik zou het onvervrij om het geeflijk vinden om in dit advies te mooie landschap een gevolgen of niet.’ wone betonnen schuur te zetten. Ik wil best wel iets terugdoen omdat ik hier mag wonen en werken.’

kenen om de vergunning te bekomen. Architecten en bouwfirma’s hebben ook hun verantwoordelijkheid ten opzichte van het landschap. Maar langs de andere kant is het begrijpelijk: er was in het recente verleden in de sector geen vraag naar landschappelijke inpassing.’

beperkte meerkost kan een gebouw al beter worden ingepast in het landschap dan vandaag het geval is,’ zegt Luc Vande Ryse. ‘Het betekent trouwens een blijvende meerwaarde voor het hele bedrijf.’

Frans is ervan overtuigd dat heel wat landbouwers wel mooiere gebouwen willen. ‘Ik kan niet geloven Niet wegstoppen. Frans was al met de bouw gestart, toen Luc Vande Ryse hem aansprak en informeerde over het project. ‘Frans was wel al heel goed bezig,’ zegt Vande Ryse. In de constructie gebruikte hij een aantal principes om de schuur visueel te verkleinen: het wolfsdak met de twee afgeplatte zijden, de dakoversteek die de zijwanden verkleint en de poorten die in het dak zijn ingewerkt, zodat het dak kan worden verlaagd. Om de loods te laten aansluiten bij het bestaande gebouw, ging Frans wel heel ver. Zo koos hij voor een pannendak, net als bij de bestaande schuur. De metalen constructie aan de buitenkant werd ingemetseld met baksteen. Luc Vande Ryse: ‘Het is niet de bedoeling om alle beton weg te stoppen: het mag herkenbaar blijven als nieuw gebouw.’ Houten panelen maken het contrast tussen het pannendak en de betonwanden wat kleiner.

Eerst bouwde Frans een aardappelschuur. Technisch is het een hedendaagse aardappelloods, met betonnen drukwanden, een metalen constructie, ventilatiekanalen enzovoort. In de afwerking week Frans wel af van het gangbare. Makkelijk was dat echter niet. ‘De bouwfirma’s wilden wel mee, maar advies konden ze me niet geven. Ik moest zelf maar uitzoeken wat ik wilde. In de sector wordt al heel lang puur functioneel en economisch gedacht. Je vindt ook geen architect die wil meedenken.’ Luc Vande Ryse kan dat alleen beamen: ‘Eigenlijk kun-

Dezelfde investering. Frans Leenaerts betaalde voor zijn loods een aanzienlijke meerprijs. Dat had

nen de architecten veel meer doen dan alleen te-

hij ervoor over. ‘Ook met dezelfde investering of een

dat de landbouwers die loodsen graag zien. Ze zien gewoon geen alternatief. Kijk eens rond welk inspanningen boeren doen om hun erf te verzorgen en hoeveel prachtige boerderijen er zijn. Met wat steun zouden die mensen volgens mij heel graag ook prachtige loodsen en schuren bouwen.’ D Meer weten? Neem contact op met Luc Vande Ryse van de Provinciale Landbouwkamer voor OostVlaanderen: Gouvernementstraat 1, 9000 Gent, tel. 09 267 86 81

En de niet-agrarische gebouwen? Omdat niet alleen landbouwers gebouwen neerzetten op het platteland, heeft de provincie Oost-Vlaanderen een kwaliteits­ kamer opgericht die advies geeft bij bouw- en infrastructuurprojecten op het platteland. Ook andere bedrijven en zelfs woningen en publieke gebouwen kunnen immers beter worden ingepast in het landschap.

Colofon: Landgenoten is een uitgave van vilt, het Vlaams Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw • Verantwoordelijke uitgever: vilt-voorzitter Dirk Lips • Redactie en realisatie: Jansen & Janssen Uitgeverij, www.jaja.be • Redactieadres: Vilt, Leuvenseplein 4, 1000 Brussel Website: www.vilt.be, e-mail: info@vilt.be •Hoofdredacteur: Griet Lemaire • Redactieraad: Dirk Lips, Koen Symons, Peter Van Bossuyt, Freddy Robberecht, Jan Mosselmans, Hubert Hernalsteen, Bart Vleeschouwers, Guy Depraetere, Nathalie Nicolas, Kristiaan Van Laecke, Didier Huygens, Joris Relaes, Pascal Houbaert, Jan Coessens, Anneleen De Vos, Leen Guffens, Kristof Vandenberghe • De meningen die derden in dit magazine vertolken, vallen buiten de verantwoordelijkheid van vilt.

25


UITGEPRAAT

Welke toekomst voor het witte goud?

Grondwitloof versus watercultuur De witloofsector heeft het de voorbije jaren niet makkelijk gehad. Hydrotelers kampten met lage prijzen, het aantal grondwitlooftelers liep alsmaar verder terug. Welke teeltwijze is vandaag het interessantst voor je bedrijf? Wat zijn de voor- en nadelen voor de toekomst? Raymond Stroeykens, Kampenhout

Jo Merens, Korbeek-Lo

‘Het grote voordeel van de ambachtelijke teelt is dat je met weinig investeringen nog goed je boterham kunt verdienen. Als jonge grondwitloofteler kun je perfect aan de slag met twee à drie hectare witloofgrond en een paar eenvoudige machines. Bovendien heb je de zekerheid dat de vraag naar grondwitloof de komende jaren alleen maar zal toenemen.’

‘Voor hydrocultuur is de investeringskost een aanzienlijk nadeel. Maar voor mij weegt dat lang niet tegen de vele voordelen op. In de hydrocultuur kun je bijna tien keer meer

‘Bij de ambachtelijke witloofteelt spelen de weersomstandigheden inderdaad een grote rol. Maar dat is eigen aan de boerenstiel en je werkt tenminste in de buitenlucht. In de witloofschuur en de koelcel hebben we trouwens voldoende comfort. Natuurlijk is het makkelijker om in je zetel te zitten, maar dat is niet mijn ambitie. Ik werk graag volgens de oude methode. Omdat ik in de zomer toch tijd heb, schoffel ik met plezier mijn onkruid in plaats van te spuiten.’

‘Volgens kenners wordt de smaak van witloof door het ras bepaald en niet door het watergehalte. Daarom geloof ik niet dat hydrocultuur minderwaardig zou zijn. Er is trouwens plaats genoeg voor verschillende marktsegmenten. Toch wil ik er nog op wijzen dat hydrocultuur even milieuvriendelijk is. Bovendien staan de poorten van onze hangar bijna altijd open. We hebben met andere woorden zeker geen gebrek aan buitenlucht.’

‘Het gaat er mij niet om biologisch te werken, maar ik wil wel een ambachtelijk, authentiek product afleveren. Dat is wat meer en meer mensen willen. Daarom vind ik dat de overheid jongeren beter zou moeten ondersteunen om ambachtelijke teelten op te starten. Het zou jammer zijn mochten die oude tradities verdwijnen. En in tegenstelling tot veel andere takken is er nog lang geen risico op overproductie.’

26

Landgenoten Herfst 2006

produceren en ben je veel minder afhankelijk van het weer. Onze marktprijzen liggen al een tijd veel te laag, maar dat je in de hydroteelt het jaar rond kunt leveren, compenseert toch iets.’

‘Door de lage marktprijzen waren er de voorbije jaren ook in de hydrocultuur maar weinig starters. Onze sector kan dus ook wel een duwtje in de rug gebruiken. Gelukkig hadden wij het voordeel dat de installatie al voor een stuk door onze ouders was afgeschreven. In ieder geval kampen alle witlooftelers grotendeels met dezelfde problemen, zoals de extra administratie door de Dimonawetgeving.’ D


27


Boeren van morgen lezen vandaag het nieuws www.vilt.be iedere dag het agrarische nieuws uit Vlaanderen en de rest van de wereld gratis in je mailbox. Meer informatie: tel. o2 553 15 88 Afgiftekantoor Gent X Landgenoten 6 Tijdschrift-kwartaalblad Kwartaal 3, 2006

p509285

België-Belgique 9099 Gent X bc 10292

V. u. Dirk Lips – p.a. Vilt Leuvense plein 4 – 1000 Brussel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.